Details





Titel:

5 DECEMBER 2008. - Decreet betreffende het bodembeheer (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 18-02-2009 en tekstbijwerking tot 18-12-2018)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Afdeling 1. - Doelstellingen.
Art. 1
Afdeling 2. - Definities.
Art. 2
Afdeling 3. - Preventie en informatie.
Art. 3-5
Afdeling 4. - Onteigening en lasten.
Art. 6-7
HOOFDSTUK II. - Waarden, register van de bodemconcentraties en databank.
Afdeling 1. - Waarden.
Art. 8
Afdeling 2. - Bodemconcentraties.
Art. 9
Afdeling 3. - Databank betreffende de toestand van de bodems.
Art. 10-17, 17bis
HOOFDSTUK III. - Genererende elementen en dragers.
Afdeling 1. - Algemeenheden.
Art. 18
Afdeling 2. - Genererende elementen.
Art. 19-21
Afdeling 3. - Dragers van de plichten.
Onderafdeling 1. - Identificatie van de dragers.
Art. 22
Onderafdeling 2. - Motieven van vrijstelling.
Art. 23-26
HOOFDSTUK IV. - Verloop van de onderzoeken en van de sanering van het terrein.
Afdeling 1. - Laboratoria en deskundigen.
Art. 27-36
Afdeling 2. - Onderzoeken.
Onderafdeling 1. - Oriënteringsonderzoek.
Art. 37-41
Onderafdeling 1. - Karakteriseringsonderzoek.
Art. 42-46
Afdeling 3. - Sanering van de terreinen.
Onderafdeling 1. - Gevallen waarin de sanering vereist wordt.
Art. 47-49
Onderafdeling 2. - Saneringsdoelstellingen.
Art. 50-52
Onderafdeling 3. - Saneringshandelingen en -werken.
Art. 53-64
Onderafdeling 4. - Toezicht op de saneringshandelingen en -werken.
Art. 65-67
Afdeling 4. - Bepalingen gemeen aan de vorige afdelingen.
Art. 68-69, 69bis
HOOFDSTUK V. - Beroep.
Art. 70-72
HOOFDSTUK VI. - Ambtshalve genomen maatregelen.
Art. 73-74
HOOFDSTUK VII. - Overtredingen.
Art. 75
HOOFDSTUK VIII. - Subsidies.
Art. 76
HOOFDSTUK IX. - Opheffings- en wijzigingsbepalingen.
Afdeling 1. - Decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.
Art. 77-79
Afdeling 2. - Boek I van het Milieuwetboek.
Art. 80-82
Afdeling 3. - Fiscaal decreet van 22 maart 2007 tot bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest en tot wijziging van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordeing en het geschil inzake rechtstreekse gewestelijke belastingen.
Art. 83-84
Afdeling 4. - Decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen.
Art. 85-88
Afdeling 5. - Waals wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw, patrimonium en energie.
Art. 89
HOOFDSTUK X. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 90-92, 92bis, 93, 93bis, 94-96, 96bis, 97-98, 98bis, 99-100
BIJLAGEN. <ingevoegd bij addendum, B.St. 06-03-2009, p. 19.969>
Art. N1-N3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1984900200  1996027438  1999027439  2004201654  2004A27101  2007201247 



Uitvoeringsbesluit(en):

2009027163  2015204673 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Afdeling 1. - Doelstellingen.
Artikel 1. Dit decreet beoogt het voorkomen van bodemverarming, van bodemverontreiniging, de identificatie van potentiële verontreinigingsbronnen, de organisatie van de onderzoeken tot vaststelling van het bestaan van een verontreiniging en de bepaling van de modaliteiten voor de sanering van de verontreinigde bodems.

Afdeling 2. - Definities.
Art.2.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder :
  1° "bodem" : de oppervlakkige laag van de aardkorst, met inbegrip van de grondwateren in de zin van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, en de andere elementen en lichamen die daar aanwezig zijn;
  2° "polluent" : product, bereiding, stof, afvalstof, chemische verbinding, lichaam of micro-organisme verantwoordelijk voor een verontreiniging en gegenereerd door de activiteit van de mens;
  3° "bodemverontreiniging" : de aanwezigheid op of in de bodem van polluenten die rechtstreeks of onrechtstreeks schadelijk zijn of kunnen zijn voor de bodemkwaliteit;
  4° "nieuwe bodemverontreiniging" : bodemverontreiniging veroorzaakt vanaf 30 april 2007 door een emissie, een evenement of een incident;
  5° "historische bodemverontreiniging" : bodemverontreiniging veroorzaakt vóór 30 april 2007 door een emissie, een evenement of een incident;
  6° "bodemverontreiniging die een ernstige dreiging vormt" :
  a) bodemverontreiniging die, rekening houdend met de kenmerken van de bodem en met de functies die hij vervult, met de aard, de concentratie en het risico van verspreiding van de aanwezige polluenten, een bron van polluenten vormt of zou kunnen vormen die overdraagbaar zijn aan mensen, dieren en planten, die zeker of vermoedelijk schade berokkenen aan de veiligheid of de gezondheid van de mens of aan de kwaliteit van het leefmilieu;
  b) bodemverontreiniging die schade kan toebrengen aan de voorraden water dat tot drinkwater verwerkt kan worden;
  7° "terrein" : de grond, met inbegrip van de constructies en installaties die in of op de grond gebouwd zijn;
  8° "verontreinigd terrein" : terrein waar bodemverontreiniging vastgesteld is;
  9° "potentieel verontreinigd terrein" : terrein waar een bodemverontreiniging wordt vermoed, o.a. wegens het bestaan of de aanwezigheid, in het verleden, van een activiteit of installatie waarvan vermoed wordt dat ze de bodem kan verontreinigen of van de wetenschap van een bijzonder ongeval of van de aanwezigheid van afval, nog niet bevestigd door analyses;
  10° "sanering van het terrein" : plaatselijke behandeling, wegwerking, neutralisering, immobilisering en afzondering van de bodemverontreiniging;
  11° "veiligheidsmaatregelen" : maatregelen, met inbegrip van de toegangs- en gebruiksbeperkingen, behalve de saneringshandelingen en -werken, om de effecten van een bodemverontreiniging te beheersen of om te voorkomen dat ze zich voordoen;
  12° "opvolgingsmaatregelen" : maatregelen om zich te vergewissen van de beheersing van de risico's en van de doeltreffendheid van de veiligheidsmaatregelen of van de handelingen en werken inzake de bodemsanering;
  13° "beste beschikbare technieken" : de meest doeltreffende en gevorderde fase van de ontwikkeling van de installaties en activiteiten en van de wijzen waarop ze ontworpen, gebouwd, geëxploiteerd en onderhouden worden in de sector van de bodemsanering, waarbij aangetoond wordt dat bijzondere technieken in de praktijk geschikt zijn om, in principe, de basis te vormen van de waarden vastgelegd ter uitvoering van dit decreet en ter voorkoming en, indien zulks onmogelijk blijkt, ter beperking op algemene wijze van de nadelen voor de menselijke gezondheid en de kwaliteit van het leefmilieu, op voorwaarde dat die technieken op punt gesteld worden op een schaal waarop ze in betrokken sector aangewend kunnen worden onder economisch en technisch haalbare voorwaarden en dat ze onder redelijke voorwaarden toegankelijk zijn;
  14° "administratie" : de door de Regering aangewezen administratieve dienst;
  15° "toezichthoudend ambtenaar" : de daartoe door de Regering aangewezen ambtenaar;
  16° "SPAQuE" : de "Société publique d'Aide à la Qualité de l'Environnement" (Openbare Maatschappij voor Hulpverlening aan de Kwaliteit van het Leefmilieu) bedoeld in artikel 39 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen;
  17° "deskundige" : deskundige inzake het beheer van verontreinigde bodems erkend om de bij dit decreet bepaalde opdrachten te vervullen;
  18° "controle-instantie" : zelfstandige instantie die geen activiteit inzake ontwerp, studie of laboratorium uitoefent en die belast is met de validering van het ontwerp en de uitvoering van de saneringshandelingen en -werken;
  19° "bodemconcentratie" : omgevingsconcentratie van een polluent in de bodem; de omgevingsconcentraties kunnen wijzen op natuurlijke geologische variaties of op de invloed van een veralgemeende landbouw-, industriële of stedelijke activiteit;
  20° "referentiewaarde" : indicatieve waarde van de bodemconcentraties van polluenten verwacht in de grond bij gebrek aan natuurlijke geologische variaties en bij gebrek aan weerslag van een veralgemeende landbouw-, industriële of stedelijke activiteit; die waarde stemt in principe overeen met de door de sanering te halen doelstelling;
  21° "drempelwaarde" : polluentenconcentratie in de bodem overeenstemmend met een niveau waarboven een karakteriseringsonderzoek uitgevoerd moet worden, alsook in geval van ernstige dreiging of van nieuwe verontreiniging, een sanering en, in voorkomend geval, veiligheids- of opvolgingsmaatregelen;
  22° "interventiewaarde" : polluentenconcentratie in de grond overeenstemmend met een niveau waarboven systematisch een karakteriseringsonderzoek uitgevoerd wordt, dat de vorm kan aannemen, desgevallend tegelijkertijd, van :
  a) een sanering;
  b) veiligheidsmaatregelen;
  c) opvolgingsmaatregelen;
  23° "bijzondere waarde" : waarde vastgesteld na een oriënteringsonderzoek, een karakteriseringsonderzoek of bereikt na een sanering en vastgelegd in het bodemcontrolecertificaat;
  24° "bodemcontrolecertificaat" : certificaat waarvan de Regering de minimuminhoud vastlegt en dat de beslissing inhoudt waarbij is vastgesteld dat een terrein het voorwerp heeft uitgemaakt van een oriënteringsonderzoek, een karakteriseringsonderzoek, een sanering of een tusssenkomst ambtshalve van de SPAQuE overeenkomstig dit decreet en dat de gemeten polluentenconcentraties voldoen aan de voorschriften van dit decreet en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten;
  25° [2 Wetboek : Waals Wetboek van Ruimtelijke ontwikkeling]2
  26° "overdracht" : elke translatieve, constitutieve, declaratieve of abdicatieve handeling betreffende een zakelijk recht, de verlenging ervan alsook de opbouw, overdracht of verlenging van persoonlijke rechten van meer dan negen jaar, met inbegrip van de onroerende leasing en de vermogensinbrengen en -overdrachten in de vennootschap, met uitsluiting van de door de Regering opgesomde handelingen met een familiaal karakter;
  27° "ISSeP" : het "Institut scientifique de Service public" (Openbaar Wetenschappelijk Instituut), opgericht bij het decreet van 7 juni 1990, inzonderheid op artikel 4, § 3, gewijzigd bij het decreet van 9 april 1998 [1 ;]1
  [1 28° " laboratorium " : het laboratorium erkend om de in dit decreet bedoelde analysen te verrichten;]1
  ----------
  (1)<DWG 2010-07-22/10, art. 84, 002; Inwerkingtreding : 06-06-2009>
  (2)<DWG 2016-07-20/46, art. 70, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2017>

Afdeling 3. - Preventie en informatie.
Art.3. Elke persoon is ertoe gehouden de geschikte maatregelen te nemen om de bodem te beschermen en om elke nieuwe bodemverontreiniging te voorkomen.

Art.4. Met het oog op de bescherming van de bodem en op een duurzaam en milieuvriendelijk gebruik, op het behoud en het herstel van de kwaliteit ervan en op het voorkomen van de beschadigings- en veranderingsprocessen die hem treffen kan de Regering bepaalde maatregelen nemen die nodig zijn voor de reglementering van :
  - de grondbewegingen en het beheer van de uitgegraven gronden;
  - het gebruik van de organische stoffen of de meststoffen die bestemd zijn om verspreid te worden in het kader van landbouwactiviteien of van de materies of stoffen die voor de samenstelling ervan gebruikt worden.
  Daartoe kan zij de volgende maatregelen nemen :
  1° de methodes bepalen voor de monsterneming en de analyse van die materies of stoffen, alsook van de bodems;
  2° laboratoria, dienstenverstrekkers en interveniënten erkennen volgens de regels die zij bepaalt;
  3° verplichtingen tot rapportage en gegevensoverdracht opleggen en een bank van authentieke data aanleggen;
  4° de verspreiding verbieden of beperken van organische stoffen of van meststoffen die bestemd zijn om in het kader van landbouwactiviteiten op bepaalde percelen verspreid te worden volgens een procedure die zij bepaalt;
  5° onder de haar gestelde voorwaarden bepaalde bodemgebruiken regelen, alsook het gebruik van de organische stoffen of de meststoffen die bestemd zijn voor verspreiding in het kader van landbouwactiviteiten, volgens bepaalde bodemgebruiks- en aanwendingswijzen, incluis d.m.v. een gebruikscertificaat, een registratie of een administratieve machtiging;
  6° onder de haar gestelde voorwaarden en volgens de door haar bepaalde procedureregels de invoering in het Waalse Gewest verbieden, modaliseren of beperken van organische stoffen of van meststoffen die voor verspreiding in het kader van landbouwactiviteiten bestemd zijn en die van andere Staten of gewesten afkomstig zijn, wanneer zij vaststelt dat het absorptievermogen van de bodems van een gedeelte of van het geheel van het Waalse Gewest overschreden is;
  7° het beheer van de organische stoffen, incluis door het al naar gelang van hun kenmerken en van de kenmerken van de ontvangende milieus gedifferentieerde gebruik ervan;
  8° het beheer van de uitgegraven gronden organiseren, incluis door het al naar gelang van hun kenmerken en van de kenmerken van de ontvangende milieus gedifferentieerde gebruik ervan;
  9° de erkenning organiseren van de instellingen belast met het beheer van de uitgegraven gronden.
  Al wie een bodem wijzigt of exploiteert zorgt ervoor dat erosie, waardoor de bodemkwaliteit op lange termijn aangetast kan worden, voorkomen wordt door geschikte methodes inzake landbouwtechniek en exploitatie, zoals een erosiebestendige inrichting van de percelen, erosiebestendige teelttechnieken, teeltrotatie.

Art.5. De exploitant in de zin van artikel D.94, 6°, van boek I van het Milieuwetboek en de bewaker van een terrein waar hetzij verontreinigingen zijn vastgesteld waarvan de concentratie hoger is dan de criteria vastgelegd in de artikelen 47 tot 49, hetzij afval is achtergelaten, zijn ertoe gehouden zo spoedig mogelijk de toezichthoudend ambtenaar en het gemeentecollege van betrokken gemeente(n) te verwittigen zodra ze weet hebben van de aanwezigheid van die polluenten.
  Ze moeten de toezichthoudend ambtenaar, de eigenaar en betrokken gemeente(n) ook kennis geven van elk risico van verspreiding van de verontreiniging buiten het terrein zodra ze daar weet van hebben.

Afdeling 4. - Onteigening en lasten.
Art.6. Op eigen initiatief of op verzoek van de drager van één van de plichten bedoeld in artikel 18 kan de Regering, met het oog op de uitvoering van de handelingen en werken tot sanering van het terrein, wegens openbaar nut laten overgaan tot de onteigening van de onroerende goederen. In voorkomend geval geschiedt de onteigening namens en voor rekening van de drager.

Art.7. De terreinen die het voorwerp zijn van onderzoeksmaatregelen, veiligheidsmaatregelen of van een sanering, alsook de naburige goederen, worden onderworpen aan de lasten die nodig zijn om ze tot een goed eind te brengen, incluis de toegang, de gebruiksbeperkingen, de uitvoering of de instandhouding van werken, handelingen en werkzaamheden.
  De eigenaars en bezetters van die goederen worden vóór de uitvoering van die maatregelen verwittigd.
  Er is geen vergoeding verschuldigd aan de houders van zakelijke of persoonlijke rechten op die goederen, behalve hun beroep tegen de verantwoordelijke.

HOOFDSTUK II. - Waarden, register van de bodemconcentraties en databank.
Afdeling 1. - Waarden.
Art.8. Onverminderd de bijzondere waarden die in het bodemcontrolecertificaat vastliggen, bevat bijlage 1 bij dit decreet :
  - de referentiewaarden die toegepast moeten worden, ongeacht het gebruik van het terrein;
  - de drempelwaarden, de interventiewaarden en het toepassingsgebied ervan al naar gelang van de huidige of toekomstige feitelijke en rechtstoestand, o.a. het type gebruik van het terrein - natuurlijk, landbouwkundig, residentieel, recreatief of commercieel en industrieel -, zoals bepaald in bijlage 2 bij dit decreet.
  De Regering is bevoegd om de bijlagen 1 en 2 bij besluit aan te vullen en te wijzigen, mits motivering. Die wijzigingen of aanvullingen worden binnen twaalf maanden na de inwerkingtreding van genoemd besluit bij decreet bekrachigd.
  De Regering kan de regels vastleggen voor de weging van de referentie- en de drempelwaarden door de bodemconcentraties.
  In afwijking van het eerste lid is het type natuurlijk gebruik van toepassing op de terreinen gelegen in een site Natura 2000 en op de terreinen die in aanmerking komen voor een beschermingsstatuut in de zin van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud en is het type landbouwkundig gebruik van toepassing op de terreinen gelegen in een preventiegebied van een grondwaterwinning.
  Indien noch dit decreet noch de Regering de referentiewaarde, de drempelwaarde en de interventiewaarde betreffende een polluent overeenkomstig het eerste lid hebben vastgelegd, kan de administratie ze in haar in artikel 61 bedoelde beslissing vastleggen na advies van de door de Waalse Regering aangewezen instanties.

Afdeling 2. - Bodemconcentraties.
Art.9. De gewestelijke kaart van de bodemconcentraties wordt door de administratie opgemaakt en bijgewerkt op basis van de beste beschikbare gegevens, incluis de gegevens die door de deskundigen verstrekt worden in het kader van de oriënterings- of karakteriseringsonderzoeken.
  Die kaart wordt ter inzage van het publiek gelegd.

Afdeling 3. - Databank betreffende de toestand van de bodems.
Art.10. De databank betreffende de toestand van de bodems bevat o.a. :
  1° inventarissen van verontreinigde en potentieel verontreinigde terreinen;
  2° bodemgegevens waarover de administratie beschikt, o.a. op grond van de gevoerde oriënterings- en karakteriseringsonderzoeken of, na afloop van de saneringshandelingen en -werken, op basis van de eindevaluaties bedoeld in artikel 67, § 3, of ingevolge de uitvoering van aanvullende werken bedoeld in dezelfde bepaling;
  3° de bodemcontrolecertificaten betreffende de krachtens dit decreet onderzochte of gesaneerde terreinen, alsook de stukken waaruit blijkt dat een sanering goed is uitgevoerd overeenkomstig :
  - een saneringsplan zoals bedoeld in artikel 7, § 3, van het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen in het Waalse Gewest of in artikel 35, § 2, van het fiscaal decreet van 22 maart 2007 tot bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest;
  - een saneringsplan zoals bedoeld in artikel 681bis /67 van het Algemeen reglement op de arbeidsbescherming;
  - een herstelplan genomen bij toepassing van artikel 71 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning of van boek I van het Milieuwetboek.

Art.11. De administratie beheert de databank, alsook de verplichting tot verstrekking van gegevens aan de overheid en aan het publiek.

Art.12. De administratie wordt bijgestaan door een beheerscomité, dat haar voorstellen overlegt i.v.m. :
  - de modaliteiten voor de bevoorrading en het beheer van de databank betreffende de toestand van de bodems, alsook voor de mededeling van die gegevens;
  - de gegevens vervat in elke inventaris bedoeld in artikel 10, met voor elk geïnventariseerd terrein op zijn minst :
  1° de kadastrale referenties;
  2° de identiteit van de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal, de lessee, de vruchtgebruiker of de uitbater van de inrichting die de installatie of de activiteit inhoudt;
  3° de gegevens betreffende de bodemkwaliteit waarover de overheid, de administratieve diensten of publieke actoren die onder de bevoegdheid van het Gewest vallen;
  - de termijnen waarbinnen de inventarissen opgemaakt en aan de gemeenten meegedeeld worden.

Art.13. Het beheerscomité bestaat uit :
  - twee vertegenwoordigers van de administratie Leefmilieu, van wie één het voorzitterschap van het comité waarneemt;
  - twee vertegenwoordigers van de administratie Ruimtelijke ordening;
  - twee vertegenwoordigers van de "SPAQuE";
  - één vertegenwoordiger van het "ISSeP".
  De Regering benoemt de gewone en plaatsvervangende leden van het beheerscomité. Zij bepaalt de modaliteiten voor de werking van het beheerscomité.
  Het beheerscomité legt zijn huishoudelijk reglement ter goedkeuring aan de Regering over.
  Het beheerscomité legt zijn huishoudelijk reglement ter goedkeuring aan de Regering over. Het maakt het ook aan het Parlement over.

Art.14. De overheden, de administratieve diensten of de publieke actoren die onder de bevoegdheid van het Gewest vallen, bezorgen de administratie op haar eerste verzoek en volgens de door haar vastgelegde modaliteiten de gegevens waarover ze beschikken en op grond waarvan inventarissen opgemaakt kunnen worden.

Art.15. De administratie richt de relevante gegevens aan de betrokken gemeenten en laat hen weten dat ze van plan is de geïnventariseerde terreinen op te nemen in de databank betreffende de toestand van de bodems, bedoeld in artikel 10, 1°.
  Binnen dertig dagen na ontvangst verstrekt het gemeentecollege van elke betrokken gemeente de gegevens die hen betreffen :
  1° aan de eigenaars, erfpachters, dragers van een recht van opstal, lessees en vruchtgebruikers;
  2° aan de exploitanten van de inrichtingen van installaties of activiteiten opgenomen in bijlage 3.
  De personen bedoeld in het tweede lid richten hun opmerkingen aan de gemeente binnen dertig dagen na de kennisgeving bedoeld in het tweede lid. Zoniet wordt geacht dat ze geen bezwaar te formuleren hebben.
  Binnen honderdtwintig dagen na ontvangst van de gegevens van de administratie bezorgt het gemeentecollege de administratie de opmerkingen van de personen bedoeld in het tweede lid, aangevuld met de opmerkingen die het nuttig acht en met de gegevens waarvan het kennis heeft en waarmee de inventarissen aangevuld kunnen worden.
  De termijnen bedoeld in de vorige leden worden opgeschort tussen 16 juli en 15 augustus, alsook tussen 24 december en 1 januari.
  Na onderzoek van de opmerkingen brengt de administratie desgevallend wijzigingen aan in de geïnventariseerde gegevens en vult ze de databank aan. Tegelijkertijd geeft ze de personen bedoeld in het tweede lid kennis van de wijzigingen die in de gegevens zijn aangebracht of van de redenen waarom ze geoordeeld heeft dat ze niet gewijzigd moesten worden.

Art.16. De overheden, de administratieve diensten of de publieke actoren die onder de bevoegdheid van het Gewest vallen bevoorraden rechtstreeks en actualiseren de databank betreffende de toestand van de bodems aan de hand van de lijst van de verontreinigde en potentieel verontreinigde terreinen waarvan ze kennis hebben in het kader van de uitoefening van hun bevoegdheden.

Art.17. De administratie organiseert de toegang tot de databank betreffende de toestand van de bodems onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten bedoeld in de wetgeving betreffende het recht van toegang voor het publiek tot informatie over het leefmilieu.
  In afwijking van het eerste lid hebben de drager van verplichtingen, de overheden, de administratieve diensten of de publieke actoren die onder de bevoegdheid van het Gewest vallen, de aankoopcomités, de notarissen, alsook de deskundigen en de controle-instanties rechtstreeks toegang tot de gegevens over de terreinen die hen betreffen en die opgenomen zijn in de databank betreffende de toestand van de bodems, mits inachtneming van de door de Regering vastgelegde modaliteiten.
  De gegevens opgenomen in de databank gelden tot het tegendeel wordt bewezen.
  Binnen dertig dagen na de handeling geeft de instrumenterende notaris de administratie kennis van elke overdracht i.v.m. een terrein opgenomen in de databank betreffende de toestand van de bodems. Die informatie wordt verstrekt volgens de modaliteiten die door de Regering vastgelegd worden.

Art.17bis. [1 § 1er. L'Administration délivre un extrait conforme de la banque de données de l'état des sols à toute personne qui en fait la demande, par recommandé ou par voie électronique.
   L'extrait conforme est délivré, par recommandé ou par voie électronique, moyennant paiement d'un droit de dossier versé au Fonds pour la Protection de l'Environnement, section " Protection des sols ", visé à l'article D.170, § 1er, du Livre Ier du Code de l'Environnement.
   Le Gouvernement fixe la durée de validité, les modalités de demande et de délivrance de l'extrait conforme de la banque de données de l'état des sols ainsi que les modalités de perception des droits de dossier.
   Les extraits conformes seront délivrés individuellement par parcelle cadastrée ou non cadastrée.
   Dans le cas où la banque de données de l'état des sols ne contient pour la parcelle concernée aucune information, l'extrait conforme de la banque de données de l'état des sols le mentionne explicitement.
   § 2. Le montant du droit de dossier pour la délivrance de l'extrait conforme est de cinquante euros par s'il est délivré par voie électronique et de soixante euros s'il est délivré par voie recommandée.
   Pour les terrains sans références cadastrale, le montant du droit de dossier est fixé à deux cents euros par section cadastrale ou, à défaut, par division cadastrale, par extrait conforme de la banque de données de l'état des sols par voie électronique. Si l'extrait conforme est délivré par voie recommandée, le montant de la rétribution s'élève à deux cent cinquante euros.
   Par dérogation à l'alinéa 1er, lorsque la demande porte sur plus de cinq parcelles mitoyennes cadastrées ou non cadastrées, le montant du droit de dossier est forfaitairement fixé à deux cent cinquante euros.
   § 3. A partir du 1er janvier 2017, le montant du droit de dossier tel que visé au paragraphe 2 est, tous les deux ans, automatiquement et de plein droit indexé sur la base de l'indice des prix à la consommation en vigueur six semaines avant la date de l'indexation. Le montant indexé est arrondi à l'unité supérieure et est communiqué sur le site internet Portail environnement de Wallonie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 101, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

HOOFDSTUK III. - Genererende elementen en dragers.
Afdeling 1. - Algemeenheden.
Art.18. Dit hoofdstuk identificeert de genererende elementen en de dragers van de volgende plichten :
  1° overeenkomstig de bepalingen van de afdelingen II en III van hoofdstuk IV van dit decreet :
  a) een oriënteringsonderzoek voeren;
  b) desgevallend een karakteriseringsonderzoek voeren;
  c) desgevallend een sanering uitvoeren;
  2° overeenkomstig de artikelen 39, tweede lid, 4°, a., en vierde lid, 44, vierde en vijfde lid, en 67, § 3, tweede lid, veiligheidsmaatregelen nemen;
  3° overeenkomstig artikel 67, § 3, eerste lid, 3°, opvolgingsmaatregelen nemen.

Afdeling 2. - Genererende elementen.
Art.19.Iedereen die het wenst kan zich via een aan de administratie gerichte kennisgeving individueel onderwerpen aan de bepalingen van hoofdstuk IV. Bij gebrek aan kennisgeving wordt de vrijwillige onderwerping geacht te hebben plaatsgevonden door de toezending van een oriënteringsonderzoek volgens de vormen en de modaliteiten voorgeschreven in [1 artikel 38]1.
  Indien de wens om zich aan de bepalingen van hoofdstuk IV te onderwerpen betrekking heeft op verschillende terreinen waarvan de grond verontreinigd is of op verschillende zones waar afvalstoffen werden achtergelaten, onderwerpt de natuurlijke of rechtspersoon aan de goedkeuring van de administratie een onderzoeks- en saneringsprogramma met de lijst, de prioriteit en de data van de tenuitvoerlegging van de onderzoeken en saneringen die hij belooft in acht te nemen.
  De toepassing van de bepalingen van hoofdstuk IV kan ook het voorwerp uitmaken van een milieuovereenkomst overeenkomstig Boek I van het Milieuwetboek. In dat geval bevat de milieuovereenkomst een onderzoeks- en saneringsprogramma met de lijst, de prioriteit en de data van de tenuitvoerlegging van de onderzoeken en saneringen die het representatief orgaan van ondernemingen belooft in acht te nemen.
  In afwijking van de artikelen 39, tweede lid 2, 4°, b., en 62, § 1, 2°, c., wordt in beide gevallen geen zekerheid gesteld.
  ----------
  (1)<DWG 2010-07-22/10, art. 85, 002; Inwerkingtreding : 06-06-2009>

Art.20. De verplichtingen bedoeld in artikel 18 ontstaan op elk tijdstip, na beslissing van de administratie waarbij gewag wordt gemaakt van achtergelaten afval of gewezen wordt op serieuze tekens dat een bodemverontreiniging de drempelwaarden overschrijdt of dreigt te overschrijden. Daarnaast identificeert die beslissing het potentieel verontreinigde terrein en vermeldt ze in welke hoedanigheid de drager aangewezen wordt.
  Behalve in geval van latere verontreiniging, neemt de administratie de in het eerste lid bedoelde beslissing niet in de volgende gevallen :
  1° wanneer een saneringsproject is goedgekeurd of een controlecertificaat is afgegeven krachtens dit decreet;
  2° wanneer een saneringsplan in de zin van artikel 7, § 3, van het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen in het Waalse Gewest of van artikel 35, § 2, van het fiscaal decreet van 22 maart 2007 tot bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest en in de zin van artikel 42 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen ontvankelijk is verklaard;
  3° wanneer een indicatief onderzoek van de site in de zin van artikel 681bis /63 van titel III van het ARAB is goedgekeurd;
  4° wanneer een herstelplan genomen overeenkomstig artikel 71 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning of boek I van het Milieuwetboek is goedgekeurd;
  5° wanneer de overschrijding van de drempelwaarden te wijten is aan een inbreng van stoffen conform het gebruikscertificaat afgegeven overeenkomstig artikel 3 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen;
  6° in geval van vrijwillige onderwerping aan de bepalingen van hoofdstuk IV.

Art.21. § 1. De verplichtingen bedoeld in artikel 18 ontstaan ambtshalve uit :
  - de overdracht van een terrein waarop een installatie of een activiteit gevestigd is of was die de grond kan verontreinigen en die opgenomen is op de lijst in bijlage 3 bij dit decreet, behalve indien ze uitsluitend de verwezenlijking beoogt van een netwerk voor de distributie of de sanering van water, elektriciteit, gas, telecommunicatie, tele-informatica of teledistributie;
  - de aanvraag tot milieuvergunning betreffende een installatie of een activiteit gelegen op een terrein opgenomen op de lijst in bijlage 3 bij dit decreet;
  - het faillissement of de opheffing van een activiteit opgenomen op de lijst in bijlage 3 bij dit decreet; in dit geval worden de plichten van de faillietverklaarde voor zijn rekening ten laste genomen door de curator;
  - elke onderbroken exploitatie van een activiteit of installatie opgenomen op de lijst in bijlage 3 bij dit decreet;
  - milieuschade die de bodems treft in de zin van artikel D.94, 1, c), van Boek I van het Milieuwetboek.
  In dit geval wordt de administratie onmiddellijk verwittigd door de drager.
  De Regering is bevoegd om bijlage 3 bij besluit aan te vullen en te wijzigen, mits motivering. Die wijzigingen en aanvullingen worden binnen twaalf maanden na de inwerkingtreding van genoemd besluit bij decreet bekrachtigd.
  § 2. Bij wijze van afwijking, ontstaan die verplichtingen, behalve in geval van latere verontreiniging, niet ambtshalve in de volgende gevallen :
  1° wanneer een saneringsproject is goedgekeurd of een controlecertificaat is afgegeven krachtens dit decreet;
  2° wanneer een saneringsplan in de zin van artikel 7, § 3, van het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen in het Waalse Gewest of van artikel 35, § 2, van het fiscaal decreet van 22 maart 2007 tot bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest en in de zin van artikel 42 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen ontvankelijk is verklaard;
  3° wanneer een indicatief onderzoek van de site in de zin van artikel 681bis /63 van titel III van het ARAB is goedgekeurd;
  4° wanneer een herstelplan genomen overeenkomstig artikel 71 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning of boek I van het Milieuwetboek is goedgekeurd;
  5° wanneer de overschrijding van de drempelwaarden te wijten is aan een inbreng van stoffen die het voorwerp heeft uitgemaakt van een gebruikscertificaat overeenkomstig artikel 3 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen;
  6° in geval van vrijwillige onderwerping aan de bepalingen van hoofdstuk IV.
  § 3. Om na te gaan of de overdracht aanleiding heeft gegeven tot het ambtshalve ontstaan van de verplichtingen bedoeld in artikel 18, raadpleegt de notaris de databank betreffende de toestand van de bodems.
  § 4. Elke overdracht die aanleiding geeft tot het ambtshalve ontstaan van de verplichtingen bedoeld in artikel 18 wordt onweersprekelijk geacht te zijn gesloten onder de volgende opschortende voorwaarden :
  - de uitvoering van een oriënteringsonderzoek door een erkend bureau, o.a. om een eventuele verontreiniging van het terrein te kunnen vaststellen;
  - in voorkomend geval, de verplichting tot uitvoering van een karakteriseringsonderzoek;
  - indien de sanering nodig is, is de prijs ervan, gecumuleerd met de veiligheids- of opvolgingsmaatregelen, niet hoger dan een bedrag vastgelegd door de medecontractanten en, bij gebreke daarvan, dan een bedrag dat minstens gelijk is aan vijf twaalfde van de prijs van de overdracht of van de tegenwaarde ervan of, bij gebreke daarvan, van de handelswaarde van bedoeld terrein zoals vastgelegd in de fiscale aangiften van de handeling.
  § 5. Behalve andersluidende bepaling, wordt de duur van die opschortende voorwaarde geacht te zijn gesloten voor twee jaar, te rekenen van de datum van ondertekening van de overeenkomst, en, bij gebrek aan bewijs hiervan, van de datum van ondertekening door de eerste instrumentum; na afloop van de termijn die onder deze voorwaarde valt, is de overdracht nietig verklaarbaar op verzoek van de cessionaris of van de Regering indien één van de verplichtingen vermeld in de artikelen 18, 1°, a en b, alsook in § 1 van dit artikel, niet werd nagekomen, onder voorbehoud van de toepassing van § 6.
  § 6. Na de uitvoering van het karakteriseringsonderzoek kan de Regering, op verzoek van alle partijen, de overdracht bevestigen en, desgevallend, haar een definitief karakter verlenen, voor zover de cedent het in § 7 bedoelde pand stelt in de handen van de instrumenterende notaris.
  § 7. In het geval bedoeld in § 6, mag de administratie toelaten dat een pand op effecten of bedragen, zoals geregeld bij de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden, of een hypotheek ter dekking van de prijs van de sanering, in voorkomend geval gecumuleerd met de veiligheids- of opvolgingsmaatregelen, incluis de kosten voor het stellen van die zekerheden, gesteld wordt in de handen van de instrumenterende notaris, die er het bedrag van vastlegt.
  Het pand bedoeld in het vorige lid wordt gesteld door het storten van een borgsom op een rekening gerubriceerd op naam van de cedent, op het kantoor van de instrumenterende notaris. De notaris stort bedoelde effecten of sommen op het eerste verzoek van de Regering zonder dat de cedent een motief van verzet tegen het storten van het pand kan laten gelden.
  De inschrijving, hernieuwing, vermindering en gehele of gedeeltelijke schrapping van de hypoteek bedoeld in het vorige lid geschieden overeenkomstig de bepalingen van de hoofdstukken IV en V van de wet van 16 december 1851 tot herziening van het hypothecaire stelsel.
  § 8. Indien de overdracht aanleiding geeft tot het ambsthalve ontstaan van de verplichtingen bedoeld in artikel 18, zijn de tenuitvoerlegging van de verplichtingen en de tenlasteneming van de desbetreffende kosten voor rekening van de cedent en, in geval van verdeling, voor rekening van de massa, onverminderd de beroepen tegen de in artikel 22 aangewezen dragers van de plichten en onder voorbehoud van de toepassing van artikel 19.

Afdeling 3. - Dragers van de plichten.
Onderafdeling 1. - Identificatie van de dragers.
Art.22.§ 1. De dragers van de plichten bedoeld in artikel 18 zijn, desgevallend tegelijkertijd, :
  1° degene die, overeenkomstig artikel 19, toepassing maakt van de bepalingen van hoofdstuk IV;
  2° de door de administratie aangewezen auteur of vermoedelijke auteur van de verontreiniging van de bodem of van het achterlaten van afval;
  3° de exploitant in de zin van artikel D. 94, 6°, van Boek I van het Milieuwetboek :
  a) wanneer de auteur of vermoedelijke auteur niet geïdentificeerd kan worden of wanneer alle vermoedelijke auteurs moeilijk identificeerbaar zijn;
  b) wanneer de auteur of vermoedelijke auteur niet verantwoordelijk gesteld kan worden of wanneer de verantwoordelijkheid van alle auteurs moeilijk vast te stellen is;
  c) wanneer de auteur of vermoedelijke auteur insolvent is of over onvoldoende financiële zekerheden beschikt;
  4° bij gebreke daarvan, de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal, de vruchtgebruiker, de lessee van het terrein aangewezen door de administratie :
  a) wanneer geen andere drager geïdentificeerd kan worden of wanneer hij moeilijk te identificeren is;
  b) wanneer elke andere drager insolvent is of over onvoldoende financiële zekerheden beschikt.
  § 2. Wanneer een publiekrechtelijke maatschappij belast wordt met de herinrichting van een site in de zin van artikel [1 D.V.1, 2°, van het Wetboek]1, in geval van ernstige dreiging en indien de verantwoordelijke voor de verontreiniging niet zelf heeft gesaneerd, kan de Regering de publiekrechtelijke maatschappij desgevallend ermee belasten de sanering overeenkomstig dit decreet uit te voeren.
  § 3. Indien de drager van de plichten bedoeld in artikel 18 failliet verklaard is, het voorwerp uitmaakt van een beslaglegging of van een collectieve schuldenregeling, worden de stappen i.v.m. de plichten waarin deze bepaling voorziet ambtshalve ondernomen door :
  - de curator, voor rekening van de massa;
  - de gevolmachtigde notaris, voor rekening van de beslag leggende schuldeisers;
  - de bemiddelaar, voor rekening van de persoon die voor schuldbemiddeling in aanmerking komt.
  De schulden i.v.m. de uitvoering van het oriënteringsonderzoek, het karakteriseringsonderzoek, de sanering, alsook de veiligheids- en opvolgingsmaatregelen, incluis de kosten voor het stellen van de zekerheden bedoeld in artikel 21, zijn ten laste van de massa.
  § 4. De Regering beschikt over een algemeen voorrecht op alle roerende goederen van de dragers van de plichten bedoeld in artikel 18 en kan een wettelijke hypotheek op alle goederen van die personen vestigen. Het voorrecht neemt rang onmiddellijk na de voorrechten bedoeld in de artikelen 19 en 20 van de wet van 16 december 1851.
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/46, art. 71, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2017>

Onderafdeling 2. - Motieven van vrijstelling.
Art.23. Er wordt een vrijstelling van de in de in artikel 18 bedoelde verplichtingen verleend aan de drager die het bewijs levert dat een derde zijn plaats heeft ingenomen onder de volgende voorwaarden :
  1° de derde heeft zich uitdrukkelijk, onvoorwaardelijk en onherroepelijk ertoe verbonden alle verplichtingen van de drager na te komen;
  2° de administratie heeft akte gegeven aan de derde volgens de modaliteiten bepaald bij artikel 60 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning;
  3° de derde heeft de zekerheid gesteld die eventueel verlangd wordt van de drager.
  Indien de derde die de plaats van de drager heeft ingenomen een organisatie inzake bodemsanering is die de Regering erkend heeft onder de voorwaarden en volgens de procedure die zij bepaalt, legt die organisatie jaarlijks een onderzoeks- en saneringsprogramma ter goedkeuring aan de administratie over, met de lijst, de prioriteit en de data betreffende de uitvoering van de onderzoeken en saneringen die zij belooft in acht te nemen.
  Er wordt eveneens een vrijstelling van de in de in artikel 18 bedoelde verplichtingen verleend aan de drager aangewezen overeenkomstig artikel 22, § 1, 2°, 3° of 4°, indien hij voldoet aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 24 en 25.

Art.24. Onverminderd artikel 23, eerste lid, wordt de in artikel 23, derde lid, bedoelde vrijstelling verleend aan de auteur of vermoedelijke auteur van de bodemverontreiniging of van het achterlaten van afval of aan de exploitant in de zin van artikel D.94, 6°, van Boek I van het Milieuwetboek indien hij zich in één van de volgende gevallen bevindt :
  1° de bodemverontreiniging of het achterlaten van afval zijn te wijten aan het feit van een derde met uitsluiting van een cessionaris van vergunning, ondanks de geschikte veiligheidsmaatregelen genomen door de auteur of vermoedelijke auteur;
  2° hij heeft van tevoren een document van de bevoegde overheid ontvangen waaruit blijkt dat een sanering goed is uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de desbetreffende wetgeving inzake milieuvergunning, afval, grondwateren, steengroeven of steenbergen;
  3° hij heeft geen fout of nalatigheid begaan en de verontreiniging vormde naar wetenschappelijke en technische normen geen ernstige dreiging toen ze gegenereerd werd;
  4° hij levert het bewijs dat hij geen fout of nalatigheid begaan heeft en dat de milieuschade te wijten is aan een emissie of aan een gebeurtenis die na 30 april 2007 plaatsgevonden heeft, die uitdrukkelijk is toegelaten en die voldoet aan de voorwaarden i.v.m. een toestemming of een vergunning die van toepassing is op de datum van de emissie of gebeurtenis.

Art.25. Onverminderd artikel 23, eerste lid, wordt de in artikel 23, derde lid, bedoelde vrijstelling verleend aan de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal, de vruchtgebruiker, de lessee van het terrein die het bewijs levert dat hij zich in één van de volgende gevallen bevindt :
  1° de aanwezigheid van de polluenten is te wijten aan een migratie die van buiten komt;
  2° er werd een bodemcontrolecertificaat afgegeven;
  3° hij heeft van tevoren een document van de bevoegde overheid ontvangen waaruit blijkt dat een sanering goed is uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de desbetreffende wetgeving inzake milieuvergunning, afval, grondwateren, steengroeven of steenbergen;
  4° hij heeft geen fout of nalatigheid begaan en de verontreiniging vormde naar wetenschappelijke en technische normen geen ernstige dreiging toen ze gegenereerd werd;
  5° hij levert het bewijs dat hij geen fout of nalatigheid begaan heeft en dat de milieuschade te wijten is aan een emissie of aan een gebeurtenis die uitdrukkelijk is toegelaten en die voldoet aan de voorwaarden i.v.m. een toestemming of een vergunning die van toepassing is op de datum van de emissie of gebeurtenis en die na 30 april 2007 is afgegeven overeenkomstig een regelgeving bedoeld in bijlage I bij het decreetgevend deel van Boek I van het Milieuwetboek voor de exploitatie van een activiteit die erin vermeld staat.

Art.26. De vrijstellingsprocedure verloopt als volgt :
  1° binnen zestig dagen, te rekenen van de datum van kennisgeving van de beslissing van de administratie bedoeld in artikel 20, richt de drager aan de administratie een gemotiveerde aanvraag tot vrijstelling, samen met elk bewijsstuk dat hij nuttig acht; die termijn wordt opgeschort tussen 16 juli en 15 augustus en tussen 24 december en 1 januari;
  2° op straffe van onontvankelijkheid van zijn aanvraag, informeert de drager gelijktijdig de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal, de vruchtgebruiker, de lessee en, desgevallend, de exploitant in de zin van artikel D.94, 6°, van Boek I van het Milieuwetboek en levert hij het bewijs daarvan aan de administratie;
  3° de drager en, desgevallend, de exploitant in de zin van artikel D.94, 6°, van Boek I van het Milieuwetboek, de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal, de vruchtgebruiker of de lessee wordt op zijn verzoek door de administratie gehoord;
  4° de administratie vermeldt desgevallend in haar beslissing de redenen waarom zij oordeelt dat de overeenkomstig een andere milieuwetgeving uitgevoerde sanering geschikt is t.o.v. de doelstellingen van dit decreet;
  5° de administratie geeft de drager en, desgevallend, de exploitant in de zin van artikel D.94, 6°, van Boek I van het Milieuwetboek, de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal, de vruchtgebruiker of de lessee kennis van haar beslissing binnen negentig dagen na de datum van ontvangst van de aanvraag bedoeld in 1° of, indien de drager gehoord wordt, binnen dertig dagen na de datum van het verhoor; Bij gebreke daarvan kan de drager een aanmaning tot uitspraak sturen. Indien de administratie niet binnen dertig dagen na ontvangst van de aanmaning kennis geeft van haar beslissing i.v.m. de aanvraag tot vrijstelling, wordt de aanvraag geacht te zijn verworpen.
  De indiening van de aanvraag tot vrijstelling schort de verplichtingen van artikel 18 op totdat de administratie zich uitspreekt.

HOOFDSTUK IV. - Verloop van de onderzoeken en van de sanering van het terrein.
Afdeling 1. - Laboratoria en deskundigen.
Art.27. § 1. Het oriënteringsonderzoek, het karakteriseringsonderzoek, het saneringsproject en het toezicht op de handelingen en werken tot sanering van het terrein worden gevoerd door een deskundige die overeenkomstig dit decreet erkend is.
  De bij dit decreet bepaalde analyses worden door erkende laboratoria uitgevoerd.
  De Regering kan de modaliteiten voor de monsternemingen vastleggen.
  § 2. De Regering bepaalt onder welke voorwaarden een erkenning verleend wordt.
  Die voorwaarden slaan in elk geval op :
  1° de bevoegdheden die de aanvrager moet voorleggen;
  2° de technische middelen waarover hij beschikt;
  3° de vereiste morele garanties.

Art.28. De erkenningsaanvraag wordt, op straffe van onontvankelijkheid, aan de administratie gericht door middel van een formulier waarvan de Regering het model bepaalt.
  De Regering bepaalt de inhoud van de aanvraag.
  De aanvraag tot laboratoriumserkenning bevat een technisch onderzoek en een audit die door het "ISSeP" uitgevoerd worden.
  In geval van hernieuwing van erkenning wordt de erkenningsaanvraag honderdtwintig dagen vóór de vervaldatum van de lopende erkenning verstuurd.

Art.29. Binnen dertig dagen, te rekenen van de datum waarop zij die aanvraag in ontvangst neemt, stuurt de administratie haar beslissing waarbij de erkenningsaanvraag volledig en ontvankelijk bevonden werd aan de aanvrager, bij ter post aangetekend schrijven of via een verzending die vaste datum verleent.
  Als de aanvraag onvolledig is, wijst de administratie de aanvrager op de ontbrekende stukken. De aanvrager beschikt vervolgens over dertig dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van de aangetekende brief, om de aanvullende stukken bij aangetekend schrijven of via elke verzending die vaste datum verleent aan de administratie te sturen.
  Binnen dertig dagen na ontvangst van de aanvullende stukken stuurt de administratie haar beslissing waarbij de aanvraag volledig en ontvankelijk bevonden werd naar de aanvrager. Indien de aanvraag een tweede keer onvolledig bevonden wordt door de administratie, wordt ze onontvankelijk verklaard. Indien de aanvraag onontvankelijk is, wijst de administratie de aanvrager, onder de voorwaarden en binnen de termijnen bedoeld in het eerste lid of, desgevallend, binnen de termijn bedoeld in het tweede lid, op de motieven van de onontvankelijkheid.
  Indien de administratie de aanvrager geen beslissing heeft toegestuurd onder de voorwaarden en binnen de termijnen bedoeld in het derde lid, wordt de aanvraag als ontvankelijk beschouwd en wordt het onderzoek voortgezet.

Art.30. De administratie stuurt haar beslissing, bij ter post aangetekend schrijven of via een verzending die vaste datum verleent, aan de aanvrager binnen een termijn van zestig dagen, te rekenen van :
  1° de dag waarop ze haar beslissing heeft verstuurd waarbij de aanvraag ontvankelijk werd bevonden;
  2° zoniet, de dag na afloop van de termijn die haar toegestaan werd om haar beslissing te versturen waarbij de aanvraag ontvankelijk bevonden werd.
  2° Bij gebrek aan verzending binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, wordt de erkenning geacht geweigerd te zijn.

Art.31. De erkenning loopt hoogstens vijf jaar. Die duur is verlengbaar. De erkenning bevat een nummer dat voorkomt op elk document dat de houder ervan aan de administratie richt.

Art.32. In geval van wijziging van één van de gegevens vermeld in de erkenningsaanvraag, waarvan de inhoud door de Regering bepaald wordt, verwittigt de houder van de erkenning onmiddellijk de administratie.
  Indien de administratie oordeelt dat de vermelde wijzigingen van dien aard zijn dat ze een wijziging, een opschorting of een intrekking van de erkenning rechtvaardigen, geeft ze de houder van de erkenning kennis daarvan binnen dertig dagen.
  De houder van de erkenning beschikt met ingang van de datum van ontvangst van dat schrijven over een termijn van zestig dagen om de administratie kennis te geven van de maatregelen die hij overweegt te nemen om gevolg te geven aan haar opmerkingen.

Art.33. Wanneer de administratie oordeelt dat één of meer rapporten of studies onvoldoende of onvolledig zijn, kan ze een waarschuwing richten aan de houder van de erkenning. Haar beslissing wordt verstuurd bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst of via een verzending die vaste datum verleent.

Art.34.
  § 1. De erkenning kan opgeschort of ingetrokken worden : :
  1° indien de erkenningsvoorwaarden niet meer vervuld zijn;
  2° indien de administratie oordeelt dat de kwaliteit van de prestaties van de houder van de erkenning kennelijk onvoldoende zijn;
  3° indien de regels die de Regering aan de houder van de erkenning heeft opgelegd niet acht genomen worden.
  § 2. Indien de administratie van plan is een erkenning op te schorten of in te trekken, geeft ze de houder kennis daarvan bij aangetekend schrijven of via een verzending die vaste datum verleent. Daarbij :
  1° vermeldt ze de motieven van de opschorting of de intrekking;
  2° vermeldt ze de duur van de opschorting of de intrekking;
  3° verzoekt ze de houder van de erkenning erom zijn opmerkingen te laten gelden binnen een termijn van vijftien dagen, te rekenen van de datum van kennisgeving van het schrijven waarin hij op de hoogte wordt gebracht van de bedoeling tot opschorting of intrekking van de erkenning.
  [1 ...]1
  § 3. Binnen vijfenveertig dagen, met ingang van de datum van kennisgeving van het schrijven bedoeld in paragraaf 2, eerste lid, stuurt de administratie de houder van de erkenning haar beslissing toe waarbij uitspraak wordt gedaan over de opschorting of de intrekking, bij aangetekend schrijven met bericht van ontvangst of via een verzending die vaste datum verleent.
  In geval van opschorting vermeldt ze duur daarvan.
  ----------
  (1)<DWG 2010-07-22/10, art. 86, 002; Inwerkingtreding : 06-06-2009>

Art.35.De aanvrager kan bij de Regering een beroep instellen tegen de beslissing of het gebrek aan beslissing bedoeld in artikel 30 of tegen de beslissing bedoeld in artikel 34, § 3.
  Het beroep wordt, op straffe van onontvankelijkheid, bij ter post aangetekend schrijven of via elke andere modaliteit die vaste datum verleent [1 naar de administratie verstuurd]1 binnen een termijn van twintig dagen, die ingaat op de datum van ontvangst van de beslissing of van de termijn waarbinnen zij genomen had moeten worden. Die termijn wordt opgeschort tussen 16 juli en 15 augustus.
  De Regering geeft kennis van haar beslissing binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de datum van ontvangst van het beroep.
  Bij gebrek aan kennisgeving binnen bovenbedoelde termijn wordt het beroep verworpen.
  ----------
  (1)<DWG 2011-10-27/04, art. 78, 003; Inwerkingtreding : 04-12-2011>

Art.36. De Regering kan voorwaarden stellen waaronder natuurlijke of rechtspersonen die over een erkenning of een gelijkwaardige titel beschikken om in een ander Gewest of in een andere Lid-staat van de Europese Unie dezelfde activiteiten uit te oefenen als die bedoeld in artikel 27, § 1, gelijk gesteld kunnen worden met de personen die als deskundige in de zin van dit decreet over een erkenning beschikken.

Afdeling 2. - Onderzoeken.
Onderafdeling 1. - Oriënteringsonderzoek.
Art.37. Het oriënteringsonderzoek dient om de eventuele aanwezigheid van een verontreiniging in de bodem op te sporen en om, desgevallend, een eerste omschrijving en raming van de omvang daarvan te geven.

Art.38. Het oriënteringsonderzoek wordt binnen negentig dagen na het ontstaan van het element dat de in artikel 18 bedoelde verplichtingen gegenereerd heeft door de houder in drie exemplaren aan de administratie gericht. Indien het generende element een beslissing van de administratie is, gaat die termijn in op de datum van kennisgeving ervan.
  Het bevat :
  1° algemene informatie en o.a. de eventuele gegevens over bedoeld terrein die opgenomen zijn in de databank betreffende de toestand van de bodems en de toepasbare waarden, met inbegrip van de bodemconcentraties vermeld op de gewestelijke kaart van de bodemconcentraties;
  2° een historisch overzicht van de locatie en van de lopende exploitatie;
  3° pedologische, geologische, hydrologische en hydrogeologische gegevens;
  4° gegevens over de monsternemingsstrategieën en -plannen, de boringen, de monsternemingen en de verpakkingen van monsters, alsook de analysemethodes en -resultaten;
  5° aanbevelingen i.v.m. de veiligheidsmaatregelen die eventueel genomen moeten worden;
  6° een analyse om vast te stellen of al dan niet een risicoanalyse nodig is;
  7° de conclusies en voorstellen van de deskundige. Indien de deskundige veiligheidsmaatregelen voorstelt, worden die door de drager van verplichtingen genomen zonder te wachten op de beslissing van de administratie waarbij uitspraak over het onderzoek wordt gedaan;
  8° de eventuele voorstellen van bodemconcentraties;
  9° desgevallend, een voorstel van bodemcontrolecertificaat.
  De Regering kan de inhoud van het oriënteringsonderzoek nader bepalen.
  Het rapport en een overzicht van de gegevens worden eveneens langs de elektronische weg verstrekt volgens de door de administratie bepaalde modaliteiten.
  De administratie kan de in het eerste lid bedoelde termijn verlengen op gemotiveerd verzoek.

Art.39. De administratie stuurt haar beslissing waarbij zij zich over het onderzoek uitspreekt binnen dertig dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van het oriënteringsonderzoek, aan de drager.
  Uit die beslissing wordt één van de volgende conclusies afgeleid :
  1° het onderzoek is niet conform indien de inhoud ervan niet beantwoordt aan de doelstelling bedoeld in artikel 37 of de in artikel 38, tweede lid, bedoelde gegevens niet bevat;
  2° het onderzoek moet aangevuld worden;
  3° er is geen ander onderzoek nodig;
  4° er moet een karakteriseringsonderzoek uitgevoerd worden indien de drempelwaarden of de bijzondere waarden, gewogen door de bodemconcentraties, overschreden zijn voor één of meer geanalyseerde stoffen. In dat geval kan ze bovendien :
  a) veiligheidsmaatregelen opleggen totdat over het karakteriseringsonderzoek beslist wordt;
  b) de drager ertoe verplichten binnen de door haar voorgeschreven termijn een financiële zekerheid te stellen volgens de modaliteiten bepaald bij artikel 55 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning;
  c) het voeren van een risico-onderzoek opleggen;
  5° er moet een saneringsproject uitgevoerd worden in geval van achterlating van afval in de zin van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalsoffen indien de drempelwaarden of de bijzondere waarden niet overschreden zijn aan de rand van de afval; in dat geval bepaalt de administratie binnen welke termijn het saneringsproject haar overgelegd moet worden.
  In dat geval kan ze bovendien :
  a) veiligheidsmaatregelen opleggen totdat er over het saneringsproject beslist wordt;
  b) de drager ertoe verplichten binnen de haar voorgeschreven termijn een financiële zekerheid te stellen volgens de modaliteiten bepaald bij artikel 55 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning;
  c) besluiten tot de noodzaak om een risico-onderzoek te voeren;
  6° de grenzen van het potentieel verontreinigde terrein moeten uitgebreid worden. Desgevallend wordt de procedure opgeschort gedurende de periode die nodig is voor het voeren van het aanvullende oriënteringsonderzoek en voor het versturen van de beslissing van de administratie i.v.m. dat onderzoek.
  In het geval bedoeld in het tweede lid, 3°, gaat de beslissing vergezeld van een bodemcontrolecertificaat dat, desgevallend, veiligheids- of opvolgingsmaatregelen oplegt. De administratie richt op dezelfde dag een bodemcontrolecertificaat aan de eigenaar indien hij de drager niet is.
  Bij gebrek aan beslissing binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, wordt ze geacht te zijn vastgelegd op grond van de conclusies van het oriënteringsonderzoek. Er kan beroep ingesteld worden overeenkomstig hoofdstuk V.

Art.40. Indien de administratie overeenkomstig artikel 39, tweede lid, 2°, een aanvullend onderzoek oplegt, vermeldt ze de termijn waarbinnen het haar toegestuurd moet worden. Ze verstuurt haar beslissing binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van het aanvullende onderzoek.

Art.41. Er wordt geen oriënteringsonderzoek op bedoeld terrein gevoerd indien :
  1° sinds minder dan twee jaar vóór het ontstaan van het element dat aan de basis ligt van de verplichting tot het voeren van dergelijk onderzoek het terrein al het voorwerp is geweest van een oriënteringsonderzoek bedoeld in de artikelen 37 en 38;
  2° de handelingen en werken tot sanering overeenkomstig een saneringsplan zoals bedoeld bedoeld in artikel 7, § 3, van het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen in het Waalse Gewest of overeenkomstig artikel 35, § 2, van het fiscaal decreet van 22 maart 2007 tot bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest of van een saneringsplan zoals bedoeld in artikel 681bis /67 van het ARAB of van een herstelplan genomen bij toepassing van artikel 71 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning of van boek I van het Milieuwetboek in uitvoering zijn;
  3° de administratie verleent een vrijstelling van uitvoering van een dergelijk onderzoek, hetzij op verzoek van de drager van de verplichting, hetzij op eigen initiatief. In dit geval vermeldt de beslissing van de administratie de redenen waarom ze oordeelt dat een dergelijk onderzoek niet nodig is. De artikelen 42 en volgende zijn van toepassing.
  In afwijking van het eerste lid, 1° tot 3°, kan de administratie een oriënteringsonderzoek opleggen indien blijkt dat noemenswaardige elementen zijn ontstaan en dat die niet in overweging genomen werden of konden worden bij de uitvoering van het vorige onderzoek, de saneringshandelingen en -werken, of bij de afgifte van het bodemcontrolecertificaat. De administratie kan de in de artikelen 39, 40, 45 en 67, § 3, wijzigen of opheffen binnen dertig dagen na ontvangst van bedoeld onderzoek.

Onderafdeling 1. - Karakteriseringsonderzoek.
Art.42. Het karakteriseringsonderzoek dient om :
  1° de aard en het niveau van de verontreiniging nauwkeurig vast te stellen en, desgevallend, om te bepalen of ze een ernstige dreiging vormt;
  2° te bepalen of er gesaneerd moet worden en binnen welke termijnen;
  3° de elementen te verstrekken die nodig zijn voor de uitvoering van de saneringshandelingen en -werken door :
  a) de verontreinigingshaarden en het te saneren terreinvolume af te bakenen;
  b) het volume en de omtrek van de te saneren grondwateren af te bakenen.

Art.43. Het karakteriseringsonderzoek bevat een omstandige omschrijving en lokalisering van de bodemverontreiniging opdat de administratie zich zou kunnen uitspreken over de noodzaak en de modaliteiten van een sanering van het terrein.
  Het karakteriseringsonderzoek wordt in drie exemplaren aan de administratie gericht binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat op de datum van ontvangst van de beslissing bedoeld in artikel 39, tweede lid, 4°, of, bij gebreke daarvan, op de verstrijkdatum van de termijn bepaald bij artikel 39, eerste lid.
  De administratie kan op gemotiveerd verzoek :
  1° de in het tweede lid bedoelde termijn verlengen;
  2° ermee instemmen dat het karakteriseringsonderzoek gevoerd wordt in verschillende deelonderzoeken betreffende de onderscheiden verontreinigingshaarden.

Art.44. § 1. Het karakteriseringsonderzoek bevat een rapport en, desgevallend, een risico-onderzoek
  § 2. Het rapport bevat in elk geval :
  1° de analyse van de conclusies van het oriënteringsonderzoek en de inventaris van de huidige kennis van de locatie;
  2° de omschrijving van de onderzoeksstrategie;
  3° het rapport over de waarnemings- en analysewerken;
  4° een aparte overzichtstabel van de analyse van de bodem- en grondwatermonsters;
  5° het onderzoek naar de noodzaak om tot de sanering van het terrein over te gaan;
  6° de verschillende technische saneringsprocessen die overwogen kunnen worden t.o.v. de doelstellingen van de sanering bedoeld in de artikelen 50 tot 52;
  7° desgevallend, het terreingedeelte getroffen door een nieuwe verontreiniging en het terreingedeelte getroffen door een historische verontreiniging;
  8° de aanbevelingen i.v.m. de veiligheidsmaatregelen die eventueel genomen moeten worden;
  9° de aanbevelingen i.v.m termijnen waarbinnen de saneringswerken aangevat en voltooid moeten worden;
  10° de raming van de prijs voor het opmaken van het saneringsproject;
  11° de doelstellingen van de sanering;
  12° de conclusies en voorstellen van de deskundige.
  De Regering kan de inhoud van het karakteriseringsonderzoek nader bepalen.
  Het rapport en een overzicht van de gegevens worden eveneens langs de elektronische weg verstrekt volgens de door de administratie bepaalde modaliteiten.
  § 3. Het risico-onderzoek bepaalt, o.a. met het oog op de identificering van een eventuele bodemverontreiniging die een ernstige dreiging vormt :
  1° het niveau van het risico voor de volksgezondheid en voor de kwaliteit van het leefmilieu, rekening houdend o.a. met de eventuele mobiliteit van de polluenten en het gebruik van het terrein;
  2° de noodzaak en de urgentie van de sanering en, indien ja, de aanbevelingen betreffende de data waarop de saneringshandelingen en -werken aangevat en voltooid moeten worden;
  3° de aanbevelingen betreffende de veiligheidsmaatregelen of eventuele opvolgingsmaatregelen.
  Het risico-onderzoeksrapport bevat de voorstellen en de aanbevelingen van de deskundige.
  § 4. Indien de deskundige concludeert dat geen sanering nodig is, stelt het rapport bijzondere waarden en een bodemcontrolecertificaat voor.

Art.45.De administratie stuurt haar beslissing waarbij zij zich over het karakteriseringsonderzoek uitspreekt binnen zestig dagen, te rekenen van de datum van ontvangst ervan, aan de drager.
  Uit die beslissing wordt één van de volgende conclusies afgeleid :
  1° het onderzoek is niet conform indien de inhoud ervan niet beantwoordt aan de doelstelling bedoeld in artikel 42 of de in artikel 44 bedoelde gegevens niet bevat;
  2° het onderzoek moet aangevuld worden;
  3° er is geen ander onderzoek nodig en de sanering wordt niet vereist;
  4° er moet een sanering uitgevoerd worden;
  5° de grenzen van het terrein waarvan de bodem verontreinigd is of van de zone waar afval werd achtergelaten moeten uitgebreid worden. Desgevallend wordt de procedure opgeschort gedurende de periodes die nodig zijn voor het voeren van het aanvullende oriënteringsonderzoek en het aanvullende karakteriseringsonderzoek, alsook voor het versturen van de beslissing van de administratie i.v.m. beide onderzoeken.
  In het geval bedoeld in het tweede lid, 3° :
  - wordt de eventueel gestelde zekerheid vrijgemaakt;
  - schrijft de beslissing veiligheids- of opvolgingsmaatregelen voor in geval van overschrijding van de interventiewaarden;
  - gaat een bodemcontrolecertificaat bij de beslissing waarbij de bijzondere waarden vastgelegd worden en, desgevallend veiligheids- of opvolgingsmaatregelen voorgeschreven worden. De administratie richt op dezelfde dag een bodemcontrolecertificaat aan de eigenaar indien hij de drager niet is.
  In het geval bedoeld in het tweede lid, 4°, bepaalt de beslissing de termijn waarbinnen het saneringsproject uitgevoerd en aan de administratie overgelegd wordt. Die beslissing vermeldt, desgevallend, of het saneringsproject door een controle-instantie opgevolgd wordt.
  Bij gebrek aan beslissing binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, wordt ze geacht te zijn vastgelegd op grond van de conclusies van het [1 karakteriseringsonderzoek]1. Er kan beroep ingesteld worden overeenkomstig hoofdstuk V.
  ----------
  (1)<DWG 2010-07-22/10, art. 87, 002; Inwerkingtreding : 06-06-2009>

Art.46. Er wordt geen karakteriseringsonderzoek op bedoeld terrein gevoerd indien :
  1° het terrein sinds minder dan twee jaar vóór het ontstaan van het element dat aan de basis ligt van de verplichting tot het voeren van dergelijk onderzoek al het voorwerp is geweest van een karakteriseringsonderzoek bedoeld in de artikelen 42 tot 44;
  2° de handelingen en werken tot sanering overeenkomstig een saneringsplan zoals bedoeld bedoeld in artikel 7, § 3, van het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen in het Waalse Gewest of overeenkomstig artikel 35, § 2, van het fiscaal decreet van 22 maart 2007 tot bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest of een saneringsplan zoals bedoeld in artikel 681bis /67 van het ARAB of een herstelplan genomen bij toepassing van artikel 71 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning of van boek I van het Milieuwetboek in uitvoering zijn;
  3° de administratie oordeelt dat de doelstellingen van het karakteriseringsonderzoek zoals bedoeld in artikel 42 bereikt zijn na afloop van het oriënteringsonderzoek en vrijstelling van uitvoering van een dergelijk onderzoek verleent, hetzij op verzoek van de drager van de verplichting, hetzij op eigen initiatief. In dit geval vermeldt de beslissing van de administratie de redenen waarom ze oordeelt dat een dergelijk onderzoek niet nodig is. De artikelen 47 en volgende zijn van toepassing.
  In afwijking van het eerste lid, kan de administratie een karakteriseringsonderzoek opleggen indien blijkt dat noemenswaardige elementen zijn ontstaan en dat die niet in overweging genomen werden of konden worden bij de uitvoering van het vorige onderzoek, de saneringshandelingen en -werken, of bij de afgifte van het bodemcontrolecertificaat.

Afdeling 3. - Sanering van de terreinen.
Onderafdeling 1. - Gevallen waarin de sanering vereist wordt.
Art.47. Indien het terrein het voorwerp is van een nieuwe verontreiniging, wordt een sanering vereist als uit het karakteriseringsonderzoek blijkt dat, al naar gelang van het geval :
  1° wat betreft de verontreinigde terreinen die het voorwerp hebben uitgemaakt van een bodemcontrolecertificaat bedoeld in de artikelen 39, 45 en 67, vergezeld van bijzondere waarden, de in acht te nemen bijzondere waarden voor minstens één van de geanalyseerde parameters overschreden zijn;
  2° wat de overige verontreinigde terreinen betreft, de door de bodemconcentraties gewogen en ter uitvoering van artikel 8 vastgelegde drempelwaarden die er op toepasselijk zijn, voor minstens één van de geanalyseerde parameters overschreden zijn.

Art.48. Indien het terrein het voorwerp is van een historische verontreiniging, wordt een sanering vereist indien gelijktijdig :
  1° uit het karakteriseringsonderzoek blijkt dat de door de bodemconcentraties gewogen drempelwaarden voor minstens één van de geanalyseerde parameters overschreden zijn;
  2° de beslissing van de administratie vermeldt dat de verontreiniging van de bodem een ernstige dreiging vormt.
  Indien de historische verontreiniging geen sanering vereist en de interventiewaarden voor minstens één van de geanalyseerde parameters overschreden zijn, maakt het terrein het voorwerp uit van veiligheids- of opvolgingsmaatregelen.

Art.49. De bepalingen betreffende elk type van verontreiniging zijn van toepassing daar waar beide types onderscheiden konden worden.
  Zoniet zijn de bepalingen betreffende de nieuwe verontreiniging van toepassing.

Onderafdeling 2. - Saneringsdoelstellingen.
Art.50.[1 De sanering van een terrein dat door een nieuwe verontreiniging getroffen is, herstelt de bodem, wat betreft de polluenten die beantwoorden aan de voorwaarden bedoeld in artikel 47, op het niveau vastgelegd door de administratie op voorstel van de deskundige.
   Dat niveau komt overeen hetzij met :
   1° tachtig percent van de drempelwaarde;
   2° het niveau van de bodemconcentratie wanneer deze hoger is dan de waarde bedoeld in 1° ;
   3° de bijzondere waarde wanneer de polluenten de bijzondere waarde die representatief is voor de residuële verontreiniging overschrijden.
   Bij gebrek om de waarden opgenomen in het tweede lid te kunnen bereiken, komt het niveau overeen met het dichtst bij die waarden liggend niveau dat aan de hand van de beschikbare beste technieken en de kenmerken van het terrein gehaald kunnen worden waarbij minstens de ernstige dreiging voor de menselijke gezondheid en het leefmilieu weggewerkt wordt.
   Wanneer de sanering wordt gevoerd overeenkomst het derde lid en de doelstellingen bedoeld in het tweede lid, niet bereikt konden worden ter hoogte van het grondwater, worden aanvullende en compenserende herstelmaatregelen genomen overeenkomstig hoofdstuk II van titel V van deel VII van Boek I van het Milieuwetboek.]1
  ----------
  (1)<DWG 2018-03-01/32, art. 132, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2018>

Art.51. De sanering van een terrein dat door een historische verontreiniging getroffen is, herstelt de bodem, wat betreft de polluenten die voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 48, op het niveau vastgelegd door de administratie op voorstel van de deskundige.
  Dat niveau streeft naar de door de bodemconcentraties gewogen referentiewaarden en maakt het mogelijk dat minstens het bestaan van een ernstige dreiging voor de volksgezondheid en het leefmilieu voorkomen wordt, rekening houdend met de kenmerken van het terrein.
  Dat niveau wordt vastgelegd op het niveau dat aan de hand van de beschikbare beste technieken bereikt kan worden wanneer het bepaalde niveau niet gehaald kan worden.

Art.52. Indien afval achtergelaten wordt in de zin van artikel 39, tweede lid, 5°, beoogt de sanering van het terrein de volledige afvoer van de afval en het herstel van de door de afval aangetaste bodem overeenkomstig de artikelen 50 en 51.
  Indien blijkt dat de volledige afvoer van de afval onmogelijk is, moet de sanering een bepaald gebruik mogelijk maken, rekening houdend met de huidige of toekomstige feitelijke en rechtstoestand, en het bestaan van een ernstige dreiging voor de volksgezondheid en het leefmilieu voorkomen.

Onderafdeling 3. - Saneringshandelingen en -werken.
Art.53.Er wordt een saneringsproject aan de administratie gericht. Daarin wordt aangegeven hoe de sanering van het terrein zal worden uitgevoerd.
  Onverminderd het derde lid, bevat dat project hoe dan ook :
  1° de conclusies, voorstellen en aanbevelingen van de deskundige die in het karakteriseringsonderzoek voorkomen;
  2° de identificatie van de in het karakteriseringsonderzoek opgespoorde polluenten waarvan de concentraties stroken met de criteria die vastliggen in de artikelen 47 en 48, de door die polluenten verontreinigde bodemvolumes en de mate waarin de sanering dringend uitgevoerd moet worden;
  3° een omschrijving van de verschillende relevante technische saneringsmethodes, met, voor elk van hen, :
  a) een raming van de verwachte resultaten t.o.v. de artikelen 50 tot 52;
  b) een raming van de kostprijs ervan, incluis die van de eventuele opvolgingsmaatregelen;
  4° een rechtvaardiging van de saneringsmethode of, desgevallend, van de combinatie van door de deskundige aanbevolen methodes en eventuele varianten;
  5° een omschrijving van de werken, van de eventuele fasering ervan, de termijnen waarbinnen ze uitgevoerd worden, incluis de wijze van behandeling of verwerking van de stoffen of tijdelijk of definitief te verwijderen bodemgedeelten of gebouwen;
  6° de omschrijving van de maatregelen die genomen worden om de veiligheid te waarborgen tijdens de uitvoering van de werken;
  7° de weerslag van de handelingen en werken voor de sanering van het terrein op de naburige percelen;
  8° een overzicht van de residuele risico's en, desgevallend, van de gebruiksbeperkingen, wat betreft het toekomstige gebruik van het terrein dat het voorwerp van de handelingen en werken uitmaakt;
  9° de na de sanering van het terrein te nemen opvolgingsmaatregelen, de termijn waarbinnen ze behouden worden en een raming van de prijs ervan;
  10° [1 een evaluatienota inzake milieueffecten]1 overeenkomstig de bepalingen van Boek I van het Milieuwetboek;
  11° een niet-technische samenvatting van bovengenoemde gegevens :
  12° desgevallend, het advies van de door de drager gekozen controle-instantie m.b.t. de elementen bedoeld in de vorige punten.
  Desgevallend bevat het project :
  1° de veiligheidsmaatregelen waaraan de terreinen na sanering onderworpen worden;
  2° de door de Regering opgegeven vermeldingen vereist bij of krachtens [2 artikel D.IV.26, § 1, tweede lid, van het Wetboek]2, de artikelen 17 en 83, tweede lid, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en artikel 3, § 1, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen;
  3° de in artikel 51 bedoelde maatregelen tot aanvullend en compenserend herstel.
  Indien het saneringsproject overeenkomstig artikel 39, tweede lid, 5°, uitgevoerd wordt, bevat het, in plaats van de gegevens bedoeld in het tweede lid, 1° et 2°, :
  - 1° de conclusies, voorstellen en aanbevelingen van de deskundige die in het oriënteringsonderzoek voorkomen;
  - de synthese van de waarnemings- en analysewerken, incluis de identificatie van de polluenten en de overeenstemmende volumes.
  Het rapport en een synthese van de gegevens worden eveneens langs de elektronische weg verstrekt volgens de modaliteiten die door de administratie bepaald worden.
  ----------
  (1)<DWG 2010-07-22/10, art. 88, 002; Inwerkingtreding : 06-06-2009>
  (2)<DWG 2016-07-20/46, art. 72, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2017>

Art.54. Het saneringsproject wordt, op straffe van onontvankelijkheid, in zeven exemplaren aan de administratie gericht.

Art.55. De administratie verstuurt haar beslissing waarbij het saneringsproject volledig en ontvankelijk bevonden werd binnnen dertig dagen, te rekenen van de datum waarop ze het in ontvangst neemt, bij ter post aangetekend schrijven of via een verzending die vaste datum verleent. Indien de aanvraag onvolledig is, stuurt ze de drager op dezelfde wijze een lijst toe van de ontbrekende stukken en gegevens en vermeldt ze dat de procedure weer opgestart wordt op de datum van ontvangst ervan.
  Indien de administratie haar beslissing niet binnen die termijn aan de drager heeft gestuurd, wordt het project als ontvankelijk beschouwd. De procedure wordt voortgezet.

Art.56. In de beslissing waarbij de administratie het saneringsproject volledig en ontvankelijk verklaart, :
  1° vermeldt ze, overeenkomstig de bepalingen van Boek I van het Milieuwetboek betreffende de effectenbeoordeling, of het project noemenswaardige milieueffecten kan hebben;
  2° wijst ze de instanties aan die om advies verzocht moeten worden.

Art.57. De dag waarop de administratie overeenkomstig artikel 55 de drager haar beslissing toestuurt waarbij het saneringsproject volledig en ontvankelijk bevonden wordt, maakt ze het voor advies over aan de verschillende instanties die ze aanwijst en aan het gemeentecollege van de gemeente(n) op het grondgebied waarvan het project overwogen wordt.
  Er wordt door betrokken gemeente(n) een openbaar onderzoek georganiseerd volgens de modaliteiten omschreven in Boek I van het Milieuwetboek.

Art.58.[1 § 1.]1De instanties sturen hun advies binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen van de datum van aanhangigmaking.
  Bij gebrek aan verzending van advies of van afgifte tegen bewijs van ontvangst, wordt het advies geacht gunstig te zijn.
  [1 § 2. Het gemeentecollege van elke gemeente waar een openbaar onderzoek werd georganiseerd, bezorgt het bestuur binnen tien dagen na afsluiting van het openbaar onderzoek de schriftelijke en mondelinge bezwaren en opmerkingen die tijdens het openbaar onderzoek zijn geformuleerd, met inbegrip van het proces-verbaal bedoeld in artikel D. 29-19 van Boek I van het Milieuwetboek.]1
  ----------
  (1)<DWG 2010-07-22/10, art. 89, 002; Inwerkingtreding : 06-06-2009>

Art.59. Indien een geraadpleegde instantie wenst dat een overlegvergadering tussen de geraadpleegde instanties en de administratie wordt gehouden, geeft ze de administratie binnen 15 dagen, te rekenen van de datum waarop om adviesverlening is verzocht, kennis daarvan bij aangetekend schrijven of via elke andere modaliteit die vaste datum verleent.
  Indien de administratie wenst dat een overlegvergadering wordt gehouden, geeft ze de geraadpleegde instanties kennis daarvan op dezelfde wijze.

Art.60. De proceduretermijnen tot de besluitvorming bedoeld in artikel 61 worden vastgelegd :
  - vanaf de datum waarop de administratie haar beslissing heeft verstuurd waarbij het project ontvankelijk bevonden werd;
  - zoniet, vanaf de dag volgend op de verstrijkdatum van de termijn die haar werd toegestaan om haar beslissing te versturen waarbij de aanvraag ontvankelijk bevonden werd.

Art.61. De administratie stuurt haar beslissing waarbij ze uitspraak over het saneringsproject heeft gedaan aan de drager binnen een termijn van honderdtwintig dagen, te rekenen van de dag waarop ze haar beslissing heeft verstuurd waarbij het project ontvankelijk bevonden werd.

Art.62.§ 1. Indien de administratie het saneringsproject goedkeurt :
  1° legt ze de termijn vast waarbinnen de saneringswerken aangevat en voltooid moeten worden;
  2° kan ze de drager het volgende opleggen :
  a) elke voorwaarde die ze nuttig acht om zich ervan te vergewissen dat het saneringsproject strookt met de doelstellingen van dit decreet;
  b) elke voorwaarde die ze nuttig acht om te voorkomen dat het saneringsproject tijdens of na de uitvoering ervan gevaar, hinder of nadelen veroorzaakt voor de mens of het leefmilieu;
  c) het stellen van een zekerheid volgens de modaliteiten bepaald bij artikel 55 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning; de eventueel overeenkomstig [1 artikel 39]1 gestelde zekerheid wordt desgevallend aangepast;
  d) het toezicht op het geheel of een deel van de saneringshandelingen en -werken door een controle-instantie;
  3° wijst ze desgevallend op de door de Regering opgegeven vermeldingen vereist bij of krachtens artikel [2 D.IV.26, § 1, derde lid, van het Wetboek]2, artikel 45 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en artikel 3, § 1, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen.
  § 2. Indien de administratie weigert het saneringsproject goed te keuren, vermeldt ze de in het project aan te brengen wijzigingen met het oog op een nieuwe indiening overeenkomstig artikel 53.
  § 3. Indien de administratie zich niet uitspreekt binnen de termijn die haar toegestaan wordt, wordt het saneringsproject geacht te zijn geweigerd. Het gebrek aan beslissing binnen een termijn van honderdtwintig dagen geeft de aanvrager recht op een forfaitaire vergoeding van 2.500 euro. De vergoedingsaanvragen vallen onder de bevoegdheid van de hoven en rechtbanken.
  ----------
  (1)<DWG 2010-07-22/10, art. 90, 002; Inwerkingtreding : 06-06-2009>
  (2)<DWG 2016-07-20/46, art. 73, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2017>

Art.63.De goedkeuring van het saneringsproject geldt als milieuvergunning, stedenbouwkundige vergunning, eenmalige vergunning, aangifte in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, [1 ...]1 en registratie.
  In afwijking van artikel 53 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en van artikel [2 D.IV.84 van het Wetboek]2, verjaart de goedkeuring van het saneringsproject voor het overblijvende deel van de niet uitgevoerde saneringshandelingen en -werken slechts indien zij niet zijn uitgevoerd binnen twee jaar na de datum waarop ze uitgevoerd hadden moeten worden.
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/46, art. 74, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
  (2)<DWG 2016-07-20/46, art. 75, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2017>

Art.64.In afwijking van de artikelen 53 tot 63, dient de drager van de verplichtingen een aanvraag tot eenmalige vergunning met de gegevens van het saneringsproject in indien zijn aanvraag betrekking heeft op hetzij een project of een gemengd project in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, hetzij op aan een stedenbouwkundige vergunning onderworpen handelingen of werken, waaronder o.a. saneringshandelingen en -werken.
  De procedure tot vergunningsaanvraag wordt gevoerd overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 11 maart 1999 voor de inrichtingen van klasse 1. De beslissing waarbij de vergunning wordt toegekend bevat de gegevens bepaald bij artikel 62, § 1, van dit decreet. De beslissing waarbij de vergunning om saneringsredenen geweigerd wordt, vermeldt de in het project aan te brengen wijzigingen met het oog op een nieuwe indiening overeenkomstig artikel 53 van dit decreet.
  De afgegeven vergunning wordt uitgevoerd volgens de bepalingen van dit decreet daar ze als beslissing over het saneringsproject geldt.
  Voor de andere handelingen en werken dan die i.v.m. de sanering, gaat de verstrijkdatum bedoeld in de artikelen 97 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en [1 D.IV.84 van het Wetboek]1 pas in op de datum van ontvangst van de eindevaluatie.
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/46, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2017>

Onderafdeling 4. - Toezicht op de saneringshandelingen en -werken.
Art.65. In het geval bedoeld in artikel 62, § 1, 2°, d, worden de saneringshandelingen en -werken uitgevoerd onder het toezicht van de controle-instantie die advies heeft uitgebracht over het saneringsproject. De controle-instantie spreekt zich uit over :
  - de goede uitvoering van de saneringshandelingen en -werken;
  - de stabiliteit van het gesaneerde terrein;
  - de resultaten van de proeven en analyses uitgevoerd door laboratoria die onafhankelijk zijn van de drager, de deskundige en de controle-instantie.
  Tijdens de sanering maakt de controle-instantie een rapport i.v.m. de stand van vordering van de handelingen en werken aan de administratie over op haar verzoek.
  Binnen zestig dagen, te rekenen van de einddatum van de saneringshandelingen en -werken, maakt de controle-instantie een rapport over de evaluatie van de werken aan de administratie over, met o.a. :
  - de resultaten van de uitgevoerde metingen en controles;
  - elke nuttige opmerking betreffende het verloop van de werken.

Art.66. § 1. De dragers van de verplichting tot uitvoering van de saneringshandelingen en -werken geven de administratie regelmatig kennis van de evolutie van de handelingen en werken en van elk ongeval waardoor het vlotte verloop ervan in het gedrang kan komen.
  De inhoud van het document met de stand van vordering waarvan de in het eerste lid bedoelde personen kennis geven, de modaliteiten en de termijnen waarbinnen het overgemaakt wordt kunnen door de Regering bepaald worden.
  § 2. Indien nieuwe elementen optreden na de goedkeuring van het saneringsproject, kan de administratie, hetzij op verzoek van de drager of van de deskundige of van de controle-instantie, hetzij op eigen initiatief, wijzigingen aanbrengen in de voorschriften van het saneringsproject of in die opgelegd krachtens artikel 62, § 1.
  Ze stuurt haar beslissing aan de drager bij ter post aangetekend schrijven of via elke andere modaliteit die vaste datum verleent.

Art.67. § 1. Na afloop van de saneringshandelingen en -werken wordt een eindevaluatie gemaakt door de deskundige die het saneringsproject heeft opgemaakt.
  Die evaluatie slaat op :
  1° de doelstellingen van de sanering;
  2° de behaalde resultaten, incluis de gehaalde waarden, met, in de gevallen waarin de saneringsdoelstellingen niet gehaald konden worden, een analyse van de residuele risico's;
  3° de problemen tegengekomen tijdens de werken;
  4° de eventuele voorstellen inzake gebruiksbeperking en opvolgingsmaatregelen;
  5° de eventuele voorstellen tot uitvoering van aanvullende werken wanneer na afloop van de werken blijkt dat de in de goedkeuring van het saneringsproject vastgelegde waarde niet gehaald werd voor één van de geanalyseerde parameters, alsook de eventuele voorstellen inzake veiligheidsmaatregelen en de raming van de prijs van die aanvullende werken;
  6° een voorstel van bodemcontrolecertificaat.
  Het rapport en een overzicht van de gegevens worden eveneens langs de elektronische weg verstrekt volgens de door de administratie bepaalde modaliteiten.
  § 2. De eindevaluatie wordt binnen zestig dagen, te rekenen van de einddatum van de saneringshandelingen en -werken, in drie exemplaren aan de administratie gericht bij ter post aangetekend schrijven of via een verzending die vaste datum verleent.
  De administratie kan, indien ze het nodig acht, de deskundige en, desgevallend, de controle-instantie horen.
  Na het verhoor kan ze desnoods een tegenexpertise opleggen.
  § 3. Binnen een termijn van zestig dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van de eindevaluatie en, desgevallend, van het rapport van de controle-instantie, wordt door de administratie, behalve door haar opgelegde tegenexpertise, een bodemcontrolecertificaat afgeleverd dat :
  1° vaststelt dat de sanering is uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van dit decreet;
  2° de bijzondere waarden vastlegt;
  3° desgevallend gebruiksbeperkingen of opvolgingsmaatregelen oplegt.
  De administratie richt op dezelfde dag een bodemcontrolecertificaat aan de eigenaar indien hij de drager niet is.
  Binnen dezelfde termijn legt de administratie desgevallend aanvullende werken op die uitgevoerd moeten worden binnen de door haar bepaalde termijn en, in dat geval, de eventuele veiligheidsmaatregelen, alsook het bedrag van de te stellen zekerheid. In dat geval wordt het in het eerste lid bedoelde bodemcontrolecertificaat afgeleverd binnen een termijn van zestig dagen, te rekenen van de datum van een nieuwe eindevaluatie.
  De zekerheid gesteld ter uitvoering van artikel 62, § 1, 2°, c., wordt, al naar gelang van het geval, door de administratie vrijgemaakt of aangepast binnen negentig dagen, te rekenen van de datum van afgifte van het bodemcontrolecertificaat.
  De Regering bepaalt de modaliteiten voor die vrijmaking.

Afdeling 4. - Bepalingen gemeen aan de vorige afdelingen.
Art.68. Als er meer dragers zijn, organiseert de administratie volgens modaliteiten die nader bepaald worden door de Regering, één of meer overlegvergaderingen tussen die dragers.
  De dragers wijzen een mandataris aan die belast wordt met de relaties met de administratie.
  De tussenkomst van de deskundige en, desgevallend, van de controle-instantie en de onderzoeks- en saneringshandelingen zijn gemeen aan die dragers.

Art.69.
  § 1. In haar beslissing betreffende het oriënteringsonderzoek, het karakteriseringsonderzoek, het saneringsproject of de eindevaluatie, kan de administratie, in geval van belangenconflict of bij gebrek aan zelfstandigheid van betrokken deskundige, bevelen dat de drager een beroep doet op een andere deskundige dan degene die het onderzoek heeft gevoerd waarover de administratie zich uitspreekt voor het gevolg van de procedure ten einde de verwezenlijking van de doelstellingen van dit decreet te waarborgen.
  § 2. De gewestelijke overheden moeten geen zekerheid stellen in het kader van de tenuitvoerlegging van dit decreet.
  § 3. Het oriënteringsonderzoek en het karakteriseringsonderzoek waarover de administratie zich uitgesproken heeft, worden op gewoon verzoek ter inzage van de overheden gelegd, onverminderd de wetgeving betreffende het recht op toegang tot informatie over het leefmilieu.
  § 4. Voor zover zij relevant en actueel zijn, kan een deel of het geheel van de resultaten en gegevens [1 die ingezameld werden tijdens een eerder uitgevoerde milieuevaluatie, een indicatieve studie of in het kader van elk ander onderzoek naar de kwaliteit van de bodem]1, [1 in het oriënteringsonderzoek of in het karakteriseringsonderzoek]1 opgenomen worden. Ze worden als dusdanig in het onderzoek opgenomen.
  ----------
  (1)<DWG 2010-07-22/10, art. 91, 002; Inwerkingtreding : 06-06-2009>

Art.69bis. [1 § 1er. Un droit de dossier dont le produit est intégralement versé au Fonds pour la Protection de l'Environnement, section " Protection des sols " et couvrant les frais administratifs est levé à charge de toute personne physique ou morale en raison de l'introduction d'une étude, d'un projet ou d'un recours.
   Le droit de dossier est fixé comme suit :
   1° 500 euros pour un projet d'assainissement;
   2° 250 euros pour une étude de caractérisation ou une étude combinant une étude d'orientation et de caractérisation;
   3° 150 euros pour une étude d'orientation et une évaluation finale;
   4° 50 euros pour un recours.
   Le droit de dossier est dû à la date d'introduction de la demande ou du recours.
   Le Gouvernement fixe les modalités de perception des droits de dossier.
   § 2. A partir du 1er janvier 2017, le montant du droit de dossier tel que visé au paragraphe 1er est, tous les deux ans, automatiquement et de plein droit indexé sur la base de l'indice des prix à la consommation en vigueur six semaines avant la date de l'indexation. Le montant indexé est arrondi à l'unité supérieure et est communiqué sur le site internet Portail environnement de Wallonie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/02, art. 102, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

HOOFDSTUK V. - Beroep.
Art.70.De aangewezen drager kan een beroep instellen tegen de beslissingen bedoeld in de artikelen 20, 26, 39, 45, 61, 62, 66, § 2 en 67, § 3.
  Er kan ook door de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal, de vruchtgebruiker of de lessee een beroep ingesteld worden tegen de beslissingen bedoeld in artikel 26 waarbij de vrijstelling aan de aangewezen drager is toegekend.
  Het beroep schorst de aangevochten beslissing niet.
  Het beroep wordt, op straffe van onontvankelijkheid, bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst gericht of tegen ontvangbewijs [1 naar de administratie verstuurd]1 binnen een termijn van twintig dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van de beslissing of, bij gebrek aan beslissing, vanaf de dag volgend op de termijn die aan de administratie werd toegestaan om haar beslissing te versturen.
  Die termijnen worden opgeschort tussen 16 juli en 15 augustus en tussen 24 december en 1 januari.
  ----------
  (1)<DWG 2011-10-27/04, art. 79, 003; Inwerkingtreding : 04-12-2011>

Art.71. Er wordt een commissie van beroep inzake het bodembeheer ingesteld.
  De commissie bestaat uit :
  1° een voorzitter die het bewijs kan leveren van minstens vijf jaar ervaring in de magistratuur of advocatuur;
  2° twee personen wier technische vaardigheden en ervaring in de behandelde aangelegenheden erkend zijn;
  3° een lid van de administratie Leefmilieu, houder van een universitair of gelijkwaardig diploma en voorgedragen door de Minister die voor Leefmilieu;
  4° een lid van de administratie Ruimtelijke ordening, houder van een universitair of gelijkwaardig diploma en voorgedragen door de Minister die voor Ruimtelijke ordening bevoegd is.
  De Regering noemt voor elk gewoon lid een plaatsvervangend lid. De plaatsvervangende voorzitter en de plaatsvervangende leden hebben zitting wanneer de gewone voorzitter of het gewone lid van wie ze de plaats innemen verhinderd is. Elk mandaat loopt vijf jaar. Indien een mandaat vacant wordt voordat het verstrijkt, wordt de opvolger voor de overblijvende duur van het mandaat benoemd.
  De commissie beraadslaagt slechts op geldige wijze in de aanwezigheid van de voorzitter of van zijn plaatsvervanger en van twee gewone leden of plaatsvervangers van wie minstens één over technische vaardigheden en ervaring in de behandelde aangelegenheden beschikt. Onthouding is niet toegelaten. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.
  De voorzitter en de overige leden van de commissie zijn verplicht tot geheimhouding van de beraadslagingen.
  De commissie wordt bijgestaan door een secretaris en twee adjunct-secretarissen, die door de Regering aangewezen worden. Die hebben geen stemrecht.
  De Regering kan aanvullende modaliteiten voor de werking van de commissie vastleggen en presentiegeld en vergoedingen aan haar leden toekennen.

Art.72.Binnen tien dagen na ontvangst van het beroep bezorgt [1 de administratie]1 :
  1° de verzoeker een bericht van ontvangst met de datum waarop het verhoor bedoeld in het tweede lid plaatsvindt;
  2° de commissie van beroep inzake het bodembeheer en, desgevallend, de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal, de lessee of de vruchtgebruiker van betrokken terrein, een afschrift van het beroep of van voornoemd bericht van ontvangst.
  Binnen zestig dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van het beroep, worden de verzoeker, de afgevaardigde van de Regering en, desgevallend, de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal, de lessee en de vruchtgebruiker erom verzocht voor de commissie te verschijnen, op eigen verzoek of op verzoek van de commissie.
  De commissie maakt daarvan proces-verbal op en brengt binnen vijftien dagen advies uit aan de administratie.
  Bij gebreke daarvan wordt de procedure voorgezet.
  Binnen negentig dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van het beroep, stuurt de Regering haar beslissing aan de verzoeker en, desgevallend, aan de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal, de lessee of de vruchtgebruiker.
  Indien de beslissing van de Regering niet verstuurd wordt binnen de termijn bedoeld in het vorige lid, wordt de beslissing waartegen beroep is ingesteld, bevestigd.
  ----------
  (1)<DWG 2011-10-27/04, art. 80, 003; Inwerkingtreding : 04-12-2011>

HOOFDSTUK VI. - Ambtshalve genomen maatregelen.
Art.73. Bij afwezigheid van de drager of in geval van dringende noodzakelijkheid kan de administratie, voor rekening en ten laste van betrokken persoon, ambtshalve laten overgaan tot de uitvoering van de verplichtingen bedoeld in artikel 18.

Art.74.§ 1. Wanneer de SPAQuE tijdens de onderzoeken die ze voert in het kader van haar opdracht bedoeld in artikel 39, § 1, 1° en 3°, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen een bodemverontreiniging vaststelt die een ernstige dreiging vormt, verwittigt ze de administratie en maant ze de in artikel 22 bedoelde drager aan tot indiening van een saneringsproject overeenkomstig de artikelen 53 en volgende. Tegelijkertijd geeft de SPAQuE de administratie en de drager kennis van de door een controle-instantie gevalideerde raming van de prijs van de sanering.
  Binnen hoogstens dertig dagen, te rekenen van de datum van de aanmaning, verbindt de drager zich uitdrukkelijk tot het nakomen van de verplichtingen bedoeld in artikel 18, 1°, c, 2° of 3°, en stelt hij ten gunste van de administratie een financiële zekerheid volgens de modaliteiten bepaald bij artikel 55 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning als garantie voor de kosten i.v.m. de uitvoering ambtshalve van het saneringsproject.
  Bij gebreke daarvan laat de administratie een bevel tot betaling binnen vierentwintig uur betekenen, op straffe van uitvoering door inbeslagneming.
  Het stellen van een zekerheid waarvan het bedrag onvoldoende is, ingevolge de betekening van een dwangbevel, is geen beletsel voor de voortzetting van de vervolgingen.
  Na afloop van de beveltermijn kan de administratie laten overgaan tot de inbeslagneming, die uitgevoerd wordt op de wijze waarin het Gerechtelijk Wetboek voorziet.
  Daarnaast vertrouwt de Regering de uitvoering van de sanering aan de SPAQuE toe en kan zij haar in dat kader met het oog op sanering ertoe machtigen het terrein wegens openbaar nut te onteigenen [3 ...]3.
  Indien verschillende dragers betrokken zijn, zijn die hoofdelijk gebonden.
  § 2. Na een informatievergadering voor het publiek te hebben georganiseerd, dient de SPAQuE bij de Regering een saneringsproject overeenkomstig artikel 53, tweede lid, in, evenwel zonder een beroep op een deskundige te moeten doen.
  De Regering bericht ontvangst van het volledige dossier binnen vijftien dagen na de indiening ervan. Zij wint desnoods het advies in van de diensten en instanties die ze nuttig acht en doet uitspraak over het saneringsproject binnen negentig dagen na ontvangst van het bericht van ontvangst.
  § 3. In afwijking van artikel 67 geeft de administratie het bodemcontrolecertificaat af binnen een termijn van zestig dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van de eindevaluatie. De eindevaluatie wordt door een controle-instantie gemaakt en bevat de resultaten van de analyses die de SPAQuE in de loop van de uitvoering van de saneringshandelingen en -werken en na afloop van de sanering aan het ISSeP toevertrouwt.
  § 4. De krachtens dit artikel genomen maatregelen gelden als milieuvergunning, eenmalige vergunning, stedenbouwkundige vergunning, [1 en aangifte in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning]1.
  In afwijking van artikel [2 D.IV.84 van het Wetboek]2 en van artikel 53 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning vervalt de goedkeuring van het saneringsproject slechts voor het overblijvende gedeelte van de niet uitgevoerde saneringshandelingen en -werken indien ze niet zijn uitgevoerd binnen twee jaar na de datum waarop ze het hadden moeten zijn.
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/46, art. 77, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
  (2)<DWG 2016-07-20/46, art. 78, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
  (3)<DWG 2018-11-22/12, art. 84, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2019>

HOOFDSTUK VII. - Overtredingen.
Art.75. Er wordt een overtreding van tweede categorie begaan indien :
  1° de in artikel 18 bedoelde verplichtingen niet nagekomen worden;
  2° niet voldaan wordt aan de informatieplicht bedoeld in artikel 5.

HOOFDSTUK VIII. - Subsidies.
Art.76. § 1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de Regering aan elke natuurlijke of rechtspersoon, privaat- of publiekrechtelijk, een subsidie toekennen om een oriënteringsonderzoek, een karakteriseringsonderzoek of een saneringsproject in de zin van dit decreet uit te voeren.
  Die subsidie vormt een minimis-steun in de zin van Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de minimis-steun.
  Het totaalbedrag van de toegekende steun, berekend overeenkomstig artikel 2 van genoemde Verordening, mag niet hoger zijn dan 100.000 euro over een periode van drie jaar.
  Indien de begunstigde van de subsidie een onderneming is, met name elke natuurlijke of rechtspersoon die goederen of diensten op de markt aanbiedt, verbindt hij zich, vooraleer de in het eerste lid bedoelde subsidie te ontvangen, tot de aangifte van alle steun verkregen in de loop van de drie laatste jaren. Bij de berekening van het subsidiebedrag wordt rekening gehouden met de andere minimis-steun, waarbij het totaalbedrag van de steun niet hoger mag zijn dan 100.000 euro over een periode van drie jaar.
  § 2. Binnen de perken van de beschikbare kredieten kan de Regering aan elke natuurlijke persoon, rechtspersoon van publiek recht of openbaar nut of rechtspersoon van privaat recht een subsidie toekennen met het oog op de tenuitvoerlegging van de nakoming van de verplichtingen bepaald bij artikel 18 van dit decreet wanneer ze betrekking heeft op een terrein waarvan een publiekrechtelijke persoon eigenaar is.
  Die subsidie wordt toegekend in de vorm van één euro aan één of meer natuurlijke personen, rechtspersonen van publiek recht of openbaar nut of rechtspersoon van privaat recht die zulks overeenkomen en die drie euro investeren voor die tenuitvoerlegging.

HOOFDSTUK IX. - Opheffings- en wijzigingsbepalingen.
Afdeling 1. - Decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.
Art.77. Artikel 1, 13°, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning wordt aangevuld als volgt :
  "; het herstel is, wat de bodem betreft, het herstel dat resulteert uit de verplichtingen bedoeld in artikel 18 van het decreet betreffende het bodembeheer".

Art.78. Artikel 71, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een 4°, luidend als volgt :
  "4° informatie verstrekken aan de toezichthoudend ambtenaar."

Art.79. Artikel 81, § 2, van hetzelfde decreet wordt aangevuld als volgt :
  "De afgevaardigde ambtenaar en de technisch ambtenaar zijn eveneens bevoegd om samen kennis te nemen van de aanvragen tot eenmalige vergunningen bedoeld in artikel 63 van het decreet betreffende het bodembeheer."
  In artikel 177, eerste lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden "ontvangstenbegroting van het Waalse Gewest" vervangen door de woorden "Fonds pour la protection de l'environnement, section incivilités environnementales".

Afdeling 2. - Boek I van het Milieuwetboek.
Art.80. Artikel D.29-1, § 5, van Boek I van het Milieuwetboek wordt aangevuld met een 4°, luidend als volgt :
  "4° de saneringsprojecten in de zin van het decreet betreffende het bodembeheer."

Art.81. Artikel D.49 van Boek I van het Milieuwetboek wordt aangevuld als volgt :
  "d. de saneringsprojecten in de zin van het decreet betreffende het bodembeheer;
  ".
  d. wordt e.

Art.82. In artikel D.67, § 3, van Boek I van het Milieuwetboek wordt tussen het eerste en het tweede lid, dat het derde lid wordt, een nieuw tweede lid ingevoegd, luidend als volgt :
  "Wanneer het project betrekking heeft op een installatie of een activiteit vermeld op de lijst in bijlage 3 bij het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer, bevat de omschrijving van het in 1° bedoelde project in elk geval :
  1° algemene gegevens en o.a. de eventuele gegevens m.b.t. bedoeld terrein opgenomen in de databank betreffende de toestand van de bodem bedoeld in het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer en de toepasbare waarden, incluis de bodemconcentraties in de zin van hetzelfde decreet;
  2° een historisch overzicht van de locatie en, desgevallend, van de lopende exploitatie;
  3° geologische, hydrologische en hydrogeologische gegevens.".
  In artikel D.88, § 1, eerste lid, van Boek I van het Milieuwetboek worden voor het slotpunt de woorden "behalve als ze betrekking heeft op de verplichtingen bepaald bij het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer" ingevoegd.
  In artikel D.138, eerste lid, van Boek I van het Milieuwetboek wordt het slotpunt vervangen door een kommapunt en wordt dat lid aangevuld als volgt :
  "- het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer."
  In artikel D.149, § 1, van hetzelfde boek, wordt het slotpunt vervangen door een kommapunt en wordt een 5° ingevoegd, luidend als volgt :
  "5° informatie aan de administratie verstrekken in de zin van het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer.".
  Artikel D.155 van Boek I van het Milieuwetboek wordt aangevuld als volgt :
  "§ 4. De dagvaarding m.b.t. een overtreding van het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer wordt overgeschreven op de hypotheekbewaring van de toestand van de goeden, op benaarstiging van de gerechtsdeurwaarder.
  De dagvaarding bevat de kadastrale aanwijzing van het onroerend goed dat het voorwerp is van de overtreding en identificeert de eigenaar ervan in de vorm en onder de straf bepaald bij de wet van 10 oktober 1913.
  Elke terzake gegeven beslissing wordt aan de zelfkant van de overschrijving van de dagvaarding of van het exploot vermeld volgens de procedure bepaald bij artikel 84 van de wet van 16 december 1851 houdende herziening van het hypothecair stelsel.
  § 5. De griffier van het burgerlijke of strafrechtelijke rechtsgebied bezorgt de administratie en, desgevallend, de SPAQuE een afschrift van de dagvaardingen m.b.t. overtredingen van artikel 84 van het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer voor de bodemrechtbanken, zowel in eerste instantie als in beroep."
  In artikel D.157, § 2, van hetzelfde boek wordt het slotpunt door een kommapunt vervangen en wordt deze paragraaf aangevuld als volgt :
  "4° de bepalingen van het decreet betreffende het bodembeheer in acht te nemen."
  In artikel D.170, § 2, van hetzelfde boek wordt het slotpunt vervangen door een kommapunt en wordt een 5° toegevoegd, luidend als volgt :
  "5° de dossiersrechten bepaald bij het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en bij het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer."

Afdeling 3. - Fiscaal decreet van 22 maart 2007 tot bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest en tot wijziging van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordeing en het geschil inzake rechtstreekse gewestelijke belastingen.
Art.83. In artikel 35, § 2, eerste lid, 2° van het Fiscaal Decreet van 22 maart 2007 tot bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest en tot wijziging van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordeing en het geschil inzake rechtstreekse gewestelijke belastingen wordt het woord "saneringsplan" vervangen door het woord "saneringsprojecten".
  De twee laatste leden van dezelfde paragraaf worden geschrapt.

Art.84. Artikel 35, § 2, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt :
  "De aanwezigheid van afval bedoeld in deze paragraaf wordt weer een element dat de belasting genereert indien het saneringsproject niet wordt goedgekeurd overeenkomstig de bepalingen van het decreet betreffende het bodembeheer, behalve in het geval bedoeld in artikel 62, eerste lid, ervan indien de saneringshandelingen en -werken niet aangevat worden op de datum waarop ze aangevat moeten worden overeenkomstig de bepalingen van het decreet betreffende het bodembeheer, indien de saneringshandelingen en -werken niet voltooid zijn op de vastgelegde datum en indien de aanvullende werken niet uitgevoerd zijn binnen de termijn vastgelegd overeenkomstig de bepalingen van het decreet betreffende het bodembeheer."

Afdeling 4. - Decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen.
Art.85. Artikel 2 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen wordt aangevuld met een 30°, luidend als volgt :
  "30° SPAQuE : Société publique d'Aide à la Qualité de l'Environnement".
  Het opschrift van afdeling 4 van hoofdstuk VII van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen wordt vervangen door volgend opschrift : "De SPAQuE"; "De SPAQuE";
  De woorden "de Openbare Maatschappij" worden vervangen door de woorden "De SPAQuE" in artikel 39, § 2, eerste en tweede lid, § 3, eerste lid, § 4, eerste lid, en § 5 van hetzelfde decreet;
  De woorden "de Openbare Maatschappij bedoeld in artikel 39" worden vervangen door de woorden " de SPAQuE " in de artikelen 20, § 3, tweede lid, en § 5, 25, § 1, eerste lid, § 2, tweede en vijfde lid, 26, § 1, derde lid, 33, § 1, tweede lid, 36, 5°, 42, § 1, eerste lid, 43, § 1, derde lid en 47, § 1.
  In artikel 72 van hetzelfde decreet worden de woorden "openbare maatschappij met handelsdoeleinden bedoeld in artikel 39" worden vervangen door het woord "SPAQuE".

Art.86. In artikel 39, § 1, eerste lid, 3°, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen worden de woorden "saneringsplannen bedoeld in de artikelen 42 en 47" vervangen door de woorden "saneringsprojecten bedoeld in het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer".
  Artikel 39, § 3, tweede lid 2, van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
  In artikel 39, § 4, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "van de sanering in de zin van het decreet betreffende het bodembeheer of van een sanering in de zin van artikel 167 van het CWATUPE" ingevoegd tussen de woorden "artikel 43, § 1," en "geen handeling".
  In artikel 39, § 4, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "sanering of rehabilitatie" ingevoegd tussen de woorden "herstel" en "vormt".
  Artikel 39 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de paragrafen 6 en 7, luidend als volgt :
  "§ 6. De waarborg van het Gewest t.o.v. derden wordt aan de SPAQuE toegekend onder de voorwaarden die de Waalse Regering bepaalt, tegen de rentevoet en de afschrijving van de door de SPAQuE uit te geven obligaties en tegen de aan te gane leningen.
  In geval van niet-terugbetaling van de obligaties of leningen of van de desbetreffende betalingen, stort het Gewest de aan de derden verschuldigde sommen aan de SPAQuE.
  § 7. De Regering kan onroerende goederen en participaties die eigendom van het Gewest zijn in het kapitaal van de SPAQuE inbrengen."

Art.87. artikel 42 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art.88. Artikel 43 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidend als volgt :
  "§ 5. De Regering geeft de administratie kennis van de maatregelen genomen overeenkomstig dit artikel."

Afdeling 5. - Waals wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw, patrimonium en energie.
Art.89. In artikel 85, § 1, 3°, van het Waals wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw, patrimonium en energie worden de woorden "bedoeld in artikel 14 van het decreet betreffende de sanering van de verontreinigde bodems" vervangen door de woorden "in de zin van artikel 10 van het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer".
  Artikel 150bis, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een 8°, luidend als volgt :
  "8° de gegevens over het goed opgenomen in de databank in de zin van artikel 10 van het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer".
  In artikel 167, 2°, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "sanering in de zin van artikel 2, 10°, sub artikel 26 van het decreet van 1 april 2004 betreffende de sanering van verontreinigde bodems en te herontwikkelen bedrijfsruimten" vervangen door de woorden "sanering van het terrein in de zin van artikel 2, 10°, van het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer".

HOOFDSTUK X. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art.90. Behalve andersluidende bepaling, geschiedt elke verzending bedoeld in dit decreet :
  1° hetzij bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst;
  2° hetzij via elke soortgelijke formule die vaste datum verleent aan de verzending en aan de inontvangstname van de akte, ongeacht de gebruikte dienst voor de distributie van het schrijven;
  3° hetzij door afgifte van de akte tegen ontvangbewijs.
  De Regering kan de lijst vastleggen van de methodes waarvan ze acht dat ze een vaste datum aan de verzending en aan de inontvangstname kunnen verlenen.
  De verzending geschiedt uiterlijk op de vervaldatum.
  De dag van inontvangstname van de akte, die het startpunt is, wordt niet meegerekend
  De vervaldatum wordt in die termijn meegerekend. Wanneer die dag evenwel een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is, wordt de vervaldatum naar de volgende werkdag verschoven.

Art.91.De administratie mag de in artikel 20 bedoelde beslissing niet nemen in de volgende gevallen :
  1° wanneer een bericht van ontvankelijkheid van een saneringsplan in de zin van artikel 7, § 3, van het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen in het Waalse Gewest of in artikel 35, § 2, van het fiscaal decreet van 22 maart 2007 tot bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest en tot wijziging van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen voor de datum van inwerkingtreding van dit decreet is afgegeven;
  2° wanneer de aanvraag tot goedkeuring van een indicatief onderzoek van de locatie in de zin van artikel [1 681bis /63]1 van titel III van het ARAB voor de datum van inwerkingtreding van dit decreet door de technisch ambtenaar in ontvangst genomen wordt.
  ----------
  (1)<DWG 2011-10-27/04, art. 81, 003; Inwerkingtreding : 04-12-2011>

Art.92.Het saneringsplan ingediend krachtens het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen in het Waalse Gewest of van het fiscaal decreet van 22 maart 2007 tot bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest en tot wijziging van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen, waarvan het bericht van ontvankelijkeid van voor de datum van inwerkingtreding van dit decreet dateert, zet de behandeling ervan voort volgens de bepalingen van kracht op de datum van het bericht van ontvankelijkheid.
  Wanneer een indicatief onderzoek krachtens artikel [1 681bis /63]1 van titel III van het ARAB is ingediend en voor [1 31 december 2012]1 wordt goedgekeurd, worden de aanvragen tot goedkeuring van het karakteriseringsonderzoek en van het saneringsplan volgens de bepalingen van het ARAB onderzocht.
  ----------
  (1)<DWG 2011-10-27/04, art. 82, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2011>

Art. 92bis.[1 § 1. Tot de bekendmaking door het bestuur van de Waalse code van goede praktijken bedoeld in artikel 1, 4°, van het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2009 betreffende het bodembeheer, uiterlijk [2 31 december 2012]2, en in afwijking van de artikelen 37 tot 46 en 53, dient de natuurlijke of rechtspersoon die van plan is de handelingen en werken tot sanering van een terrein dat door een historische verontreiniging getroffen is, vrijwillig uit te voeren, een saneringsproject, waarvan de inhoud in § 2 bepaald wordt, rechtstreeks per kennisgeving bij het bestuur in. In afwijking van artikel 62, § 1, 2°, c) wordt geen zekerheid gesteld.
   § 2. In dit geval omvat het saneringsproject :
   1° de identiteit van de aanvrager, de eigenaar(aren) en, in voorkomend geval, van de exploitant(en);
   2° een beschrijving van het terrein waarvoor de goedkeuring van het project wordt aangevraagd, met inbegrip van :
   a) de beschrijving en de identificatie van de aanwezige afvalstoffen en van de vermoedelijke polluenten;
   b) de beschrijving van het terrein, zijn geschiedenis, de oorsprong van de verontreiniging;
   c) het rapport over de waarnemings- en analysewerken alsmede een overzichtstabel van de analyses van de monsters;
   d) de afbakening van de afvalstoffen en de vervuilende lagen, meer bepaald op grond van plannen die de plaats van de opmetingen aangeven, de concentraties aan vervuilende stoffen in de bodem, de ondergrond en het water, de diepte van die vervuilingen, evenals de vermoedelijke vervuilende lagen;
   e) het totale volume en de respectievelijke percentages van de afvalstoffen en van de vervuilde bodems;
   f) recente en nauwkeurige foto's van de locatie, genomen vanuit elke windstreek of de meest gevoelige gezichtspunten;
   g) de huidige bezetting van het terrein en onmiddellijke omgeving (habitat, soort plantengroei, enz.) en, in voorkomend geval, de nauwkeurige beschrijving van een herbestemmings- en heroplevingsproject op korte, middellange en lange termijn;
   3° de ligging van het terrein;
   a) het adres, de plaatsnaam en de oppervlakte;
   b) een kadastraal plan en de lijst van de eigenaars van de percelen gelegen in een straal van honderd meter rondom de percelen die bij het plan betrokken zijn;
   c) de omschrijving van de kadastrale percelen betrokken bij het plan en de mededeling van de betrokken oppervlakte van elk perceel;
   d) de planologische bestemming op het gewestplan en/of op het gemeentelijk plan van aanleg, met aanwijzing van de locatie op een kleurenfotokopie;
   e) een situatieplan met opgave van de bij het plan betrokken percelen op een topografische kaart op schaal 1/10 000e en hun Lambert-coördinaten met georeferentie;
   f) een liggingsplan van de bijzondere of gevoelige gebieden waaronder met name de Natura 2000-omtrekken die in de nabijheid liggen (300 m van de locatie);
   4° de beoordeling van de impact van de afvalstoffen en van de verontreinigingen :
   I. op grond van een pertinente geologische, hydrageologische, geomorfologische en hydrografische studie, de beoordeling van de impact van de afvalstoffen op de grondwaterlagen en de eventuele waterwinningen, evenals op de oppervlaktewateren;
   II. de beoordeling van de gevolgen en de risico's voor de bodem, de ondergrond, de lucht, de menselijke gezondheid, de omgevingsfauna en -flora, w.o. met name de Natura 2000-gebieden;
   ls het ontwerp een significante impact zou kunnen hebben op een Natura 2000-locatie, omvat het eveneens een geschikte beoordeling van de effecten waarin meer bepaald volgende punten te berde worden gebracht :
   a) potentieel impact op de soorten en habitats met een gemeenschapsbelang op de locatie;
   b) potentieel impact van het project op de habitats met een prioritair gemeenschapsbelang.
   Voor a) en b) wordt met name rekening gehouden met de rechtstreekse vernieling van de habitats of de soorten, de geluidshinder, het risic° op vervuiling van water, bodem, enz.;
   c) in de gevallen waarin de impact van dat ontwerp op de Natura 2000-locatie ongunstig is voor de staat van instandhouding van de natuurlijke habitats en/of soorten met een gemeenschapsbelang moet de aanvrager bij die beoordeling een aanvullende bijlage voegen met de melding :
   c1. dat er geen alternatief is voor dat ontwerp;
   c2. van de dwingende redenen van een hoger openbaar belang, met inbegrip van hun maatschappelijke of economische aard voor de uitvoering ervan ondanks het negatieve effect in de wetenschap dat indien de betrokken locatie dient als onderkomen voor een soort prioritair natuurlijk habitat enkel overwegingen aangevoerd kunnen worden die verband houden met de menselijke gezondheid en de openbare veiligheid of met levensbelangrijke gunstige gevolgen voor het leefmilieu of, na advies van de Europese Commissie, met andere dwingende redenen van een hoger openbaar belang;
   c3. van de maatregelen die getroffen worden om die negatieve impact in te perken :
   - op het ontwerp zelf;
   - tijdens de uitvoeringsfase;
   - tijdens de uitbatingsfase;
   5° het saneringsproces :
   I. een omschrijving van de verschillende relevante technische saneringsmethodes, met, voor elk van hen, :
   a) een raming van de verwachte resultaten t.o.v. de artikelen 51 tot 52;
   b) een raming van de kostprijs ervan, incluis die van de eventuele opvolgingsmaatregelen;
   II. een rechtvaardiging van de saneringsmethode of, desgevallend, van de combinatie van door de deskundige aanbevolen methodes en eventuele varianten;
   III. een omschrijving van de werken, van de eventuele fasering ervan, de termijnen waarbinnen ze uitgevoerd worden, incluis de wijze van behandeling of verwerking van de stoffen of tijdelijk of definitief te verwijderen bodemgedeelten of gebouwen;
   Als het ontwerp een wijziging van het bodemreliëf als gevolg heeft, moet het met name hetgeen volgt bevatten :
   a) een bovenaanzicht van de wijziging in het reliëf op de meest geschikte schaal. Het bovenaanzicht omvat een deel van het reliëf van de omliggende percelen;
   b) profielen of lengte- en dwarsdoorsneden, idealiter op dezelfde schaal als het bovenaanzicht (in voorkomend geval kunnen de verticale schalen lichtjes uitvergroot worden ten opzichte van de horizontale schalen), aangeduid tegenover vaste punten, de profielen en doorsneden worden gelokaliseerd op een bovenaanzicht;
   c) schetsen of computerbeelden van de opneming of markering van de gerehabiliteerde locatie in het landschap;
   d) het volume, de aard of de oorsprong van de stoffen enkel gebruikt voor het opvullen van de gerehabiliteerde locatie;
   Indien er sprake is van aanplantingen in het proces, worden ook volgende bijlagen bijgevoegd :
   a) een bovenaanzicht van de plantengroepen op de meest geschikte schaal;
   b) een bovenaanzicht van de specifiekere gebieden (namelijk met specifieke plantensoorten) op de meest geschikte schaal;
   c) op grond van de schets(en) vermeld in punt 5°, I., schetsen of computerbeelden die uitleggen welke de bijdrage is van de aanplantingen in de opneming of de markering van de stortplaats in het landschap.
   In de bovenaanzichten van de aanplantingen dienen de bomenrijen, de plantengroepen, de plantenassociaties, de gelijke afstanden tussen de aanplantingen, de aard van de plantensoorten, hun kracht en dichtheid, evenals de plaatsen, de soorten en technieken voor de aanleg van grasperken duidelijk toonbaar worden gemaakt;
   IV. de omschrijving van de maatregelen die genomen worden om de veiligheid te waarborgen tijdens de uitvoering van de werken;
   V. de weerslag van de handelingen en werken tot sanering van het terrein op de naburige percelen;
   VI. een overzicht van de residuele risico's en, desgevallend, van de gebruiksbeperkingen, wat betreft het toekomstige gebruik van het terrein dat het voorwerp van de handelingen en werken uitmaakt;
   VII. de na de sanering van het terrein te nemen opvolgingsmaatregelen, de termijn waarbinnen ze toegepast worden en een raming van de prijs ervan;
   VIII. een evaluatienota inzake milieueffecten overeenkomstig de bepalingen van Boek I van het Milieuwetboek;
   IX. een niet-technische samenvatting van bovengenoemde gegevens;
   X. in voorkomend geval omvat het project :
   1° de veiligheidsmaatregelen waaraan de terreinen na sanering onderworpen worden;
   2° de door de Regering opgegeven vermeldingen vereist bij of krachtens artikel 115, tweede lid, van het " CWATUPe ", de artikelen 17 en 83, tweede lid, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en artikel 3, § 1, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen;
   Het rapport en een synthese van de gegevens worden eveneens langs de elektronische weg verstrekt volgens de modaliteiten die door de administratie bepaald worden.
   § 3. In afwijking van artikel 55 wordt de termijn voor de verklaring van de volledigheid en de ontvankelijkheid van het saneringsproject op 45 dagen gebracht.
   In afwijking van de artikelen 61 en 62, § 3, wordt de termijn voor de goedkeuring van het saneringsproject op 180 dagen gebracht.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2010-07-22/10, art. 92, 002; Inwerkingtreding : 06-06-2009>
  (2)<DWG 2011-10-27/04, art. 83, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2011>

Art.93.De erkenning als deskundige in het vak "grond- en ondergrondverontreiniging", toegekend volgens de procedure bedoeld in artikel 681bis /73 van het ARAB, zoals gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 maart 1999 tot wijziging van titel III van het ARAB door de invoeging van bijzondere maatregelen die toepasselijk zijn op de vestiging en de uitbating van benzinestations, wordt [1 tot 31 maart 2011]1 gelijkgesteld met de erkenning als deskundige, in de zin van de artikelen 27 tot 35.
  ----------
  (1)<DWG 2010-07-22/10, art. 93, 002; Inwerkingtreding : 06-06-2009>

Art. 93bis.[1 De erkenning die voor de analyse van afvalstoffen aan een laboratorium verleend wordt krachtens het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 9 juli 1987 betreffende het toezicht op de uitvoering van de bepalingen inzake afval en giftige afval en krachtens artikel D. 147 van Boek I van het Milieuwetboek, wordt gelijkgesteld met de erkenning als laboratorium in de zin van de artikelen 27 tot 35 om de in dit decreet bedoelde analyses [2 tot 31 december 2012]2 uit te voeren.
   De analyses uitgevoerd door laboratoria die voor de analyse van afvalstoffen erkend zijn krachtens het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 9 juli 1987 betreffende het toezicht op de uitvoering van de bepalingen inzake afval en giftige afval en krachtens artikel D. 147 van Boek I van het Milieuwetboek en de monsternemingen worden geacht aan dit decreet te voldoen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2010-07-22/10, art. 95, 002; Inwerkingtreding : 06-06-2009>
  (2)<DWG 2011-10-27/04, art. 84, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Art.94. De aanvragen van de vergunning die vereist wordt voor de behoeften van de sanering, ingediend voor de datum van inwerkingtreding van dit decreet, alsook de desbetreffende administratieve beroepen worden onderzocht volgens de regels van kracht op de datum van indiening van de aanvraag.

Art.95. De maatregelen genomen krachtens de artikelen 42, 43 en 47 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen met het oog op de sanering van het terrein, alsook de veiligheidsmaatregelen die krachtens dezelfde artikelen voor de datum van inwerkingtreding van dit decreet worden genomen, worden geregeld door de bepalingen die toepasselijk zijn op de datum van de aanneming ervan.
  Het eerste lid is ook toepasselijk op de veiligheidsmaatregelen en op de maatregelen tot sanering van het terrein genomen krachtens artikel 71 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.

Art.96. § 1. Voor zover de saneringshandelingen en -werken die in het kader van het saneringsplan uitgevoerd worden krachtens het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen in het Waalse Gewest of het fiscaal decreet van 22 maart 2007 tot bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest en tot wijziging van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen of krachtens een saneringsplan overeenkomstig artikel 681bis /67 van het ARAB, goedgekeurd voor de inwerkingtreding van dit decreet, met de doelstellingen daarvan stroken, gaat de beslissing waarbij uitspraak wordt gedaan over de goede uitvoering van de saneringshandelingen en -werken vergezeld van een bodemcontrolecertificaat.
  § 2. Indien na afloop van een herstelplan of van een saneringsplan bedoeld in § 1 blijkt dat de doelstellingen ervan niet gehaald konden worden, kan de minister op gemotiveerd voorstel van de administratie een verlenging van de uitvoeringstermijn toekennen. Die verlenging mag niet langer zijn dan de helft van de oorspronkelijke termijn.

Art. 96bis. [1 De in artikel 39, eerste lid, bedoelde termijn wordt op 60 dagen gebracht voor de oriënteringsonderzoeken die voor 31 maart 2011 worden ingediend ".
   De in artikel 45, eerste lid, bedoelde termijn wordt op 90 dagen gebracht voor de karakteriseringsonderzoeken die voor 30 juni 2011 worden ingediend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2010-07-22/10, art. 96, 002; Inwerkingtreding : 06-06-2009>

Art.97. Een dossiersrecht, waarvan de opbrengst integraal aan het "Fonds pour la Protection de l'Environnement, Section incivilités environnementales" gestort wordt en dat de administratieve kosten dekt, wordt ten laste van elke natuurlijke of rechtspersoon geheven wegens het verkrijgen van een bodemcontrolecertificaat overeenkomstig dit decreet.
  Het dossiersrecht is verschuldigd op de datum waarop het bodemcontrolecertificaat door de administratie afgegeven wordt.
  Het dossiersrecht bedraagt :
  - 250 euro indien het bodemcontrolecertificaat na afloop van een oriënteringsonderzoek wordt afgegeven;
  - 500 euro indien het bodemcontrolecertificaat na afloop van een karakteriseringsonderzoek wordt afgegeven;
  - 1.000 euro indien het bodemcontrolecertificaat na afloop van een sanering wordt afgegeven.

Art.98. De artikelen 5, 7, 18 tot 26, 28 tot 30 van het decreet van 1 april 2004 betreffende de sanering van verontreinigde bodems en te herontwikkelen bedrijfsruimten worden opgeheven.
  In het opschrift van dat decreet worden de woorden "de sanering van verontreinigde bodems en" weggelaten.

Art. 98bis. [1 De kennisgevingstermijnen waarvan sprake in de artikelen 29, 30, 39, 40, 45, 55, 58, 59, 61, 65, en 67 worden opgeschort van 16 juli tot en met 15 augustus en van 24 december tot en met 1 januari.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2010-07-22/10, art. 97, 002; Inwerkingtreding : 06-06-2009>

Art.99.Met uitzondering van artikel 21, waarvan de datum van inwerkingtreding door de Regering wordt vastgelegd, treedt dit decreet in werking [1 op 6 juni 2009]1.
  ----------
  (1)<DWG 2010-07-22/10, art. 94, 002; Inwerkingtreding : 06-06-2009>

Art.100. De Regering legt uiterlijk 31 december een omstandig jaarverslag i.v.m. de uitvoering van dit decreet aan het Parlement over. Het eerste verslag wordt voor 31 december 2010 overgemaakt.

BIJLAGEN.
Art. N1. BIJLAGE I. - Normen


<td colspan="5" valign="top">Bodem (mg/kgdroge stof)<td colspan="8" valign="top">Metalen/niet-metalen<td colspan="8" valign="top">Niet-gehalogeneerde aromatische koolwaterstoffen<td colspan="8" valign="top">Niet-gehalogeneerde polycyclische aromatische koolwaterstoffen<td colspan="8" valign="top">Gechloreerde koolwaterstoffen<td colspan="8" valign="top">Cyaniden<td colspan="8" valign="top">Andere organische stoffen<td colspan="8" valign="top">Aardolie koolwaterstoffen (4)<td colspan="8" valign="top">(<font color="red">1</font>)<DWG <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2010072210" target="_blank">2010-07-22/10</a>, art. 98, 002; Inwerkingtreding : 06-06-2009>
Gebruikstype Grondwater
  (µg/L)
  
  IIIIIIIVV 
  natuurlijklandbouwresidentieelrecreatief of commercieelindustrieel 
ArseenRW12121212121
  
 DW303040405010
  
 IW22026530030030040
CadmiumRW0,20,20,20,20,20,25
  
 DW11310155
  
 IW101030405020
Chroom totaal (1)RW34343434342,5
  
 DW608512512516550
  
 IW95175520520700100
Chroom VI (2)RW (3)2,52,52,52,52,52,5
  
 DW44413139
  
 IW40404013013090
KoperRW141414141415
  
 DW4050110110120100
  
 IW80145290290500200
KwikRW0,050,050,050,050,050,1
  
 DW111551
  
 IW66650504
NikkelRW242424242410
  
 DW606515015021020
  
 IW10020030030050080
LoodRW25252525252,5
  
 DW12020020028038510
  
 IW170400700700136040
ZinkRW676767676790
  
 DW120155230230320200
  
 IW2153007107101300400
BenzeenRW (3)0,10,10,10,10,10,25
  
 DW0,200,200,200,200,2010
  
 IW0,400,400,400,400,8040
EthylbenzeenRW0,20,20,20,20,22
  
 DW3,03,06,06,017,0300
  
 IW171728281161520
TolueenRW0,20,20,20,20,22
  
 DW3,03,03,07,012,0700
  
 IW121230401205850
Xylenen (som)RW0,20,20,20,20,24
  
 DW1,91,1223500
  
 IW4,42,61010252175
StyreenRW0,20,20,20,20,22
  
 DW0,40,40,40,4220
  
 IW322210110
FenolRW0,10,10,10,10,10,2
  
 DW0,50,30,70,71,4120
  
 IW3,5266131115
NaftaleenRW0,10,10,10,10,10,05
  
 DW1,10,71,71,72,560
  
 IW42,59925410
AcenaftyleenRW0,010,010,010,010,010,05
  
 DW0,30,30,884370
  
 IW33878410660
AcenafteenRW0,010,010,010,010,010,05
  
 DW2,61,63,93,96180
  
 IW961919561800
FluoreenRW0,010,010,010,010,010,05
  
 DW429916120
  
 IW261646461631200
FenantreenRW0,10,10,10,10,10,05
  
 DW96121216120
  
 IW27166060164240
AntraceenRW0,010,010,010,010,010,05
  
 DW0,30,20,70,71,375
  
 IW2,21,33,73,713,3150
FluoranteenRW0,010,010,010,010,010,05
  
 DW852323474
  
 IW774812612647560
PyreenRW0,010,010,010,010,010,05
  
 DW1,40,93,63,66,490
  
 IW106181864900
Benzo(a)antraceenRW0,010,010,010,010,010,05
  
 DW0,80,5111,57
  
 IW2,51,5551514
ChryseenRW0,010,010,010,010,010,05
  
 DW535561,5
  
 IW1062525603
Benzo(b)fluorantheenRW0,010,010,010,010,010,05
  
 DW0,70,40,30,91,31,5
  
 IW21,5441369
Benzo(k)fluorantheenRW0,010,010,010,010,010,05
  
 DW2,51,61,33,14,70,8
  
 IW7,64,712,815,5471,6
Benzo(a)pyreenRW0,010,010,010,010,010,05
  
 DW0,20,20,50,91,30,7
  
 IW2,21,34,54,5131,4
Dibenzo(ah)antraceenRW0,010,010,010,010,010,05
  
 DW0,80,10,611,40,7
  
 IW2,30,755147
Benzo(g,h,i)peryleenRW0,010,010,010,010,010,05
  
 DW2,51,53350,3
  
 IW751515460,5
Indeno(1,2,3-c,d)pyreenRW0,010,010,010,010,010,05
  
 DW10,60,21,21,50,22
  
 IW2,51,52,56150,44
DichloormethaanRW0,050,050,050,050,051
  
 DW0,10,10,10,10,220
  
 IW0,50,50,50,50,890
TrichloormethaanRW0,050,050,050,050,051
  
 DW0,10,10,51,43200
  
 IW1,21,25612815
TetrachloormethaanRW0,050,050,050,050,051
  
 DW0,10,10,10,10,12
  
 IW0,20,20,20,20,28
Tetrachlooretheen (PCE)RW0,050,050,050,050,051
  
 DW0,20,20,70,71,740
  
 IW223311170
Trichlooretheen (TCE)RW0,050,050,050,050,051
  
 DW0,50,50,20,7270
  
 IW33339290
1,2-Dichlooretheen (som) (DCE)RW0,050,050,050,050,052
  
 DW0,30,30,30,40,650
  
 IW1,51,51,51,52,5200
Chlooretheen (VC)RW0,050,050,050,050,051
  
 DW0,10,10,10,10,15
  
 IW0,30,20,20,30,420
1,1,1-Trichloorethaan (1,1,1-TCA)RW0,050,050,050,050,052
  
 DW1,611,63,56500
  
 IW961717588450
1,1,2-trichloorethaan (1,1,2-TCA)RW0,050,050,050,050,052
  
 DW0,10,10,10,10,212,0
  
 IW0,40,30,30,30,850,0
1,2-dichloorethaan (1,2-DCA)RW0,050,050,050,050,052
  
 DW0,10,10,10,20,330
  
 IW0,20,20,70,71,4125
Vrije cyanidenRW[<font color="red">1</font> 1]<font color="red">1</font>[<font color="red">1</font> 1]<font color="red">1</font>[<font color="red">1</font> 1]<font color="red">1</font>[<font color="red">1</font> 1]<font color="red">1</font>[<font color="red">1</font> 1]<font color="red">1</font>2
  
 DW[<font color="red">1</font> 2]<font color="red">1</font>[<font color="red">1</font> 2]<font color="red">1</font>[<font color="red">1</font> 2]<font color="red">1</font>[<font color="red">1</font> 2]<font color="red">1</font>[<font color="red">1</font> 2]<font color="red">1</font>70
  
 IW[<font color="red">1</font> 5]<font color="red">1</font>[<font color="red">1</font> 5]<font color="red">1</font>[<font color="red">1</font> 5]<font color="red">1</font>[<font color="red">1</font> 10]<font color="red">1</font>[<font color="red">1</font> 10]<font color="red">1</font>140
Methyl-tertiaire-butyl-éther (MTBE).RW0,050,050,050,050,052
  
 DW1,51,51,51,52300
  
 IW666681235
[<font color="red">1</font> EC-Fractie > 5-8 ]<font color="red">1</font>RW2222230
  
 DW4446960
  
 IW88111120120
EC-Fractie > 8-10RW2222230
  
 DW77107080200
  
 IW7070100300320400
EC-Fractie > 10-12RW2,52,52,52,52,540
  
 DW8820130130200
  
 IW8080150260[<font color="red">1</font> 260]<font color="red">1</font>400
EC-Fractie > 12-16RW15151515155
  
 DW303040130130200
  
 IW130130300520520400
EC-Fractie > 16-21RW151515151515
  
 DW30303512501250300
  
 IW13013033025002500600
EC-Fractie > 21-35RW151515151515
  
 DW30306012501250300
  
 IW20020052025002500600

  (1) De waarden voor chroom totaal zijn op driewaardig chroom gebaseerd.
  (2) De waarden voor zeswaardig chroom zijn uitzonderlijk op de risico's voor de menselijke gezondheid gebaseerd. Met de beschikbare gegevens is het voorlopig niet mogelijk om met de risico's voor de grondwater en de ecosystemen rekening te houden.
  (3) De RW wordt op de aantoonbaarheidsgrens vastgesteld (25 % van de parameterwaarden) die door het besluit van de Waalse Regering van 15 januari 2004 betreffende de parameterwaarden geldend voor het voor meselijke consumptie bestemd water opgelegd is.
  (4) DE RW wordt op de bepaalbaarheidsgrens (of 3 keer de aantoonbaarheidsgrens) voor de grond en aan de aantoonbaarheidsgrens voor de grondwater vastgelegd.

Art. N2. Bijlage 2. Soorten gebruik, gerelateerd aan het grondgebruik.

<td colspan="6" valign="top">NATUUR- EN GROENGEBIEDEN<td colspan="6" valign="top">LANDBOUW (landbouwactiviteiten die met de grond verbonden zijn)<td colspan="6" valign="top">LANDBOUW (landbouwactiviteiten die niet met de grond verbonden zijn<td colspan="6" valign="top">LEEFGEBIEDEN<td colspan="6" valign="top">ECONOMISCHE ACTIVITEITEN<td colspan="6" valign="top">OPENBARE DIENSTEN EN GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN (activiteiten en<td colspan="6" valign="top">RECREATIEVE UITRUSTINGEN
GEBRUIKSTYPES     
GEBRUIKENIIIIIIIVV
Bosgebieden, natuurgebieden, gebieden met een erkende ecologische waardeX    
Groengebieden, braakliggende grond  X  
Graslanden, terreinen voor extensieve veeteelt, geteelde terreinen X   
Bosbouw (buiten bosgebieden), intensieve cultuur van bosbouwgewassen, X   
Tuinbouw, gebieden van kleine tuinen, boomgaarden X   
Pisciculture X   
EN AGRO-ECONOMISCHE ACTIVITEITEN     
Intensieve teelt X   
Voedselvoorziening of voedselverwerking (zuivelfabrieken, conservenfabrieken, slachthuizen)    X
Nevendiensten (handel en onderhoud van landbouw- of bosbouwmaterialen,    X
Houtverwerking (zagerijen, timmerindustriekn, meubelfabrieken)    X
Residentiele woningen met of zonder tuin, gaarden en tuinen  X  
Achteruitbouwstroken, gemeenschappelijke garages, parkeerterreinen   X 
Winning  X  
Hotels, restaurants, handels, distributie   X 
Kantoren, kleine industrie, ambacht, wetenschapsparken    X
Industrie, servicestations, gebieden van havenactiviteiten    X
Sorteer- en (voor)verwerkingcentra, centra voor verzameling van afvalstoffen, centra voor technische    X
ingraving, opslagplaatsen van bouwmaterialen     
installaties van sociale of algemene nut)     
Scholen en kleuterscholen  X  
Collectieve verblijfsgebouwen, heerlijkheden, ziekenhuizen, gebedshuizen   X 
Buiten- en binnensportinfrastructuren   X 
Gebouwen van pedagogische nut of ontspanningsgebouwen, culturele instituten   X 
Bijkomende installaties langs de snelwegen   X 
Oevers van de waterwegen en et waterbanen, jaagpaden en RAVEL-netten   X 
Begraafplaatsen   X 
Professionele en commerciele beurzen    X
Technische diensten van de openbare diensten    X
Arsenalen, kazernes, militaire domeinen, schietvelden    X
Technische infrastructuren (zuiveringstations,    X
sedimentatiebekken, Nevenuitrustingen bij de netten, etc.)     
Wegen en spoorwegen, luchthavens    X
Toeristische verblijfsuitrusting : vakantiedorpen, weekendverblijfparken, kampeerterreinen  X  
Avontuurterreinen, spelbossen en speelpleinen  X  
Openbare en priveparken, pretparken, toeristische recreatieparken   X 
Sport-, visserij-, golfterreinen, drafrenbanen, maneges   X 
Vliegterreinen, ULV-terreinen, modelvliegen   X 
Motorcross en motorsporten   X

  Gezien om te worden gevoegd bij het decreet betreffende het beheer van bodems.

Art. N3. Bijlage 3. Lijsten van installaties en activiteiten bedoeld in artikel 21.

<table border="0"> Installaties of activiteiten bedoeldCriteria in artikel 21  WINNING VAN STEENKOOL, BRUINKOOL EN TURF 1Ondergrondse winning of winning in  dagbouw van steenkool, bruinkool,  houtskool, grafiet en koolstof 2Ondergrondse winning of winning indie een mijnaanhorigheid vormen dagbouw van steenkool, bruinkool,met een geinstalleerde houtskool, grafiet en koolstofproductiecapaciteit boven  10 t/dag3Wasserijen voor steenkool,met een verwerkingscapaciteit bruinkool en turfvan 10 ton per dag WINNING VAN AARDOLIE EN AARDGAS EN AANVERWANTE DIENSTEN 4Installaties voor de winning vanals de dagelijks gewonnen aardolie, aardgas of bitumineushoeveelheden 500 t aardolie zand op de natuurlijke site vanof bitumineus zand of herkomst500 000 m3 gas overschrijden5Diensten verwant aan de aardolie- en  aardgaswinning 6Installatie voor het vergassen en  vloeibaar maken van vaste minerale  brandstoffen  WINNING VAN METAALERTSEN 7Ondergrondse winning of winning in  de open lucht van ijzererts 8Installaties voor het sinteren ofmet een geinstalleerde de bereiding van ijzererts die eenproductiecapaciteit boven of geen mijnaanhorigheid vormen10 t/dag9IJzerertsenwasserijenmet een behandelingscapaciteit  boven 10 t/dag die een of  geen mijnaanhorigheid vormen10Ondergrondse winning of winning in  de open lucht van non-ferro  metaalertsen 11Installaties voor het sinteren ofmet een geinstalleerde de bereiding van non-ferroproductiecapaciteit boven metaalertsen die een of geen10 t/dag mijnaanhorigheid vormen 12Wasserijen voor non-ferromet een behandelingscapaciteit metaalertsenboven 10 t/dag die een of  geen mijnaanhorigheid vormen13Installatie voor de verassing en  de sintering van metaalertsen,  met inbegrip van zwavelerts  VERVAARDIGING VAN TEXTIEL 14Bereiden van natuurlijke vezels of  andere vezels 15Textielveredeling (bleken, verven,  appreteren, drukken, drogen,  stomen, krimpen, repareren,  sanforiseren, merceriseren) 16Vervaardiging van vloerkleden enbehalve als de installatie tapijtalleen de techniek van het  mechanisch weven gebruikt17Vervaarding van gemengd textiel  (spinnen, weven, veredeling,  confectie, vervaardiging van  gebreide en gehaakte stoffen en  overige)  VERVAARDIGING VAN KLEDING EN BONTNIJVERHEID 18Werkplaats voor de veredeling en  het verven van bontjassen als de  behandelings- of  bereidingscapaciteit  LEERNIJVERHEID EN VERVAARDIGING VAN SCHOEISEL19Installatie voor de behandeling vanals de behandelingscapaciteit leer (leerlooierij,hoger is dan zeemleerfabrieken en iedere10 t/dag eindproducten bereidingsbehandeling, met  uitzondering van het zouten naast  de slachthuizen en het verven) 20Installatie voor het verven of hetmet een gebruik van kleuren met pigmenten van leeroplosmiddelen HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING VAN ARTIKELEN VAN HOUT 21Impregneren van hout, metals het gebruik van uitzondering van het impregnerenoplosmiddelen hoger is met borstels, pencelen en rollendan 200 t/jaar22Vervaardiging van panelen en platenals het gebruik van van hout (vervaardiging vanoplosmiddelen hoger is fineer, meubelplaat, spaanderplaat,dan 200 t/jaar houtvezelplaat, andere dergelijke  panelen en platen)  PAPIER- EN KARTONNIJVERHEID 23Industriele installatie voor de  vervaardiging van papierpulp vanaf  hout of overige al dan niet  vezelige stoffen 24Industriele installatie voor de  vervaardiging van basispapier  en -karton (bestemd om verder  industrieel bewerkt te worden)  UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA 25Dagbladdrukkerijenals de hoeveelheid gebruikte  inkt hoger is dan 100 liter/dag26Overige drukkerijenals de hoeveelheid gebruikte  inkt of producten om de  drager te bekleden hoger is  dan 10 000 kg/jaar27Zetwerk en fotogravureAls het aantal  ontwikkelingseenheden (films  of reproducties) hoger is dan 528Overige activiteiten verwant aanals de gebruikte hoeveelheid de drukkerijenpapier hoger is  dan 2 500 t/jaar VERVAARDIGING VAN COKES, GERAFFINEERDE AARDOLIEPRODUCTEN EN  SPLIJT- EN KWEEKSTOFFEN 29Installatie voor de vervaardiging  van cokesovenproducten (cokes),  cokesovengas, ruwe teer van  steen- en bruinkool 30Productie van motorbrandstoffenVervaardiging - Installatie  van geraffineerde  aardolieproducten31Productie van vloeibare ofVervaardiging - Installatie gasachtige brandstoffenvan geraffineerde  aardolieproducten32Vervaardiging van smeerolienVervaardiging - Installatie en -vetten uit aardolie, ook uitvan geraffineerde afvalolieaardolieproducten33Vervaardiging van petrochemischeVervaardiging - Installatie basisproductenvan geraffineerde  aardolieproducten34Vervaardiging van diverseVervaardiging - Installatie geraffineerde aardolieproductenvan geraffineerde  aardolieproducten CHEMISCHE NIJVERHEID 35Vervaardiging van perslucht of  vloeibare lucht en de verbindingen  daarvan (H2, O2, N2, CO2, Ar) en  andere industriele of medische  gassen 36Vervaardiging van kleurstoffen en  pigmenten 37Vervaardiging van overige  anorganische chemische  basisproducten (Productie van  zuren, basen, watervrije zouten,  ongevaarlijke zouten, gevaarlijke  zouten, oxiden/sulfiden,  anorganische peroxiden en gemengde  productie van anorganische  chemische basisproducten) 38Vervaardiging van overige organische  chemische basisproducten  (Niet-gesubstitueerde  alifatische/aromatische  koolwaterstoffen, door zuurstof  gesubstitueerde  alifatische/aromatische  koolwaterstoffen, door zwavel  gesubstitueerde  alifatische/aromatische  koolwaterstoffen, door stikstof  gesubstiueerde  alifatische/aromatische  koolwaterstoffen, door fosfor  gesubstitueerde  alifatische/aromatische  koolwaterstoffen, door zoutstoffen  gesubstitueerde  alifatische/aromatische  koolwaterstoffen, organometalen,  vervaardiging van houtskool, pek  en pekcokes, distillatie van  koolteer, gemengde productie van  organische chemische basisproducten  en productie van organische  peroxyden) 39Vervaardiging van  stikstofverbindingen en  kunstmeststoffen 40Vervaardiging van kunststoffen in  primaire vormen (productie van  monomeren, de  polymeren/copolymeren,  vervaardiging van mengsels van  kunststoffen in primaire vormen,  productie van cellulose (behalve  papierpulp) 41Productie en regeneratie van  elastomeren, vervaardiging van  mengsels van synthetische rubber  en natuurlijke rubber 42Gebruik of hergebruik van  kunststoffen, rubber, elastomeren,  harsen en synthetische kleefstoffen  dmv processen waarvoor bijzondere  voorwaarden inzake temperatuur en  druk nodig zijn 43Vervaardiging van fytosanitaire en  kiemdodende basisproducten  (vervaardiging van insectendodende,  rattenbestrijdings-,  schimmelwerende,  onkruidsbestrijdingsmiddelen,  middelen om kiemen tegen te gaan,  om de plantengroei te regelen, met  uitzondering van industriele  desinfecterende middelen) 44Formulering en/of behandeling van  fytosanitaire en kiemdodende  basisproducten (formulering van  insectendodende,  rattenbestrijdings-,  schimmelwerende,  onkruidsbestrijdingsmiddelen,  middelen om kiemen tegen te gaan,  om de plantengroei te regelen, met  uitzondering van industriele  desinfecterende middelen) 45Vervaardiging van verf, vernis en  drukinkt (verf, vernis, pigmenten,  opacifieermiddelen, verglaasbare  samenstellingen, engobes (slips),  mastiek, plamuur, organische  oplosmiddelen en verdunners,  afbijtmiddelen, vloeibare  houtbeschermingsmiddelen en  vloeibare vochtwerende preparaten  op basis van siliconen, drukinkt) 46Werkplaatsen voor het aanbrengen van  verf of plamuur op elke oppervlakte  door al dan niet pneumatische  processen aan de hand van een  pistool of door elektrostatische  processen en door dompelprocedes 47Vervaardiging van farmaceutische  grondstoffen 48Vervaardiging van geneesmiddelen enAls de geinstalleerde andere farmaceutische productenproductiecapaciteit hoger is  dan 5 t/jaar met uitzondering  van de vervaardiging van  geneeskrachtige kruidentheeen  en van geneesmiddelen volgens  recept49Verwaardiging van zeep, was- en  poetsmiddelen, parfums en  kosmetische artikelen 50Vervaardiging van zeep enals de geinstalleerde wasmiddelen (zepen, glycerol,productiecapaciteit hoger is wasmiddelen in vaste of vloeibaredan 1 t/jaar vorm, detergenten, vaatwasmiddelen,  wasverzachters) 51Vervaardiging van organischeals de geinstalleerde tensio-actieve producten en vanproductiecapaciteit hoger is tensio-actieve preparatendan 1 t/jaar52Vervaardiging van parfums enals de geinstalleerde Kosmetische artikelenproductiecapaciteit hoger is  dan 5 t/jaar of meer53Bereiding, hantering of verwerkingbehalve activiteiten of van elke springstofwerkplaatsen voor het laden  van jachtpatronen bij de  wapenhandelaars en de overige  detailhandelaars; werkplaatsen  voor het opnieuw laden van  veiligheidspatronen bij de  particulieren voor hun  persoonlijk gebruik;  werkplaatsen voor het opnieuw  laden van veiligheidspatronen  door de politiekorpsen;  activiteiten voor de  voorbereiding van  springstoffen op de  gebruikssite in het kader  van hun uitvoering54Vervaardiging van chemische lijmals de geinstalleerde en gelatineproductiecapaciteit hoger is  dan 100 t/jaar55Vervaardiging van etherische olienals de geinstalleerde (extracten van natuurlijkeproductiecapaciteit hoger is aromatische producten, harsaroma's,dan 5 t/jaar of meer gedistilleerd aromatisch water,  mengsels van geurige producten  voor de vervaardiging van parfums  of voedsel) 56Vervaardiging van fotochemische  producten 57Vervaardiging van informatiedragers  (dragers voor het opnemen van  geluid of beelden, ongebruikte  computerschijven en -banden) 58Vervaardiging van diverse chemischeals de geinstalleerde producten die niet bedoeld zijn inproductiecapaciteit hoger is een andere rubriekdan 0,01 t/jaar59Vervaardiging van synthetische of  kunstmatige vezels 60Vervaardiging op industriele schaal  van diverse stoffen voor de  chemische verwerking in  verschillende installaties die  naast elkaar geplaatst zijn en  die functioneel met elkaar  verbonden zijn.  RUBBER- EN KUNSTSTOFNIJVERHEID 61Vervaardiging van binnen- en  buitenbanden van rubber 62Loopvlakvernieuwing 63Vervaardiging van overige productenals de geinstalleerde van natuurlijke of synthetische alproductiecapaciteit hoger is dan niet gevulcaniseerde rubber ofdan 50 t/jaar van eboniet 64Installaties voor de behandeling  van kunststofoppervlakte door een  elektrolytisch of chemisch proces  VERVAARDIGING VAN OVERIGE NIET-METAAL HOUDENDE MINERALE PRODUCTEN 65Vervaardiging van vlakglas 66Vormen en bewerken van vlakglasals de productiecapaciteit  hoger is dan 1 t/dag67Vervaardiging van holglasals de smeltingscapaciteit van  de inrichting hoger is  dan 3 t/dag68Vervaardiging van glasvezels 69Vervaardiging en bewerking vanals de productiecapaciteit overig glashoger is dan 3 t/dag70Gemengde vervaardigingals de productiecapaciteit  hoger is dan 3 t/dag71Vervaardiging van keramischeals de geinstalleerde producten voor huishoudelijkproductiecapaciteit gelijk is gebruik en sierkeramiek (vanaan 100 kg/dag of meer porselein en overige) 72Vervaardiging van sanitaireals de geinstalleerde apparaten van keramische stoffenproductiecapaciteit gelijk is  aan 100 kg/dag of meer73Vervaardiging van isolatoren enals de geinstalleerde isolatiemateriaal van keramischeproductiecapaciteit gelijk is stoffenaan 100 kg/dag of meer74Vervaardiging van andere keramischeals de geinstalleerde producten voor technisch gebruikproductiecapaciteit gelijk is (voor chemisch of industrieelaan 100 kg/dag of meer gebruik) 75Vervaardiging van vuurvasteals de geinstalleerde keramische productenproductiecapaciteit gelijk is  aan 100 kg/dag of meer76Vervaardiging van keramischeals de geinstalleerde tegels en plavuizenproductiecapaciteit gelijk is  aan 100 kg/dag of meer77Vervaardiging van dakpannen,als de geinstalleerde bakstenen en overige productenproductiecapaciteit gelijk is voor de bouw van gebakken kleiaan 100 kg/dag of meer78Installatie voor de vervaardigingals de geinstalleerde (door het koken) van cementklinkerproductiecapaciteit gelijk is  aan 500 t/dag of meer79Installatie voor de vervaardigingals de geinstalleerde (door het koken) van kalkproductiecapaciteit gelijk is  aan 50 t/dag of meer80Vervaardiging van artikelen vanals het geinstalleerde beton, gips en cementvermogen van de machines  hoger is dan 10 kW81Installatie voor de extractie van  asbest 82Industriele vervaardiging en  afwerking van producten die ruwe  asbest bevatten (asbestcement en  producten op basis van  asbestcement, wrijvingsproducten op  basis van asbest, asbestfilters,  asbesttextiel, asbestkarton,  verbindings-, verpakkings-,  versterkings-, dichtheidsmaterialen  op basis van asbest,  vloerbekledingen en mastiek op  basis van asbest) 83Vervaardiging van schuur-,als het geinstalleerde slijp- en polijstmiddelenvermogen van de machines  gelijk is aan 20 kW of meer84Vermaling en behandeling van  niet-metaalhoudende minerale  producten 85Steenbekleding dmv  koolwaterstofhoudende producten  METALLURGIE 86Productie van warmgewalste gieterij  of ruwstaal : - samenklontering en  pelletisering - productie van  ruwgieterij en staal door reductie  van ijzererts - productie van  gieterijruwijzer en ruwijzer voor  de vervaardiging van  staal - productie van ijzerhoudende  producten door de directe reductie  van ijzererts en de productie van  andere poreuze ijzerhoudende  producten in klompen, pellets of  dergelijke vormen - productie van  ferro-mangaan met een hoog  koolstofgehalte en van  spiegelijzer - productie van  hoogovengas 87Staalproductie - productie van staal  in een staaloven, elektrische oven  of andere installaties 88Warmgewalste metallurgie - productie  van warmgewalste producten (met  inbegrip van de producten afkomstig  van het continu  aflappen) - productie van lingots  of andere primaire vormen en  halffabrikaten - productie en/of  cloating van warmgewalst breedband,  bandstaal, plaatstaal en breed  plaatstaal - productie van  warmgewalste staven - productie van  warmgewalste zware en lichte  profielen en van  damwandprofielen - productie van  rails en ander warmgewalst  spoorwegmateriaal - productie van  al dan niet beklede warmgewalste  producten 89Vervaardiging van gietijzeren of  stalen buizen 90Eerste verwerking van staal (behalve  oppervlaktebehandeling) en  vervaardiging van ferrolegeringen  (koudtrekken, koudwalsen van  bandstaal, koudvervormen en  koudfelsen, draadtrekken, overige  eerste verwerking) 91Productie van ruwaluminium uit erts,  uit geconcentreerde stoffen, uit  secundaire grondstoffen en schroot  door metallurgisch, chemisch of  elektrolytisch proces 92Eerste verwerking van aluminium en  van zijn legeringen en  smeltingsinstallaties met inbegrip  van afvalstoffen (het raffineren,  het afgieten) 93Productie van ruwe lood uit erts,  uit geconcentreerde stoffen, uit  secundaire grondstoffen en schroot  door metallurgisch, chemisch of  elektrolytisch proces 94Eerste verwerking van ruwe lood,  tin en zink en van hun legeringen  en smeltingsinstallaties met  inbegrip van afvalstoffen (het  raffineren, het afgieten) 95Productie van ruwe koper uit erts,  uit geconcentreerde stoffen, uit  secundaire grondstoffen en schroot  door metallurgisch, chemisch of  elektrolytisch proces 96Eerste verwerking van koper en van  zijn legeringen en  smeltingsinstallaties met inbegrip  van afvalstoffen (het raffineren,  het afgieten) 97Productie van overige ruwe non-ferro  metalen (chroom, mangaan, nikkel,  cadmium) uit erts, oxide,  secundaire grondstoffen en schroot  door metallurgisch, chemisch of  elektrolytisch proces 98Eerste verwerking van overige  non-ferro metalen (chroom, mangaan,  nikkel, cadmium) en van hun  legeringen en smeltingsinstallaties  met inbegrip van afvalstoffen  (raffineren, afgieten) 99Gieten van ijzer, staal, lichteals de geinstalleerde metalen en overige non-ferroproductiecapaciteit hoger is metalendan 30 kg/dag100Gemengd gieten van non-ferroals de geinstalleerde metalenproductiecapaciteit hoger is  dan 30 kg/dag VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL 101Smeden, persen, stampen enals het geinstalleerde vermogen profielwalsen van metaalvan de machines gelijk is  aan 20 kW of meer102Poedermetallurgie, bewerking van  metalen dmv poeder, springstoffen  en overige ontplofbare producten 103Oppervlaktebehandeling en bekleding  van metaal door het doorrollen van  platen 104Oppervlaktebehandeling en bekleding  van metaal door indompeling van de  stukken in behandelingstanks 105Oppervlaktebehandeling van  ferro-metalen door het aanbrengen  van beschermende lagen van  smeltmetaal  VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO- EN TELECOMMUNICATIEAPPARATUUR 106Vervaardiging van audio-, video-,  en telecommunicatieapparatuur  (elektronische onderdelen,  zend- en transmissieapparatuur,  telefonieapparatuur, audio- en  videoapparatuur)  VERVAARDIGING EN ASSEMBLAGE VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS 107Vervaardiging en assemblage vanals de geinstalleerde auto'sproductiecapaciteit hoger is  dan 10 voertuigen per maand108Vervaardiging van carrosserieen,als de geinstalleerde aanhangwagens en caravansproductiecapaciteit hoger is  dan 10 voertuigen per maand109Vervaardiging van onderdelen en  accessoires voor motorvoertuigen  en motoren daarvan 110Vervaardiging van motoren voorals de geinstalleerde voertuigenproductiecapaciteit hoger is  dan 10 motoren per maand VERVAARDIGING VAN OVERIGE TRANSPORTMIDDELEN 111Bouw en reparatie van zeeschepen 112Bouw en reparatie van  binnenvaartuigen en/of  pleziervaartuigen 113Vervaardiging van rollend materieel  voor spoor- en tramwegen 114Vervaardiging van lucht- enbehalve als de productie ruimtevaartuigenzweefvliegtuigen,  deltavliegers, luchtballons,  ULM's of luchtschepen betreft115Vervaardiging van motorrijwielenals de geinstalleerde  productiecapaciteit hoger is  dan 5 motorrijwielen per maand116Gemengde vervaardiging vanals de geinstalleerde transportmiddelenproductiecapaciteit hoger is  dan 5 eenheden per maand VERZAMELING, SORTERING, RECUPERATIE VAN RECYCLEERBARE STOFFEN 117Installatie voor de verzameling of  de sortering van recycleerbare  metaalafval 118Installatie voor de verzameling,van minstens een tram, wagon, sortering of recuperatie vanschip, locomotief of vliegtuig stukken van afgedankte voertuigen(ULV's uitgezonderd); of van  meer dan 2 personenauto's,  bestelwagens, vrachtwagens,  bussen, landbouw- of  bedrijfsvoertuigen, ULV's;  van meer dan 4 motorfietsen  of rijwielen; of van meer  dan 2 voertuigen als de  verschillende types  voertuigen opgeslagen zijn119Centrum voor de ontmanteling en de  zuivering van afgedankte voertuigen 120Centrum voor de vernietiging van  afgedankte voertuigen en voor de  behandeling van ferro- en  non-ferrometalen 121Installatie voor de verzameling of  de sortering van afgedankte  elektrische en elektronische  metaalhoudende apparatuur 122Installatie voor de verzameling of  de sortering van inerte  afvalstoffen zoals bedoeld in  artikel 2, 6°, van het decreet van  27 juni 1996 betreffende de  afvalstoffen 123Installatie voor de verzameling of  de sortering van ongevaarlijke  afvalstoffen met uitzondering van  de installaties voor de verzameling  of de sortering van ongevaarlijke  afvalstoffen, beperkt tot papier,  karton, glas, hout, kunststoffen en  textiel 124Installatie voor de verzameling of  de sortering van huishoudelijke  afvalstoffen zoals bedoeld in  artikel 2, 2°, van het decreet van  27 juni 1996 betreffende de  afvalstoffen, met uitzondering van  de verzamelingsinstallaties bestemd  voor de selectieve ophaling van  huishoudelijke afvalstoffen zoals  bedoeld in artikel 2, 2°, van het  decreet van 27 juni 1996  betreffende de afvalstoffen, zoals  glasbollen, containers voor papier,  karton, kunststoffen, kledingen... 125Containerparken voor huishoudelijke  afvalstoffen zoals bedoeld in  artikel 2, 6°, van het decreet van  27 juni 1996 betreffende de  afvalstoffen, met inbegrip van de  opslag van speciale afvalstoffen  van gezinnen 126Installatie voor de verzameling of  de sortering van gevaarlijke  afvalstoffen zoals bedoeld in  artikel 2, 5°, van het decreet van  27 juni 1996 betreffende de  afvalstoffen 127Installatie voor de verzameling of  de sortering van afgewerkte olien  zoals bedoeld in artikel 1, 1°, van  het besluit van de Waalse  Gewestexecutieve van 9 april 1992  betreffende de afgewerkte olien 128Installatie voor de verzameling of  de sortering van afgedankte  elektrische en elektronische  niet-metaalhoudende apparatuur  PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN ELEKTRICITEIT, GAS, STOOM EN WARM WATER 129Statische transformatoralleen transformatoren die  askarel bevatten130Elektriciteitscentrale en andere  verbrandingsinstallaties voor de  productie van elektriciteit 131Productie of verwerking van gas 132Warmtecentrale en andere  verbrandingsinstallaties voor de  productie en distributie van  stroom en warm water, productie van  koud en warmte  VERKOOP EN REPARATIE VAN AUTO'S EN MOTORRIJWIELEN, KLEINHANDEL EN  HANDEL IN MOTORBRANDSTOFFEN 133Handel betreffende onderhoud en/of  reparatie van motorvoertuigen 134Spuitcabine van motorvoertuigen 135Installaties voor de distributie van  vloeibare koolwaterstoffen met een  vlampunt hoger dan 55 °C en gelijk  aan 100 °C of minder voor  motorvoertuigen met andere  commerciele doeleinden dan het  verkoop aan het publiek, zoals de  distributie van koolwaterstoffen  bestemd voor de voorziening van een  wagenpark in eigen beheer of voor  eigen rekening, met slechts twee  pistolen en voor zover de  capaciteit van de  koolwaterstoffenopslagplaats  gelijk is aan 3 000 liter of meer  en lager dan 25 000 liter 136Installaties voor de distributie van  vloeibare koolwaterstoffen met een  vlampunt hoger dan 55 °C en gelijk  aan 100 °C of minder voor  verbrandingsmotoren en voor  verwarming, geexploiteerd als  verkooppunt en met slechts twee  pistolen voor zover de capaciteit  van de koolwaterstoffenopslagplaats  gelijk is aan 3 000 liter of meer  en lager dan 25 000 liter 137Servicestation bestemd voor de  voorziening van vloeibare  koolwaterstoffen, behalve LPG,  voor de reservoirs van  motorvoertuigen en, in voorkomend  geval, voor verplaatsbare  reservoirs zoals benzineblikken en  jerrycans 138Servicestation bestemd voor de  voorziening van vloeibaar  petroleumgas LPG voor de reservoirs  van motorvoertuigen  VERVOER TE LAND 139Spoorweg- en intermodale platformen 140Spoorstations voor  sorteerverrichting of samenstelling 141Spoorwerkplaatsen voor reparatie en  onderhoud  LUCHTVAART 142Luchthaven en/of vliegterreinals de opstijg- of  landingsbaan minstens  2 100 meter lang is VERVOERONDERSTEUNENDE ACTIVITEITEN 143Opslag van andere vaste brandstoffenals de opslagcapaciteit dan houthoger is dan 5 t144Installatie voor de tijdelijkevan minstens een tram, wagon, opslag van afgedankte voertuigenschip, locomotief of vliegtuig van een garage of gelegen langs(ULV's uitgezonderd); of van de productiesitemeer dan 10 personenauto's,  bestelwagens, vrachtwagens,  bussen, landbouw- of  bedrijfsvoertuigen, ULV's;  van meer dan 20 motorfietsen  of rijwielen; of van meer dan  10 voertuigen als de  verschillende types voertuigen  opgeslagen zijn zoals  personenauto's, bestelwagens,  vrachtwagens, bussen,  landbouw- of  bedrijfsvoertuigen, ULV's, of  motorfietsen of rijwielen145Installatie voor de tijdelijkeals de opslagcapaciteit hoger opslag van gevaarlijkeis dan 1 t afvalstoffen, zoals bedoeld in  artikel 2, 5°, van het decreet van  27 juni 1996 betreffende de  afvalstoffen : 146Installatie voor de tijdelijkeals de opslagcapaciteit opslag van afgewerkte olien, zoalshoger is dan 2 000 l bedoeld in artikel 1, 1°, van het  besluit van de Waalse  Gewestexecutieve van 9 april 1992  betreffende de afgewerkte olien 147Opslag van springstoffen enmet uitzondering van de opslag opslagplaatsen verwant aan devan vuurwerk bestemd voor springstoffenfabriekende verkoop aan de  particulieren, sassen voor  technisch gebruik of  lichtkogels opslag van  vastgemaakte springstoffen  en voor het exclusieve gebruik  van een extractiegebied, opslag  buiten de ondergrondse werken  en bezit door de  laboratoriahoofden van  picrinezuur of andere chemische  reactieve producten die een  gelijkaardige ontplofbare  eigenschap hebben en die  bestemd zijn voor  wetenschappelijk gebruik in  de desbetreffende laboratoria148Opslag van ontvlambare en brandbareals de opslagcapaciteit vloeistoffen waarvan het vlampuntgelijk is aan 500 l of meer lager is dan 0 °C en waarvan de  kooktemperatuur bij druk gelijk is  aan 25 °C of lager 149Opslag van ontvlambare en brandbareals de opslagcapaciteit vloeistoffen waarvan het vlampuntgelijk is aan 5 000 l of meer gelijk is aan 55 °C of minder en  die niet beantwoorden aan de  definitie van de uiterst  ontvlambare vloeistoffen  (categorie B) 150Opslag van ontvlambare en brandbareals de opslagcapaciteit vloeistoffen waarvan het vlampuntgelijk is aan 25 000 l of meer hoger is dan 55 °C en gelijk aan  100 °C of minder (categorie C) 151Opslag van ontvlambare en brandbareals de opslagcapaciteit vloeistoffen waarvan het vlampuntgelijk is aan 50 000 l of meer hoger is dan 100 °C (categorie D) 152Opslagplaatsen voor gemengdeals de totale gelijkwaardige ontvlambare vloeistoffennominale capaciteit van de  opslag gelijk is aan  5 000 l of meer153Opslag van metaalertsenals de opslagcapaciteit  hoger is dan 50 m3154Opslag van aardolieproducten,als de opslagcapaciteit fossiele brandstoffen, brandbaregelijk is aan 20 t of meer gassen, petrochemische en  chemische stoffen van welke aard  (stoffen, preparaten of mengsels),  ander dan ontvlambare vloeistoffen 155Opslag van stoffen, preparaten ofals de opslagcapaciteit mengsels beschouwd als zeer giftig,gelijk is aan 0,1 t of meer ander dan de landbouwchemische  producten 156Opslag van stoffen, preparaten ofals de opslagcapaciteit mengsels beschouwd als giftiggelijk is aan 1 t of meer (met uitzondering van de  vloeibare brandstoffen onder de  luchtdruk voor verbrandingsmotoren  en van stookolie), ander dan  landbouwchemische producten 157Opslag van stoffen, preparaten ofals de opslagcapaciteit mengsels beschouwd als oxidatief,gelijk is aan 1 t of meer ander dan landbouwchemische  producten 158Opslag van stoffen, preparaten ofals de opslagcapaciteit mengsels beschouwd als gevaarlijkgelijk is aan 4 t of meer voor het milieu (met uitzondering  van de vloeibare brandstoffen onder  de luchtdruk voor  verbrandingsmotoren en van  stookolie), ander dan  landbouwchemische producten 159Opslag van stoffen, preparaten ofals de opslagcapaciteit mengsels beschouwd als corrosief,gelijk is aan 20 t of meer schadelijk of irriterend, ander  dan landbouwchemische producten 160Opslag van fytosanitaire ofwaarvan de hoeveelheid kiemdodende productengelijk is aan 5 t of meer (insecticiden, rodenticiden,  fungiciden, herbiciden,  kiemingsinhibitoren, groeiregelaars  voor planten, met uitzondering  van de industriele  ontsmettingsmiddelen) 161Opslag van vernis, verf, gelatine,als de opslagcapaciteit gelijk cosmetica, schoonmaakartikelenis aan 10 t of meer als de opslagcapaciteit hoger is  dan 10 t 162Opslag van meststoffenwaarvan de totale capaciteit  hoger is dan 100 ton OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING 163Industriele reiniging (vaste  installatie voor de schoonmaak  van treinen, bussen, vliegtuigen,  schepen, vrachtwagenstanks,  vaten,... van commerciele en/of  industriele aard) 164Fotografische activiteitenhoger dan 2 000 m2 als de  activiteit van industriele  aard is en hoger dan 5 000 m2  in de andere gevallen  (medische rontgenfotografie,  grafische kunst, fotografie,  film,...) AFVALWATER- EN AFVALVERZAMELING, STRAATREINIGING 165Zuiveringsstation voor stedelijkals de zuiveringscapaciteit afvalwaterhoger is dan  500 inwonerequivalent166Zuiveringsstation voor industrieelals de zuiveringscapaciteit afvalwater zoals bedoeld inhoger is dan artikel D.2, 42o, van Boek II van500 inwonerequivalent of het Milieuwetboek dat hetals de zuiveringscapaciteit Waterwetboek inhoudthoger is dan  100 inwonerequivalent en als  het water een of verschillende  gevaarlijke stof(fen) bevat167Installatie voor de verzameling of  de sortering van PCB/PCT's zoals  bedoeld in artikel 1, 1°, van het  besluit van de Waalse Regering van  9 april 1992 betreffende de  polychloorbifenilen en de  polychloorterfenilen 168Installatie voor de verzameling of  de sortering van afvalstoffen van  klasse B2 zoals bedoeld in  artikel 1, 6°, van het besluit van  de Waalse Regering van  30 juni 1994 betreffende de  ziekenhuis- en gezondheidszorgafval 169Installaties voor de verzameling of  de sortering van ongevaarlijke  afvalstoffen en afvalstoffen van  klasse B1 zoals bedoeld in  artikel 1, 5°, van het besluit  van de Waalse Regering van  30 juni 1994 betreffende de  ziekenhuis- en gezondheidszorgafval 170Installatie voor de verzameling of  de sortering van gevaarlijke  afvalstoffen zoals bedoeld in  artikel 2, 5°, van het decreet van  27 juni 1996 betreffende de  afvalstoffen 171Installatie voor de voorbehandeling  van inerte afvalstoffen zoals  bedoeld in artikel 2, 6°, van het  decreet van 27 juni 1996  betreffende de afvalstoffen 172Installatie voor de voorbehandeling  van huishoudelijke afvalstoffen  zoals bedoeld in artikel 2, 2°,  van het decreet van 27 juni 1996  betreffende de afvalstoffen 173Installatie voor de voorbehandeling  van gevaarlijke afvalstoffen zoals  bedoeld in artikel 2, 5°, van het  decreet van 27 juni 1996  betreffende de afvalstoffen 174Installatie voor de voorbehandeling  van afgewerkte olien zoals bedoeld  in artikel 1, 1°, van het besluit  van de Waalse Gewestexecutieve van  9 april 1992 betreffende de  afgewerkte olien 175Installatie voor de voorbehandeling  van PCB/PCT's zoals bedoeld in  artikel 1, 1°, van het besluit  van de Waalse Regering van  9 april 1992 betreffende de  polychloorbifenilen en de  polychloorterfenilen 176Installatie voor de voorbehandeling  van afvalstoffen van klasse B1  zoals bedoeld in artikel 1, 5°,  van het besluit van de Waalse  Regering van 30 juni 1994  betreffende de ziekenhuis- en  gezondheidszorgafval 177Installatie voor de voorbehandeling  van afvalstoffen van klasse B2  zoals bedoeld in artikel 1, 6°,  van het besluit van de Waalse  Regering van 30 juni 1994  betreffende de ziekenhuis- en  gezondheidszorgafval 178Installatie voor de voorbehandeling  (verzameling, ontwatering,...) van  stoffen die dmv bagger- of  ruimingswerken uit de bedding en  de oevers van waterlopen en  watervlakken verwijderd worden  zoals bedoeld in artikel 4 van het  besluit van de Waalse Regering van  30 november 1995 betreffende het  beheer van stoffen die dmv  bagger- of ruimingswerken uit de  bedding en de oevers van waterlopen  en watervlakken verwijderd worden 179Installatie voor de voorbehandeling  van elektrische en elektronische  uitrustingen 180Installatie voor de behandeling van  inerte afvalstoffen zoals bedoeld  in artikel 2, 6°, van het decreet  van 27 juni 1996 betreffende de  afvalstoffen 181Installatie voor de behandeling van  ongevaarlijke afvalstoffen, met  uitzondering van  composteringsinstallaties en  installaties bedoeld onder 90.23.13  waarvan de behandelingscapaciteit 182Installatie voor de behandeling van  huishoudelijke afvalstoffen zoals  bedoeld in artikel 2, 2°, van het  decreet van 27 juni 1996  betreffende de afvalstoffen 183Installatie voor de behandeling van  gevaarlijke afvalstoffen zoals  bedoeld in artikel 2, 5°, van het  decreet van 27 juni 1996  betreffende de afvalstoffen 184Installatie voor de behandeling van  afgewerkte olien zoals bedoeld in  artikel 1, 1°, van het besluit van  de Waalse Gewestexecutieve van  9 april 1992 betreffende de  afgewerkte olien 185Installatie voor de behandeling van  PCB/PCT's zoals bedoeld in  artikel 1, 1°, van het besluit van  de Waalse Regering van 9 april 1992  betreffende de polychloorbifenilen  en de polychloorterfenilen 186Installatie voor de behandeling van  dierlijke bijproducten zoals  bedoeld in artikel 6, eerste lid,  punten a) tot k) van het  Reglement nr. 1774/2002 van het  Europees Parlement en de Raad van  3 oktober 2002 tot vaststelling  van gezondheidsmaatregelen die van  toepassing zijn op dierlijke  bijproducten die niet bestemd zijn  voor humane voeding als de  behandelingscapaciteit 187Installatie voor de behandeling  van dierlijke bijproducten van  categorie 2 of 1 zoals bedoeld  respectievelijk in artikel 5,  eerste lid, punten b) tot g) en  in artikel 4, eerste lid,  punten a) tot d) en f) van het  Reglement nr. 1774/2002 van het  Europees Parlement en de Raad van  3 oktober 2002 tot vaststelling  van gezondheidsmaatregelen die  van toepassing zijn op dierlijke  bijproducten die niet bestemd  zijn voor humane voeding 188Installatie voor de behandeling van  afvalstoffen van klasse A zoals  bedoeld in artikel 1, 4°, van het  besluit van de Waalse Regering van  30 juni 1994 betreffende de  ziekenhuis- en gezondheidszorgafval 189Installatie voor de behandeling van  afvalstoffen van klasse B1 zoals  bedoeld in artikel 1, 5°, van het  besluit van de Waalse Regering van  30 juni 1994 betreffende de  ziekenhuis- en gezondheidszorgafval 190Installatie voor de behandeling van  stoffen die dmv bagger- of  ruimingswerken uit de bedding en de  oevers van waterlopen en  watervlakken verwijderd worden  zoals bedoeld in artikel 4 van het  besluit van de Waalse Regering van  30 november 1995 betreffende het  beheer van stoffen die dmv  bagger- of ruimingswerken uit de  bedding en de oevers van waterlopen  en watervlakken verwijderd worden,  waarvan de behandelingscapaciteit 191Installatie voor de behandeling van  elektrische en elektronische  uitrustingen 192Installatie voor de verbranding van  afvalstoffen en installaties voor  de verbranding met dubbele  brandstof van ongevaarlijke  afvalstoffen; huishoudelijke  afvalstoffen zoals bedoeld in  artikel 2, 2°, van het decreet van  27 juni 1996 betreffende de  afvalstoffen; afgewerkte olien  zoals bedoeld in artikel 1, 1°,  van het besluit van de Waalse  Gewestexecutieve van 9 april 1992  betreffende de afgewerkte olien;  PCB/PCT's zoals bedoeld in  artikel 1, 1°, van het besluit van  de Waalse Regering van 9 april 1992  betreffende de polychloorbifenilen  en de polychloorterfenilen;  afvalstoffen van klasse A zoals  bedoeld in artikel 1, 4°, van het  besluit van de Waalse Regering van  30 juni 1994 betreffende de  ziekenhuis- en  gezondheidszorgafval; afvalstoffen  van klasse B1 zoals bedoeld in  artikel 1, 5°, van het besluit van  de Waalse Regering van 30 juni 1994  betreffende de ziekenhuis- en  gezondheidszorgafval 193Installatie voor de verbranding van  dierlijke bijproducten zoals  bedoeld in artikel 6, eerste lid,  punten a) tot k) van het  Reglement nr. 1774/2002 van het  Europees Parlement en de Raad van  3 oktober 2002 tot vaststelling  van gezondheidsmaatregelen die van  toepassing zijn op bijproducten die  niet bestemd zijn voor humane  voeding 194Installatie voor de verbranding die  van toepassing is op dierlijke  bijproducten van categorie 2 of 1  zoals bedoeld respectievelijk in  artikel 5, eerste lid,  punten b) tot g) en in artikel 4,  eerste lid, punten a) tot d) en f)  die niet bestemd zijn voor humane  voeding 195Centrum voor technische ondergraving  van gevaarlijke afvalstoffen zoals  bedoeld in artikel 2, 5°, van het  decreet van 27 juni 1996  betreffende de afvalstoffen  (klasse CTI 1) 196Centrum voor technische ondergraving  van industriele ongevaarlijke  afvalstoffen en van huishoudelijke  en gelijksoortige afvalstoffen,  zoals bedoeld in artikel 2, 2°,  van het decreet van 27 juni 1996  betreffende de afvalstoffen  (klasse CTI 2) 197Centrum voor technische ondergraving  van inerte afvalstoffen zoals  bedoeld in artikel 2, 6°, van het  decreet van 27 juni 1996  betreffende de afvalstoffen  (klasse CTI 3) 198Centrum voor technische ondergraving  van stoffen van categorie A en B  die dmv bagger- of ruimingswerken  uit de bedding en de oevers van  waterlopen en watervlakken  verwijderd worden zoals bedoeld  in artikel 4 van het besluit van  de Waalse Regering van  30 november 1995 betreffende het  beheer van stoffen die dmv  bagger- of ruimingswerken uit de  bedding en de oevers van  waterlopen en watervlakken  verwijderd worden 199Centrum technische ingraving bestemd  voor het uitsluitende gebruik van  een persoon die gevaarlijke  afvalstoffen voortbrengt zoals  bedoeld in artikel 2, 5°, van het  decreet van 27 juni 1996  betreffende de afvalstoffen  (klasse CTI 5.1) 200Centrum voor technische ingraving  bestemd voor het uitsluitende  gebruik van een persoon die  ongevaarlijke afvalstoffen  voortbrengt (klasse CTI 5.2) 201Centrum technische ingraving  bestemd voor het uitsluitende  gebruik van een persoon die  inerte afvalstoffen voortbrengt  zoals bedoeld in artikel 2, 6°,  van het decreet van 27 juni 1996  betreffende de afvalstoffen  (klasse CTI 5.3) 202Specifieke installatie voor de  terugwinning of de verwijdering  van ontplofbare stoffen 203Rechtstreekse en onrechtstreekse  lozingen van gevaarlijke  afvalstoffen in het grondwater  RECREATIE, CULTUUR EN SPORT 204Schietstanden (voor jacht- en  sportwapens), met uitzondering  van het schieten met perslucht 205Vliegvelden voor sportvliegtuigen 206Snelheids- of behendigheidsproeven,instellingen waar meer dan proeven, trainingen of recreatiefeen activiteit per jaar wordt gebruik van door eengeorganiseerd of waar een verbrandingsmotor voortbewogenactiviteit wordt georganiseerd motorrijtuigendie langer duurt dan  3 opeenvolgende dagen,  trainingen inbegrepen OVERIGE DIENSTEN 207Wasserijen, ververijen, wasserettes,met een wascapaciteit van behandeling van was en reinigingmeer dan 30 000 kg/dag van kleding 208Chemisch reinigen van was en kledingals de wascapaciteit gelijk is  aan 1 000 kg/dag of meer INSTALLATIES EN/OF ACTIVITEITEN DIE OPLOSMIDDELEN VERBRUIKEN 209Heatsetrotatie-offsetdrukmet een verbruik van  oplosmiddelen van meer dan  15 t/jaar210Illustratiediepdrukmet een verbruik van  oplosmiddelen van meer dan  25 t/jaar211Andere rotatiediepdruk, flexografie,met een verbruik van rotatiezeefdruk, lamineer- ofoplosmiddelen van meer dan lakeenheden15 t/jaar212Rotatiezeefdruk op textiel/kartonmet een verbruik van  oplosmiddelen van meer dan  30 t/jaar213Oppervlaktereinigingmet een verbruik van  oplosmiddelen van meer dan  1 t/jaar214Overige oppervlaktereinigingmet een verbruik van  oplosmiddelen van meer dan  2 t/jaar215Coating en overspuiten voertuigenmet een verbruik van  oplosmiddelen van meer dan  0,5 t/jaar216Bandlakkenmet een verbruik van  oplosmiddelen van meer dan  25 t/jaar217Andere coatingprocessen, waarondermet een verbruik van metaal-, kunststof-, textiel-,oplosmiddelen van meer dan film- en papiercoating5 t/jaar218Coating van wikkeldraadmet een verbruik van  oplosmiddelen van meer dan  5 t/jaar219Coating van houtmet een verbruik van  oplosmiddelen van meer dan  15 t/jaar220Impregneren van houtmet een verbruik van  oplosmiddelen van meer dan  25 t/jaar221Coating van leermet een verbruik van  oplosmiddelen van meer dan  10 t/jaar222Fabricage van schoeiselmet een verbruik van  oplosmiddelen van meer dan  5 t/jaar223Lamineren van hout en kunststofmet een verbruik van  oplosmiddelen van meer dan  5 t/jaar224Het aanbrengen van een lijmlaagmet een verbruik van  oplosmiddelen van meer dan  5 t/jaar225Vervaardiging van coating,met een verbruik van preparaten, lak, inkt enoplosmiddelen van meer dan kleefstoffen100 t/jaar226Bewerking van rubbermet een verbruik van  oplosmiddelen van meer dan  15 t/jaar227Extractie van plantaardige olienmet een verbruik van en van dierlijke vetten enoplosmiddelen van meer dan raffinage van plantaardige olien10 t/jaar228Vervaardiging van geneesmiddelenmet een verbruik van  oplosmiddelen van meer dan  50 t/jaar229Coating van nieuwe voertuigenmet een verbruik van (auto's, vrachtwagencabines,oplosmiddelen van meer dan bestelwagens, vrachtwagens en15 t/jaar bussen)  OVERIGE INRICHTINGEN 230Vroegere militaire basissen 231Inrichtingen waar de hoeveelheid  gevaarlijke stoffen gelijk is/was  of groter is dan die van het  samenwerkingsakkoord van  21 juni 1999 tussen de Federale  Staat, het Vlaamse Gewest, het  Waalse Gewest en het  Brussels Hoofdstedelijk Gewest  betreffende de beheersing van de  gevaren voor zware ongevallen  waarbij gevaarlijke stoffen zijn  betrokken [<font color="red">1</font> 232, a)Uitbating van slachthuizenMet een productiecapaciteit van meer dan 50 t per dag geslachte dierenb)Bewerking en verwerking, behalve het uitsluitend verpakken van de volgende grondstoffen, al dan niet eerder bewerkt of onbewerkt, voor de fabricage van levensmiddelen of voeder van : i) uitsluitend dierlijke grondstoffen (andere dan uitsluitend melk) met een productiecapaciteit van meer dan 75 t per dag eindproducten; ii) uitsluitend plantaardige grondstoffen met een productiecapaciteit van meer dan 300 t per dag eindproducten of 600 t per dag eindproducten indien de installatie gedurende een periode van niet meer dan 90 opeenvolgende dagen in om het even welk jaar in bedrijf is; iii) dierlijke en plantaardige grondstoffen, zowel in gecombineerde als in afzonderlijke producten, met een productiecapaciteit in ton per dag van meer dan : - 75 indien A gelijk is aan of hoger dan 10, of - [300 - (22,5 X A)] in alle andere gevallen waarin ''A'' het aandeel dierlijk materiaal is (in gewichtspercentage) van de productiecapaciteit in eindproducten De verpakking is niet inbegrepen in het eindgewicht van het product. Deze onderafdeling is niet van toepassing wanneer de grondstof uitsluitend melk is. c)Bewerking en verwerking van uitsluitend melkAls de hoeveelheid ontvangen melk groter is dan 200 t per dag (gemiddelde waarde op jaarbasis)233Fabricage van koolstof (harde gebrande steenkool) of elektrografiet door verbranding of grafitisering.]<font color="red">1</font><td colspan="3" valign="top">(<font color="red">1</font>)<DWG <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2013102411" target="_blank">2013-10-24/11</a>, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 16-11-2013>