Details





Titel:

22 MAART 2007. - Fiscaal decreet tot bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest en tot wijziging van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen (VERTALING) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-04-2007 en tekstbijwerking tot 30-12-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemeen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Belasting op afvalstorting in centra voor technische ingraving.
Art. 2-6
HOOFDSTUK III. - Belasting op afvalverbranding.
Art. 7-12
HOOFDSTUK IV. - Belasting op coverbranding van afval.
Art. 13-16
HOOFDSTUK V. - Bijkomende belasting op afvalinzameling en -beheer.
Art. 17-21
HOOFDSTUK VI. - Belasting op afval onderworpen aan een terugnameplicht.
Art. 22-26
HOOFDSTUK VIbis. [1 - Belasting op de instellingen die de terugnameplicht uitvoeren]1
Art. 26/1, 26/2, 26/3, 26/4, 26/5
HOOFDSTUK VII. - Belasting ter bevordering van de selectieve inzameling van huisafval.
Art. 27-30
HOOFDSTUK VIII. - Belastingvermindering en -vrijstelling.
Afdeling 1. - Belastingvermindering i.v.m. een preventiemechanisme.
Art. 31-33
Afdeling 2. - Belastingvrijstelling i.v.m. een mechanisme van dienstverstrekkingen van algemeen nut.
Art. 34
HOOFDSTUK IX. - Belasting op afvalbezit.
Art. 35-38
HOOFDSTUK X.
Art. 39-42
HOOFDSTUK XI. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Afdeling 1. - Algemeen.
Art. 43-48
Afdeling 2. - Aangifte.
Art. 49
Afdeling 3. - Betaling en invordering.
Art. 50
HOOFDSTUK XII. - Wijziging van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen.
Art. 51-68
HOOFDSTUK XIII. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 69-72



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1991027531  1999027513 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemeen.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit decreet wordt gebruik gemaakt van de bewoordingen omschreven in het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen.
  Voor het overige wordt verstaan onder :
  1° decreet van 27 juni 1996 : het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen;
  2° coverbranding : techniek voor afvalverwerking in een vaste of mobiele installatie, met als hoofddoel de productie van energie of producten, en :
  a. die afval gebruikt als vaste of aanvullende brandstof, of
  b. waarmee de afvalstoffen een thermische behandeling ondergaan alvorens weggewerkt te worden;
  3° [1 selectieve inzameling : de selectieve inzameling in de zin van artikel 2, 34°, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen maar uitsluitend beperkt tot de inzameling huis aan huis bij de producent, de vrijwillige toevoer door de producent naar containerparken, containers of glascontainers die toegankelijk zijn voor de producenten]1;
  4° boekjaar : het jaar van de grondslag van de bij dit decreet vastgelegde belastingen;
  5° [2 administratie : De administratie zoals bedoeld in artikel 2, 22°, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen.]2
  ----------
  (1)<DWG 2012-05-10/03, art. 27, 009; Inwerkingtreding : 08-06-2012>
  (2)<DWG 2017-02-16/35, art. 8, 017; Inwerkingtreding : 09-04-2017>

HOOFDSTUK II. - Belasting op afvalstorting in centra voor technische ingraving.
Art.2. Er wordt een belasting ingevoerd op afvalstorting in centra voor technische ingraving ("C.E.T.").

Art.3.De belastingplichtige is de uitbater van het "C.E.T."
  [1 De gemeente of de vereniging van gemeenten is hoofdelijk verplicht tot de betaling van de verschuldigde belasting voor huishoudelijk afval dat voor haar rekening naar een technisch ondergravingscentrum wordt gebracht. Zij kan aan [2 de administratie]2 vragen om voor die afvalstoffen de plaats in te nemen van de belastingschuldige, in welk geval het haar toebehoort de aangiften te doen en zich van de belasting te kwijten.]1
  ----------
  (1)<DWG 2007-12-19/45, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  (2)<DWG 2017-02-16/35, art. 9, 017; Inwerkingtreding : 09-04-2017>

Art.4. De belasting wordt berekend op grond van het aantal ton afval gestort in centra voor technische ingraving.
  [1 De producten gebruikt als reagensen en toeslagstoffen in de verwerkingsprocessen door inertmaking of stabilisering vóór het storten in CET zijn uitgesloten uit de belastbare basis.]1
  ----------
  (1)<DWG 2008-06-05/36, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 30-06-2008>

Art.5.[1 § 1. [4 [5 [6 [7 Het bedrag van de belasting op het storten van huisafval in een technisch ondergravingscentrum wordt vastgelegd op 100 euro/ton]7]6]5 ]4
   § 2. Als afvalstorting in een technisch ingravingscentrum niet toegelaten wordt door de regelgeving of door een administratieve machtiging, wordt het bedrag van de belasting vastgelegd op 166,50 euro/ton, met een minimum van 166,50 euro voor ongevaarlijke afval en op 666 euro/ton, met een minimum van 666 euro voor gevaarlijke afval [3 [4 [5 [6 [7 voor brandbaar afval]7]6]5 ]4]3.]1
  ----------
  (1)<DWG 2014-12-12/02, art. 103, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2015-06-19/07, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2015>
  (3)<DWG 2016-12-21/01, art. 24, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (4)<DWG 2017-12-13/09, art. 15, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (5)<DWG 2018-07-17/04, art. 110, 020; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
  (6)<DWG 2018-11-29/09, art. 19, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (7)<DWG 2019-12-19/04, art. 14, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Art.6.§ 1. [1 [2 § 1. Het bedrag van de belasting wordt verminderd als volgt :
   1° 25 euro/ton als het gaat om resten van behandeling door verbranding, om vliegas uit thermische centrales, niet inert gietzand en resten van de behandeling van afval uit de productie of de vervaardiging van gietijzer en staal;
   2° 18 euro/ton voor resten van processen door inertage of stabilisering;
   3° 16 euro/ton als het gaat om niet-inerte resten van glasrecyclingseenheden die gebruik maken van selectief ingezameld glas voor de productie van nieuw glas;
   4° 15 euro/ton als het gaat om afval uit de afbraak van autowrakken en schroot;
   5° 3 euro/ton als het gaat om andere afval dan die bedoeld in 10°, voortgebracht door grondsaneringsverrichtingen goedgekeurd door de ambtenaren die de Regering aanwijst of door de Regering zelf wanneer andere beheersprocessen dan uitgraving en storting in centra voor technische ingraving volgens [5 de administratie]5 enorme uitgaven zouden teweegbrengen of niet toegepast zouden kunnen worden;
   6° 3 euro/ton als het gaat om resten [3 ...]3 uit vergunde grondsaneringscentra dan die bedoeld in 10° [7 wanneer, volgens de administratie, de toepassing van bijkomende beheersprocessen tot onevenredig hoge uitgaven zou leiden of onuitvoerbaar zou zijn]7;
   7° 3 euro/ton als het gaat om afval uit de vervaardiging van glasvezels, stoffen uit de bedding, oevers en bijhorigheden van waterlopen en -vlakken, afval uit de behandeling van water om het drinkbaar te maken, afval van ijzeroxide uit de zinkproductie, gekend onder de naam jarosiet en goethiet, en ganggesteente van mangaanerts uit de productie van mangaanzouten en -oxiden;
   8° 3 euro/ton als het gaat om afval die fosfogips, [12 resten van de recyclage van gipsplaten,]12 slib van sodafabrieken, slib van de zuivering van zoutoplossingen van minerale stoffen en mijnafval bevat;
   9° 3 euro/ton als het gaat om slib of vaste resten van de vervaardiging van gerecycleerde papierbrij uit bedrijven die papier- en kartonafval gedeeltelijk of geheel als grondstof gebruiken voor de productie van nieuw papier en karton;
   10° 0,25 euro/ton voor :
   - gronden die in een technisch ingravingscentrum gestort kunnen worden, van klasse 3 of 5.3;
  [3 - [7 wanneer, volgens de administratie, de toepassing van bijkomende beheersprocessen tot onevenredig hoge uitgaven zou leiden of onuitvoerbaar zou zijn]7;]3
   - inerte afvalstoffen uit recyclagecentra, met inbegrip van fijn zeefzand dat in een technisch ingravingscentrum [3 ...]3 gestort kan worden met een maximumgranulometrie van 40 millimeter voor zover ze minder bevatten dan :
   a) 1 % niet-steenachtige materialen zoals plaaster, rubber, isolatiematerialen, dakbedekkingsmaterialen;
   b) 5 % organieke stoffen zoals hout of plantenresten;
   c) 15 % niet-natuurlijke steenelementen met afmetingen tussen 2 en 40 millimeter;
   11° 0 euro/ton voor :
   - asbesthoudende afvalstoffen;
   - [7 afvalstoffen die bij wijze van uitzondering zijn ontstaan ten gevolge van een algemene natuurramp, een gezondheidscrisis of een door de Waalse regering erkende situatie die de gezondheid of de volksgezondheid in het gedrang brengt. De geografische uitgestrektheid, de toepassingsperiode en het betrokken soort afval worden door de Regering afgebakend;]7]2 ]1
  [3 12° 10,20 euro/ton voor valoriseerbare afval gebruikt in technisch ondergravingcentrum als vervangingsmiddelen voor producten of uitrustingen die nodig zijn voor de exploitatie en de sanering van een technisch ondergravingcentrum, overeenkomstig de exploitatievergunning of de milieuvergunning voor zover geen ander verlaagd percentage toegepast wordt;]3
  [14 13° 55 euro/ton als het gaat om niet-brandbaar afval waarvoor geen ander verlaagd percentage wordt toegepast krachtens dit artikel. De Regering kan een lijst vaststellen van afval dat al dan niet brandbaar wordt geacht te zijn. Afval met een percentage van gloeiverlies hoger dan 10 % en een totale hoeveelheid organische koolstof hoger dan 6 % wordt geacht brandbaar te zijn en komt niet in aanmerking voor het voordeel van het percentage;]14
  [7 14° 10,19 euro/ton voor afvalstoffen waarvoor de Minister, overeenkomstig artikel 5 van het besluit van de Waalse Regering van 18 maart 2004, een afwijking heeft toegekend voor het stortverbod van sommige afvalstoffen in een centrum voor technische ingraving in geval van overmacht.]7
  [7 De belasting is niet verschuldigd op valoriseerbare afval gebruikt in "C.E.T." in het kader van de sanering van ambtswege toevertrouwd door de Regering, in uitvoering van artikel 43 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, aan de maatschappin bedoeld in artikel 39 van hetzelfde decreet. Wanneer de sanering van ambtswege wordt uitgevoerd voor rekening van een door de Regering aangemaande persoon en dat ze dit nalaat, is die persoon de belasting verschuldigd.]7
  § 2. Als de afval volgens verschillende verlaagde percentages belast kan worden, wordt het hogere percentage toegepast.
  § 3. Er wordt geen belasting opgelegd voor het storten in "C.E.T." van producten uit baggerwerken uitgevoerd voor rekening van het Waalse Gewest en openbare instellingen die onder het Waalse Gewest ressorteren.
  ----------
  (1)<DWG 2013-12-11/08, art. 21, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DWG 2014-12-12/02, art. 104, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<DWG 2015-06-19/07, art. 2 , 013; Inwerkingtreding : 01-07-2015>
  (4)<DWG 2016-12-21/01, art. 25, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (5)<DWG 2017-02-16/35, art. 9, 017; Inwerkingtreding : 09-04-2017>
  (6)<DWG 2017-12-13/09, art. 16, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (7)<DWG 2018-07-17/04, art. 111, 020; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
  (8)<DWG 2018-11-29/09, art. 20, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (9)<DWG 2019-12-19/04, art. 15, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (10)<DWG 2020-12-17/27, art. 14, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (11)<DWG 2021-12-22/08, art. 14, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (12)<DWG 2022-07-20/46, art. 4, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (13)<DWG 2022-12-21/28, art. 15, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (14)<DWG 2024-12-18/03, art. 12, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

HOOFDSTUK III. - Belasting op afvalverbranding.
Art.7. Er wordt een belasting op afvalverbranding ingevoerd.

Art.8.De belastingplichtige is de uitbater van de afvalverbrandingsinstallatie.
  [1 De gemeente of de vereniging van gemeenten is hoofdelijk verplicht tot de betaling van de verschuldigde belasting voor huishoudelijk afval dat voor haar rekening verbrand wordt. Zij kan aan [2 de administratie]2 vragen om voor die afvalstoffen de plaats in te nemen van de belastingschuldige, in welk geval het haar toebehoort de aangiften te doen en zich van de belasting te kwijten.]1
  ----------
  (1)<DWG 2007-12-19/45, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  (2)<DWG 2017-02-16/35, art. 9, 017; Inwerkingtreding : 09-04-2017>

Art.9. De belasting wordt berekend op grond van het aantal ton afval dat in aanmerking komt voor verbranding.

Art.10.[1 § 1. Het bedrag van de belasting op de verbranding van ongevaarlijke afvalstoffen met warmteterugwinning wordt vastgesteld op [6 12,19 euro/ton]6.
   Bij verbranding zonder warmteterugwinning wordt het bedrag bedoeld in het vorige lid op [2 56,70 euro/ton]2 vastgelegd.
   § 2. Als de afvalverbranding niet gedekt is door een milieu- of exploitatievergunning overeenkomstig de geldende wetgeving, wordt het bedrag van de belasting op 166,50 euro/ton vastgelegd, met een minimum van 166,50 euro.]1
  ----------
  (1)<DWG 2014-12-12/02, art. 105, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2015-06-19/07, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2015>
  (3)<DWG 2020-12-17/27, art. 15, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (4)<DWG 2021-12-22/08, art. 15, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (5)<DWG 2022-12-21/28, art. 16, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (6)<DWG 2024-12-18/03, art. 13, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.11.[1 § 1. Het bedrag van de belasting op de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen met wamteterugwinning wordt vastgesteld op [2 27,84 euro/ton]2.
   Bij verbranding zonder warmteterugwinning wordt het bedrag bedoeld in het vorige lid op [2 67,80 euro/ton]2 vastgelegd.
   § 2. Als de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen niet gedekt is door een milieu- of exploitatievergunning overeenkomstig de geldende wetgeving, wordt het bedrag van de belasting op 666 euro/ton vastgelegd, met een minimum van 666 euro.]1
  ----------
  (1)<DWG 2014-12-12/02, art. 106, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2015-06-19/07, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2015>

Art.12.De verbranding van ziekenhuis- en gezondheidszorgafval wordt vrijgesteld van de belasting bedoeld in dit hoofdstuk.
  [1 [2 In afwijking van de artikelen 10, § 1, en 11, § 1, wordt het bedrag van de belasting op verbranding van afval uit grondsaneringshandelingen die zijn goedgekeurd door de ambtenaren die de Regering aanwijst of door de Regering zelf op 2 euro/ton vastgelegd in geval van warmteterugwinning en op 3 euro/ton zonder warmteterugwinning.]2 ]1
  Het bedrag van de belasting verschuldigd overeenkomstig de artikelen 10, § 1, en 11, § 1, wordt met 30 % verminderd voor afvalstoffen verbrand op de plaats waar ze geproduceerd worden als de volgende cumulatieve voorwaarden vervuld zijn :
  1° de afvalstoffen worden door hun producent verbrand in een installatie die voldoet aan de geldende milieuvoorschriften betreffende afvalverbranding;
  2° de verbrandingsinstallatie is hoofdzakelijk bestemd voor het beheer van die afvalstoffen;
  3° de verbranding resulteert in warmteterugwinning.
  [3 Het bedrag van de belasting verschuldigd overeenkomstig de artikelen 10, § 1, en 11, § 1, wordt verlaagd tot 0 euro/ton indien de afvalstoffen, bij wijze van uitzondering geproduceerd, afkomstig zijn van een door de regering erkende natuurramp, gezondheidscrisis of situatie die de gezondheid of de volksgezondheid in gevaar brengt. De geografische uitgestrektheid, de toepassingsperiode en het betrokken soort afval worden door de Regering afgebakend.]3
  ----------
  (1)<DWG 2013-12-11/08, art. 24, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DWG 2014-12-12/02, art. 107, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<DWG 2018-07-17/04, art. 112, 020; Inwerkingtreding : 18-10-2018>

HOOFDSTUK IV. - Belasting op coverbranding van afval.
Art.13. Er wordt een belasting op coverbranding van gevaarlijke afval ingevoerd.

Art.14. De belastingplichtige is de uitbater van de installatie voor coverbranding van afval.

Art.15. De belasting wordt berekend op grond van het aantal ton gevaarlijke afvalstoffen die als brandstof bij de coverbranding gebruikt worden of die een thermische behandeling ondergaan alvorens weggewerkt te worden.

Art.16.[1 § 1. Het bedrag van de belasting op coverbranding van gevaarlijke afvalstoffen wordt vastgelegd op [2 8,69 euro/ton]2.
   In afwijking van het vorige lid wordt het bedrag van de belasting op coverbranding van gevaarlijke afval uit grondsaneringshandelingen die zijn goedgekeurd door de ambtenaren die de Regering aanwijst of door de Regering zelf op 0,50 euro/ton vastgelegd.
   Het bedrag van de belasting verschuldigd overeenkomstig het eerste lid wordt met 30 % verminderd voor afvalstoffen die medeverbrand worden op de plaats waar ze geproduceerd worden als de volgende voorwaarden tegelijk vervuld worden :
   1° de afvalstoffen worden door hun producent medeverbrand in een installatie die voldoet aan de geldende milieuvoorschriften betreffende coverbranding van afval;
   2° de coverbrandingsinstallatie is hoofdzakelijk bestemd voor het beheer van die afvalstoffen.
  [3 Het bedrag van de belasting verschuldigd overeenkomstig het eerste lid, wordt verlaagd tot 0 euro/ton indien de afvalstoffen, bij wijze van uitzondering geproduceerd, afkomstig zijn van een door de regering erkende natuurramp, gezondheidscrisis of situatie die de gezondheid of de volksgezondheid in gevaar brengt. De geografische uitgestrektheid, de toepassingsperiode en het betrokken soort afval worden door de Regering afgebakend.]3
   § 2. Als de coverbranding van gevaarlijke afval niet gedekt is door een milieu- of exploitatievergunning overeenkomstig de geldende wetgeving, wordt het bedrag van de belasting op 666 euro/ton vastgelegd, met een minimum van 666 euro.]1
  ----------
  (1)<DWG 2014-12-12/02, art. 108, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2015-06-19/07, art. 5, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2015>
  (3)<DWG 2018-07-17/04, art. 113, 020; Inwerkingtreding : 18-10-2018>

HOOFDSTUK V. - Bijkomende belasting op afvalinzameling en -beheer.
Art.17. Er wordt een belasting ingevoerd op afval dat in het Waalse Gewest ingezameld wordt.

Art.18.§ 1. De belasting is verschuldigd door elke natuurlijke of rechtspersoon die als afvalophaler erkend of geregistreerd is krachtens het decreet van 27 juni 1996.
  Bij gebrek aan erkende of geregistreerde afvalophaler is de belastingplichtige elke natuurlijke of rechtspersoon die als afvalvervoerder erkend of geregistreerd is krachtens het decreet van 27 juni 1996.
  Bij gebrek aan erkende of geregistreerde afvalvervoerder is de belastingplichtige de oorspronkelijke producent van de afval of, in geval van beheershandeling(en) in het Waalse Gewest die de aard en de samenstelling van de afval wijzigen, de persoon die de laatste handeling heeft uitgevoerd.
  § 2. De erkende of geregistreerde afvalvervoerder is samen met de ophaler hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting, interesten, boetes, desbetreffende toenamen en kosten.
  [1 De gemeente of de vereniging van gemeenten is hoofdelijk verplicht tot de betaling van de verschuldigde belasting voor huishoudafval dat voor haar rekening ingezameld wordt. Zij kan [2 de administratie]2 erom verzoeken voor die afval de plaats in te nemen van de belastingschuldige, in welk geval het haar toekomt de aangiften op te maken en zich van de belasting te kwijten.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-06-23/09, art. 97, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2017-02-16/35, art. 9, 017; Inwerkingtreding : 09-04-2017>

Art.19. Als de afval volgens een eenmalig beheersmethode behandeld wordt, is de grondslag van de belasting het aantal ingezamelde tonnen afval.
  Als de afval behandeld wordt in een keten met verschillende belastbare afvalbeheermethodes, wordt de belasting voor elke belastbare beheersmethode berekend op grond van het aantal ton afval dat het voorwerp is van die beheersmethodes. De last van het bewijs van die hoeveelheid rust op de belastingplichtige.

Art.20. De belasting bedoeld in dit hoofdstuk is niet verschuldigd voor ingezamelde afval die in het Waalse Gewest wordt hergebruikt, gerecycleerd, gevaloriseerd, bij dit decreet van de belasting vrijgesteld, of beheerd volgens een methode die voorziet in de verplichte betaling van een andere belasting bedoeld in dit decreet.
  Als de in het Waalse Gewest ingezamelde afval daar weggewerkt wordt volgens een beheersmethode die niet voorziet in de verplichte betaling van een belasting bedoeld in de hoofdstukken II en III, is het bedrag van de belasting hetzelfde als het bedrag verschuldigd voor afvalstorting in centra voor technische ingraving.

Art.21. Als de in het Waalse Gewest ingezamelde afval buiten het grondgebied van het Waalse Gewest wordt beheerd, is het bedrag van de belasting(en) hetzelfde als het bedrag dat toegepast zou worden als de afval volgens dezelfde methodes(s) in het Waalse Gewest beheerd zou worden, onder aftrekking van de belasting of heffing toegepast op de plaats van het afvalbeheer en vanwege dat beheer, waarbij het bedrag van de belasting niet lager mag zijn dan nul.
  De last van het bewijs van de behandelingsmethode(s) en van de betaling van de buiten het Gewest verschuldigde belasting of heffing rust op de belastingplichtige.
  Bij gebreke daarvan is het bedrag van de belasting hetzelfde als het bedrag voor afvalstorting in centra voor technische ingraving.

HOOFDSTUK VI. - Belasting op afval onderworpen aan een terugnameplicht.
Art.22.
  <Opgeheven bij DWG 2023-03-09/13, art. 254, 029; Inwerkingtreding : 10-08-2023>

Art.23.
  <Opgeheven bij DWG 2023-03-09/13, art. 255, 029; Inwerkingtreding : 10-08-2023>

Art.24.
  <Opgeheven bij DWG 2023-03-09/13, art. 256, 029; Inwerkingtreding : 10-08-2023>

Art.25.
  <Opgeheven bij DWG 2023-03-09/13, art. 257, 029; Inwerkingtreding : 10-08-2023>

Art.26.
  <Opgeheven bij DWG 2023-03-09/13, art. 258, 029; Inwerkingtreding : 10-08-2023>

HOOFDSTUK VIbis. [1 - Belasting op de instellingen die de terugnameplicht uitvoeren]1   ----------   (1) (NOTA : bij arrest nr. 25/2018 van 01-03-2018 (B.St. 09-05-2018, p. 38929), heeft het Grondwettelijk Hof het artikel 98 vernietigd)
Art. 26/1.[1 [2 [3 Voor de jaren 2016 tot 2021]3]2 wordt ten gunste van het Waalse Gewest een belasting ingevoerd ten laste van de instellingen die voor de uitvoering van de terugnameplicht van de producenten zorgen krachtens artikel 8bis van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen en waarvan de eigen fondsen en voorschotten op 31 december 2013 groter zijn dan de behoeften die nodig zijn voor de uitvoering van de terugnameplicht gedurende 24 maanden.
   De behoeften bedoeld in het eerste lid worden berekend op basis van een gemiddelde van de werkingskosten over de vijf laatste boekjaren.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-06-23/09, art. 98, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2016> (NOTA : bij arrest nr. 25/2018 van 01-03-2018 (B.St. 09-05-2018, p. 38929), heeft het Grondwettelijk Hof het artikel 98 vernietigd)
  (2)<DWG 2016-12-21/01, art. 26, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2017> (NOTA : bij arrest nr. 25/2018 van 01-03-2018 (B.St. 09-05-2018, p. 38929), heeft het Grondwettelijk Hof het artikel 26 vernietigd)
  (3)<DWG 2017-12-13/09, art. 17, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 26/2. [1 De grondslag van de belasting is de inning bij de verbruikers, uiterlijk 31 december 2013, van de bijdrage voor de financiering van de afvalbeheersverplichtingen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-06-23/09, art. 98, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2016> (NOTA : bij arrest nr. 25/2018 van 01-03-2018 (B.St. 09-05-2018, p. 38929), heeft het Grondwettelijk Hof het artikel 98 vernietigd)

Art. 26/3. [1 Het bedrag van de verschuldigde belasting is vastgelegd op 5,22 % van de eigen fondsen van de belastingplichtigen zoals ze voorkomen in de voor het jaar 2013 goedgekeurde jaarrekeningen, vermenigvuldigd met het aantal inwoners in het Waalse Gewest en gedeeld door het aantal inwoners in België op 1 januari van hetzelfde jaar.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-06-23/09, art. 98, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2016> (NOTA : bij arrest nr. 25/2018 van 01-03-2018 (B.St. 09-05-2018, p. 38929), heeft het Grondwettelijk Hof het artikel 98 vernietigd)

Art. 26/4. [1 De belasting bedoeld in dit hoofdstuk kan niet doorberekend worden in de bijdragen ten laste van de verbruikers.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-06-23/09, art. 98, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2016> (NOTA : bij arrest nr. 25/2018 van 01-03-2018 (B.St. 09-05-2018, p. 38929), heeft het Grondwettelijk Hof het artikel 98 vernietigd)

Art. 26/5.[1[2 Als de belastingplichtige ervoor kiest om een overeenkomst met de Regering te sluiten met betrekking tot de organisatie van zijn bijdrage tot het gewestelijk beleid inzake preventie, hergebruik en beheer van de aan de terugnameplicht onderworpen afval, wordt de belasting dan betaald via een schikkingsprocedure.
   De overeenkomst bedoeld in het eerste lid bevat minstens, voor elk betrokken jaar :
   1° de verbintenis van de belastingplichtige om een jaarlijkse bijdrage per inwoner ter beschikking te stellen van een bedrag dat minstens gelijk is aan het bedrag van de belasting ;
   2° de modaliteiten in verband met de storting van de bijdrage;
   3° de overlegmodaliteiten betreffende de bestemming van de bijdrage ;
   4° een lijst van gewestelijke acties die door de bijdrage worden gefinancierd.
   Het aantal inwoners wordt bepaald aan de hand van de meest recente bevolkingsstatistieken die op 1 januari van elk jaar beschikbaar zijn.
   De uitvoering van de overeenkomst maakt het voorwerp uit van een evaluatie en van een jaarlijk verslag van het Bestuur, voorgelegd aan de Regering.
   Bij niet-uitvoering door de belastingplichtige van een of meerdere van de verplichtingen vervat in de overeenkomst, kan de Regering een einde maken aan de overeenkomst vóór het verstrijken ervan.]2]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2016-12-21/01, art. 27, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<DWG 2017-12-13/09, art. 18, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

HOOFDSTUK VII. - Belasting ter bevordering van de selectieve inzameling van huisafval.
Art.27. § 1. Huisafval die niet selectief is ingezameld door de gemeenten of voor hun rekening wordt aan een belasting onderworpen boven een ingezamelde jaarlijkse totale hoeveelheid die varieert naargelang van het boekjaar en het aantal inwoners van de gemeente.
  Voor de toepassing van deze belasting worden de afval van straatreiniging en het grof vuil niet beschouwd als niet selectief ingezamelde huisafval.
  Voor de gemeenten met minder dan tienduizend inwoners wordt de hoeveelheid bedoeld in het eerste lid op 240 kg per inwoner vastgelegd voor het boekjaar 2008, op 220 kg voor de boekjaren 2009-2010 en op 200 kg vanaf het boekjaar 2011.
  Voor de gemeenten met tienduizend tot minder dan vijfentwintigduizend inwoners wordt de hoeveelheid bedoeld in het eerste lid op 240 kg per inwoner vastgelegd voor het boekjaar 2008, op 230 kg voor de boekjaren 2009-2010 en op 220 kg vanaf het boekjaar 2011.
  Voor de gemeenten met vijfentwintigduizend inwoners en meer wordt de hoeveelheid bedoeld in het eerste lid op 240 kg per inwoner vastgelegd, ongeacht het boekjaar.
  § 2. Voor de berekening van de belasting wordt het op 1 januari van het boekjaar vastgelegde aantal inwoners berekend als volgt in equivalent-inwoners :
  1° persoon ingeschreven in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente : 1 equivalent-inwoner;
  2° student die niet in de gemeente woonachtig is en wiens woning bij de gemeente aangegeven is : 0,5 equivalent-inwoner;
  3° [1 toerist : 1/365e equivalent-inwoner per effectieve overnachting in een logiesverstrekkende inrichting gelegen in de gemeente.]1
  4° bewoners van een tweede verblijf in de gemeente : 1 équivalent-inwoner per tweede verblijf.
  ----------
  (1)<DWG 2008-06-05/36, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 30-06-2008>

Art.28. De belastingplichtige is de gemeente die de huisafval ophaalt of voor rekening waarvan hij opgehaald wordt.

Art.29. De belasting wordt berekend op grond van het aantal ton niet selectief ingezamelde huisafval boven de hoeveelheden bedoeld in dit hoofdstuk.

Art.30.[1 Het bedrag van de belasting wordt vastgelegd op 38,85 euro/ton.]1
  ----------
  (1)<DWG 2014-12-12/02, art. 110, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

HOOFDSTUK VIII. - Belastingvermindering en -vrijstelling.
Afdeling 1. - Belastingvermindering i.v.m. een preventiemechanisme.
Art.31.§ 1. De belastingplichtigen bedoeld in de hoofdstukken II, III, IV en V kunnen een belastingvermindering en -vrijstelling genieten voor de behandelde hoeveelheden afval afkomstig van producenten die krachtens besluiten bepaalde preventiedoelstellingen halen.
  § 2. Voor elke sector die om dergelijke vermindering of vrijstelling verzoekt bepaalt de Regering bij besluit de preventiedoelstellingen die gehaald moeten worden door de afvalproducent(en) die onder die sector ressorteert/ressorteren.
  Daartoe baseert de Regering zich op een evaluatie van het afvalpreventiepotentieel voor betrokken sector. Deze evaluatie wordt uitgevoerd door een consultant gespecialiseerd in economische en milieuanalyses inzake afval en industrieprocessen.
  [2 De administratie]2 keurt de aanwijzing van de consultant en het evaluatierapport goed binnen dertig dagen nadat hij er kennis van genomen heeft.
  De preventiedoelstellingen worden berekend op basis van het gemiddelde van de hoeveelheden afval voortgebracht per ton producten, jaarlijks bij [2 de administratie]2 aangegeven door de producent(en) die onder betrokken sector ressorteert/ressorteren in de loop van de twee boekjaren vóór de datum van inwerkingtreding van het besluit bedoeld in het eerste lid.
  Het besluit bedoeld in het eerste lid bevat desgevallend de modaliteiten voor de hernieuwing of verlenging van de preventiedoelstellingen.
  § 3. De Regering bepaalt het bedrag van de vermindering van de belasting bij besluit voor elke vragende sector. De belastingvermindering is evenredig met de gehaalde preventiedoelstellingen in vergelijking met de preventiedoelstellingen vastgelegd overeenkomstig § 1.
  Als de ongevaarlijke afval in "C.E.T." wordt gestort, mag de vermindering van de belastingen bedoeld in de hoofdstukken II en V niet hoger zijn dan 25 euro/ton. Deze vermindering is van toepassing vanaf 1 januari 2010.
  Als de gevaarlijke afval in "C.E.T." wordt gestort, mag de vermindering van de belastingen bedoeld in de hoofdstukken II en V niet hoger zijn dan 5 euro/ton vanaf 1 januari 2008 en dan 25 euro/ton vanaf 1 januari 2010. Vanaf 1 januari 2010 blijven de belastingplichtigen dat voordeel genieten voorzover de bepaalde doelstellingen in acht genomen worden.
  Als de afval verbrand of medeverbrand wordt, mag de vermindering van de belastingen bedoeld in de hoofdstukken III, IV en V niet hoger zijn dan het bedrag van de belasting die in principe verschuldigd is. Vanaf 1 januari 2010 blijven de belastingplichtigen dat voordeel genieten voor zover de bepaalde doelstellingen in acht genomen worden.
  De belastingvermindering bedoeld in dit artikel is niet van toepassing op afval dat in aanmerking komt voor een verminderd percentage krachtens artikel 6, § 1, of waarop een belastingverhoging wordt toegepast krachtens de artikelen 5, § 3, 10, § 2, 11, § 2, en 16, § 2.
  § 4. De belastingvermindering of -vrijstelling komt de belastingplichtigen slechts toe voorzover ze er het voordeel van integraal afwentelen op de betrokken afvalproducenten.
  [1 Het bedrag van de vermindering of vrijstelling van de belasting kan eveneens rechtstreeks gestort worden aan de afvalstoffenproducent die de preventiedoelstellingen heeft bereikt waardoor de vermindering of de vrijstelling van de belasting mogelijk wordt.]1
  ----------
  (1)<DWG 2007-12-19/45, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  (2)<DWG 2017-02-16/35, art. 9, 017; Inwerkingtreding : 09-04-2017>

Art.32. De Regeringsbesluiten bedoeld in artikel 31 worden genomen na overleg met de betrokken sectoren. Ze hebben uitwerking op de datum van inwerkingtreding van dit decreet en worden door het Waals Parlement bekrachtigd binnen twaalf maanden na de afkondiging ervan. Bij gebrek aan bekrachtiging binnen de voorgeschreven termijn worden die besluiten ingetrokken.
  De aangenomen en bekrachtigde besluiten kunnen overeenkomstig artikel 31 en het eerste lid van dit artikel door de Regering gewijzigd worden. De wijzigingsbesluiten worden vervolgens bekrachtigd binnen twaalf maanden na de afkondiging ervan. Bij gebrek aan bekrachtiging binnen de voorgeschreven termijn worden die besluiten ingetrokken.

Art.33. De Regering bepaalt de modaliteiten voor de evaluatie van het belastingverminderingsmechanisme dat krachtens deze afdeling tot stand is gebracht.

Afdeling 2. - Belastingvrijstelling i.v.m. een mechanisme van dienstverstrekkingen van algemeen nut.
Art.34.§ 1. De belasting bedoeld in hoofdstuk IV is niet van toepassing op de belastingplichtige die vooraf met de Regering een handvest inzake duurzaam afvalbeheer in het Waalse Gewest heeft gesloten.
  Elk handvest bevat op zijn minst de verbintenis van de belastingplichtige :
  1° om met het oog op een noemenswaardige vermindering van afvalstorting in "C.E.T." op het grondgebied van het Waalse Gewest het Gewest, de openbare instellingen die er onder ressorteren en de door de Regering aangewezen personen die een opdracht van algemeen nut of een openbare opdracht vervullen, een capaciteit ter beschikking te stellen voor de prioritaire verwerking van de afval die voortkomt uit de uitvoering van hun opdrachten van algemeen nut of openbare opdrachten;
  2° om actief deel te nemen aan de procedures inzake de gunning van overheidsopdrachten betreffende het beheer van betrokken afvalstromen, die opgestart worden door het Gewest, de openbare instellingen die er onder ressorteren en de door de Regering aangewezen personen die een opdracht van algemeen nut of een openbare opdracht vervullen, binnen de perken en onder de voorwaarden die vastliggen in het bestek betreffende bedoelde overheidsopdracht en de technische clausules inzake de aanneming van de belastingplichtige;
  3° om de in het handvest opgegeven jaarlijkse afvalhoeveelheid daadwerkelijk te behandelen, ter uitvoering van de overheidsopdrachten bedoeld in 2° en desgevallend toegewezen aan de belastingplichtige;
  4° om na de ondertekening van het handvest ten gunste van het Gewest een bankgarantie op eerste verzoek te stellen waarvan het bedrag overeenstemt met het provisionele bedrag van de belasting die verschuldigd zou zijn voor een boekjaar en bij het Gewest een kredietbrief in te dienen waarbij het stellen van die garantie bewezen wordt.
  Het met de belastingplichtige gesloten handvest, waarin de typologie, de kenmerken, de hoeveelheid afval die medeverbrand moet worden, alsook de behandelings- en voorbehandelingsmethode vastliggen, wordt door de Regering goedgekeurd.
  Het handvest heeft een geldigheidsduur van minimum drie jaar. Na afloop van de oorspronkelijke geldigheidsduur wordt het van rechtswege verlengd met achtereenvolgende periodes van één jaar, onverminderd het recht van het Gewest of de belastingplichtige om er een einde aan te maken, mits schriftelijke vooropzeg waarvan uiterlijk 30 september van het lopende boekjaar kennis gegeven wordt.
  De tenuitvoerlegging van het handvest maakt per belastingplichtige het voorwerp uit van een evaluatie en een jaarverslag van [1 de administratie]1, die ter goedkeuring aan de Regering worden overgelegd.
  In geval van niet-nakoming door de belastingplichtige van één of meer verplichtingen vervat in het handvest, behoorlijk vastgesteld door de Regering, wordt de bankgarantie op eerste verzoek opgeheven. De Regering kan desgevallend een einde maken aan het handvest vooraleer het verstrijkt.
  In het laatste geval zijn de sancties waarin artikel 68 van dit decreet voorziet voor het lopende boekjaar van toepassing op de datum van de opzegging van het handvest door de Regering.
  § 2. De bepaling bedoeld in paragraaf 1 van dit artikel is van toepassing op coverbranding buiten het grondgebied van het Gewest.
  ----------
  (1)<DWG 2017-02-16/35, art. 9, 017; Inwerkingtreding : 09-04-2017>

HOOFDSTUK IX. - Belasting op afvalbezit.
Art.35.
  <Opgeheven bij DWG 2023-03-09/13, art. 259, 029; Inwerkingtreding : 10-08-2023>

Art.36.
  <Opgeheven bij DWG 2023-03-09/13, art. 260, 029; Inwerkingtreding : 10-08-2023>

Art.37.
  <Opgeheven bij DWG 2023-03-09/13, art. 261, 029; Inwerkingtreding : 10-08-2023>

Art.38.
  <Opgeheven bij DWG 2023-03-09/13, art. 262, 029; Inwerkingtreding : 10-08-2023>

HOOFDSTUK X.   
Art.39.
  <Opgeheven bij DWG 2018-07-17/04, art. 115, 020; Inwerkingtreding : 18-10-2018>

Art.40.
  <Opgeheven bij DWG 2018-07-17/04, art. 115, 020; Inwerkingtreding : 18-10-2018>

Art.41.
  <Opgeheven bij DWG 2018-07-17/04, art. 115, 020; Inwerkingtreding : 18-10-2018>

Art.42.
  <Opgeheven bij DWG 2018-07-17/04, art. 115, 020; Inwerkingtreding : 18-10-2018>

HOOFDSTUK XI. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Afdeling 1. - Algemeen.
Art.43. De belastingen vastgelegd overeenkomstig de vorige artikelen worden geïnd ten gunste van het Waalse Gewest.

Art.44.§ 1. De opbrengst van de belastingen bedoeld in dit decreet wordt uitsluitend bestemd voor het begrotingsfonds in de zin van artikel 45 van de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit, namelijk het "Fonds pour la gestion des déchets" (Fonds voor afvalbeheer), opgericht binnen de ontvangstenbegroting en de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest.
  [1 Dit begrotingsfonds wordt ook gefinancierd door de volgende opbrengsten :
   1° de heffingen betaald in het kader van de procedures van aangifte, registratie, erkenning of vergunning inzake afvalstoffen ter uitvoering van artikel 14, 2°, g, van het decreet van 27 juni 1996;
   2° de bijdragen van de begunstigden van gewestelijke overheidsopdrachten van specifiek afvalbeheer zoals die van het besluit van de Waalse Regering van 21 oktober 1993 betreffende dierlijke afvallen;
   3° de bijdragen van de afvalbeheerders aan de analyse- of toezichtskosten van de milieuemissies van hun installaties ter uitvoering van artikel 4, laatste lid, van het besluit van de Waalse Regering van 27 maart 2003 tot organisatie van het beheer van de aan het " ISSeP " (Openbaar Wetenschappelijk Instituut in het Waalse Gewest) toevertrouwde bewakingsnetwerken voor milieukwaliteit;
   4° de bijdragen van de instellingen in het kader van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid ingevoerd op gewestelijk of intergewestelijk vlak ter uitvoering van artikel 8bis van het decreet van 27 juni 1996;
   5° de verschillende opbrengsten inzake afvalstoffen, namelijk de opbrengsten geïnd tijdens geschillen, de terugbetaling van onverschuldigde bedragen alsook het saldo van financiële rekeningen van de "Office wallon des déchets" (Waalse dienst voor afvalstoffen).]1
  Dat fonds wordt bestemd voor de financiering van algemene en specifieke opdrachten. De regels voor de bestemming van de ontvangsten van het fonds voor algemene en specifieke opdrachten worden jaarlijks door de Regering vastgelegd voor het volgende boekjaar.
  § 2. De algemene opdrachten zijn de volgende :
  1° het opzetten van preventieacties;
  2° de oprichting van installaties voor het beheer van huisafval overeenkomstig de planning bedoeld in het decreet van 27 juni 1996;
  3° ervoor zorgen dat de installaties voor het beheer van huisafval voldoen aan de wettelijke en reglementaire normen;
  4° de sensibiliseringsstudies en -acties betreffende het geplande beheer van huisafval in het Waalse Gewest;
  5° [1 ...]1
  6° de bevordering van het onderzoek, de ontwikkeling en het gebruik van ecologisch rationele technieken, met inbegrip van de financiering van de studies i.v.m. die doelstelling;
  7° de valorisatie van huisafval die niet onder de terugnameplicht valt, met inbegrip van de desbetreffende inzameling;
  8° verontreinigde terreinen saneren, met uitzondering van te herinrichten sites zoals bedoeld in hoofdstuk I van titel I van boek II van het "Cwatup";
  9° de voorschotten die nodig zijn voor de uitvoering van de veiligheidsmaatregelen en de maatregelen die ambtshalve opgelegd worden vanwege een verontreinigingsrisico;
  10° het elektronische beheer van de machtigingsprocedures en de informatie betreffende het afvalbeheer;
  11° de inning van en de controle op de belastingen bedoeld in dit decreet;
  12° de tegemoetkoming in de schadevergoeding van slachtoffers van schade veroorzaakt door afval;
  13° [1 ...]1
  14° de bijdrage in de kosten van de controles die aanleiding geven tot de inning van de belastingen, met inbegrip van de kosten gemaakt door de gemeenten.
  § 3. De specifieke opdrachten zijn de volgende :
  1° het opzetten van acties ter preventie van industriële afval ten gunste van de privaatrechtelijke rechtspersonen;
  2° de sanering van verontreinigde industrieterreinen.
  [1 § 4. De Regering kan andere opdrachten aan het fonds toevertrouwen met het oog op de uitvoering van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2017-02-16/35, art. 10, 017; Inwerkingtreding : 09-04-2017>

Art.45.Vanaf het boekjaar 2011 wordt het bedrag van de belastingen en vrijstellingen aangepast naargelang van de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen.
  De aanpassing wordt doorgevoerd aan de hand van de coëfficiënt die verkregen wordt door het gemiddelde van de prijsindexen [1 van de twaalf maanden voorafgaand aan de maand december]1 van het jaar voorafgaand aan het jaar van de aangifteperiode door de prijsindexen van het jaar 2009 te delen. Voor de berekening van de coëfficiënt wordt er afgerond als volgt :
  1° het gemiddelde van de indexcijfers wordt afgerond naar het hogere of lagere honderdste van een punt naargelang het cijfer van de duizendsten van een punt al dan niet 5 bereikt;
  2° de coëfficiënt wordt naar het hogere of lagere duizendste afgerond naargelang het cijfer van de honderdduizendsten al dan niet 5 bereikt.
  Na toepassing van de coëfficiënt worden de bedragen naar de hogere of lagere eurocent afgerond naargelang het cijfer van de duizendsten al dan niet 5 bereikt.
  [2 De administratie]2 laat de percentages van de belasting in het Belgisch Staatsblad bekendmaken zoals aangepast overeenkomstig dit artikel.
  ----------
  (1)<DWG 2014-12-12/02, art. 113, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2017-02-16/35, art. 9, 017; Inwerkingtreding : 09-04-2017>

Art.46. Het percentage en het bedrag van de krachtens dit decreet geïnde belasting worden duidelijk vermeld op elke factuur die de belastingplichtige voor een afvalbeheershandeling opmaakt.

Art.47. De last van het bewijs dat de voorwaarden van een vrijstelling of vermindering van belasting of belastingvoet rust op de belastingplichtige die zich beroept op die vrijstelling of vermindering.
  Als een belasting bedoeld in dit decreet verschillende voeten bevat, behalve tegenbewijs door de belastingplichtige van de toepassing van een lagere voet, wordt de in elk hoofdstuk bedoelde afval geacht overeen te stemmen met het hoogste percentage bedoeld in dat hoofdstuk, onverminderd wat er in bepaald zou staan.

Art.48. Het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de [1 Waalse]1 gewestelijke belastingen is van toepassing op de belastingen waarin dit decreet voorziet, tenzij daarvan afgeweken wordt door de afdelingen II en III van dit hoofdstuk.
  ----------
  (1)<DWG 2009-04-30/93, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2009>

Afdeling 2. - Aangifte.
Art.49.§ 1. Met uitzondering van de belastingen verschuldigd overeenkomstig de [1 hoofdstukken [2 V,]2 VI, [3 VIbis,]3 VII, IX en X]1, moet elke belastingplichtige een aangifte bij [4 de administratie]4 indienen met het bedrag van de belastingen verschuldigd in de loop van een kalenderkwartaal. Deze aangifte bevat alle gegevens die nodig zijn voor de controle op de inning van elke belasting die hij verschuldigd is in de loop van bedoelde periode.
  De aangifte wordt uiterlijk de twintigste van de maand na het kalenderkwartaal waarop ze slaat naar de zetel van [4 de administratie]4 gezonden of daar afgegeven.
  Als de belastingplichtige belast is met de behandeling van afval uit een openbare activiteit, overeenkomstig artikel 34, vermeldt hij bij zijn aangifte de hoeveelheden afval waarvoor [4 de administratie]4 is verstrekt en laat hij ze vergezeld gaan van een afschrift van de tegensprekelijke staat van vordering van de opdracht.
  § 2. Wat betreft de belasting verschuldigd overeenkomstig de [1 hoofdstukken VI, [3 VIbis,]3 VII en IX]1, moet elke belastingplichtige een aangifte bij [4 de administratie]4 indienen met het bedrag van de belastingen verschuldigd in de loop van een kalenderjaar. Deze aangifte bevat alle gegevens die nodig zijn voor de controle op de inning van elke belasting die hij verschuldigd is in de loop van bedoelde periode.
  De aangifte wordt uiterlijk de [1 twintigste van de vierde maand]1 na het kalenderjaar waarop ze slaat naar de zetel van [4 de administratie]4 gezonden of daar afgegeven.
  [2 § 3. Wat betreft de belasting verschuldigd overeenkomstig hoofdstuk V, moet elke belastingplichtige een aangifte bij [4 de administratie]4 indienen met het bedrag van de belastingen verschuldigd in de loop van een kalenderhalfjaar.
   Deze aangifte bevat alle gegevens die nodig zijn voor de controle op de inning van elke belasting die hij verschuldigd is in de loop van bedoelde periode.
   De aangifte wordt uiterlijk de twintigste van de maand na het kalenderhalfjaar waarop ze slaat naar de zetel van [4 de administratie]4 gezonden of daar afgegeven.]2
  ----------
  (1)<DWG 2007-12-19/45, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  (2)<DWG 2014-12-12/02, art. 114, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<DWG 2016-06-23/09, art. 99, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (4)<DWG 2017-02-16/35, art. 9, 017; Inwerkingtreding : 09-04-2017>

Afdeling 3. - Betaling en invordering.
Art.50.§ 1. Met uitzondering van de belasting verschuldigd overeenkomstig hoofdstuk X, zijn de belastingen betreffende een aangifte opeisbaar aan het einde van de periode waarop de aangifte slaat.
  § 2. [1 § 2. De belastingen betreffende een aangifte zijn op initiatief van de belastingschuldige betaalbaar uiterlijk de twintigste van de maand volgend op de trimestriële vervaldag, met uitzondering van de belasting verschuldigd overeenkomstig de hoofdstukken [2 V,]2 VI, [3 VIbis,]3 VII en IX.]1
  § 3. [1 Voor wat betreft de belasting verschuldigd overeenkomstig de hoofdstukken VI, [3 VIbis,]3 VII en IX is de belasting betreffende een aangifte op initiatief van de belastingplichtige betaalbaar uiterlijk de twintigste van de vierde maand van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop de aangifte van artikel 49, § 2, betrekking heeft.]1
  [2 § 4. Voor wat betreft de belasting verschuldigd overeenkomstig hoofdstuk V is de belasting in verband met een aangifte op initiatief van de belastingplichtige uiterlijk te betalen de twintigste van de maand volgend op de halfjaarlijkse vervaldag.]2
  ----------
  (1)<DWG 2007-12-19/45, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  (2)<DWG 2014-12-12/02, art. 115, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<DWG 2016-06-23/09, art. 100, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

HOOFDSTUK XII. - Wijziging van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen.
Art.51. Artikel 6 van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen wordt aangevuld met het volgende lid :
  " De belastingplichtige die het formulier niet heeft ontvangen moet het opeisen bij de dienst die de Regering heeft aangewezen om het aangifteformulier af te leveren. "

Art.52. In artikel 10 van hetzelfde decreet worden de woorden "het bestuur" vervangen door de woorden "de dienst die de Regering heeft aangewezen".

Art.53. In artikel 11 van hetzelfde decreet worden de woorden "Het bestuur" vervangen door de woorden "De dienst die de Regering heeft aangewezen".

Art.54. Hetzelfde besluit wordt aangevuld met een artikel 11bis, luidend als volgt :
  " Art. 11bis - Om controle uit te oefenen op de inning van de belastingen en taksen bedoeld in dit decreet mogen de ambtenaren van de door de Regering aangewezen dienst elk ogenblik zonder voorafgaande verwittiging vrij binnendringen in alle gebouwen, werkplaatsen, inrichtingen, lokalen of andere plaatsen waar activiteiten waarop deze belastingen en taksen slaan worden uitgeoefend of waarvan vermoed wordt dat ze daar uitgeoefend worden.
  In bewoonde gebouwen of lokalen mogen ze evenwel slechts tussen 5 uur 's ochtends en 9 uur 's avonds binnendringen en enkel met de machtiging van de politierechter, behalve instemming van de bewoner van de plaats.
  Op gewoon verzoek van de ambtenaren bedoeld in het eerste lid moet elke persoon alle gegevens, boeken en stukken overleggen die nuttig zijn voor het opmaken van de belasting. Deze ambtenaren hebben machtiging om daar afschriften van te nemen. "

Art.55. Hetzelfde besluit wordt aangevuld met een artikel 11ter, luidend als volgt :
  " Art. 11ter. De persoon die een in dit decreet bedoelde belasting of taks verschuldigd is bewaart gedurende vijf jaar, met ingang van 1 januari van het aanslagjaar, een afschrift van de desbetreffende aangiften overgemaakt aan de dienst die de Regering heeft aangewezen om ze in ontvangst te nemen, alsook de beheersdocumenten die nodig zijn voor de controle op de inning van de belastingen en taksen bedoeld in dit decreet. "

Art.56. In artikel 13 van hetzelfde decreet worden de woorden "het bestuur" vervangen door de woorden "de dienst die de Regering heeft aangewezen".

Art.57. In artikel 14 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid worden de woorden "het bestuur" vervangen door de woorden "de dienst die de Regering heeft aangewezen";
  2° in het tweede lid worden de woorden ", tenzij de rechten van de gewestelijke Schatkist wegens een andere reden dan het verstrijken van de aanslagtermijn in gevaar zijn. " vervangen door de woorden ", tenzij de belastingplichtige schriftelijk heeft ingestemd met de rechtzetting van de aangifte of tenzij de rechten van de gewestelijke Schatkist om een andere reden dan het verstrijken van de aanslagtermijn in gevaar zijn. ".

Art.58. In artikel 15 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de woorden "het bestuur" worden vervangen door de woorden "de dienst die de Regering heeft aangewezen";
  2° tussen het eerste en het tweede streepje wordt de volgende tekst ingevoegd, waarbij het tweede streepje het derde wordt :
  "- verzuimd heeft binnen de daartoe voorgeschreven termijn de vormfouten uit zijn aangifte te verwijderen;
  ".

Art.59. In artikel 16 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid worden de woorden "het bestuur" vervangen door de woorden "de dienst die de Regering heeft aangewezen";
  2° deze bepaling wordt aangevuld met het volgende lid :
  " De belasting kan niet vóór afloop van die termijn opgemaakt worden, tenzij de belastingplichtige schriftelijk heeft ingestemd met de rechtzetting van de aangifte of tenzij de rechten van de gewestelijke Schatkist om een andere reden dan het verstrijken van de aanslagtermijnen in gevaar zijn. "

Art.60. Hoofdstuk IV van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een artikel 17bis, luidend als volgt :
  " Art. 17bis § 1. Er kan geen belastingbedrag van de belastingplichtigen opgeëist worden tenzij :
  a. hetzij krachtens een uitvoerbaar verklaard kohier, document dat de wettelijke inningstitel vormt;
  b. hetzij krachtens een betalingsverplichting uit eigen beweging door de wetgeving opgelegd aan de belastingplichtige, of krachtens een aangifte waarin het bedrag van de verschuldigde belastingen vastligt en waarin de belastingplichtige zelf het bedrag van de verschuldigde belastingen vermeldt.
  § 2. De kohieren zijn hetzij jaarlijks, hetzij bijzonder.
  Bijzondere kohieren hebben betrekking op :
  - de belastingen die het voorwerp zijn van een procedure tot rechtzetting van een aangifte bedoeld in § 1, b. ;
  - de belastingen die het voorwerp zijn van een procedure tot belasting van ambtswege, wanneer die belastingen betaalbaar zijn uit eigen beweging of op basis van een aangifte, zoals bepaald in paragraaf 1, b. ;
  - de andere belastingen bedoeld in § 1, b., bij gebrek aan betaling binnen de termijn voorgeschreven bij de wetgeving die van toepassing is;
  - de Waalse belasting op het achterlaten van afval.
  De andere belastingen verschuldigd door een belastingplichtige zijn het voorwerp van jaarlijkse kohieren. "

Art.61. In artikel 19 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het tweede lid wordt vervangen als volgt :
  " Het aanslagjaar is :
  - voor de belastingen betaalbaar uit eigen beweging of op basis van een aangifte, zoals bepaald bij artikel 17bis, § 1, b., alsook voor de Waalse belasting op het achterlaten van afval : het kalenderjaar dat overeenstemt met het belastbare tijdperk;
  - voor de overige belastingen : het kalenderjaar dat volgt op het belastbare tijdperk. "
  2° het derde lid wordt opgeheven.

Art.62. Artikel 20, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " De belasting of belastingtoeslag kan vanaf 1 januari van het aanslagjaar evenwel gedurende drie jaar gevestigd worden :
  - als de aangifte voorgeschreven bij dit decreet of bij het decreet waarbij de belasting is gevestigd niet is ingediend binnen de termijn voorgeschreven bij artikel 7 of als de verschuldigde belasting hoger is dan de belasting die betrekking heeft op de gegevens vermeld in het aangifteformulier;
  - als het gaat om belastingen bedoeld in artikel 17bis, § 1, b., voorzover ze niet betaald worden binnen de termijn bepaald bij de wetgeving die van toepassing is;
  - in het geval van de Waalse belasting op het achterlaten van afval. "

Art.63. In artikel 22 van hetzelfde decreet wordt 4° aangevuld met de woorden "en, in het geval van de sommen opgenomen in een bijzonder kohier, de vermelding van het belastbare tijdperk of van het gedeelte van belastbaar tijdperk waarop het aanslagbiljet betrekking heeft;
  ".

Art.64. Artikel 23 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Art. 23. § 1. De belasting opgenomen in een jaarlijks kohier, de belasting opgenomen in een bijzonder kohier ingevolge een procedure tot rechtzetting van de aangifte of tot belasting van ambtswege bedoeld in artikel 17bis, § 2, tweede lid, eerste ne tweede streepje, en de Waalse belasting op het achterlaten van afval bedoeld in artikel 17bis, § 2, tweede lid, vierde streepje, zijn opeisbaar op de datum waarop het kohier uitvoerbaar is verklaard.
  Ze worden uiterlijk binnen twee maanden na de datum van verzending van het aanslagbiljet betaald.
  § 2. Bij gebrek aan betaling binnen de termijn bepaald bij de wetgeving die van toepassing is, worden de maatregelen tot gedwongen uitvoering betreffende de belastingen bedoeld in artikel 17bis, § 1, b., voorafgegaan door een opneming in een bijzonder kohier, overeenkomstig artikel 17bis, § 2, tweede lid.
  De belasting opgenomen in een bijzonder kohier bij gebrek aan betaling binnen de termijn bepaald bij de wetgeving die van toepassing is, zoals bedoeld in 17bis, § 2, tweede lid, derde streepje, is opeisbaar zodra de betalingstermijn bepaald bij de wetgeving die op deze belasting van toepassing verstreken is.
  Ze moet onmiddellijk betaald worden. "

Art.65. In artikel 24 van hetzelfde decreet worden de woorden "zijn de belastingen onmiddellijk eisbaar" vervangen door de woorden "zijn de belastingen opgenomen in een jaarlijks kohier, de belastingen opgenomen in een bijzonder kohier ingevolge een procedure tot rechtzetting van de aangifte of tot belasting van ambtswege bedoeld in artikel 17bis, § 2, tweede lid, eerste en tweede streepje, en de Waalse belasting op het achterlaten van afval bedoeld in artikel 17bis, § 2, tweede lid, vierde streepje, zoals bedoeld in artikel 23, § 1, onmiddellijk opeisbaar".

Art.66. Artikel 25, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt aangevuld met de woorden ", of de datum van de inning van de belastingen geïnd op een andere wijze dan per kohier".

Art.67. In artikel 27 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de woorden ", geïnd per kohier of op een andere wijze," ingevoegd tussen de woorden "de ontheffing toe van overbelastingen" " en de woorden "die toe te schrijven zijn aan materiële vergissingen".
  2° deze bepaling wordt aangevuld met de woorden "in het geval van de ten kohiere gebrachte belastingen, of in de loop waarvan de belasting is betaald, in het geval van de belastingen die op een andere wijze dan per kohier zijn betaald".

Art.68. Artikel 63 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Art. 63. § 1. Indien dit decreet of het decreet tot vestiging van de belasting overtreden wordt met de bedoeling de belasting te ontduiken, wordt deze belasting van rechtswege vermeerderd met een boete ten belope van 100 % van het bedrag van de belasting dat de belastingplichtige getracht heeft te ontduiken.
  § 2. In afwijking van § 1 :
  1° voor de belastingen op afval krijgt de belastingplichtige, in geval van rechtzetting of van belasting van ambtswege, een fiscale boete waarvan het bedrag gelijk is aan twee keer het bedrag van de ontdoken belasting.
  Deze boete wordt door de dienst die de Regering aanwijst verminderd tot maximum 50 % van het bedrag van de ontdoken belasting als er geen bedoeling was te bedriegen of te schaden.
  Ze wordt door de dienst die de Regering aanwijst verminderd tot maximum 10 % van het bedrag van de ontdoken belasting in geval van eerste overtreding begaan door de belastingplichtige zonder bedoeling te bedriegen of te schaden.
  Ze wordt helemaal en van ambtswege opgeschort in geval van spontane regularisatie door de belastingplichtige;
  2° elke overtreding van de regels bedoeld in de artikelen 10 tot 11ter van dit decreet wordt gestraft met een boete van 625 euro.
  § 3. Deze boetes worden gevestigd en geïnd op dezelfde wijze als de belasting waarop ze betrekking hebben. "

HOOFDSTUK XIII. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art.69. De vrijstelling bedoeld in artikel 34 wordt slechts toegekend aan de verschuldigden van de belastingen bedoeld in hoofdstuk IV voor overheidsopdrachten gegund na de inwerkingtreding van dit decreet.

Art.70.[1 [2 [3 Voor de belastingplichtigen onderworpen aan de vennootschapsbelasting worden de belastingen bedoeld in de hoofdstukken III tot V, voor het boekjaar 2008 tot en met het tweede kwartaal van het boekjaar 2015 voorzien van een coëfficiënt 0.7.]3 ]2 ]1
  In afwijking van het eerste lid is de coëfficiënt niet van toepassing [2 ...]2 op de bedragen van de belasting op verbranding van de afval bedoeld in de artikelen 10, § 2, en 11, § 2, en op het bedrag van de belasting op de coverbranding van afval bedoeld in artikel 16, § 2.
  [2 In afwijking van lid 1 is de coëfficiënt niet van toepassing op de berekening van het bijkomend belastingbedrag voor het deel van de afvalstoffen die in een technisch ingravingscentrum buiten het grondgebied van het Waalse Gewest gestort worden.]2
  ----------
  (1)<DWG 2013-12-11/08, art. 30, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DWG 2014-12-12/02, art. 116, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<DWG 2015-06-19/07, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2015>

Art.71. Het decreet van 25 juli 1991 betreffende de afvalbelasting in het Waalse Gewest wordt opgeheven.

Art. 72. Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2008.
  [1 - de artikelen 56 tot 68 van dit decreet zijn evenwel enkel van toepassing op de belastingen, intrest en fiscale geldboetes betreffende de belastbare periodes 2008 en volgende;
   - de artikelen 18bis, 18ter, 19, 20, 21, 22, 25 en 28 van het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op afvalstoffen in het Waalse Gewest blijven verder van toepassing na 1 januari 2008 op de belastingen op de afvalstoffen bepaald bij voornoemd decreet van 25 juli 1991 betreffende de belastbare periodes 2007 en vroeger.]1
  ----------
  ----------
  (1)<DWG 2007-12-19/45, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2008>