11 JANUARI 2019. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering die verband houden met de ondersteuning van personen met een handicap, wat betreft reservevorming, en maatregelen ter beheersing van de uitgaven voor werkingssubsidies in de sector voor personen met een handicap
Art. 1-13
Artikel 1. In het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2013 betreffende rechtstreeks toegankelijke hulp voor personen met een handicap, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 25 mei 2018, wordt een artikel 10/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 10/1. Het gedeelte van de toegekende subsidie, vermeld in artikel 9, § 1, dat de verantwoorde kosten overschrijdt, mag worden aangewend voor de aanleg van reserves tot maximaal 20 % van het subsidiebedrag, met uitzondering van het sociaal passief.
De totale gecumuleerde reserves, met uitzondering van het sociaal passief, kunnen maximaal 50 % van het subsidiebedrag van het laatst gesubsidieerde werkingsjaar bedragen.
Het sociaal passief, vermeld in het eerste en tweede lid, wordt beperkt tot 25 % van de jaarlijkse personeelskosten.
Als het maximum, vermeld in het eerste en tweede lid, overschreden wordt, wordt het overschreden bedrag teruggestort aan het agentschap, tenzij het agentschap na motivering beslist dat er van de maximumpercentages kan worden afgeweken.
Als de voorziening, vermeld in artikel 2, niet verder wordt gesubsidieerd, wordt het gecumuleerde bedrag van de reserves aan het agentschap teruggestort.
In afwijking van het vijfde lid hoeven de reserves die aangelegd zijn voor het sociaal passief, na expliciete goedkeuring door het agentschap, niet aan het agentschap te worden teruggestort.".
Art.2. In het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015 houdende de vergunningsvoorwaarden en de subsidieregeling van bijstandsorganisaties om budgethouders bij te staan in het kader van persoonsvolgende financiering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 juni 2016, 8 juni 2018 en 20 juli 2018, wordt een artikel 16/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 16/1. Het gedeelte van de toegekende subsidies, vermeld in artikel 16, vijfde lid, dat de verantwoorde kosten overschrijdt, mag worden aangewend voor de aanleg van reserves tot maximaal 20 % van het subsidiebedrag, met uitzondering van het sociaal passief.
De totale gecumuleerde reserves, met uitzondering van het sociaal passief, kunnen maximaal 50 % van het subsidiebedrag van het laatst gesubsidieerde werkingsjaar bedragen.
Het sociaal passief, vermeld in het eerste en tweede lid, wordt beperkt tot 25 % van de jaarlijkse personeelskosten.
Als het maximum, vermeld in het eerste en tweede lid, overschreden wordt, wordt het overschreden bedrag teruggestort aan het agentschap, tenzij het agentschap na motivering beslist dat er van de maximumpercentages kan worden afgeweken.
Als de bijstandsorganisatie niet verder wordt gesubsidieerd, wordt het gecumuleerde bedrag van de reserves aan het agentschap teruggestort.
In afwijking van het vijfde lid hoeven de reserves die aangelegd zijn voor het sociaal passief, na expliciete goedkeuring door het agentschap, niet aan het agentschap te worden teruggestort.".
Art.3. Aan artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 over de besteding van het budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over organisatiegebonden kosten voor vergunde zorgaanbieders, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, wordt een paragraaf 6 toegevoegd, die luidt als volgt:
" § 6. Het gedeelte van de werkingsmiddelen, vermeld in paragraaf 3, tweede lid, en het bedrag van de vergoeding voor de organisatiegebonden kosten, vermeld in paragraaf 5, dat de verantwoorde kosten overschrijdt, mogen worden aangewend voor de aanleg van reserves tot maximaal 20 % van het subsidiebedrag, met uitzondering van het sociaal passief.
De totale gecumuleerde reserves, met uitzondering van het sociaal passief, kunnen maximaal 50 % van het subsidiebedrag van het laatst gesubsidieerde werkingsjaar bedragen.
Het sociaal passief, vermeld in het eerste en tweede lid, wordt beperkt tot 25 % van de jaarlijkse personeelskosten.
Als het maximum, vermeld in het eerste en tweede lid, overschreden wordt, wordt het overschreden bedrag teruggestort aan het agentschap, tenzij het agentschap na motivering beslist dat er van de maximumpercentages kan worden afgeweken.
Als de vergunde zorgaanbieder niet verder wordt gesubsidieerd, wordt het gecumuleerde bedrag van de reserves aan het agentschap teruggestort.
In afwijking van het vijfde lid hoeven de reserves die aangelegd zijn voor het sociaal passief, na expliciete goedkeuring door het agentschap, niet aan het agentschap te worden teruggestort.".
Art.4. In het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017 houdende de methodiek voor de berekening van de subsidies voor personeelskosten, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, 8 juni 2018 en 20 juli 2018, wordt een artikel 20/3 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 20/3. Het gedeelte van de toegekende subsidies, vermeld in artikel 20/1, dat de verantwoorde kosten overschrijdt, mag worden aangewend voor de aanleg van reserves tot maximaal 20 % van het subsidiebedrag, met uitzondering van het sociaal passief.
De totale gecumuleerde reserves, met uitzondering van het sociaal passief, kunnen maximaal 50 % van het subsidiebedrag van het laatst gesubsidieerde werkingsjaar bedragen.
Het sociaal passief, vermeld in het eerste en tweede lid, wordt beperkt tot 25 % van de jaarlijkse personeelskosten.
Als het maximum, vermeld in het eerste en tweede lid, overschreden wordt, wordt het overschreden bedrag teruggestort aan het agentschap, tenzij het agentschap na motivering beslist dat er van de maximumpercentages kan worden afgeweken.
Als een subsidie-eenheid niet verder wordt gesubsidieerd, wordt het gecumuleerde bedrag van de reserves aan het agentschap teruggestort.
In afwijking van het vijfde lid hoeven de reserves die aangelegd zijn voor het sociaal passief, na expliciete goedkeuring door het agentschap, niet aan het agentschap te worden teruggestort.".
Art.5. In tabel 3 van de bijlage bij hetzelfde besluit wordt in de rij "FAM.153.1332, Ave Regina" in de kolom " % van de doelgroep" het getal "68,26" vervangen door het getal "83".
Art.6. In het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2017 over de erkenning en subsidiëring van voorzieningen die ondersteuning bieden aan personen met een handicap in de gevangenis, en van units voor geïnterneerden, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 22 december 2017 en 8 juni 2018, wordt een artikel 7/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 7/1. Het gedeelte van de werkingstoelage, vermeld in artikel 7, tweede lid, dat de verantwoorde kosten overschrijdt, mag worden aangewend voor de aanleg van reserves tot maximaal 20 % van het subsidiebedrag, met uitzondering van het sociaal passief.
De totale gecumuleerde reserves, met uitzondering van het sociaal passief, kunnen maximaal 50 % van het subsidiebedrag van het laatst gesubsidieerde werkingsjaar bedragen.
Het sociaal passief, vermeld in het eerste en tweede lid, wordt beperkt tot 25 % van de jaarlijkse personeelskosten.
Als het maximum, vermeld in het eerste en tweede lid, overschreden wordt, wordt het overschreden bedrag teruggestort aan het agentschap, tenzij het agentschap na motivering beslist dat er van de maximumpercentages kan worden afgeweken.
Als de voorziening, vermeld in artikel 2, niet verder wordt gesubsidieerd, wordt het gecumuleerde bedrag van de reserves aan het agentschap teruggestort.
In afwijking van het vijfde lid hoeven de reserves die aangelegd zijn voor het sociaal passief, na expliciete goedkeuring door het agentschap, niet aan het agentschap te worden teruggestort.".
Art.7. In hetzelfde besluit wordt een artikel 16/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 16/1. Het gedeelte van de werkingstoelagen, vermeld in artikel 16, eerste lid, dat de verantwoorde kosten overschrijdt, mag worden aangewend voor de aanleg van reserves tot maximaal 20 % van het subsidiebedrag, met uitzondering van het sociaal passief.
De totale gecumuleerde reserves, met uitzondering van het sociaal passief, kunnen maximaal 50 % van het subsidiebedrag van het laatst gesubsidieerde werkingsjaar bedragen.
Het sociaal passief, vermeld in het eerste en tweede lid, wordt beperkt tot 25 % van de jaarlijkse personeelskosten.
Als het maximum, vermeld in het eerste en tweede lid, overschreden wordt, wordt het overschreden bedrag teruggestort aan het agentschap, tenzij het agentschap na motivering beslist dat er van de maximumpercentages kan worden afgeweken.
Als de voorziening, vermeld in artikel 10, niet verder wordt gesubsidieerd, wordt het gecumuleerde bedrag van de reserves aan het agentschap teruggestort.
In afwijking van het vijfde lid hoeven de reserves die aangelegd zijn voor het sociaal passief, na expliciete goedkeuring door het agentschap, niet aan het agentschap te worden teruggestort.".
Art.8. In artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2017 over de erkenning en subsidiëring van observatie-, diagnose- en behandelingsunits worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het derde lid wordt het getal "8" vervangen door het getal "9";
2° in hetzelfde lid worden de woorden "dat er een schriftelijke overeenkomst met de werknemersvertegenwoordiging is gesloten" vervangen door de woorden "dat er overleg met de werknemersvertegenwoordiging heeft plaatsgevonden";
3° het vijfde lid wordt opgeheven.
Art.9. In hetzelfde besluit wordt een artikel 8/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 8/1. Het gedeelte van de werkingstoelagen, vermeld in artikel 8, tweede lid, dat de verantwoorde kosten overschrijdt, mag worden aangewend voor de aanleg van reserves tot maximaal 20 % van het subsidiebedrag, met uitzondering van het sociaal passief.
De totale gecumuleerde reserves, met uitzondering van het sociaal passief, kunnen maximaal 50 % van het subsidiebedrag van het laatst gesubsidieerde werkingsjaar bedragen.
Het sociaal passief, vermeld in het eerste en tweede lid, wordt beperkt tot 25 % van de jaarlijkse personeelskosten.
Als het maximum, vermeld in het eerste en tweede lid, overschreden wordt, wordt het overschreden bedrag teruggestort aan het agentschap, tenzij het agentschap na motivering beslist dat er van de maximumpercentages kan worden afgeweken.
Als de voorziening, vermeld in artikel 2, niet verder wordt gesubsidieerd, wordt het gecumuleerde bedrag van de reserves aan het agentschap teruggestort.
In afwijking van het vijfde lid hoeven de reserves die aangelegd zijn voor het sociaal passief, na expliciete goedkeuring door het agentschap, niet aan het agentschap te worden teruggestort.".
Art.10. In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt het percentage "10 %" vervangen door het percentage "3 %";
2° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt:
"Het bedrag per punt bedraagt 834 euro (achthonderdvierendertig euro).";
3° er wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Het bedrag, vermeld in het tweede lid, wordt jaarlijks op 1 januari aangepast, rekening houdend met de gezondheidsindex, vermeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1999 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, met de volgende formule:
(basisbedrag x index december 20../index december 2017).".
Art.11. Aan artikel 33 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap wordt een zesde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"In afwijking van het vijfde lid hoeven de reserves die aangelegd zijn voor het sociaal passief, na expliciete goedkeuring door het agentschap, niet aan het agentschap te worden teruggestort.".
Art.12. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2019.
Artikel 5 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2016.
Artikel 8, 1°, heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2017.
Artikel 8, 2° en 3°, en artikel 10 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2018.
Art. 13. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.