22 FEBRUARI 2013. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende rechtstreeks toegankelijke hulp voor personen met een handicap(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-03-2013 en tekstbijwerking tot 28-08-2024)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Rechtstreeks toegankelijke hulp
Afdeling 1. - Erkenning
Art. 2/1, 3-4
Afdeling 2. - Subsidiëring
Art. 5-9, 9/1, 10, 10/1
Afdeling 3. - Toepassingsvoorwaarden
Art. 11-14
HOOFDSTUK 3. - Financiële bijdrage van de persoon met een handicap
Art. 15
HOOFDSTUK 3/1. [1 - Organisatie van een pilootfase voor het ontwikkelen en uitproberen van nieuwe mogelijkheden voor rechtstreeks toegankelijke hulp]1
Afdeling 1. [1 - Algemene bepalingen]1
Art. 15/1, 15/2, 15/3, 15/4
Afdeling 2. [1 - Tijdelijke erkenning]1
Art. 15/5, 15/6, 15/7, 15/8, 15/9, 15/10, 15/11, 15/12, 15/13
Afdeling 3. [1 - Subsidiëring en toepassingsvoorwaarden]1
Art. 15/14, 15/15, 15/16, 15/17, 15/18, 15/19, 15/20
Afdeling 4. [1 Verlenging van de erkenning en de erkenning van nieuwe organisaties in het kader van de pilootfase ]1
Art. 15/21, 15/22, 15/23, 15/24, 15/25
Afdeling 5. [1 Beoordeling en beslissingen op het einde van de pilootfase ]1
Art. 15/26
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingsbepalingen
Art. 16-19
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 20-22
BIJLAGE.
Art. N
2013204913 2014035219 2016035309 2016036128 2017012525 2018010209 2018012702 2019013400 2019040424
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder :
1° agentschap : het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, opgericht bij het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
2° ambulante begeleiding : de algemene psychosociale ondersteuning van minimaal één uur en maximaal twee uur, waarbij de persoon met een handicap of zijn netwerk zich naar de hulpverlener verplaatst;
3° [3 ambulante outreach: het overbrengen van handicapspecifieke kennis en expertise over de ondersteuning van personen met een handicap of vermoeden van handicap aan professionals of aan ondersteuners van personen met een handicap om die actoren te versterken in hun hulp- en dienstverlening aan personen met een handicap of vermoeden van handicap. De outreach duurt minimaal één en maximaal twee uur en de ontvangers van de outreach verplaatsen zich naar de aanbieder van de outreach]3;
4° dagopvang : de ondersteuning overdag voor een aangepaste opvang of een aangepaste dagbesteding;
5° mobiele begeleiding : de algemene psychosociale ondersteuning van minimaal één uur en maximaal twee uur, waarbij de hulpverlener zich naar de persoon met een handicap of zijn netwerk verplaatst;
6° [3 mobiele outreach: het op locatie overbrengen van handicapspecifieke kennis en expertise over de ondersteuning van personen met een handicap of vermoeden van handicap aan professionals of aan ondersteuners van personen met een handicap om die actoren te versterken in hun hulp- en dienstverlening aan personen met een handicap of vermoeden van handicap. De outreach duurt minimaal één en maximaal twee uur]3;
7° verblijf : het verblijf met overnachting, met inbegrip van de opvang en ondersteuning gedurende de ochtend en de avonduren;
8° rechtstreeks toegankelijke hulp : de hulpverlening die is bepaald in artikel 1, 2° tot 7° beperkt in tijd, frequentie en intensiteit en waarvoor de persoon met een handicap geen aanvraag tot ondersteuning bij het agentschap moet indienen;
9° persoon met een handicap : elke persoon met een handicap als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, of elke persoon met een vermoeden van zo'n handicap;
[1 10° groepsbegeleiding: de algemene psychosociale ondersteuning van minimaal één uur en maximaal twee uur van twee of meer personen met een handicap of hun netwerk;]1
[2 11° globale individuele ondersteuning: de ondersteuning die eerder ruimer is en verschillende levensdomeinen kan omvatten. De aard van de ondersteuning kan verschillen en de verschillende vormen van ondersteuning kunnen door elkaar lopen: stimulatie, coaching, training en assistentie bij activiteiten.]2
[3 12° anonieme rechtstreeks toegankelijke hulp: een specifieke vorm van rechtstreeks toegankelijke ondersteuning waarbij cliënten éénmalig of tot maximaal 3 keer kunnen participeren aan collectief georganiseerde momenten waarop handicapspecifieke informatie op maat, onthaal, ontmoeting en laagdrempelige ondersteuning wordt geboden zonder dat hiervoor een registratie op naam of rijksregisternummer nodig is en zonder dat hiervoor een IDO moet worden opgemaakt. Eén sessie anonieme rechtstreeks toegankelijke hulp duurt 2 uur.]3
----------
(1)<BVR 2017-05-12/12, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<BVR 2019-04-26/46, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(3)<BVR 2024-04-19/51, art. 1, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.2.[1 Het agentschap kan conform de bepalingen van dit besluit en binnen de grenzen van de kredieten die daarvoor ingeschreven zijn op zijn begroting, de volgende voorzieningen erkennen en subsidiëren voor de uitbouw van rechtstreeks toegankelijke hulp:
1° de multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap;
2° de zorgaanbieders die vergund zijn door het agentschap, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende het vergunnen van aanbieders van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor personen met een handicap.]1
[2 Het agentschap kan voorzieningen die conform het eerste lid zijn erkend voor de uitbouw van rechtstreeks toegankelijke hulp, erkennen om globale individuele ondersteuning te bieden aan minderjarige personen met een handicap [3 tot en met het eerste leerjaar]3 van het lager onderwijs. De globale individuele ondersteuning heeft tot doel om hoofdzakelijk de transitiemomenten in de inclusieve zorg en onderwijs te ondersteunen.
Om erkend te kunnen worden, wordt aangetoond dat er een samenwerkingsverband is aangegaan met:
1° een organisator van kinderopvang die de subsidie voor centrum inclusieve kinderopvang, vermeld in artikel 1, 14° /1, van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, ontvangt;
2° een organisator van buitenschoolse opvang die de subsidie, vermeld in artikel 1, 18°, c), van het Subsidiebesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014, ontvangt;
3° scholen voor buitengewoon onderwijs als vermeld in het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, en de ondersteuningsnetwerken, vermeld in artikel 172 quinquies.
Bij de samenwerking, vermeld in het derde lid, staan de volgende principes voorop:
1° de participatiekansen van kinderen bevorderen;
2° de regie over de ondersteuning in handen van de ouders geven;
3° een evenwaardig partnerschap creëren tussen de voorzieningen die rechtstreeks toegankelijke hulp aanbieden, kinderopvang en onderwijs.
Het agentschap lanceert een oproep voor kandidaten via het Intersectoraal Regionaal Overleg Jeugdhulp, vermeld in artikel 2, § 1, 23°, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp.
Bij het verlenen van een erkenning wordt rekening gehouden met al de volgende criteria:
1° ervaring in het werken met de beoogde leeftijdsgroep, vermeld in het tweede lid;
2° een regionale spreiding;
3° ervaring in en visie op het werken in inclusieve contexten;
4° netoverstijgend samenwerken binnen onderwijs.]2
----------
(1)<BVR 2017-05-12/12, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<BVR 2019-04-26/46, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(3)<BVR 2021-03-05/14, art. 15, 012; Inwerkingtreding : 09-05-2021>
HOOFDSTUK 2. - Rechtstreeks toegankelijke hulp
Afdeling 1. - Erkenning
Art. 2/1. [1 Een voorziening voor de uitbouw van rechtstreeks toegankelijke hulp kan erkend worden en kan erkend blijven als ze voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° ze biedt ondersteuning aan die voldoet aan al de volgende voorwaarden:
a) de hulp is snel en flexibel inzetbaar;
b) de hulp is laagdrempelig toegankelijk en nabij;
c) de hulp is vraaggericht en op maat;
d) de hulp is geïntegreerd in en afgestemd op ondersteuning die niet wordt gesubsidieerd krachtens het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
2° ze volgt nieuwe ontwikkelingen over het beleid rond personen met een handicap op en speelt daar proactief op in met eigen nieuwe ontwikkelingen;
3° ze volgt de intersectorale evoluties op en engageert zich in bestaande en nieuwe sectorale en intersectorale samenwerkingen en netwerken. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2024-04-19/51, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.3.De erkenning wordt uitgedrukt in een aantal personeelspunten [1 , met een minimum van vijfendertig personeelspunten,]1 die moeten worden verantwoord door de effectief aangeboden ondersteuning.
[2 In afwijking van het eerste lid geldt voor de erkenning, vermeld in artikel 2, tweede lid, geen minimum van vijfendertig personeelspunten.]2
----------
(1)<BVR 2016-02-19/21, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(2)<BVR 2019-04-26/46, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.4.Het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 1993 tot vaststelling van de algemene regels inzake het verlenen van vergunningen en erkenningen door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, met uitzondering van artikel 2 tot en met 8 en artikel 11, b) en c), en het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap, met uitzondering van artikel 12 tot en met 16, zijn van toepassing op de erkenning. [1 In afwijking van artikel 8, § 1, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap hoeft er geen schriftelijke overeenkomst gesloten te worden voor een intake of eerste onthaalgesprek met een gebruiker die door de voorziening nog niet gekend is]1
----------
(1)<BVR 2024-04-19/51, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Afdeling 2. - Subsidiëring
Art.5. De personeelsformatie wordt uitgedrukt in personeelspunten.
De tabel, die als bijlage bij dit besluit is gevoegd, geeft per functie de puntenwaarde aan per voltijdse equivalent.
Art.6.[3 De voorziening ontvangt 0,22 personeelspunten per mobiele begeleiding en per mobiele outreach, 0,155 personeelspunten per ambulante begeleiding en per ambulante outreach, 0,087 personeelspunten per dag dagopvang, 0,13 personeelspunten per nacht verblijf en 0,087 personeelspunten per groepsbegeleiding.]3
De personeelspunten, vermeld in het eerste lid, kunnen worden overgedragen aan een andere voorziening, erkend en gesubsidieerd door het agentschap, die in opdracht van de voorziening mobiele of ambulante begeleiding, mobiele of ambulante outreach, dagopvang [3 , verblijf of groepsbegeleiding]3 verstrekt.
[4 De voorziening die is erkend conform artikel 2, tweede tot en met het zesde lid, ontvangt 0,13 personeelspunten per uur voor globale individuele ondersteuning.]4
[1 [4 [5 Als de som van de personeelspunten die op basis van de geleverde prestaties worden toegekend, meer dan 95 % bedraagt van het aantal personeelspunten waarvoor de voorziening, die is erkend conform artikel 2, eerste lid, of die is erkend conform artikel 2, tweede tot en met het zesde lid, ontvangt de voorziening, in afwijking van het eerste of het derde lid, het aantal personeelspunten waarvoor de voorziening is erkend.]5]4]1
[6 De voorziening die wil inzetten op innovatie als vermeld in artikel 2/1, 2°, kan een motivering indienen bij het agentschap om bijkomend tot een maximum van 10% van het aantal personeelspunten waarvoor de voorziening, die erkend is conform artikel 2, eerste lid, of die erkend is conform artikel 2, tweede tot en met het zesde lid, erkend is, de geboden ondersteuning niet te registreren als vermeld in artikel 7. Het agentschap bepaalt de wijze waarop verantwoording wordt afgelegd over het aandeel van de output dat is verlaagd.
De voorziening die wil inzetten op sectorale en intersectorale samenwerking en netwerken als vermeld in artikel 2/1, 3°, kan een motivering indienen bij het agentschap om bijkomend tot een maximum van 5% van het aantal personeelspunten waarvoor de voorziening, die erkend is conform artikel 2, eerste lid, of die erkend is conform artikel 2, tweede tot en met het zesde lid, de geboden ondersteuning niet te registreren als vermeld in artikel 7. Het agentschap bepaalt de wijze waarop verantwoording wordt afgelegd over het aandeel van de output dat is verlaagd.]6
----------
(1)<BVR 2016-02-19/21, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(2)<BVR 2016-06-10/11, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2016>
(3)<BVR 2017-05-12/12, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(4)<BVR 2019-04-26/46, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(5)<BVR 2024-03-22/19, art. 4, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(6)<BVR 2024-04-19/51, art. 4, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.7. De voorzieningen registreren de geleverde ondersteuning.
Het agentschap bepaalt de wijze van registratie.
Art.8. De personeelssubsidies worden toegekend op basis van de salarisschalen en de daaraan gekoppelde diplomavoorwaarden en de anciënniteitsregels, vastgesteld met toepassing van het koninklijk besluit van 30 maart 1973 tot bepaling van de te volgen gemeenschappelijke regels voor de vaststelling van de toelagen per dag toegekend voor onderhoud, opvoeding en behandeling van minderjarigen en van gehandicapten geplaatst ten laste van de openbare besturen, het ministerieel besluit van 24 april 1973 tot bepaling, wat betreft het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, van de te volgen bijzondere regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor het onderhoud en de behandeling van de gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen, en van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 1993 houdende de subsidiëring van de personeelskosten in bepaalde voorzieningen van de welzijnssector.
Art.9.§ 1. De voorziening ontvangt per personeelspunt een werkingstoelage van 89 euro. Als er onvoldoende prestaties worden verricht om het aantal personeelspunten in de erkenning te verantwoorden, worden de werkingstoelagen proportioneel verminderd.
De werkingstoelage, vermeld in het eerste lid, kan worden overgedragen aan een andere voorziening, erkend en gesubsidieerd door het agentschap, die in opdracht van de voorziening mobiele of ambulante begeleiding, mobiele of ambulante outreach, dagopvang [1 , verblijf of groepsbegeleiding]1 verstrekt.
§ 2. Het bedrag, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, wordt jaarlijks op 1 januari aangepast, rekening houdend met het indexcijfer van de consumptieprijzen, vermeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, volgens de formule :
(basisbedrag x index december 20../index december voor het jaar van inwerkingtreding).
[1 § 3. De voorziening [3 , de voorziening erkend conform artikel 2, tweede tot en met zesde lid, uitgezonderd,]3 kan maximaal [2 3 %]2 van de personeelspunten waarvoor ze is erkend, omzetten in werkingsmiddelen tegen een bedrag per punt.
[2 Het bedrag per punt bedraagt 834 euro (achthonderdvierendertig euro).]2
Het bedrag, vermeld in het eerste lid, mag niet aangewend worden voor reservevorming of voor de aanwerving van personeel of voor de vergoeding van personeelskosten. De besteding van het bedrag mag gespreid worden over meer dan een boekhoudkundig jaar.
[4 In afwijking van het derde lid kan het bedrag, vermeld in het eerste lid, aangewend worden voor de vergoeding van variabele prestaties die niet vergoed worden conform [5 artikel 13/1 en 13/2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017 houdende de methodiek voor de berekening van de subsidies voor personeelskosten.]5]4
Het agentschap subsidieert de werkingsmiddelen, vermeld in het eerste lid, op voorwaarde dat er over de aanwending van het bedrag voorafgaand overleg is gepleegd met het collectieve overlegorgaan, vermeld in artikel 27 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap of dat er collectieve inspraak als vermeld in artikel 30 van het voormelde besluit, is geweest en [2 dat er overleg met de werknemersvertegenwoordiging heeft plaatsgevonden]2, en er aan die overlegkanalen transparantie is geboden over de aanwending.
Op verzoek van het agentschap bewijst de voorziening [2 ...]2 het resultaat van het overleg met het collectieve overlegorgaan of de collectieve inspraak en het [2 overleg]2 met de werknemersvertegenwoordiging.
[2 Het bedrag, vermeld in het tweede lid, wordt jaarlijks op 1 januari aangepast, rekening houdend met de gezondheidsindex, vermeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, volgens de formule :
(basisbedrag x index december 20../index december 2017)]2.]1
----------
(1)<BVR 2017-05-12/12, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<BVR 2017-12-22/43, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(3)<BVR 2019-04-26/46, art. 5, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(4)<BVR 2024-03-22/19, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(5)<BVR 2024-07-05/15, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 9/1. [1 In dit artikel wordt verstaan onder een vrijwilliger: een vrijwilliger als vermeld in artikel 3, 2°, van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers.
De voorziening mag maximaal 7 % van de zorggebonden personeelspunten waarvoor ze is erkend, omzetten in werkingsmiddelen tegen het bedrag per punt, vermeld in artikel 9, § 3, tweede lid, om vrijwilligers te vergoeden die op een structurele wijze zijn ingeschakeld in de individuele begeleiding van personen met een handicap, en die hen op regelmatige basis psychosociale en praktische ondersteuning bieden.
Het agentschap subsidieert de werkingsmiddelen, vermeld in het tweede lid, als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
1° er is voor de werkingsmiddelen, vermeld in het tweede lid, voldaan aan de voorwaarden, vermeld in artikel 9, § 3, vierde en vijfde lid, van dit besluit;
2° elke vrijwilliger wordt ingezet voor de ondersteuning van een persoon met een handicap, vermeld in het tweede lid;
3° er is een vrijwilligersovereenkomst gesloten tussen de voorziening en de vrijwilliger over de ondersteuning van een persoon met een handicap, vermeld in het tweede lid;
4° er is een vrijwilligersvergoeding betaald conform hoofdstuk VII van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers;
5° de voorziening bezorgt het agentschap de navolgende gegevens over de inzet van de vrijwilligers, op de wijze die het agentschap bepaalt:
a) de voornaam- en achternaam van de vrijwilligers die zijn ingezet voor de ondersteuning, vermeld in het tweede lid;
b) de voor- en achternaam van de personen met een handicap die door een vrijwilliger zijn ondersteund;
c) de vrijwilligersvergoedingen die aan iedere vrijwilliger zijn betaald;
6° het agentschap kan de vrijwilligersovereenkomsten en andere bewijsstukken over de inzet en de vergoeding van de vrijwilligers opvragen bij de voorziening.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2019-04-26/46, art. 6, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.10.[1 De voorschotten op de subsidies worden per maand betaald voor een bedrag van 8 % van de totale subsidie op jaarbasis. De personeelssubsidies worden geraamd op basis van de aan het agentschap bekendgemaakte personeelsgegevens]1.
[2 In afwijking van het eerste lid wordt voor de maand december een bedrag van 12% van de totale subsidie op jaarbasis als voorschot betaald.]2
Het financieel verslag wordt uiterlijk ingediend op 30 juni van het jaar dat volgt op het werkingsjaar. Het agentschap bepaalt de inhoud en de vorm van het financieel verslag.
Het saldo van de subsidies wordt verrekend na de goedkeuring van het financieel verslag, binnen achttien maanden die volgen op de datum, vermeld in het [2 derde]2 lid.
----------
(1)<BVR 2017-12-22/43, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(2)<BVR 2023-02-17/30, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-12-2022>
Art. 10/1. [1 Het gedeelte van de toegekende subsidie, vermeld in artikel 9, § 1, dat de verantwoorde kosten overschrijdt, mag worden aangewend voor de aanleg van reserves tot maximaal 20 % van het subsidiebedrag, met uitzondering van het sociaal passief.
De totale gecumuleerde reserves, met uitzondering van het sociaal passief, kunnen maximaal 50 % van het subsidiebedrag van het laatst gesubsidieerde werkingsjaar bedragen.
Het sociaal passief, vermeld in het eerste en tweede lid, wordt beperkt tot 25 % van de jaarlijkse personeelskosten.
Als het maximum, vermeld in het eerste en tweede lid, overschreden wordt, wordt het overschreden bedrag teruggestort aan het agentschap, tenzij het agentschap na motivering beslist dat er van de maximumpercentages kan worden afgeweken.
Als de voorziening, vermeld in artikel 2, niet verder wordt gesubsidieerd, wordt het gecumuleerde bedrag van de reserves aan het agentschap teruggestort.
In afwijking van het vijfde lid hoeven de reserves die aangelegd zijn voor het sociaal passief, na expliciete goedkeuring door het agentschap, niet aan het agentschap te worden teruggestort.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2019-01-11/13, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Afdeling 3. - Toepassingsvoorwaarden
Art.11.In afwijking van artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, is het niet nodig dat de persoon met een handicap een aanvraag tot inschrijving en tot het verkrijgen van bijstand tot sociale integratie indient.
[1 ...]1.
----------
(1)<BVR 2019-04-26/46, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.12.[1 Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
1° besluit van 24 juni 2016: het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap die gebruikmaken van een persoonlijke-assistentiebudget of een persoonsgebonden budget of die ondersteund worden door een flexibel aanbodcentrum voor meerderjarigen of een thuisbegeleidingsdienst, naar persoonsvolgende financiering en houdende de transitie van de flexibele aanbodcentra voor meerderjarigen en de thuisbegeleidingsdiensten;
[2 1° /1 besluit van 20 april 2018: het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 houdende maatregelen voor de uitwerking van de persoonsvolgende budgetten die in het kader van de transitie naar persoonsvolgende financiering ter beschikking zijn gesteld;]2
2° budget: een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning als vermeld in hoofdstuk 5 van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en de ondersteuning voor personen met een handicap;
3° woonondersteuning: de woonondersteuning, vermeld in artikel 1, 23°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over de terbeschikkingstelling van dat budget.
Als de persoon met een handicap [3 ...]3 een beroep doet op ondersteuning van voorzieningen die erkend en gesubsidieerd zijn door het agentschap, die niet rechtstreeks toegankelijk is, of beschikt over een budget, kan hij niet gebruikmaken van de rechtstreeks toegankelijke hulp.
[3 Als een persoon gebruikmaakt van rechtstreeks toegankelijke hulp, kan hij niet gebruikmaken van ondersteuning als vermeld in artikel 8, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap.]3
[4 Als de persoon met een handicap deelneemt aan de arbeidsmatige activiteiten, vermeld in artikel 44 van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 25 april 2014 houdende de werk- en zorgtrajecten, wat betreft de activeringstrajecten en de arbeidsmatige activiteiten, kan hij geen gebruik maken van dagopvang.]4
In afwijking van het tweede lid kunnen de volgende personen met een handicap rechtstreeks toegankelijke hulp combineren met een budget:
1° [4 het agentschap heeft volgens, in overeenstemming met hoofdstuk 2, afdeling 2 of afdeling 3, van het besluit van 24 juni 2016 zorggebonden middelen toegekend aan de persoon met een handicap of heeft conform artikel 13 tot en met artikel 23 van het voormelde besluit zorggebonden punten toegekend en heeft met toepassing van artikel 7 tot en met 10 van het besluit van 20 april 2018 een budgetcategorie vastgesteld;]4
2° het agentschap heeft voor de persoon met een handicap geen beslissing genomen over de terbeschikkingstelling van een budget nadat hij de procedure voor de aanvraag van een budget heeft doorlopen conform hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over de terbeschikkingstelling van dat budget, of na een aanvraag tot herziening van het budget dat het agentschap heeft toegewezen of ter beschikking heeft gesteld nadat hij de voormelde aanvraagprocedure heeft doorlopen, of na een aanvraag tot herziening van het budget dat het agentschap heeft toegewezen of ter beschikking heeft gesteld met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap met een actieve zorgvraag naar persoonsvolgende financiering, of na een aanvraag tot herziening van de zorggebonden middelen of de zorggebonden punten die het agentschap met toepassing van het besluit van 24 juni 2016 heeft toegekend [2 of na de aanvraag tot herziening van het aantal zorggebonden punten dat het agentschap heeft toegewezen conform artikel 7 tot en met 10 van het besluit van 20 april 2018]2;
[3 3° de persoon met een handicap bij wie het agentschap geen beslissing heeft genomen over de terbeschikkingstelling van een budget dat is vastgesteld conform artikel 3 tot en met 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap met een actieve zorgvraag naar persoonsvolgende financiering.]3
De personen met een handicap die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in het [3 vierde lid]3, kunnen aanspraak maken op maximaal zestig nachten verblijf, al of niet in combinatie met dagopvang, per jaar.
In voorkomend geval wordt het aantal nachten woonondersteuning, dat voor de toepassing van artikel 17 van het besluit van 24 juni 2016 in aanmerking wordt genomen, in mindering gebracht van het maximale aantal nachten verblijf, al of niet in combinatie met dagopvang, vermeld in het [3 vijfde lid]3, waarop de persoon met een handicap, vermeld in het [3 vierde lid]3, aanspraak kan maken.]1
[5 In afwijking van het vijfde lid, 2°, kunnen de personen met een handicap, vermeld in het vijfde lid, 1°, bij wie het agentschap met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 september 2022 over een experiment voor de gedeeltelijke terbeschikkingstelling van budgetten voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning aan personen met een handicap in prioriteitengroep twee, een beslissing heeft genomen over de gedeeltelijke terbeschikkingstelling van een budget dat is toegewezen na afhandeling van een aanvraag van een budget of een aanvraag tot herziening als vermeld in het vijfde lid, 2°, conform het zesde en het zevende lid rechtstreeks toegankelijke hulp combineren met een budget.]5
[3 In afwijking van artikel 13, eerste lid tot met het derde lid, van dit besluit kunnen de personen met een handicap aan wie het agentschap conform artikel 13 tot en met artikel 23 van het besluit van 24 juni 2016 zorggebonden punten heeft toegekend, maar die conform artikel 10, § 2, en 11/1, § 2, eerste lid, van het besluit van 20 april 2018 naar rechtstreeks toegankelijke hulp zijn toegeleid, aanspraak maken op maximaal zestig nachten verblijf, al of niet in combinatie met dagopvang, per jaar, boven op het maximum van acht personeelspunten per persoon per kalenderjaar, vermeld in artikel 13, eerste lid, van dit besluit, of het maximum van zeven personeelspunten per jaar, vermeld in artikel 13, tweede lid, van dit besluit.]3
[6 In afwijking van het tweede lid kan een persoon nog gebruik maken van rechtstreeks toegankelijke hulp gedurende de eerste vier maanden dat hij over een budget beschikt of gedurende de eerste vier maanden dat hij een beroep doet op ondersteuning van voorzieningen die erkend en gesubsidieerd zijn door het agentschap, die niet rechtstreeks toegankelijk is. De voormelde afwijking wordt toegestaan om de lopende begeleiding af te ronden en een zorgzame overgang naar niet rechtstreeks toegankelijke hulpverlening te faciliteren.]6
----------
(1)<BVR 2018-05-25/22, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(2)<BVR 2021-03-05/14, art. 16,1°,4°,5°, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(3)<BVR 2021-03-05/14, art. 16, 012; Inwerkingtreding : 09-05-2021>
(4)<BVR 2023-02-17/30, art. 7,1°-7,2°, 014; Inwerkingtreding : 09-07-2023>
(5)<BVR 2023-02-17/30, art. 7,3°, 014; Inwerkingtreding : 01-12-2022>
(6)<BVR 2024-04-19/51, art. 5, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.13.[1 [2 De persoon met een handicap kan ambulante begeleiding, mobiele begeleiding, dagopvang, verblijf en groepsbegeleiding combineren tot maximaal acht personeelspunten per persoon per kalenderjaar.]2
[3 Als de voorziening een beroep doet op een vrijwilliger voor de ondersteuning van een persoon met een handicap conform artikel 9/1, kan die persoon in afwijking van het eerste lid ambulante begeleiding, mobiele begeleiding, dagopvang, verblijf en groepsbegeleiding combineren tot maximaal zeven personeelspunten per persoon per kalenderjaar.]3
Voor de berekening van het maximum aantal personeelspunten per persoon per kalenderjaar, als vermeld in het eerste [4 of het tweede]4 lid, wordt rekening gehouden met het aantal personeelspunten, vermeld in artikel 6, per mobiele begeleiding of per ambulante begeleiding of per dag dagopvang of per nacht verblijf.]1
[5 Een voorziening die is erkend conform artikel 2, tweede tot en met zesde lid, kan aan een persoon met een handicap voor maximaal vier personeelspunten globale individuele ondersteuning per kalenderjaar bieden.
Voor de berekening van het maximumaantal personeelspunten per persoon per kalenderjaar als vermeld in het derde lid, wordt rekening gehouden met het aantal personeelspunten, vermeld in artikel 6, derde lid, per uur globale individuele ondersteuning.]5
----------
(1)<BVR 2016-02-19/21, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(2)<BVR 2017-05-12/12, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(3)<BVR 2019-04-26/46, art. 8,1°, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(4)<BVR 2019-04-26/46, art. 8,2°, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(5)<BVR 2019-04-26/46, art. 8,3°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.14.
<Opgeheven bij BVR 2016-02-19/21, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
HOOFDSTUK 3. - Financiële bijdrage van de persoon met een handicap
Art.15.De voorziening mag voor een mobiele of ambulante begeleiding een bijdrage vragen van maximaal 5 euro.
De voorziening mag voor de dagopvang een bijdrage vragen van maximaal 9,50 euro per dag.
De voorziening mag voor verblijf een bijdrage vragen van maximaal 23,90 euro per dag.
[1 De voorziening mag voor een groepsbegeleiding een bijdrage vragen van maximaal 5 euro.]1
De maximumbedragen, vermeld in het eerste tot en met het derde lid, worden jaarlijks op 1 januari aangepast, rekening houdend met het indexcijfer van de consumptieprijzen, vermeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, volgens de formule :
(basisbedrag x index december 20../index december voor het jaar van inwerkingtreding).
[2 De voorziening mag geen bijdrage voor globale individuele ondersteuning vragen.]2
----------
(1)<BVR 2017-05-12/12, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<BVR 2019-04-26/46, art. 9, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
HOOFDSTUK 3/1. [1 - Organisatie van een pilootfase voor het ontwikkelen en uitproberen van nieuwe mogelijkheden voor rechtstreeks toegankelijke hulp]1
----------
(1)
Afdeling 1. [1 - Algemene bepalingen]1
----------
(1)
Art. 15/1. [1 Met het oog op het ontwikkelen en uitproberen van een nieuwe invulling van rechtstreeks toegankelijke hulp lanceert het agentschap een oproep tot deelname aan een pilootfase bij organisaties die handicap specifieke zorg en ondersteuning bieden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-09-16/07, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 15/2. [1 In het kader van de pilootfase, vermeld in artikel 15/1, van dit besluit, kan het agentschap binnen de grenzen van de kredieten die daarvoor ingeschreven zijn op zijn begroting een tijdelijke erkenning bieden om rechtstreeks toegankelijke hulp te verlenen die voldoet aan al de navolgende voorwaarden:
1° de hulp is snel en flexibel inzetbaar;
2° de hulp is laagdrempelig toegankelijk en nabij;
3° de hulp is vraaggericht en op maat;
4° de hulp is geïntegreerd met en afgestemd op ondersteuning die niet wordt gesubsidieerd krachtens het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-09-16/07, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 15/3. [1 Om rechtstreeks toegankelijke hulp te bieden die voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 15/2 kan rechtstreeks toegankelijke hulp als vermeld in artikel 1, punt 2° tot en met 7° en in punt 10° worden gebruikt op voorwaarde dat er een ruimere invulling kan gegeven kan worden aan ambulante outreach en mobiele outreach. Daarnaast kan een open functie worden gecreëerd.
Een persoon met een handicap of met een vermoeden van een handicap die een beroep doet op rechtstreeks toegankelijke hulp die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 15/2, die wordt geboden door een aanbieder van rechtstreeks toegankelijke hulp als vermeld in artikel 15/2, kan in afwijking van artikel 9/1, tweede lid en artikel 13 aanspraak maken op rechtstreeks toegankelijke hulp als vermeld in artikel 15/2, voor maximaal twaalf punten. De aanbieders van rechtstreeks toegankelijke hulp als vermeld in artikel 15/2, motiveren de aanspraak op rechtstreeks toegankelijke hulp voor meer dan acht personeelspunten in een individueel plan als vermeld in artikel 15/4.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-09-16/07, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 15/4. [1 De aanbieders van rechtstreeks toegankelijke hulp als vermeld in artikel 15/2 van dit besluit, maken voor lange en complexe vragen naar rechtstreeks toegankelijke hulp een individueel plan op dat al de volgende elementen bevat:
1° de wijze waarop de rechtstreeks toegankelijke hulp tegemoetkomt aan de vragen en de behoeften van de persoon met een handicap of met een vermoeden van een handicap;
2° de wijze waarop de rechtstreeks toegankelijke hulp wordt afgestemd op en gecoördineerd met andere ondersteuning die niet wordt gesubsidieerd krachtens het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
3° de wijze waarop de nodige continuïteit van zorg wordt gerealiseerd bij de start en nadat de rechtstreeks toegankelijke hulp is beëindigd.
Bij de opmaak van het individuele plan wordt in voorkomend geval rekening gehouden met ondersteuningsplannen of zorgplannen die eerder werden opgemaakt.
Voor beperkte en eenvoudige vragen van rechtstreeks toegankelijke hulp wordt een gemotiveerd plan van aanpak opgemaakt op het niveau van de organisatie waarin wordt aangetoond op welke wijze de rechtstreeks toegankelijke hulp die wordt geboden, tegemoetkomt aan de vragen en behoeften van de personen met een handicap of met een vermoeden van een handicap met beperkte en eenvoudige vragen van rechtstreeks toegankelijke hulp.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-09-16/07, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Afdeling 2. [1 - Tijdelijke erkenning]1
----------
(1)
Art. 15/5. [1 Een aanvrager die voldoet aan een van de volgende voorwaarden, kan tijdelijk erkend worden om rechtstreeks toegankelijke hulp als vermeld in artikel 15/2, te bieden:
1° een voorziening zijn die conform artikel 2 erkend is voor de uitbouw van rechtstreeks toegankelijke hulp;
2° voldoen aan de volgende erkenningsvoorwaarden:
a) de organisatie is opgericht als privaatrechtelijke vereniging met rechtspersoonlijkheid waarvoor het bij wet verboden is haar leden een vermogensvoordeel te bezorgen of als een vennootschap met rechtspersoonlijkheid en met een sociaal oogmerk of is opgericht door een ondergeschikt bestuur zoals een provincie, een gemeente, een intercommunale van gemeenten of een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;
b) in de statuten is ten minste ondersteuning bieden aan personen met een handicap als doelstelling opgenomen;
c) als de organisatie is ingebed in een grotere organisatie, kan ze optreden als een autonome entiteit en afzonderlijk verantwoording afleggen aan het agentschap;
d) de organisatie toont aan dat ze de nodige handicapspecifieke kennis en deskundigheid kan inzetten;
3° rechtspersonen zoals vermeld in artikel 2, eerste lid, 3° van het besluit van de Vlaamse Regering houdende het vergunnen van aanbieders van niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning van personen met een handicap.
4° groene zorginitiatieven zoals vermeld in artikel 2, tweede lid van het besluit van de Vlaamse Regering houdende het vergunnen van aanbieders van niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning van personen met een handicap, die als rechtspersoon geregistreerd zijn bij het agentschap voor zover ze opgericht zijn als een privaatrechtelijke vereniging met rechtspersoonlijkheid waarvoor het bij wet verboden is hun leden een vermogensvoordeel te bezorgen of als een vennootschap met rechtspersoonlijkheid en met een sociaal oogmerk of door een ondergeschikt bestuur zoals een provincie, een gemeente, een intercommunale van gemeenten of een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, in de statuten moet het bieden van ondersteuning aan personen met een handicap als doelstelling opgenomen zijn en ze moeten aantonen dat ze de nodige handicap specifieke kennis en deskundigheid kunnen inzetten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-09-16/07, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 15/6. [1 De aanvraag om een tijdelijke erkenning te krijgen als vermeld in artikel 15/2, wordt in antwoord op de oproep, vermeld in artikel 15/1, ingediend bij het agentschap met een formulier dat het agentschap vaststelt. In de aanvraag worden de volgende elementen vermeld of aangetoond:
1° de identificatiegegevens van de aanvrager;
2° in voorkomend geval de informatie die toelaat om te beoordelen of voldaan is aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 15/5, 2° ;
3° motivatie voor deelname aan de pilootfase;
4° welke vormen van rechtstreeks toegankelijke hulp die beantwoorden aan de voorwaarden, vermeld in artikel 15/2, ontwikkeld en geïmplementeerd zullen worden en op welke wijze die zich onderscheiden van het huidige aanbod rechtstreeks toegankelijke hulp;
5° de beoogde doelgroep, het beoogde aantal personen met een handicap of met een vermoeden van een handicap, de minderjarigen of meerderjarigen en hun ondersteuningsbehoeften;
6° het beoogde geografische bereik;
7° op welke wijze een antwoord wordt gevonden voor de volgende uitdagingen:
a) kunnen beschikken over voldoende en voldoende ervaren en deskundig personeel;
b) zo veel mogelijk personen met een handicap of met een vermoeden van een handicap oplossingsgericht en op een zo kwaliteitsvolle wijze ondersteunen;
c) een gezond financieel beleid voeren met aandacht voor de betaalbaarheid van de ondersteuning voor de persoon met een handicap of met een vermoeden van een handicap;
d) flexibel inspelen op wisselende behoeften op het niveau van de persoon met een handicap of met een vermoeden van een handicap en binnen een bepaalde regio of werkingsgebied;
8° op welke wijze een bijdrage wordt geleverd aan de volgende elementen van de inhoudelijke doelstellingen van het beleid voor personen met een handicap:
a) een zo groot mogelijke autonomie van de persoon met een handicap of met een vermoeden van een handicap realiseren;
b) de levenskwaliteit van de persoon met een handicap of met een vermoeden van een handicap bevorderen;
c) een zo inclusief mogelijk leven bevorderen;
9° op welke wijze de volgende doelstellingen gerealiseerd zullen worden:
a) preventieve en vroegtijdige rechtstreeks toegankelijke hulp zodra een vermoeden van een handicap is vastgesteld;
b) continueren van ondersteuning op overgangsmomenten zodat er geen ondersteuningsvacuüm ontstaat;
c) aanklampende rechtstreeks toegankelijke hulp als dat nodig en wenselijk is;
10° de invulling die wordt gegeven aan de open functie, vermeld in artikel 15/3, eerste lid;
11° het aantal personeelspunten waarvoor een erkenning wordt gevraagd, met een minimum van 35 personeelspunten;
12° de wijze waarop er intersectoraal of lokaal zal worden samengewerkt met andere diensten of organisaties die actief zijn in het domein welzijn en gezondheid, onderwijs, cultuur of vrije tijd en met lokale besturen of andere partners;
13° de vastgelegde startdatum en op welke wijze die startdatum gerealiseerd zal kunnen worden.
Bij de aanvraag, vermeld in het eerste lid, worden de volgende documenten gevoegd:
1° een financieel plan waarin wordt uiteengezet op welke wijze de organisatie van rechtstreeks toegankelijke hulp als vermeld in artikel 15/2, zal worden gefinancierd;
2° in voorkomend geval de documenten die de informatie, vermeld in het eerste lid, 2°, staven.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-09-16/07, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 15/7. [1 De aanvraag om een tijdelijke erkenning te krijgen, vermeld in artikel 15/6, wordt uiterlijk op 9 november 2022 online ingediend met het aanvraagformulier, vermeld in artikel 15/6, eerste lid.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-09-16/07, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 15/8. [1 Als het agentschap vaststelt dat het aanvraagformulier, vermeld in artikel 15/6, eerste lid, tijdig is bezorgd en volledig is ingevuld, is de aanvraag om een tijdelijke erkenning te krijgen, vermeld in artikel 15/6, ontvankelijk.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-09-16/07, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 15/9. [1 Als het agentschap vaststelt dat niet is voldaan aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 15/5 brengt het agentschap de organisatie op de hoogte van het feit dat de erkenning wordt geweigerd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-09-16/07, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 15/10. [1 Als de aanvraag om een tijdelijke erkenning te krijgen, vermeld in artikel 15/6, ontvankelijk is conform artikel 15/8 en als er voldaan is aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 15/5, wordt de aanvraag voorgelegd aan een commissie.
De Vlaamse minister bevoegd voor de personen met een beperking bepaalt de samenstelling van de commissie die minstens bestaat uit personeelsleden van het agentschap en van het kabinet en wijst de leden aan.
De personeelsleden van het agentschap worden voorgesteld door de leidend ambtenaar van het agentschap.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-09-16/07, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 15/11. [1 De commissie, vermeld in artikel 15/10, beoordeelt of de aanvraag om een tijdelijke erkenning te krijgen, vermeld in artikel 15/6, voldoet aan de volgende inhoudelijke criteria:
1° er is aangetoond dat de voorziening of organisatie over de nodige competentie en ervaring beschikt om ondersteuning te bieden aan personen met een handicap of met een vermoeden van een handicap;
2° er is aangetoond op welke wijze de voorziening of organisatie vormen van rechtstreeks toegankelijke hulp zal ontwikkelen en implementeren die voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 15/2 die zich onderscheiden van het huidige aanbod rechtstreeks toegankelijke hulp;
3° de organisatie of voorziening heeft de elementen, vermeld in artikel 15/6, eerste lid, 4°, 5°, en punt 8° tot en met punt 12° afdoende aangetoond;
4° er is een concreet plan van aanpak dat duidelijk maakt dat het initiatief zowel voor de doelstellingen als op financieel vlak en voor de inzet van personeel realistisch is;
5° er is aangetoond dat het initiatief op 1 januari 2023 kan starten;
6° er is aangetoond op welke wijze intersectoraal of lokaal zal worden samengewerkt met andere organisaties of partners als vermeld in artikel 15/6, eerste lid, punt 12°.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-09-16/07, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 15/12. [1 Als de commissie, vermeld in artikel 15/10, van oordeel is dat aan al de inhoudelijke criteria, vermeld in artikel 15/11, is voldaan, kan het agentschap een tijdelijke erkenning als vermeld in artikel 15/2, verlenen voor het aantal personeelspunten dat is gevraagd.
Als de middelen, vermeld in artikel 15/2, niet volstaan om een tijdelijke erkenning als vermeld in artikel 15/2 te verlenen aan alle aanvragen die voldoen aan de inhoudelijke criteria, vermeld in artikel 15/11, maakt de commissie een rangorde op, op basis van de navolgende elementen:
1° de wijze waarop rechtstreeks toegankelijke hulp die voldoet aan de voorwaarden, vermeld 15/2, ontwikkeld en geïmplementeerd zal worden;
2° de motivatie voor deelname aan de pilootfase en de mate waarin de rechtstreeks toegankelijke hulp die zal geboden worden zich onderscheidt van de rechtsreeks toegankelijke hulp die wordt geboden conform het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2013 betreffende rechtstreeks toegankelijke hulp voor personen met een handicap voor de wijziging ervan bij dit besluit;
3° de inhoudelijke doelstellingen, vermeld in artikel 15/6, punt 8° en 9°, die nagestreefd worden en de wijze waarop deze gerealiseerd zullen worden;
4° de wijze waarop er als vermeld in artikel 15/6, punt 12° intersectoraal of lokaal zal samengewerkt worden met andere partners.
Voor het verlenen van een tijdelijke erkenning als vermeld in artikel 15/2 voor het aantal personeelspunten dat is gevraagd wordt rekening gehouden met de rangorde die is vastgesteld conform het eerste lid en met de volgende criteria:
1° een zo evenwichtig mogelijke verhouding tussen initiatieven die gericht zijn op minderjarigen en initiatieven die zich richten tot meerderjarigen;
2° een zo evenwichtig mogelijke regionale spreiding rekening houdend met de bevolkingsaantallen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-09-16/07, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 15/13. [1 Het agentschap kan een tijdelijke erkenning als vermeld in artikel 15/2, verlenen voor een periode van anderhalf jaar vanaf de datum van de beslissing van het agentschap over de tijdelijke erkenning.
De voorziening of de organisatie die tijdelijk is erkend, brengt gedurende de periode, vermeld in het eerste lid, op de wijze die het agentschap bepaalt, verslag uit over de inzet van de personeelspunten van de erkenning, de gerealiseerde doelstellingen en de gerealiseerde output en impact.
Uiterlijk drie maanden voor het einde van de periode, vermeld in het eerste lid, kan een aanvraag worden ingediend tot erkenning als dienst rechtstreeks toegankelijke hulp als vermeld in artikel 2, op voorwaarde dat het agentschap de werking, de gerealiseerde doelstellingen en de outcome en impact op basis van het verslag, vermeld in het derde lid, als voldoende evalueert. Als het agentschap de werking, de gerealiseerde doelstellingen en de outcome en impact als onvoldoende evalueert, formuleert het agentschap werkpunten. Als de organisatie aantoont dat aan de werkpunten is voldaan voor de periode is afgelopen die het agentschap daarvoor heeft vastgesteld, kan de organisatie alsnog een aanvraag tot erkenning als dienst rechtstreeks toegankelijke hulp als vermeld in artikel 2, indienen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-09-16/07, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Afdeling 3. [1 - Subsidiëring en toepassingsvoorwaarden]1
----------
(1)
Art. 15/14.[1 De middelen van de tijdelijke erkenning, vermeld in artikel 15/12, worden verantwoord door de effectief aangeboden ondersteuning.]1
[2 In afwijking van het eerste lid hoeft de voorziening of organisatie voor het kalenderjaar 2023 25% van de punten waarvoor ze tijdelijk erkend is conform artikel 15/12, niet te verantwoorden als ze kan aantonen dat ze personeel heeft ingezet voor haar tijdelijke erkenning, vermeld in artikel 15/2, en dat ze minimaal 30% van de personeelspunten waarvoor ze tijdelijk erkend is conform artikel 15/12, kan verantwoorden door de effectief aangeboden ondersteuning.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-09-16/07, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<BVR 2024-04-19/51, art. 6, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art. 15/15.[1 De voorziening ontvangt 0,22 personeelspunten per mobiele begeleiding en per mobiele outreach, 0,155 personeelspunten per ambulante begeleiding en per ambulante outreach, 0,087 personeelspunten per dag dagopvang, 0,13 personeelspunten per nacht verblijf, 0,087 personeelspunten per groepsbegeleiding en het aantal personeelspunten dat in overleg met de persoon met een handicap of met een vermoeden van een handicap wordt vastgesteld voor de open functie, vermeld in artikel 15/3, eerste lid.
In afwijking van artikel 6, tweede lid, kunnen de personeelspunten niet worden overgedragen aan een andere voorziening die is erkend en gesubsidieerd door het agentschap.
[2 Als de som van de personeelspunten die op basis van de geleverde prestaties worden toegekend, meer dan 95 % bedraagt van het aantal personeelspunten waarvoor de voorziening, of de organisatie tijdelijk erkend is conform artikel 15/12, ontvangt de voorziening of organisatie, in afwijking van het eerste lid het aantal personeelspunten waarvoor de voorziening is erkend.]2]1
[3 De voorziening die wil inzetten op innovatie als vermeld in artikel 2/1, 2°, kan een motivering indienen bij het agentschap om bijkomend tot een maximum van 10% van het aantal personeelspunten waarvoor de voorziening, die erkend is conform artikel 15/12, erkend is, de geboden ondersteuning niet te registreren als vermeld in artikel 15/16. Het agentschap bepaalt de wijze waarop verantwoording wordt afgelegd over het aandeel van de output dat is verlaagd.
De voorziening die wil inzetten op sectorale en intersectorale samenwerking en netwerken als vermeld in artikel 2/1, 3°, kan een motivering indienen bij het agentschap om bijkomend tot een maximum van 5% van het aantal personeelspunten waarvoor de voorziening, die erkend is conform artikel 15/12, de geboden ondersteuning niet te registreren als vermeld in artikel 15/16. Het agentschap bepaalt de wijze waarop verantwoording wordt afgelegd over het aandeel van de output dat is verlaagd.]3
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-09-16/07, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<BVR 2024-03-22/19, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(3)<BVR 2024-04-19/51, art. 7, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art. 15/16. [1 De voorzieningen of organisaties die tijdelijk erkend zijn conform artikel 15/12, registreren de rechtstreeks toegankelijke hulp, vermeld in artikel 15/2, die ze bieden, op de wijze die het agentschap bepaalt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-09-16/07, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 15/17. [1 De personeelssubsidies worden toegekend conform artikel 8.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-09-16/07, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 15/18. [1 De voorziening ontvangt per personeelspunt een werkingstoelage conform artikel 9.
In afwijking van artikel 9, § 1, tweede lid, kan de werkingstoelage niet worden overgedragen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-09-16/07, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 15/19. [1 Artikel 9/1, 10, 10/1, 11, 12 en 13, tweede lid, zijn van toepassing voor de rechtstreeks toegankelijke hulp die wordt geboden in het kader van de tijdelijke erkenning, vermeld in artikel 15/2.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-09-16/07, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 15/20. [1 De voorzieningen of organisaties die tijdelijk erkend zijn conform artikel 15/12, kunnen een financiële bijdrage vragen aan de persoon met een handicap of met een vermoeden van een handicap conform artikel 15, eerste tot en met vijfde lid. De voorzieningen of organisaties bepalen zelf de financiële bijdrage voor de open functie, vermeld in artikel 15/3, eerste lid.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-09-16/07, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Afdeling 4. [1 Verlenging van de erkenning en de erkenning van nieuwe organisaties in het kader van de pilootfase ]1
----------
(1)
Art. 15/21. [1 De aanbieders van rechtstreeks toegankelijke hulp, vermeld in artikel 15/2, kunnen uiterlijk negentig dagen voor het einde van de periode, vermeld in artikel 15/13, eerste lid, een aanvraag indienen bij agentschap om hun initiatief te verlengen.
Het agentschap beoordeelt de aanvraag tot verlenging, vermeld in het eerste lid, op basis van de informatie die de voorziening of organisatie heeft bezorgd conform artikel 15/13, tweede lid.
Het agentschap kan de volgende beslissingen nemen:
1° de tijdelijke erkenning, vermeld in artikel 15/2, niet verlengen;
2° de tijdelijke erkenning, vermeld in artikel 15/2, verlengen tot en met 31 december 2024. Het agentschap formuleert werkpunten over de werking, de gerealiseerde doelstelling en de outcome en impact. Als de organisatie aantoont dat aan de werkpunten is voldaan voor de periode die het agentschap vaststelt, is afgelopen, kan de tijdelijke erkenning verlengd worden tot en met 31 december 2025;
3° de tijdelijke erkenning, vermeld in artikel 15/2, wordt verlengd tot en met 31 december 2025;
4° de voorziening of organisatie wordt erkend als dienst rechtstreeks toegankelijke hulp als vermeld in artikel 2, en tot en met 31 december 2025 zijn de bepalingen, vermeld in afdeling 3, van toepassing.
In afwijking van het derde lid, kunnen organisaties als vermeld in artikel 15/5, 2°, met een tijdelijke erkenning als vermeld in artikel 15/2, geen verlenging van erkenning zonder einddatum krijgen. De voormelde organisaties voldoen uiterlijk op 31 december 2025 aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4, om in aanmerking te komen voor een erkenning als dienst rechtstreeks toegankelijke hulp als vermeld in artikel 2. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2024-04-19/51, art. 8, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art. 15/22. [1 Het agentschap kan binnen de grenzen van de kredieten die daarvoor ingeschreven zijn op zijn begroting nieuwe organisaties erkennen om deel te nemen aan de pilootfase, vermeld in artikel 15/1, als ze voldoen aan een van de volgende voorwaarden:
1° de aanvraag die is ingediend vóór 10 november 2022, voldoet aan de inhoudelijke criteria, vermeld in artikel 15/11;
2° de organisatie heeft in de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023 meer dan 100% van de output behaald, ze heeft een positieve beoordeling gekregen op basis van de werking in het eerste jaar van de pilootfase en ze heeft een vraag naar uitbreiding.
In het eerste lid wordt verstaan onder nieuwe organisaties: organisaties die in 2023 niet geselecteerd waren voor deelname aan de pilootfase en geselecteerde organisaties in de pilootfase die extra capaciteit vragen.
Als de middelen, vermeld in het eerste lid, niet volstaan om een tijdelijke erkenning als vermeld in artikel 15/21, derde lid punt 1° tot en met 3°, te verlenen aan alle aanvragen die voldoen aan de inhoudelijke criteria, vermeld in het eerste lid, maakt het agentschap een rangorde op, op basis van de navolgende elementen:
1° de wijze waarop rechtstreeks toegankelijke hulp die voldoet aan de voorwaarden, vermeld artikel 15/2, ontwikkeld en geïmplementeerd zal worden;
2° de motivatie voor deelname aan de pilootfase en de mate waarin de rechtstreeks toegankelijke hulp die zal geboden worden zich onderscheidt van de rechtstreeks toegankelijke hulp die wordt geboden conform het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2013 betreffende rechtstreeks toegankelijke hulp voor personen met een handicap voor de wijziging ervan bij dit besluit;
3° de inhoudelijke doelstellingen, vermeld in artikel 15/6, punt 8° en 9°, die nagestreefd worden en de wijze waarop deze gerealiseerd zullen worden;
4° de wijze waarop er als vermeld in artikel 15/6, punt 12° intersectoraal of lokaal zal samengewerkt worden met andere partners.
Voor het verlenen van een tijdelijke erkenning als vermeld in artikel 15/2 voor het aantal personeelspunten dat is gevraagd wordt rekening gehouden met de rangorde die is vastgesteld conform het eerste lid en met de volgende criteria:
1° een zo evenwichtig mogelijke verhouding tussen initiatieven die gericht zijn op minderjarigen en initiatieven die zich richten tot meerderjarigen;
2° een zo evenwichtig mogelijke regionale spreiding rekening houdend met het bevolkingsaantal. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2024-04-19/51, art. 8, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art. 15/23. [1 De aanbieders van rechtstreeks toegankelijke hulp, die een verlenging van erkenning hebben verkregen als vermeld in artikel 15/21, derde lid, kunnen de open functie, vermeld in artikel 15/3, derde lid, inzetten om een of meer van de volgende vormen van ondersteuning te bieden:
1° abonnement: bepalen van een forfaitair bedrag aan punten dat voor een periode van maximaal een kalenderjaar wordt aangerekend om een vooraf bepaald aanbod ondersteuning te bieden;
2° oproepbare permanentie: het organiseren van een permanentie die de online, telefonische of fysieke beschikbaarheid van een begeleider regelt;
3° respijtzorg aan huis: het organiseren van opvang en ondersteuning aan huis;
4° praktisch pedagogische ondersteuning: een combinatie van aanleren, stimuleren, inhoudelijk ondersteunen en praktisch assisteren bij bepaalde handelingen of activiteiten.
De aanbieder die van de open functie, vermeld in het eerste lid, wil gebruikmaken, bezorgt het agentschap informatie over de inhoud, de organisatie, de aanrekening van punten en de aanrekening van bijdragen. Het agentschap bepaalt de momenten en de wijze waarop de voormelde informatie wordt bezorgd.
De aanbieder die een andere vorm van ondersteuning dan de vormen van ondersteuning, vermeld in het eerste lid, wil aanbieden binnen de open functie, vermeld in het eerste lid, vraagt dat aan bij het agentschap op de wijze die het agentschap bepaalt. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2024-04-19/51, art. 8, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art. 15/24. [1 Er wordt een functie anonieme rechtstreeks toegankelijke hulp gecreëerd. Een aanbieder die erkend is binnen de pilootfase, vermeld in artikel 15/1, ontvangt ongeacht het aantal deelnemers voor 1 sessie anonieme rechtstreeks toegankelijke hulp, vermeld in artikel 1, punt 12°, 0,155 personeelspunten.
De aanbieder die van de functie anonieme rechtstreeks toegankelijke hulp, vermeld in het eerste lid, wil gebruikmaken, bezorgt het agentschap informatie over de inhoud, de organisatie en de aanrekening van bijdragen. Het agentschap bepaalt de momenten en de wijze waarop de voormelde informatie wordt bezorgd. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2024-04-19/51, art. 8, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art. 15/25. [1 Artikel 15/3, tweede lid, artikel 15/4, 15/5, 15/12, 15/13, en artikel 15/14 tot en met 15/20 zijn van toepassing voor de rechtstreeks toegankelijke hulp die wordt geboden in het kader van de verlenging van de erkenning, vermeld in artikel 15/21. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2024-04-19/51, art. 8, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Afdeling 5. [1 Beoordeling en beslissingen op het einde van de pilootfase ]1
----------
(1)
Art. 15/26. [1 De voorziening of de organisatie die conform artikel 15/21, derde lid, 2° en 3°, tijdelijk erkend is tot en met 31 december 2025, brengt gedurende de periode van erkenning, op de wijze die het agentschap bepaalt, verslag uit over al de volgende elementen:
1° de inzet van de personeelspunten van de erkenning;
2° de gerealiseerde doelstellingen;
3° de gerealiseerde output en impact.
De voorziening of de organisatie die tijdelijk is erkend, brengt gedurende de periode van tijdelijke erkenning, vermeld in het eerste lid, op de wijze die het agentschap bepaalt, verslag uit over al de volgende elementen:
1° de inzet van de personeelspunten van de erkenning;
2° de gerealiseerde doelstellingen;
3° de gerealiseerde output en impact.
Uiterlijk negentig dagen voor het einde van de periode van de tijdelijke erkenning, vermeld in het eerste lid, kan een aanvraag worden ingediend tot erkenning als dienst rechtstreeks toegankelijke hulp als vermeld in artikel 2, op voorwaarde dat het agentschap de werking, de gerealiseerde doelstellingen en de outcome en impact op basis van het verslag, vermeld in het tweede lid, als voldoende evalueert.
Als het agentschap de werking, de gerealiseerde doelstellingen en de outcome en impact op basis van het verslag, vermeld in het tweede lid, als onvoldoende evalueert, formuleert het agentschap werkpunten. Als de organisatie aantoont dat aan de werkpunten is voldaan voor de periode is afgelopen die het agentschap daarvoor heeft vastgesteld, kan de organisatie een aanvraag tot erkenning als dienst rechtstreeks toegankelijke hulp als vermeld in artikel 2, indienen. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2024-04-19/51, art. 8, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingsbepalingen
Art.16. In het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001 betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten voor begeleid wonen voor personen met een handicap, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 15 december 2006, 20 juni 2008 en 4 februari 2011, wordt hoofdstuk Vbis, dat bestaat uit artikel 15bis tot en met 15septies, opgeheven.
Art.17. In het besluit van de Vlaamse Regering van 17 september 2010 betreffende de subsidiëring van crisisjeugdhulpverlening en rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp verleend door voorzieningen voor personen met een handicap, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 2012, worden artikel 5 en artikel 6 opgeheven.
Art.18. Aan artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap wordt een vierde lid toegevoegd dat luidt als volgt :
" Bij het verlenen van rechtstreeks toegankelijke hulp vermeldt het protocol van verblijf, behandeling of begeleiding de ondersteuning en de wijze waarop de ondersteuning geboden zal worden. Punt 10° uit bijlage 1 hoeft bij het verlenen van rechtstreeks toegankelijke hulp niet te worden vermeld. ".
Art.19. In artikel 11, § 1, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 september 2011 betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten Ondersteuningsplan en een mentororganisatie voor het voortraject van personen met een handicap wordt tussen het woord " agentschap, " en het woord " of " de zinsnede " met uitzondering van rechtstreeks toegankelijke hulp " ingevoegd.
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art.20. De bepalingen van dit besluit worden uiterlijk voor 31 december 2015 door het agentschap geëvalueerd, in overleg met de daarvoor bevoegde adviesorganen van het agentschap.
Art.21. Dit besluit treedt in werking op 1 maart 2013.
Art.22. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N.De tabel, vermeld in artikel 5.
[1 (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 18-08-2020, p. 61287)]1
----------
(1)<BVR 2020-07-17/42, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Gewijzigd bij :
<BVR 2024-04-19/51, art. 10, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2024>