Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

10 JUNI 2006. - Koninklijk besluit betreffende de modaliteiten van beroep tegen de beslissing van het Participatiefonds bedoeld bij de artikelen 6, § 4, eerste lid, 7, § 3, eerste lid en 9, § 3, eerste lid van de wet van 3 december 2005 betreffende de uitkering van een inkomenscompensatievergoeding aan zelfstandigen die het slachtoffer zijn van hinder ten gevolge van werken op het openbaar domein. (NOTA : opgeheven voor het Brusselse Gewest bij BESL2019-02-14/02, art. 12,3°, 002; Inwerkingtreding : 25-03-2019)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-06-2006 en tekstbijwerking tot 26-02-2019)



Inhoudstafel:


Art. 1-7



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder :
  1° eisende partij : de verantwoordelijke van de onderneming die beroep aantekent tegen de beslissing van het Participatiefonds krachtens artikel 6, § 4, eerste lid, van de wet van 3 december 2005 betreffende de uitkering van een inkomenscompensatievergoeding aan zelfstandigen die het slachtoffer zijn van hinder ten gevolge van werken op het openbaar domein of de zelfstandige die beroep aantekent tegen de beslissing van het Participatiefonds krachtens artikel 7, § 3, eerste lid, van de voornoemde wet.
  De verantwoordelijke van de onderneming die beroep aantekent tegen de beslissing van het Participatiefonds krachtens artikel 9, § 3, eerste lid van de voornoemde wet.
  2° minister : de minister die bevoegd is voor Middenstand.

Art.2. De eisende partij kan beroep aantekenen overeenkomstig de modaliteiten voorzien bij dit artikel, zijnde:
  1° De eisende partij dient per aangetekende brief met ontvangstbewijs bij de minister een verzoek in;
  2° Het verzoek tot beroep vermeldt de volgende punten :
  a) i. Voor de verantwoordelijke van de onderneming :
  Als het een natuurlijke persoon betreft :
  - de namen en voornamen van de verantwoordelijke van de onderneming;
  - de geboorteplaats en -datum van de verantwoordelijke van de onderneming;
  - het adres waar de verantwoordelijke van de onderneming woonstkeuze doet;
  - het telefoon- en het eventueel faxnummer van de verantwoordelijke van de onderneming;
  of als het een rechtspersoon betreft :
  - de benaming, de vennootschapszetel, het telefoon- en het eventueel faxnummer van de onderneming;
  - de identiteit van de verantwoordelijke van de onderneming;
  - het telefoon- en het eventueel faxnummer van de verantwoordelijke van de onderneming;
  ii. Voor de zelfstandige :
  - de namen en voornamen van de zelfstandige;
  - de geboorteplaats en -datum van de zelfstandige;
  - het adres waar de zelfstandige woonstkeuze doet;
  - het telefoon- en het eventueel faxnummer van de zelfstandige;
  b) het adres waar de inrichting van de onderneming gevestigd is die door de eisende partij wordt aangeduid als gehinderde inrichting;
  c) in voorkomend geval, de identiteit, het adres, het telefoon- en het eventueel faxnummer van de advocaat die de eisende partij bijstaat;
  d) een uiteenzetting van de omstandigheden van de zaak en een gedetailleerde beschrijving van de motieven van het beroep.

Art.3. De minister of zijn gedelegeerde brengt het Participatiefonds op de hoogte van het beroep dat door de eisende partij werd ingesteld. Het Participatiefonds deelt aan de minister of aan zijn gedelegeerde een volledige kopie van het dossier van de eisende partij mee desgevallend samen met zijn opmerkingen.

Art.4. De minister of zijn gedelegeerde mag alle bijkomende inlichtingen vragen aan de eisende partij en aan het Participatiefonds.

Art.5. De minister doet uitspraak over het door de eisende partij ingestelde beroep. Binnen een termijn van 60 dagen te rekenen vanaf de datum vermeld in het in artikel 2, 1° bedoelde ontvangstbewijs, maakt de minister per aangetekende brief met ontvangstbewijs zijn beslissing bekend aan de eisende partij en aan het Participatiefonds.

Art.6. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2006 behalve artikel 1, 1°, eerste lid dat in werking treedt op 1 januari 2007.

Art. 7. Onze Minister van Middenstand is belast met de uitvoering van dit besluit.