Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

25 FEBRUARI 2008. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-04-2008 en tekstbijwerking tot 05-06-2015)



Inhoudstafel:

TITEL I. - Toepassingsgebied en algemene bepalingen.
Art. 1-3
TITEL II. - Wetenschappelijke loopbaan.
HOOFDSTUK I. - Jury.
Afdeling 1. - De samenstelling van de jury.
Art. 4
Afdeling 2. - Werking van de jury.
Art. 5
HOOFDSTUK II. - De structuur van de loopbaan.
Art. 6, 6/1, 7
HOOFDSTUK III. - Selectie, werving en bevestiging van wetenschappelijke personeelsleden.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art. 8
Afdeling 2. - Selectie.
Art. 9-15
Afdeling 3. - De werving.
Art. 16
Afdeling 4. - De stage.
Art. 17-24
Afdeling 5. - Proefperiode.
Art. 25-29
Afdeling 6. - De bevestiging.
Art. 30-31
HOOFDSTUK IV. - De evaluatie van wetenschappelijke personeelsleden.
Art. 32-38
HOOFDSTUK V. - Bevordering en verandering van activiteitengroep.
Afdeling 1. - Bevordering.
Art. 39-43, 43/1
Afdeling 2. - Verandering van activiteitengroep.
Art. 44-47
HOOFDSTUK Vbis. - [1 Specifieke functies van hoofd van een wetenschappelijke dienst en van hoofd van een wetenschappelijk programma]1
Afdeling 1. - [1 Algemene bepalingen]1
Art. 47/1. [1 Om tegemoet te komen aan de wetenschappelijke behoeften van de instelling, kan de directieraad in het kader van een mandaat bevestigde wetenschappelijke personeelsleden van de instelling aanwijzen als " hoofd van een wetenschappelijke dienst " of " hoofd van een wetenschappelijk programma ".
Art. 47/2. [1 § 1. Het hoofd van een wetenschappelijke dienst leidt en coördineert vanuit wetenschappelijk en administratief oogpunt diverse permanente wetenschappelijke activiteiten van de instelling die bij beslissing van de directieraad in een wetenschappelijke dienst zijn gegroepeerd.
Art. 47/3. [1 De persoonlijke functiefiche van het wetenschappelijk personeelslid aangewezen als hoofd van een wetenschappelijke dienst of hoofd van een wetenschappelijk programma wordt aangepast overeenkomstig de taken en verantwoordelijkheden die hem in het kader van dit hoofdstuk worden toevertrouwd.
Art. 47/4. [1 Een wetenschappelijk personeelslid kan niet terzelfder tijd worden aangewezen in meer dan een van de in dit hoofdstuk bedoelde functies.]1
Art. 47/5. [1 Tijdens de duur van het mandaat dat hem is toegewezen, ontvangt het betrokken wetenschappelijk personeelslid een premie waarvan het bedrag en de voorwaarden door Ons worden vastgelegd.]1
Afdeling 2. - [1 Selectie en aanwijzing]1
Art. 47/6
Afdeling 3. - [1 Duur en einde van het mandaat]1
Art. 47/7, 47/8
Afdeling 4. -[1 Verplichtingen van de titularis van de functie]1
Art. 47/9
HOOFDSTUK VI. - Verlof voor een opdracht van wetenschappelijk belang.
Art. 48
HOOFDSTUK VII. - Wedertewerkstelling en overplaatsing.
Art. 49-51
HOOFDSTUK VIII. - Bepalingen van bepaalde andere besluiten van toepassing op het wetenschappelijk personeel.
Art. 52-53
TITEL III. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 54-61, 61/1, 62-64
BIJLAGEN.
Art. N1-N3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1965042101 





Artikels:

TITEL I. - Toepassingsgebied en algemene bepalingen.
Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit dient te worden begrepen onder :
  - " instelling(en) ", de federale wetenschappelijke instelling(en) bedoeld in Ons besluit van 30 oktober 1996 tot aanwijzing van de federale wetenschappelijke instellingen;
  - " koninklijk besluit ", Ons besluit van 20 april 1965 tot vaststelling van het organiek statuut van de federale wetenschappelijke instellingen;
  - " statuut van het rijkspersoneel ", Ons besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel;
  - " Minister ", de Minister(s) of Staatssecretaris(sen) onder wiens bevoegdheid de instelling valt;
  - " Voorzitter ", de voorzitter van het directiecomité van de federale overheidsdienst of de voorzitter van de programmatorische federale overheidsdienst waaronder de betrokken instelling ressorteert;
  - " directieraad ", de directieraad opgericht in elke instelling door Ons voornoemd besluit van 20 april 1965;
  - " bevoegde stafdienst Personeel en Organisatie ", de dienst die voor de betrokken instelling belast is met de human resources;
  - " jury ", de jury opgericht in elke instelling door Ons voornoemd besluit van 20 april 1965;
  - " algemeen directeur ", de houder van de managementfunctie -1 bedoeld in artikel 5bis van Ons voornoemd besluit van 20 april 1965;
  - " operationeel directeur ", de houder van de leidinggevende functie bedoeld in artikel 6ter, § 1, van Ons voornoemd besluit van 20 april 1965;
  - " wetenschappelijk personeel ", de leden van het personeel van de instellingen belast met de uitvoering van wetenschappelijke activiteiten;
  - [1 " wetenschappelijk(e) personeelslid(leden) ", het (de) lid (leden) van het wetenschappelijk personeel dat (die), tegen de voorwaarden van dit statuut, als vastbenoemde zijn (hun) diensten presteert (presteren) in een instelling;]1
  - " wetenschappelijke activiteit ", elke systematische activiteit die nauw verbonden is met creatie, productie, bevordering, verspreiding en toepassing van de wetenschappelijke en technische kennis in alle gebieden van de wetenschap en de technologie en in het bijzonder wetenschappelijk onderzoek, experimentele ontwikkeling, wetenschappelijke en technische dienstverlening, het behoud en de presentatie van het cultureel erfgoed en de educatieve diensten inbegrepen.
  § 2. Voor de instelling die onder het gezag staan van de Minister tot wiens bevoegdheid de Defensie behoort, dient te worden begrepen onder " federale overheidsdienst " waaraan de betrokken instelling verbonden is, het Ministerie van Defensie.
  De bevoegdheden van de Voorzitter worden uitgeoefend door de algemeen directeur die bevoegd is voor het beheer van het burgerpersoneel bij voornoemd ministerie.
  § 3. Voor de instellingen die onder het gezag staan van de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort alsmede voor die welke onder het gezag staan van de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, wordt ieder document met betrekking tot het beheer van het wetenschappelijk personeel dat aan de betrokken Minister moet worden voorgelegd aan deze laatste meegedeeld via de Voorzitter.
  ----------
  (1)<KB 2012-06-12/12, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-05-2008>

Art.2.Dit statuut is toepasselijk op [1 de wetenschappelijke personeelsleden]1 van de in het eerste artikel bedoelde instellingen.
  ----------
  (1)<KB 2012-06-12/12, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-05-2008>

Art.3. De betrekkingen van het personeel onderworpen aan dit statuut staan vermeld in de speciale rubriek " Wetenschappelijk personeel " van het personeelsplan van elke instelling.

TITEL II. - Wetenschappelijke loopbaan.
HOOFDSTUK I. - Jury.
Afdeling 1. - De samenstelling van de jury.
Art.4.§ 1. De in elke instelling ingestelde jury is als volgt samengesteld :
  1° als voorzitter : een rijksambtenaar die op zijn minst tot [1 klasse A3]1 van de loopbaan van niveau A van het rijkspersoneel behoort, of daarmee wordt gelijkgesteld, en ressorteert onder de federale overheidsdienst of de programmatorische federale overheidsdienst waaraan de instelling verbonden is. Hij wordt aangewezen door de Minister op voorstel van de Voorzitter. Zo nodig kan deze laatste een beroep doen op een bevoegd personeelslid dat ressorteert onder een andere federale overheidsdienst of programmatorische federale overheidsdienst waaraan een instelling verbonden is, mits voorafgaand akkoord van de betrokken Minister. Een plaatsvervanger wordt op dezelfde manier aangewezen. De voorzitter van de jury en zijn plaatsvervanger behoren tot een verschillende taalrol;
  2° als verslaggever : de algemeen directeur van de instelling of zijn plaatsvervanger;
  3° als leden aangewezen door de Minister : twee wetenschappelijke deskundigen die niet tot de instelling behoren en over speciale ervaring of kennis beschikken die verband houdt met de opdrachten en de specifieke wetenschappelijke activiteiten van de instelling, en die kennis hebben van een van de landstalen waarvan het gebruik in bestuurszaken vereist is. Zij mogen hun respectieve activiteiten niet in dezelfde organisatie of instelling uitoefenen. Zij behoren bovendien tot een verschillende taalrol.
  Ze worden aangesteld voor een mandaat van vier jaar uit een lijst in dubbeltal die door de algemeen directeur aan de Minister wordt voorgedragen.
  Het in het vorige lid bedoelde mandaat is hernieuwbaar. In het geval van overlijden of definitieve verhindering van een van deze deskundigen wordt in zijn vervanging voorzien volgens de hierboven vermelde procedure. Het lid dat in dat geval wordt aangewezen, voltooit het mandaat van de deskundige die hij vervangt;
  4° als leden die in onderling akkoord worden aangewezen door de voorzitter van de jury en de verslaggever, met inachtneming van de agenda van de vergadering van de jury :
  a) een operationeel directeur of een wetenschappelijk personeelslid van de instelling dat op zijn minst [1 klasse SW2]1 van de loopbaan van het wetenschappelijk personeel van de Staat bereikt heeft, zoals gedefinieerd in artikel 6, § 3, van dit besluit, gekozen op grond van zijn specialisatie of de dienst van de instelling waarin hij aangesteld is;
  b) een wetenschappelijke deskundige die niet tot de instelling behoort en over een bijzondere kennis beschikt die verband houdt met de opdrachten en de specifieke wetenschappelijke activiteiten van de instelling, en die een van de landstalen kent waarvan het gebruik in bestuurszaken vereist is. Hij mag zijn activiteiten niet in dezelfde organisatie of hetzelfde instituut uitoefenen als de in punt 3° bedoelde deskundigen;
  5° twee bijkomende leden die conform punt 4° in de volgende gevallen worden aangewezen :
  a) rechtstreekse aanwerving van een wetenschappelijk personeelslid in de klasse SW4 van de loopbaan van het wetenschappelijk personeel van de Staat, zoals omschreven in artikel 6, § 3, van dit besluit;
  b) aanvraag tot bevordering in voornoemde klasse SW4;
  c) aanvraag tot bevordering gedaan conform artikel 42 van dit besluit;
  d) wanneer de voorzitter van de jury en de rapporteur het noodzakelijk achten in het licht van de agenda van de vergadering van de jury.
  § 2. Indien zij het noodzakelijk achten, mogen de voorzitter van de jury en de verslaggever iedere persoon, die al dan niet personeelslid is van de betrokken instelling en die, gelet op de agenda van de vergadering, over speciale ervaring of kennis beschikt, uitnodigen om de vergadering van de jury bij te wonen.
  Deze personen nemen deel aan de vergadering met raadgevende stem.
  [1 Als de toe te kennen functie openstaat voor kandidaten van de beide taalrollen, moet minstens één lid van de bovengenoemde jury de kennis van de tweede landstaal hebben bewezen overeenkomstig artikel 43, § 3, derde lid, van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, of moet de jury worden bijgestaan door een administratieve of wetenschappelijke ambtenaar welke die kennis heeft bewezen en die dan in onderlinge overeenstemming door de voorzitter en de verslaggever wordt gekozen.
   Iedere voorzitter van de jury verzocht ziet toe op de naleving van de taalpariteit telkens als de jury bijeenkomt.]1
  § 3. De leden van de jury genieten vergoedingen voor reis- en verblijfskosten toegekend aan de personeelsleden van de federale overheidsdiensten. Voor de toepassing van deze reglementaire bepalingen worden de leden van de jury die geen deel uitmaken van het personeel van een instelling, gelijkgesteld met het rijkspersoneel van klasse A4 van de loopbaan van niveau A van het rijkspersoneel.

(NOTA : verlenging, tot 31 december 2012, van het mandaat van de externe leden van de jury's van de federale wetenschappelijke instellingen die onder het gezag staan van de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort ; zie KB 2012-04-24/04, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 04-05-2012)
  ----------
  (1)<KB 2012-06-12/12, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 22-06-2012>

Afdeling 2. - Werking van de jury.
Art.5.§ 1. De jury komt zo vaak samen als nodig is voor de uitvoering van de opdrachten die haar werden toevertrouwd door Ons voornoemd besluit van 20 april 1965.
  De voorzitter van de jury bepaalt, in overleg met de verslaggever, de datum en de agenda van de vergaderingen en roept naargelang van de behoeften de leden op bedoeld in artikel 4, § 1, 4°, en § 4, van dit besluit.
  § 2. De jury kan op geldige wijze beraadslagen indien de meerderheid van de leden die moeten bijeenkomen, aanwezig is.
  § 3. De beslissingen van de jury worden bij consensus genomen.
  Indien er na bespreking geen beslissing kan worden genomen bij consensus van de aanwezige leden, gaat de voorzitter van de jury over tot stemming.
  De stemming verloopt geheim. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter van de jury beslissend.
  § 4. [1 In het kader van een selectieprocedure kan de jury schriftelijk worden geraadpleegd voor :
   - de goedkeuring van de notulen als bedoeld in § 5 van dit artikel;
   - de bepaling van de wetenschappelijke anciënniteit van de kandidaten als bedoeld in artikel 7;
   - de opstelling van het profiel als bedoeld in artikel 9;
   - de wijziging van wetenschappelijke activiteiten groep van een personeelslid als bedoeld in artikel 44.]1
  § 5. De voorzitter van de jury, de verslaggever en de door de Minister aangewezen leden stellen het huishoudelijk reglement van de jury op.
  Dit reglement omvat op zijn minst :
  - de nadere regels voor de oproeping tot de vergaderingen;
  - de nadere regels voor het voorleggen van de dossiers;
  - de voorwaarden inzake quorum en stemmen;
  - de manier van opstelling van de gemotiveerde adviezen;
  - de manier van opstelling en goedkeuring van de notulen, met inbegrip van de manier waarop de meningen, zelfs minoritair, uitgebracht door de leden van de jury zullen worden weergegeven;
  - de nadere regels voor de in § 4 bedoelde schriftelijke raadpleging;
  - een indicatieve lijst van wetenschappelijke deskundigen die niet tot de instelling behoren en die als lid van de jury kunnen worden aangewezen overeenkomstig artikel 4, § 1, 4°, b. Voor zover mogelijk omvat deze lijst het geheel van de opdrachten en de specifieke wetenschappelijke activiteiten van de instelling.
  Het wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
  ----------
  (1)<KB 2012-06-12/12, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 22-06-2012>

HOOFDSTUK II. - De structuur van de loopbaan.
Art.6.§ 1. De loopbaan van het wetenschappelijk personeel omvat twee groepen van wetenschappelijke activiteiten die elk de wetenschappelijke personeelsleden verenigen die functies uitoefenen die tot een gelijksoortig deskundigheiddomein behoren :
  - activiteitengroep I : Wetenschappelijk onderzoek en experimentele ontwikkeling;
  - activiteitengroep II : Wetenschappelijke dienstverlening.
  De activiteitengroep I omvat de titularissen van functies waarvan de taken hoofdzakelijk bestaan uit fundamenteel of toegepast onderzoek en/of experimentele ontwikkeling.
  De activiteitengroep II omvat de titularissen van functies waarvan de taken hoofdzakelijk bestaan uit onder meer :
  - wetenschappelijke en culturele informatieverstrekking,
  - test- en normalisatiewerkzaamheden,
  - het samenstellen, beheren en ontsluiten van wetenschappelijke en culturele verzamelingen,
  - systematische wetenschappelijke waarnemingen en controles,
  - beleids- en operationele studies,
  - referentietaken, gespecialiseerde diagnosen en analysen,
  - educatieve dienstverlening met betrekking tot de wetenschappelijke en culturele activiteiten van de instelling,
  - valorisatie van het wetenschappelijke onderzoek.
  § 2. De wetenschappelijke personeelsleden worden door de Minister ingedeeld in een van de twee in § 1 genoemde activiteitengroepen, overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.
  § 3. [1 De loopbaan omvat vier klassen genummerd van SW1 tot SW4, de hoogste klasse. De personeelsleden dragen de volgende titels :
   Klasse SW1 : assistent-stagiair of assistent;
   Klasse SW2 : werkleider;
   Klasse SW3 : eerstaanwezend werkleider;
   Klasse SW4 : onderzoeksleider.]1
  § 4. De opeenvolgende overgang van een wetenschappelijk personeelslid naar deze verschillende klassen gebeurt overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk. Deze is in geen geval afhankelijk van een vacante betrekking. Het gunstige en gemotiveerde advies van de jury is in elk geval vereist.
  § 5. Voor de toepassing van artikelen 3 en 52 van dit besluit worden de wetenschappelijke personeelsleden die titularis zijn van een van de in § 3 opgesomde klassen, gelijkgesteld aan het rijkspersoneel van niveau A volgens onderstaande rangschikking :
  - klasse SW1 van dit statuut : klasse A1 van het statuut van het rijkspersoneel;
  - klasse SW2 van dit statuut : klasse A2 van het statuut van het rijkspersoneel;
  - klasse SW3 van dit statuut : klasse A3 van het statuut van het rijkspersoneel;
  - klasse SW4 van dit statuut : klasse A4 van het statuut van het rijkspersoneel.
  ----------
  (1)<KB 2012-06-12/12, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 22-06-2012>

Art. 6/1. [1 § 1. Onverminderd de toepassing van artikel 6, kan de minister aan sommige wetenschappelijke personeelsleden de aanvullende titel verlenen van conservator van collecties in de instellingen die in hun permanente opdrachten, de verplichting hebben een of meerdere publieke collecties van goederen te beheren, of die van archeologische, artistieke, historische of wetenschappelijke aard zijn.
   § 2. Ieder bevestigd wetenschappelijk personeelslid kan, op zijn verzoek, worden aangesteld als conservator van collecties op voorstel van de algemeen directeur en na gunstig en gemotiveerd advies van de wetenschappelijke raad.
   Het wetenschappelijk personeelslid bezorgt zijn gemotiveerde aanvraag schriftelijk aan de algemeen directeur die hem een bericht van ontvangst overhandigt.
   § 3. De algemeen directeur toetst de relevantie van de aanvraag aan de functiefiche van de betrokkene als bedoeld in artikel 35 van dit besluit.
   Hij hoort de hiërarchisch meerdere van het wetenschappelijk personeelslid dat de aanvraag tot aanstelling heeft gedaan.
   Uiterlijk de zestigste dag die volgt op de indiening van de aanvraag :
   - legt de algemeen directeur de ontvankelijke aanvraag voor aan de wetenschappelijke raad en brengt hij het wetenschappelijk personeelslid er schriftelijk op de hoogte van of
   - brengt hij het wetenschappelijk personeelslid per brief op de hoogte van de onontvankelijkheid van zijn aanvraag.
   De wetenschappelijke raad is verplicht zijn advies te geven binnen zes maanden na de indiening ervan.
   Zo het advies van de raad ongunstig is, wordt het personeelslid er schriftelijk van op de hoogte gebracht door de algemeen directeur.
   § 4. De algemeen directeur bezorgt de aanvraag van het wetenschappelijk personeelslid aan de minister samen met het gunstige advies van de wetenschappelijke raad.
   Elke aan een wetenschappelijk personeelslid verleende aanstelling heeft met terugwerkende kracht uitwerking vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de aanvraag als bedoeld in § 2.
   § 5. Het wetenschappelijk personeelslid dat de functie niet meer uitoefent of van wie de functie wordt ontnomen door de wetenschappelijke raad wegens niet-uitvoering ervan, verliest automatisch de titel, het recht om hem te dragen en er staat op te maken. De minister noteert de beslissing op verzoek van de algemeen directeur.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2012-06-12/12, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 22-06-2012>

Art.7. § 1. De wetenschappelijke personeelsleden genieten wetenschappelijke anciënniteit.
  § 2. Voor de berekening van deze anciënniteit wordt rekening gehouden met :
  1° de duur van de diensten gepresteerd in dienstactiviteit door het wetenschappelijk personeelslid sinds zijn indiensttreding als lid van het wetenschappelijk personeel van een van de instellingen;
  2° de duur van de wetenschappelijke activiteit uitgeoefend door het wetenschappelijk personeelslid voor zijn indiensttreding in de in artikel 1 bedoelde instellingen, voor zover deze activiteit werd uitgeoefend :
  - ofwel in het kader van een academisch of wetenschappelijk statuut erkend door een overheidsinstantie van een staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte of de Zwitserse Confederatie;
  - ofwel in het kader van een opdracht uitgevoerd voor rekening van een hierboven vermelde overheidsinstantie, in het belang van de wetenschap, de cultuur of het hoger onderwijs, zelfs indien het wetenschappelijk personeelslid hiervoor op non-activiteit werd gesteld door de betrokken overheidsinstantie.
  De jury beslist of de vroegere activiteit die een wetenschappelijk personeelslid op die manier heeft uitgeoefend, beschouwd kan worden als wetenschappelijke activiteit in de zin van dit besluit en bepaalt in overeenstemming daarmee de duur die als wetenschappelijke anciënniteit in aanmerking kan worden genomen;
  3° de duur van de wetenschappelijke activiteit uitgeoefend door het wetenschappelijk personeelslid voor zijn indiensttreding in de in artikel 1 bedoelde instellingen, buiten de gevallen bedoeld in punt 2°, voor zover er voorafgaande wetenschappelijke ervaring werd vereist bij de werving. De jury beslist enerzijds of de vroegere ervaring van een kandidaat beschouwd kan worden als wetenschappelijke activiteit in de zin van dit besluit, en anderzijds of deze ervaring overeenkomt met die vereist bij de werving. In overeenstemming daarmee bepaalt zij de duur van de vorige ervaring die als wetenschappelijke anciënniteit in aanmerking kan worden genomen. De duur van de op die manier bepaalde wetenschappelijke activiteit wordt in haar geheel als wetenschappelijke anciënniteit beschouwd, tenzij in de oproep tot kandidaatstelling een maximumduur werd vastgelegd betreffende de vereiste voorafgaande wetenschappelijke ervaring, in welk geval deze verhoudingsgewijs wordt verminderd.
  § 3. De duur van de diensten gepresteerd als titularis van een functie met onvolledige prestaties, wordt verhoudingsgewijs berekend.
  § 4. Voor de wetenschappelijke personeelsleden die gemachtigd zijn om verminderde prestaties te verrichten, wordt de wetenschappelijke anciënniteit berekend overeenkomstig de bepalingen die de dienstanciënniteit regelen van het rijkspersoneel dat gemachtigd is om prestaties in eenzelfde stelsel te verrichten.
  § 5. Het wetenschappelijk personeelslid dat zich in de stand van non-activiteit bevindt en wetenschappelijke activiteiten uitvoert in een kader dat verenigbaar is met zijn stand, kan bij de heropneming van zijn functie aan de jury vragen om deze wetenschappelijke activiteit te erkennen als wetenschappelijke anciënniteit.
  Hij richt zijn verzoek aan de algemeen directeur die het voorlegt aan de jury.
  De jury beslist enerzijds of de betrokken activiteit beschouwd kan worden als wetenschappelijke activiteit in de zin van dit besluit, en anderzijds of deze activiteit verband houdt met de functie van het wetenschappelijk personeelslid in de instelling. In overeenstemming daarmee bepaalt zij de duur van de vorige ervaring die als wetenschappelijke anciënniteit in aanmerking kan worden genomen.
  De beslissing van de jury geldt met terugwerkende kracht vanaf de dag van de aanvraag.

HOOFDSTUK III. - Selectie, werving en bevestiging van wetenschappelijke personeelsleden.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art.8. § 1. Niemand mag worden aangeworven in een betrekking van wetenschappelijk personeel indien hij niet aan de volgende toelatingsvoorwaarden voldoet :
  1° Belg zijn wanneer de uit te voeren functies een al dan niet rechtstreekse deelneming aan de uitoefening van openbaar gezag inhouden en werkzaamheden omvatten strekkende tot de bescherming van de algemene belangen van de Staat of, in de andere gevallen, Belg of onderdaan zijn van een staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte of de Zwitserse Confederatie;
  2° burgerlijke en politieke rechten genieten;
  3° aan de dienstplichtwetten voldaan hebben;
  4° er een gedrag op nahouden dat beantwoordt aan de eisen van de functie;
  5° houder zijn van een einddiploma opgenomen in de lijst van diploma's en studiegetuigschriften die in aanmerking komen voor de toelating tot de rijksbesturen van niveau A, zoals vastgesteld in bijlage 1 van het statuut van het rijkspersoneel. Voor de toepassing van voornoemde bijlage dient te worden begrepen onder " afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid ", de voorzitter van de jury;
  6° voldoen aan de speciale bekwaamheden en vereisten die zijn vastgesteld in het functieprofiel bedoeld in artikel 9 van dit besluit.
  § 2. Niemand mag als wetenschappelijk personeelslid worden bevestigd indien hij niet aan de volgende voorwaarden voldoet :
  1° voldoen aan de in § 1 vastgestelde toelatingsvoorwaarden;
  2° slagen voor de selectie bepaald in afdeling 2 van dit hoofdstuk;
  3° de in afdeling 4 bedoelde stage tot een goed einde brengen of voor de in afdeling 5 bedoelde proefperiode slagen, al naargelang het personeelslid in klasse SW1 of rechtstreeks in een van de klassen SW2 tot SW4 wordt aangeworven.

Afdeling 2. - Selectie.
Art.9. § 1. In het geval van een vacante betrekking stelt de jury een profiel op voor de te begeven functie. De algemeen directeur deelt aan de jury alle nuttige aanwijzingen mee betreffende het aantal aanwervingen per klasse dat kan worden overwogen en de budgettaire middelen waarover de instelling beschikt om hierin te voorzien, gelet op het personeelsplan en de personeelsenveloppe van de instelling.
  § 2. Het functieprofiel wordt opgesteld overeenkomstig het model dat is vastgelegd door de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort. Dit profiel vermeldt op zijn minst :
  1° de activiteitengroep waaraan de te begeven functie verbonden is en, zo nodig, of de werving rechtstreeks in een klasse hoger dan klasse SW1 zal plaatsvinden, met vermelding van (de) betrokken klasse(n);
  2° de beschrijving van de functie en in het bijzonder de voornaamste taken die de houder van de functie moet volbrengen;
  3° het profiel van de vereiste bekwaamheden en in het bijzonder de opleidingen, diploma's, kennis, bekwaamheden, specialisaties of ervaring die specifiek vereist zijn. Indien de werving rechtstreeks in een van de klassen SW2 tot SW4 plaatsvindt, moeten deze specifieke vereisten op zijn minst de bijzondere voorwaarden vermelden voor de opeenvolgende overgang door bevordering naar deze klasse overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V, met dien verstande dat de vereiste wetenschappelijke anciënniteit enkel kan bestaan uit vroegere wetenschappelijke activiteiten die werden uitgevoerd buiten de instelling en in aanmerking komen voor wetenschappelijke anciënniteit overeenkomstig artikel 7, § 2, 2° en 3°.
  § 3. De jury maakt het functieprofiel over aan de Voorzitter, met het oog op de oproep tot kandidaatstelling. Zij motiveert in een speciaal advies de activiteitengroep en de uitgekozen klasse van werving in het geval van rechtstreekse werving in een van de klassen SW2 tot SW4.

Art.10. De kandidaten worden opgeroepen door middel van een in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd bericht.
  Dit bericht geeft per instelling het volgende weer :
  1° de vacante betrekking(en);
  2° de toelatingsvoorwaarden;
  3° het functieprofiel opgesteld overeenkomstig artikel 9 van dit besluit;
  4° de termijn en de vorm van de voordracht van de kandidaatstellingen, evenals de voor te leggen stukken;
  5° zo nodig alle nuttige informatie die betrekking heeft op de selectie, de werving of de loopbaan.
  De oproep tot kandidaatstelling wordt bepaald door de Voorzitter.

Art.11. § 1. De jury bepaalt welke kandidaten van de ontvankelijke kandidaturen zij het meest geschikt acht om de te begeven functie uit te oefenen. Het aantal kandidaten dat in aanmerking komt, mag niet groter zijn dan vijf per vacante betrekking, zoals vermeld in het in artikel 10 bedoeld bericht. Alleen deze kandidaten worden uitgenodigd om te verschijnen voor de jury en worden opgenomen in de rangschikking bedoeld in artikel 12 van dit besluit.
  De jury neemt de in het eerste lid bedoelde beslissing op basis van het door de kandidaten ingezonden dossier. Zij beslist in het bijzonder of de titels, verdiensten en ervaring van de kandidaten beantwoorden aan de vereisten die bij de werving worden gesteld.
  Indien de jury het noodzakelijk acht, kan zij de kandidaten vragen om eender welke bijkomende proef af te leggen die zij bepaalt om hun geschiktheid voor de te begeven functie te beoordelen. Zij organiseert de proef over een onderwerp dat een nuttig verband heeft met het vastgestelde functieprofiel. De kandidaten worden op de hoogte gebracht door middel van een brief die de datum, de plaats en het onderwerp van de proef vermeldt. Deze proef mag ten vroegste op de tiende werkdag na de datum van voornoemde brief plaatsvinden. Een kandidaat die niet verschijnt, wordt automatisch van de rest van de selectieprocedure uitgesloten.
  § 2. De jury tekent haar beraadslaging op in notulen die op zijn minst de volgende elementen bevatten :
  1° de indeling van de kandidaten in twee lijsten, naargelang zij al dan niet in aanmerking werden genomen overeenkomstig § 1;
  2° de motivering van deze indeling voor elke kandidaat;
  3° het verslag betreffende de stemmen.
  § 3. Indien de jury meent dat geen enkele kandidaat over de vereiste bekwaamheden beschikt om de te begeven functie uit te oefenen, stelt zij gemotiveerde notulen van afsluiting van de selectieprocedure op en deelt ze mee aan de Voorzitter.
  § 4. Alle kandidaten worden, ieder wat hem aangaat, per aangetekende brief verstuurd door de voorzitter van de jury op de hoogte gebracht van de beslissing die de jury overeenkomstig dit artikel heeft genomen, en van de bijhorende motivering.
  § 5. Vóór de in § 2 bedoelde beraadslaging, deelt de voorzitter van de jury aan de bevoegde stafdienst Personeel en Organisatie de documenten mee ingediend door iedere kandidaat om zijn titels, verdiensten en vroegere wetenschappelijke activiteiten te wettigen. De betrokken dienst onderzoekt deze documenten en gaat met name de regelmatigheid ervan na. Hij deelt zijn advies mee aan de voorzitter van de jury.

Art.12. § 1. De kandidaten die volgens artikel 11 in aanmerking werden genomen, worden uitgenodigd om voor de jury te verschijnen door middel van een brief die datum en plaats van de hoorzitting vermeldt. Deze hoorzitting mag ten vroegste op de tiende werkdag na de datum van voornoemde brief plaatsvinden. Een kandidaat die niet verschijnt, wordt automatisch van de rest van de selectieprocedure uitgesloten en mag niet in de hieronder vermelde rangschikking worden opgenomen.
  De kandidaat die niet is verschenen op de in het vorige lid bedoelde hoorzitting en die een gegronde reden kan laten gelden, kan, binnen tien dagen na de datum van voornoemde hoorzitting, toch vragen om door de jury te worden gehoord. Hij stuurt zijn met redenen omklede verzoek aan de voorzitter van de jury die de aangevoerde reden beoordeelt. De voorzitter nodigt, in voorkomend geval, de betrokken kandidaat uit onder dezelfde voorwaarden als bedoeld in het vorige lid.
  § 2. Na alle kandidaten te hebben gehoord, stelt de jury een gemotiveerde rangschikking op. Zij tekent haar beraadslaging op in notulen die op zijn minst de volgende elementen bevatten :
  1° de rangschikking van de kandidaten;
  2° de motivering van de volgorde van rangschikking voor elke kandidaat;
  3° het verslag betreffende de stemmen;
  4° zo nodig de duur van de vorige wetenschappelijke activiteit die in aanmerking kan worden genomen voor de berekening van de wetenschappelijke anciënniteit overeenkomstig artikel 7, § 2, 2° en 3°;
  5° in het geval van rechtstreekse werving in een van de klassen SW2 tot SW4, de vaststelling dat de kandidaten aan alle specifieke voorwaarden voldoen die vereist zijn in de betrokken activiteitengroep voor de opeenvolgende overgang door bevordering naar de betrokken klasse overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V, met dien verstande dat de vereiste wetenschappelijke anciënniteit uitsluitend mag bestaan uit de anciënniteit die erkend werd overeenkomstig het hierboven vermelde punt 4°.
  § 3. De in dit artikel bedoelde kandidaten worden, ieder wat hem aangaat, per aangetekend schrijven verstuurd door de voorzitter van de jury op de hoogte gebracht van de rangschikking en de bijhorende motivering.

Art.13. De in artikelen 11 en 12 bedoelde aangetekende brieven omvatten op zijn minst de volgende elementen :
  1° de beslissing van de jury en haar motieven. Alleen de elementen die de kandidaat persoonlijk aangaan, worden aan hem meegedeeld;
  2° de aanwijzing voor de kandidaat die zich benadeeld acht, dat hij de mogelijkheid heeft om binnen de tien werkdagen na de kennisgeving een schriftelijke klacht in te dienen bij de voorzitter van de jury om eventueel te vragen om door de jury gehoord te worden;
  3° het deel van de notulen van de vergadering van de jury dat betrekking heeft op die beslissing.

Art.14. § 1. De kandidaat dient klacht in per aangetekend schrijven, waarin hij zijn argumenten vermeldt. Indien hij vraagt gehoord te worden, verschijnt hij in persoon : hij mag zich niet laten bijstaan of vertegenwoordigen.
  Indien de kandidaat, ofschoon correct opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt, wordt de procedure wat hem betreft als afgesloten beschouwd. De jury beoordeelt soeverein de geldigheid van de door de kandidaat opgegeven reden.
  De jury doet uitspraak op basis van de schriftelijke klacht, zelfs indien de kandidaat een geldige reden heeft, zodra de klacht in een tweede zitting wordt besproken.
  § 2. De in artikel 11 bedoelde beslissing, van de jury over de ingediende klacht wordt enkel aan de betrokken kandidaat bekendgemaakt.
  § 3. De in artikel 12 bedoelde beslissing zal, indien de jury na onderzoek van de klacht haar beslissing niet wijzigt, enkel worden bekendgemaakt aan de kandidaat die de klacht heeft ingediend.
  Indien de jury daarentegen een nieuwe rangschikking opstelt, dan wordt deze per aangetekend schrijven bekendgemaakt aan alle kandidaten die zich op geldige wijze hebben kandidaat gesteld.
  Indien opnieuw een kandidaat zich benadeeld acht, kan hij volgens dezelfde procedure een schriftelijke klacht indienen.
  Op het einde van een nieuwe beraadslaging maakt de jury de definitieve rangschikking bekend aan alle kandidaten die zich op geldige wijze hebben kandidaat gesteld en maakt deze over aan de Minister.

Art.15. De rangschikking die door de jury werd bepaald overeenkomstig de vorige artikelen, is geldig tot de eerste dag van de maand die volgt op de indiensttreding van een kandidaat overeenkomstig de bepalingen van afdeling 3.
  De rangschikking wordt op initiatief van de voorzitter van de jury aan de Minister meegedeeld.

Afdeling 3. - De werving.
Art.16. § 1. De kandidaten worden geworven in een betrekking van de klasse vermeld in de betrokken oproep tot kandidaatstelling.
  Ze worden benoemd door de Minister in de volgorde van rangschikking en binnen de perken van de vacante betrekkingen vermeld in de oproep tot kandidaatstelling :
  - ofwel als stagiair wanneer de werving in klasse SW1 plaatsvindt. Ze dragen de titel van " assistent-stagiair " en volbrengen de in afdeling 4 bedoelde stage;
  - ofwel als wetenschappelijk personeelslid in proefperiode wanneer de werving rechtstreeks in een van de klassen SW2 tot SW4 plaatsvindt. Ze dragen de titel die overeenkomt met de betrokken klasse en volbrengen de in afdeling 5 bedoelde proefperiode.
  Ze worden door de Minister aangesteld in de activiteitengroep die vermeld werd in de betrokken oproep tot kandidaatstelling.
  In de benoemingsakte wordt de wetenschappelijke anciënniteit vermeld die voor de indiensttreding bij de instelling verworven werd en die de stagiair of het wetenschappelijk personeelslid in proefperiode kan laten gelden overeenkomstig artikel 7 van dit statuut.
  § 2. De algemeen directeur nodigt de kandidaten die geworven werden overeenkomstig § 1, per brief uit om de functie te bekleden waarvoor ze zich kandidaat hebben gesteld.
  § 3. De stagiairs en de wetenschappelijke personeelsleden in proefperiode moeten als zodanig, met het genot van al hun wetenschappelijke en geldelijke rechten, ten laatste op de eerste dag van de derde maand die volgt op deze van de in § 2 bedoelde bekendmaking in dienst treden.
  Wanneer een kandidaat een opzeggingstermijn moet voltooien ingevolge de bepalingen die van toepassing zijn in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte of in de Zwitserse Confederatie, bij een instelling van de Europese Gemeenschappen of een organisme dat opgericht is door of krachtens een van de verdragen welke ze regelen, wordt de in het eerste lid vastgelegde termijn verlengd tot de eerste dag van de maand die volgt op de einddatum van de opzeggingstermijn.
  Indien uitzonderlijke omstandigheden dat wettigen, kan de algemeen directeur de termijn vastgelegd in het eerste lid uiterlijk vóór het verstrijken van genoemde termijn eenmaal verlengen. Hij deelt de duur van de verlenging mee aan de betrokken kandidaat, in voorkomend geval in de in § 2 bedoelde kennisgeving, en brengt de voorzitter van de jury en de bevoegde stafdienst Personeel en Organisatie onmiddellijk op de hoogte van zijn beslissing en de motivering ervoor. De stagiair of het wetenschappelijk personeelslid in proefperiode moet, uiterlijk de eerste dag van de maand na het verstrijken van de toegestane verlenging, in deze hoedanigheden in dienst treden, met het genot van al zijn wetenschappelijke en geldelijke rechten.
  Het eerste lid doet geen afbreuk aan de bepalingen over het verrichten van sommige militaire prestaties in vredestijd en van diensten bij de burgerlijke veiligheid of van opdrachten van openbaar nut op grond van de wet van 20 februari 1980 houdende coördinatie van de wetten betreffende het statuut van de gewetensbezwaarden.
  Indien een kandidaat een van de hierboven vermelde termijnen niet naleeft, wordt de wervingsprocedure wat hem betreft als afgesloten beschouwd.

Afdeling 4. - De stage.
Art.17. § 1. De stage duurt twee jaar.
  De stage kan hoogstens met één jaar worden verlengd indien de stagiair buitengewone dienstomstandigheden kan laten gelden en mits een gunstig en gemotiveerd advies van de jury.
  De stagiair stuurt ten laatste twee maanden voor het einde van de in het eerste lid bedoelde stageperiode zijn gemotiveerde aanvraag tot verlenging naar de algemeen directeur. De algemeen directeur legt deze onmiddellijk voor aan de jury die, alvorens advies uit te brengen, de stagiair en het aangewezen toezichthoudend wetenschappelijk personeelslid zal horen overeenkomstig artikel 18 van dit besluit.
  De jury maakt de aanvraag tot verlenging en haar gemotiveerd advies over aan de Minister. In haar advies vermeldt zij de termijnen waarin de in artikelen 18, § 1, en 20, bedoelde verslagen moeten worden opgesteld, en de datum waarop de stagiair moet voldoen aan de in artikel 18, § 4 bedoelde verplichting.
  § 2. Voor de berekening van de duur van de volbrachte stage worden alle perioden in aanmerking genomen waarin de stagiair in dienstactiviteit is.
  Worden evenwel niet in aanmerking genomen, de afwezigheden die zich voordoen nadat de stagiair reeds dertig werkdagen in één of verschillende malen afwezig is geweest, zelfs indien hij in dienstactiviteit is.
  Worden niet opgenomen in de berekening van deze dagen van afwezigheid :
  1° het jaarlijks vakantieverlof;
  2° het verlof toegestaan ingevolge de artikelen 81, §§ 1 en 2, en 82 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 houdende uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;
  3° het verlof bedoeld in artikelen 14, 15, 15bis en 20 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen.
  § 3. Behoudens in de in § 2, derde lid opgesomde gevallen, hebben de afwezigheden die zich voordoen nadat de stagiair dertig werkdagen in één of verschillende malen afwezig is geweest, schorsing van de stage tot gevolg.
  In dit geval behoudt de betrokkene zijn hoedanigheid van stagiair en zijn administratieve toestand wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen die op hem van toepassing zijn.
  § 4. Voor de berekening van zijn wetenschappelijke anciënniteit neemt de stagiair rang in op de dag waarop zijn stage is begonnen. Indien de indiensttreding werd uitgesteld omdat een onderzoek geboden was om uit te maken of het gedrag van de stagiair wel in overeenstemming is met de uit te oefenen functie, en indien hij in zijn instelling door één of meer na hem gerangschikte kandidaten van dezelfde selectie is voorbijgegaan, neemt hij evenwel rang in op de dag waarop deze kandidaat of de best gerangschikte van deze kandidaten zijn stage heeft aangevat.
  § 5. Voor de berekening van de duur van de stage worden niet in aanmerking genomen :
  1° de volledige kalendermaanden waarin de stagiair, reserveofficier, de toelating heeft gekregen om te dienen bij een formatie van de krijgsmacht ingevolge de wet van 1 maart 1958 betreffende het statuut van de beroepsofficieren en reserveofficieren;
  2° de volledige kalendermaanden waarin de stagiair vrijwillige prestaties bij de krijgsmacht verricht ingevolge het ministerieel besluit van 13 juli 1964 tot vaststelling van de duur der vrijwillige dienstnemingen en wederdienstnemingen in vredestijd;
  3° de volledige kalendermaanden waarin de stagiair, gewetensbezwaarde, zijn diensttermijn evenals wederoproepingen bij tuchtmaatregel volbrengt ingevolge de gecoördineerde wetten van 20 februari 1980 houdende het statuut van gewetensbezwaarden.
  Tijdens de hierboven genoemde perioden heeft de stagiair geen recht op enige wedde, maar behoudt niettemin zijn recht op bevordering in zijn weddenschaal.

Art.18. § 1. De algemeen directeur wijst een wetenschappelijk personeelslid aan dat op zijn minst klasse SW2 heeft bereikt en wordt belast met het toezicht op de stagiair.
  Het toezichthoudend wetenschappelijk personeelslid stelt de stageverslagen op.
  Om de drie maanden wordt een tussentijds verslag opgesteld.
  Voor het einde van de 22e maand van de stage stelt het toezichthoudend wetenschappelijk personeelslid een verslag op over de volledige stageperiode die tot op die dag werd doorlopen.
  Elk verslag wordt aan de stagiair meegedeeld die er eventueel zijn opmerkingen aan toevoegt. Dit verslag wordt bij zijn persoonlijk dossier gevoegd.
  § 2. Op het moment van de indiensttreding geeft de algemeen directeur de stagiair zijn persoonlijke functiefiche die werd opgesteld overeenkomstig artikel 35 van dit besluit. Het toezichthoudend wetenschappelijk personeelslid neemt deel aan het functiegesprek.
  § 3. De algemeen directeur bepaalt, met instemming van het toezichthoudend wetenschappelijk personeelslid, de eventuele opleidingsactiviteiten waaraan de stagiair moet deelnemen.
  § 4. De stagiair moet een eindverhandeling maken. Het onderwerp wordt bepaald op het moment van de indiensttreding in overeenstemming met de algemeen directeur en het toezichthoudend wetenschappelijk personeelslid, en moet verband houden met de functie waarvoor het wetenschappelijk personeelslid werd geworven.
  Voor het einde van de 22e stagemaand maakt de stagiair zijn eindverhandeling over aan de algemeen directeur die het bij het persoonlijk dossier van de stagiair voegt.

Art.19. Indien twee van de door het toezichthoudend wetenschappelijk personeelslid opgestelde tussentijdse verslagen er achtereenvolgens op wijzen dat de stagiair zich niet aanpast of onvoldoende evolueert, dan moet de jury op verzoek van de algemeen directeur samenkomen.
  De jury hoort de stagiair en het toezichthoudend wetenschappelijk personeelslid. Op basis van deze hoorzitting en de documenten die bij het persoonlijk dossier van de stagiair werden gevoegd, evalueert deze de activiteit van de stagiair en beslist over het vervolg dat aan de stage zal worden gegeven.
  De jury kan :
  1° ofwel de voortzetting van de stage toestaan. Zij formuleert aanbevelingen die nuttig zijn om de stage te voltooien;
  2° ofwel een gemotiveerd voorstel tot ontslag aan de Minister voorleggen.
  De door de Minister ontslagen stagiair geniet een opzeggingstermijn die gelijk is aan de minimumduur die in zijn geval wordt opgelegd om het voordeel van werkloosheidsuitkeringen te kunnen genieten. Wanneer hij op de dag waarop deze opzeggingstermijn begint te lopen, arbeidsongeschikt is of wanneer hij dat wordt tijdens de uitvoering ervan, wordt hem in het eerste geval een wedde uitbetaald gedurende zes maanden en in het tweede geval gedurende de periode nodig om de wachttijd te dekken voor de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector uitkeringen.

Art.20. § 1. Voor het einde van de 22e maand van de stage stelt de stagiair een verslag op van zijn activiteiten voor de volledige stageperiode die tot op die dag werd doorlopen. Hij maakt het over aan de algemeen directeur die het bij het persoonlijk dossier van de stagiair voegt.
  § 2. Indien het toezichthoudend wetenschappelijk personeelslid van de stagiair niet zijn hiërarchische overste is, dan moet deze laatste voor het einde van de 22e maand van de stage een verslag opstellen over de volledige stageperiode die tot op die dag werd doorlopen. Hij deelt het mee aan de stagiair die er eventueel zijn opmerkingen aan toevoegt. Het verslag wordt bij het persoonlijk dossier van de stagiair gevoegd.

Art.21. § 1. Voor het einde van de stageperiode evalueert de jury de stagiair op basis van de documenten die bij zijn persoonlijk dossier werden gevoegd en een hoorzitting van de stagiair, het toezichthoudend wetenschappelijk personeelslid en zo nodig het personeelslid genoemd in artikel 20, § 2 van onderhavig besluit.
  Na beraadslaging brengt de jury een gemotiveerd advies uit over de bekwaamheden en verdiensten van de stagiair. Dit advies houdt rekening met de kwaliteit van de productie of de wetenschappelijke activiteit die de stagiair sinds zijn indiensttreding heeft geleverd, met inbegrip van de eindverhandeling, de manier waarop hij de aan hem toevertrouwde taken vervuld heeft, zijn inzet ten opzichte van de doeleinden van de instelling en zijn integratie in de instelling. Het bevat de eindvermelding " gunstig " of " onvoldoende ".
  De vermelding " onvoldoende " wordt in elk geval aan een stagiair toegekend indien hij de in artikel 18, § 4 bedoelde verplichting niet is nagekomen en geen verlenging van de stage kan krijgen overeenkomstig artikel 17, § 1, tweede lid, om aan deze verplichting te kunnen voldoen.
  Het gemotiveerde advies van de jury wordt overgemaakt aan de Minister, met een voorstel tot bevestiging of ontslag.
  § 2. In afwijking van artikel 17, § 1, kan de in § 1 bedoelde evaluatie op verzoek van de stagiair en met instemming van het toezichthoudend wetenschappelijk personeelslid op elk moment vanaf de 12e maand van de stage plaatsvinden, voor zover de eindverhandeling bedoeld in artikel 18, § 4, van dit besluit ten laatste op het moment van het verzoek aan het persoonlijk dossier van de stagiair werd toegevoegd.
  De stagiair stuurt zijn verzoek dat voor akkoord werd getekend door het toezichthoudend wetenschappelijk personeelslid, naar de algemeen directeur.
  De in artikelen 18, § 1, lid 4, en 20, bedoelde verslagen moeten worden opgesteld en toegevoegd aan het persoonlijke dossier van de stagiair in de maand waarin de stagiair zijn verzoek formuleert, met dien verstande dat zij de volledige stageperiode moeten dekken die tot op de dag van voornoemd verzoek werd doorlopen.
  De jury wordt onmiddellijk na het overleggen van de in het vorige lid bedoelde verslagen samengeroepen. Zij evalueert de stagiair overeenkomstig de bepalingen van § 1, eerste lid.
  De jury kan :
  1° ofwel een definitief advies over de bekwaamheden en verdiensten van de stagiair uitbrengen en een voorstel tot bevestiging aan de Minister voorleggen, overeenkomstig de bepalingen van § 1;
  2° ofwel besluiten tot de voortzetting van de stage volgens de in deze afdeling voorziene voorwaarden, niettemin met uitzondering van de mogelijkheid voorzien in deze paragraaf.

Art.22. De stagiair die als eindevaluatie de vermelding " onvoldoende " kreeg, wordt ontslagen door de Minister op gemotiveerd voorstel van de jury.
  Onverminderd de bepalingen toepasbaar in het geval van ontslag voor lichamelijke ongeschiktheid, geniet de stagiair een opzeggingstermijn die gelijk is aan de minimumduur die in zijn geval wordt opgelegd om het voordeel van werkloosheidsuitkeringen te kunnen genieten. Wanneer hij op de dag waarop deze opzeggingstermijn begint te lopen, arbeidsongeschikt is of wanneer hij dat wordt tijdens de uitvoering ervan, wordt hem in het eerste geval een wedde uitbetaald gedurende zes maanden en in het tweede geval gedurende de periode nodig om de wachttijd te dekken voor de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector uitkeringen.

Art.23. Voor elke zware fout begaan gedurende of naar aanleiding van de stage, kan de stagiair die er zich schuldig aan maakt zonder opzegging worden ontslagen. De betrokkene moet vooraf door de algemeen directeur aangemaand worden en door de directieraad gehoord worden.
  Het ontslag wordt uitgesproken door de Minister op gemotiveerd voorstel van de directieraad.

Art.24. De Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort legt de algemene principes vast die de stage regelen conform de bepalingen van deze afdeling. Hij bepaalt er de praktische modaliteiten van en legt met name de modellen vast van de hiervoor vereiste documenten.

Afdeling 5. - Proefperiode.
Art.25. § 1. De proefperiode duurt één jaar.
  Zij kan hoogstens met zes maanden worden verlengd indien het wetenschappelijk personeelslid in proefperiode buitengewone dienstomstandigheden kan laten gelden door middel van een gunstig en gemotiveerd advies van de jury.
  Het wetenschappelijk personeelslid in proefperiode stuurt ten laatste twee maanden voor het einde van de in het eerste lid bedoelde proefperiode zijn gemotiveerde aanvraag tot verlenging naar de algemeen directeur. De algemeen directeur legt deze onmiddellijk voor aan de jury die, alvorens advies uit te brengen, het wetenschappelijk personeelslid in proefperiode en zijn hiërarchische overste zal horen.
  De jury maakt de aanvraag tot verlenging en haar gemotiveerd advies over aan de Minister. In haar advies vermeldt zij de termijnen waarin de in artikel 26, §§ 2 en 3 bedoelde verslagen moeten worden opgesteld.
  § 2. De bepalingen van de §§ 2 tot 5 van artikel 17 van dit besluit zijn naar analogie tijdens de stageperiode van toepassing.

Art.26. § 1. Op het moment van de indiensttreding geeft de algemeen directeur het wetenschappelijk personeelslid zijn persoonlijke functiefiche die werd opgesteld overeenkomstig artikel 35 van dit besluit. Hij bepaalt hierin, met het akkoord van het wetenschappelijk personeelslid in proefperiode, welke doelstellingen voor het einde van de proefperiode moeten zijn bereikt.
  § 2. De hiërarchische overste van het wetenschappelijk personeelslid in proefperiode stelt de verslagen op over het verloop van de proefperiode. De verslagen worden opgesteld op het einde van de vierde maand, de achtste maand en de elfde maand van deze periode.
  Het laatste verslag omvat een evaluatie van de volledige proefperiode die tot op die dag werd doorlopen.
  Elk verslag wordt meegedeeld aan het wetenschappelijk personeelslid in proefperiode dat er eventueel zijn opmerkingen aan toevoegt. Dit verslag wordt bij zijn persoonlijk dossier gevoegd.
  § 3. Voor het einde van de elfde maand van de proefperiode stelt het wetenschappelijk personeelslid in proefperiode een verslag van zijn activiteiten op voor de volledige proefperiode die tot op die dag werd doorlopen. Hij maakt het over aan de algemeen directeur die het bij zijn persoonlijk dossier voegt.

Art.27. Voor het einde van de proefperiode evalueert de jury het wetenschappelijk personeelslid in proefperiode op basis van de documenten die bij zijn persoonlijk dossier werden gevoegd en een hoorzitting van het wetenschappelijk personeelslid in proefperiode en zijn hiërarchische overste.
  Na beraadslaging brengt de jury een gemotiveerd advies uit over de bekwaamheden en verdiensten van het wetenschappelijk personeelslid in proefperiode. Dit advies houdt rekening met de kwaliteit van de productie of de wetenschappelijke activiteit die het betrokken personeelslid sinds zijn indiensttreding heeft geleverd, met inbegrip van zijn inzet ten opzichte van de doelstellingen van de instelling, de kwaliteit van de aan hem toevertrouwde taken en zijn integratie in de instelling. Het bevat de eindvermelding " gunstig " of " onvoldoende ".
  Het gemotiveerde advies van de jury wordt overgemaakt aan de Minister, met een voorstel tot bevestiging of ontslag.

Art.28. De bepalingen van de artikelen 22 en 23 zijn toepasbaar op het wetenschappelijk personeelslid in proefperiode.

Art.29. De Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort legt de algemene principes vast die de proefperiode regelen conform de bepalingen van deze afdeling. Hij bepaalt er de praktische modaliteiten van en legt met name de modellen vast van de hiervoor vereiste documenten.

Afdeling 6. - De bevestiging.
Art.30. De stagiair of het wetenschappelijk personeelslid in proefperiode aan wie de eindvermelding " gunstig " werd verleend, wordt, op voorstel van de Minister, door Ons bevestigd en benoemd tot " wetenschappelijk personeelslid ". Hij wordt tewerkgesteld in de betrekking bepaald in de oproep tot kandidaatstelling waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld.
  De stagiair draagt de titel van assistent en krijgt de eerste weddenschaal toebedeeld die aan deze titel verbonden is. Het wetenschappelijk personeelslid in proefperiode behoudt de bij zijn werving toegekende titel en de weddenschaal gekregen op de dag van de bevestiging.
  Het bevestigd wetenschappelijk personeelslid blijft opgenomen in de activiteitengroep die bij zijn werving door de Minister werd bepaald.
  Voor de bepaling van zijn wetenschappelijke anciënniteit in de instelling neemt hij rang in op de dag waarop zijn stage of proefperiode begonnen is.
  De bevestigingsakte vermeldt de wetenschappelijke anciënniteit die het wetenschappelijk personeelslid voor de indiensttreding bij de instelling verworven heeft en die erkend werd in zijn benoemingsakte van stagiair of van wetenschappelijk personeelslid in proefperiode.

Art.31. § 1. De stagiair of het wetenschappelijk personeelslid in proefperiode legt de eed af bij zijn bevestiging als wetenschappelijk personeelslid.
  Hij wordt geacht zijn functie te aanvaarden in deze hoedanigheid vanaf het moment van de eedaflegging.
  § 2. De in § 1 voorziene eed wordt afgelegd in de termen bepaald bij artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831.
  § 3. Het wetenschappelijk personeelslid legt de eed af in handen van de algemeen directeur van de instelling.
  § 4. Indien hij verzuimt de hierboven voorgeschreven eed af te leggen, wordt zijn bevestiging met terugwerkende kracht vernietigd.

HOOFDSTUK IV. - De evaluatie van wetenschappelijke personeelsleden.
Art.32. De evaluatie is verplicht voor elk bevestigd wetenschappelijk personeelslid van een instelling dat werkelijk in dienst is.

Art.33. Een wetenschappelijk personeelslid wordt om de twee jaar geëvalueerd vanaf zijn bevestiging.
  Deze evaluatie wordt medegedeeld aan het wetenschappelijk personeelslid door middel van een evaluatieverslag.

Art.34. De instelling houdt een individueel dossier bij voor elk wetenschappelijk personeelslid met het oog op zijn evaluatie.
  Dit individuele dossier bevat :
  1° een identificatieformulier met naam en voornaam van het personeelslid, alsook zijn woonplaats;
  2° een persoonlijke functiefiche, opgesteld overeenkomstig artikel 35;
  3° een opleidingsfiche met het of de diploma('s) en certificaten behaald door het wetenschappelijk personeelslid, alsook de opleidingen die het personeelslid sinds zijn indiensttreding heeft gevolgd;
  4° een tweejaarlijks verslag van de activiteiten opgesteld door de hiërarchisch of functioneel overste hiervoor aangewezen door de algemeen directeur. Het verslag somt de gunstige en ongunstige feiten en vaststellingen op die kunnen dienen als argumenten voor de evaluatie. Deze feiten of vaststellingen mogen alleen betrekking hebben op de uitvoering van de functie. Voordat het wordt opgenomen in het individuele dossier moet het verslag getekend worden door het wetenschappelijk personeelslid, dat zijn eventuele opmerkingen mag toevoegen;
  5° een tweejaarlijks verslag van de activiteiten opgesteld door het wetenschappelijk personeelslid. Het personeelslid brengt dit ter kennis van de hiërarchische of functioneel overste als bedoeld in punt 4° die het ondertekent en er zijn eventuele opmerkingen aan toevoegt alvorens het te klasseren bij het individuele dossier van het betrokken personeelslid;
  6° het evaluatieverslag;
  7° de documenten betreffende de stage of de proefperiode waarvan de toevoeging aan het dossier vereist is volgens hoofdstuk III;
  8° de promotieaanvragen en adviezen hierover uitgesproken door de jury overeenkomstig hoofdstuk V.
  Het individuele dossier mag geen enkele aanbeveling bevatten, van welke aard dan ook.
  Het wetenschappelijk personeelslid mag zijn individueel dossier raadplegen. Hij mag hierin door de algemeen directeur elk document laten toevoegen dat nuttig is met het oog op zijn evaluatie door de jury.

Art.35. § 1. Een persoonlijke functiefiche wordt voor elk wetenschappelijk personeelslid opgesteld.
  Hierop staat op zijn minst :
  - de activiteitengroep en de klasse waartoe het wetenschappelijk personeelslid behoort;
  - de hoofdtaken en/of specifieke opdrachten die hem worden toevertrouwd, en desgevallend ook elk gegeven over de functionele en/of hiërarchische bevoegdheid waarover hij beschikt ten aanzien van de personeelsleden van de instelling voor de uitoefening hiervan;
  - de doelstellingen die moeten worden bereikt en desgevallend ook de termijn waarbinnen deze moeten worden bereikt.
  § 2. De persoonlijke functiefiche wordt opgesteld in gemeenschappelijk overleg tussen het wetenschappelijk personeelslid en zijn hiërarchische of functioneel overste, tijdens een functioneringsgesprek. De algemeen directeur is aanwezig bij dit functioneringsgesprek. Hij beslist bij eventuele onenigheid.
  De functiefiche wordt elke keer op dezelfde wijze aangepast of gewijzigd als de activiteiten van het wetenschappelijk personeelslid en/of de behoeften van de instelling dit vereisen. Een functioneringsgesprek moet minstens om de twee jaar worden gehouden na de evaluatie van het wetenschappelijk personeelslid overeenkomstig onderhavig hoofdstuk.
  § 3. De algemeen directeur waakt erover dat de inhoud van de functiefiche geenszins de mogelijkheden beperkt van het wetenschappelijk personeelslid om een bevordering aan te vragen overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V.
  Voor de activiteitengroep I beschikt het wetenschappelijk personeelslid dat moet slagen voor de doctoraatsproef over een maximum zes jaar om de titel van doctor te behalen. Zo niet is het eerste lid van deze paragraaf niet langer meer op hem van toepassing.
  De in het vorige lid bedoelde termijn kan door de jury worden verlengd, op verzoek van het betrokken wetenschappelijk personeelslid indien deze laatste een uitzonderlijke omstandigheid kan laten gelden. Het wetenschappelijk personeelslid richt daartoe een met redenen omkleed verzoek tot de algemeen directeur die het aan de jury voorlegt. Indien deze laatste het aanvaardt, legt zij de duur van de verlenging vast. De voorzitter van de jury brengt hiervan het betrokken wetenschappelijk personeelslid en de bevoegde stafdienst Personeel en Organisatie op de hoogte.

Art.36. § 1. Ieder wetenschappelijk personeelslid wordt geëvalueerd door de hiërarchisch overste hiervoor aangewezen door de algemeen directeur.
  De hiërarchisch overste nodigt het wetenschappelijk personeelslid uit voor een evaluatiegesprek dat plaats moet hebben ten laatste in de maand die volgt na de termijn vastgelegd in artikel 33 van dit besluit.
  Als hij dit nodig acht, kan de hiërarchisch overste elke persoon horen die al dan niet behoort tot de instelling, van wie het advies relevant is voor het evaluatieproces van het betrokken wetenschappelijk personeelslid. Het wetenschappelijk personeelslid wordt op de hoogte gebracht van deze hoorzitting.
  Na onderzoek van het individuele dossier en een hoorzitting met het betrokken wetenschappelijk personeelslid, kent de hiërarchisch overste voor de evaluatie de vermelding " voldoende " of " onvoldoende " toe.
  Hij motiveert zijn beslissing in het evaluatieverslag bedoeld in artikel 33 van onderhavig besluit. Hij houdt in het bijzonder rekening met :
  - de kwaliteit van de wetenschappelijke activiteit uitgevoerd door het wetenschappelijk personeelslid en desgevallend van zijn wetenschappelijke productie;
  - de verwezenlijking van de doelstellingen bepaald in zijn persoonlijke functiefiche;
  - de inzet van het wetenschappelijk personeelslid voor de doeleinden van zijn instelling en zijn integratie hierin;
  - desgevallend, zijn vermogen om te leiden, en met name de manier waarop hij zijn medewerkers stimuleert en evalueert;
  - zijn ervaring en anciënniteit.
  Het evaluatieverslag wordt binnen een maand na de hoorzitting meegedeeld aan het wetenschappelijk personeelslid.
  § 2. Wanneer conform de procedure als bedoeld in § 1 de vermelding " onvoldoende " door de hiërarchisch meerdere wordt toegekend, is het aan de jury om de volgende evaluatie te verrichten. Die vindt plaats op het einde van de twaalfde maand die volgt op de toekenning van de vermelding " onvoldoende ", onder dezelfde voorwaarden als die vastgelegd in § 1.
  Het wetenschappelijk personeelslid en de hiërarchische of functioneel overste stellen elk een rapport op bedoeld in artikel 34, tweede lid, 4° en 5°, ten laatste de elfde maand die volgt na de evaluatie met een vermelding onvoldoende en leggen deze voor aan de algemeen directeur die ze toevoegt aan het individuele dossier.
  § 3. Als bij de evaluatie bedoeld in § 2 de vermelding " voldoende " wordt gegeven, begint de termijn, vastgelegd in artikel 33, opnieuw te lopen vanaf de datum van deze gunstige evaluatie.
  § 4. Het wetenschappelijk personeelslid aan wie bij de evaluatie bedoeld in § 2 de vermelding " onvoldoende " wordt gegeven, wordt door de Koning ontslagen voor beroepsongeschiktheid, op voorstel van de Minister na advies van de jury.
  Onverminderd de bepalingen van toepassing bij ontslag voor lichamelijke ongeschiktheid, wordt een beëindigingsvergoeding toegekend aan het wetenschappelijk personeelslid dat wordt ontslagen voor beroepsongeschiktheid.
  Deze vergoeding is gelijk aan twaalf keer de laatste bezoldiging van het wetenschappelijk personeelslid als het minstens twintig jaar dienst heeft, acht keer of zes keer deze bezoldiging als het wetenschappelijk personeelslid tien jaar dienst of minder dan tien jaar dienst heeft.
  Voor de toepassing van deze paragraaf, moeten we onder " bezoldiging " verstaan, elke wedde, elk salaris of elke vergoeding die geldt als wedde of salaris, daarbij rekening houdend met de verhogingen en verlagingen ingevolge de schommelingen van de indexcijfers. De vergoeding waarmee rekening gehouden moet worden is deze die wordt toegekend voor een volledige prestatie.

Art.37. Als het wetenschappelijk personeelslid niet akkoord kan gaan met de uiteindelijke vermelding van de evaluatie die hem wordt toegekend, kan hij over de grond en de vorm het advies inroepen van de Interdepartementele raad van beroep bedoeld in artikel 53 van onderhavig besluit.
  Dit beroep moet op gepaste wijze worden gemotiveerd en per aangetekend schrijven worden ingediend binnen tien dagen na de kennisgeving van de evaluatie. Het werkt opschortend.
  De Interdepartementele raad van beroep spreekt zich uit over het beroep op basis van het individuele dossier dat hem door de algemeen directeur onmiddellijk op aanvraag wordt overgemaakt, en van een hoorzitting met het wetenschappelijk personeelslid en zijn hiërarchische of functioneel overste. De raad kan elke andere persoon van zijn keus horen die hij noodzakelijk acht.
  Het wetenschappelijk personeelslid wordt per aangetekend schrijven opgeroepen. De hoorzitting mag niet vroeger plaatsvinden dan tien werkdagen na het voornoemde schrijven. Hij verschijnt persoonlijk en mag zijn opmerkingen doen gelden. Hij mag zich voor zijn verdediging laten bijstaan door een persoon van zijn keus.
  De voorzitter van de Interdepartementele raad van beroep oordeelt soeverein over de ontvankelijkheid van het beroep. Hij verklaart met name tergend en roekeloos beroep onontvankelijk. Elke beslissing van onontvankelijkheid moet op gepaste wijze worden gemotiveerd.
  De beslissing van de Interdepartementele raad van beroep die de beslissing van de jury verwerpt, geldt met terugwerkende kracht tot de dag van de verworpen beslissing.
  Elke beslissing van de Interdepartementele raad van beroep wordt binnen tien dagen per aangetekend schrijven meegedeeld aan het wetenschappelijk personeelslid.

Art.38. De Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort legt de algemene principes vast die de evaluatie van de wetenschappelijke personeelsleden regelen conform de bepalingen van dit hoofdstuk. Hij bepaalt er de praktische modaliteiten van en legt met name de modellen vast van de hiervoor vereiste documenten.

HOOFDSTUK V. - Bevordering en verandering van activiteitengroep.
Afdeling 1. - Bevordering.
Art.39.[1 § 1. Elk bevestigd wetenschappelijk personeelslid dat minstens één evaluatie heeft ondergaan overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IV kan, op zijn verzoek, door Ons worden bevorderd in de klasse onmiddellijk boven die welke hij bezet, op voorstel van de minister en met een gunstig en gemotiveerd advies van de jury.
   § 2. Er mag geen bevordering worden toegekend als het wetenschappelijk personeelslid niet voldoet aan de volgende voorwaarden :
   1° de vermelding "voldoende" verkregen hebben bij de laatste evaluatie overeenkomstig hoofdstuk IV;
   2° voor de toegang tot klasse SW2 :
   a) vier jaar wetenschappelijke anciënniteit hebben;
   b) voor het wetenschappelijk personeel in de activiteitengroep I, houder zijn van een diploma van doctor behaald na een openbare verdediging van een verhandeling. Het onderwerp van het doctoraat moet verband houden met de opdrachten van de instelling of een nuttig verband vertonen met de functie van het wetenschappelijk personeelslid zoals vastgelegd in zijn persoonlijke functiefiche;
   c) voor het wetenschappelijk personeel in de activiteitengroep II, een of meer relevante verwezenlijkingen hebben verricht in het kader van zijn functie of houder zijn van een diploma van doctor als bedoeld in punt b) hiervoor. Die verwezenlijkingen worden in de persoonlijke functiefiche specifiek bepaald op basis van het voorstel van de jury geformuleerd in zijn advies dat de bevestiging van het wetenschappelijk personeelslid voorafging;
   3° voor de toegang tot klasse SW3 :
   a) acht jaar wetenschappelijke anciënniteit hebben;
   b) volgens de activiteitengroep waaronder hij ressorteert en de taken die hem zijn toevertrouwd : sinds de vorige bevordering, wetenschappelijke werken en/of expertisediensten en/of diensten voor het publiek van een hoge kwaliteit hebben verricht die verband houden met de opdrachten van de instelling;
   4° voor de toegang tot klasse SW4 :
   a) twaalf jaar wetenschappelijke anciënniteit hebben;
   b) sinds de vorige bevordering, in het vakgebied waartoe zijn functie behoort, uitzonderlijke wetenschappelijke werkzaamheden of verwezenlijkingen verricht hebben en aldus bekendheid verworven hebben.
   § 3. De vereiste minimale wetenschappelijke voorwaarden in § 2, 2°, b) en c), 3°, b) en 4°, b), om toegelaten te worden tot de bevordering worden omgezet in operationele ontvankelijkheidscriteria in het kader van een matrixmodel en van een uniform curriculum vitae-model.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-06-12/12, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 22-06-2012>

Art.40.[1 § 1. Het wetenschappelijk personeelslid richt zijn aanvraag tot bevordering schriftelijk aan de algemeen directeur, die hem een bewijs van ontvangst overhandigt.
   Hij voegt bij zijn aanvraag :
   1° het resultaat van de toepassing van het matrixmodel als bedoeld in artikel 39, § 3;
   2° een curriculum vitae opgesteld overeenkomstig het uniforme model als bedoeld in artikel 43/1;
   3° alle nuttige documenten die de jury in staat kan stellen zijn wetenschappelijke activiteit en zijn prestaties te evalueren.
   § 2. De algemeen directeur controleert of de voorwaarden vastgelegd in artikel 39, § 2, vervuld zijn, alsook of er in een bevorderingsbetrekking is voorzien in het goedgekeurde en geldende personeelsplan.
   Uiterlijk de zestigste dag volgend op de indiening van de aanvraag brengt de algemeen directeur per gemotiveerde brief het wetenschappelijk personeelslid op de hoogte van de ontvankelijkheid van zijn aanvraag als hij niet voldoet aan de in het eerste lid toegelichte voorwaarden.
   De aanvraag van het wetenschappelijk personeelslid van wie uit de toepassing van het matrixmodel op zijn situatie blijkt dat niet aan de minimale wetenschappelijke voorwaarden is voldaan, kan bij wijze van afwijking een bevorderingsaanvraag indienen overeenkomstig § 1. Die aanvraag wordt als ontvankelijk beschouwd voor zover dat :
   1° de toepassing van het matrixmodel op zijn situatie minstens 50 % bedraagt van het gewoonlijk vereiste totaal;
   2° het personeelslid in zijn aanvraag specifiek de redenen wettigt waarom hij van oordeel is dat gunstig gevolg kan worden gegeven aan zijn aanvraag;
   3° hij aan alle andere voorwaarden voldoet.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-06-12/12, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 22-06-2012>

Art.41.[1 § 1. De algemeen directeur legt de jury elke ontvankelijke bevorderingsaanvraag voor.
   § 2. De jury voert een diepgaand kwalitatief onderzoek uit naar de wetenschappelijke activiteit, de prestaties en de resultaten van het wetenschappelijk personeelslid.
   De evaluatiecriteria houden ten minste rekening met :
   1° de kwaliteit en de hoeveelheid van het werk, de diensten of verwezenlijkingen;
   2° de kwaliteit van het gehele werk van het wetenschappelijk personeelslid;
   3° de manier waarop hij zich integreert in de instelling en meer bepaald in de dienst waar hij is aangesteld;
   4° zijn bijdrage tot de instelling alsook de mate waarin hij voor de instelling relevante ervaring of deskundigheid heeft ontwikkeld;
   5° de opleidingen die hij heeft gevolgd met het oog op de ontwikkeling van zijn kennis of deskundigheid.
   De jury houdt bij de evaluatie rekening met de functie, de taken en de doelstellingen die werden toevertrouwd aan het personeelslid, alsook met zijn anciënniteit en zijn voorgaande ervaring.
   Zij voert die evaluatie uit op basis van met name de gemotiveerde aanvraag van het wetenschappelijk personeelslid, zijn curriculum vitae, zijn individuele dossier en een hoorzitting met hem.
   De jury mag ook elke persoon horen die geacht wordt meer details te kunnen leveren over de verdiensten van het wetenschappelijk personeelslid. Het wetenschappelijk personeelslid wordt op de hoogte gebracht van die hoorzittingen.
   § 3. De jury moet haar gemotiveerd advies uitbrenen binnen zes maanden na de aanhangigmaking overeenkomstig § 1.
   De jury kan ter indicatie kwalitatieve of kwantitatieve doelstellingen of criteria bepalen, die in het advies worden vermeld, met het oog op de volgende evaluatie van het wetenschappelijk personeelslid die zij zal moeten uitvoeren na een aanvraag tot bevordering. Zij maakt er melding van in haar advies.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-06-12/12, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 22-06-2012>

Art.42.[1 Het wetenschappelijk personeelslid dat oordeelt dat hij de voorwaarden vervult om een bevordering aan te vragen tot een andere klasse dan die onmiddellijk boven de zijne, kan in zijn aanvraag aan de algemeen directeur overeenkomstig artikel 40 tegelijk solliciteren naar zijn bevordering in de klasse onmiddellijk boven de zijne en de daaropvolgende klasse. Voor beide klassen motiveert hij zijn aanvraag afzonderlijk.
   Hij mag een dergelijke aanvraag pas indienen als geen enkele van de evaluaties overeenkomstig hoofdstuk IV de vermelding " onvoldoende " draagt.
   Met een gemotiveerd gunstig advies van de jury kan het wetenschappelijk personeelslid door Ons worden bevorderd, hetzij in de klasse onmiddellijk boven de zijne, hetzij onmiddellijk in de tweede aangevraagde klasse. In het laatste geval moet het advies van de jury vaststellen dat alle specifieke voorwaarden voor de bevordering naar de twee aangevraagde klassen worden vervuld door het betrokken personeelslid.
   Voor het overige gelden de bepalingen van die afdeling voor die aanvraag.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-06-12/12, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 22-06-2012>

Art.43.[1 § 1. De algemeen directeur bezorgt de aanvraag van het wetenschappelijk personeelslid aan de minister samen met het gemotiveerde gunstige advies van de jury, die werd geraadpleegd overeenkomstig artikel 41.
   § 2. Elke bevordering toegekend aan een wetenschappelijk personeelslid heeft uitwerking met terugwerkende kracht vanaf de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag ontvankelijk werd verklaard door de algemeen directeur.
   § 3. Een wetenschappelijk personeelslid mag pas een nieuwe aanvraag voor bevordering indienen vanaf de dag waarop hem de evaluatie wordt toegekend, overeenkomstig hoofdstuk IV, die volgt op hetzij het verkrijgen van de voorgaande bevordering, hetzij op het ongunstige advies van de jury op zijn voorgaande aanvraag.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-06-12/12, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 22-06-2012>

Art. 43/1. [1 § 1. De minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort legt de algemene principes vast die de evaluatie van de wetenschappelijke personeelsleden door de jury regelen, conform de bepalingen van deze afdeling. Hij legt er de praktische regeling van vast en met name de modellen van de hiervoor vereiste documenten.
   § 2. Na akkoordbevinding van de minister die bevoegd is voor Ambtenarenzaken, bepaalt de minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort :
   1° het matrixmodel als bedoeld in artikel 39, § 3, met inbegrip van :
   a) de algemene principes ervan;
   b) de meetgebieden en de weging ervan;
   c) de differentiatie per activiteitengroep;
   d) de referentieperiode en de referentieoutput;
   e) het verrekeningssysteem;
   2° het uniforme curriculum vitae-model.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2012-06-12/12, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 22-06-2012>

Afdeling 2. - Verandering van activiteitengroep.
Art.44. Elk bevestigd wetenschappelijk personeelslid kan, op zijn verzoek of op initiatief van de algemeen directeur, en mits gemotiveerd gunstig advies van de jury, worden aangesteld door de Minister in een functie van dezelfde klasse als de zijne in een andere activiteitengroep dan die waartoe hij behoort.

Art.45. Een wetenschappelijk personeelslid mag overeenkomstig artikel 44 alleen worden aangesteld in een andere activiteitengroep op voorwaarde dat :
  1° de voorgenomen verandering beantwoordt aan een functionele behoefte van de instelling en/of de evolutie van de wetenschappelijke activiteit van het betrokken personeelslid overeenkomstig zijn persoonlijke functiefiche;
  2° het personeelslid voldoet aan alle voorwaarden vastgelegd in het huidige statuut voor toegang tot een functie van dezelfde klasse als de zijne in de beoogde activiteitengroep.

Art.46. § 1. Het wetenschappelijk personeelslid richt zijn verzoek tot verandering van activiteitengroep schriftelijk aan de algemeen directeur die het binnen de maand ter kennis brengt van de jury. De algemeen directeur stuurt zijn schriftelijk verzoek tegelijkertijd aan de jury en aan het betrokken wetenschappelijk personeelslid. Ieder verzoek wordt gemotiveerd.
  De voorzitter van de jury brengt het betrokken wetenschappelijk personeelslid op de hoogte van de datum waarop de jury het in het vorige lid bedoelde verzoek zal onderzoeken. Deze kennisgeving vermeldt dat het wetenschappelijk personeelslid door de jury kan worden gehoord indien het hier schriftelijk vóór de datum van de vergadering om verzoekt.
  Als zij het nodig acht, kan zij het betrokken wetenschappelijk personeelslid op eigen initiatief uitnodigen.
  Zij kan bovendien de hiërarchische overste van het betrokken wetenschappelijk personeelslid en/of de hiërarchische overste in de beoogde activiteitengroep horen.
  § 2. De jury geeft een gemotiveerd advies over de voorgenomen verandering. Zij waakt erover dat wordt voldaan aan de voorwaarden vastgelegd in artikel 45.
  § 3. De aanvraag voor de verandering van activiteitengroep en het gemotiveerde gunstige advies van de jury worden binnen een maand na vaststelling van voornoemd advies door de algemeen directeur overgemaakt aan de Minister.

Art.47. Het wetenschappelijk personeelslid dat van activiteitengroep verandert, behoudt zijn verworven anciënniteit en blijft in zijn weddenschaal.
  Een nieuwe persoonlijke functiefiche wordt opgesteld overeenkomstig artikel 35 van onderhavig besluit.

HOOFDSTUK Vbis. - [1 Specifieke functies van hoofd van een wetenschappelijke dienst en van hoofd van een wetenschappelijk programma]1   ----------   (1)
Afdeling 1. - [1 Algemene bepalingen]1   ----------   (1)
Art. 47/1. [1 Om tegemoet te komen aan de wetenschappelijke behoeften van de instelling, kan de directieraad in het kader van een mandaat bevestigde wetenschappelijke personeelsleden van de instelling aanwijzen als " hoofd van een wetenschappelijke dienst " of " hoofd van een wetenschappelijk programma ".    Onverminderd de bepalingen van dit hoofdstuk, blijven de andere bepalingen van dit besluit van toepassing op de aldus aangewezen wetenschappelijke personeelsleden.]1   ----------   (1)
Art. 47/2. [1 § 1. Het hoofd van een wetenschappelijke dienst leidt en coördineert vanuit wetenschappelijk en administratief oogpunt diverse permanente wetenschappelijke activiteiten van de instelling die bij beslissing van de directieraad in een wetenschappelijke dienst zijn gegroepeerd.    De dienst wordt verbonden aan de algemene directie of aan een operationele directie. Het hoofd van een wetenschappelijke dienst wordt onder het gezag geplaatst van de betrokken algemeen directeur of van de betrokken operationeel directeur.    § 2. Het hoofd van een wetenschappelijk programma leidt en coördineert vanuit wetenschappelijk en administratief oogpunt een door de directieraad vastgesteld en opgezet wetenschappelijk activiteiten-programma. Onder wetenschappelijk activiteiten-programma moet worden verstaan een of meerdere wetenschappelijke activiteiten in de zin van het huidige statuut die geen permanent karakter hebben.    De directieraad legt het programma en inzonderheid de erin te halen doelstellingen vast. Hij wijst de personeelsleden aan die meewerken aan het programma en bepaalt in hoever zij eraan deelnemen.    Het programma wordt in hoofdzaak verbonden aan de algemene directie of aan een operationele directie. Het hoofd van een wetenschappelijk programma wordt onder het gezag geplaatst van de algemeen directeur of van de betrokken operationeel directeur.    § 3. De directieraad stelt een ontwerp van functioneel organogram van de instelling op met daarin de overeenkomstig § 1 opgerichte wetenschappelijke diensten en de overeenkomstig § 2 vastgestelde wetenschappelijke programma's. Hij voegt er alle gegevens aan toe betreffende de opdrachten, nagestreefde doelstellingen, beoogde resultaten, toegewezen middelen en praktische werkingsregelingen van die diensten en programma's, alsook het functieprofiel van de aan te wijzen titularis om de leiding ervan te verzorgen.    De algemeen directeur legt dat ontwerp en zijn bijlagen voor aan het advies van de wetenschappelijke raad tijdens de volgende vergadering ervan. Hij deelt het advies mee aan de directieraad die, na er kennis te hebben van genomen, het definitieve functionele organogram en zijn bijlagen vastlegt.    Het functionele organogram en de bijlagen ervan worden ter kennis gebracht van de leden van het personeel van de instelling. De algemeen directeur bezorgt er binnen dertig dagen een kopie van aan de voorzitter.    Het wordt telkens als dat nodig is volgens dezelfde procedure gewijzigd.]1   ----------   (1)
Art. 47/3. [1 De persoonlijke functiefiche van het wetenschappelijk personeelslid aangewezen als hoofd van een wetenschappelijke dienst of hoofd van een wetenschappelijk programma wordt aangepast overeenkomstig de taken en verantwoordelijkheden die hem in het kader van dit hoofdstuk worden toevertrouwd.    Voor de duur van het toegewezen mandaat, is de meerdere als bedoeld in artikel 36, § 1, de algemeen directeur of de operationeel directeur als bedoeld naargelang het geval in artikel 47/2, § 1 of § 2.]1   ----------   (1)
Art. 47/4. [1 Een wetenschappelijk personeelslid kan niet terzelfder tijd worden aangewezen in meer dan een van de in dit hoofdstuk bedoelde functies.]1   ----------   (1)
Art. 47/5. [1 Tijdens de duur van het mandaat dat hem is toegewezen, ontvangt het betrokken wetenschappelijk personeelslid een premie waarvan het bedrag en de voorwaarden door Ons worden vastgelegd.]1   ----------   (1)
Afdeling 2. - [1 Selectie en aanwijzing]1   ----------   (1)
Art. 47/6. [1 § 1. Wanneer de algemeen directeur een functie van hoofd van een wetenschappelijke dienst of hoofd van een wetenschappelijk programma vacant verklaart, lanceert hij een oproep tot kandidaten.
   Daartoe deelt hij alle wetenschappelijke personeelsleden van zijn instelling een dienstnota mee waarin staat wat volgt :
   1° de vacante functie,
   2° een beschrijving van de opdrachten, nagestreefde doelstellingen, beoogde resultaten en praktische regels voor de werking van de dienst of van het betrokken programma,
   3° het functieprofiel,
   4° de duur van het mandaat,
   5° de termijn en de presentatievorm van de kandidaatstellingen, alsook in voorkomend geval de voor te leggen stukken,
   6° alle nuttige informatie over de selectie en inzonderheid een uittreksel uit het huishoudelijk reglement als bedoeld in § 2.
   § 2. De selectie wordt uitgevoerd door de directieraad.
   De praktische regels ervan worden vastgelegd in het huishoudelijk reglement van de raad.
   § 3. De beslissing van de directieraad wordt intern of per brief aan de kandidaten meegedeeld. Daartegen kan in geen geval beroep worden aangetekend.
   De gekozen kandidaat wordt aangewezen als hoofd van een wetenschappelijke dienst of hoofd van een wetenschappelijk programma te rekenen vanaf de eerste dag van de door de directieraad vastgelegde maand en ten vroegste de eerste dag van de maand die volgt op de bekendmaking van de beslissing.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2012-06-12/12, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 22-06-2012>

Afdeling 3. - [1 Duur en einde van het mandaat]1   ----------   (1)
Art. 47/7.[1 De directieraad legt de duur van het mandaat vast op maximum zes jaar. Zo er geen specifieke termijn is, wordt het mandaat toegekend voor een duur van zes jaar.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2012-06-12/12, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 22-06-2012>

Art. 47/8. [1 § 1. Het mandaat loopt van rechtswege af :
   1° na afloop van de duur als bedoeld in het vorige artikel,
   2° als de vermelding " onvoldoende " wordt toegekend bij de evaluatie als bedoeld in artikel 36, § 1,
   3° als de titularis van de functie de hoedanigheid van wetenschappelijk personeelslid verliest.
   § 2. Bij beslissing van de directieraad kan voortijdig een einde worden gemaakt aan het mandaat :
   1° als uit het activiteitenverslag als bedoeld in artikel 47/9 blijkt dat de titularis van de functie geen voldoening schenkt voor de opdracht waarvoor hij werd aangewezen of als voornoemd verslag niet binnen de vereiste termijn werd ingediend. Het personeelslid moet voorafgaandelijk worden gehoord;
   2° in geval van wijziging in het functionele organogram waarbij de dienst of het programma geschrapt wordt, of de opdrachten of de hoofddoelstellingen van voornoemde dienst of programma geherdefinieerd worden.
   § 3. De titularis van de functie kan eruit ontslag nemen met een opzegging gericht aan de algemeen directeur bij een ter post aangetekende brief. De opzegging duurt één maand en loopt vanaf de eerste dag van de maand die volgt op het versturen van voornoemde brief.
   Met ontslag wordt gelijkgesteld elke door de titularis van de functie ingediende verlofaanvraag die een vermindering van de werktijd impliceert vergeleken bij het stelsel dat van toepassing was op het betrokken personeelslid bij zijn aanwijzing als hoofd van een wetenschappelijke dienst of hoofd van een wetenschappelijk programma, met uitzondering van het moederschapsverlof, het adoptieverlof en het verlof voor loopbaanonderbreking om palliatieve zorg te verlenen. In voorkomend geval is de in dat lid bedoelde aanvraag die welke door de bevoegde overheid werd goedgekeurd, zo dergelijk akkoord vereist is.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2012-06-12/12, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 22-06-2012>

Afdeling 4. -[1 Verplichtingen van de titularis van de functie]1   ----------   (1)
Art. 47/9. [1 De titularis van een functie van hoofd van een wetenschappelijke dienst of van hoofd van een wetenschappelijk programma stelt de directieraad een jaarlijks activiteitenverslag ter hand, voor de eerste maal de 10e maand die volgt op zijn infunctietreding en vervolgens elk jaar in dezelfde maand.
   De raad analyseert het verslag en deelt de titularis van de functie elke opmerking of richtlijn mee die hij nuttig acht voor de voortzetting van zijn mandaat.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2012-06-12/12, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 22-06-2012>

HOOFDSTUK VI. - Verlof voor een opdracht van wetenschappelijk belang.
Art.48. § 1. De bevestigde wetenschappelijke personeelsleden kunnen verlof krijgen voor de uitvoering van een opdracht van wetenschappelijk belang bij :
  - een instelling, een organisme, een inrichting of een dienst van de Staat - uitgezonderd hun oorspronkelijke instelling -, van een Gemeenschap, van een Gewest, van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, van één van de Gemeenschapscommissies van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, van een internationale instelling of een organisme erkend door één van de voornoemde overheden of een vreemde Staat die gebonden is aan de Staat of aan één van de Gemeenschappen door een cultureel akkoord, van een provincie of van een gemeente;
  - van een Belgische universiteit of van een daarmee gelijkgestelde instelling door één van de Gemeenschappen;
  - van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen of van het " Fonds national de la Recherche scientifique ";
  - van elke dienst of openbare instelling die hierboven niet is genoemd en die wetenschappelijke activiteiten uitvoert in de zin van onderhavig besluit of dergelijke activiteiten financiert, mits gemotiveerd gunstig advies van de jury.
  § 2. Het wetenschappelijk personeelslid richt zijn verzoek tot de algemeen directeur. Hij verantwoordt het belang van de overwogen opdracht voor de instelling.
  Het verlof wordt toegestaan door de Minister mits gunstig advies van de algemeen directeur.
  § 3. Als de opdracht hem in rechte of in feite verhindert om de functie die hem is toevertrouwd te vervullen, wordt het verlof bedoeld in § 1 toegekend aan het wetenschappelijk personeelslid door de Minister op voorstel van de algemeen directeur van de instelling waaronder dit wetenschappelijk personeelslid ressorteert.
  Dit verlof wordt toegekend voor een maximale termijn van twee jaar. Het kan worden verlengd met periodes die elk niet langer mogen duren dan twee jaar. Elke verlofperiode moet echter worden gevolgd door een dienstherneming. In totaal mag het verlof voor opdrachten van wetenschappelijk belang toegekend aan een wetenschappelijk personeelslid niet langer duren dan zes jaar.
  § 4. Het wetenschappelijk personeelslid dat langer afwezig is dan de periode waarvoor hij verlof heeft gekregen, wordt beschouwd als ontslagnemend.
  § 5. Zolang de opdracht duurt, krijgt het wetenschappelijk personeelslid van zijn oorspronkelijke instelling geen wedde, toelage of vergoeding van welke aard dan ook. Voor het overige is de duur van de opdracht gelijkgesteld met een periode van actieve dienst.
  § 6. Voor de duur van het verlof kan de algemeen directeur in zijn instelling ter vervanging een contractueel wetenschappelijk personeelslid aanstellen in een klasse gelijk aan of lager dan die van het wetenschappelijk personeelslid met verlof en die voldoet aan de voorwaarden voorzien door onderhavig besluit voor de toegang tot deze klasse.
  § 7. Het wetenschappelijk personeelslid met verlof voor een opdracht van wetenschappelijk belang behoudt het voordeel van zijn laatste evaluatie overeenkomstig hoofdstuk IV. Op zijn verzoek kan een evaluatie gebeuren voor zijn vertrek in opdracht.

HOOFDSTUK VII. - Wedertewerkstelling en overplaatsing.
Art.49. § 1. Elk wetenschappelijk personeelslid, wiens betrekking wordt ontnomen als gevolg van een schrapping van betrekkingen of na beëindiging van de termijn toegekend voor een reglementair toegestane afwezigheid, wordt door de Minister(s) waaronder hij ressorteert, op voorstel van de jury van de instelling waartoe hij behoort, belast met de taken overeenkomstig zijn activiteitengroep, zijn klasse en titel alsook de beroepskwalificatie, in afwachting van zijn wedertewerkstelling of overplaatsing.
  Als echter het verlies van de betrekking het gevolg is van een fusie of van een hergroepering van instellingen of van een overdracht van bevoegdheden en toewijzingen, wordt het voorstel gedaan door de jury bevoegde na deze verrichtingen.
  In geval van afschaffing van een instelling, wordt het wetenschappelijk personeelslid, door de Minister(s) waaronder hij ressorteert, belast met taken in een andere instelling afhankelijk van dezelfde Minister(s), onder de voorwaarden bepaald in het eerste lid, maar na advies van de jury van de instelling waar zijn aanstelling wordt overwogen. Dit advies wordt aan de betrokken Minister(s) voorgelegd.
  § 2. Het wetenschappelijk personeelslid dat gebezigd wordt overeenkomstig § 1 wordt prioritair weder te werk gesteld in een vacante betrekking die enerzijds overeenstemt met zijn titels en vaardigheden en anderzijds met zijn klasse en titel.
  De wedertewerkstelling geschiedt in de instelling waartoe het wetenschappelijk personeelslid behoort, en als dit niet mogelijk is, in een andere instelling.
  De wedertewerkstelling wordt uitgevoerd door de bevoegde Minister(s), na advies van de jury van de instelling waar er een vacante betrekking is.
  Het wetenschappelijk personeelslid dat weder te werk gesteld wordt behoudt zijn verworven anciënniteit, klasse en titel, en zijn plaats op de betreffende weddeschaal.

Art.50. Elk wetenschappelijk personeelslid dat door het Bestuur van de Medische Expertise (Medex) ongeschikt wordt verklaard voor de beklede betrekking, kan door deze dienst geschikt worden verklaard om een andere betrekking te bekleden in een federale wetenschappelijke instelling.
  In dit geval gelden de bepalingen van artikel 49.

Art.51. Elk wetenschappelijk personeelslid mag zijn overplaatsing aanvragen van de ene instelling naar een andere onder de volgende voorwaarden :
  1° de Minister moet vooraf zijn goedkeuring hebben gegeven om een beroep te kunnen doen op de overplaatsingsprocedure;
  2° er moet een betrekking vacant verklaard zijn onder de voorwaarden vastgelegd in artikel 10. Het bericht over de vacante betrekking geeft aan dat deze uitsluitend door overplaatsing zal worden ingevuld;
  3° de kandidaat moet ingedeeld zijn in de geschikte klasse voor de in te vullen betrekking en voldoen aan de bijzondere voorwaarden vastgelegd in artikel 8;
  4° de kandidaat moet een gemotiveerd gunstig advies hebben gekregen van de jury van de instelling waar de betrekking ingevuld moet worden.
  De overplaatsing wordt door Ons uitgevoerd op voorstel van de Minister. Het wetenschappelijk personeelslid moet op zijn post zijn op de eerste dag van de tweede maand na de maand waarin hem de overplaatsing werd meegedeeld. Als deze voorgeschreven termijn niet wordt nageleefd, wordt de overplaatsingsprocedure als afgesloten beschouwd. Het wetenschappelijk personeelslid kan in dat geval onderworpen worden aan de bepalingen van toepassing voor het verlaten van zijn post.
  Het overgeplaatst wetenschappelijk personeelslid behoudt zijn wetenschappelijke anciënniteit verworven in de instelling waar hij vandaan komt overeenkomstig artikel 7 van onderhavig besluit, alsook zijn weddenschaal.

HOOFDSTUK VIII. - Bepalingen van bepaalde andere besluiten van toepassing op het wetenschappelijk personeel.
Art.52.§ 1. Onverminderd de bepalingen van onderhavig statuut, zijn de wetenschappelijke personeelsleden waarop deze van toepassing zijn, onderworpen aan de voorschriften die gelden voor het rijkspersoneel wat betreft :
  - de controle van de lichamelijke geschiktheid;
  - [1 de rechten, de plichten, de belangenconflicten en de cumulaties; ]1
  - de administratieve standen;
  - de verloven en afwezigheden, behalve het verlof voor een opdracht van algemeen belang;
  - [2 de bevordering van de gelijkheid van de geslachten;]2
  - de schorsing in het belang van de dienst;
  - de tuchtregeling;
  - de toelagen, vergoedingen en premies van interdepartementele aard [1 met uitzondering van de premie voor competentieontwikkeling]1;
  - de ambtsneerlegging.
  § 2. Voor de toepassing van de bepalingen bedoeld in § 1, wordt respectievelijk verstaan onder :
  - " Minister ", de bevoegde Minister;
  - " voorzitter van het directiecomité ", de houder van een managementfunctie N-1 in de instelling;
  - " directiecomité ", de directieraad van de instelling;
  - " personeelslid ", het wetenschappelijk personeelslid, ongeacht of hij al dan niet houder is van een leidinggevende functie.
  [1 - " dienstanciënniteit voor de bepalingen die betrekking hebben op de berekening van het ziekteverlof ", de wetenschappelijke anciënniteit als bedoeld in artikel 7 van dit besluit.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-06-12/12, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 01-05-2008>
  (2)<KB 2015-05-13/15, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.53.§ 1. De Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort stelt een interdepartementele raad van beroep in die bevoegdheid heeft over de wetenschappelijke personeelsleden.
  Deze oefent de opdrachten uit die door de in artikel 52 vermelde bepalingen zijn toegewezen aan de interdepartementele kamer van beroep.
  Bovendien spreekt deze zich uit over de beroepen ingediend overeenkomstig artikel 37 van onderhavig besluit.
  § 2. De raad van beroep omvat evenveel afdelingen als er taalrollen zijn onder de personeelsleden die zouden kunnen vragen om erdoor te worden gehoord.
  De raad van beroep bestaat uit :
  a) de twee voorzitters, magistraten, door Ons benoemd; de Franstalige voorzitter zit de Franstalige afdeling voor, de Nederlandstalige voorzitter zit de Nederlandstalige afdeling voor;
  b) assessoren, per afdeling gekozen onder de leden van het wetenschappelijk personeel van de instellingen, die minstens 35 jaar oud zijn en zes jaar goede dienst kunnen voorleggen; bij gebrek aan personeelsleden die zes jaar goede dienst kunnen voorleggen, mag er afgeweken worden van deze voorwaarde. De helft van de assessoren wordt door de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort aangewezen onder de personeelsleden bedoeld in onderhavig statuut en de andere helft door de representatieve vakorganisaties in de zin van artikel 7 van de wet van 19 december 1974 die de relaties organiseert tussen de overheid en de vakbonden van ambtenaren van deze overheid, [1 en wel minstens één assessor per organisatie]1 in Nederlandstalige en Franstalige afdelingen en één assessor per organisatie in de Duitstalige afdeling;
  c) per afdeling, een griffier-rapporteur aangewezen door de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort; deze heeft geen stemrecht;
  d) plaatsvervangers, met name drie voorzitters, minstens twee griffiers-rapporteurs en de assessoren; ze worden aangewezen volgens de procedure voorzien voor de benoeming van werkende leden. Twee van de plaatsvervangende voorzitters vervangen onderscheidenlijk de Nederlandstalige voorzitter van de Nederlandstalige afdeling en de Franstalige voorzitter van de Franstalige afdeling.
  De derde plaatsvervangende voorzitter moet ook beschikken over kennis van het Duits naast het Frans of het Nederlands. Hij neemt het voorzitterschap waar van de afdeling die een advies moet uitbrengen over beroepen ingediend door wetenschappelijke personeelsleden van het Duitse taalstelsel.
  § 3. In elke zaak worden een personeelslid en een plaatsvervanger aangewezen door de Minister bevoegd voor de wetenschappelijke instelling om het betwiste voorstel te verdedigen. Dit personeelslid mag niet aanwezig zijn bij de beraadslaging. In het advies moet worden vermeld of dit verbod werd nageleefd.
  De werkende of plaatsvervangende assessoren die zetelen bij het onderzoek van een zaak moeten behoren tot hetzelfde niveau als de aanvrager of tot een hoger niveau.
  ----------
  (1)<KB 2012-06-12/12, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 01-05-2008>

TITEL III. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art.54. § 1. De personeelsleden van een instelling die geen titularis zijn van een leidinggevende functie en die, op de inwerkingtreding van dit besluit, onderworpen waren aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 21 april 1965 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel der wetenschappelijke instellingen van de Staat, in de hoedanigheid van wetenschappelijke personeelsleden die geen titularis zijn van een leidinggevende functie, worden door de Minister ingedeeld in één van twee activiteitengroepen bedoeld in artikel 6, § 1, van dit besluit volgens de procedure bedoeld in § 2.
  Ze verkrijgen de klasse en de weddenschaal die overeenstemt met hun persoonlijke toestand overeenkomstig de conversietabel gevoegd als bijlage 1 bij dit besluit; ze behouden evenwel het voordeel van hun weddenschaal indien die voor hen gunstiger is. Ze behouden hun verworven wetenschappelijke anciënniteit.
  § 2. De algemeen directeur van de instelling legt elk wetenschappelijk personeelslid bedoeld in § 1 een gemotiveerd voorstel voor betreffende zijn indeling.
  De directieraad van de instelling beslist bij eventuele onenigheid.
  De algemeen directeur legt aan de Minister de definitieve lijst voor van de indeling van de wetenschappelijke personeelsleden in de ene of de andere van de twee activiteitengroepen.
  § 3. Voor elk wetenschappelijk personeelslid dat in een activiteitengroep wordt ingedeeld door de Minister wordt een persoonlijke functiefiche opgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 35.
  § 4. In afwijking van artikel 33, eerste lid, wordt de eerste evaluatie toegekend aan de wetenschappelijke personeelsleden bedoeld onder § 1 tijdens het tweede jaar na hun indeling in een activiteitengroep, ten laatste op de laatste dag van de maand die overeenstemt met die van hun bevestiging als wetenschappelijk personeelslid overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 21 april 1965 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel der wetenschappelijke instellingen van de Staat.

Art.55.§ 1. De personeelsleden van een instelling die, op de inwerkingtreding van dit besluit, onderworpen waren aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 21 april 1965 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel der wetenschappelijke instellingen van de Staat, in de hoedanigheid van wetenschappelijke personeelsleden met een mandaat, worden door de Minister ingedeeld in één van twee activiteitengroepen bedoeld in artikel 6, § 1, van dit besluit. Voor hen gelden de bepalingen in §§ 1 tot 3 van artikel 54.
  § 2. [1 De personeelsleden als bedoeld in § 1 kunnen door Ons ten vroegste bevestigd worden in de 24e maand na de begindatum van het eerste mandaat dat hun werd toevertrouwd, na een gunstig en gemotiveerd advies van de jury. Het advies van de jury moet in elk geval uiterlijk worden uitgesproken in de 24e maand na de inwerkingtreding van dit besluit.
   Het betrokken personeelslid en zijn hiërarchisch meerdere bepalen in gemeen overleg in welke maand de vergadering moet plaatsvinden van de jury die over eerstgenoemde moet beraadslagen. Bij onenigheid beslist de algemeen directeur.
   De bevestiging loopt met terugwerkende kracht vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de vastgelegde datum voor de beraadslaging van de jury overeenkomstig het voorgaande lid, voor zover het betrokken personeelslid op de vastgelegde datum voldoet aan alle vereiste verplichtingen.
   Tijdens de beraadslaging spreekt de jury zich ook uit over de duur van de wetenschappelijke activiteit vóór de indienstneming van de betrokkene als wetenschappelijk personeelslid met een mandaat die in aanmerking zou kunnen worden genomen voor de berekening van de wetenschappelijke anciënniteit, overeenkomstig artikel 7, § 2, 2° en 3°.]1
  [1 § 2bis. In afwijking van artikel 30 van dit besluit kunnen de personeelsleden die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van de titel van doctor en die minstens vier jaar wetenschappelijke anciënniteit hebben, rechtstreeks worden bevestigd in klasse SW2 van de loopbaan van het wetenschappelijke personeel, na een gunstig en gemotiveerd advies van de jury. Zij dragen de titel van werkleider en krijgen de aan die titel verbonden weddeschaal.]1
  § 3. Bij het opstellen van de persoonlijke functiefiche bedoeld in artikel 35, bepalen de algemeen directeur en de hiërarchische overste het werk, de prestaties en doelstellingen die specifiek worden verwacht van het betrokken personeelslid met het oog op de evaluatie door de jury.
  Met uitzondering van de personeelsleden die houder zijn van de titel van doctor, moet het betrokken personeelslid een eindverhandeling schrijven over een onderwerp dat wordt vastgelegd in onderling overleg bij de opstelling van de functiefiche. Deze memorie moet verband houden met de functie van het betrokken personeelslid.
  De algemeen directeur waakt erover dat deze vereisten verenigbaar zijn met de duur van het mandaat die rest rekening gehouden met § 2, tweede lid, en met de uitvoering van de taken die aan het personeelslid waren toevertrouwd vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
  Het betrokken personeelslid stelt op zijn minst een verslag op van zijn activiteiten, ten laatste een maand vóór de datum waarop de jury over zijn geval zal beraadslagen.
  De hiërarchische overste stelt binnen dezelfde termijn ook een verslag op over de activiteiten van het betrokken personeelslid. Hij deelt dit mee aan het personeelslid, dat er eventueel zijn opmerkingen aan toevoegt.
  De verslagen worden voorgelegd aan de algemeen directeur die ze klasseert in het persoonlijke dossier van het personeelslid.
  De bepalingen in afdelingen 4 en 6 van hoofdstuk III van titel II van dit besluit zijn van toepassing voor het overige.
  ----------
  (1)<KB 2012-06-12/12, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-05-2008>

Art.56.§ 1. [1 De wetenschappelijke personeelsleden die titularis zijn van een leidinggevende functie van trap II of trap III en die op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit onderworpen waren aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 21 april 1965 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel der wetenschappelijke instellingen van de Staat, worden door de minister ingedeeld in een van de twee activiteitengroepen als bedoeld in artikel 6, § 1, van dit besluit, volgens de procedure als bedoeld in § 2.]1
  Ze verkrijgen de klasse en de weddenschaal die overeenstemmen met hun persoonlijke toestand overeenkomstig de conversietabel gevoegd als bijlage 2 bij dit besluit; ze behouden evenwel het voordeel van hun weddenschaal indien die voor hen gunstiger is. Ze behouden hun verworven wetenschappelijke anciënniteit.
  § 2. De algemeen directeur van de instelling legt elk wetenschappelijk personeelslid bedoeld in § 1 een gemotiveerd voorstel voor betreffende zijn indeling.
  De jury, die zetelt met uitsluiting van de leden als bedoeld in artikel 4, § 1, 4°, van dit besluit, beslist bij eventuele onenigheid.
  De algemeen directeur legt aan de Minister de definitieve lijst voor van de indeling van deze wetenschappelijke personeelsleden in de ene of de andere van de twee activiteitengroepen.
  § 3. Voor elk wetenschappelijk personeelslid dat door de Minister in een activiteitengroep wordt ingedeeld, wordt een persoonlijke functiefiche opgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 35.
  § 4. In afwijking van artikel 33, eerste lid, wordt de eerste evaluatie toegekend aan de wetenschappelijke personeelsleden bedoeld onder § 1 tijdens het tweede jaar na hun indeling in een activiteitengroep, ten laatste op de laatste dag van de maand die overeenstemt met die van hun benoeming [1 in de hoedanigheid van titularis van een leidinggevende functie van trap II of trap III]1 overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 21 april 1965 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel der wetenschappelijke instellingen van de Staat.
  ----------
  (1)<KB 2012-06-12/12, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 01-05-2008>

Art.57.§ 1. De volgende graden van de instellingen worden geschrapt :
  - attaché;
  - assistent;
  - eerstaanwezend assistent;
  - werkleider;
  - werkleider-geaggregeerde.
  § 2. [1 De titels die gelinkt zijn aan de leidinggevende functies van trappen III, II en I in de instellingen worden afgeschaft.]1
  § 3. [1 De titularissen van de titels die gelinkt zijn aan de leidinggevende functies van trap I behouden ten persoonlijke titel het recht om hun afgeschafte titel te blijven dragen. Hun administratieve en geldelijke situatie wordt door Ons vastgelegd. ]1
  § 4. [1 De titularissen van de titels die gelinkt zijn aan de leidinggevende functies van trappen III en II behouden ten persoonlijke titel het recht om hun geschrapte titel te blijven dragen. Zij]1 behouden het voordeel van hun bevoegdheden die waren verbonden aan de leidinggevende functie waarmee zij waren bekleed tot de datum die voor elke instelling wordt vastgelegd door de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort, in voorkomend geval op voorstel van de Minister die bevoegd is voor de betrokken instelling. Deze datum mag de datum niet overschrijden waarop de titularissen van de functies van operationeel directeurs in de betrokken instelling hun functie opnemen.
  ----------
  (1)<KB 2012-06-12/12, art. 19, 003; Inwerkingtreding : 01-05-2008>

Art.58. De personeelsleden van een instelling die op de datum dat onderhavig besluit in werking treedt, waren onderworpen aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het administratief en technisch personeel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat en die vanwege de aard van hun toewijzingen kunnen worden opgenomen in één van de twee activiteitengroepen bedoeld in artikel 6, § 1, kunnen door Ons worden benoemd in de hoedanigheid van wetenschappelijk personeelslid in één van de twee betreffende activiteitengroepen op voorstel van de Minister bevoegd voor de betrokken instelling en mits gemotiveerd gunstig advies van de jury.
  De jury hoort de personeelsleden bedoeld in het eerste lid.
  Vanaf deze benoeming verwerven de personeelsleden de klasse en weddeschaal overeenkomstig de conversietabel gevoegd als bijlage 3 bij dit besluit; ze behouden evenwel het voordeel van hun weddenschaal indien die voor hen gunstiger is.
  De anciënniteit in de hoedanigheid van rijksambtenaar verworven als klassenanciënniteit wordt beschouwd als wetenschappelijke anciënniteit in de zin van artikel 7 van onderhavig besluit.
  De geldelijke anciënniteit verworven door het betrokken personeelslid wordt beschouwd als anciënniteit in de nieuwe weddeschaal.

Art.59. De procedures voor oppensioenstelling van kracht op de datum van de dag voordat dit besluit van kracht wordt worden voortgezet op basis van de bepalingen van onderhavig besluit.

Art.60.[1 § 1.]1 De procedures voor selectie, werving of bevestiging van kracht op de datum van de dag voordat dit besluit van kracht wordt worden voortgezet op basis van de bepalingen van onderhavig besluit.
  [1 Voor de selectie- en wervingsprocedures als bedoeld in het vorige lid spreekt de jury zich, bij de indiensttreding van het betrokken personeelslid, uit over de duur van de wetenschappelijke activiteit vóór de aanwerving van de betrokkene die in aanmerking zou kunnen worden genomen voor de berekening van de wetenschappelijke anciënniteit, overeenkomstig artikel 7, § 2, 2° en 3°.
   § 2. In afwijking van artikel 30 van dit besluit, kan de kandidaat die als stagiair in dienst is genomen in het kader van een procedure als bedoeld in § 1 en die, bij zijn bevestiging, titularis is van de titel van doctor en minstens vier jaar wetenschappelijke anciënniteit heeft, onmiddellijk worden bevestigd in klasse SW2 van de loopbaan van het wetenschappelijk personeel van de Staat, na een gunstig en gemotiveerd advies van de jury. Hij draagt de titel van werkleider en krijgt de aan die titel verbonden weddeschaal.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-06-12/12, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 01-05-2008>

Art.61. De procedures voor bevordering of overplaatsing van kracht op de datum van de dag voordat dit besluit van kracht wordt blijven geregeld worden door de bepalingen van het voornoemde besluit van 21 april 1965 zoals ze van golden tot deze datum.
  Bij een gunstig resultaat van de procedure, verwerft het bevorderde personeelslid de klasse en weddeschaal vastgelegd overeenkomstig de conversietabel in bijlagen 1 en 2 bij dit besluit.

Art. 61/1. [1 1. In afwijking van artikel 4 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de rijksbesturen en uiterlijk tot de datum van de indiensttreding van de operationeel directeurs, kan de minister hogere functies toekennen op de openstaande betrekkingen van de afgeschafte graden van afdelingshoofd of departementshoofd.
   § 2. Die aanstellingen kunnen slechts worden verleend binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten.
   § 3. Die aanstellingen mogen in geen geval langer dan twee jaar lopen.
   Voor het overige zijn de bepalingen van voornoemd koninklijk besluit van 8 augustus 1983 van toepassing op die aanstellingen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2012-06-12/12, art. 21, 003; Inwerkingtreding : 22-06-2012>

Art.62. Het koninklijk besluit van 21 april 1965 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel der wetenschappelijke instellingen van de Staat, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 13 februari 1969, 3 juni 1975, 3 mei 1976, 12 augustus 1981, nr. 121 van 30 december 1982 (gewijzigd door de wet van 20 juli 1990), 10 december 1987, 18 februari 1988, 19 november 1991, 3 februari 1994, 30 mei 1994, 4 februari 1998, 19 april 1999, 9 juni 1999, 22 januari 2003 en 5 juni 2004, wordt opgeheven.

Art.63. § 1. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
  § 2. In afwijking van § 1, hebben artikel 6, § 3, artikel 54, § 1, lid 2, artikel 55, § 1, laatste zin en artikel 56, § 1, lid 2, uitwerking met ingang van 1 december 2006.

Art.64. Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N1.Bijlage 1.



<td colspan="6" valign="top">[<font color="red">1</font> Conversietabel/Tableau de conversion<td colspan="6" valign="top">(<font color="red">1</font>)<KB <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2012061212" target="_blank">2012-06-12/12</a>, art. 22, 003; Inwerkingtreding : 22-06-2012>
Rang/Rang
  Graad/Grade
Weddeschaal
  Echelle de traitement
Klasse/ClasseTitel/TitreWeddeschaal
  Echelle de traitement
AAttaché/Attaché
  (wetenschappelijke anciënniteit/
  ancienneté scientifique
  < 2 jaar/ans)
1921SW1Assistent-stagiair
  /
  Assistant stagiaire
SW10
AAttaché/Attaché1921
  1919
SW1Assistent-stagiair
  /
  Assistant stagiaire
SW11
AAssistent / Assistant
  (wetenschappelijke anciënniteit/
  ancienneté scientifique
  < 2 jaar/ans)
1923SW1Assistent
  /
  Assistant
SW10
AAssistent/Assistant1923
  1920
SW1Assistent/AssistantSW11
AEerstaanwezend assistent/
  Premier assistant
1924SW2Werkleider/
  Chef de travaux
SW21
BWerkleider/
  Chef de travaux
1913SW2Werkleider/
  Chef de travaux
SW21
CGeaggregeerd werkleider/
  Chef de travaux agrégé
1914SW3Eerstaanwezend werkleider/
  Chef de travaux principal
SW31]<font color="red">1</font>


Art. N2.Bijlage 2.



<td colspan="5" valign="top">(<font color="red">1</font>)<KB <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2012061212" target="_blank">2012-06-12/12</a>, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 22-06-2012>
[<font color="red">1</font> Trap/DegréWeddeschaal/
  Echelle de traitement
Klasse/ClasseTitel/TitreWeddeschaal /
  Echelle de traitement
Leidinggevende functie van trap III/
  Fonction dirigeante du degré III
1916SW3Eerstaanwezend werkleider/
  Chef de travaux principal
SW31
Leidinggevende functie van trap II /
  Fonction dirigeante du degré II
1917SW4Onderzoeksleider /
  Maître de recherches
SW41]<font color="red">1</font>


Art. N3.Bijlage 3.



<td colspan="6" valign="top">[<font color="red">1</font> Conversietabel / Tableau de conversion<td colspan="6" valign="top">(<font color="red">1</font>)<KB <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2012061212" target="_blank">2012-06-12/12</a>, art. 24, 003; Inwerkingtreding : 22-06-2012>
Klasse/ClasseGraad/GradeWeddeschaal /
  Echelle de traitement
Klasse/ClasseTitel/TitreWeddeschaal/
  Echelle de traitement
A1Attaché stagiair /
  Attaché stagiaire
  (wetenschappelijke anciënniteit/
  ancienneté scientifique
  < 2 jaar/ans)
A11
  
SW1Assistent-stagiair/ Assistant stagiaireSW10
A1Attaché stagiair/
  Attaché stagiaire
A11SW1Assistent-stagiair /
  Assistant stagiaire
SW11
A1Attaché (ex-adjunct-adviseur) /
  Attaché (ex-conseiller adjoint)
  (wetenschappelijke anciënniteit/
  ancienneté scientifique
  < 2 jaar/ans)
A11SW1Assistent/
  Assistant
SW10
A1Attaché (ex-adjunct-adviseur)/
  Attaché (ex-conseiller adjoint)
A11SW1Assistent/
  Assistant
SW11
A1Attaché (ex-industrieel ingenieur)/
  Attaché (ex-ingénieur industriel) /
  (wetenschappelijke anciënniteit /
  ancienneté scientifique
  < 2 jaar/ans)
A11SW1Assistent/
  Assistant
SW10
A1Attaché (ex-industrieel ingenieur)/ Attaché (ex-ingénieur industriel)A11SW1Assistent /
  Assistant
SW11
A1Attaché (ex-adjunct-adviseur)/
  Attaché (ex-conseiller adjoint)/
  (wetenschappelijke anciënniteit/
  ancienneté scientifique
  < 2 jaar/ans)
12SW1Assistent/
  Assistant
SW10
A1Attaché (ex-adjunct-adviseur)/
  Attaché (ex-conseiller adjoint)
A12SW1Assistent/
  Assistant
SW11
A1Attaché (ex-industrieel ingenieur)/
  Attaché (ex-ingénieur industriel)
  (wetenschappelijke anciënniteit/
  ancienneté scientifique
  < 2 jaar/ans)
A12SW1Assistent/
  Assistant
SW10
A1Attaché (ex-industrieel ingenieur)/
  Attaché (ex-ingénieur industriel)
A12SW1Assistent/
  Assistant
SW11
A2Attaché (ex-adjunct-
  adviseur)/
  Attaché (ex-conseiller adjoint)
A21SW1Assistent/
  Assistant
SW11
A2Attaché (ex-industrieel ingenieur)/
  Attaché (ex-ingénieur industriel)
A21SW1Assistent/
  Assistant
SW11
A3Attaché (ex-informaticus) /
  Attaché
  (ex- informaticien)
A31SW2Werkleider/
  Chef de travaux
SW21
A3Adviseur
  (ex-industrieel ingenieur - directeur) /
  Conseiller
  (ex-ingénieur industriel-directeur)
A31SW2Werkleider/
  Chef de travaux
SW21
A3Attaché (ex-informaticus)/
  Attaché (ex-informaticien)
A33SW3Eerstaanwezend werkleider/
  Chef de travaux principal
SW31]<font color="red">1</font>