22 MEI 2019. - [Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de overgangsregeling van de opvangvoorzieningen.] (Opschrift vervangen door ACF2020-09-17/11, art. 29, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2020)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 16-10-2019 en tekstbijwerking tot 18-01-2024)
HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Overgangsbepalingen met betrekking tot het decreet
Art. 2-4
HOOFDSTUK 3. - Inwerkingtreding en overgangsbepalingen van het vergunnings- en subsidiebesluit
Afdeling 1. - Inwerkingtreding van het vergunnings- en subsidiebesluit
Art. 5
Afdeling 2. - Overgangsbepalingen
Art. 6-12, 12/1, 12/2
HOOFDSTUK 4. - Intrekkings- en slotbepalingen
Art. 13-15
BIJLAGE.
Art. N
2003029199 2003029428 2003201722 2004202076 2007029268 2017010611 2019014855
2019042973 2020016453 2020041857 2020043137 2022032932 2022034491 2022040899 2022042658 2023042544 2023045542 2023045546
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. In de zin van dit besluit dient te worden verstaan onder:
1° decreet: het decreet van 21 februari 2019 betreffende de versteviging van de kwaliteit en de toegankelijkheid van de opvang van jonge kinderen in de Franse Gemeenschap;
2° vergunnings- en subsidiebesluit: het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 2 mei 2019 dat de vergunning en subsidiëring regelt van kinderdagverblijven, diensten voor kinderopvang en zelfstandige (mede)onthaalouders;
3° ONE-decreet: decreet van 17 juli 2002 betreffende de hervorming van de Office de la Naissance et de l'Enfance, afgekort "ONE";
4° opvangvoorzieningsbesluit: het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 tot reglementering van de opvangvoorzieningen;
5° besluit ONE-reglement: het besluit van 1 februari 2017 dat het reglement goedkeurt van ONE betreffende de onthaalvergunningen;
6° opleidingsbesluit : het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 5 mei 2004 betreffende de erkenning van de opleiding en kwalificaties van het personeel van de opvangvoorzieningen;
7° overmachtsbesluit: het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 september 2003 betreffende overmacht en uitzonderlijke omstandigheden;
8° vrijstellingsbesluit: het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 19 juni 2003 tot vaststelling van de lijst van categorieën van diensten of instellingen die van een vergunning zijn vrijgesteld;
9° infrastructuurbesluit: het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 19 juli 2007 houdende goedkeuring van de voorwaarden die door de ONE zijn vastgesteld krachtens artikel 18 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 tot reglementering van de opvangvoorzieningen;
10° de bestaande reglementering: alle teksten vermeld in de punten 3° tot en met 9° hierboven.
HOOFDSTUK 2. - Overgangsbepalingen met betrekking tot het decreet
Art.2.[1 Onverminderd artikel 15 van het decreet]1 is artikel 2 van het decreet van toepassing op de inschrijvingsaanvragen die door de ouders vanaf 1 januari 2020 bij de inrichtende machten worden ingediend.
----------
(1)<BFG 2020-09-17/11, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art.3.[1 Onverminderd artikel 15 van het decreet]1 is artikel 6 van het decreet van toepassing op aanvragen om vergunningen die vanaf 1 januari 2020 worden ingediend.
----------
(1)<BFG 2020-09-17/11, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art.4.[1 Onverminderd artikel 15 van het decreet]1 blijven de inrichtende machten die een vergunningsaanvraag bij ONE hebben ingediend of die vóór 1 januari 2020 op grond van de bestaande reglementering zijn erkend, op deze basis gemachtigd.
[1 Onverminderd artikel 15 van het decreet]1 vervangt ONE deze vergunning uiterlijk op 31 december 2022 door een vergunning voor een van de in artikel 3 van het decreet genoemde types opvangvoorziening, overeenkomstig de modaliteiten en procedures van haar beheerscontract.
De nieuwe vergunning stelt een nieuwe onthaalcapaciteit vast overeenkomstig de artikelen 6 tot en met 9 van het vergunnings- en subsidiebesluit.
Indien de inrichtende macht niet in staat is de opvangcapaciteit aan te passen aan de vereisten van de artikelen 6 tot en met 9 van het vergunnings- en subsidiebesluit, wordt de nieuwe opvangcapaciteit vastgesteld overeenkomstig de volgende beginselen:
1° voor een kinderdagverblijf in de zin van artikel 3, 1°, van het decreet, wordt de bestaande capaciteit gelijkgesteld met de capaciteit van de onderste schijf van 7 plaatsen voor de eerste drie plaatsen boven de onderste schijf en met de grotere capaciteit voor de volgende drie plaatsen;
2° voor een onthaalouder, in de zin van artikel 3, 2°, van het decreet, die een vergunning heeft voor een capaciteit van minder dan 4, wordt de capaciteit die op basis van de bestaande regelgeving is toegekend, gehandhaafd.
3° voor een kinderopvangvoorziening in de zin van artikel 3, 3°, van het decreet, wordt de nieuwe capaciteit bepaald door het toekennen van de meest dichtbije schijf van eerstvolgende 36 plaatsen op basis van het aantal onthaalouders met een contract in de zin van het bestaande reglement of in loondienst.
[2 De ONE begeleidt de crèches waarvan de inrichtende macht minstens geniet van de toegankelijkheidssubsidie gelijkgesteld met de hogere capaciteit bedoeld in het vierde lid, 1° in fine, met het oog op het verhogen van de opvangcapaciteit tot de maximaal toegestane capaciteit met inachtneming van de normen bepaald in bijlage 1 van het vergunnings- en subsidiebesluit.]2
----------
(1)<BFG 2020-09-17/11, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(2)<BFG 2023-09-07/27, art. 18, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK 3. - Inwerkingtreding en overgangsbepalingen van het vergunnings- en subsidiebesluit
Afdeling 1. - Inwerkingtreding van het vergunnings- en subsidiebesluit
Art.5. Aan artikel 130 van het vergunnings- en subsidiebesluit worden twee leden toegevoegd met de volgende bewoordingen:
In afwijking van het eerste lid:
- de artikelen 29 en 65 treden in werking op 1 januari 2021;
- de artikelen 50 en 51 treden in werking op 1 januari 2022.
Afdeling 2. - Overgangsbepalingen
Art.6.Er wordt een overgangsperiode ingevoerd tot 1 januari 2026. Tijdens deze periode en zonder afbreuk te doen aan de beginselen van gelijkheid en non-discriminatie, kan ONE op een voor de begunstigden gunstige wijze afwijkingen van de bepalingen van het vergunnings- en subsidiebesluit toestaan om de overgang tussen de bestaande reglementering en het besluit te vergemakkelijken.
Deze afwijkingen zullen na afloop van de in het vorige lid bedoelde overgangsperiode van kracht blijven.
Tijdens de overgangsperiode worden contractuele onthaalouders [1 ...]1, in de zin van artikel 2, 7° van het opvangvoorzieningsbesluit, worden beschouwd als personeel van de kinderopvang zoals bedoeld in artikel 15 van het vergunnings- en subsidiebesluit.
[2 In het geval van geconventioneerd co-onthaal waarvoor voor het eerst vóór 1 januari 2020 een vergunning is verleend, blijft vervanging door een geconventioneerde vrouwelijke onthaalouder bij vertrek van een van de co-onthaalouders tijdens de overgangsperiode mogelijk. De vervanging van de twee lede-onthaalouders door erkende kinderdagverblijven is mogelijk [3 gedurende de tijd die nodig is om het opvangmilieu in overeenstemming te brengen met de vergunningsnormen van een crèche]3.]2
[3 Tot 31 december 2024 mogen de kinderopvangdiensten onthaalpersoneel aanwerven met inachtneming van titel VI van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten voor de organisatie van een nieuw mede-onthaal. Uiterlijk op 30 september 2024 bezorgt de ONE de Regering een evaluatie van deze bepaling. Op basis hiervan beslist de regering of de uitbreiding van deze bepaling wenselijk is. ]3
----------
(1)<BFG 2022-03-31/24, art. 14, 006; Inwerkingtreding : 06-06-2022>
(2)<BFG 2022-03-31/24, art. 15, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(3)<BFG 2023-09-07/27, art. 19, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.7.Voor de toepassing van de artikelen 23, § 2, en 25 van het vergunnings- en subsidiebesluit en onverminderd artikel 130 van dat besluit, geldt het volgende:
- personen die hun diploma bij IFAPME of de KMO-opleiding van COCOF hebben behaald, maar die op het ogenblik van de inwerkingtreding van het vergunnings- en subsidiebesluit nog een opleiding "ondernemer: directeur van een kindertehuis" aan het volgen zijn, worden gelijkgesteld met personen die werkzaam zijn in een kindertehuis of als onthaalouders in de zin van de opvangvoorzieningsbesluit;
[5 ...]5
[5 ...]5
[5 In afwijking van de artikelen 23, § 1, en 25 van het besluit van de regering van de Franse Gemeenschap van 2 mei 2019 tot vaststelling van het stelsel van vergunningen en subsidies voor crèches, kinderopvangdiensten en zelfstandige kinder(mede)onthaalouders, kunnen de aanwervingsprocedures voor opvang- of psycho-medisch-sociaal ondersteunend personeel die vóór 1 september 2022 zijn aangevangen, leiden tot de aanwerving van een houder van een graad of een bekwaamheid die erkend is op grond van de regelgeving die vóór 1 januari 2020 van kracht was, indien deze aanwerving vóór 31 maart 2023 plaatsvindt]5
----------
(1)<BFG 2019-12-20/22, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<BFG 2020-06-18/25, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
(3)<BFG 2020-12-17/35, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(4)<BFG 2022-03-31/24, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(5)<BFG 2022-07-14/17, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.8.De inrichtende machten zoals [1 bedoeld in artikel 4, eerste lid]1 van dit besluit, passen hun opvangovereenkomst aan, uiterlijk op 1 januari 2022, aan het nieuwe model zoals bedoeld in artikel 11 van het vergunnings- en subsidiebesluit.
----------
(1)<BFG 2020-09-17/11, art. 31, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art.9. Uiterlijk op 31/12/2020 stelt ONE de inrichtende machten in kennis van de datum van het eerste exploitatieverslag, bedoeld in artikel 75, § 2, eerste lid, van het vergunnings- en subsidiebesluit van elke opvangvoorziening.
Art.10.[1 § 1. ]1 Personeelsleden die in functie zijn en die een overeenkomst hebben met de inrichtende macht in de zin van het reglement dat van kracht is op het moment van inwerkingtreding [3 van dit besluit]3, worden op dezelfde wijze gelijkgesteld met personeel dat over de basisopleiding beschikt, zoals bedoeld in artikel 60 van het vergunnings- en subsidiebesluit.
ONE zal hen een getuigschrift uitreiken om deze gelijkstelling te rechtvaardigen.
Deze gelijkstelling kan vanaf 1 januari 2020 ook door een houder worden ingeroepen om vanaf 1 januari 2020 een identiek ambt te bekleden in overeenkomstige opvangvoorzieningen volgens het bij dit besluit gevoegde schema.
Deze gelijkstelling kan in het ambt worden uitgebreid tot alle opvangvoorzieningen door deelname aan een [3 validering van de verworven ervaring]3 tijdens de overgangsperiode.
[2 § 2. Wat het directieambt betreft, wordt de in lid 1 bedoelde gelijkstelling uitgebreid tot het personeel dat op 31 december 2021 een overeenkomst met de inrichtende macht heeft.]2
----------
(1)<BFG 2022-03-31/24, art. 17, 006; Inwerkingtreding : 06-06-2022>
(2)<BFG 2022-03-31/24, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 06-06-2022>
(3)<BFG 2022-07-14/17, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.11.§ 1. Gedurende de overgangsperiode zijn titel III en de minimumnormen inzake begeleiding bedoeld in de artikelen 57 tot en met 59 van het vergunnings- en subsidiebesluit, slechts van toepassing wanneer de inrichtende macht van de opvangvoorziening, met inbegrip van de opvangvoorzieningen waarvan de vergunning overeenkomstig artikel 4, § 1, tweede lid, van dit besluit is vervangen, het niveau van de subsidie vermeld in titel III geniet.
Voor kinderdagverblijven met een capaciteit van 14 plaatsen is de begeleidings- en subsidieratio in dezelfde periode vastgesteld op 2,5 VTE's voor personeel voor kinderopvang en 0,5 VTE voor psycho-medisch-sociaal personeel.
Voor andere opvangvoorzieningen blijven de bestaande regels op dit gebied van toepassing.
De overgang naar de in titel III en de artikelen 57 tot en met 59 van het vergunnings- en subsidiebesluit bedoelde normen zal geleidelijk verlopen met inachtneming van de beschikbare begrotingsmiddelen, in overeenstemming met de andere regels die zijn vastgelegd in de beheersovereenkomst van ONE.
Deze nadere regels moeten gebaseerd zijn op een geïndividualiseerde aanpak voor elke opvangvoorziening en in overeenstemming met de financiële realiteit van haar inrichtende macht.
§ 2. Voor de inrichtende machten van opvangvoorzieningen die niet in het kader van titel III van het besluit worden gesubsidieerd, moeten de inrichtende machten uiterlijk aan het einde van de overgangsperiode de bepalingen van [1 de artikelen 57 en 58]1 van het vergunnings- en subsidiebesluit in acht nemen.
§ 3. Artikel 107 van het vergunnings- en subsidiebesluit mag slechts worden toegepast na een simulatie over een periode van één jaar. [1 Wanneer, ondertussen, de gemiddelde financiële bijdrage per dag en per kind bedoeld in de bestaande regelgeving hoger is dan een bedrag bepaald door de "ONE" dat niet hoger mag zijn dan [2 16,92]2, wordt een bijdrage geïnd door de "Office de la Naissance et de l'Enfance" ten laste van het kinderdagverblijf, overeenkomstig de tabel gevoegd bij dit besluit
Er wordt een bedrag afgetrokken van het product van de bijdrage geïnd door de " Office de la Naissance et de l'Enfance " om elk kinderdagverblijf een gemiddelde financiële bijdrage per dag en per kind van [2 16,90]2 te garanderen.[3 Indien er op het einde van deze verrichting nog een saldo overblijft en van de compensatie aan de opvangmilieus voor de uitvoering van artikel 126, § 2, van het vergunnings- en subsidiebesluit in het geval dat de kredieten die vrijkomen bij het wegvallen van de opvangtegemoetkoming bedoeld in artikel 12, tweede lid, ontoereikend zijn, wordt het teruggegeven aan de opvangmilieus door middel van een forfaitaire subsidie, waarvan het bedrag wordt bepaald door de Dienst]3]1
[3 De bedragen bedoeld in deze paragraaf zijn gebonden aan het indexcijfer van de consumptieprijzen ]3
----------
(1)<BFG 2020-09-17/11, art. 32, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<BFG 2023-05-17/02, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(3)<BFG 2023-09-07/25, art. 5,2°, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
(3)<BFG 2023-09-07/25, art. 5,1°, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art.12.
<Opgeheven bij BFG 2023-09-07/25, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art. 12/1.[1 § 1. De opvangvoorzieningen die op 31 december 2019 recht hebben op subsidies op basis van de overdracht van middelen uit het Fonds voor collectieve voorzieningen en diensten, middelen van het Europees Sociaal Fonds, alsmede de onthaalvoorzieningen ("haltes-accueil") die met ONE of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschapscommissie een overeenkomst hebben gesloten, kunnen dit recht op subsidies tot 31 december 2025 behouden.
Uiterlijk op 31 december 2024 informeert de ONE de betrokken inrichtende machten over de nadere regels voor de omzetting van hun recht op de subsidie in subsidies conform het model van bestemming van het opvangmilieu overeenkomstig de normen van Titel III van het besluit van de regering van de Franse Gemeenschap van 2 mei 2019 houdende de vergunnings- en subsidieregeling voor kinderdagverblijven, diensten voor kinderopvang en zelfstandige (mede)onthaalouders.
§ 2. Als de ONE vaststelt dat het bedrag van de subsidie volgens het bestemmingsmodel lager is dan het totaal van de rechten op subsidie vóór de omzetting, wordt het saldo tot een passende bedrag behouden en zal het gebruik ervan moeten worden gerechtvaardigd volgens de nadere regels bepaald door de ONE. Als de ONE vaststelt dat de ambten gedekt door de subsidies van het bestemmingsmodel al geheel of gedeeltelijk door andere subsidiërende machten gedekt worden, wordt het daaruit voortvloeiende subsidiesaldo tot een passende bedrag behouden en zal het gebruik ervan moeten worden gerechtvaardigd volgens de door de ONE vastgestelde nadere regels.
De saldi bedoeld in de vorige leden zijn gekoppeld aan de gezondheidsindex.
§ 3. Onverminderd de toepassing van de bepalingen van paragraaf 2, als de ONE vaststelt dat het opvangmilieu bij de omzetting niet in staat is de voorwaarden in termen van openingsperiode of opvangcapaciteit na te leven, wordt het subsidierecht volgens het bestemmingsmodel toegekend naar rata van de naleving van de regelgevingsvoorwaarden ]1
----------
(1)<BFG 2023-09-07/27, art. 20, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 12/2.[1 § 1. Voor crèches en opvangdiensten wordt de subsidie [3bedoeld ]3 in respectief de artikelen 97 en 101 van het vergunnings- en subsidiebesluit, toegepast op twee vijfde van de opvangdiensten in 2022, op drie vijfde van de opvangdiensten in 2023, op vier vijfde van de opvangdiensten in 2024 en op al deze opvangdiensten uiterlijk op het einde van de overgangsperiode, bedoeld in artikel 6.
Voor de crèches die onder de subsidie toegankelijkheid of verhoogde toegankelijkheid vallen, wordt de subsidie voor psycho-medisch-sociaal personeel volgens de normen bedoeld in artikel 98 van het vergunnings- en subsidiebesluit toegekend aan twee vijfde van de opvangdiensten in 2022, aan drie vijfde van de opvangdiensten in 2023, aan vier vijfde van de opvangdiensten in 2024 en aan al deze opvangdiensten uiterlijk op het einde van de overgangsperiode bedoeld in artikel 6.
Voor de crèches die minstens de basissubsidie ontvangen, moeten de eigen middelen die worden gegenereerd door de financiering van het directiepersoneel en, in voorkomend geval, van het psycho-medisch-sociaal personeel, door de inrichtende macht bij voorrang opnieuw worden geïnvesteerd in de financiering van het personeel van de kinderopvang volgens de norm bedoeld in artikel 58 van het vergunnings- en subsidiebesluit of de norm bedoeld in artikel 98 van hetzelfde besluit, naargelang de crèche alleen de basissubsidie al dan niet ook de toegankelijkheidssubsidie ontvangt.
[2 In 2023 en 2024 kan O.N.E. de in de leden 1 en 2 bedoelde subsidie aan meer begunstigden toekennen om opvangmilieus te ondersteunen waarvan de financiële toestand de voortzetting van de opvangactiviteit op korte of middellange termijn in het gedrang brengt.]2
§ 2 Voor crèches die de subsidie toegankelijkheid of verhoogde toegankelijkheid ontvangen wanneer, in vergelijking met de normen van de bestaande regelgeving, de normen voor het directiepersoneel plus de normen voor het psycho-medisch-sociaal personeel, bedoeld in de eerste paragraaf, niet leiden tot de financiering van ten minste 0,25 VTE, staat ONE in voor de financiering van 0,5 VTE aan kinderopvangpersoneel zolang de norm van artikel 98 van het vergunnings- en subsidiebesluit voor dit type personeel niet wordt gesubsidieerd.
§ 3. in het kader van de overgang van collectieve kinderopvangvoorzieningen naar gesubsidieerde kinderdagverblijven (crèches) met een toegankelijkheidssubsidie of een verhoogde toegankelijkheidssubsidie, kan de inrichtende macht maximaal de helft van de subsidie bestemd voor gesubsidieerde directieambten en voor psycho-medisch-sociaal begeleidingsambten vervangen en toewijzen aan gesubsidieerde opvangtijd indien zij voor haar directiepersoneel en personeel voor psycho-medisch-sociale begeleiding werkgelegenheidssteun ontvangt. De bedragen met betrekking tot de werkgelegenheidssteun worden in mindering gebracht van de subsidie voor de gesubsidieerde directieambt of psycho-medisch-sociaal ambt volgens de normen van titel III van het voornoemde besluit en worden [2 , voor zover deze werkgelegenheidssteun betrekking heeft op deze ambten,]2 in het Waals Gewest toegevoegd aan de enveloppe bedoeld in artikel 105, § 3, eerste streepje, van het vergunnings- en subsidiebesluit.
§ 4 Uiterlijk in 2024 verzamelt ONE bij de crèches die in aanmerking komen voor de subsidie toegankelijkheid of verhoogde toegankelijkheid de nodige gegevens om de kostprijs van de subsidiëring van het personeel van de kinderopvang te evalueren zoals die voortvloeit uit de normen van artikel 98 van het vergunnings- en subsidiebesluit.
§ 5. Zolang de inrichtende macht van een collectieve kinderopvangvoorziening in overgang naar gesubsidieerde kinderopvang met toegankelijkheidssubsidie of verhoogde toegankelijkheidssubsidie niet alle relevante subsidies of ten minste de subsidies bedoeld in paragraaf 1 ontvangt, verleent ONE haar een jaarlijkse subsidie van 250 euro per toegelaten plaats.
Deze subsidie dient ter dekking van de kosten van het leidinggevend personeel, het psycho-medisch-sociaal personeel of het personeel van de kinderopvang, zonder dat de subsidiëringsnorm van de artikelen 98 tot 100 van het vergunnings- en subsidiebesluit wordt overschreden.
Het bedrag van deze subsidie is gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BFG 2022-03-31/24, art. 21, 006; Inwerkingtreding : 06-06-2022>
(2)<BFG 2023-05-17/02, art. 8, 010; Inwerkingtreding : 09-06-2023>
(3)<BFG 2023-09-07/27, art. 21, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK 4. - Intrekkings- en slotbepalingen
Art.13.Onverminderd de bepalingen van de artikelen 4, 5, 6, 8 [1 , 11 en [3 12]3 12/1]1 [1 van dit besluit en [2 artikel 130, tweede en derde lid]2, van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 2 mei 2019 dat de vergunning en subsidiëring regelt van kinderdagverblijven, diensten voor kinderopvang en zelfstandige (mede)onthaalouders, worden]1 de in de artikelen 1, punten 4° tot en met 9° bedoelde besluiten opgeheven op 1 januari 2020.
----------
(1)<BFG 2019-12-20/22, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<BFG 2020-09-17/11, art. 34, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(3)<BFG 2022-11-24/16, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.14. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2020.
Art.15. De Minister van Kinderwelzijn is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N.(Geen Nederlandse versie, zie Franse versie)
Gewijzigd bij :
<BFG 2022-07-14/17, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
<BFG 2023-05-17/02, art. 9, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
<BFG 2023-09-07/27, art. 21, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>