Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

12 JULI 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van het stelsel van medische bijstand voor wat de openbare sector betreft



Inhoudstafel:


Art. 1-10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1991012632  1998002123  1999012413  2001009191  2002012710  2009204878 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 1, tweede lid van het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, gewijzigd door het koninklijk besluit van 3 september 2012, wordt vervangen als volgt :
  "De bepalingen van de artikelen 4ter, 4ter/1 en 4quater zijn eveneens van toepassing op de contractuele personeelsleden van het onderwijs."

Art.2. In hoofdstuk II, afdeling 2 van hetzelfde koninklijk besluit, wordt een artikel 4ter/1 ingevoegd, luidende :
  "Art. 4ter/1. In afwijking van de duur van minimum één maand, zoals vermeld in artikel 4ter, kan het personeelslid voor de bijstand of de verzorging van een minderjarig kind, tijdens of vlak na de hospitalisatie van het kind als gevolg van een zware ziekte, zijn beroepsloopbaan volledig onderbreken voor een duur van één week, eventueel verlengbaar met één week.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder zware ziekte, elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de geneesheer oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of psychologische bijstand of verzorging noodzakelijk is.
  De door het eerste lid geboden mogelijkheid staat open voor :
  - het personeelslid dat ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en ermee samenwoont;
  - het personeelslid dat samenwoont met het zwaar zieke kind en belast is met de dagelijkse opvoeding.
  Wanneer de in het derde lid bedoelde personeelsleden geen gebruik kunnen maken van de door het eerste lid geboden mogelijkheid, kunnen ook de volgende personeelsleden zich op die mogelijkheid beroepen :
  - het personeelslid dat ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en er niet mee samenwoont;
  - of wanneer laatstgenoemd personeelslid in de onmogelijkheid verkeert dit verlof op te nemen, een familielid van het zwaar zieke kind tot de tweede graad.
  De volledige onderbreking van de beroepsloopbaan kan genomen worden voor een periode die het mogelijk maakt de minimum duur van een maand te bereiken wanneer het personeelslid aansluitend op de in het eerste lid bedoelde volledige onderbreking zijn recht bedoeld in artikel 4ter wenst uit te oefenen voor hetzelfde zwaar zieke kind.
  Het bewijs van de reden van deze loopbaanonderbreking wordt geleverd door het personeelslid bij middel van een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van het zwaar ziek kind, waaruit blijkt dat het personeelslid bereid is bijstand of verzorging te verlenen aan het zwaar ziek kind.
  Het bewijs van hospitalisatie van het kind wordt geleverd door een attest van het betrokken ziekenhuis.
  Wanneer de hospitalisatie van het kind onvoorzienbaar is, kan worden afgeweken van de termijn voor de aanvraag bij de overheid waaronder hij ressorteert. In dat geval bezorgt het personeelslid zo spoedig mogelijk een attest van de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind waaruit het onvoorzienbaar karakter van de hospitalisatie blijkt. Deze mogelijkheid geldt ook ingeval het verlof verlengd wordt met een week."

Art.3. In artikel 7 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 mei 1999, wordt de tweede paragraaf vervangen als volgt :
  " § 2. In afwijking van § 1, bekomen de erin bedoelde ambtenaren de in de artikelen 35, 117 en 117bis bedoelde verloven, onder de in het Hoofdstuk XIII van dit besluit voorziene voorwaarden en modaliteiten."

Art.4. In hoofdstuk XIII, afdeling 1 van hetzelfde koninklijk besluit, wordt een artikel 117bis ingevoegd, luidende :
  "Art. 117bis. In afwijking van de duur van minimum één maand, zoals vermeld in artikel 117, § 2 kan de ambtenaar voor de bijstand of de verzorging van een minderjarig kind, tijdens of vlak na de hospitalisatie van het kind als gevolg van een zware ziekte, zijn beroepsloopbaan volledig onderbreken voor een duur van één week, eventueel verlengbaar met één week.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder zware ziekte, elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de geneesheer oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of psychologische bijstand of verzorging noodzakelijk is.
  De door het eerste lid geboden mogelijkheid staat open voor :
  - de ambtenaar die ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en ermee samenwoont;
  - de ambtenaar die samenwoont met het zwaar zieke kind en belast is met de dagelijkse opvoeding.
  Wanneer de in het derde lid bedoelde ambtenaren geen gebruik kunnen maken van de door het eerste lid geboden mogelijkheid, kunnen ook de volgende ambtenaren zich op die mogelijkheid beroepen :
  - de ambtenaar die ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en er niet mee samenwoont;
  - of wanneer laatstgenoemde ambtenaar in de onmogelijkheid verkeert dit verlof op te nemen, een familielid van het zwaar zieke kind tot de tweede graad.
  De volledige onderbreking van de beroepsloopbaan kan genomen worden voor een periode die het mogelijk maakt de minimum duur van een maand te bereiken wanneer de ambtenaar aansluitend op de in het eerste lid bedoelde volledige onderbreking zijn recht bedoeld in artikel 117, § 2 wenst uit te oefenen voor hetzelfde zwaar zieke kind.
  De ambtenaar die zijn loopbaan wil onderbreken om het kind dat zwaar ziek is bij te staan of het verzorging te verstrekken, brengt er de overheid waaronder hij ressorteert van op de hoogte, voegt bij die mededeling een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van het zwaar ziek kind, waarbij vastgesteld wordt dat de ambtenaar zich bereid verklaard heeft het zwaar ziek kind bij te staan of hem verzorging te verstrekken.
  Het bewijs van hospitalisatie van het kind wordt geleverd door een attest van het betrokken ziekenhuis.
  Wanneer de hospitalisatie van het kind onvoorzienbaar is, kan worden afgeweken van de voormelde termijn in artikel 116, § 2, tweede lid. In dat geval bezorgt de ambtenaar zo spoedig mogelijk een attest van de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind waaruit het onvoorzienbaar karakter van de hospitalisatie blijkt. Deze mogelijkheid geldt ook ingeval het verlof verlengd wordt met een week."

Art.5. In hoofdstuk III, afdeling 2 van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen, wordt een artikel 11bis ingevoegd, luidende :
  "Art. 11bis. In afwijking van de duur van minimum één maand, zoals vermeld in artikel 11 kan de ambtenaar voor de bijstand of de verzorging van een minderjarig kind, tijdens of vlak na de hospitalisatie van het kind als gevolg van een zware ziekte, zijn beroepsloopbaan volledig onderbreken voor een duur van één week, eventueel verlengbaar met één week.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder zware ziekte, elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de geneesheer oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of psychologische bijstand of verzorging noodzakelijk is.
  De door het eerste lid geboden mogelijkheid staat open voor :
  - de ambtenaar die ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en ermee samenwoont;
  - de ambtenaar die samenwoont met het zwaar zieke kind en belast is met de dagelijkse opvoeding.
  Wanneer de in het derde lid bedoelde ambtenaren geen gebruik kunnen maken van de door het eerste lid geboden mogelijkheid, kunnen ook de volgende ambtenaren zich op die mogelijkheid beroepen :
  - de ambtenaar die ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en er niet mee samenwoont;
  - of wanneer laatstgenoemde ambtenaar in de onmogelijkheid verkeert dit verlof op te nemen, een familielid van het zwaar zieke kind tot de tweede graad.
  De volledige onderbreking van de beroepsloopbaan kan genomen worden voor een periode die het mogelijk maakt de minimum duur van een maand te bereiken wanneer de ambtenaar aansluitend op de in het eerste lid bedoelde volledige onderbreking zijn recht bedoeld in artikel 11 wenst uit te oefenen voor hetzelfde zwaar zieke kind.
  Het bewijs van de reden van deze loopbaanonderbreking wordt geleverd bij middel van een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van het zwaar ziek kind, waaruit blijkt dat de ambtenaar bereid is bijstand of verzorging te verlenen aan het zwaar ziek kind.
  Het bewijs van hospitalisatie van het kind wordt geleverd door een attest van het betrokken ziekenhuis.
  Wanneer de hospitalisatie van het kind onvoorzienbaar is, kan worden afgeweken van de voormelde termijn in artikel 19. In dat geval bezorgt de ambtenaar zo spoedig mogelijk een attest van de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind waaruit het onvoorzienbaar karakter van de hospitalisatie blijkt. Deze mogelijkheid geldt ook ingeval het verlof verlengd wordt met een week."

Art.6. In hoofdstuk XI, afdeling I van het koninklijk besluit van 16 maart 2001 betreffende de verloven en de afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan, wordt een artikel 65bis ingevoegd, luidende :
  "Art. 65bis. In afwijking van de duur van minimum één maand, zoals vermeld in artikel 65, § 2 kan het personeelslid voor de bijstand of de verzorging van een minderjarig kind, tijdens of vlak na de hospitalisatie van het kind als gevolg van een zware ziekte, zijn beroepsloopbaan volledig onderbreken voor een duur van één week, eventueel verlengbaar met één week.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder zware ziekte, elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de geneesheer oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of psychologische bijstand of verzorging noodzakelijk is.
  De door het eerste lid geboden mogelijkheid staat open voor :
  - het personeelslid dat ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en ermee samenwoont;
  - het personeelslid dat samenwoont met het zwaar zieke kind en belast is met de dagelijkse opvoeding.
  Wanneer de in het derde lid bedoelde personeelsleden geen gebruik kunnen maken van de door het eerste lid geboden mogelijkheid, kunnen ook de volgende personeelsleden zich op die mogelijkheid beroepen :
  - het personeelslid ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en er niet mee samenwoont;
  - of wanneer laatstgenoemde personeelslid in de onmogelijkheid verkeert dit verlof op te nemen, een familielid van het zwaar zieke kind tot de tweede graad.
  De volledige onderbreking van de beroepsloopbaan kan genomen worden voor een periode die het mogelijk maakt de minimum duur van een maand te bereiken wanneer het personeelslid aansluitend op de in het eerste lid bedoelde volledige onderbreking zijn recht bedoeld in artikel 65, § 2 wenst uit te oefenen voor hetzelfde zwaar zieke kind.
  Het personeelslid dat zijn loopbaan wil onderbreken om het kind dat zwaar ziek is bij te staan of het verzorging te verstrekken, brengt er de Minister van Justitie of de overheid waaronder het ressorteert, overeenkomstig de artikelen 331 en 331bis van het Gerechtelijk Wetboek, van op de hoogte, en voegt bij die mededeling een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van het zwaar ziek kind, waarbij vastgesteld wordt dat het personeelslid zich bereid verklaard het zwaar ziek kind bij te staan of hem verzorging te verstrekken.
  Het bewijs van hospitalisatie van het kind wordt geleverd door een attest van het betrokken ziekenhuis.
  Wanneer de hospitalisatie van het kind onvoorzienbaar is, kan worden afgeweken van de voormelde termijn in artikel 64, § 2, tweede lid. In dat geval bezorgt het personeelslid zo spoedig mogelijk een attest van de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind waaruit het onvoorzienbaar karakter van de hospitalisatie blijkt. Deze mogelijkheid geldt ook ingeval het verlof verlengd wordt met een week."

Art.7. In hoofdstuk III, afdeling 2 van het koninklijk besluit van 10 juni 2002 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van de overheidsbedrijven die in toepassing van de wet van 21 maart 1991 houdende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven bestuursautonomie verkregen hebben, wordt een artikel 12bis ingevoegd, luidende :
  "Art. 12bis. In afwijking van de duur van minimum één maand, zoals vermeld in artikel 12 kan het personeelslid voor de bijstand of de verzorging van een minderjarig kind, tijdens of vlak na de hospitalisatie van het kind als gevolg van een zware ziekte, zijn beroepsloopbaan volledig onderbreken voor een duur van één week, eventueel verlengbaar met één week.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder zware ziekte, elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de geneesheer oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of psychologische bijstand of verzorging noodzakelijk is.
  De door het eerste lid geboden mogelijkheid staat open voor :
  - het personeelslid dat ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en ermee samenwoont;
  - het personeelslid dat samenwoont met het zwaar zieke kind en belast is met de dagelijkse opvoeding.
  Wanneer de in het derde lid bedoelde personeelsleden geen gebruik kunnen maken van de door het eerste lid geboden mogelijkheid, kunnen ook de volgende personeelsleden zich op die mogelijkheid beroepen :
  - het personeelslid dat ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en er niet mee samenwoont;
  - of wanneer laatstgenoemde personeelslid in de onmogelijkheid verkeert dit verlof op te nemen, een familielid van het zwaar zieke kind tot de tweede graad.
  De volledige onderbreking van de beroepsloopbaan kan genomen worden voor een periode die het mogelijk maakt de minimum duur van een maand te bereiken wanneer het personeelslid aansluitend op de in het eerste lid bedoelde volledige onderbreking zijn recht bedoeld in artikel 12 wenst uit te oefenen voor hetzelfde zwaar zieke kind.
  Het bewijs van de reden van deze loopbaanonderbreking wordt geleverd bij middel van een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van het zwaar ziek kind, waaruit blijkt dat het personeelslid bereid is bijstand of verzorging te verlenen aan het zwaar ziek kind.
  Het bewijs van hospitalisatie van het kind wordt geleverd door een attest van het betrokken ziekenhuis.
  Wanneer de hospitalisatie van het kind onvoorzienbaar is, kan worden afgeweken van de voormelde termijn in artikel 10, § 2. In dat geval bezorgt het personeelslid zo spoedig mogelijk een attest van de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind waaruit het onvoorzienbaar karakter van de hospitalisatie blijkt. Deze mogelijkheid geldt ook ingeval het verlof verlengd wordt met een week."

Art.8. In afdeling 2 van het koninklijk besluit van 16 november 2009 houdende toekenning aan de personeelsleden van de Belgische Technische Coöperatie van het recht op ouderschapsverlof en loopbaanonderbreking voor het verlenen van bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid, wordt een artikel 8bis ingevoegd, luidende :
  "Art. 8bis. In afwijking van de duur van minimum één maand, zoals vermeld in artikelen 6 en 7 kan het personeelslid voor de bijstand of de verzorging van een minderjarig kind, tijdens of vlak na de hospitalisatie van het kind als gevolg van een zware ziekte, zijn beroepsloopbaan volledig onderbreken voor een duur van één week, eventueel verlengbaar met één week.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder zware ziekte, elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de geneesheer oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of psychologische bijstand of verzorging noodzakelijk is.
  De door het eerste lid geboden mogelijkheid staat open voor :
  - het personeelslid dat ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en ermee samenwoont;
  - het personeelslid dat samenwoont met het zwaar zieke kind en belast is met de dagelijkse opvoeding.
  Wanneer de in het derde lid bedoelde personeelsleden geen gebruik kunnen maken van de door het eerste lid geboden mogelijkheid, kunnen ook de volgende personeelsleden zich op die mogelijkheid beroepen :
  - het personeelslid dat ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en er niet mee samenwoont;
  - of wanneer laatstgenoemd personeelslid in de onmogelijkheid verkeert dit verlof op te nemen, een familielid van het zwaar zieke kind tot de tweede graad.
  De volledige onderbreking van de beroepsloopbaan kan genomen worden voor een periode die het mogelijk maakt de minimum duur van een maand te bereiken wanneer het personeelslid aansluitend op de in het eerste lid bedoelde volledige onderbreking zijn recht bedoeld in artikel 4 wenst uit te oefenen voor hetzelfde zwaar zieke kind.
  Het bewijs van de reden voor deze loopbaanonderbreking wordt geleverd door middel van een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van het zwaar ziek kind, waaruit blijkt dat het personeelslid bereid is bijstand of verzorging te verlenen aan het zwaar ziek kind.
  Het bewijs van hospitalisatie van het kind wordt geleverd door een attest van het betrokken ziekenhuis.
  Wanneer de hospitalisatie van het kind onvoorzienbaar is, kan worden afgeweken van de voormelde termijn in artikel 10, § 2, tweede lid. In dat geval bezorgt het personeelslid zo spoedig mogelijk een attest van de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind waaruit het onvoorzienbaar karakter van de hospitalisatie blijkt. Deze mogelijkheid geldt ook ingeval het verlof verlengd wordt met een week."

Art.9. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na afloop van een termijn van tien dagen te rekenen vanaf de dag volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 10. De minister bevoegd voor Justitie, de minister bevoegd voor Werk, de minister bevoegd voor Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking en de minister bevoegd voor Ambtenarenzaken zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

  Gegeven te Brussel, 12 juli 2013.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Justitie,
  Mevr. A. TURTELBOOM
  De Minister van Werk,
  Mevr. M. DE CONINCK
  De Minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking,
  J.-P. LABILLE
  De Minister belast met Ambtenarenzaken,
  K. GEENS
  De Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken,
  H. BOGAERT