Artikels:
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en algemene bepalingen.
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op het wetenschappelijk personeel als bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 25 februari 2008 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen, hierna te noemen " wetenschappelijk personeel ".
Behalve afwijkingen waarin dit besluit voorziet, is het ook van toepassing op het personeel van genoemde instellingen belast met een leidinggevende functie.
Art.2.De wedden van het wetenschappelijk personeel worden vastgesteld in weddeschalen bestaande uit :
- een minimumwedde;
- zogenaamde " weddetrappen " die het resultaat zijn van de tussentijdse verhogingen;
- een maximumwedde.
De wedden en tussentijdse verhogingen worden uitgedrukt in een aantal munteenheden, dat met hun jaarbedrag overeenstemt.
De weddeschalen mogen zich niet over meer dan eenendertig jaar ontwikkelen.
[1 De wetenschappelijke personeelsleden ontvangen de tussentijdse verhogingen op grond van hun geldelijke anciënniteit : de geldelijke anciënniteit kan enkel gewijzigd worden wanneer het wetenschappelijk personeelslid aantoont dat een vergissing werd begaan op het ogenblik van de initiële berekening van zijn geldelijke anciënniteit. In dat geval gebeurt de herberekening op basis van de bepalingen die van toepassing waren op het ogenblik van zijn indiensttreding.]1
----------
(1)<KB 2012-06-12/12, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 22-06-2012>
Art.3. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
- " dienst van de Staat " : elke niet over afzonderlijke rechtspersoonlijkheid beschikkende dienst die afhangt van de wetgevende macht, de uitvoerende macht of de rechterlijke macht;
- " dienst van de Gemeenschappen of van de Gewesten " : elke niet over afzonderlijke rechtspersoonlijkheid beschikkende dienst die afhangt van de parlementen of van de regeringen van de Gemeenschappen of van de Gewesten;
- " dienst van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie " : elke niet over afzonderlijke rechtspersoonlijkheid beschikkende dienst die afhangt van de Verenigde Vergadering of van het Verenigd College;
- " dienst van Afrika " : elke niet over afzonderlijke rechtspersoonlijkheid beschikkende dienst die afhing van het gouvernement van Belgisch-Congo of van het gouvernement van Ruanda-Urundi;
- " andere openbare diensten dan de diensten van de Staat, van de Gemeenschappen of van de Gewesten of van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de diensten van Afrika " :
1° elke dienst met afzonderlijke rechtspersoonlijkheid die afhangt van de federale Staat of van de regeringen van de Gemeenschappen of van de Gewesten;
2° elke dienst met afzonderlijke rechtspersoonlijkheid die afhangt van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;
3° elke dienst met afzonderlijke rechtspersoonlijkheid die afhing van het gouvernement van Belgisch-Congo of van het gouvernement van Ruanda-Urundi;
4° elke dienst die afhangt van een van de Gemeenschapscommissies van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
5° elke dienst die afhangt van een provincie, een gemeente, een vereniging van gemeenten, een agglomeratie of die afhing van een federatie van gemeenten, alsook elke dienst die afhangt van een aan een provincie of gemeente ondergeschikte instelling;
6° elke andere instelling naar Belgisch recht die voorziet in collectieve behoeften van lokaal of algemeen belang en waarbij de openbare overheid bij de oprichting of de bijzondere leiding klaarblijkelijk een overwegend aandeel heeft, alsook elke andere instelling naar Koloniaal recht die beantwoordde aan dezelfde voorwaarden.
HOOFDSTUK II. - [Organieke regeling](ERRATUM, zie B.St. 13-08-2012, p. 47023)
Afdeling 1. - [Vaststelling van de weddeschalen van het wetenschappelijk personeel] (ERRATUM, zie B.St. 13-08-2012, p. 47023)
Art.4.[De weddeschaal van iedere klasse in de loopbaan van het wetenschappelijk personeel wordt vastgesteld als volgt :
Klasse SW1
Assistent-stagiair of assistent | Schaal/Echelle SW10 | Assistant stagiaire ou assistant |
| 0. | 21.880,00 | |
| 1. | 22.325,00 | |
| 2. | 22.770,00 | |
| 3. | 23.215,00 | |
| 4. | 23.660,00 | |
| 5. | 24.105,00 | |
| 6. | 24.550,00 | |
| 7. | 24.995,00 | |
| 8. | 25.440,00 | |
| 9. | 25.885,00 | |
| 10. | 26.330,00 | |
| 11. | 26.775,00 | |
| 12. | 27.220,00 | |
| 13. | 27.665,00 | |
| 14. | 28.110,00 | |
| 15. | 28.555,00 | |
| 16. | 29.000,00 | |
| 17. | 29.445,00 | |
| 18. | 29.890,00 | |
| 19. | 30.335,00 | |
| 20. | 30.780,00 | |
| 21. | 31.225,00 | |
| 22. | 31.670,00 | |
| 23. | 32.115,00 | |
| 24. | 32.560,00 | |
| 25. | 33.005,00 | |
| 26. | 33.450,00 | |
| 27. | 33.895,00 | |
| | | |
Assistent-stagiair of assistent | Schaal/Echelle SW11 | Assistant stagiaire ou assistant |
| 0. | 25.880,00 | |
| 1. | 26.453,00 | |
| 2. | 27.026,00 | |
| 3. | 27.599,00 | |
| 4. | 28.172,00 | |
| 5. | 28.745,00 | |
| 6. | 29.318,00 | |
| 7. | 29.891,00 | |
| 8. | 30.464,00 | |
| 9. | 31.037,00 | |
| 10. | 31.610,00 | |
| 11. | 32.183,00 | |
| 12. | 32.756,00 | |
| 13. | 33.329,00 | |
| 14. | 33.902,00 | |
| 15. | 34.475,00 | |
| 16. | 35.048,00 | |
| 17. | 35.621,00 | |
| 18. | 36.194,00 | |
| 19. | 36.767,00 | |
| 20. | 37.340,00 | |
| 21. | 37.913,00 | |
| 22. | 38.486,00 | |
| 23. | 39.059,00 | |
| 24. | 39.632,00 | |
| 25. | 40.205,00 | |
| 26. | 40.778,00 | |
| 27. | 41.351,00 | |
Het wetenschappelijk personeelslid bezoldigd in de weddeschaal SW10 verkrijgt het voorrecht van de weddeschaal SW11 zodra het twee jaar wetenschappelijke anciënniteit heeft.] (ERRATUM, zie B.St. 13-08-2012, p. 47023-47024)
Afdeling 2. - Vaststelling van de wedde.
Art.5.Bij iedere wijziging in het geldelijk statuut van een klasse, wordt elke wedde die werd vastgesteld met inachtneming van die klasse opnieuw vastgesteld alsof het nieuwe geldelijk statuut altijd had bestaan.
Indien de aldus opnieuw vastgestelde wedde lager is dan de wedde die het personeelslid in zijn klasse genoot bij de inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit, blijft het in die klasse de hoogste wedde genieten totdat het een ten minste gelijke wedde bekomt.
[1 Dit artikel heeft geen invloed op de berekening van de geldelijke anciënniteit.]1
----------
(1)<KB 2012-06-12/12, art. 27, 002; Inwerkingtreding : 22-06-2012>
Afdeling 3. - In aanmerking komende diensten.
Art.6.[1 § 1. ]1 Voor de toekenning van de verhogingen in zijn weddenschaal komen alleen in aanmerking :
1° de diensten die uit hoofde van het personeelslid worden erkend als wetenschappelijke anciënniteit zoals die wordt omschreven in artikel 7 van het koninklijk besluit van 25 februari 2008 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen;
2° de werkelijke diensten die het personeelslid verricht heeft terwijl het behoorde :
a) tot de diensten van de Staat, de diensten van de Gemeenschappen, van de Gewesten of van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de diensten van Afrika, [1 de diensten bij het Federaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, de diensten bij het " Fonds fédéral de la Recherche scientifique ", de diensten bij het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen, de diensten bij het " Fonds de la Recherche scientifique "]1 ", de diensten bij het Instituut van het Wetenschappelijk-technologisch onderzoek in de industrie, de diensten bij het " Fonds pour la formation à la recherche dans l'industrie et dans l'agriculture " of tot andere openbare diensten, hetzij als beroepsmilitair, hetzij als burgerlijk of geestelijk titularis van een bezoldigd ambt met volledige prestaties;
b) tot de gesubsidieerde vrije onderwijsinstellingen als burgerlijk of geestelijk titularis van een door middel van een weddentoelage bezoldigd ambt met volledige prestaties.
De in het vorige lid vermelde en vanaf 1 januari 1998 gepresteerde diensten kunnen in aanmerking komen, ongeacht de financieringsbron;
c) tot de Katholieke Universiteit Leuven, de Katholieke Universiteit Brussel, de Universiteit Antwerpen, de Vrije Universiteit Brussel, de Universiteit Gent, de Universiteit te Hasselt, de Vlerick Leuven Gent Management School, het Instituut voor Tropische Geneeskunde, de Faculteit van Protestantse Godgeleerdheid Brussel, de Evangelische Theologische Faculteit Heverlee, de " Université Catholique de Louvain ", de " Facultés universitaires Notre-Dame de la Paix à Namur ", de " Facultés universitaires catholiques de Mons ", de " Facultés universitaires Saint-Louis ", de " Faculté universitaire de Théologie protestante ", de " Université libre de Bruxelles ", de " Université de Liège ", de " Université Mons-Hainaut ", de " Faculté polytechnique à Mons ", de " Faculté universitaire des Sciences agronomiques de Gembloux ", de " Fondation universitaire luxembourgeoise ", als burgerlijk of geestelijk titularis van een bezoldigd ambt met volledige prestaties.
De in het vorige lid vermelde diensten en die welke in een ervan afhangend ziekenhuiscentrum gepresteerd werden, kunnen in aanmerking komen, ongeacht de financieringsbron.
In afwijking van het vorige lid, kunnen de diensten die het voorwerp zijn geweest van de uitbetaling van een beurs, een studiebeurs, een onderzoeksbeurs of die het voorwerp zijn geweest van een onderzoekscontract eveneens voor de toekenning van de verhogingen in weddenschaal in aanmerking worden genomen, voor zover het bericht tot aankondiging van de selectieprocedure uitdrukkelijk het bezit van een nuttige vroegere ervaring vereist en dat de kandidaten de nuttige vroegere ervaring met elk rechtsmiddel kunnen bewijzen.
De duur van de in het vorige lid vermelde diensten wordt vastgelegd door de Minister onder wie het personeelslid ressorteert;
d) tot de onderwijsinstellingen van de Staat, van de Gemeenschappen alsook van het gesubsidieerd officieel onderwijs, als burgerlijk of geestelijk titularis van een bezoldigd ambt met volledige prestaties;
e) tot de gesubsidieerde vrije diensten voor school- en beroepsoriëntering en pyscho-medisch-sociale centra, als burgerlijk of geestelijk titularis van een door middel van een weddentoelage bezoldigd ambt met volledige prestaties.
De in het vorige lid vermelde en vanaf 1 januari 1998 gepresteerde diensten kunnen in aanmerking komen, ongeacht de financieringsbron;
f) [1 bij een secretariaat, een beleidscel, de cel algemene beleidscoördinatie of een cel algemeen beleid, bij het kabinet van een federaal, gemeenschaps-, gewestelijk, provinciaal of lokaal politiek mandataris.]1
g) tot een erkende politieke groep als medewerker of als parlementair medewerker van een erkende politieke groep van een Parlement of een Vergadering;
h) tot een representatieve vakorganisatie in de zin van artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;
i) tot de overheidsdiensten van een andere lidstaat van de Europese economische ruimte of de Zwitserse Confederatie;
j) tot de diensten van de instellingen van de Europese Gemeenschappen of van de instellingen die opgericht zijn door of krachtens een van de Verdragen welke ze regelen.
De erkenning van het in aanmerking komen van de diensten die verricht zijn bij de in i) en j) vermelde diensten moet worden goedgekeurd door de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort, op voorstel van de betrokken overheid.
§ 2. De diensten verricht in de openbare sector als tewerkgestelde werkloze in een ambt met volledige prestaties komen eveneens in aanmerking voor de toekenning van de verhogingen in weddeschaal [1 ...]1.
§ 3. In afwijking van §§ 1 en 2 komen de diensten die het personeelslid deeltijds gepresteerd heeft vanaf 1 januari 2000, in een in deze paragrafen vermelde dienst, in aanmerking voor de toekenning van de tussentijdse verhogingen, naar rata van de werkelijk verrichte prestaties.
----------
(1)<KB 2012-06-12/12, art. 28, 002; Inwerkingtreding : 22-06-2012>
Art.7.Voor de toepassing van artikel 6 :
1° [1 het personeelslid wordt beschouwd aanneembare diensten te verrichten voor de berekening van de geldelijke anciënniteit wanneer hij in dienstactiviteit is of wanneer hij in disponibiliteit is wegens ziekte;]1
2° [1 de diensten zijn volledig wanneer zij in het geheel een normale beroepsactiviteit omvatten.]1
3° worden als beroepsmilitair beschouwd :
a) de beroepsofficieren, de aanvullingsofficieren, de hulpofficieren en de officieren korte termijn;
b) de reserveofficieren die vrijwillige prestaties verrichten met uitsluiting van legeroefeningen;
c) de beroepsonderofficieren, de aanvullingsonderofficieren en de onderofficieren korte termijn;
d) de militairen met een lagere graad dan die van officier, die dienen op grond van een dienstneming of van een wederdienstneming, met inbegrip van de beroepsvrijwilligers en de aanvullingsvrijwilligers;
e) de aalmoezeniers van het actieve kader en de reserveaalmoezeniers die in vredestijd in dienst worden gehouden om het tijdelijk kader van de aalmoezeniersdienst te vormen;
f) de morele consultenten bij de krijgsmacht die tot de niet-confessionele gemeenschap van België behoren;
4° met beroepsmilitairen worden gelijkgesteld :
a) de aalmoezeniers en de reserveaalmoezeniers bij de federale politie;
b) de morele consulenten bij de federale politie die ressorteren onder de niet-confessionele gemeenschap van België;
5° worden eveneens in aanmerking genomen de werkelijke diensten van de andere aalmoezeniers en de andere morele consulenten die ressorteren onder de niet-confessionele gemeenschap van België.
----------
(1)<KB 2012-06-12/12, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 22-06-2012>
Art.8. Voor elke periode waarin het personeelslid zijn aanspraken op bevordering in zijn weddenschaal in een klasse heeft behouden of verloren, worden de diensten die het in een andere klasse mocht hebben verricht niet meegeteld bij de vaststelling van zijn wedde in die klasse en in enige latere klasse die met deze laatste verband houdt ingevolge de statutaire samenhang van de opeenvolgende staten van het personeelslid.
Art.9.§ 1. [1 De in aanmerking komende diensten worden berekend per kalendermaand, die welke geen volle maand bedragen, in voornoemd geval bij verschillende werkgevers, worden niet meegeteld. ]1
De duur van de in aanmerking komende diensten die het personeelslid in het onderwijs ad interim of als tijdelijke heeft verricht, wordt echter door de Minister onder wie hij ressorteert vastgesteld aan de hand van het attest uitgereikt door de bevoegde autoriteiten, waarvan het model wordt uitgewerkt door de Minister die bevoegd is voor het Wetenschapsbeleid.
De op dit attest vermelde volledige prestaties, waarvoor de betaling in 10den gebeurde en die per schooljaar geen volledig jaar werkelijke diensten vertegenwoordigen, worden dag per dag samengeteld. Het totale aantal aldus gewerkte dagen met volledige prestaties wordt vermenigvuldigd met 1,2. Het totaal van deze rekenkundige bewerking wordt vervolgens gedeeld door 30. Het verkregen product geeft het aantal in aanmerking te nemen maanden; met de rest wordt geen rekening gehouden.
De op hetzelfde attest vermelde volledige prestaties, die bewijzen dat het personeelslid een volledig schooljaar heeft gewerkt, gelden voor een totaal van 300 dagen en vertegenwoordigen één jaar in aanmerking te nemen diensten.
§ 2. In afwijking van § 1 zullen de prestaties die geen volledige uurregeling beslaan en die vanaf 1 januari 2000 verricht worden in aanmerking komen voor de toekenning van de tussentijdse verhogingen, naar rata van de werkelijk geleverde prestaties.
----------
(1)<KB 2012-06-12/12, art. 30, 002; Inwerkingtreding : 22-06-2012>
Art.10. De duur van de in aanmerking komende diensten die het personeelslid telt mag nooit de werkelijke duur van de door deze diensten gedekte periodes overschrijden.
Afdeling 4. - Uitbetaling van de wedde.
Art.11. § 1. De maandwedde is gelijk aan 1/12 van de jaarwedde. Wanneer het personeelslid op een andere datum dan de eerste van de maand tot een nieuwe klasse benoemd wordt, blijft de wedde voor de lopende maand ongewijzigd. Bij overlijden of pensionering van het personeelslid is de wedde voor de lopende maand niet terugvorderbaar.
§ 2. Wanneer de maandwedde niet volledig verschuldigd is, wordt de wedde voor volledige prestaties vermenigvuldigd met de volgende breuk :
het percentage van de prestaties X het aantal gepresteerde werkdagen;
het aantal te presteren werkdagen op basis van de werkkalender.
Het aantal gepresteerde of te presteren werkdagen is gelijk aan het aantal gepresteerde of te presteren uren gedeeld door 7,6.
Wordt verstaan onder :
- " werkdag " : elke dag van de week, feestdagen inbegrepen, met uitzondering van de zaterdag en de zondag;
- " gepresteerde werkdag " : elke werkdag waarvoor een verloning verschuldigd is;
- " werkkalender " : het aantal in een maand te presteren werkdagen.
Art.12. De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van de federale overheidsdiensten geldt ook voor de wedden van het wetenschappelijk personeel.
Ze worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.
HOOFDSTUK IIbis. - [1 Bepalingen betreffende de specifieke wetenschappelijke functies van " hoofd van een wetenschappelijke dienst " en " hoofd van een wetenschappelijk programma]1
----------
(1)
Art. 12/1.[1 § 1. Het wetenschappelijk personeelslid dat wordt aangewezen in een functie van " hoofd van een wetenschappelijke dienst " of " hoofd van een wetenschappelijk programma ", ontvangt voor de duur dat hij zijn mandaat uitoefent een jaarlijkse premie van 5.000,00 euro.
§ 2. De premie wordt op 8.000,00 euro per jaar gebracht als de dienst of het betrokken programma minstens aan een van de volgende voorwaarden voldoet :
1° behoudens het als hoofd aangewezen personeelslid, een aantal voltijds equivalenten medewerkers van minstens tien leden van het wetenschappelijk personeel tellen;
2° over een eigen jaarbudget beschikken, zoals vastgelegd in § 1, van minstens 1.000.000,00 euro.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2012-06-12/12, art. 31, 002; Inwerkingtreding : 22-06-2012>
Art. 12/2. [1 De premie wordt maandelijks in dezelfde mate en tegen dezelfde voorwaarden als de wedde vereffend.
Onverminderd artikel 47/8, § 3, tweede lid, van het koninklijk besluit van 25 februari 2008 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen, en met uitzondering van het moederschapsverlof, het adoptieverlof en het verlof voor loopbaanonderbreking om palliatieve zorg te verlenen, is de premie niet verschuldigd gedurende een periode van afwezigheid zodra het personeelslid tijdens de duur van het mandaat meer dan één maand afwezig is.
Zij wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van het vakantiegeld of van de eindejaarstoelage.
Het bedrag van de premie wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2012-06-12/12, art. 31, 002; Inwerkingtreding : 22-06-2012>
HOOFDSTUK III. - Bepalingen betreffende de leidinggevende functies.
Art.13. <Opgeheven bij KB 2012-06-12/12, art. 32, 002; Inwerkingtreding : 22-06-2012>
Art.14. De artikelen 11 en 12 zijn van toepassing op de wedde als bedoeld in artikel 13.
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art.15.[1 De op 30 april 2008 verworven wetenschappelijke anciënniteit door de personeelsleden als bedoeld in de artikelen 54, 55 en 56 van het voornoemde koninklijk besluit van 25 februari 2008, wordt beschouwd als een dienst die in aanmerking kan worden genomen in de zin van artikel 6.]1
De Minister onder wie het personeelslid ressorteert regelt, met instemming van de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort, de gevallen die een zodanig bijzonder aspect vertonen dat, in de geest van dit geldelijke statuut, een minder letterlijke toepassing van de daarin voorgeschreven voorschriften verantwoord is.
Van de artikelen 4, 11 en 13 mag evenwel niet worden afgeweken.
----------
(1)<KB 2012-06-12/12, art. 33, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2008>
Art.16. Opgeheven worden :
1° het koninklijk besluit van 21 april 1965 houdende bezoldigingsregeling van het wetenschappelijk personeel van de Staat, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 september 1972, 30 juli 1976, nr. 83 van 31 juli 1976, nr. 163 van 30 december 1982, 16 augustus 1988, de wet van 4 januari 1989, de koninklijke besluiten van 13 december 1989, 21 maart 1990, 7 augustus 1991, 19 november 1991, 20 oktober 1992, 4 maart 1993, 9 juli 1993, 4 februari 1998, 19 april 1999, 9 juni 1999, 11 december 2001 en 11 juli 2003;
2° het koninklijk besluit van 21 april 1965 tot vaststelling, wat betreft het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur, van het bijzonder stelsel bedoeld bij het koninklijk besluit van 21 april 1965, houdende bezoldigingsregeling van het wetenschappelijk personeel van de Staat, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 oktober 1990, 20 oktober 1992, 9 juli 1993 en 19 april 1999;
3° het koninklijk besluit van 21 april 1965 tot vaststelling, wat betreft het Ministerie van Landbouw, van het bijzonder stelsel bedoeld bij het koninklijk besluit van 21 april 1965, houdende bezoldigingsregeling van het wetenschappelijk personeel van de Staat, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 oktober 1990, 20 oktober 1992 en 9 juli 1993;
4° artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 83 van 31 juli 1982 houdende wijziging van het administratief en geldelijk statuut van het wetenschappelijk personeel van de Staat, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 163 van 30 december 1989, de wet van 4 januari 1989, de koninklijke besluiten van 13 december 1989, 4 maart 1990, 7 augustus 1991, 17 oktober 1991, 20 oktober 1992, 9 juli 1993, 4 februari 1998, 11 december 2001 en 11 juli 2003.
Art.17. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 december 2006.
Art. 18. Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 25 februari 2008.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister belast met het Wetenschapsbeleid,
Mevr. S. LARUELLE