Details





Titel:

7 APRIL 2020. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de steun aan opvangvoorzieningen in het kader van de gezondheidscrisis van COVID-19



Inhoudstafel:


Art. 1-10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2009029558  2019014855 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In de Titel III, Hoofdstuk II, van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 2 mei 2019 houdende de vergunnings- en subsidieregeling voor kinderdagverblijven, diensten voor kinderopvang en zelfstandige (mede)onthaalouders, wordt een Afdeling 3/1 ingevoegd, luidend als volgt : "Vergoedingen in het kader van de gezondheidscrisis van COVID-19".

Art.2. In de Titel III, Hoofdstuk II, Afdeling 3/1, van hetzelfde besluit wordt een artikel 104/1 ingevoegd, luidend als volgt :
  " Artikel 104/1. § 1. De ONE kent een vergoeding toe aan de kinderdagverblijven erkend als gemeentelijke huizen voor kinderopvang krachtens het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen en aan de diensten voor kinderopvang om de afname van de financiële bijdrage van de ouders in het kader van de gezondheidscrisis van COVID 19 te compenseren. De vergoeding wordt wekelijks betaald voor de week die voorafgaat, afhankelijk van de door de opvangmilieus verstrekte informatie.
  § 2. De vergoeding bedoeld in paragraaf 1 wordt vastgesteld op 6,66 euro per dag voor de afwezigheid van een kind voor wie de opvang voorzien was. Dit bedrag wordt vastgesteld op 4 euro per dag voor de afwezigheid van een kind voor wie de opvang voorzien was voor een duur die lager is dan of gelijk is aan vijf uur.
  De periode die in aanmerking wordt genomen om het aantal dagen afwezigheid te bepalen, begint op 16 maart 2020 en eindigt op 19 april 2020.
  De berekening van niet-bezette plaatsen is gebaseerd op de geldende opvangovereenkomsten.
  § 3. De vergoeding bedoeld in paragraaf 1 wordt toegerekend aan de volgende uitgaven :
  1° de vergoeding voor inkomstenverliezen van het opvangpersoneel van de diensten voor kinderopvang en van het personeel waarvan de uitvoering van de arbeidsovereenkomst opgeschort is in de zin van artikel 26, eerste lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
  2° de vaste werkingsuitgaven, zoals het huurgeld of de verzekeringen;
  3° elke andere uitgave waarvan het verband met de COVID-19-crisis kan worden bewezen.
  De vergoeding bedoeld in paragraaf 1 mag niet hoger zijn dan het financiële verlies als gevolg van de COVID-19-crisis, rekening houdend met andere steun die de inrichtende macht ten goede zou komen. Ten laatste twee maanden na het einde van de periode bedoeld in paragraaf 2 controleert de ONE de door de inrichtende machten voorgelegde bewijsstukken. ".

Art.3. Artikel 112 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een nieuw lid, luidend als volgt :
  " Onverminderd het eerste lid trekt de ONE het bedrag van de vergoedingen die krachtens artikel 104/1 zijn uitbetaald, af van de subsidies van het kinderdagverblijf dat erkend is als gemeentelijk huis voor kinderopvang en van de dienst voor kinderopvang voor het kwartaal dat overeenkomt met de vergoedingsperiode.".

Art.4. In de Titel IV, Hoofdstuk I, van hetzelfde besluit wordt een artikel 122/1 ingevoegd, luidend als volgt :
  " Artikel 122/1. § 1. De ONE kent een vergoeding toe aan niet-gesubsidieerde opvangvoorzieningen om de afname van de financiële bijdrage van de ouders in het kader van de gezondheidscrisis van COVID-19 te compenseren. De vergoeding wordt wekelijks betaald in voor de week die voorafgaat, afhankelijk van de door de opvangvoorzieningen verstrekte informatie.
  § 2. De vergoeding bedoeld in paragraaf 1 wordt, per dag afwezigheid van een kind voor wie de opvang voorzien was, op 20 euro vastgesteld voor de kinderdagverblijven erkend als kinderhuizen krachtens het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen en voor de onafhankelijke onthaalouders en op 8 euro voor de kinderdagverblijven erkend als onthaalvoorzieningen vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
  De periode die in aanmerking wordt genomen om het aantal dagen afwezigheid te bepalen, begint op 16 maart 2020 en eindigt op 19 april 2020.
  De berekening van niet-bezette plaatsen is gebaseerd op de geldende opvangovereenkomsten.
  § 3. De vergoeding bedoeld in paragraaf 1 wordt toegerekend aan de volgende uitgaven :
  1° de vergoeding voor inkomstenverliezen van de opvangers(sters) en van het personeel waarvan de uitvoering van de arbeidsovereenkomst opgeschort is in de zin van artikel 26, eerste lid, van de wet van u 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
  2° de vaste werkingsuitgaven, zoals het huurgeld of de verzekeringen;
  3° elke andere uitgave waarvan het verband met de COVID-19-crisis kan worden bewezen.
  De vergoeding bedoeld in paragraaf 1 mag niet hoger zijn dan het financiële verlies als gevolg van de COVID-19-crisis, rekening houdend met andere steun die de inrichtende macht ten goede zou komen. Ten laatste twee maanden na het einde van de periode bedoeld in paragraaf 2 controleert de ONE de door de inrichtende machten voorgelegde bewijsstukken. ".

Art.5. In de Titel IV van hetzelfde besluit wordt een Hoofdstuk III ingevoegd, luidend als volgt " Financiële bijdrage van de ouders in het kader van de gezondheidscrisis van COVID-19 ".

Art.6. In de Titel IV, Hoofdstuk III, van hetzelfde besluit wordt een artikel 129/1 ingevoegd, luidend als volgt :
  " Art. 129/1 - § 1. Wegens uitzonderlijke omstandigheden die het gevolg zijn van de gezondheidscrisis COVID-19, kunnen de inrichtende machten van gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde opvangvoorzieningen aan de ouders geen betaling van de bijdrage of opvangkosten eisen voor de afwezigheden van hun kind vanaf 16 maart tot 19 april 2020.
  Voor deze afwezigheden zullen de ouders geen enkel bewijsstuk van afwezigheid moeten voorleggen.
  § 2. Indien de financiële bijdrage van de ouders of de opvangkosten al uitbetaald werden voor het geheel of het gedeelte van de periode bedoeld in paragraaf 1 beschikt de inrichtende macht over een termijn van drie maanden vanaf 1 april 2020 om de ouders terug te betalen.
  § 3. Als de contractuele bepalingen tussen de ouders en de inrichtende macht in een voorafbetaling voorzien van de financiële bijdrage en de opvangkosten, zal deze betaling alleen vereist worden als de ouder de aanwezigheid van zijn kind bevestigt voor de maand waarvoor de voorafbetaling gebeurt."

Art.7. In Hoofdstuk VIII van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 30 april 2009 houdende algemene regeling en tot vaststelling van de nadere regels voor de subsidiëring van de opvangmilieus georganiseerd door de " Dienst " en van de gespecialiseerde opvangdiensten voor het jonge kind, wordt een afdeling 6 ingevoegd, luidend als volgt "Vergoedingen in het kader van de gezondheidscrisis van COVID-19 ".

Art.8. In Hoofdstuk VIII, Afdeling 6, van hetzelfde besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 30 april 2009 houdende algemene regeling en tot vaststelling van de nadere regels voor de subsidiëring van de opvangmilieus georganiseerd door de " Dienst " en van de gespecialiseerde opvangdiensten voor het jonge kind, wordt een artikel 39/1 ingevoegd, luidend als volgt :
  " Art. 39/1. Om de continuïteit van de werking van de SASPE (Gespecialiseerde diensten voor de opvang van jonge kinderen) in het kader van de COVID-19-crisis te waarborgen worden de inrichtende machten van de SASPE ertoe gemachtigd de omkaderingsnormen bedoeld in Hoofdstuk II, Afdeling 2 te overschrijden en kunnen zij een verhoging van de subsidies bedoeld in dit hoofdstuk genieten om die overschrijding te dekken, alsook de kosten in verband met de crisisbeheersing, naar rata van 5% van hun subsidie voor de periode van 16 maart 2020 tot 19 april 2020.
  De verhoging van de subsidies bedoeld in het eerste lid mag niet hoger zijn dan de extra kosten als gevolg van de COVID-19-crisis, rekening houdend met andere steun die de inrichtende macht ten goede zou komen. Ten laatste twee maanden na het einde van de periode bedoeld in paragraaf 2 controleert de ONE de bewijsstukken die door de inrichtende machten worden voorgelegd. ".

Art.9. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 16 maart 2020.

Art. 10. De Minister van Kind is belast met de uitvoering van dit besluit.