3 DECEMBER 2005. - Wet betreffende de uitkering van een inkomenscompensatievergoeding aan zelfstandigen die het slachtoffer zijn van hinder ten gevolge van werken op het openbaar domein (NOTA: Opgeheven, voor wat het Vlaamse Gewest betreft, bij DVR2016-07-15/28, art. 9, tweede lid, 006; Inwerkingtreding : 01-07-2017) NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG2017-05-04/04, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2015) (NOTA : opgeheven voor het Brusselse Gewest bij ORD2018-05-03/08, art. 91,2°, 007; Inwerkingtreding : 25-03-2019) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 02-02-2006 en tekstbijwerking tot 18-05-2018)
Art. 1-2, 2bis, 3-7, 7bis, 8-9
Art. 9 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 9bis Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 10-14
2006011595 2006022569 2006022570 2006022571 2006022572 2006022573 2006022574 2006022575 2006022576 2007023555 2009011382 2015031138 2015031385
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art.2. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :
1° minister : de minister die bevoegd is voor Middenstand;
2° Participatiefonds : de door artikel 73 van de wet van 28 juli 1992 houdende fiscale en financiële bepalingen opgerichte openbare instelling;
3° (...); <W 2008-12-22/32, art. 212, 1°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
4° werken : de in opdracht van een bouwheer uitgevoerde werken van algemeen nut op het openbaar domein, waar ook uitgevoerd op het grondgebied, met uitzondering van de categorieën bepaald door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit;
5° bouwheer : de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtspersonen die opdracht geven tot het uitvoeren van werken;
6° (...); <W 2008-12-22/32, art. 212, 1°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
7° zelfstandige : de zelfstandige en de helper in de zin van het koninklijk besluit nr. 38 (van 27 juli 1967 ) houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen; <W 2008-12-22/32, art. 212, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
8° hinder : de toestand als gevolg van werken die de toegang tot de inrichting (...) waarin de zelfstandige werkzaam is, belemmert, verhindert of (in de praktijk) bemoeilijkt; <W 2008-12-22/32, art. 212, 3°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
9° (...); <W 2008-12-22/32, art. 212, 1°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
10° beroepsinkomsten : de belastbare inkomsten zoals bedoeld in artikel 23, § 1, 1, 2 en 4, van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992.
Art. 2bis.<W 2008-12-22/32, art. 213, 025; Inwerkingtreding : 08-01-2009> De Koning bepaalt op welke zelfstandigen deze wet van toepassing is.
In afwachting van dit koninklijk besluit, is de huidige wet enkel van toepassing op zelfstandigen die voldoen aan alle hiernavolgende criteria :
1° de inrichting die hinder ondervindt en waarin de zelfstandige werkt, moet minder dan 10 werknemers tellen in de zin van het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot eenvormige definiëring van begrippen met betrekking tot arbeidstijdgegevens ten behoeve van de sociale zekerheid, met toepassing van artikel 39 van de wet 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels;
2° [1 Hun jaaromzet en hun jaarlijks balanstotaal mogen de 2 miljoen euro niet overschrijden;]1
3° [1 Hun voornaamste activiteit]1 strekt tot de rechtstreekse verkoop van producten of het verlenen van diensten aan gebruikers of kleine gebruikers, waarvoor persoonlijk en direct contact met de klanten vereist is dat in normale omstandigheden plaatsvindt in een gebouwde inrichting.
----------
(1)<W 2010-04-28/01, art. 64, 003; Inwerkingtreding : 10-05-2010>
Art.3. <W 2008-12-22/32, art. 214, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009> Ter financiering van het stelsel van de compensatievergoeding bedoeld in artikel 5 en de werkingskosten van dit stelsel, wordt een jaarlijkse dotatie ingeschreven op de algemene uitgavenbegroting ten belope van 1 000 000 euro vanaf 1 januari 2009. Deze dotatie wordt gestort aan het Participatiefonds.
Voormeld bedrag wordt elk jaar geïndexeerd en dit voor de eerste keer op 1 januari 2010 op basis van artikel 4 van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
Het aanvangsindexcijfer is het indexcijfer op 1 januari 2009.
Art.4. <W 2008-12-22/32, art. 215, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009> De gemeente op wiens grondgebied de werken zullen plaatsvinden, brengt schriftelijk of elektronisch elke betrokken zelfstandige waarvan de inrichting zich al dan niet bevindt op haar grondgebied, op de hoogte van werken, die zich in een straal van een kilometer van deze inrichting bevinden, die hinder kunnen veroorzaken en van de mogelijkheid, op grond van onderhavige wet, een inkomenscompensatievergoeding te verkrijgen.
De werken kunnen slechts aanvangen tussen de veertien en de dertig kalenderdagen nadat de zelfstandige waarvan de inrichting hinder zou kunnen ondervinden op de hoogte werd gebracht, zoals bedoeld in voorgaand lid, behoudens in geval van overmacht of gegronde reden
Art.5. <W 2008-12-22/32, art. 216, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009> De zelfstandige heeft recht op een inkomenscompensatievergoeding tijdens de periode waarin de inrichting waarin de zelfstandige werkt, hinder ondervindt, voor zover dat :
1° hij geen andere beroepsinkomsten heeft dan de inkomsten uit zijn werkzaamheden in de inrichting die hinder van de werken ondervindt;
2° de hinder als gevolg heeft dat de opening van de gehinderde inrichting waarin hij werkt, nutteloos is vanuit operationeel oogpunt tijdens een periode van minstens zeven kalenderdagen;
3° dat het Participatiefonds de aanvraag tot vergoeding als gegrond heeft erkend, op basis van artikel 7bis;
4° dat de inrichting waarin hij werkt gesloten is.
Art.6.<W 2008-12-22/32, art. 217, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009> § 1. Om de vergoeding bedoeld in artikel 5 te verkrijgen, vraagt de zelfstandige een attest aan bij de gemeente bedoeld in artikel 4, waarin in voorkomend geval wordt bevestigd dat er van hinder sprake is.
Het Participatiefonds bepaalt de inhoud en het model van het formulier waarmee het attest moet worden aangevraagd. Het Participatiefonds bepaalt eveneens de inhoud en het model van het formulier waarmee het attest ingeval van een aanvraag tot verlenging van de vergoeding, bedoeld in artikel 7, § 1, eerste lid, moet worden aangevraagd.
Het behoorlijk ingevulde formulier wordt via elektronische weg of via aangetekend schrijven tegen ontvangstbewijs, verstuurd naar de gemeente.
§ 2. De gemeente reikt het attest uit binnen de zeven kalenderdagen na ontvangst van het formulier tot aanvraag van het attest bedoeld in voorgaande paragraaf.
Het Participatiefonds bepaalt de inhoud en het model van het hinderattest afgeleverd door de gemeente.
§ 3. Zonder afbreuk te doen aan de beoordeling ten gronde door het Participatiefonds, is de gemeente in de hierna volgende gevallen verplicht [1 , in het kader van de in artikel 7, § 1, bedoelde aanvraag tot schadevergoeding,]1 een attest af te leveren wanneer de werken tot gevolg hebben dat gedurende ten minste zeven achtereenvolgende kalenderdagen :
1° hetzij geen enkele van de reglementair aangelegde openbare parkeerplaatsen van de straat waarin de inrichting is gelegen benut kan worden;
2° hetzij geen enkele reglementair aangelegde openbare parkeerplaats benut kan worden binnen een straal van 100 meter rond enige toegang tot de inrichting;
3° hetzij een toegangsweg tot de inrichting afgesloten wordt voor doorgaand autoverkeer in één of twee richtingen;
4° hetzij de toegang voor voetgangers tot de inrichting onmogelijk is.
De gemeente moet in het attest de aanvang en de vermoedelijke duur van de werken vermelden alsook de hinder die zij zullen veroorzaken.
[1 Zonder afbreuk te doen aan de beoordeling ten gronde door het Participatiefonds, is de gemeente verplicht een attest af te leveren wanneer de werken tot gevolg hebben dat in het kader van de in artikel 7, § 1, bedoelde aanvraag tot verlenging :
1° hetzij geen enkele van de reglementair aangelegde openbare parkeerplaatsen benut kan worden in de straat waarin de inrichting is gelegen;
2° hetzij geen enkele reglementair aangelegde openbare parkeerplaats benut kan worden binnen een straal van 100 meter rond enige toegang tot de inrichting;
3° hetzij een toegangsweg tot de inrichting afgesloten wordt voor doorgaand autoverkeer in één of twee richtingen;
4° hetzij de toegang tot de inrichting onmogelijk is voor voetgangers.]1
§ 4. Indien de gemeente geen attest aflevert of deze in het attest niet bevestigt dat er werken plaatsvinden die hinder veroorzaken, kan de zelfstandige bij de indiening van zijn aanvraag bij het Participatiefonds eisen dat een ambtenaar, zoals bedoeld in artikel 11, § 1, de toestand onderzoekt en, met het oog op het vervolledigen van de in artikel 7, § 1 bedoelde aanvraag, in een attest al dan niet bevestigt dat de werken hinder veroorzaken.
§ 5. Het attest bedoeld in § 1, doet geen enkel recht in hoofde van de aanvrager ontstaan.
----------
(1)<W 2010-04-28/01, art. 65, 003; Inwerkingtreding : 10-05-2010>
Art.7.<W 2008-12-22/32, art. 218, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009> § 1. Bij ontvangst van het attest bedoeld in artikel 6, § 2, en onverminderd artikel 6, § 4, dient de zelfstandige in een aangetekend schrijven of via elektronische weg tegen ontvangstbewijs, een formulier tot aanvraag van de vergoeding, in bij het Participatiefonds, of in voorkomend geval, een aanvraag tot verlenging van de vergoeding, volgens dezelfde modaliteiten.
Het attest bedoeld in voorgaand lid moet worden gehecht aan bovengenoemd formulier.
§ 2. [1 De zelfstandige verklaart op het in § 1 bedoeld aanvraagformulier voor de schadevergoeding dat :
1° de hinder tot gevolg heeft dat het geopend houden van de inrichting waarin hij werkt vanuit operationeel oogpunt gedurende minstens zeven kalenderdagen niet zinvol is;
2° de gehinderde inrichting vanaf een door hem bepaalde datum zal worden gesloten.
De zelfstandige verklaart op het in § 1 bedoeld aanvraagformulier tot verlenging van de schadevergoeding dat :
1° de hinder tot gevolg heeft dat het geopend houden van de inrichting waarin hij werkt vanuit operationeel oogpunt niet zinvol is;
2° de gehinderde inrichting blijft gesloten.]1
§ 3. Tussen de datum waarop het formulier tot aanvraag van een vergoeding, zoals bedoeld in § 1, wordt verstuurd en de datum van sluiting, moet een termijn liggen van minstens zeven kalenderdagen.
[1 Het in § 1 bedoeld aanvraagformulier moet worden ingediend ten laatste 5 werkdagen voor het aflopen van de vervaldag van elke schadevergoedingsperiode in de zin van artikel 7bis, § 2.]1 Zoniet moet een nieuwe aanvraag tot vergoeding in de zin van artikel 7, § 1, eerste lid, worden ingediend door de zelfstandige.
§ 4. Het Participatiefonds bevestigt binnen de dertig werkdagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het formulier van aanvraag tot vergoeding bedoeld in artikel 7, § 1, eerste lid, per brief of via elektronische weg, aan de zelfstandige of eerdergenoemde aanvraag al dan niet ontvankelijk is.
Het Participatiefonds bevestigt binnen de vijftien werkdagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het formulier tot verlenging van de aanvraag tot vergoeding bedoeld in artikel 7, § 1, eerste lid, per brief of via elektronische weg, aan de zelfstandige of eerdergenoemde aanvraag al dan niet ontvankelijk is.
Met het oog op bovengenoemde ontvankelijkheid moet worden voldaan aan volgende criteria :
1. de omschrijving van de werken in de zin van artikel 2, 4°;
2. de omschrijving van de zelfstandige in de zin van artikel 2, 7°;
3. de naleving van de voorwaarden vermeld in artikel 2bis;
4. het formulier tot aanvraag van een vergoeding of in voorkomend geval, het formulier tot verlenging van een vergoeding, moet conform artikel 7, § 1, eerste lid, behoorlijk zijn ingevuld en ondertekend;
5. onverminderd [1 ...]1 artikel 6, § 4, moet het attest van de gemeente zoals bedoeld in artikel 6 worden gehecht aan het formulier bedoeld in artikel 7, § 1 eerste lid;
6. de naleving van de termijn bedoeld in artikel 7, § 3, eerste lid.
----------
(1)<W 2010-04-28/01, art. 66, 003; Inwerkingtreding : 10-05-2010>
Art. 7bis.<ingevoegd bij W 2008-12-22/32, art. 219; Inwerkingtreding : 01-01-2009> § 1. Binnen de dertig werkdagen te rekenen vanaf de datum van verzending van de bevestiging van de ontvankelijkheid van de aanvraag tot vergoeding of binnen de [1 vijftien]1 werkdagen te rekenen vanaf de datum van verzending van de bevestiging van de ontvankelijkheid van de aanvraag tot verlenging van de vergoeding in de zin van artikel 7, § 4, bevestigt het Participatiefonds per brief of via elektronische weg of de ondervonden hinder, in voorkomend geval, recht geeft op een vergoeding.
Dergelijk onderzoek steunt op volgende criteria :
1° onderzoek van de hinder die de inrichting waarin de zelfstandige werkt, ondervindt;
2° naleving van de voorwaarden bedoeld in artikel 5, 1°, 2°, en 4°;
3° in voorkomend geval, de overeenstemming tussen enerzijds het attest van de gemeente en anderzijds de aanvraag tot vergoeding bedoeld in artikel 7, § 1, eerste lid.
§ 2. De aanvraag tot vergoeding in de zin van artikel 7, § 1, eerste lid, mag door het Participatiefonds maar worden aanvaard voor een maximumperiode van 30 kalenderdagen.
Indien de zelfstandige in voorkomend geval een vergoeding wil bekomen voor één of meerdere periode(s) bovenop de oorspronkelijke periode toegestaan door het Participatiefonds, voorzien in voorgaand lid, moet hij telkens een aanvraag tot verlenging van de vergoeding, zoals bedoeld in artikel 7, § 1, eerste lid, indienen voor een maximumperiode van 60 dagen.
§ 3. Bij gebreke van een betekening van de beslissing van het Participatiefonds bedoeld in § 1 wordt de aanvraag als goedgekeurd beschouwd.
----------
(1)<W 2010-04-28/01, art. 67, 003; Inwerkingtreding : 10-05-2010>
Art.8.§ 1. (Het Participatiefonds keert na het verlenen van de goedkeuring van de in artikel 7, § 1, bedoelde aanvraag aan de zelfstandige maandelijks een inkomenscompensatievergoeding uit. Deze vergoeding bedraagt 70 euro per kalenderdag.) <W 2008-12-22/32, art. 220, 1°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
De uitkering gebeurt [1 telkens de 10e van de maand]1 en voor de eerste maal tijdens de maand volgend op die waarin de aanvraag werd goedgekeurd, dan wel wordt geacht te zijn goedgekeurd.
(De inkomenscompensatievergoeding is pas verschuldigd vanaf de achtste dag volgend op de sluitingsdatum van de gehinderde inrichting. [1 Onder voorbehoud daarvan, worden voor de berekening van de inkomenscompensatievergoeding alle kalenderdagen in acht genomen gedurende dewelke de inrichting als gevolg van de hinder gesloten is.]1 ) <W 2008-12-22/32, art. 220, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
§ 2. (De bedragen bedoeld in § 1, eerste lid, worden jaarlijks geïndexeerd en voor de eerste keer op 1 januari 2010 op basis van artikel 4 van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
Het aanvangsindexcijfer is het indexcijfer van 1 januari 2009.) <W 2008-12-22/32, art. 200, 3°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
----------
(1)<W 2010-04-28/01, art. 68, 003; Inwerkingtreding : 10-05-2010>
Art.9.<W 2008-12-22/32, art. 221, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009> § 1. De gemeente bedoeld in artikel 4 en in artikel 6, § 1, moet het Participatiefonds op de hoogte brengen van de hinder en de ontwikkeling van de werken op elke aanvraag van het Fonds.
§ 2. Voor elke zelfstandige die de vergoeding ontvangt, bedoeld in artikel 5, kan het Participatiefonds de situatie van hinder voor de inrichting waarin de zelfstandige werkt, op elk ogenblik onderzoeken en desgevallend beslissen dat de hinder het gesloten houden van deze inrichting niet langer verantwoordt.
In het geval bedoeld in het vorige lid bepaalt het Participatiefonds van rechtswege een datum vanaf wanneer de vergoeding niet meer verschuldigd [1 is]1 .
Het Participatiefonds betekent de in het eerste lid bedoelde beslissing en de in het tweede lid bedoelde datum per aangetekend schrijven tegen ontvangstbewijs aan alle betrokken zelfstandigen.
§ 3. [1 In geval van inbreuken op deze wet en/of de uitvoeringsbesluiten,]1 , wordt de betaling van de in artikel 5 bedoelde vergoeding beschouwd als onverschuldigd.
§ 4. Het vonnis van faillietverklaring, de vereffening van de inrichting waarin de zelfstandige werkt, de schrapping van de zelfstandige in de kruispuntbank der ondernemingen alsmede het overlijden van de zelfstandige beëindigen het recht op de in artikel 5 bedoelde vergoeding voor de toekomst.
§ 5. Beslist de zelfstandige de inrichting opnieuw te openen op een andere datum dan die aanvaard door het Participatiefonds conform artikel 7bis, dan brengt hij het Participatiefonds per aangetekend schrijven of via elektronische weg en minstens zeven kalenderdagen vooraf op de hoogte van zijn beslissing en van de datum waarop hij de inrichting opnieuw wenst te openen.
De heropening van de inrichting bedoeld in voorgaand lid, stelt een einde aan het recht op vergoeding.
----------
(1)<W 2010-04-28/01, art. 69, 003; Inwerkingtreding : 10-05-2010>
Art. 9_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
<W 2008-12-22/32, art. 221, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009> § 1. De gemeente bedoeld in artikel 4 en in artikel 6, § 1, moet het Participatiefonds op de hoogte brengen van de hinder en de ontwikkeling van de werken op elke aanvraag van het Fonds. § 2. Voor elke zelfstandige die de vergoeding ontvangt, bedoeld in artikel 5, kan het Participatiefonds de situatie van hinder voor de inrichting waarin de zelfstandige werkt, op elk ogenblik onderzoeken en desgevallend beslissen dat de hinder het gesloten houden van deze inrichting niet langer verantwoordt. In het geval bedoeld in het vorige lid bepaalt het Participatiefonds van rechtswege een datum vanaf wanneer de vergoeding niet meer verschuldigd [1 is]1 . Het Participatiefonds betekent de in het eerste lid bedoelde beslissing en de in het tweede lid bedoelde datum per aangetekend schrijven tegen ontvangstbewijs aan alle betrokken zelfstandigen. § 3. [2 ...]2 . § 4. Het vonnis van faillietverklaring, de vereffening van de inrichting waarin de zelfstandige werkt, de schrapping van de zelfstandige in de kruispuntbank der ondernemingen alsmede het overlijden van de zelfstandige beëindigen het recht op de in artikel 5 bedoelde vergoeding voor de toekomst. § 5. Beslist de zelfstandige de inrichting opnieuw te openen op een andere datum dan die aanvaard door het Participatiefonds conform artikel 7bis, dan brengt hij het Participatiefonds per aangetekend schrijven of via elektronische weg en minstens zeven kalenderdagen vooraf op de hoogte van zijn beslissing en van de datum waarop hij de inrichting opnieuw wenst te openen. De heropening van de inrichting bedoeld in voorgaand lid, stelt een einde aan het recht op vergoeding.
----------
(1)<W 2010-04-28/01, art. 69, 003; Inwerkingtreding : 10-05-2010>
(2)<ORD 2015-10-08/02, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2016 (BESL 2016-04-14/08, art. 16, 1°)>
Art. 9bis_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
[1 De bepalingen van de ordonnantie van 8 oktober 2015 houdende algemene regels betreffende de inhouding, de terugvordering en de niet-vereffening van subsidies op het vlak van werkgelegenheid en economie zijn van toepassing op de inkomenscompensatievergoeding als bedoeld in artikel 5.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij ORD 2015-10-08/02, art. 17, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2016 (BESL 2016-04-14/08, art. 16, 1°)>
Art.10.[1 Vanaf de datum van aanvang van de sluiting van de inrichting die werd bevestigd in de ontvankelijkheidbrief van het Participatiefonds bedoeld in artikel 7, § 4, eerste en tweede lid, tot hetzij de datum van beëindiging van de sluiting van de inrichting die werd bevestigd in voormelde ontvankelijkheidbrief van het Participatiefonds, hetzij de datum bedoeld in artikel 9, § 2, tweede lid, hetzij de datum bedoeld in artikel 9, paragraaf 5, eerste lid, is de toegang tot de inrichting voor de klanten, alsmede de rechtstreekse verkoop aan de verbruiker en de thuisbezorging verboden.]1
----------
(1)<W 2010-04-28/01, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 10-05-2010>
Art.11. § 1. Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie zijn de gerechtelijke agenten bij de parketten, de federale en lokale politie alsmede de door de Koning hiertoe aangewezen ambtenaren bevoegd om de inbreuken op de bepalingen van deze wet op te sporen en vast te stellen.
De ambtenaren maken proces-verbaal op dat bewijskracht heeft tot het tegendeel is bewezen. Een afschrift wordt binnen dertig kalenderdagen bij aangetekende brief aan de overtreder gestuurd.
§ 2. Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, mogen de in § 1 bedoelde ambtenaren in de uitoefening van hun ambt :
1° tijdens de voor de (inrichting waarin de zelfstandige werkt) in operationele omstandigheden gangbare openings- of werkuren binnentreden in de inrichtingen, gebouwen, belendende binnenplaatsen en besloten ruimten waar zij voor het vervullen van hun opdracht toegang moeten hebben; <W 2008-12-22/32, art. 223, 1°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
2° alle dienstige vaststellingen doen, zich op eerste vordering ter plaatse de documenten, stukken of boeken die zij voor hun opsporingen en vaststellingen nodig hebben, doen voorleggen en daarvan afschrift nemen;
3° tegen ontvangstbewijs, beslag leggen op de in 2° opgesomde documenten, noodzakelijk voor bewijs van een inbreuk of om de mededaders of medeplichtigen van de overtreders op te sporen;
4° indien zij redenen hebben te geloven aan het bestaan van een inbreuk, in de bewoonde lokalen binnentreden met voorafgaande machtiging van de rechter in de politierechtbank; de bezoeken in de bewoonde lokalen moeten tussen acht en achttien uur en door minstens twee ambtenaren gezamenlijk geschieden.
§ 3. In de uitoefening van hun ambt kunnen de in § 1 bedoelde ambtenaren bijstand van de federale politie of lokale politie vorderen.
§ 4. De in § 1 bedoelde ambtenaren oefenen de hun door dit artikel verleende bevoegdheden uit onder het toezicht van de procureur-generaal, onverminderd hun ondergeschiktheid aan hun meerderen in het bestuur.
§ 5. Vaststelling van inbreuken heeft tot gevolg dat het Participatiefonds kan (beslissen dat de zelfstandige niet langer recht heeft op een inkomenscompensatievergoeding krachtens artikel 5). <W 2008-12-22/32, art. 223, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Art.12. § 1. De overtreding van deze wet of haar uitvoeringsbesluiten wordt bestraft met geldboete van 250 euro tot 10 000 euro.
Bij herhaling binnen drie jaar te rekenen van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van veroordeling worden deze straffen gebracht op een geldboete van 500 euro tot 20 000 euro.
§ 2. De rechtbank kan bovendien de sluiting bevelen van een inrichting die in overtreding is met de bepalingen van deze wet.
De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en van artikel 85, zijn van toepassing op de inbreuken bedoeld in deze wet.
§ 3. De hiertoe door de minister aangestelde ambtenaren kunnen, na inzage van de processen-verbaal waarin een overtreding tegen de bepalingen van deze wet of haar uitvoeringsbesluiten wordt vastgesteld en die opgemaakt zijn door de in artikel 11, § 1, bedoelde ambtenaren, aan de overtreders een som voorstellen waarvan de betaling de strafvordering doet vervallen.
De Koning stelt de tarieven alsook de wijze van betaling en inning vast.
§ 4. Na kennisneming van de processen-verbaal opgemaakt op grond van artikel 11, § 1, kan het openbaar ministerie bevel geven beslag te leggen op de producten die het voorwerp van de inbreuk uitmaken.
Wanneer zij, ingevolge de hun door artikel 11, § 1, toegekende bevoegdheden, een inbreuk vaststellen, kunnen de aangewezen ambtenaren overgaan tot het bewarend beslag op de producten die het voorwerp van de inbreuk uitmaken.
Dit beslag moet, overeenkomstig de bepalingen van het eerste lid, door het openbaar ministerie bevestigd worden binnen een termijn van acht kalenderdagen.
De persoon bij wie beslag op de producten wordt gelegd, kan als gerechtelijk bewaarder van deze producten aangesteld worden.
Het beslag wordt van rechtswege opgeheven door het vonnis dat een einde maakt aan de vervolging, zodra dit in kracht van gewijsde is gegaan, of door seponering van de zaak of door betaling van de som bedoeld in § 3.
Het openbaar ministerie kan het beslag dat het bevolen of bevestigd heeft, opheffen als de overtreder ervan afziet de producten aan te bieden in de omstandigheden die tot vervolging aanleiding hebben gegeven; deze verzaking houdt generlei erkenning van de gegrondheid van die vervolging in.
Art.13. Artikel 74, § 1, van de wet van 28 juli 1992 houdende fiscale en financiële bepalingen, laatst gewijzigd bij wet van 8 april 2003, wordt aangevuld met een 9°, luidende :
" 9° het uitkeren van de inkomenscompensatievergoeding aan zelfstandigen volgens nadere regels bepaald in de wet van 3 december 2006 betreffende de uitkering van een inkomenscompensatievergoeding aan zelfstandigen die het slachtoffer zijn van hinder ten gevolge van werken op het openbaar domein. "
Art. 14. Deze wet treedt in werking op een door de Koning te bepalen datum en ten laatste één jaar na de bekendmaking ervan, met uitzondering van dit artikel dat in werking treedt op de dag van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
De artikelen 6, 7 en 8 treden zes maanden later in werking dan de overige artikelen. "
(NOTA : inwerkingtreding vastgesteld op 01-07-2006. Is voor de eerste maal van toepassing op de werken waarvan de opdracht op die datum nog niet is gegund of tot stand gekomen in de zin van de artikelen 117, 118, 119 en 122 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken.)