Details





Titel:

30 AUGUSTUS 2013. - Wet tot instelling van de militaire loopbaan van beperkte duur (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 04-10-2013 en tekstbijwerking tot 15-12-2022)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-3
HOOFDSTUK 2. - De werving
Art. 4
HOOFDSTUK 3. - De dienstneming
Art. 5-7
HOOFDSTUK 4. - De cyclus basisvorming
Art. 8-10
HOOFDSTUK 5. - De voortgezette vorming
Art. 11
HOOFDSTUK 6. - De geschiktheidscategorie
Art. 12
HOOFDSTUK 7. - De tijdelijke ambtsontheffing en de verbreking van de dienstneming
Art. 13-18
HOOFDSTUK 8. - De opname in een andere hoedanigheid van militair BDL of van militair van het actief kader
Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepaling
Art. 19
Afdeling 2. - De overgang
Art. 20-21
Afdeling 3. - De sociale promotie
Art. 22
Afdeling 4. - De promotie op diploma
Art. 23
HOOFDSTUK 9. - De opname in het reservekader
Art. 24-25
HOOFDSTUK 10. - De eindeloopbaanperiode
Art. 26-31, 31bis, 32-34
HOOFDSTUK 11. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen
Art. 35-36
HOOFDSTUK 12. - Overgangsbepalingen
Art. 37-39
HOOFDSTUK 13. - Inwerkingtreding
Art. 40



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2007007077  2010007051 





Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art.2. Deze wet bepaalt het statuut van de militairen van het actief kader aangeworven voor een loopbaan van beperkte duur, hierna genoemd " militairen BDL ".
  De militairen BDL zijn :
  1° de officieren en kandidaat-officieren BDL van het niveau A;
  2° de officieren en kandidaat-officieren BDL van het niveau B;
  3° de onderofficieren en kandidaat-onderofficieren BDL van het niveau B;
  4° de onderofficieren en kandidaat-onderofficieren BDL van het niveau C;
  5° de vrijwilligers en kandidaat-vrijwilligers BDL.

Art.3. Voor zover deze bepalingen niet onverenigbaar zijn met de bepalingen van onderhavige wet en voor zover de reglementaire bepalingen niet onverenigbaar zijn met de reglementaire bepalingen genomen in uitvoering van onderhavige wet, zijn alle wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende het statuut van de beroepsmilitairen van toepassing op de militairen BDL, naargelang de personeelscategorie en het niveau waartoe ze behoren.
  Voor zover deze bepalingen niet onverenigbaar zijn met de bepalingen van onderhavige wet en voor zover de reglementaire bepalingen niet onverenigbaar zijn met de reglementaire bepalingen genomen in uitvoering van onderhavige wet, zijn alle wettelijke en reglementaire bepalingen die, naargelang het geval, van toepassing zijn op de sollicitanten of de kandidaat-beroepsmilitairen van toepassing op de sollicitanten BDL of kandidaat-militairen BDL, naargelang de personeelscategorie waartoe ze behoren.
  De bepalingen van de samengeordende wetten op de militaire pensioenen zijn van toepassing op de militairen BDL.

HOOFDSTUK 2. - De werving
Art.4.Teneinde de hoedanigheid van militair BDL te kunnen verwerven, dient de sollicitant BDL aan dezelfde voorwaarden te voldoen als de sollicitant kandidaat-beroepsmilitair, met uitzondering van de hierna vermelde voorwaarden :
  1° [1 de sollicitant officier BDL en de sollicitant onderofficier BDL van niveau B mogen de leeftijd van [2 drieëndertig]2 jaar of van vierendertig jaar wanneer het een sollicitant officier BDL van de vakrichting "medische technieken" betreft, niet hebben bereikt op 31 december van het jaar van hun inlijving;]1
  2° de sollicitant onderofficier BDL van niveau C en de sollicitant vrijwilliger BDL mogen de leeftijd van [2 eenendertig]2 jaar niet hebben bereikt op 31 december van het jaar van hun inlijving.
  ----------
  (1)<W 2016-08-03/27, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-10-2016>
  (2)<W 2019-05-20/10, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

HOOFDSTUK 3. - De dienstneming
Art.5. De dienstneming als militair BDL heeft, van rechtswege en op de datum ervan, naargelang het geval, het ontslag uit het ambt of de verbreking van elke vroegere dienstneming of wederdienstneming van de persoon die reeds de hoedanigheid heeft van militair tot gevolg.

Art.6.De militair BDL gaat een dienstneming aan voor een duur van maximum acht jaar.
  [2 De duur van de loopbaan van de militair BDL wordt van rechtswege beëindigd de laatste dag van de maand waarin, naargelang het geval, de in het eerste lid bedoelde dienstneming, de in het derde lid bedoelde nieuwe dienstneming of de in het vijfde lid bedoelde verlenging van de dienstneming verstrijkt.]2
  [2 De militair BDL kan, in het kader van een sociale promotie waarvoor hij door de door de Koning aangewezen overheid werd aanvaard, evenwel een nieuwe dienstneming van acht jaar aangaan in zijn nieuwe hoedanigheid.]2
  [2 Deze nieuwe dienstneming vangt aan de dag waarop de betrokkene zijn nieuwe cyclus basisvorming begint.]2
  [2 De dienstneming van de militair BDL, bedoeld in het eerste en derde lid, wordt van rechtswege één of meerdere malen met één jaar verlengd, voor zover tegelijkertijd aan volgende voorwaarden wordt voldaan :
   1° op 31 december van het voorgaande jaar, behoort de militair BDL tot de geschiktheidscategorie A of B zoals bedoeld in artikel 69, vierde en vijfde lid, van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de Krijgsmacht;
   2° er is geen statutaire maatregel, zoals bedoeld in artikel 54 van de voornoemde wet van 28 februari 2007, ten opzichte van hem werd uitgesproken;
   3° de som van de verlengingen overschrijdt de vier jaar niet.
   De Koning bepaalt de procedure betreffende de verlenging van de dienstneming van de militair BDL.]2
  ----------
  (1)<W 2016-08-03/27, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-10-2016>
  (2)<W 2018-07-19/20, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 24-09-2018>

Art.7.In afwijking van artikel 6, [1 tweede lid, kan, naargelang]1 het geval, de dienstneming van de militair BDL worden verlengd :
  1° [1 met één tot vijf maanden]1, teneinde de betrokken militair BDL te laten genieten van het oriëntatieverlof bedoeld in artikel [1 31 en, naargelang het geval, van het reclasseringsverlof bedoeld in artikel 31bis]1;
  2° in de gevallen bedoeld in artikel 161, vierde tot zesde lid, van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de krijgsmacht, met de benodigde duur voor het voltooien van een stage teneinde, in voorkomend geval, toe te laten de periode van terbeschikkingstelling van de militair BDL die zijn overplaatsing naar een openbare werkgever aangevraagd heeft te verlengen;
  3° met een maximum van [1 vijf maanden]1, met de noodzakelijke duur voor het volbrengen van een operatie of een andere opdracht, indien, in voorkomend geval, de dienstneming van de militair BDL, die de aan de opdracht voorafgaande specifieke training volbracht heeft, verstrijkt tijdens zijn deelname aan :
  a) een operatie of opdracht onder eender welke vorm van operationele inzet, met uitzondering van de ordehandhaving;
  b) eender welke andere opdracht buiten het nationale grondgebied, niet bedoeld in a), die minstens één maand duurt;
  4° in de gevallen bedoeld in de artikelen 22 en 23, met de benodigde duur voor het volbrengen van een nieuwe cyclus basisvorming, voor de militair BDL die door [2 de door de Koning aangewezen overheid]2 werd aanvaard met het oog op, naargelang het geval, een sociale promotie of een promotie op diploma;
  [1 5° op aanvraag van de militair BDL, met de benodigde duur voor het voltooien van de eindeloopbaanperiode bedoeld in artikel 28, eerste lid.]1
  De door de Koning aangewezen overheid [1 maakt de duur van de verlenging]1 van zijn dienstneming schriftelijk bekend aan de betrokken militair BDL.
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/20, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 24-09-2018>
  (2)<W 2018-04-30/07, art. 24, 006; Inwerkingtreding : 27-08-2018>

HOOFDSTUK 4. - De cyclus basisvorming
Art.8. In functie van de behoeften van de krijgsmacht en het einddoel van de vorming bepaalt de Koning met welke cyclus basisvorming van de kandidaat-beroepsmilitairen de cyclus basisvorming van elke kandidaat-militair BDL overeenstemt.
  Voor de aanstellingen tijdens de basisvorming en voor de benoeming op het einde van deze vorming :
  1° volgt de kandidaat-officier BDL van niveau A het lot van de kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de bijzondere werving;
  2° volgt de kandidaat-officier BDL van niveau B het lot van de kandidaat-beroepsofficier van niveau B van de bijzondere werving;
  3° volgt de kandidaat-onderofficier BDL van niveau B het lot van de kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B van de bijzondere werving;
  4° volgt de kandidaat-onderofficier BDL van niveau C het lot van de kandidaat-beroepsonderofficier van niveau C van de normale werving;
  5° volgt de kandidaat-vrijwilliger BDL het lot van de kandidaat-beroepsvrijwilliger van de normale werving.

Art.9. In afwijking van artikel 3, § 1, van de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger, wordt het slagen voor het examen over de wezenlijke kennis van de taal van het andere taalstelsel dan dat waartoe de officier BDL behoort, enkel geëist wanneer hij aan de voorwaarden voldoet om benoemd te kunnen worden in de graad, naargelang het geval, van onderluitenant of van luitenant.

Art.10.Verliest de hoedanigheid van kandidaat-militair BDL :
  1° diegene waartegen de definitieve mislukking wordt uitgesproken, naargelang het geval, door [1 de deliberatie- of de evaluatiecommissie of de beroepsinstantie]1, ten gevolge van een onvoldoende beoordeling :
  a) hetzij van de professionele hoedanigheden;
  b) hetzij van de karakteriële hoedanigheden;
  c) hetzij van de fysieke hoedanigheden;
  2° diegene die de vereiste morele hoedanigheden niet meer bezit;
  3° diegene waarvan de dienstneming wordt verbroken in overeenstemming met de artikelen 16 tot 18.
  De Koning bepaalt de autoriteit bevoegd voor het uitspreken van het verlies van de hoedanigheid van kandidaat-militair BDL of het toestaan van een reclassering in een andere cyclus basisvorming van kandidaat-militair BDL.
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/20, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 24-09-2018>

HOOFDSTUK 5. - De voortgezette vorming
Art.11.De onderofficier BDL van niveau C kan, noch tot de vervolmakingscursus, noch tot het examen voor overgang naar de graad van eerste sergeant-majoor, waaraan de beroepsonderofficier van niveau C met het oog op zijn benoeming tot de graad van eerste sergeant-majoor deelneemt, worden toegelaten.
  De onderofficier BDL van niveau B kan niet tot de vervolmakingscursus, waaraan de beroepsonderofficier van het niveau B deelneemt met het oog op zijn benoeming tot de graad van adjudant-chef, worden toegelaten.
  [2 De officier BDL van niveau A kan niet tot de vervolmakingscursus bedoeld in artikel 111, eerste lid, 2°, van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de Krijgsmacht, waaraan de beroepsofficier van niveau A deelneemt, worden toegelaten.]2
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/20, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 24-09-2018>
  (2)<W 2022-06-02/06, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 26-08-2022>

HOOFDSTUK 6. - De geschiktheidscategorie
Art.12. De militair BDL kan eenmaal een beroep aantekenen bij de beroepsinstantie bedoeld in artikel 178/2, eerste lid, van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de krijgsmacht, tegen een beslissing die zijn behoren tot de geschiktheidscategorie D tot gevolg heeft.
  Op beslissing van de minister van Landsverdediging of van de voornoemde beroepsinstantie, kan de militair BDL de hoedanigheid van militair BDL behouden voor een periode van zes maanden.
  De militair BDL die, op het einde van de in het tweede lid bedoelde periode, tot de geschiktheidscategorie D blijft behoren, verliest van rechtswege de hoedanigheid van militair BDL en kan niet genieten van de bepalingen bedoeld in de artikelen 29 en 30.

HOOFDSTUK 7. - De tijdelijke ambtsontheffing en de verbreking van de dienstneming
Art.13.De tijdelijke ambtsontheffing van een militair BDL kan slechts in de volgende gevallen plaatsvinden :
  1° op verzoek van betrokken militair, wegens persoonlijke aangelegenheden of om gezinsredenen;
  2° om gezondheidsredenen;
  3° bij tuchtmaatregel.
  [1 De wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de tijdelijke ambtsontheffing wegens persoonlijke aangelegenheden, die op de beroepsmilitairen van toepassing zijn, zijn evenwel niet toepasselijk op de kandidaat-militair BDL.]1
  ----------
  (1)<W 2022-06-02/07, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 01-12-2022>

Art.14. De wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende het verlof voor ouderschapsbescherming, die op de beroepsmilitairen van toepassing zijn, zijn niet toepasselijk op de kandidaat-militair BDL.

Art.15. De dienstneming van de militair BDL wordt beëindigd :
  1° van rechtswege, overeenkomstig de bepalingen van artikel 6;
  2° door verbreking van de dienstneming, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 16 tot 18.

Art.16.De dienstneming van de militair BDL wordt van rechtswege verbroken wanneer hij :
  1° geen onderdaan meer is van een lidstaat van de Europese economische ruimte of van de Zwitserse Bondsstaat, of, in toepassing van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, het voorwerp uitmaakt van een beslissing tot verwijdering van het grondgebied, terugwijzing, of uitzetting;
  2° een dienstnemingsakte ondertekent in een andere hoedanigheid van kandidaat-militair van het actief kader;
  3° definitief op pensioen wordt gesteld wegens lichamelijke ongeschiktheid;
  4° zonder uitstel levenslang of tijdelijk wordt ontzet uit één van de rechten opgesomd in artikel 31, 1° en 6°, van het Strafwetboek;
  5° niet ten minste het door de Koning bepaald medisch profiel behoudt dat overeenstemt met zijn personeelscategorie;
  6° de hoedanigheid van kandidaat-militair BDL verliest overeenkomstig artikel 10;
  7° het oriëntatieverlof, bedoeld in [1 artikel 31]1, heeft opgenomen;
  [1 8° het reclasseringsverlof bedoeld in artikel 31bis, heeft opgenomen.]1
  De verbreking van de dienstneming van rechtswege heeft uitwerking van zodra de toestand zich voordoet die ertoe aanleiding geeft.
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/20, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 24-09-2018>

Art.17.[1 Door de overheid en volgens]1 de nadere regels en de procedure die de Koning bepaalt, kan de dienstneming van de militair BDL op zijn verzoek worden verbroken.
  ----------
  (1)<W 2016-11-21/20, art. 88, 003; Inwerkingtreding : 02-01-2017>

Art.18.[1 Door de overheid en volgens de nadere regels en de procedure die de Koning bepaalt, kan de dienstneming van de militair BDL van ambtswege verbroken worden, wanneer de betrokkene :
   1° deze dienstneming heeft aangegaan op grond van een valse verklaring;
   2° veroordeeld wordt, met of zonder uitstel, tot een militaire gevangenisstraf van ten minste één maand wegens een misdrijf dat volgens het Militair Strafwetboek strafbaar is;
   3° zich aan ernstige, met zijn staat van militair niet overeen te brengen feiten schuldig heeft gemaakt of wanneer zijn gedrag of zijn wijze van dienen manifest onvoldoende is;
   4° het voorwerp uitmaakt van een beslissing van ongeschiktheid genomen ingevolge één of meerdere medische selectieonderzoeken, waarvan de uitslag niet beschikbaar was vóór de datum waarop de dienstneming aanving;
   5° in de gevallen bedoeld in de artikelen 103 tot 104/1 van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen en de kandidaat-militairen van het actief kader van de Krijgsmacht, zijn vorming niet voort kan zetten in dezelfde hoedanigheid en in een gelijktijdige promotie, in een andere specifieke vormingscyclus waarvoor deze specifieke medische geschiktheid, deze specifieke beroepsbekwaamheid of deze specifieke fysieke conditie niet vereist wordt;
   6° meer dan eenentwintig opeenvolgende dagen onwettig afwezig is;
   7° uit zijn specifieke cyclus basisvorming moet worden verwijderd wegens de weigering of de intrekking van de vereiste veiligheidsmachtiging.]1
  ----------
  (1)<W 2016-11-21/20, art. 89, 003; Inwerkingtreding : 02-01-2017>

HOOFDSTUK 8. - De opname in een andere hoedanigheid van militair BDL of van militair van het actief kader
Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepaling
Art.19.Elk verzoek tot overgang, sociale promotie of promotie op diploma kan ten vroegste worden ingediend op de dag die volgt op deze van de bekendmaking van het welslagen in de cyclus basisvorming.
  De aanvaarding door [1 de door de Koning aangewezen overheid]1 van een militair BDL met het oog op zijn opname in een andere hoedanigheid van militair BDL of in een andere hoedanigheid van militair van het actief kader, dient ten laatste plaats te vinden op de laatste dag van de maand die het laatste jaar van zijn dienstneming voorafgaat.
  Om in een andere hoedanigheid van militair BDL of in een andere hoedanigheid van militair van het actief kader te kunnen worden opgenomen, dient de militair BDL aan de volgende voorwaarden te voldoen :
  1° [2 ...]2
  2° niet afgewezen worden door de door de Koning aangewezen overheid;
  3° batig gerangschikt worden bij een overgangsproef, binnen de grenzen van het aantal opengestelde plaatsen;
  4° geslaagd zijn voor de militaire tests van lichamelijke geschiktheid, volgens de criteria bepaald door de door de Koning aangewezen overheid;
  5° voor de militair van de marine, medisch geschikt zijn voor dienst op zee;
  6° in voorkomend geval, houder zijn van een master, een bachelor of een diploma van het hoger secundair onderwijs, vóór de afsluitingsdatum der inschrijvingen voor de betrokken promotie op diploma;
  7° in voorkomend geval, geslaagd zijn voor de taalexamens bedoeld, naargelang het geval :
  a) in artikel 2 van de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger;
  b) in de artikelen 3 en 4 van dezelfde wet;
  c) in artikel 8, § 1, van dezelfde wet of van dit examen vrijgesteld zijn volgens de bepalingen van artikel 8, § 2, van dezelfde wet.
  De Koning bepaalt de inhoud en de nadere regels van de overgangsproef bedoeld in het derde lid, 3°.
  ----------
  (1)<W 2018-04-30/07, art. 25, 006; Inwerkingtreding : 27-08-2018>
  (2)<W 2022-11-24/07, art. 9, 010; Inwerkingtreding : 01-04-2023>

Afdeling 2. - De overgang
Art.20. Op zijn verzoek en volgens de voorwaarden die de Koning bepaalt onder de voorwaarden bedoeld in artikel 19, kan de militair BDL als beroepsmilitair opgenomen worden in de personeelscategorie die met zijn hoedanigheid van militair BDL overeenstemt.

Art.21.De militair BDL wordt met zijn graad en zijn anciënniteit in deze graad als beroepsmilitair opgenomen. Hij wordt na de beroepsmilitairen met dezelfde graad en [1 anciënniteit]1 gerangschikt.
  ----------
  (1)<W 2022-11-24/07, art. 10, 010; Inwerkingtreding : 01-04-2023>

Afdeling 3. - De sociale promotie
Art.22. Kan, op zijn verzoek en volgens de voorwaarden die de Koning bepaalt onder de voorwaarden bedoeld in artikel 19, een sociale promotie naar de hogere BDL personeelscategorie of het hoger personeelsniveau verwezenlijken :
  1° de vrijwilliger BDL, teneinde de hoedanigheid van onderofficier BDL van niveau C te verwerven;
  2° de onderofficier BDL van niveau C, teneinde de hoedanigheid van officier BDL van niveau B te verwerven.

Afdeling 4. - De promotie op diploma
Art.23.Kan, op zijn verzoek en volgens de voorwaarden die de Koning bepaalt onder de voorwaarden bedoeld in artikel 19, een promotie op diploma verwezenlijken :
  1° de vrijwilliger BDL, teneinde, [1 naargelang]1 het geval, de hoedanigheid van beroepsonderofficier van niveau B of C te verwerven;
  2° de onderofficier BDL van niveau C, teneinde de hoedanigheid van beroepsofficier van niveau B [2 ...]2 te verwerven;
  [2 2° /1 de onderofficier BDL van niveau C, teneinde de hoedanigheid van beroepsonderofficier van niveau B te verwerven;]2
  3° de onderofficier BDL van niveau B, teneinde de hoedanigheid van beroepsofficier van niveau A te verwerven;
  4° de officier BDL van niveau B, teneinde de hoedanigheid van beroepsofficier van niveau A te verwerven.
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/20, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 24-09-2018>
  (2)<W 2022-11-24/07, art. 11, 010; Inwerkingtreding : 01-04-2023>

HOOFDSTUK 9. - De opname in het reservekader
Art.24. De militair BDL die niet opgenomen wordt in een andere personeelscategorie van het actief kader overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 8, waarvan de dienstneming is verstreken of op aanvraag werd verbroken en die in zijn periode van opleiding is geslaagd, wordt van rechtswege opgenomen voor een duur van tien jaar in het reservekader, in de personeelscategorie die overeenstemt met de categorie van militair BDL waartoe hij behoorde.

Art.25. De militair BDL wordt met zijn graad en zijn anciënniteit in deze graad in het reservekader opgenomen. Hij wordt na de reservemilitairen met dezelfde graad en anciënniteit gerangschikt.

HOOFDSTUK 10. - De eindeloopbaanperiode
Art.26.Naargelang het geval, vangt de eindeloopbaanperiode van een militair BDL aan :
  1° op verzoek van betrokken militair, ten vroegste op de eerste dag van de eenenzestigste maand van werkelijke dienst;
  2° van rechtswege, op de eerste dag van het [1 vierde jaar van de verlenging van zijn dienstneming]1;
  3° van rechtswege, op de eerste dag van de terbeschikkingstelling met het oog op een overplaatsing bij een andere openbare werkgever.
  De in het eerste lid, 3°, bedoelde terbeschikkingstelling kan ten vroegste aanvangen op de eerste dag van de eenenzestigste maand van werkelijke dienst en ten laatste op de eerste dag van het laatste jaar van de dienstneming van de militair BDL.
  In het geval van de militair BDL die een nieuwe cyclus basisvorming heeft beëindigd in het kader van een sociale promotie waarvoor hij door [2 de door de Koning aangewezen overheid]2 werd aanvaard, vangt de [1 eindeloop-baanperiode echter aan, naargelang het geval :]1
  1° op verzoek van betrokken militair, ten vroegste op de eerste dag van de eenenzestigste maand van werkelijke dienst vanaf de dag waarop de nieuwe cyclus basisvorming is begonnen;
  2° van rechtswege, op de eerste dag van het [1 vierde jaar van de verlenging van zijn nieuwe dienstneming]1;
  3° van rechtswege, op de eerste dag van de terbeschikkingstelling met het oog op een overplaatsing bij een andere openbare werkgever.
  De in het derde lid, 3°, bedoelde terbeschikkingstelling kan ten vroegste aanvangen op de eerste dag van de eenenzestigste maand van werkelijke dienst en ten laatste op de eerste dag van het laatste jaar [1 van zijn nieuwe dienstneming]1.
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/20, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 24-09-2018>
  (2)<W 2018-04-30/07, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 27-08-2018>

Art.27.In de gevallen bedoeld in artikel 26, eerste lid, 1°, en derde lid, 1°, dient de aanvraag van de militair BDL ten laatste drie maanden vóór de maand waarin de militair BDL zijn eindeloopbaanperiode wenst te laten aanvangen bij de door de Koning aangewezen overheid ingediend te worden.
  [1 De militair BDL kan één keer op zijn aanvraag terugkomen. Deze aanvraag wordt evenwel onherroepelijk de dag vóór de aanvang van het oriëntatieverlof, bedoeld in artikel 31.]1
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/20, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 24-09-2018>

Art.28.Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen van artikel 7, eerste lid, 3°, duurt de eindeloopbaanperiode een jaar in de gevallen bedoeld in artikel 26, eerste lid, 1° en 2°, en derde lid, 1° en 2°.
  [1 In het geval bedoeld in artikel 26, eerste lid, 1°, en derde lid, 1°, stemt de duur van de eindeloopbaanperiode, op aanvraag van de militair BDL, evenwel overeen met de resterende duur van zijn lopende dienstneming.]1
  In het geval bedoeld in artikel 26, eerste lid, 3°, en derde lid, 3°, stemt de duur van de eindeloopbaanperiode overeen met de duur van de periode van terbeschikkingstelling met het oog op een overplaatsing.
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/20, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 24-09-2018>

Art.29.§ 1. [1 ...]1 op het einde van de eindeloopbaanperiode verkrijgt de militair BDL een reclasseringspremie. Deze premie schommelt tussen drie en [1 veertien]1 maal het bedrag van de laatste uitbetaalde maandwedde naargelang de totale duur van de in de hoedanigheid van militair BDL gepresteerde diensten.
  De Koning stelt het bedrag vast, alsook de nadere regels en de toekenningsprocedure van de in het eerste lid bedoelde reclasseringspremie.
  De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing op de militair BDL die bij een andere openbare werkgever overgeplaatst werd.
  § 2. Bij aanvang van de eindeloopbaanperiode bedoeld in artikel 26, eerste lid, 1° en 2°, [1 en derde lid, 1° en 2°,]1 geniet de militair BDL van een informatiefase die bestaat uit, in volgende volgorde :
  1° een gezamenlijke informatiebijeenkomst, [1 ...]1 teneinde hem alle nodige informatie te bezorgen die toelaat om een beroepsomschakeling uit te voeren zowel tijdens als na het einde van zijn eindeloopbaanperiode;
  2° een individueel evaluatiegesprek, [1 ...]1 teneinde de kandidaat in staat te stellen zijn sterkten en zijn kansen om een betrekking te vinden buiten Defensie te kunnen beoordelen, het opmaken, in voorkomend geval, van een plan om bijkomende kwalificerende vormingen te verwerven evenals een geïndividualiseerd beroepsomschakelingsprogramma.
  [1 De gezamenlijke informatiebijeenkomst en het individueel evaluatiegesprek worden georganiseerd door :
   1° Defensie in samenwerking met de publieke organisaties bevoegd op het gebied van de beroepsomschakeling, voor de militair BDL met minder dan vierentachtig maanden werkelijke dienst, voor het geval bedoeld in artikel 26, eerste lid, 1°, en derde lid, 1° ;
   2° Defensie in samenwerking met het bureau voor beroepsomschakeling belast met de beroepsomschakeling van de betrokken militairen BDL door middel van een individueel outplacementprogramma, voor de militair BDL met minimum vierentachtig maanden werkelijke dienst, voor het geval bedoeld in artikel 26, eerste lid, 1° en 2°, en derde lid, 1° en 2°.]1
  De informatiefase vangt aan de eerste dag van de eindeloopbaanperiode en duurt maximum drie maanden.
  § 3. [1 ...]1
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/20, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 24-09-2018>

Art.30.Gedurende de eindeloopbaanperiode bedoeld in artikel 26, eerste lid, 1° en 2°, [1 en derde lid, 1° en 2°,]1 volgens de nadere regels en de procedure die de Koning bepaalt, kan de militair BDL :
  1° een vormingsverlof verkrijgen van maximum honderdtwintig uur;
  2° een vormingskrediet verkrijgen van maximum 1 850 euro.
  Tijdens het vormingsverlof bedoeld in het eerste lid, 1°, is de uitoefening van een professionele activiteit toegelaten.
  Het in het eerste lid, 2°, vastgelegd bedrag wordt aangepast overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. Dit bedrag stemt overeen met de spilindex 138,01 (basis 1981=100).
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/20, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 24-09-2018>

Art.31.[1 De militair BDL, waarvan de dienstneming niet van rechtswege of van ambtswege werd verbroken, overeenkomstig de artikelen 16 en 18, kan van een oriëntatieverlof van een maand genieten dat begint, naargelang het geval :
   1° ten laatste de laatste maand van zijn eindeloopbaanperiode, voor de militair BDL met minder dan vierentachtig maanden werkelijke dienst, voor het geval bedoeld in artikel 26, eerste lid, 1°, en derde lid, 1° ;
   2° ten laatste vijf maanden voor het einde van eindeloopbaanperiode, voor de militair BDL met minimum vierentachtig maanden werkelijke dienst voor het geval bedoeld in artikel 26, eerste lid, 1° en 2°, en derde lid, 1° en 2°.
   Het oriëntatieverlof begint altijd de eerste werkdag van een maand en ten vroegste op de eerste werkdag van de maand die volgt op het einde van de informatiefase.
   Tijdens het oriëntatieverlof worden, in samenwerking met de voor deze materie bevoegde organisaties, de activiteiten georganiseerd die toelaten een balans op te maken van de capaciteiten van de militair BDL en de beroepsomschakeling te vergemakkelijken. Het programma van deze activiteiten wordt bepaald op het einde van het evaluatiegesprek bedoeld in artikel 29, § 2, eerste lid, 2°, in onderling akkoord tussen de militair BDL en, naargelang het geval, de instelling bedoeld in artikel 29, § 2, tweede lid.]1
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/20, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 24-09-2018>

Art. 31bis. [1 In het kader van de eindeloopbaanperiode bedoeld in artikel 26, eerste lid, 1° en 2°, en derde lid, 1° en 2°, geniet de militair BDL met minimum vierentachtig maanden werkelijke dienst, waarvan de dienstneming niet van ambtswege of van rechtswege werd verbroken, automatisch na zijn oriëntatieverlof van een reclasseringsverlof van maximum vier maanden.
   In geval van een afwezigheid om gezondheidsredenen van meer dan één maand, kan de door de Koning aangewezen overheid evenwel het reclasseringsverlof en de eindeloopbaanperiode verlengen met een duur die gelijk is aan de duur van de afwezigheid om gezondheidsredenen, met een maximum van twee maanden.
   Tijdens het reclasseringsverlof worden in samenwerking met het beroepsomschakelingsbureau de activiteiten georganiseerd die toelaten de militair BDL te helpen bij het zoeken naar een nieuwe beroepsactiviteit.
   Het reclasseringsverlof en de eindeloopbaanperiode nemen een einde, naargelang het geval :
   1° van zodra de militair een nieuwe beroepsactiviteit aanvangt, behalve indien deze uitgeoefend wordt in cumulatie met de activiteiten van de beroepsomschakeling;
   2° op vraag van de militair BDL die zijn dienstneming verbreekt voor het einde van zijn reclasseringsverlof;
   3° van rechtswege, overeenkomstig artikel 16, eerste lid, 8°.
   De datum waarop de militair BDL een nieuwe beroepsactiviteit aanvangt, stemt overeen, naargelang het geval, met de datum waarop hij :
   1° als werknemer, de uitvoering van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of een gelijkaardige overeenkomst aanvangt;
   2° bewijst, met een officieel document, dat hij een activiteit van zelfstandige in hoofdberoep uitoefent;
   3° aanvaard wordt als ambtenaar in een openbare dienst, al dan niet in stage.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-07-19/20, art. 14, 005; Inwerkingtreding : 24-09-2018>


Art.32.Op zijn verzoek kan de militair BDL in de hoedanigheid van statutair ambtenaar overgeplaatst worden naar door de openbare werkgevers opengestelde [2 vacante]2 betrekkingen, op voorwaarde dat :
  1° zijn kandidatuur aanvaard wordt;
  2° hij, op de datum waarop de selectieproeven aanvangen, in werkelijke dienst is;
  3° hij, op de datum waarop zijn terbeschikkingstelling begint, [1 of op de datum van de overplaatsing indien er geen terbeschikkingstelling is,]1 geen functie bekleedt waarvan de bezoldiging niet gedragen wordt door de begroting van Defensie;
  4° hij zich, op de datum waarop hij ter beschikking wordt gesteld, [1 of op de datum van de overplaatsing indien er geen terbeschikkingstelling is,]1 op meer dan één jaar van de normale datum van het einde van zijn dienstneming bevindt;
  5° hij, op de datum waarop hij ter beschikking wordt gesteld, [1 of op de datum van de overplaatsing indien er geen terbeschikkingstelling is,]1 evenals in de periode van twaalf maanden voorafgaand aan deze datum :
  a) niet reeds geselecteerd is door een openbare werkgever in het kader van een overplaatsing;
  b) niet reeds ter beschikking gesteld is bij een openbare werkgever in het kader van een overplaatsing;
  6° hij zich, op de aanvangsdatum van de selectieproeven, niet bevindt in één van de vormen van operationele inzet die de Koning bepaalt, en niet effectief deel uitmaakt van een detachement dat zich voorbereidt met het oog op een dergelijke inzet;
  7° hij, op de datum waarop hij ter beschikking wordt gesteld, [1 of op de datum van de overplaatsing indien er geen terbeschikkingstelling is,]1 niet geaffecteerd is in een internationaal of intergeallieerd organisme.
  In functie van de encadreringsbehoeften kan de kandidatuur van de militair BDL die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in het eerste lid geweigerd worden door de door de Koning aangewezen overheid, om de goede werking en de continuïteit van de Krijgsmacht te garanderen. Deze weigering kan het voorwerp uitmaken van een beroep bij de minister van Landsverdediging.
  Indien een procedure is opgestart voor het verschijnen voor de militaire commissie voor geschiktheid en reform of de militaire commissie van beroep voor geschiktheid en reform, dan wordt deze procedure opgeschort zolang de militair ter beschikking wordt gesteld. De voornoemde procedure wordt van rechtswege beëindigd wanneer de militair BDL overgeplaatst is.
  ----------
  (1)<W 2017-11-12/07, art. 52, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (2)<W 2018-07-19/20, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 24-09-2018>

Art.33.Indien aan de terbeschikkingstelling voorafgaand aan de overplaatsing bedoeld in artikel 162/3 van de voornoemde wet van 28 februari 2007 voortijdig een einde wordt gesteld [1 , of in het geval van de heropname bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de wet van 12 novembre 2017 betreffende de beveiligingsassistenten en -agenten van politie en tot wijziging van sommige bepalingen met betrekking tot de politie]1, verkrijgt de betrokken militair BDL van rechtswege het oriëntatieverlof bedoeld in artikel 31.
  [1 Voor in het eerste lid bedoelde gevallen, vangt het [2 oriëntatieverlof]2 aan op de dag die volgt op deze waarop de terbeschikkingstelling wordt beëindigd of op de dag die volgt op deze van de heropname.]1
  [2 Het individueel evaluatiegesprek bedoeld in artikel 29, § 2, eerste lid, 2°, wordt tijdens de eerste vijf werkdagen van het oriëntatieverlof georganiseerd.]2
  ----------
  (1)<W 2017-11-12/07, art. 53, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (2)<W 2018-07-19/20, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 24-09-2018>

Art.34.De convocatie voor de door de openbare werkgever ingerichte selectieproeven met het oog op de terbeschikkingstelling bedoeld in artikel 26, eerste lid, 3°, [1 en derde lid, 3°,]1 opent het recht op de voor de deelname aan de proeven en examens noodzakelijke dienstontheffingen.
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/20, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 24-09-2018>

HOOFDSTUK 11. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen
Art.35. In artikel 2 van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de krijgsmacht, gewijzigd bij de wet van 31 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  a) het eerste lid wordt aangevuld met de bepaling onder 7°, luidende :
  " 7° de militairen en kandidaat-militairen aangeworven voor een loopbaan van beperkte duur ";
  b) het derde lid wordt aangevuld met de bepaling onder 5°, luidende :
  " 5° voor de militairen en kandidaat-militairen aangeworven voor een loopbaan van beperkte duur, door de wet van 30 augustus 2013 tot instelling van de militaire loopbaan van beperkte duur ".

Art.36. De artikelen 45, 46, 47 en 56 van de wet van 10 januari 2010 tot instelling van de vrijwillige militaire inzet en tot wijziging van de verschillende wetten van toepassing op het militair personeel worden opgeheven.

HOOFDSTUK 12. - Overgangsbepalingen
Art.37. § 1. Vanaf de datum van inwerkingtreding van onderhavige bepaling kan de militair in vrijwillige militaire inzet, die in de cyclus basisvorming is geslaagd bij de door de Koning aangewezen overheid, en volgens de nadere regels die Hij bepaalt, een verzoek tot opname indienen :
  1° indien hij officier in vrijwillige militaire inzet is, als officier BDL van niveau B;
  2° indien hij onderofficier met vrijwillige militaire inzet is, als onderofficier BDL van niveau C;
  3° indien hij vrijwilliger met vrijwillige militaire inzet is, als vrijwilliger BDL.
  § 2. Om zijn aanvraag tot opname te kunnen indienen, moet de militair in vrijwillige militaire inzet bedoeld in paragraaf 1 aan de volgende voorwaarden voldoen :
  1° aanvaard worden door de door de Koning aangewezen overheid;
  2° een positieve beoordeling van de door de Koning aangewezen overheid hebben gekregen, volgens de nadere regels die Hij bepaalt;
  3° voor de officier in vrijwillige militaire inzet, geslaagd zijn voor het examen bedoeld in artikel 3, § 1, van de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger, ten laatste op het ogenblik van het indienen van zijn aanvraag tot opname.
  De militair in vrijwillige militaire inzet die opgenomen wordt in de hoedanigheid van militair BDL wordt benoemd in de laatste graad waarin hij werd aangesteld als militair in vrijwillige militaire inzet, op de zesentwintigste dag van de laatste maand van het trimester waarin hij aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarden heeft voldaan.
  § 3. Vanaf de inwerkingtreding van onderhavige bepaling wordt de militair korte termijn, die in de cyclus basisvorming is geslaagd, van rechtswege opgenomen :
  1° indien hij officier korte termijn is, als officier BDL van niveau B;
  2° indien hij onderofficier korte termijn is, als onderofficier BDL van niveau C;
  3° indien hij vrijwilliger korte termijn is, als vrijwilliger BDL.
  De militair korte termijn die opgenomen wordt in de hoedanigheid van militair BDL wordt benoemd in de laatste graad waarin hij werd aangesteld als militair korte termijn, op de zesentwintigste dag van de laatste maand van het trimester waarin hij wordt opgenomen.

Art.38. De anciënniteit in de graad waarin de militair in vrijwillige militaire inzet en de militair korte termijn worden benoemd overeenkomstig artikel 37 kan niet aanvangen op een vroegere datum dan deze van de militairen BDL, naargelang de personeelscategorie waarin ze worden opgenomen.
  De Koning bepaalt de nadere regels betreffende het aanvangen van deze anciënniteit.

Art.39.De militair in vrijwillige militaire inzet en de militair korte termijn die opgenomen worden in de hoedanigheid van militair BDL ondertekenen een dienstneming voor een duur van maximum vijf jaar als militair BDL.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<W 2018-07-19/20, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 24-09-2018>

HOOFDSTUK 13. - Inwerkingtreding
Art. 40.De Koning bepaalt voor elk artikel van deze wet de dag waarop het in werking treedt, en uiterlijk op 31 december 2013.

(NOTA : Inwerkingtreding vastgesteld op 31-12-2013, met uitzondering van het artikel 4, dat uitwerking heeft met ingang van 01-10-2013, door KB 2013-11-07/37, art. 122, 1°)