Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

22 FEBRUARI 1991. - Koninklijk besluit houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen. (NOTA 2 : wat de wijzigingen aangebracht door KB2005-11-21/36betreft, zijn de voorschriften van titel I en titel II, hoofdstuk I op de aan de KB2005-11-21/36onderworpen ondernemingen van toepassing met ingang van het boekjaar van deze ondernemingen dat aanvangt in 2005 (Art. 30).) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-02-1993 en tekstbijwerking tot 26-09-2018)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied.
Art. 1, 1bis, 2
HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen.
Art. 3-11, 11bis, 12, 12bis, 13-15, 15bis, 15ter
HOOFDSTUK III. - Regels toepasselijk op de Belgische ondernemingen.
Art. 16-19, 19bis, 20-21
HOOFDSTUK IV. - (Regels van toepassing op de verzekeringsondernemingen uit de Gemeenschap, andere dan Belgische.) <KB 1994-11-22/34, art. 13; Inwerkingtreding : 01-07-1994>
Art. 22, 22bis
HOOFDSTUK IVbis. - ( Regels van toepassing op de verzekeringsondernemingen uit de Europese Economische Ruimte, andere dan de ondernemingen uit de Gemeenschap. ) <Ingevoegd bij KB 1994-11-22/34, art. 14; Inwerkingtreding : 01-07-1994>
Art. 23-24
HOOFDSTUK V. - Regels van toepassing op (ondernemingen van derde landen). <KB 1999-11-26/34, art. 13, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>
Afdeling I. <Ingevoegd bij KB 1999-11-26/34, art. 14; Inwerkingtreding : 29-12-1999> - Regels van toepassing op Belgische vestigingen van ondernemingen van derde landen.
Art. 25-29, 29bis, 30
Afdeling II. <Ingevoegd bij KB 1999-11-26/34, art. 16; Inwerkingtreding : 29-12-1999> - Regels van toepassing op ondernemingen uit derde landen, die in België aan vrije dienstverrichting doen.
Art. 30bis, 30ter, 30quater
HOOFDSTUK VI. - Regels van toepassing op de communautaire medeverzekering. <Voorhhen Hoofdstuk VII. Vernummerd als VI bij KB 1994-11-22/34, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994>
Art. 31-35
HOOFDSTUK VII. - [1 Regels van toepassing op de ondernemingen die aan directe verzekering en aan herverzekering doen]1
Art. 36-38
HOOFDSTUK VIII. - (Overgangsbepalingen.) <KB 1994-11-22/34, art. 25; Inwerkingtreding : 01-07-1994>
Art. 39, 39bis, 39ter
HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen.
Art. 40-47
Bijlage I.
Art. N1
Bijlage II.
Art. N2
Bijlage III.
Art. N3
Bijlage IV.
Art. N4
Bijlage V.
Art. N5
Bijlage VI.
Art. N6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1976031203 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied.
Artikel 1. <KB 1993-01-11/47, art. 1, § 1, 002; Inwerkingtreding : 1992-11-20> In dit besluit en in de in uitvoering ervan genomen verordeningen wordt bedoeld met :
  1. de wet : de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen;
  (...) <KB 1994-11-22/34, art. 1, 1°, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994>
  (2.) de Controledienst : de Controledienst voor de Verzekeringen opgericht door de wet; <KB 1994-11-22/34, art. 1, 2°, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994>
  (3.) de Belgische ondernemingen : de ondernemingen waarvan de maatschappelijke zetel in België gevestigd is; <KB 1994-11-22/34, art. 1, 2°, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994>
  (4.) de ondernemingen van de Gemeenschap : de ondernemingen waarvan de maatschappelijke zetel in een lid-Staat van de Gemeenschap gevestigd is; <KB 1994-11-22/34, art. 1, 2°, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994>
  (5. de ondernemingen van de Europese Economische Ruimte : de ondernemingen waarvan de maatschappelijke zetel in een Staat, die aangesloten is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gevestigd is;) <KB 1994-11-22/34, art. 1, 3°, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994>
  6. de ondernemingen van derde landen : de ondernemingen waarvan de maatschappelijke zetel (buiten de Europese Economische Ruimte) gevestigd is; <KB 1994-11-22/34, art. 1, 4°, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994>
  7. de grote risico's :
  1° de risico's behorende tot de takken 4, 5, 6, 7, 11 en 12 van de Bijlage I van dit koninklijk besluit;
  2° de risico's behorende tot de takken 14 en 15 van de Bijlage I van dit besluit wanneer de verzekeringnemer in het kader van een bedrijf of beroep een industriële of commerciële activiteit dan wel een vrij beroep uitoefent en het risico daarop betrekking heeft;
  3° de risico's behorende tot de takken 3, 8, 9, 10, 13 en 16 van de Bijlage I van dit besluit voor zover de verzekeringnemer ten minste twee van de volgende drie criteria overschrijdt :
  - balanstotaal : (6,2 miljoen euro of 250 107 380 frank); <KB 1999-11-26/34, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>
  - netto-omzet : (12,8 miljoen euro of 516 350 720 frank); <KB 1999-11-26/34, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>
  - gemiddeld personeelsbestand gedurende het boekjaar : 250.
  Wanneer de verzekeringnemer deel uitmaakt van een groep ondernemingen waarvan de geconsolideerde jaarrekening overeenkomstig de richtlijn van de Gemeenschap 83/349/EEG wordt opgesteld, worden de bovengenoemde criteria op basis van de geconsolideerde rekening toegepast;
  4° de risico's behorende tot de in punt 3° bedoelde takken wanneer ze worden verzekerd door joint ventures en tijdelijke verenigingen voor zover één van die ondernemingen minstens twee van de drie in punt 3° bepaalde criteria overschrijdt, of door beroepsverenigingen van personen die een vrij beroep uitoefenen voor zover de verzekerde risico's inherent zijn aan de uitoefening van dat beroep;
  (...) <KB 1994-11-22/34, art. 1, 5°, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994>
  (8.) de communautaire medeverzekering : de medeverzekering zoals bedoeld in de richtlijn van de Raad van de Gemeenschap van 30 mei 1978 (78/473/EEG), tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op het gebied van de communautaire medeverzekering; <KB 1994-11-22/34, art. 1, 6°, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994>
  9. (...) <KB 1999-11-26/34, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>

Art. 1bis. (Opgeheven) <KB 1994-11-22/34, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994>

Art.2. § 1. Dit besluit betreft de ondernemingen waarop de wet van toepassing is, met uitzondering van die bedoeld in artikel 2, § 3, 6° van deze wet.
  § 2. De bepalingen van dit besluit strekken enkel tot de organisatie van de controle op de activiteiten van de verzekeringsondernemingen.

HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen.
Art.3. (Opgeheven) <KB 1994-11-22/34, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994>

Art.4. (opgeheven) <KB 1993-01-11/47, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 1992-11-20>

Art.5. De aanvraag tot toelating wordt met de bijlagen aan de Controledienst gericht.
  De aanvraag wordt ondertekend door het gemachtigd beheerslichaam of door een of meerdere personen die hiertoe een bijzondere opdracht gekregen hebben.
  De Controledienst meldt, binnen de vijftien dagen de ontvangst van de aanvraag en van de vergezellende bescheiden.

Art.6. De toelating wordt verleend voor de takken of groepen van takken die in de Bijlage I en II van dit besluit opgesomd worden.
  De voor een tak of groep van takken bekomen toelating maakt het mogelijk risico's te dekken die deel uitmaken van een andere tak op voorwaarde dat het om bijkomende risico's gaat ten opzichte van een door de toelating gedekt hoofdrisico;
  Wordt als bijkomend risico beschouwd, het risico dat gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet :
  gedekt zijn door dezelfde overeenkomst als een hoofdrisico of door een samenhangende overeenkomst, dat slechts bestaat en uitwerking heeft voor zover de hoofdverzekeringsovereenkomst zelf bestaat en uitwerking heeft;
  een waarschijnlijkheidswet volgen die in verband staat met het hoofdrisico of betrekking hebben op een persoon, een goed of een voorwerp verzekerd door de hoofdverzekering.
  De risico's die tot de takken 14 (Krediet), 15 (Borgtocht) en 17 (Rechtsbijstand) behoren mogen evenwel onder geen beding beschouwd worden als bijkomende risico's van andere takken.
  Het risico dat deel uitmaakt van tak 17 mag echter beschouwd worden als bijkomend risico van tak 18 (Hulpverlening) wanneer de in het derde lid vermelde voorwaarden zijn vervuld en het hoofdrisico enkel betrekking heeft op hulpverlening aan in moeilijkheden verkerende personen die op reis zijn of zich buiten hun woonplaats of vaste verblijfplaats bevinden.
  De rechtsbijstandverzekering mag ook als bijkomend risico worden beschouwd onder de in het derde lid vermelde voorwaarden indien die betrekking heeft op geschillen of risico's die voortvloeien uit of samenhangen met het gebruik van zeeschepen.

Art.7. De ondernemingen die hun bedrijvigheid tot één of meerdere andere verzekeringstakken wensen uit te breiden moeten de in dit besluit voorziene toelatingsvoorwaarden vervullen en de desbetreffende procedure naleven.

Art.8. § 1. Het in de (artikelen 7 en 43) van de wet bedoelde beroep dient, op straffe van nietigheid ingediend te worden onder een ter post aangetekende omslag binnen de vijftien dagen na de betekening van de gewraakte beslissing. <KB 1994-11-22/34, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994>
  Het beroep wordt bij de Raad van State aanhangig gemaakt door een verzoekschrift getekend door de personen die statutair gemachtigd zijn om de onderneming in recht te vertegenwoordigen, of door een op het tableau van de Orde ingeschreven advocaat. Het verzoekschrift wordt onder een ter post aangetekende omslag gericht aan de Raad van State samen met vier gewaarmerkte afschriften en met een afschrift van de beslissing, waartegen beroep aangetekend wordt. Bij het verzoekschrift wordt een lijst van de stavingsstukken gevoegd samen met vier gewaarmerkte afschriften.
  § 2. Binnen de drie dagen na de ontvangst van het verzoekschrift maakt de griffier, onder een ter post aangetekende omslag, aan de Minister en aan de Controledienst, een afschrift over van elk verzoekschrift dat overeenkomstig § 1 ingediend wordt.
  Binnen de drie dagen na de ontvangst van dit afschrift maken de Minister en de Controledienst het dossier over aan de griffie van de Raad van State.
  § 3. Binnen de maand na zijn aanstelling maakt het lid van het auditoraat zijn verslag op.
  § 4. Indien de Kamer, binnen de twee maanden na het indienen van het verzoekschrift en na inzage van het verslag over de stand van de zaak, oordeelt dat de zaak in staat van wijzen is, bepaalt de voorzitter de datum waarop ze zal opgeroepen worden. Indien de kamer van oordeel is dat nieuwe opdrachten moeten bevolen worden, wijst ze hiervoor een Staatsraad of een lid van het auditoraat aan, die binnen de twintig dagen van zijn aanwijzing een aanvullend verslag opmaakt. Dit verslag wordt gedagtekend, ondertekend en aan de kamer bezorgd.
  Het bevel waarbij de zaak wordt vastgesteld of voor nader onderzoek verwezen, wordt binnen de acht dagen na de indiening van het verslag gegeven.
  Het bevel waarbij de zaak vastgesteld wordt, wordt samen met de verslagen aan de verzoeker, de Minister en de Controledienst meegedeeld. Het stelt de zaak binnen de acht dagen vast.
  § 5. Het arrest moet binnen vijftien dagen na de sluiting van de debatten worden gewezen. Deze termijn kan bij bevel van de kamer worden verlengd, na advies van de auditeur-generaal zonder dat de totale duur der verlenging meer dan één maand mag bedragen.
  § 6. Het arrest wordt aan de verzoeker, de Minister en de Controledienst meegedeeld.
  § 7. Op de door dit artikel geregeld rechtspleging zijn van toepassing de artikelen 2, § 1 - 1° en 2°, 5, 12, 16, 17, 25 tot 27, 29, 33 tot 35, 37, 40 tot 51, 59, 61 tot 65, 72, 77, 84, 86, 2° lid, 87, 88 en 91 van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling administratie van de Raad van State.

Art.9. <KB 1999-11-26/34, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999> De verzekeringsondernemingen zijn gehouden de volgende afzonderlijke beheren te voeren:
  1° (rechtstreekse zaken niet-leven : voor de rechtstreekse verzekeringsverrichtingen die behoren tot de takken 1 tot en met 18 met uitzondering van de arbeidsongevallenverzekeringen bedoeld bij de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971;) <KB 2002-01-16/36, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 11-12-2001>
  (1°bis rechtstreekse zaken arbeidsongevallen "wet 10 april 1971" : voor de arbeidsongevallenverzekeringen bedoeld bij de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971;) <KB 2002-01-16/36, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 11-12-2001>
  2° (rechtstreekse zaken leven : voor de rechtstreekse verzekeringsverrichtingen die behoren tot de takken 21, met uitzondering van de verrichtingen verbonden met een afgezonderd fonds, 22, 24, 26, 28, met uitzondering van de verrichtingen verbonden met een afgezonderd fonds, en 29;) <KB 2006-10-19/38, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 16-11-2006>
  3° (rechtstreekse zaken leven tak 21 en tak 28 afgezonderd fonds... : per afgezonderd fonds, voor de verrichtingen die behoren tot de tak(ken) 21 en 28 en die verbonden zijn met dat afgezonderd fonds;) <KB 2006-10-19/38, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 16-11-2006>
  4° rechtstreekse zaken leven tak 23 beleggingsfonds...: per beleggingsfonds, voor de verrichtingen die behoren tot de tak 23 en die verbonden zijn met dat beleggingsfonds;
  5° rechtstreekse zaken leven tak 25 tontinaire vereniging...: per tontinaire vereniging, voor de verrichtingen die behoren tot de tak 25 en die verbonden zijn met die tontinaire vereniging;
  6° aangenomen zaken niet-leven: voor de aangenomen herverzekeringsverrichtingen die betrekking hebben op de groep van activiteiten niet-leven;
  7° aangenomen zaken leven: voor de aangenomen herverzekeringsverrichtingen die betrekking hebben op de groep van activiteiten leven.

Art.10.<KB 1994-08-12/67, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 1994-10-12, en voor § 2, L2 en § 3, L1, punt 13 : 1994-07-01>
  § 1. Onverminderd de toepassing van de bepalingen van de artikelen 20, §§ 2 en 29, moeten de dekkingswaarden van de technische voorzieningen en schulden de bepalingen van dit artikel naleven.
  § 2. De dekkingswaarden van de technische voorzieningen en schulden moeten rekening houden met de aard van de door de verzekeringsonderneming uitgevoerde verrichtingen ten einde de veiligheid, het rendement en de liquiditeit van de beleggingen van de onderneming te waarborgen; de verzekeringsonderneming zal een oordeelkundige diversificatie en spreiding van zijn beleggingen naleven.
  Bovendien moeten de dekkingswaarden gelocaliseerd zijn :
  [ in de Gemeenschap voor ondernemingen naar Belgisch recht. De roerende dekkingswaarden gelocaliseerd buiten de Gemeenschap worden ook aanvaard, indien de Nationale Bank of een kredietinstelling, een beursvennootschap of een buitenlandse beleggingsonderneming die een vergunning verkregen heeft van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen of van de daartoe bevoegde overheid van een Lid-Staat van de Gemeenschap attesteert dat zij via een vestiging in de Gemeenschap deze dekkingswaarden voor rekening van de verzekeringsonderneming aanhoudt bij een buiten de Gemeenschap gevestigde kredietinstelling of beleggingsonderneming die een vergunning verkregen heeft van een organisme van publiek recht waarvan de rol gelijklopend is met deze van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen;] <KB 1999-11-26/34, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>
  [ in België voor de Belgische vestigingen van ondernemingen van derde landen. De roerende dekkingswaarden gelocaliseerd buiten België worden ook aanvaard, indien de Nationale Bank, een kredietinstelling, een beursvennootschap of een buitenlandse beleggingsonderneming, die een vergunning verkregen heeft van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen of van de daartoe bevoegde overheid van een Lid-Staat van de Gemeenschap, attesteert dat zij via een vestiging in België deze dekkingswaarden voor rekening van de verzekeringsonderneming aanhoudt bij een buiten België gevestigde kredietinstelling of beleggingsonderneming die een vergunning verkregen heeft van een organisme van publiek recht waarvan de rol gelijklopend is met deze van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen.] <KB 1999-11-26/34, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>
  Onder localisatie van activa wordt verstaan de aanwezigheid van roerende of onroerende activa binnen de grenzen. De activa bestaande uit schuldvorderingen [, die niet door effecten zijn vertegenwoordigd,] worden geacht zich te bevinden in het land waar ze realiseerbaar zijn. <KB 1999-11-26/34, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>
  De dekkingswaarden moeten voldoen aan de congruentieregels zoals bepaald in de bijlage IV van dit besluit. Het begrip congruentie houdt in dat opeisbare verplichtingen in een muntsoort gedekt worden door activa die uitgedrukt of realiseerbaar zijn in dezelfde muntsoort.
  § 3. De dekkingswaarden moeten daarenboven tot de volgende beleggingscategorieën behoren :
  1° obligaties [en kasbons]; <KB 2007-01-21/34, art. 1, 1°, 016; Inwerkingtreding : 18-02-2007>
  2° aandelen en andere niet-vastrentende deelnemingen;
  3° rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging die beleggen in effecten, in liquide middelen en in vastgoed;
  4° andere geld- en kapitaalmarktinstrumenten;
  [4°bis kapitalisatiebons;] <KB 2007-01-21/34, art. 1, 2°, 016; Inwerkingtreding : 18-02-2007>
  [5° aankoopopties (ook calls genaamd) of verkoopopties (ook puts genaamd) op effecten, termijnovereenkomsten (hierna futures genaamd) alsook andere afgeleide instrumenten zoals termijnwisselcontracten die verhandeld worden op een liquide, open en regelmatig werkende markt. Zowel de aankoopopties, verkoopopties, futures en andere afgeleide instrumenten moeten het beleggingsrisico helpen beperken of een efficiënt portefeuillebeheer mogelijk maken. Inzake futures moet de onderliggende verbintenis ervan aangehouden worden onder de vorm van liquide en veilige korte termijnbeleggingen;] <KB 1999-11-26/34, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>
  6° leningen die voldoende waarborgen bieden;
  7° onroerende goederen alsmede zakelijke rechten op onroerende goederen en vastgoedcertificaten;
  8° [1 vorderingen op herverzekeraars; er kan worden vereist dat zekerheden of een gelijkwaardige waarborg worden verstrekt, onder de in een reglement van de [2 FSMA]2 bepaalde voorwaarden, voor het gebruik, als dekkingswaarden, van de vorderingen op herverzekeringsondernemingen waaraan geen vergunning is verleend krachtens Richtlijn 2005/68/EG of verzekeringsondernemingen waaraan geen vergunning is verleend krachtens de Richtlijnen 73/239/EEG of 2002/83/EG;]1
  9° aandeel van de herverzekeraars in de technische voorzieningen [1 ; bij reglement van de [2 FSMA]2 kan worden vereist dat zekerheden of een gelijkwaardige waarborg worden verstrekt dan wel dat organisatie- en solvabiliteitsnormen worden opgelegd voor het gebruik, als activa ter dekking van de technische voorzieningen, van herverzekeringsaandelen in de technische voorzieningen gehouden door herverzekeringsondernemingen waaraan geen vergunning is verleend krachtens Richtlijn 2005/68/EG of verzekeringsondernemingen waaraan geen vergunning is verleend krachtens de Richtlijnen 73/239/EEG of 2002/83/EG]1;
  [1 9°bis bedragen die kunnen worden verhaald uit hoofde van verrichtingen met effectiseringsvehikels, die als dekkingswaarden in aanmerking kunnen komen, op met redenen omkleed verzoek van de onderneming en met goedkeuring van de [2 FSMA]2, op volgende voorwaarden :
   1° de verzekeringsonderneming neemt op geen enkele wijze deel aan de financiering van het effectiseringsvehikel;
   2° de verzekeringsonderneming behoudt een deel van de risico's die aan het effectiseringsvehikel zijn overgedragen, zodat zij een economisch belang behoudt bij het schadeverloop van de overgedragen risico's;
   3° de verzekeringsonderneming draagt, rechtstreeks of onrechtstreeks, niet meer dan 50 % van haar risicototaal over aan een enkel effectiseringsvehikel;
   4° de verbintenissen die het effectiseringsvehikel aangaat ten aanzien van de verzekeringsonderneming, mogen niet onbegrensd zijn;
   5° het effectiseringsvehikel bevat activa ten belope van een bedrag dat ten minste gelijk is aan het maximumbedrag van zijn verplichtingen ten aanzien van de verzekeringsonderneming; indien niet langer wordt voldaan aan deze voorwaarde ingevolge een daling van de waarde van de betrokken activa, neemt de verzekeringsonderneming enkel de verminderde waarde in aanmerking voor de dekking van haar technische voorzieningen;
   6° de personen die deelnemen aan het bestuur of het beleid van het effectiseringsvehikel bezitten de vereiste professionele betrouwbaarheid, deskundigheid en passende ervaring voor de uitoefening van hun functie; elk mogelijk belangenconflict tussen deze personen en de verantwoordelijken voor andere onderdelen van de verrichting, wordt ter kennis gebracht van de [2 FSMA]2;
   7° het effectiseringsvehikel beschikt over een aan zijn werkzaamheden aangepaste beleidsstructuur, administratieve en boekhoudkundige organisatie en interne controle.
   Daarenboven moet de verzekeringsonderneming op elk ogenblik in staat zijn om op verzoek van de [2 FSMA]2 aan te tonen dat het risico daadwerkelijk is overgedragen aan het effectiseringsvehikel.
   De [2 FSMA]2 kan een reglement vaststellen ter aanvulling van deze bepaling betreffende technische punten.]1
  10° vorderingen op verzekeringnemers en tussenpersonen uit hoofde van rechtstreekse verzekeringsverrichtingen, uitgezonderd de vorderingen met betrekking tot premies waarvan de vervaldag sedert meer dan één maand verstreken is;
  11° voor de verrichtingen van tak 14 vorderingen uit hoofde van verhaal of subrogatie op voorwaarde dat deze uitsluitend toegewezen worden in het afzonderlijk beheer waartoe deze tak behoort;
  12° niet betwiste belastingsvorderingen;
  13° zichtrekeningen of termijnrekeningen bij de Nationale Bank of bij een kredietinstelling die een vergunning verkregen heeft van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen of van de daartoe bevoegde overheid van een Lid-Staat van de Gemeenschap waar haar maatschappelijke zetel is gevestigd;
  14° voorschotten op verzekerde prestaties in de mate dat zij toegelaten zijn door de reglementering betreffende de levensverzekeringsactiviteit. Nochtans mogen deze voorschotten uitsluitend toegewezen worden in het afzonderlijk beheer " Leven " zoals bedoeld in artikel 9;
  15° gelopen en niet-vervallen rente en lopende huur van toegewezen waarden. Nochtans mogen deze rente en huur slechts toegewezen worden in hetzelfde afzonderlijk beheer als de waarden waaraan ze verbonden zijn. Daarenboven mag in deze categorie uitsluitend worden opgenomen de gelopen en niet-vervallen rente die niet in de waarde van een actief van een andere categorie is begrepen;
  16° de Controledienst mag, in uitzonderlijke omstandigheden en voor de duur ervan, andere beleggingscategorieën aanvaarden die beantwoorden aan de beginselen van veiligheid, rendement, liquiditeit, diversificatie en spreiding vermeld in § 2 evenals afwijkingen toestaan op de regels inzake localisatie.
  § 4. De dekkingswaarden mogen, voor het geheel van de waarden vermeld in één rubriek, de volgende verhoudingen uitgedrukt in percenten van het totaal van de technische voorzieningen en schulden niet overschrijden :
  1° 10 % voor obligaties en (kasbons) andere geld- en kapitaalmarktinstrumenten (en kapitalisatiebons) uitgegeven [3 door de Staten niet bedoeld in 6°, b), en door regionale of lokale overheden en ondernemingen uit die Staten]3 en door internationale organisaties waarvan geen Lid-Staat van de Gemeenschap deel uitmaakt; <KB 2007-01-21/34, art. 1, 3° en 4°, 016; Inwerkingtreding : 18-02-2007>
  2° 10 % voor beleggingen in aandelen, andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren en obligaties, die niet op een gereglementeerde markt worden verhandeld;
  (Deze beperking wordt op 20 % gebracht indien de onderneming ook belegt in dergelijke waarden van ondernemingen uit de Gemeenschap, die onderworpen zijn aan het toezicht van de Controledienst of van een organisme van publiek recht waarvan de rol gelijklopend is met die van de Controledienst;) <KB 1999-11-26/34, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>
  3° 10 % voor rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging die niet onderworpen zijn aan een wetgeving van een Lid-Staat van de Gemeenschap in overeenstemming met de richtlijn (85/611/EEG) van de raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen van collectieve beleggingen in effecten (ICBE's);
  4° 5 % voor vastgoedcertificaten van één uitgifte;
  (5° 5 % voor afgeleide producten die niet als dekking bestemd zijn in de zin van de artikelen 27ter en 36sexies van het koninklijk besluit van 17 november 1994 betreffende de jaarrekening van verzekeringsondernemingen;) <KB 1999-11-26/34, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>
  (6° 5 % voor leningen die niet gewaarborgd zijn door een zakelijke zekerheid, door een kredietinstelling of door een verzekeringsonderneming en niet meer dan 1 % voor dergelijke leningen die aan eenzelfde kredietnemer zijn toegestaan.
  [3 Deze beperking geldt niet voor dergelijke leningen :
   a) aan kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen of beleggingsondernemingen die in de Europese Economische Ruimte zijn gevestigd;
   b) aan of gegarandeerd door Lid-Staten, volwaardige Lid-Staten van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling of Staten die nieuwe leningsarrangementen hebben gesloten met het Internationaal Monetair Fonds, evenals de lokale of regionale overheden van de voornoemde Lid-Staten;
   c) aan of gegarandeerd door internationale organisaties waar minstens één Lid-Staat van de Europese Economische Ruimte deel van uitmaakt;]3
  7° 10 % voor beleggingen in één onroerend goed of in verscheidene onroerende goederen die zich voldoende dicht bij elkaar bevinden om de facto als één belegging te worden beschouwd.
  [3 Daarenboven mag de onderneming niet meer dan 5 % van de dekkingswaarden van haar technische voorzieningen en schulden beleggen in aandelen en andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren, in obligaties, kasbons en andere geld- en kapitaalmarktinstrumenten en kapitalisatiebons, van één bepaalde emittent of in leningen aan één bepaalde kredietnemer, tezamen genomen.
   Het plafond bedoeld in het tweede lid wordt verhoogd tot 10 % per kredietnemer of emittent wanneer de financiële instrumenten en leningen als bedoeld in het vorige lid zijn uitgegeven door en de leningen zijn toegestaan aan ondernemingen die in de Europese Economische Ruimte zijn gevestigd en die onderworpen zijn aan het toezicht van de Nationale Bank van België of van een organisme van publiek recht waarvan de rol gelijklopend is met die van de Bank en op voorwaarde dat de onderneming niet meer dan 20 % van haar technische voorzieningen en schulden belegt in financiële instrumenten van of leningen aan emittenten en kredietnemers waarin zij meer dan 5 % van haar technische voorzieningen en schulden belegt.
   Het plafond bedoeld in het tweede lid wordt verhoogd tot 10 % per kredietnemer of emittent wanneer de leningen gewaarborgd zijn door een of meer van de overheden bedoeld in het eerste lid, 6°, b) of dooreen internationale organisatie waar een of meer Lid-Staten van de Europese Economische Ruimte deel van uitmaken, en op voorwaarde dat de onderneming niet meer dan 40 % van haar technische voorzieningen en schulden belegt in financiële instrumenten van of leningen aan emittenten en kredietnemers waarin zij meer dan 5 % van haar technische voorzieningen en schulden belegt.
   De plafonds bedoeld in de vorige drie leden gelden niet
   a) voor leningen aan een centrale, regionale of lokale overheid van zone A of aan een internationale organisatie waar een of meer Lid-Staten van de Europese Economische Ruimte deel van uitmaken;
   b) voor obligaties en andere geld- of kapitaalmarktinstrumenten uitgegeven door de overheden of organisaties als bedoeld in 1° );
   c) voor rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging.]3
  [3 Voor de toepassing van de vorige vier leden]3 wordt de positie in elke optie, future en ander afgeleid instrument omgerekend in de positie van het onderliggend actief, rekening houdend met de waarschijnlijkheid van effectieve uitoefening ervan.
  De Controledienst mag, bij een met redenen omkleed besluit in uitzonderlijke omstandigheden en voor de duur ervan, op verzoek van de verzekeringsonderneming afwijkingen toestaan op de regels vermeld in deze paragraaf mits het naleven van de beginselen van veiligheid, rendement, liquiditeit, diversificatie en spreiding vermeld in § 2 van dit artikel.
  (Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel wordt onder gereglementeerde markt verstaan: elke markt bedoeld in artikel 1, § 3, eerste en tweede lid, van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs, evenals elke andere georganiseerde, erkende en regelmatig werkende markt voorzover deze, naar het oordeel van de Controledienst, aan vergelijkbare voorwaarden voldoet en voorzover de financiële instrumenten die er worden verhandeld van een vergelijkbare kwaliteit zijn.) <KB 1999-11-26/34, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>
  § 5. De bepalingen van § 2, 1ste lid en 4de lid en § 4 zijn niet van toepassing op de dekkingswaarden van de technische voorzieningen en schulden van verrichtingen verbonden aan beleggingsfondsen uitgezonderd echter voor de dekkingswaarden van de technische voorzieningen overeenstemmend met de minimum reserves van de groepsverzekeringen zoals bedoeld in de reglementering betreffende de levensverzekeringsactiviteit.
  § 6. Voor deelnemingen in dochterondernemingen die voor rekening van de verzekeringsondernming, alle of een deel van de beleggingen van deze verzekeringsonderneming beheren, wordt er voor de toepassing van de regels en beginselen van de §§ 3 en 4 rekening gehouden met de onderliggende activa in het bezit van de dochteronderneming. De Controledienst mag dezelfde behandeling toepassen op de door andere dochterondernemingen gehouden activa.
  § 7. De effecten, die niet op een gereglementeerde markt worden verhandeld, worden alleen als dekkingswaarden aanvaard indien ze op korte termijn kunnen gerealiseerd worden; (die voorwaarde is niet van toepassing op deelnemingen) in kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en in belegginsondernemingen waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is in de Gemeenschap. <KB 1999-11-26/34, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>
  § 8. De Controledienst kan zich verzetten tegen de beleggingen of het behoud ervan (als hij redenen heeft om aan te nemen dat die beleggingen geen voldoende waarborgen bieden) om te beantwoorden aan de eisen van veiligheid, rendement, liquiditeit, diversificatie en spreiding zoals bepaald in § 2. <KB 1999-11-26/34, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>
  § 9. Voor de vaststelling van de affectatiewaarde van de dekkingswaarden van de technische voorzieningen en schulden wordt er rekening gehouden met het volgende :
  1° de dekkingswaarden worden gewaardeerd met aftrek van de voor verwerving ervan aangegane schulden;
  2° de dekkingswaarden moeten met de nodige voorzichtigheid worden gewaardeerd, rekening houdend met het risico van niet-realisatie;
  3° de vorderingen op een derde, aangewend als dekkingswaarden, worden gewaardeerd met aftrek van schulden jegens die derde.
  Daarenboven worden de dekkingswaarden per afzonderlijk beheer aanvaard voor een affectatiewaarde die als volgt wordt bepaald :
  1° voor de onroerende goederen : de marktwaarde van de toegewezen goederen. Onder marktwaarde wordt verstaan de prijs die, op datum van waardering, zou kunnen bekomen worden bij verkoop van het betrokken onroerend goed in de veronderstelling dat :
  - het een vrijwllige verkoop betreft;
  - de koper volledig onafhankelijk kan optreden van de verkoper;
  - er een normale publiciteit gevoerd wordt;
  - de marktvoorwaarden een regelmatige transactie toelaten;
  - de tijd voor het voeren van de vekoopsonderhandelingen van het goed, rekening houdend met de aard ervan, normaal is.
  De marktwaarde wordt bepaald door afzonderlijke waardering van elk terrein en van elk gebouw volgens een methode aanvaard door de Controledienst.
  Wanneer sedert de laatste waardebepaling overeenkomstig het voorgaande lid de marktwaarde van een termijn of gebouw verminderd is, wordt de affectatiewaarde ervan in dezelfde zin aangepast. De aldus bekomen lagere affectatiewaarde wordt slechts verhoogd als er een nieuwe marktwaarde overeenkomstig het voorgaande lid wordt bepaald.
  Als op het ogenblik van de waardering het voornemen bestaat om de onroerende goederen op korte termijn te verkopen, wordt de marktwaarde ervan verminderd met de geraamde realisatiekosten.
  Wanneer de marktwaarde van een onroend goed niet kan worden bepaald, wordt de op basis van het beginsel van de aanschaffingsprijs of vervaardigingskosten berekende waarde als maktwaarde beschouwd;
  2° voor de effecten uitgegeven of gewaarborgd door een centrale regionale of lokale overheid en daarmee gelijkgestelde effecten : (de waarde berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 27bis, § 3, van het koninklijk besluit van 17 november 1994 betreffende de jaarrekening van verzekeringsondernemingen). Indien deze effecten aangewend worden als dekkingswaarden voor de verrichtingen verbonden aan beleggingsfondsen, wordt als affectatiewaarde de marktwaarde ervan aangewend; de marktwaarde wordt vastgesteld zoals bepaald in de hierna volgende punten 3 en 4; <KB 1999-11-26/34, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>
  3° voor de op een officiële genoteerde effecten, uitgezonderd deze bedoeld in lid 2, punt 2 van deze paragraaf : de marktwaarde. Onder marktwaarde wordt verstaan de beurswaarde berekend volgens ofwel de officiële koersen op de datum van de waardering of indien die datum geen dag van verhandeling ter beurze is, op de laatste dag van de verhandeling vóór die datum ofwel volgens de indicatieve koersen minstens maandelijks bekendgemaakt door een officiële beurs; de bedoelde officiële of indicatieve koersen van deze effecten zijn deze, bekendgemaakt door de officiële beurzen waar deze effecten veelvuldig verhandeld worden.
  Wanneer op de datum van de waardering van deze effecten het voornemen bestaat deze op korte termijn te verkopen, wordt de marktwaarde verminderd met de geraamde realisatiekosten;
  4° voor de niet genoteerde effecten, uitgezonderd deze bedoeld in lid 2, punt 2 van deze paragraaf : de marktwaarde. Indien voor deze effecten een markt bestaat wordt onder marktwaarde verstaan de gemiddelde prijs waartegen deze effecten op de datum van waardering of, indien die datum geen datum van verhandeling op de betreffende markt is, op de laatste dag van verhandeling vóór die datum, verhandeld zijn.
  Indien voor deze effecten geen markt bestaat wordt onder marktwaarde verstaan de waarde bekomen op basis van een voorzichtige beoordeling van de vermoedelijke directe opbrengstwaarde.
  Wanneer op de datum van waardering van deze effecten het voornemen bestaat deze op korte termijn te verkopen, wordt de marktwaarde verminderd met de geraamde realisatiekosten;
  5° voor de hypothecaire leningen : de som van de verschuldigd blijvende saldi. Elke hypothecaire schuldvordering komt ten hoogste voor 100 % van de waarde der onroerende goederen in aanmerking, desgevallend onder aftrek van de bestaande voorrechten en hypotheken;
  6° voor de voorschotten op verzekerde prestaties : het bedrag van de voorschotten, onder aftrek van de desgevallende terugbetalingen;
  7° voor de overige activa : de waarde waarvoor deze activa op de actiefzijde van de balans vermeld zijn.
  (Daarenboven wordt bij de vaststelling van de affectatiewaarde van de dekkingswaarden rekening gehouden met afgeleide producten met betrekking tot deze dekkingswaarden voor zover deze afgeleide producten zelf niet als dekkingswaarden worden aangewend. Tevens moeten deze afgeleide producten aangewend worden om het beleggingsrisico te beperken of een efficiënt portefeuillebeheer mogelijk te maken, en verhandeld worden op een liquide markt.
  Er is sprake van een liquide markt in de zin van deze paragraaf wanneer er:
  - hetzij een georganiseerde markt, hetzij een onderhandse markt bestaat die regelmatig werkt door toedoen van derde financiële instellingenmarkthouders die instaan voor een doorlopende notering van kopers- en verkoperskoersen met marges die met de marktgebruiken overeenstemmen;
  - kan worden vanuit gegaan dat de betrokken effecten of financiële instrumenten qua volume en rekening houdend met de volumes die gewoonlijk op hun markt worden verhandeld, op gelijk welk ogenblik realiseerbaar zijn zonder betekenisvolle invloed op de koersen.) <KB 1999-11-26/34, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>
  Op grond van de hierboven vermelde waarderingsregels mag de Controledienst de voorgestelde waardebepaling van een dekkingswaarde verwerpen.
  § 10. De bepalingen van § 2 uitgezonderd lid 1, en van de §§ 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 zijn niet van toepassing op de dekkingswaarden van de technische voorzieningen van de in herverzekering aangenomen zaken.
  ----------
  (1)<KB 2009-09-27/17, art. 19, 017; Inwerkingtreding : 25-10-2009>
  (2)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 018; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
  (3)<KB 2014-04-10/37, art. 1, 019; Inwerkingtreding : 15-05-2014>

Art.11. <KB 1994-08-12/67, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 1994-10-12> § 1. De technische voorzieningen moeten omvatten :
  A. voor de activiteitengroep " niet-leven " :
  1° een voorziening voor niet-verdiende premies en lopende risico's :
  a) De voorziening voor niet-verdiende premies komt overeen met het deel van de premies bruto van herverzekering dat moet worden toegerekend aan een volgend boekjaar of aan volgende boekjaren om de schadelast, de administratiekosten en de beheerskosten van beleggingen te dekken.
  b) De voorziening voor lopende risico's bestaat uit een bedrag ter aanvulling van de voorziening voor niet-verdiende premies. Ze wordt samengesteld wanneer blijkt dat het geschatte geheel van de schadelast en de administratiekosten, betreffende de lopende overeenkomsten en door de onderneming nog te dragen, hoger zal zijn dan het geheel van de niet-verdiende premies en de verschuldigde premies met betrekking tot deze overeenkomsten.
  2° een voorziening voor te betalen schaden.
  Deze voorziening beantwoordt aan het totaal van de geschatte uiteindelijke kosten van de afwikkeling van alle al dan niet aangemelde schaden, verminderd met de bedragen die reeds met betrekking tot zulke schaden zijn betaald. Ze bevat de schadevergoeding en de externe en de interne beheerskosten van de schadegevallen.
  Er mag geen vermindering van opbrengsten uit beleggingen toegepast worden, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden toegestaan door de Controledienst.
  In de voorziening voor te betalen schaden mogen de niet-verwezenlijkte terugvorderingen, met inbegrip van de terug te vorderen vrijstellingen, niet in mindering gebracht worden.
  (Inzake de arbeidsongevallen houdt de verzekeringsonderneming rekening met de regels vastgelegd in de punten 1 en 2 van de bijlage VI bij dit besluit.) <KB 2002-01-16/36, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 11-12-2001>
  3° een voorziening voor egalisatie en catastrofen.
  Deze voorziening wordt samengesteld met de bedoeling om in de komende jaren, hetzij het niet-terugkerend technisch verlies te compenseren, hetzij de schommelingen van de schadequote te nivelleren, hetzij bijzondere risico's te dekken.
  Ze moeten worden aangelegd voor de volgende risico's : het kredietrisico, de risico's in verband met natuurelementen (behorend tot de takken 8 en 9), de risico's op het gebied van kernenergie, de risico's inzake burgerrechtelijke aansprakelijkheid in verband met milieuverontreiniging, de risico's inzake burgerrechtelijke aansprakelijkheid van produkten met gebreken, de lucht- en ruimtevaartrisico's, de risico's in verband met aanslagen en arbeidsconflicten (en de andere risico's die een be.langrijke spreiding van de schadequote in de tijd als kenmerk hebben). <KB 1999-11-26/34, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>
  4° een vergrijzingsvoorziening.
  In geval van met de leeftijd stijgende voorvalswet komt deze voorziening overeen met de geschatte actuele waarde van de toekomstige verplichtingen van de verzekerigsonderneming na aftrek van de geschatte actuele waarde van de toekomstige premies.
  5° een voorziening voor de verdeelde maar nog niet toegekende winstdelingen met inbegrip van de verdeelde maar nog niet toegekende restorno's.
  6° (- voor wat arbeidsongevallen betreft, een indexeringsvoorziening in de mate dat de verzekerde prestaties geïndexeerd zijn. Bij de samenstelling van deze voorziening houdt de verzekeringsonderneming rekening met de regels uit het punt 3 van de bijlage VI bij dit besluit.;
  - elke andere voorziening die door de Controledienst kan opgelegd worden.) <KB 2002-01-16/36, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 11-12-2001>
  B. voor de activiteitengroep " leven " :
  1° een voorziening voor verzekering " leven ".
  Deze voorziening wordt berekend overeenkomstig de reglementering betreffende de activiteitengroep " leven ".
  2° een voorziening voor te betalen schaden.
  Deze voorziening beantwoordt aan de vervallen maar niet betaalde verzekeringsprestaties en de ermee gepaard gaande externe en interne beheerskosten.
  3° een voorziening voor de verdeelde maar nog niet toegekende winstdelingen met inbegrip van de verdeelde maar nog niet toegekende restorno's.
  (Onverminderd de toepassing van de bepalingen van de artikelen 20, §§ 2 en 29 dient het bedrag van de door de verzekeringsondernemingen samen te stellen technische voorzieninngen en te boeken technische schulden op elk ogenblik voldoende te zijn om te waarborgen dat alle uit hun verzekeringsovereenkomsten voortvloeiende verplichtingen kunnen worden nagekomen.) <KB 1994-11-22/34, art. 6, 1°, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994>
  § 2. Als ingevolge de aard van de verzekeringstak of het verzekeringstype, de gegevens betreffende de te ontvangen premies of te verrichten uitkeringen, voor het onderschrijvingsjaar, onvoldoende zijn om nauwkeurige ramingen te kunnen maken op het ogenblik van het samenstellen van de voorzieningen, kan de Controledienst, voor de berekening van de voorziening voor niet-verdiende premies en de voorziening voor te betalen schaden, de toepassing van één van de methodes voorzien door de waarderingsregels bepaald voor het opmaken van de jaarrekening toelaten of opleggen.
  § 3. Zonder afbreuk te doen aan wat voorafgaat, zijn de volgende regels van toepassing :
  1° wat betreft de in herverzekering aangenomen zaken moeten de technische voorzieningen van de herverzekeraar ten minste gelijk zijn aan het aandeel van de herverzekeraar in de technische voorzieningen van de cedent of van de retrocedent, berekend op grond van de in de herverzekeringsovereenkomst voorziene clausules en van de door de cedent of de retrocedent te verstrekken informatie;
  2° in geval van medeverzekering worden de technische voorzieningen van iedere verzekeraar berekend in verhouding tot zijn aandeel in de medeverzekeringsovereenkomst;
  3° de ondernemingen die aan medeverzekering doen of zaken in herverzekering aannemen zijn ertoe gehouden de hen meegedeelde ramingen van de technische voorzieningen te verhogen als dat nodig blijkt op basis van de statistische ervaring, of als zij tekortkomingen vaststellen ten aanzien van de waarderingsregels met betrekking tot de technische voorzieningen bepaald in de §§ 1 en 2. Als de gegevens vereist voor de samenstelling van de technische voorzieningen van de betrokken periode hen niet op tijd bereiken, dienen zij tot een raming op statistische grondslag over te gaan.
  § 4. De technische schulden bestaan uit (de sommen die aan de verzekeringnemers, de verzekerden en de begunstigden van verzekeringsovereenkomsten alsook aan de cederende ondernemingen in uitvoering van de herverzekeringsovereenkomsten verschuldigd zijn en onder andere uit) de vóór de vervaldag betaalde premies, de in bewaring gegeven vrijstellingen en de opeisbare premies waarvan het risico geschorst is. <KB 1999-11-26/34, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>
  § 5. De berekening van de technische voorzieningen voor de activiteitengroep " niet leven " gebeurt op basis van de waarderingsregels bepaald voor het opmaken van de jaarrekening en volgens methodes door de Controledienst (opgelegd of aanvaard). <KB 1999-11-26/34, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>
  De onderneming deelt de door haar gebruikte methodes mee aan de Controledienst en verwittigt hem voorafgaandelijk van elke wijziging van methode.

Art. 11bis. <ingevoegd bij KB 1994-08-12/67, art. 4, Inwerkingtreding : 1994-10-12>
  De verzekeringsondernemingen zijn verplicht statistieken op te stellen volgens de vorm en de inhoud voorgeschreven door de Controledienst en ze hem over te maken op de drager en binnen de termijn door hem bepaald.

Art.12. De voor het opstellen van de tarieven gebruikte grondslagen en werkwijzen moeten van die aard zijn dat ze het evenwicht en de veiligheid van de verrichtingen niet kunnen in gevaar brengen en de billijkheid onder de verschillende categorieën van verzekerden eerbiedigen.
  De combinatie die buiten het tarief vallen en de bijzondere risico's die geval per geval geschat worden, moeten getarifeerd worden volgens redelijke grondslagen, die in verhouding zijn tot deze aangewend voor de getarifeerde combinaties of risico's.
  (Wanneer, betreffende de activiteitengroep " niet-leven ", een verzekeringsonderneming een tarief verhoogt of verlaagt, past ze deze wijziging toe op de premies en bijdrage van de lopende overeenkomsten die vervallen vanaf de eerste dag van de vierde maand die volgt op de wijziging, zonder afbreuk te doen aan het recht van de verzekeringnemer om de overeenkomst op te zeggen.) (De verzekeringnemer wordt minstens vier maanden vóór de jaarlijkse vervaldag van zijn verzekeringsovereenkomst in kennis gesteld van de tariefwijziging, tenzij hem bij een latere kennisgeving van de tariefwijziging het recht wordt toegekend zijn overeenkomst alsnog op te zeggen binnen een termijn van minstens drie maanden te rekenen vanaf de dag van die kennisgeving. Het opzegrecht wordt uitdrukkelijk in de kennisgeving vermeld.) <KB 1994-08-12/67, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 12-10-1994> <KB 1999-11-26/34, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>

Art. 12bis.
  <Opgeheven bij KB 2016-09-14/17, art. 12, 022; Inwerkingtreding : 10-11-2016>

Art.13. Voor het uitoefenen van het in dit besluit geregelde toezicht, omvatten de algemene en speciale voorwaarden van de overeenkomsten niet de bijzondere voorwaarden die bestemd zijn om in een afzonderlijk geval rekening te houden met de specifieke aspecten van het te dekken risico.

Art.14. De voorwaarden der overeenkomsten moeten in duidelijke en nauwkeurige bewoordingen opgesteld worden. Ze mogen geen enkele clausule bevatten die een inbreuk uitmaakt op de gelijkwaardigheid tussen de verbintenissen van de verzekeraar en die van de verzekeringnemer.

Art.15. <KB 1994-11-22/34, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-04-1995> § 1. Voor het sluiten van de verzekeringsovereenkomst dient de verzekeringsonderneming de volgende inlichtingen aan de verzekeringnemer mee te delen :
  a) voor de groep van activiteiten " niet-leven " :
  1° de naam van (het land) waar de maatschappelijke zetel en, in voorkomend geval, waar het bijkantoor waarmee de overeenkomst zal worden gesloten, is gevestigd. <KB 1999-11-26/34, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>
  Wanneer aan de verzekeringnemer documenten worden verstrekt moeten daarin de in het eerste lid bedoelde inlichtingen worden verstrekt.
  Die inlichtingen moeten niet worden verstrekt wanneer het gaat over grote risico's zoals gedefinieerd in artikel 1, 7;
  2° het recht dat op de overeenkomst van toepassing is, hetzij wanneer de partijen geen vrijheid van rechtskeuze hebben, hetzij ten gevolge van de keuze die de verzekeraar voorstelt als zulks wel het geval is;
  3° de aanduiding dat elke klacht over de overeenkomst kan worden gericht aan de (Ombudsdienst Verzekeringen), met vermelding van diens adres, onverminderd de mogelijkheid voor de verzekeringnemer een gerechtelijke procedure aan te spannen. <KB 2006-06-21/31, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 03-07-2006>
  De inlichtingen bedoeld in de punten 2° en 3° moeten slechts worden verstrekt wannneer de verzekeringnemer een natuurlijk persoon is.
  b) voor de groep van activiteiten " leven " :
  1° de naam of de firmanaam en de rechtsvorm van de verzekeringsonderneming;
  2° de naam van (het land) waar de maatschappelijke zetel en, in voorkomend geval, waar het agentschap of het bijkantoor waarmee de overeenkomst zal worden gesloten, is gevestigd; <KB 1999-11-26/34, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>
  3° het adres van de maatschappelijke zetel en, in voorkomend geval, van het agentschap of het bijkantoor waarmee de overeenkomst zal worden gesloten;
  4° de omschrijving van elke verzekeringsdekking en keuzemogelijkheid;
  5° de looptijd van de overeenkomst;
  6° de wijze van beëindiging van de overeenkomst;
  7° de wijze en duur van betaling van de premies;
  8° de wijze van uitoefening van het recht van opzegging;
  9° de inlichtingen over de premies voor iedere verzekeringsdekking, zowel de hoofddekking als de aanvullende dekkingen, indien zulke inlichtingen dienstig blijken;
  10° het recht dat op de overeenkomst van toepassing is, hetzij wanneer de partijen geen vrijheid van rechtskeuze hebben, hetzij ten gevolge van de keuze die de verzekeraar voorstelt als zulks wel het geval is;
  11° de aanduiding dat elke klacht over de overeenkomst kan worden gericht aan de (Ombudsdienst Verzekeringen), met vermelding van diens adres, onverminderd de mogelijkheid voor de verzekeringnemer een gerechtelijke procedure aan te spannen; <KB 2006-06-21/31, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 03-07-2006>
  12° de wijze van berekening en toewijzing van winstdelingen;
  13° de gegevens over de afkoop- en reductiewaarden en in hoeverre deze zijn gegarandeerd;
  14° de opsomming van de gebruikte referentiewaarden (rekeneenheden) in verzekeringen verbonden met beleggingsfondsen;
  15° gegevens over de aard van de activa die tegenover de verzekeringen verbonden met beleggingsfondsen staan;
  16° algemene indicatie betreffende de op de overeenkomst toepasselijke belastingregeling.
  § 2. Op het ogenblik van het sluiten van de overeenkomst en gedurende de ganse looptijd ervan, moet de verzekeringnemer de volgende inlichtingen van de verzekeringsonderneming verkrijgen :
  a) voor de groep van activiteiten : niet-leven " :
  1° de naam en het adres van de maatschappelijke zetel en, in voorkomend geval, van het bijkantoor van de verzekeringsonderneming dat de dekking verleent;
  2° de naam en het adres van de vertegenwoordiger van de verzekeringsonderneming bedoeld in artikel 68, § 1, 4°, tweede streepje van de wet.
  De inlichtingen bedoeld in 1° en 2° moeten ook worden vermeld op elk ander document dan de overeenkomst waarbij dekking wordt verleend.
  b) voor de groep van activiteiten " leven " :
  Naast de algemene en speciale voorwaarden die aan de verzekeringnemer moeten worden meegedeeld, dienen aan deze laatste ook de onderstaande inlichtingen te worden verstrekt :
  - iedere wijziging van de naam of de firmanaam, de rechtsvorm of het adres van de maatschappelijke zetel en, in voorkomend geval, van het agentschap of bijkantoor waarmede de overeenkomst is gesloten;
  - alle inlichtingen betreffende de punten 4° tot en met 7°, 9°, 12° (tot en met 15°) van § 1, b) in geval van aanhangsels bij de overeenkomst of wijziging van de daarop van toepassing zijnde wetgeving; <KB 1999-11-26/34, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>
  - elk jaar, inlichtingen betreffende de situatie van de winstdeling.
  § 3. De in § 1, b) en § 2, b) bedoelde inlichtingen moeten duidelijk, nauwkeurig en schriftelijk worden geformuleerd en minstens in de taal die bij wet of decreet wordt opgelegd.
  § 4. De overeenkomsten inzake de verplichte aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen vermelden de volgende elementen afzonderlijk :
  1° de elementen die in aanmerking werden genomen om het bedrag van de bijpremie en de verminderingen te bepalen die tussenkomen in de berekening van de handelspremie;
  2° (in voorkomend geval, de inlichtingen bedoeld in artikel 1bis van het koninklijk besluit van 14 december 1992 betreffende de modelovereenkomst voor de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen;) <KB 2002-01-16/35, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-02-2002>
  3° de handelspremie en, in voorkomend geval, de index van kracht op het ogenblik van de onderschrijving.
  De kwitanties of de vervaldagberichten inzake dezelfde overeenkomsten vermelden de volgende elementen afzonderlijk :
  1° (in voorkomend geval, de wijzigingen die zich sinds de vorige vervaldag als gevolg van de toepassing van het a posteriori personalisatiemechanisme hebben voorgedaan;) <KB 2002-01-16/35, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-02-2002>
  2° de handelspremie;
  3° het samengevoegde bedrag van het commissieloon, de acquisitiekosten en van alle kosten die in de handelspremie begrepen zijn;
  4° in voorkomend geval, de index die wordt toegepast op de jaarlijkse vervaldag van de premie;
  5° het bedrag van de toeslag voor gespreide betaling van de premie;
  6° de taksen en bijdragen.
  De elementen bedoeld in het eerste en het tweede lid moeten voor elk risico dat door de overeenkomst wordt gedekt, afzonderlijk tot uitdrukking komen.
  § 5. (De § 4, eerste lid, 3°, tweede lid, 2°, 4° en 6° en derde lid) is van toepassing op de verzekeringsovereenkomsten " niet-leven ", andere dan die bedoeld in § 4. <KB 1999-11-26/34, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>
  (§ 6. Ieder document van publicitaire aard of dat door een verzekeringsonderneming ter algemene kennis wordt gebracht vermeldt de volgende inlichtingen:
  1° de naam of de firmanaam van de verzekeringsonderneming;
  2° de naam van het land waar de maatschappelijke zetel van de onderneming is gevestigd.) <KB 1999-11-26/34, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>

Art. 15bis.[1 § 1. De globale bijdrage van de verzekeringstussenpersonen die zijn ingeschreven in het register van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen bijgehouden door de FSMA, tot de financiering van de Ombudsdienst Verzekeringen wordt als volgt berekend :
   X = Y x NI/NT
   waarbij:
   X = het bedrag in de financiering van de Ombudsdienst Verzekeringen dat globaal door de tussenpersonen moet worden gedragen voor het kalenderjaar N;
   Y = het totaalbedrag van de uitgaven van de Ombudsdienst Verzekeringen voor het kalenderjaar N-1;
   NI = het aantal dossiers, dat bij de Ombudsdienst Verzekeringen werd ingediend tijdens het kalenderjaar N-1 over de verzekeringstussenpersonen die, op het moment van de indiening van het dossier, waren ingeschreven in het door de FSMA bijgehouden register van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen;
   NT = het totaal aantal dossiers dat bij de Ombudsdienst Verzekeringen werd ingediend voor het kalenderjaar N-1.
   § 2. De Ombudsdienst Verzekeringen deelt jaarlijks, vóór 31 maart van het lopende kalenderjaar, het overeenkomstig paragraaf 1 berekende bedrag van de globale bijdrage mee aan de FSMA.
   Wat de bijdrage voor het kalenderjaar 2015 betreft, deelt de Ombudsdienst deze mee aan de FSMA binnen de maand na bekendmaking van dit besluit. Deze globale bijdrage van de verzekeringstussenpersonen voor het kalenderjaar 2015 wordt "globale referentiebijdrage" genoemd.
   § 3. De globale bijdrage voor de volgende kalenderjaren mag niet meer bedragen dan 130 procent van de geïndexeerde globale referentiebijdrage.
   De geïndexeerde globale referentiebijdrage wordt bekomen door het bedrag van de globale referentiebijdrage te vermenigvuldigen met het indexcijfer der consumptieprijzen van de maand december die het betrokken kalenderjaar voorafgaat en te delen door het indexcijfer der consumptieprijzen van de maand december 2014.
   Uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van dit besluit zal het begrenzingssysteem opnieuw bekeken worden, inzonderheid wanneer dat plafond van 130 procent tijdens die periode zou zijn overschreden.
   § 4. De FSMA slaat deze globale bijdrage om over de verzekeringstussenpersonen die op 1 januari van het lopende kalenderjaar in het register van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen waren ingeschreven, volgens dezelfde verdeelsleutel als degene die zij hanteert voor de bepaling van de individuele bijdrage van die tussenpersonen in haar eigen werkingskosten.
   De som van de individuele bijdragen die moeten worden betaald door de verzekeringstussenpersonen die deel uitmaken van een collectieve inschrijving, zoals bedoeld in artikel 267, § 1, vierde lid, van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen, wordt opgevraagd bij de betrokken centrale instelling.
   § 5. De door de FSMA op grond van de paragraaf 4 werkelijk geïnde bijdragen worden eenmaal per jaar en uiterlijk vóór 31 december van het lopende kalenderjaar globaal doorgestort aan de Ombudsdienst Verzekeringen. De FSMA verantwoordt de samenstelling van de aldus doorgestorte som.
   Het bedrag van de niet geïnde bijdragen wordt toegevoegd aan de globale bijdrage van het volgend kalenderjaar.
   § 6. De raad van bestuur van de Ombudsdienst Verzekeringen bepaalt jaarlijks de financieringsbijdrage van de verzekeringsondernemingen rekening houdend met de bepalingen van paragraaf 1.
   Deze financieringsbijdrage van de verzekeringsondernemingen kan worden geïnd via de beroepsvereniging waarbij de verzekeringsonderneming is aangesloten.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-05-20/07, art. 1, 020; Inwerkingtreding : 08-06-2016>

Art. 15ter. <Ingevoegd bij KB 2006-06-21/31, art. 3; Inwerkingtreding : 03-07-2006> De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen kan bij de Ombudsdienst Verzekeringen de informatie opvragen die nodig is voor het vervullen van haar wettelijke opdrachten. De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen bepaalt de inhoud van de gewenste informatie, alsook de wijze en de vorm waarin deze moet worden verstrekt.
  De Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie mag bij de Ombudsdienst Verzekeringen bijkomende informatie inwinnen, telkenmale de Federale Overheidsdienst dit nodig acht op grond van het jaarverslag van de Ombudsdienst, met het oog op het ontwikkelen van wetgevende of reglementaire initiatieven.

HOOFDSTUK III. - Regels toepasselijk op de Belgische ondernemingen.
Art.16.§ 1. Bij de toelatingsaanvraag dienen gevoegd :
  1° de inlichtingen en bescheiden bedoeld in artikel 5, tweede lid, 1°, 2° en 3° en in artikel 6 van de wet;
  2° de vermelding van de uitbatingszetel of -zetels in het buitenland;
  3° het programma van werkzaamheden dat, (...), de volgende vermeldingen of verantwoordingen dient te bevatten : <KB 1999-11-26/34, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>
  (a) de aard van de risico's en de karakteristieken van de produkten die de maatschappij zinnens is te dekken, de algemene en speciale voorwaarden van de in België verplicht gestelde verzekeringen die ze zich voorneemt te gebruiken;
  b) de technische grondslagen, namelijk de elementen die noodzakelijk zijn voor de berekening van de premie en de technische reserves onderscheiden naargelang hun aard die de onderneming voornemens is toe te passen voor elke categorie van verrichtingen behorende tot de groep van activiteiten leven;) <KB 1994-11-22/34, art. 8, 1°, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994>
  c) de wijze van herverzekering en de identiteit van de herverzekeraars;
  d) de raming voor inrichtingskosten van de administratieve diensten en van het productienet en de middelen om hieraan het hoofd te bieden;
  e) voor de eerste drie boekjaren, de raming :
  i - van de beheerskosten die geen inrichtingskosten zijn, te weten de lopende algemene kosten en de commissielonen;
  ii - van de premies of de bijdragen en van de schadegevallen;
  iii - van de kastoestand;
  iv - van de financiële middelen om de in artikel 18 bedoelde solvabiliteitsmarge samen te stellen;
  4° het bewijs dat de onderneming beschikt over een waarborgfonds waarvan het absolute minimum in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 19;
  (4°bis voor de ondernemingen die de arbeidsongevallenverzekeringen, bedoeld in de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, wensen uit te oefenen, het bewijs dat [1 Fedris]1 in kennis werd gesteld van de beoogde activiteit en het bewijs dat [2 aan Fedris]2 een verklaring werd overgemaakt, waaruit blijkt dat de onderneming op het eerste verzoek [3 van Fedris]3 een bankgarantie als bedoeld in artikel 60 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 zal vestigen.) <KB 2002-01-16/36, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 11-12-2001>
  5° (a)) het bewijs van lidmaatschap van het Bureau en Gemeenschappelijk Waarborgfonds, bedoeld bij (de artikelen 19bis-1, eerste lid en 19bis-2, eerste lid, van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen), voor zover de aanvraag slaat op de uitoefening van de verplichte burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen; <KB 2003-01-23/35, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 19-01-2003>
  (b) de naam en het adres van de schaderegelaar die is aangewezen in iedere andere Lidstaat van de Europese Unie, wanneer de te dekken risico's zijn ingedeeld bij tak 10 van bijlage I bij dit besluit, uitgezonderd de aansprakelijkheid van de vervoerder. Deze schaderegelaar voldoet aan de voorwaarden bedoeld bij artikel 12, § 1, tweede lid in fine en § 5, van de voornoemde wet van 21 november 1989;) <KB 2003-01-23/35, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 19-01-2003>
  6° voor de ondernemingen die een activiteit uitoefenen als omschreven in tak 18 van bijlage I bij dit besluit, een opgave van de middelen waarover zij beschikken om hun verbintenissen met betrekking tot die activiteit te voldoen;
  7° (7° alle andere inlichtingen voorgeschreven door de Controledienst.) <KB 1999-11-26/34, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>
  (...) <KB 1994-11-22/34, art. 8, 2°, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994>
  (§ 2.) De in § 1 bedoelde inlichtingen en bescheiden dienen minstens in de taal te worden gesteld die bij wet of decreet wordt opgelegd. <KB 1994-11-22/34, art. 8, 3°, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994>
  ----------
  (1)<KB 2018-09-06/13, art. 77, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<KB 2018-09-06/13, art. 78, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (3)<KB 2018-09-06/13, art. 79, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.17. § 1. (...) <KB 2004-05-26/35, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 07-06-2004>
  § 2. De bij (artikel 14, § 2, tweede en derde lid en § 2bis, tweede lid) van de wet bedoelde ondernemingen moeten de volgende regels in acht nemen wat betreft de wijze waarop de elementen van de marge uitgesplitst worden tussen beide activiteitsgroepen, de wijze waarop de resultaten aan de aldus bekomen marges worden toegerekend, evenals de voorwaarden voor de overdracht van een marge naar de andere : <KB 1994-11-22/34, art. 9, 2°, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994>
  a) worden de elementen van de marge die voorkomen van kapitaalsverhogingen of een aan elk van de activiteitsgroepen vreemde oorsprong hebben, aan de ene of de andere marge toegekend, naar keuze van de onderneming.
  Nochtans, indien de solvabiliteitsmarge van een groep onvoldoende is, gebeurt de toekenning overeenkomstig het herstel- of financieringsplan dat bij toepassing van artikel 26 van de wet wordt geëist;
  b) worden de elementen van de verwerking van de resultaten opgesomd in de resultatenrekening van hoofdstuk I, afdeling II van de bijlage bij (het koninklijk besluit van 17 november 1994 betreffende de jaarrekening van verzekeringsondernemingen) aan elk van de beide marges toegekend : <KB 1999-11-26/34, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>
  - in functie van hun oorsprong voor de specifieke elementen;
  - volgens een verdeelsleutel, die de ondernemingen voorleggen ter goedkeuring door de Controledienst, voor de niet specifieke elementen;
  c) indien in elk van beide activiteitsgroepen de samengestelde marge voldoende is, mag de onderneming overgaan tot de overdracht van elementen op overschot andere dan die bedoeld in § 1, van de marge naar de andere na de Controledienst ervan te hebben verwittigd. Deze kan zich verzetten tegen de overdrachten indien hij meent dat ze de respectieve belangen van de personen die rechten bezitten voortvloeiend uit de overeenkomsten " leven " of " niet-leven " kunnen schaden, of indien ze de systematische overdracht van de resultaten van de ene activiteitsgroep naar de andere tot gevolg hebben. De Dienst moet aan de onderneming kennis geven van zijn verzet of zijn instemming binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf de verwittiging, zo niet mogen de overdrachten worden uitgevoerd.
  Indien de solvabiliteitsmarge van een groep onvoldoende is, kan de Controledienst een overdracht naar de zwakke groep toelaten binnen het kader van het herstel- of financieringsplan dat in toepassing van artikel 26 van de wet geëist wordt.

Art.18.Het bedrag van de solvabiliteitsmarge, die de Belgische ondernemingen dienen samen te stellen, is gelijk aan de som van de hierna bepaalde bedragen naargelang de zowel in België als in het buitenland uitgeoefende werkzaamheden.
  A. (Verzekeringen vermeld onder de nummers 1 tot 18 van Bijlage I van dit besluit :
  § 1. De vereiste solvabiliteitsmarge wordt zowel bepaald ten opzichte van het jaarlijks totaal van premies of bijdragen, als ten opzichte van de gemiddelde schadelast van de laatste drie boekjaren.
  Wanneer de ondernemingen hoofdzakelijk slechts één of meer van de risico's van krediet, storm, hagel of vorst dekken, wordt voor de referentieperiode voor de gemiddelde schadelast rekening gehouden met de laatste zeven boekjaren.
  Onverminderd artikel 19 van dit besluit moet het bedrag van de vereiste solvabiliteitsmarge gelijk zijn aan de hoogste uitkomst van de volgende twee voor het geheel der takken gemaakte berekeningen.
  Eerste berekening (ten opzichte van de premies).
  Voor de berekening ten opzichte van de premies of bijdragen wordt uitgegaan van hetzij het bedrag van de uitgegeven brutopremies of -bijdragen, zoals hieronder berekend, hetzij het bedrag van de verdiende brutopremies of -bijdragen, naargelang welke van beide bedragen het hoogst is.
  De premies of bijdragen die verband houden met de verrichtingen van de takken 11, 12 en 13 zoals bedoeld in de Bijlage I van dit besluit, worden met 50 % verhoogd.
  De premies of bijdragen die in het kader van het directe verzekeringsbedrijf gedurende het laatste boekjaar zijn uitgegeven, met inbegrip van bijkomende kosten, worden samengeteld.
  Daaraan wordt toegevoegd het bedrag van de premies die gedurende het laatste boekjaar uit hoofde van herverzekering werden aangenomen.
  Daarvan wordt afgetrokken het totaalbedrag van de gedurende het laatste boekjaar vernietigde premies of bijdragen, alsook het totaalbedrag van de belastingen, taksen en andere toeslagen geïnd voor rekening van derden op de samengetelde premies of bijdragen.
  Nadat het aldus verkregen bedrag in twee gedeelten is gesplitst, namelijk een eerste gedeelte ten belope van 50.000.000 euro en een tweede gedeelte dat het overschot omvat, wordt van deze gedeelten respectievelijk 18 % en 16 % genomen en vervolgens opgeteld.
  De aldus verkregen uitkomst wordt vermenigvuldigd met het getal dat de voor de som van de laatste drie boekjaren bestaande verhouding aangeeft tussen het bedrag van de schaden die na aftrek van de uit hoofde van herverzekering invorderbare bedragen ten laste van de onderneming blijven, en het bedrag van de brutoschaden, dit verhoudingsgetal mag in geen geval lager zijn dan 50 %. [1 De bedragen die kunnen worden verhaald uit hoofde van verrichtingen met effectiseringsvehikels waaraan conform artikel 46 van Richtlijn 2005/68/EG een vergunning is verleend door een lidstaat, worden beschouwd als uit hoofde van herverzekering aftrekbare bedragen, op met redenen omkleed verzoek van de onderneming en met goedkeuring van de [2 FSMA]2.]1
  Tweede berekening (ten opzichte van de schadegevallen).
  Voor de takken 11, 12 en 13 worden de schaden, voorzieningen en uitgeoefend verhaal verhoogd met 50 %.
  Vervolgens worden de bedragen van de gemiddelde schaden die gedurende de laatste drie boekjaren in het kader van het directe verzekeringsbedrijf zijn betaald, opgeteld zonder aftrek van de schaden ten laste van de herverzekeraars.
  Daaraan wordt toegevoegd het bedrag van de schaden die gedurende dezelfde perioden uit hoofde van aangenomen herverzekeringen of retrocessies zijn betaald, en het bedrag van de voorzieningen voor te betalen schaden die aan het einde van het laatste boekjaar voor zowel het directe verzekeringsbedrijf als aangenomen herverzekeringen zijn gevormd.
  Daarvan worden de gedurende de in leden 1 en 2 van deze paragraaf bedoelde perioden voor het uitoefenen van verhaalsrecht ontvangen bedragen afgetrokken.
  Van deze uitkomst wordt eveneens afgetrokken het bedrag van de voorzieningen voor te betalen schaden die aan het begin van het tweede boekjaar voorafgaande aan het laatste afgesloten boekjaar voor zowel het directe verzekeringsbedrijf als aangenomen herverzekeringen zijn gevormd.
  Indien de overeenkomstig lid 2 van deze paragraaf in aanmerking genomen referentieperiode gelijk is aan zeven jaar, wordt het bedrag van de voorzieningen voor te betalen schaden die aan het begin van het zesde boekjaar voorafgaande aan het laatst afgesloten boekjaar zijn gevormd, afgetrokken
  Nadat, al naar gelang de overeenkomstig leden 1 en 2 van deze paragraaf in aanmerking genomen referentieperiode, een derde, respectievelijk een zevende van het aldus verkregen bedrag in twee gedeelten is gesplitst, namelijk een eerste gedeelte ten belope van 35 miljoen eur, en een tweede gedeelte dat het overschot omvat, wordt van deze gedeelten respectievelijk 26 % en 23 % genomen en vervolgens opgeteld.
  De aldus verkregen uitkomst wordt vermenigvuldigd met het getal dat de voor de som van de laatste drie boekjaren bestaande verhouding aangeeft tussen het bedrag van de schaden die na aftrek van de uit hoofde van herverzekering invorderbare bedragen ten laste van de onderneming blijven, en het bedrag van de brutoschaden; dit verhoudingsgetal mag in geen geval lager zijn dan 50 %. [1 De bedragen die kunnen worden verhaald uit hoofde van verrichtingen met effectiseringsvehikels waaraan conform artikel 46 van Richtlijn 2005/68/EG een vergunning is verleend door een lidstaat, worden beschouwd als uit hoofde van herverzekering aftrekbare bedragen, op met redenen omkleed verzoek van de onderneming en met goedkeuring van de [2 FSMA]2.]1
  § 2. In het geval van de risico's die behoren tot tak 18, zoals bedoeld in Bijlage I van dit besluit, dient het bedrag van de betaalde schaden, waarvan bij de berekening ten opzichte van de schaden moet worden uitgegaan, overeen te komen met de voor de onderneming uit de verleende bijstand voortvloeiende kosten.
  § 3. De percentages die moeten worden toegepast overeenkomstig punt A, § 1, 10e lid en 19e lid van dit artikel worden tot één derde verminderd voor de ziekteverzekering die op een gelijkaardige wijze als de levensverzekering wordt beheerd, onder voorwaarde dat :
  a) de premies worden berekend volgens verzekeringswiskundige methoden aan de hand van ziektetafels;
  b) een ouderdomsvoorziening wordt gevormd;
  c) een aanvullende premie wordt geheven om een passende veiligheidsmarge te vormen;
  d) de verzekeringsonderneming de overeenkomst uiterlijk voor het einde van het derde verzekeringsjaar kan opzeggen;
  e) in de overeenkomst de mogelijkheid is vastgesteld om ook voor lopende overeenkomsten de premies te verhogen of de uitkeringen te verminderen.
  § 4. Indien de vereiste solvabiliteitsmarge lager is dan de vereiste solvabiliteitsmarge van het voorgaande jaar, moet de vereiste solvabiliteitsmarge ten minste gelijk zijn aan de vereiste solvabiliteitsmarge van het voorgaande jaar, vermenigvuldigd met het verhoudingsgetal van het bedrag van de voorzieningen voor te betalen schaden aan het einde van het laatste boekjaar en het bedrag van de voorzieningen voor te betalen schaden aan het begin van het laatste boekjaar. Bij deze berekeningen worden de technische voorzieningen berekend verminderd met de herverzekering, maar het quotiënt mag in geen geval meer dan 1 bedragen.) <KB 2004-05-26/35, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 07-06-2004>
  B. (Verzekeringen vermeld onder de nummers 21 tot 29 van Bijlage I van dit besluit.
  a) Voor de activiteiten van de takken 21, 22, 28, 29 en van de tak 23, wanneer de onderneming het beleggingsrisico draagt, dit met uitzondering van de aanvullende verzekeringen, is de vereiste solvabiliteitsmarge gelijk aan de som van de volgende twee berekeningen :
  Eerste berekening :
  Een gedeelte dat gelijk is aan 4 % van de voorziening voor verzekering leven die betrekking heeft op de rechtstreekse zaken en de in herverzekering aangenomen zaken zonder aftrek van de herverzekering, vermenigvuldigd met de voor het laatste boekjaar bestaande verhouding tussen het bedrag van de voorziening voor verzekering leven met aftrek van de in herverzekering afgestane zaken en het brutobedrag van deze voorziening; deze verhouding mag in geen geval kleiner zijn dan 85 %. [1 De bedragen die kunnen worden verhaald uit hoofde van verrichtingen met effectiseringsvehikels waaraan conform artikel 46 van Richtlijn 2005/68/EG een vergunning is verleend door een lidstaat, worden beschouwd als uit hoofde van herverzekering aftrekbare bedragen, op met redenen omkleed verzoek van de onderneming en met goedkeuring van de [2 FSMA]2.]1
  Tweede berekening :
  Een gedeelte dat gelijk is aan 0,3 % van de niet-negatieve risicokapitalen, ten laste van de onderneming, vermenigvuldigd met de voor het laatste boekjaar bestaande verhouding tussen het bedrag van de risicokapitalen, ten laste van de onderneming na cessie en retrocessie in herverzekering, en het bedrag van de risicokapitalen zonder aftrek van de herverzekering; deze verhouding mag in geen geval kleiner zijn dan 50 %.
  Wat betreft de tijdelijke verzekeringen bij overlijden die niet hernieuwd kunnen worden door stilzwijgende verlenging en die een maximale looptijd van drie jaar hebben, wordt echter het hierboven vermelde gedeelte tot 0,1 % herleid; voor deze met een looptijd van meer dan drie jaren en minder dan vijf jaren, wordt dit gedeelte tot 0,15 % herleid. [1 De bedragen die kunnen worden verhaald uit hoofde van verrichtingen met effectiseringsvehikels waaraan conform artikel 46 van Richtlijn 2005/68/EG een vergunning is verleend door een lidstaat, worden beschouwd als uit hoofde van herverzekering aftrekbare bedragen, op met redenen omkleed verzoek van de onderneming en met goedkeuring van de [2 FSMA]2.]1
  b) Voor de aanvullende verzekeringen van de takken 21, 22 en 23 dient de samen te stellen solvabiliteitsmarge gelijk te zijn aan de uitkomst van de berekening zoals ze in punt A, § 1 van dit artikel beschreven werd onder de rubriek " eerste berekening " voor de activiteitengroep niet-leven.
  c) Voor de activiteiten van tak 23, voorzover de onderneming geen beleggingsrisico draagt en het bedrag ter dekking van de beheerskosten vast is voor een periode van meer dan vijf jaar, bedraagt de vereiste solvabiliteitsmarge 1 % van de technische voorzieningen.
  Wanneer het bedrag ter dekking van de beheerskosten vast is voor een periode van vijf jaar of minder bedraagt de vereiste solvabiliteitsmarge 25 % van de nettobeheerskosten voor deze verrichtingen van het vorige boekjaar.
  Voorzover de onderneming ook een overlijdensrisico dekt, wordt de vereiste solvabiliteitsmarge verhoogd met een gedeelte van 0,3 % van het risicokapitaal, berekend volgens punt a), tweede berekening van deze afdeling.
  d) Voor de activiteiten van tak 27 wordt de vereiste solvabiliteitsmarge op dezelfde manier bepaald zoals voor tak 23, waarbij de " technische voorzieningen " vervangen werden door " beheerde kapitalen ".
  e) Voor de activiteiten van tak 24 is de vereiste solvabiliteitsmarge gelijk aan de som van de volgende twee elementen :
  a) een gedeelte van 4 % van de technische voorzieningen berekend overeenkomstig punt B, a), eerste berekening, van dit artikel; de vereiste solvabiliteitsmarge voor ondernemingen die de activiteitengroep niet-leven uitoefenen,
  b) zoals vastgesteld in § 3 van punt A van dit artikel, met uitzondering van de bepalingen betreffende het minimumwaarborgfonds zoals opgenomen in artikel 19 van dit besluit.
  f) Voor de activiteiten van tak 25 dient de vereiste solvabiliteitsmarge gelijk te zijn aan 1 % van het vermogen van de deelgenootschappen.
  g) Voor de activiteiten van tak 26 dient de vereiste solvabiliteitsmarge gelijk te zijn aan 4 % van de wiskundige voorzieningen zoals bedoeld in punt B, a), eerste berekening, van dit artikel die op deze activiteiten betrekking hebben.) <KB 2004-05-26/35, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 07-06-2004>
  C. Andere verrichtingen.
  Voor de verrichtingen waarvan sprake in de Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 en voor de bovenwettelijke verrichtingen die er betrekking op hebben met uitsluiting van de dienst der rente (en voor de verrichtingen waarvan sprake in de wet van 3 juli 1967 betreffende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector), dient de samen te stellen solvabiliteitsmarge gelijk te zijn aan de uitkomst van de berekening zoals ze in onderverdeling A hierboven beschreven werd. <KB 1999-11-26/34, art. 10, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>
  Voor de rentedienst " Arbeidsongevallen " en voor de verrichtingen met betrekking tot het toekennen van bovenwettelijke voordelen aan de bezoldigde arbeiders die bedoeld worden bij de reglementering betreffende het rust- en overlevingspensioen, wordt de solvabiliteitsmarge bepaald overeenkomstig de in onderverdeling B, a uiteengezette methode.
  Voor de verrichtingen bedoeld bij de wetten betreffende het stelsel van het rust- en overlevingspensioen der bedienden, dient de solvabiliteitsmarge gelijk te zijn aan 1 pct. van de wiskundige reserves van de balans.
  [Voor de verrichtingen met afgeleide producten dient de solvabiliteitsmarge gelijk te zijn aan het theoretisch bedrag van het maximum door de onderneming, wegens de aanwending van afgeleide producten gelopen risico, rekening houdend met de verworven dekkingen.] <KB 1999-11-26/34, art. 10, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>
  ----------
  (1)<KB 2009-09-27/17, art. 20, 017; Inwerkingtreding : 25-10-2009>
  (2)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 018; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Art.19. <KB 2004-05-26/35, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 07-06-2004> § 1. Het absolute minimum van het waarborgfonds wordt vastgelegd op :
  1° 2.000.000 eur voor de takken 1 tot en met 9 en 16 tot en met 18
  2° 3.000.000 eur voor te takken 10 tot en met 15 en 21 tot en met 29.
  Indien de verzekeringsactiviteit, zowel in België als in het buitenland, betrekking heeft op meerdere takken van de groep van activiteiten " niet-leven ", wordt voor de berekening van de marge van deze groep slechts rekening gehouden met de tak van de groep die het hoogste absolute minimum van het waarborgfonds vereist.
  Voor onderlinge verzekeringsverenigingen die enkel contracten met variabele bijdragen aanbieden, wordt het absoluut minimum van het waarborgfonds met 1/4 verminderd.
  § 2. De solvabiliteitsmarge dient samengesteld te worden tot beloop van het waarborgfonds met een minimum zoals bepaald in § 1 van dit artikel door andere elementen dan die bedoeld in artikel 15bis, § 1, punten 8, 9, 10, 11 en 12 van de wet.
  § 3. De bedragen genoemd in punt A, § 1, eerste en tweede berekening, van artikel 18 en in § 1 van dit artikel worden jaarlijks en voor de eerste maal op 20 september 2003 aangepast aan de schommelingen in het door Eurostat bekendgemaakte Europese indexcijfer van de consumptieprijzen dat alle lidstaten bestrijkt.
  Het bedrag wordt automatisch aangepast door het basisbedrag in euro te verhogen met de procentuele wijziging van het indexcijfer gedurende de periode tussen de inwerkingtreding van de richtlijnen 2002/12 en 2002/13 en de actualiseringdatum, en afgerond op een veelvoud van 100.000 eur
  Indien deze wijziging sinds de laatste aanpassing minder dan 5 % bedraagt, wordt de actualisering niet toegepast.

Art. 19bis. <Ingevoegd bij KB 2001-03-14/40, art. 1; Inwerkingtreding : 30-04-2001> De Belgische verzekeringsondernemingen, die zich in het geval bevinden, bedoeld in artikel 91ter, § 1, 1°, van de wet, berekenen een aangepaste solvabiliteitsmarge volgens de regels vastgesteld in bijlage V, I, van dit besluit.
  De Belgische verzekeringsondernemingen, die zich in het geval bevinden, bedoeld in artikel 91ter, § 1, 2°, van de wet, worden onderworpen aan de methode van aanvullend toezicht volgens de regels vastgesteld in bijlage V, II, van dit besluit.

Art.20. § 1. (...) <KB 1994-11-22/34, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994>
  § 1bis. (...) <KB 1994-11-22/34, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994>
  § 2. (Voor de onderschrijving van de overeenkomsten betreffende in een derde land gelegen risico's wordt het bedrag van de technische reserves of provisies, de dekking ervan en de localisatie van de dekkingswaarden vastgesteld volgens de regels van het land van het risico indien dat land zijn eigen regels oplegt, zonder dat evenwel het bedrag van die reserves lager mag liggen dan het bedrag bekomen bij toepassing van de Belgische regels.) <KB 1993-01-11/47, art. 4, § 4, 002; Inwerkingtreding : 1992-11-20>

Art.21. <KB 1994-11-22/34, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994> § 1. De Belgische verzekeringsondernemingen moeten, afzonderlijk voor de langs een bijkantoor en in vrije dienstverrichting tot stand gekomen verrichtingen, de Controledienst in kennis stellen van de per Lid-Staat geboekte premies, schadegevallen en commissielonen, telkens zonder aftrek van herverzekering.
  Voor de overeenkomsten " niet-leven " worden de inlichtingen verstrekt per groep van takken. De groepen van takken worden als volgt bepaald :
  - ongevallen en ziekte (1 en 2);
  - motorrijtuigenverzekering (3, 7 en 10; de cijfers met betrekking tot tak 10, met uitzondering van de aansprakelijkheid van de vervoerder, worden gespecifieerd en omvatten eveneens de frequentie en de gemiddelde kosten van de schadegevallen);
  - brand en andere schade aan goederen (8 en 9);
  - luchtvaart-, zee- en transportverzekering (4, 5, 6, 7, 11 en 12);
  - algemene burgerrechtelijke aansprakelijkheid (13);
  - krediet en borgtocht (14 en 15);
  - andere takken (16, 17 en 18).
  Voor de overeenkomsten " leven " worden die inlichtingen per tak verstrekt.
  § 2. De gegevens bedoeld in § 1 worden verstrekt overeenkomstig de technische exploitatierekening, volgens het model van de Bijlage III bij dit besluit.

HOOFDSTUK IV. - (Regels van toepassing op de verzekeringsondernemingen uit de Gemeenschap, andere dan Belgische.)
Art.22.<KB 1994-11-22/34, art. 13, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994> De bepalingen van hoofdstuk II van dit besluit zijn niet van toepassing op de ondernemingen uit de Gemeenschap andere dan Belgische, [1 met uitzondering van de artikelen 13 tot 15bis]1.
  ----------
  (1)<KB 2016-05-20/07, art. 2, 020; Inwerkingtreding : 08-06-2016>

Art. 22bis. <Ingevoegd bij KB 1999-11-26/34, art. 12; Inwerkingtreding : 29-12-1999> De bepalingen van artikel 30quater zijn van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK IVbis. - ( Regels van toepassing op de verzekeringsondernemingen uit de Europese Economische Ruimte, andere dan de ondernemingen uit de Gemeenschap. )
Art.23. <KB 1994-11-22/34, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994> De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de verzekeringsondernemingen uit de Europese Economische Ruimte, andere dan de ondernemingen uit de Gemeenschap.

Art.24. <KB 1994-11-22/34, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994> Voor de toepassing van de wet, haar uitvoeringsbesluiten en -verordeningen worden de in artikel 23 bedoelde ondernemingen beschouwd als ondernemingen uit de Gemeenschap, andere dan Belgische.

HOOFDSTUK V. - Regels van toepassing op (ondernemingen van derde landen).
Afdeling I. - Regels van toepassing op Belgische vestigingen van ondernemingen van derde landen.
Art.25.§ 1. Bij de toelatingsaanvraag dienen gevoegd :
  1° de inlichtingen en bescheiden bedoeld in artikel 5, tweede lid, 1° en 2° en in artikel 6 van de wet;
  2° de vermelding van de bedrijfszetel in België, waar ze woonplaats kiezen, van de uitbatingszetels in België en de opsomming van de landen, waar ze aan verzekeringsverrichtingen doen;
  3° het bescheid waarbij de algemene lasthebber aangeduid wordt en waardoor hij met de overeenkomstig artikel 12, § 3, van de wet vereiste machten bekleed wordt;
  4° het bewijs dat ze krachtens hun nationale wetgeving bevoegd zijn de verzekeringsverrichtingen die het voorwerp van de aanvraag uitmaken, te beoefenen;
  5° het bewijs dat ze in België beschikken over activa voor een bedrag dat gelijk is aan het absolute minimum van het waarborgfonds, in overeenstemming met wat bepaald is in artikel 27, § 1, en er de borgsom neergelegd hebben, behalve wanneer ze hiervan vrijgesteld zijn in uitvoering van de beschikkingen van § 2 van dat artikel;
  6° een programma van de voor België geplande werkzaamheden overeenkomstig artikel 16, § 1, 3°;
  7° de verantwoording wat het bestaan van de in artikel 26 bedoelde financiële waarborgen betreft;
  (7°bis voor de ondernemingen die de arbeidsongevallenverzekeringen, bedoeld in de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, wensen uit te oefenen, het bewijs dat [1 Fedris]1 in kennis werd gesteld van de beoogde activiteit en het bewijs dat [2 aan Fedris]2 een verklaring werd overgemaakt, waaruit blijkt dat de onderneming op het eerste verzoek [3 van Fedris]3 een bankgarantie als bedoeld in artikel 60 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 zal vestigen.) <KB 2002-01-16/36, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 11-12-2001>
  8° (het bewijs van lidmaatschap en de inlichtingen bedoeld in artikel 16, § 1, 5°, a) en b);) <KB 2003-01-23/35, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 19-01-2003>
  9° voor de ondernemingen die een activiteit uitoefenen als omschreven in tak 18 van Bijlage I bij dit besluit een opgave van de middelen waarover zij beschikken om hun verbintenissen met betrekking tot die activiteit te voldoen;
  10° (...) <KB 1994-11-22/34, art. 15, 1°, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994>
  (...) <KB 1994-11-22/34, art. 15, 1°, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994>
  (§ 2.) De in § 1 bedoelde inlichtingen en bescheiden dienen minstens in de taal te worden gesteld die bij wet of decreet wordt opgelegd, met uitsluiting van punt 4°. <KB 1994-11-22/34, art. 15, 2°, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994>
  ----------
  (1)<KB 2018-09-06/13, art. 80, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<KB 2018-09-06/13, art. 81, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (3)<KB 2018-09-06/13, art. 82, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.26. De Belgische vestigingen van ondernemingen van derde landen moeten over een vrij vermogen beschikken waarvan de Controledienst, op grond van de documenten en stavingsstukken die door die ondernemingen dienen verstrekt te worden, de gelijkwaardigheid beoordeelt ten opzichte van de solvabiliteitsmarge die van de Belgische ondernemingen geëist wordt.

Art.27. § 1. De Belgische vestigingen van ondernemingen van derde landen moeten :
  1° in België een derde deel localiseren van de activa die beantwoorden aan de solvabiliteitsmarge, bepaald in de artikelen 17 en 18, met als minimum de helft van het in artikel 19 bepaalde absolute minimum van het waarborgfonds, terwijl het andere deel binnen de Gemeenschap dient gelocaliseerd te worden;
  2° als borgsom het vierde deel neerleggen van het in artikel 19 vastgestelde absolute minimum van het waarborgfonds.
  De solvabiliteitsmarge en het absolute minimum van het waarborgfonds worden evenwel bepaald op grond van de verrichtingen van de Belgische vestiging.
  § 2. De Controledienst mag, op vraag van een onderneming met zetel buiten de Gemeenschap, met één of meer toezichthoudende overheden van andere Lid-Staten van de Gemeenschap een overeenkomst sluiten, aangaande :
  - de globale berekening van de solvabiliteitsmarge op basis van het geheel van de werkzaamheden die de onderneming binnen de Gemeenschap uitoefent;
  - de storting van de borgsom in één van de lid-Staten van de Gemeenschap;
  - de lokalisatie van de activa die tegenover het waarborgfonds staan in één van de lid-Staten van de Gemeenschap waar de onderneming werkzaam is.
  Die aanvraag dient te worden ingediend bij de bevoegde autoriteiten van alle lid-Staten waar de betrokken onderneming toelating heeft aangevraagd of verkregen. In die aanvraag moet de autoriteit worden aangegeven die in de toekomst toezicht op de solvabiliteit voor het geheel van de werkzaamheden van de bijkantoren of agentschappen binnen de Gemeenschap dient te houden. De keuze van de autoriteit moet met redenen worden omkleed. De waarborg moet bij de betrokken lid-Staat worden gestort.
  De voordelen waaromtrent een overeenkomst als bedoeld in het tweede lid kan worden gesloten, kunnen niet dan gezamenlijk en met de toestemming van de toezichthoudende overheden van alle betrokken lid-Staten worden toegekend; in voorkomend geval worden zij op verzoek van één of meer toezichthoudende overheden van de betrokken lid-Staten van de Gemeenschap gelijktijdig ingetrokken.
  Wanneer een onderneming, bij toepassing van een dergelijke overeenkomst, er niet toe gehouden is het gedeelte van de solvabiliteitsmarge, dat in 1° van de voorgaande paragraaf bedoeld wordt, in België te localiseren, zijn de bepalingen van artikel 26, § 2, van de wet op haar niet van toepassing en worden die vervangen door de bepalingen van het volgend lid.
  Indien de solvabiliteitsmarge het peil van het in artikel 19 van dit besluit bedoelde waarborgfonds niet meer bereikt, dan mag de Controledienst de vrije beschikking over de activa van de onderneming beperken of verbieden; bovendien mag hij alle maatregelen treffen die de belangen van de verzekerden en de begunstigden kunnen vrijwaren.

Art.28. Wanneer een borgsom vereist is, dient ze te bestaan uit waarden die tot de volgende categorieën behoren :
  1° door de Belgische Staat uitgegeven of gewaarborgde of hiermee gelijkgestelde waarden;
  2° door andere Staten uitgegeven of gewaarborgde waarden mits voorafgaande toestemming van de Controledienst. Het toegelaten percentage mag 10 pct. niet overschrijden.
  Deze effecten worden aanvaard voor hun inventariswaarden zonder dat de beurswaarde mag overschreden worden.
  De borgsom wordt neergelegd bij een agent van de Rijkskassier voor rekening van de Deposito- en Consignatiekas.
  Ze wordt slechts bij beslissing van de Controledienst terugbetaald.

Art.29. Voor de onderschrijving van de overeenkomsten betreffende in een ander land gelegen risico's wordt het bedrag van de technische reserves of provisies, de dekking ervan en de localisatie van de dekkingswaarden vastgesteld volgens de regels van het land van het risico indien dat land zijn eigen regels oplegt (zonder dat evenwel het bedrag van die reserves lager mag liggen dan het bedrag bekomen bij toepassing van de Belgische regels.) <KB 1993-01-11/47, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 1992-11-20>

Art. 29bis. <Ingevoegd bij KB 1999-11-26/34, art. 15; Inwerkingtreding : 29-12-1999> De bepalingen van artikel 21 zijn van overeenkomstige toepassing.

Art.30. <KB 1994-11-22/34, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994> § 1. De bepalingen van artikel 25, § 1, 5° en 7° en artikel 26 tot en met 28 zijn niet van toepassing op de verzekeringsondernemingen waarvan de maatschappelijke zetel in de Zwitserse Bondstaat is gevestigd voor wat betreft hun verzekerigsactiviteiten " niet-leven ".
  § 2. Deze ondernemingen moeten over een solvabiliteitsmarge beschikken die oveeenkomstig de artikelen 17, 18 en 19 samengesteld wordt.
  Zij zijn vrijgesteld van alle bepalingen van artikel 15quater van de wet. Bovendien zijn de bepalingen van artikel 26, § 2 van de wet niet op hen van toepassing en worden ze vervangen door de bepalingen van het volgend lid.
  Indien de solvabiliteitsmarge het peil van het in artikel 19 van dit besluit bedoelde waarborgfonds niet meer bereikt, mag de Controledienst de vrije beschikking over de activa van de onderneming beperken of verbieden, en bovendien alle maatregelen treffen die de belangen van e verzekerden en de begunstigden kunnen vrijwaren.
  § 3. Bij de toelatingsaanvraag dienen de ondernemingen een getuigschrift te voegen, afgeleverd door de bevoegde autoriteiten van de Zwitserse Bondstaat, waarin de takken opgesomd worden waarvoor de betrokken ondernemingen gemachtigd zijn en waarin bevestigd wordt dat ze over de in § 2 bedoelde financiële waarborgen beschikken. Dit getuigschrift dient de risico's te vermelden die ze effectief waarborgen alsmede de financiële middelen waarvan sprake in het programma van werkzaamheden vermeld in artikel 25, 6°. Het mag, met instemming van de Controledienst, worden vervangen door elke gelijkwaardig beoordeelde rechtvaardiging.

Afdeling II. - Regels van toepassing op ondernemingen uit derde landen, die in België aan vrije dienstverrichting doen.
Art. 30bis. <Ingevoegd bij KB 1999-11-26/34, art. 16; Inwerkingtreding : 29-12-1999> De ondernemingen van derde landen mogen slechts een verzekeringsactiviteit in vrije dienstverrichting in België uitoefenen voor de risico's bedoeld in de artikelen 30ter en 30quater en onder de in die artikelen opgesomde voorwaarden.

Art. 30ter. <Ingevoegd bij KB 1999-11-26/34, art. 16; Inwerkingtreding : 29-12-1999> § 1. De ondernemingen van de derde landen, die toegetreden zijn tot de Algemene Overeenkomst betreffende de Handel in Diensten, in bijlage bij de Overeenkomst van 15 april 1994 tot Oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, mogen in vrije dienstverrichting in België gelegen risico's dekken die betrekking hebben op:
  1° zeescheepvaart, commerciële luchtvaart, lancering van en vrachtvervoer middels ruimtevaartuigen (satellieten inbegrepen) waarbij het volgende volledig of gedeeltelijk wordt gedekt: de vervoerde goederen, het voertuig waarmee de goederen worden vervoerd en de daaruit voortvloeiende aansprakelijkheid;
  2° het internationaal douanevervoer van goederen.
  § 2. Om de in § 1 bedoelde activiteit te mogen uitoefenen moet de onderneming de Controledienst voor de Verzekeringen voorafgaandelijk van haar voornemen in kennis stellen. Deze kennisgeving moet vergezeld zijn van een dossier met de volgende gegevens:
  1° het adres van de maatschappelijke zetel en, in voorkomend geval, van het bijkantoor, van waaruit de activiteit zal worden beoefend;
  2° een attest dat wordt afgeleverd door de bevoegde autoriteiten van het land van de maatschappelijke zetel van de onderneming en waarbij bevestigd wordt dat:
  - de onderneming over een voldoende solvabiliteit beschikt voor de uitoefening van die verrichtingen;
  - zij krachtens haar nationale wetgeving gemachtigd is de verzekeringsverrichtingen, die het voorwerp van de aanvraag uitmaken, te beoefenen;
  - er geen bezwaren zijn ten aanzien van het in België uitoefenen van de voorgenomen activiteit;
  3° de aanduiding van de aard van de risico's en de karakteristieken van de producten die de onderneming zinnens is te dekken, en in voorkomend geval de algemene en de speciale voorwaarden van de in België verplicht gestelde verzekeringen.
  § 3. Elke wijziging die de onderneming voornemens is aan de gegevens bedoeld in § 2 aan te brengen moet aan de Controledienst voor de Verzekeringen worden meegedeeld.
  § 4. De onderneming mag met haar activiteit beginnen van zodra de Controledienst voor de Verzekeringen haar meedeelt dat het dossier in orde is.
  Wanneer de Controledienst zijn beslissing niet binnen de twee maanden na de ontvangst van het volledige dossier heeft meegedeeld, wordt hij geacht geen bezwaar te hebben tegen het voornemen van de onderneming.
  § 5. Artikel 3, § 1, de artikelen 4 tot en met 8, de artikelen 11 tot en met 18, artikel 19, voor wat betreft de tarieven, artikel 20, § 1, artikel 21, uitgezonderd § 2, artikel 21octies, § 2, de artikelen 22 tot en met 24, de artikelen 26 en 27, de artikelen 38 tot en met 40bis, de artikelen 42 tot en met 48, artikel 71, § 1, tweede lid, § 2, tweede lid en § 4 en artikel 90 van de wet zijn niet van toepassing op de ondernemingen bedoeld in dit artikel.

Art. 30quater. <Ingevoegd bij KB 1999-11-26/34, art. 16; Inwerkingtreding : 29-12-1999> § 1. De ondernemingen van derde landen, die de OESO-codex inzake het vrijmaken van onzichtbare verrichtingen hebben onderschreven, mogen in vrije dienstverrichting in België gelegen risico's, die behoren tot de takken 4, 5, 6, 7, 11 en 12 dekken wanneer de verzekeringnemer het initiatief tot het onderschrijven van de overeenkomst heeft genomen.
  De verzekeringnemer wordt niet geacht het initiatief tot het onderschrijven te hebben genomen wanneer met hem contact werd opgenomen door de verzekeringsonderneming of door een door de onderneming gemachtigde persoon met het oog op het onderschrijven van een verzekeringsovereenkomst.
  § 2. De ondernemingen die de activiteit bedoeld in § 1 uitoefenen zijn vrijgesteld van het geheel van de bepalingen van de wet.

HOOFDSTUK VI. - Regels van toepassing op de communautaire medeverzekering.
Art.31. <KB 1994-11-22/34, art. 19, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994> <oud artikel 46> De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de verrichtingen die aan de volgende voorwaarden beantwoorden :
  1° het risico wordt gedekt door verscheidene verzekeringsondernemingen, uit de Gemeenschap, hierna " medeverzekeraars " genoemd, waarvan er één de eerste verzekeraar is, zonder hoofdelijke aansprakelijkheid, door middel van één enkele overeenkomst tegen één premie voor het gehele risico en voor dezelfde tijdsduur;
  2° (het risico is gelegen op het grondgebied van België of van verscheidene Lid-Staten, waarvan er één België is, en beantwoordt aan de definitie van een groot risico in de zin van artikel 1;) <KB 1994-11-22/34, art. 19, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994>
  3° minstens één van de medeverzekeraars neemt deel aan de overeenkomst via en vestiging die gelegen is in een ander land van de Gemeenschap dan dat van de eerste verzekeraar;
  4° de eerste verzekeraar neemt volledig de taak op zich die volgens de geldende gebruiken inzake medeverzekering de zijne is; hij stelt met name de verzekerings- en tariferingsvoorwaarden vast.

Art.32. <KB 1994-11-22/34, art. 21, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994> <oud artikel 48> De niet in België gevestigde medeverzekeraars, die deelnemen aan een verrichting bedoeld in artikel 31, zijn vrijgesteld van de toepassing van hoofdstuk Vter van de wet.
  Die vrijstelling geldt niet voor de niet in België gevestigde eerste verzekeraar.

Art.33. <KB 1994-11-22/34, art. 22, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994> <oud artikel 49> (De in België gevestigde eerste verzekeraar en medeverzekeraars) zijn gehouden de in dit besluit bepaalde regels inzake het bedrag van de reserves of technische provisies te eerbiedigen. <KB 1994-11-22/34, art. 22, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994>
  Niettemin moet de reserve voor te betalen schadegevallen minstens gelijk zijn aan die welke wordt vastgesteld door de eerste verzekeraar volgens de regels of de gebruiken van het land waar hij is gevestigd.

Art.34. <KB 1994-11-22/34, art. 23, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994> <oud artikel 50> Bij afwijking van artikel 10 mogen de in België gevestigde medeverzekeraars hun dekkingswaarden naar keuze localiseren in België of in het land waar de eerste verzekeraar is gevestigd.

Art.35. <KB 1994-11-22/34, art. 23, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994> <oud artikel 51> De in België gevestigde medeverzekeraars bezorgen aan de Dienst, ten laatste op 30 juni van elk jaar en per betrokken land, het bedrag van de premies die betrekking hebben op hun aandeel in de verrichtingen van communautaire medeverzekering.

HOOFDSTUK VII. - [1 Regels van toepassing op de ondernemingen die aan directe verzekering en aan herverzekering doen]1   ----------   (1)
Art.36.[1 De ondernemingen van derde landen, als bedoeld in dit hoofdstuk, die in België diensten verrichten zonder er te zijn gevestigd, zijn met betrekking tot hun activiteiten op het gebied van aangenomen herverzekeringen onderworpen aan de bepalingen van de artikelen 68 tot en met 72 van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf.]1
  ----------
  (1)<KB 2009-09-27/17, art. 22, 017; Inwerkingtreding : 25-10-2009>

Art.37.<KB 1994-11-22/34, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994> De ondernemingen van de Gemeenschap, andere dan Belgische, [1 als bedoeld in dit hoofdstuk]1, zijn vrijgesteld van alle bepalingen van de wet voor hun werkzaamheid van herverzekering.
  ----------
  (1)<KB 2009-09-27/17, art. 23, 017; Inwerkingtreding : 25-10-2009>

Art.38.[1 § 1. De Belgische ondernemingen en de in België gevestigde ondernemingen van derde landen, als bedoeld in dit hoofdstuk, zijn vrijgesteld van de toelatingsplicht voor hun werkzaamheid van herverzekering.
   § 2. De ondernemingen bedoeld in § 1 die in het kader van het directe verzekeringsbedrijf verrichtingen uitvoeren die behoren tot de groep van activiteiten niet-leven, moeten in afwijking van de in de wet of in dit besluit vastgestelde verplichtingen, met betrekking tot het geheel van hun verrichtingen een minimumwaarborgfonds vormen overeenkomstig artikel 23 van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, wanneer :
   a) het incasso aan herverzekeringspremies hoger is dan 10 % van hun totale premie-incasso,
   b) het incasso aan herverzekeringspremies hoger is dan 50.000.000 EUR, of
   c) de technische voorzieningen als gevolg van aangenomen herverzekering hoger zijn dan 10 % van hun totale technische voorzieningen.
   De ondernemingen bedoeld in § 1 die in het kader van het directe verzekeringsbedrijf verrichtingen uitvoeren die behoren tot de groep van activiteiten leven, moeten in afwijking van de in de wet of in dit besluit vastgestelde verplichtingen, met betrekking tot hun aangenomen herverzekeringen voldoen aan de verplichtingen vastgesteld bij of krachtens artikel 22 van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, wanneer :
   a) het incasso aan herverzekeringspremies hoger is dan 10 % van hun totale premie-incasso,
   b) het incasso aan herverzekeringspremies hoger is dan 50.000.000 EUR, of
   c) de technische voorzieningen als gevolg van aangenomen herverzekering hoger zijn dan 10 % van hun totale technische voorzieningen.
   § 3. De ondernemingen bedoeld in § 1 zijn in afwijking van de in de wet of in dit besluit vastgestelde verplichtingen, met betrekking tot hun activiteiten op het gebied van aangenomen herverzekeringen onderworpen aan de bepalingen van artikel 21 van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf.]1
  ----------
  (1)<KB 2009-09-27/17, art. 24, 017; Inwerkingtreding : 25-10-2009>

HOOFDSTUK VIII. - (Overgangsbepalingen.)
Art.39. <KB 1994-11-22/34, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994> De Belgische ondernemingen die in Spanje, Griekenland en Portugal overeenkomsten onderschrijven aangaande risico's die behoren tot de groep van activiteiten " leven " en aangaande risico's die behoren tot de groep van activiteiten " niet-leven ", andere dan grote risico's, zoals deze in de wetgeving van die Lid-Staten worden gedefinieerd, zijn aan de volgende bepaling onderworpen.
  Het bedrag van de technische voorzieningen betreffende die overeenkomsten, de dekking ervan en de localisatie van de dekkingswaarden wordt vastgelegd volgens de regels van de Lid-Staat waar het risico gelegen is, zonder dat evenwel het bedrag van die voorzieningen lager mag liggen dan het bedrag bekomen bij toepassing van de Belgische regels.
  De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing voor wat betreft Spanje tot en met 31 december 1995 voor de overeenkomsten " leven " en tot en met 31 december 1996 voor de overeenkomsten " niet-leven ", voor wat betreft Griekenland tot en met 31 december 1998 voor de overeenkomsten " leven " en " niet-leven " en voor wat betreft Portugal tot en met 31 december 1995 voor de overeenkomsten " leven " en tot en met 31 december 1998 voor de overeenkomsten " niet-leven ".

Art. 39bis. <Ingevoegd bij KB 1999-11-26/34, art. 17; Inwerkingtreding : 29-12-1999> Onverminderd de toepassing van de bepalingen van artikel 19, § 1, tweede lid beschikken de Belgische ondernemingen en de ondernemingen van derde landen, waarvan het minimum van de solvabiliteitsmarge het bedrag van het absolute minimum van het waarborgfonds, zoals vastgesteld in respectievelijk artikel 19, § 1, en artikel 27, § 1, niet bereikt, over een termijn van vijf jaar vanaf 31 december 1999 om aan die verplichting te voldoen.
  Zij moeten elk jaar hun marge verhogen met minstens 20 % van het bedrag dat op de in het eerste lid vermelde dag ontbreekt.

Art. 39ter. <Ingevoegd bij KB 2004-05-26/35, art. 4; Inwerkingtreding : 07-06-2004> § 1. Dit koninklijk besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
  § 2. Voor de ondernemingen die op deze datum over de toelating bedoeld door artikel 4 van de wet beschikken, zijn de bepalingen van dit besluit voor de eerste maal van toepassing voor de boekjaren die op 1 januari 2005 of in de loop van dat kalenderjaar aanvangen.
  Tot op die datum blijven de bepalingen zoals die in voege waren van toepassing.
  § 3. Voor de ondernemingen die op datum van inwerkingtreding van dit besluit, over de toelating bedoeld door artikel 4 van de wet beschikken en op 31 december 2005 niet aan de bepalingen van dit besluit voldoen, kan de C.B.F.A. een bijkomende termijn van maximum 2 jaar toestaan om hieraan te voldoen, mits hem een plan ter goedkeuring wordt voorgelegd waaruit blijkt dat binnen deze periode aan de gestelde voorwaarden kan worden voldaan.
  Gedurende deze periode moeten de ondernemingen blijven beantwoorden aan de bepalingen van toepassing vóór de dag van inwerkingtreding van dit besluit.
  § 4. Voor de toepassing van de vereisten opgenomen onder artikel 18, punt A., § 1, eerste berekening, 2e lid en tweede berekening, 1e lid geldt een overgangstermijn van vijf jaren. Hierbij moet wel vanaf 31 december 2005 een verhoging van 10 % per jaar in aanmerking worden genomen.

HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen.
Art.40. <KB 1994-11-22/34, art. 26, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994> <oud artikel 55> <Opheffingsbepaling van KB van 1976-03-12/30 met uitzondering van art. 1>

Art.41. <KB 1994-11-22/34, art. 26, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994> <oud artikel 56> Dit koninklijk besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art.42. <KB 1994-11-22/34, art. 26, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994> <oud artikel 57> Onze Minister van Economische Zaken en het Plan wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Art.47. (Opgeheven) <KB 1994-11-22/34, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994>

Bijlage I.
Art. N1. Indeling van de risico's per groep van activiteit en per tak.
  Groep van activiteiten " Niet-Leven ".
  1. Ongevallen.
  - forfaitaire uitkeringen;
  - schadeloosstellingen;
  - combinaties daarvan;
  - vervoerde personen.
  2. Ziekte.
  - forfaitaire uitkeringen;
  - schadeloosstellingen;
  - combinaties daarvan.
  3. Voertuigcasco met uitzondering van rollend spoorwegmaterieel.
  Alle schade toegebracht aan :
  - motorrijtuigen;
  - voertuigen zonder motor.
  4. Casco rollend spoorwegmaterieel.
  Alle schade die eraan toegebracht wordt.
  5. Luchtvaartuigcasco.
  Alle schade die eraan toegebracht wordt.
  6. Casco zee- en binnenschepen.
  Alle schade toegebracht aan :
  - binnenschepen;
  - schepen voor de vaart op meren;
  - zeeschepen.
  7. Vervoerde goederen met inbegrip van koopwaren, bagage en alle andere goederen.
  Alle schade toegebracht aan vervoerde goederen of bagage, ongeacht de aard van het vervoermiddel.
  8. Brand en natuurevenementen.
  Alle schade toegebracht aan goederen (met uitzondering van de goederen welke onder de sub 3, 4, 5, 6 en 7 bedoelde takken zijn begrepen), wanneer deze zijn veroorzaakt door :
  - brand;
  - ontploffing;
  - storm;
  - natuurevenementen, met uitzondering van hagel en vorst;
  - kernenergie;
  - aardverzakking.
  9. Andere schade aan goederen.
  Alle schade toegebracht aan goederen (met uitzondering van de goederen welke onder sub 3, 4, 5, 6 en 7 bedoelde takken zijn begrepen), wanneer die schade veroorzaakt is door hagel of vorst, alsmede door alle overige niet reeds sub 8 begrepen evenementen, zoals diefstal.
  10. B.A. motorrijtuigen.
  Elke aansprakelijkheid die het gevolg is van het gebruik van motorrijtuigen (met inbegrip van de aansprakelijkheid van de vervoerder).
  11. B.A. luchtvaartuigen.
  Elke aansprakelijkheid die het gevolg is van het gebruik van luchtvaartuigen (met inbegrip van de aansprakelijkheid van de vervoerder).
  12. B.A. zee- en binnenschepen.
  Elke aansprakelijkheid die het gevolg is van het gebruik van zee- en binnenschepen (met inbegrip van de aansprakelijkheid van de vervoerder).
  13. Algemene B.A.
  Alle overige niet reeds onder de nrs. 10, 11 en 12 vermelde vormen van aansprakelijkheid.
  14. Krediet.
  - algemene insolventie;
  - exportkrediet;
  - verkoop op afbetaling;
  - hypothecair krediet;
  - landbouwkrediet.
  15. Borgtocht.
  - directe borgtocht;
  - indirecte borgtocht.
  16. Diverse geldelijke verliezen.
  - risico van gebrek aan werk;
  - (algemeen) tekort aan ontvangsten;
  - slecht weer;
  - winstderving;
  - doorlopende hoge algemene kosten;
  - onvoorziene bedrijfsuitgaven;
  - verlies van verkoopwaarde;
  - huur- of inkomstenderving;
  - andere indirecte bedrijfsverliezen dan bovengenoemde;
  - niet met een bedrijf samenhangende geldelijke verliezen;
  - overige geldelijke verliezen.
  17. Rechtsbijstand.
  18. Hulpverlening.
  - hulpverlening aan in moeilijkheden verkerende personen die op reis zijn of zich buiten hun woonplaats of vaste verblijfplaats bevinden;
  - hulpverlening onder andere omstandigheden.
  Groep van activiteiten " Leven ".
  21. Levensverzekeringen, niet verbonden met beleggingsfondsen, met uitzondering van bruidsschats- en geboorteverzekeringen.
  22. Bruidsschats- en geboorteverzekeringen, niet verbonden met beleggingsfondsen.
  23. Levens-, bruidsschats- en geboorteverzekeringen in verband met beleggingsfondsen.
  (24. De in Ierland en het Verenigd Koninkrijk bestaande verzekering genaamd " permanent health insurance " (niet opzegbare ziekteverzekering van lange duur).
  25. Tontineverrichtingen.) <KB 1994-11-22/34, art. 27, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994>
  26. Kapitalisatieverrichtingen.
  27. Beheer van collectieve pensioenfondsen.
  (28. De verrichtingen zoals bedoeld in boek IV, titel 4, hoofdstuk I van de Franse " Code des assurances ".
  29. De in de wetgeving op de sociale verzekering omschreven en bedoelde verrichtingen in verband met de duur van het leven en van de mens, voor zover deze in overeenstemming zijn met de wetgeving van een Lid-Staat, en door verzekerinsgondernemingen voor eigen risico worden verricht of beheerd.) <KB 1994-11-22/34, art. 27, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994>

Bijlage II.
Art. N2. Indeling per groepen van takken.
  A. " Ongevallen en ziekte ", bestaande uit de takken " Ongevallen " en " Ziekte ";
  B. " Motorrijtuigenverzekering ", bestaande uit de takken " Voertuigcasco ", " B.A. motorrijtuigen ", alsook de verzekeringen " Vervoerde personen " en " Vervoerde goederen ", die er betrekking op hebben;
  C. " Zee- en transportverzekering ", bestaande uit de takken " Casco rollend spoorwegmaterieel ", " Casco zee- en binnenschepen ", " B.A. zee- en binnenschepen ", alsook de verzekeringen " Vervoerde personen " en " Vervoerde goederen ", die er betrekking op hebben;
  D. " Luchtvaartverzekering ", bestaande uit de takken " Luchtvaartuig casco ", " B.A. luchtvaartuigen ", alsook de verzekeringen " Vervoerde personen " en " Vervoerde goederen " die er betrekking op hebben;
  E. " Brand en andere schade aan goederen ", bestaande uit de takken " Brand en natuurevenementen " en " Andere schade aan goederen ";
  F. " Burgerrechtelijke aansprakelijkheid " , bestaande uit de takken " B.A. motorrijtuigen ", " B.A. luchtvaartuigen ", " B.A. zee- en binnenschepen " en " Algemene B.A. ";
  G. " Krediet en borgtocht ", bestaande uit de takken " Krediet " en " Borgtocht ";
  H. " Alle takken niet-leven ", bestaande uit alle verzekeringstakken opgesomd in bijlage I onder de nrs. 1 tot 18;
  K. " Alle takken leven ", bestaande uit alle verzekeringstakken opgesomd in bijlage I (onder de nrs. 21 tot en met 29). <KB 1994-11-22/34, art. 28, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994>

Bijlage III.
Art. N3. <KB 1994-11-22/34, art. 29, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1994> TECHNISCHE EXPLOITATIEREKENING. (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 21/12/1994, p. 31535)

Bijlage IV.
Art. N4. Congruentieregels.
  De valuta waarin de verplichtingen van de verzekeraar luiden, wordt vastgesteld overeenkomstig de volgende voorschriften :
  1. Wanneer de dekking van een overeenkomst in een bepaalde valuta is uitgedrukt, worden de verplichtingen van de verzekeraar geacht opeisbaar te zijn in deze valuta.
  2. Wanneer de dekking van een overeenkomst niet in een bepaalde valuta is uitgedrukt, worden de verplichtingen van de verzekeraar geacht opeisbaar te zijn in de valuta van het land waar het risico is gelegen. De verzekeraar kan evenwel de valuta kiezen waarin de premie is uitgedrukt, in gevallen waarin er goede gronden voor een dergelijke keuze aanwezig zijn.
  Dit kan het geval zijn indien het al bij de ondertekening van de overeenkomst waarschijnlijk is dat de schade-uitkering niet in de valuta van het land waar het risico gelegen is, maar in de premievaluta zal worden betaald.
  3. De verzekeraar mag ervan uitgaan dat de valuta waarin hij aan zijn verplichtingen moet voldoen, die is welke hij overeenkomstig de opgedane ervaring zal gebruiken, of bij ontstentenis daarvan, de valuta van het land waar hij is gevestigd :
  - voor overeenkomsten ter dekking van de risico's die zijn ingedeeld in de takken 4, 5, 6, 7, 11, 12 en 13 (uitsluitend producentenaansprakelijkheid), en
  - voor overeenkomsten ter dekking van de in de andere takken ingedeelde risico's, wanneer overeenkomstig de aard van de risico's aan de verplichtingen moet worden voldaan in een andere valuta dan die welke zou voortvloeien uit de toepassing van de voorgaande bepalingen.
  4. Wanneer een schadegeval bij de verzekeraar is gemeld en de uitkeringen moeten gebeuren in een bepaalde andere valuta dan die welke uit de toepassing van de voorgaande bepalingen voortvloeit, worden de verplichtingen van de verzekeraar geacht in die valuta opeisbaar te zijn, met name de valuta waarin de door de verzekeraar te betalen schadevergoeding is vastgesteld bij een rechterlijke uitspraak of bij overeenkomst tussen de verzekeraar en de verzekerde.
  5. Indien een schade wordt begroot in een valuta die bij de verzekeraar vooraf bekend is, doch die verschilt van die welke voortvloeit uit de toepassing van de voorgaande bepalingen, mogen de verzekeraars ervan uitgaan dat hun verplichtingen opeisbaar zijn in deze valuta.
  6. De ondernemingen zijn vrij om tegenover hun technische voorzieningen geen congruente activa te stellen, indien uit de toepassing van de voorgaande bepalingen voortvloeit dat de onderneming - hoofdkantoor of bijkantoor - om te voldoen aan het congruentiebeginsel, over activa in een bepaalde valuta moet beschikken voor een bedrag van niet meer dan 7 % van de activa in andere valuta's.
  In het geval echter van :
  a) congruentie in Griekse drachmen, Ierse ponden of Portugese escudo's, mag dit bedrag niet meer bedragen dan :
  - 1 miljoen (euro) gedurende een overgangsperiode die eindigt op 31 december 1992; <KB 1999-11-26/34, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>
  - 2 miljoen (euro) gedurende de periode vanaf 1 januari 1993 tot en met 31 december 1998; <KB 1999-11-26/34, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>
  b) congruentie in Belgische of Luxemburgse franken of Spaanse peseta's, mag dit bedrag niet meer bedragen dan 2 miljoen (euro) gedurende een periode die eindigt op 31 december 1996. <KB 1999-11-26/34, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>
  Na afloop van de onder a) en b) genoemde overgangsperioden is de algemene regeling op deze valuta's van toepassing.
  7. De ondernemingen - hoofdkantoor of bijkantoor - zin vrij het congruentiebeginsel niet toe te passen indien de verplichtingen opeisbaar zijn in een andere valuta dan die van een van de Lid-Staten van de Gemeenschap, indien er voor beleggingen in deze valuta voorschriften bestaan, indien voor deze valuta transferbeperkingen gelden of tenslotte indien deze valuta om soortgelijke redenen ongeschikt is om te worden gebruikt tot dekking van technische voorzieningen.
  8. (De verzekeringsondernemingen zijn vrij om een bedrag van ten hoogste 20 % van hun in een bepaalde valuta luidende verplichtingen te dekken met niet-congruerente activa.) <KB 1994-08-12/67, art. 2, a), 003; Inwerkingtreding : 1994-10-12>
  De totale activa in alle valuta's te samen moeten ten minste gelijk zijn aan de totale verplichtingen in alle valuta's te samen.
  (9. Indien krachtens bovenstaande voorschriften tegenover verplichtingen activa moeten staan die luiden in de valuta van een Lid-Staat van de Europese Gemeenschap is aan deze voorwaarde voldaan als de betreffende activa in (euro) luiden.) <KB 1994-08-12/67, art. 2, b), 003; Inwerkingtreding : 1994-10-12> <KB 1999-11-26/34, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 29-12-1999>
  (10. Voor de dekkingswaarden van het afzonderlijk beheer " Leven " zijn de bepalingen van de punten 2, 3, 4, 5, 6a en 6b, van deze bijlage niet van toepassing.) <KB 1994-08-12/67, art. 2, c), 003; Inwerkingtreding : 1994-10-12>

Bijlage V.
Art. N5.[1 Bijlage V. - Aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekerings- of herverzekeringsgroep
   I. Aanvullend toezicht op deelnemende Belgische verzekeringsondernemingen
   1. Berekeningsmethode en algemene principes
   1.1 Algemene bepalingen
   De berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge van de in artikel 91nonies, § 1, van de wet bedoelde deelnemende Belgische verzekeringsondernemingen wordt uitgevoerd volgens de methode gebaseerd op de consolidatie van jaarrekeningen, zoals deze beschreven wordt in punt I.2 van deze bijlage. De [2 FSMA]2 kan evenwel op elk ogenblik de toepassing van de methode van aftrek en aggregatie zoals beschreven in punt I.3. of de methode van aftrek van vereiste zoals beschreven in punt I.4. toestaan of opleggen, wanneer deze methodes meer aangepast zijn.
   Wanneer de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming meer dan één met haar verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming heeft, wordt de aangepaste solvabiliteitsmarge berekend door elk van deze verbonden verzekerings- of herverzekeringsondernemingen te integreren.
   Wanneer een verzekerings- of herverzekeringsonderneming verbonden met de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming waarvoor de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt uitgevoerd, haar maatschappelijke zetel in een andere lidstaat dan België heeft, wordt bij de berekening met betrekking tot deze verbonden onderneming rekening gehouden met de solvabiliteitspositie, zoals die door de bevoegde autoriteiten van die andere lidstaat wordt beoordeeld.
   Ongeacht welke methode wordt toegepast, wordt echter, indien de verbonden onderneming een dochteronderneming is en een solvabiliteitstekort vertoont, het totale solvabiliteitstekort van de dochteronderneming in aanmerking genomen. Indien tussen ondernemingen in een verzekerings- of herverzekeringsgroep geen kapitaalbanden bestaan, bepaalt de [2 FSMA]2 met welk deel van het solvabiliteitstekort rekening dient te worden gehouden.
   Ingeval de [2 FSMA]2 van mening is dat de aansprakelijkheid van de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming die een gedeelte van het kapitaal in eigendom heeft, strikt en ondubbelzinnig tot dat gedeelte van het kapitaal beperkt is, kan de [2 FSMA]2 evenwel toestaan dat het solvabiliteitstekort van de dochteronderneming op proportionele grondslag in aanmerking wordt genomen.
   Wanneer tussen sommige van de ondernemingen in een verzekerings- of herverzekeringsgroep geen kapitaalbanden bestaan, bepaalt de [2 FSMA]2 welk proportioneel gedeelte in aanmerking moet worden genomen.
   1.2 Uitsluiting van het meerdere malen gebruiken van bestanddelen van de solvabiliteitsmarge
   a) Algemene behandeling van de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge
   Ongeacht welke methode wordt toegepast bij de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge van een deelnemende Belgische verzekeringsonderneming, moet worden uitgesloten dat de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge meerdere malen worden gebruikt voor de verschillende verzekerings- en herverzekerings-ondernemingen die bij die berekening betrokken zijn. Daartoe moeten de waarden van de bestanddelen bedoeld in artikel 15bis, § 4, van de wet, worden geëlimineerd in de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge. De wijze van eliminatie hangt af van de toegepaste methode (methode gebaseerd op de consolidatie van de jaarrekeningen, methode van aftrek en aggregatie of methode van aftrek van vereiste).
   b) Behandeling van bepaalde bestanddelen van de aangepaste solvabiliteitsmarge
   Onverminderd de bepalingen van punt I.1.2, a) van deze bijlage, mogen :
   - winstreserves en toekomstige winsten die gegenereerd worden in een met de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming waarvoor de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt berekend verbonden levensverzekerings- of levensherverzekeringsonderneming, en
   - het geplaatste maar niet-gestorte gedeelte van het kapitaal van een met de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming waarvoor de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt berekend, verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming,
   alleen in aanmerking genomen worden als bestanddelen van de aangepaste solvabiliteitsmarge voor zover zij in aanmerking mogen worden genomen voor de samenstelling van de solvabiliteitsmarge van die verbonden onderneming. Het gedeelte van het kapitaal van die verbonden onderneming dat geplaatst maar niet gestort is door de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming waarvoor de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt berekend, kan echter niet in aanmerking worden genomen voor de samenstelling van de aangepaste solvabiliteitsmarge.
   Het gedeelte van het kapitaal van de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming dat geplaatst maar niet gestort is door een met deze deelnemende Belgische verzekeringsonderneming waarvoor de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt berekend verbonden onderneming, kan niet in aanmerking worden genomen voor de samenstelling van de aangepaste solvabiliteitsmarge.
   Het gedeelte van het kapitaal van een met de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming verbonden onderneming dat geplaatst maar niet gestort is door een andere met deze deelnemende Belgische verzekeringsonderneming waarvoor de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt berekend verbonden onderneming, kan niet in aanmerking worden genomen voor de samenstelling van de aangepaste solvabiliteitsmarge.
   c) Overdraagbaarheid
   Indien de [2 FSMA]2 van oordeel is dat bepaalde andere dan de in punt I.1.2 van deze bijlage bedoelde bestanddelen van de solvabiliteitsmarge van een verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming niet effectief beschikbaar kunnen komen voor de dekking van het solvabiliteitsmargevereiste van de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming waarvoor de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt berekend, verzet zij zich tegen het in aanmerking nemen van deze bestanddelen in de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge boven het bedrag waarvoor zij in aanmerking mogen genomen worden voor de samenstelling van de solvabiliteitsmarge van de verbonden onderneming.
   d) De som van de in de punten I.1.2 b) en c) van deze bijlage bedoelde bestanddelen mag het solvabiliteitsvereiste van de verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming niet overschrijden.
   1.3 Uitsluiting van het creëren van vermogensbestanddelen binnen een groep
   Bij de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge worden buiten beschouwing gelaten de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge die afkomstig zijn van een wederzijdse financiering tussen de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming en :
   - een daarmee verbonden onderneming;
   - een daarin deelnemende onderneming;
   - een andere verbonden onderneming van een van haar deelnemende ondernemingen.
   Voorts worden buiten beschouwing gelaten, de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge van een met de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming waarvoor de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt berekend verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming, wanneer die bestanddelen afkomstig zijn van een wederzijdse financiering met een andere met die deelnemende Belgische verzekeringsonderneming verbonden onderneming.
   Er is met name sprake van wederzijdse financiering wanneer een deelnemende Belgische verzekeringsonderneming of een van de met haar verbonden ondernemingen houdster is van aandelen in of leningen verstrekt aan een andere onderneming die rechtstreeks of onrechtstreeks houdster is van een bestanddeel van de solvabiliteitsmarge van de eerste onderneming.
   1.4 Toepassing van de berekeningsmethoden
   a) Gemeenschappelijke kassen, private ondernemingen met vaste premies, openbare instellingen, gespecialiseerd in de verrichtingen bedoeld in de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 en in de wet van 3 juli 1967 betreffende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk, en voor beroepsziekten in de overheidssector
   Bij de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge van een in een gemeenschappelijke kas, private onderneming met vaste premies of openbare instelling, gespecialiseerd in de verzekering van arbeidsongevallen, deelnemende verzekeringsonderneming, wordt deze gemeenschappelijke kas, private onderneming met vaste premies of openbare instelling, gespecialiseerd in de verzekering van arbeidsongevallen, louter voor de berekening, op soortgelijke wijze behandeld als een verbonden verzekeringsonderneming, waarbij de algemene beginselen en de methoden van deze bijlage worden toegepast. Daartoe, wordt een theoretisch solvabiliteitsvereiste berekend voor iedere gemeenschappelijke kas, private onderneming met vaste premies of openbare instelling, gespecialiseerd in de verzekering van arbeidsongevallen, volgens dezelfde regels als die van artikel 18A van dit besluit. Dezelfde bestanddelen als bedoeld in artikel 15bis van de wet mogen in aanmerking worden genomen voor de theoretische solvabiliteitsmarge. De activa en passiva worden gewaardeerd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 17 november 1994 betreffende de jaarrekening van verzekeringsondernemingen.
   b) Verzekeringstussenholdings
   Bij de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge van een deelnemende Belgische verzekeringsonderneming met een deelneming in een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of in een verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land, middels een verzekeringstussenholding, wordt rekening gehouden met de positie van de verzekeringstussenholding. Louter voor de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge, die wordt uitgevoerd overeenkomstig de algemene beginselen en de methoden die in deze bijlage omschreven zijn, wordt deze verbonden verzekeringstussenholding behandeld als betrof het een Belgische verzekeringsonderneming die onderworpen is aan een solvabiliteitsvereiste gelijk aan nul. Dezelfde bestanddelen als bedoeld in artikel 15bis van de wet, mogen in aanmerking worden genomen voor de theoretische solvabiliteitsmarge. De activa en passiva worden gewaardeerd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 17 november 1994 betreffende de jaarrekening van verzekeringsondernemingen.
   c) Verbonden verzekerings- en herverzekeringsondernemingen met maatschappelijke zetel in een derde land
   Bij de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge van een in een verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land deelnemende Belgische verzekeringsonderneming, wordt deze verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land, louter voor de berekening, op soortgelijke wijze behandeld als een verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming, waarbij de algemene beginselen en methoden worden toegepast die respectievelijk zijn beschreven in deze bijlage en in bijlage I bij het koninklijk besluit van [...] tot uitvoering van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf.
   Daartoe wordt een solvabiliteitsvereiste berekend voor iedere verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land, volgens dezelfde regels als die welke respectievelijk zijn vastgesteld in artikel 18 van dit besluit en in de artikelen 12 en 13 van het koninklijk besluit van [...] tot uitvoering van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf.
   Wanneer het derde land waar deze verbonden onderneming haar maatschappelijke zetel heeft, haar onderwerpt aan een toelating of vergunning en aan ten minste een soortgelijk solvabiliteitsvereiste als dat van de Richtlijnen 73/239/EEG, 2002/83/EG of 2005/68/EG, gelet op de bestanddelen ter dekking van dit vereiste, wordt bij de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge evenwel rekening gehouden, voor wat betreft deze laatste onderneming, met het solvabiliteitsvereiste en met de voor het nakomen van dit vereiste in aanmerking komende bestanddelen, als voorgeschreven door het betrokken derde land.
   d) Niet beschikbaar zijn van de noodzakelijke informatie
   Wanneer de [2 FSMA]2 om enigerlei reden niet beschikt over de informatie over een verbonden onderneming met maatschappelijke zetel in een lidstaat of in een derde land, die nodig is voor de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming, wordt de boekwaarde van deze onderneming in de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming in mindering gebracht van de bestanddelen van de aangepaste solvabiliteitsmarge. In dat geval worden de aan deze deelneming verbonden latente meerwaarden niet aanvaard als bestanddelen van de aangepaste solvabiliteitsmarge.
   2. Berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge door toepassing van de methode gebaseerd op de consolidatie van jaarrekeningen
   Onverminderd de bepalingen van artikel 91decies van de wet, wordt de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge van de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming uitgevoerd aan de hand van de geconsolideerde jaarrekening, opgesteld overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen en het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen, die het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening regelen.
   De aangepaste solvabiliteitsmarge van de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming is het verschil tussen :
   de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge berekend op basis van de geconsolideerde gegevens, en
   a) hetzij de som van het solvabiliteitsvereiste van de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming en het proportionele deel van de solvabiliteitsvereisten van de verbonden verzekerings- of herverzekeringsondernemingen dat overeenstemt met de percentages die voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekeningen in aanmerking genomen zijn;
   b) hetzij het solvabiliteitsvereiste dat op basis van de geconsolideerde gegevens berekend is.
   Onverminderd de bepalingen van punt I.1 van deze bijlage, zijn de bepalingen van de artikelen 15 en 5bis van de wet en 17 en 18 van dit besluit van toepassing voor het in aanmerking nemen van bestanddelen van de solvabiliteitsmarge en van het solvabiliteitsvereiste op basis van de geconsolideerde gegevens.
   Voor de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt rekening gehouden met het percentage van de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge en met het percentage van het solvabiliteitsmargevereiste van de verbonden onderneming dat overeenstemt met het gedeelte van het geplaatste kapitaal dat eigendom is van de Belgische verzekeringsonderneming die deelneemt in de verbonden onderneming.
   Wanneer een dochteronderneming wordt geconsolideerd door integrale consolidatie, wordt rekening gehouden met het totaal bedrag van de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge van de dochteronderneming en met het totaal bedrag van haar vereiste marge, wat ook de deelnemingsgraad is.
   3. Berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge door toepassing van de methode van aftrek en aggregatie
   Wanneer er belangrijke praktische problemen rijzen bij de toepassing van de methode gebaseerd op de consolidatie van jaarrekeningen, kan de [2 FSMA]2 de toepassing toestaan of zelfs eisen van de methode van aftrek en aggregatie die als volgt wordt bepaald :
   De aangepaste solvabiliteitsmarge van de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming is het verschil tussen :
   i) de som van :
   a) de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge van de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming, en
   b) het proportionele deel van de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming in de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge van de verbonden verzekerings- of herverzekerings-onderneming
   en
   ii) de som van :
   a) de boekwaarde van de verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming in de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming, en
   b) het solvabiliteitsvereiste van de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming, en
   c) het proportionele deel van het solvabiliteitsvereiste van de verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming.
   Voor de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt rekening gehouden met het percentage van de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge en met het percentage van het solvabiliteitsmargevereiste van de verbonden onderneming dat overeenstemt met het gedeelte van het geplaatste kapitaal dat eigendom is van de Belgische verzekeringsonderneming die deelneemt in de verbonden onderneming.
   Wanneer de deelneming in de verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming geheel of ten dele bestaat in de vorm van onrechtstreekse eigendom, dan wordt in punt ii), a) de waarde van die onrechtstreekse eigendom meegenomen, met inachtneming van de desbetreffende successieve belangen, en worden in de punten i), b) en ii), c) de overeenkomstige proportionele delen meegenomen van de bestanddelen die in aanmerking mogen worden genomen voor de samenstelling van de solvabiliteitsmarge van de verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming.
   4. Berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge door toepassing van de methode van aftrek van vereiste
   Onder dezelfde voorwaarden als voor de methode bedoeld in punt I.3. kan de [2 FSMA]2 het gebruik toestaan van de methode van aftrek van vereiste.
   De aangepaste solvabiliteitsmarge is dan het verschil tussen :
   i) de som van de bestanddelen die in aanmerking mogen worden genomen voor de solvabiliteitsmarge van de deelnemende verzekeringsonderneming, en
   ii) de som van
   - het solvabiliteitsvereiste van de deelnemende verzekeringsonderneming, en
   - het proportioneel deel van het solvabiliteitsvereiste van de verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming.
   Voor de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt rekening gehouden met het percentage van de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge en met het percentage van het solvabiliteitsmargevereiste van de verbonden onderneming dat overeenstemt met het gedeelte van het geplaatste kapitaal dat eigendom is van de Belgische verzekeringsonderneming die deelneemt in de verbonden onderneming.
   II. Aanvullend toezicht voor verzekeringsondernemingen die dochterondernemingen zijn van een verzekeringsholding of van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land
   De uitoefening van het aanvullend toezicht bestaat er in op het niveau van de verzekeringsholding of van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land, die moederondernemingen zijn van één of meerdere dochterondernemingen gevestigd in België, bedoeld in artikel 91ter decies, § 1, van de wet, soortgelijke berekeningen uit te voeren als die welke respectievelijk zijn beschreven in punt I van deze bijlage en in punt I van bijlage I bij het koninklijk besluit van [...] tot uitvoering van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf.
   Dit betekent dat de algemene principes worden toegepast die respectievelijk zijn beschreven in punt I van deze bijlage en in punt I van bijlage I bij het koninklijk besluit van [...] tot uitvoering van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf.
   De berekeningen worden uitgevoerd volgens de methode gebaseerd op de consolidatie van jaarrekeningen, zoals die respectievelijk is beschreven in punt I.2 van deze bijlage en in punt I.2 van bijlage I bij het koninklijk besluit van [...] tot uitvoering van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf.
   De geconsolideerde jaarrekeningen van Belgische verzekeringsholdings en Belgische herverzekeringsondernemingen moeten opgesteld worden overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen en het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen, die het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening regelen.
   De geconsolideerde jaarrekeningen van herverzekeringsondernemingen en verzekeringsholdings gevestigd in de Europese Economische Ruimte moeten worden opgesteld overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 91/674 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen.
   De geconsolideerde jaarrekeningen van herverzekeringsondernemingen, holdings en verzekeringsondernemingen gevestigd buiten de Europese Economische Ruimte zullen in aanmerking genomen worden door de [2 FSMA]2 voor de uitoefening van het aanvullend toezicht, op voorwaarde dat zij in een soortgelijke vorm opgesteld worden als deze voortvloeiend uit Richtlijn 91/674 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen.
   Indien dit niet het geval is, zal naargelang het geval, hetzij de methode van aftrek en aggregatie zoals beschreven in punt I.3, hetzij de methode van aftrek van vereiste zoals beschreven in punt I.4, worden toegepast.
   Wanneer blijkt dat de toepassing van de methode gebaseerd op de consolidatie van jaarrekeningen belangrijke praktische problemen stelt, kan de [2 FSMA]2 de toepassing toestaan of voorschrijven van hetzij de methode van aftrek en aggregatie zoals beschreven in punt I.3, hetzij de methode van aftrek van vereiste zoals beschreven in punt I.4.
   Wanneer een verzekeringsonderneming naar Belgisch recht een dochteronderneming is van een andere verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming of een verzekeringsholding, met maatschappelijke zetel in een derde land, kan de [2 FSMA]2, in afwijking van de voorgaande bepalingen, met de bevoegde autoriteit van het land waar de moederonderneming haar zetel heeft of met een andere geschikte buitenlandse bevoegde autoriteit, in een tussen hen afgesloten samenwerkingsovereenkomst overeenkomen dat deze laatste het aanvullend toezicht uitoefent, op voorwaarde dat dit toezicht gelijkwaardig is aan dat waarin wordt voorzien in Richtlijn 98/78/EG. In dat geval moet de naleving van de verplichtingen minstens eenmaal per jaar, binnen vier maanden na de afsluiting van het boekjaar van de moederonderneming, bevestigd worden aan de [2 FSMA]2 door de buitenlandse bevoegde autoriteit. Bij de verklaring van naleving dient de geconsolideerde jaarrekening gevoegd te worden van de moederonderneming. Het bepaalde bij artikel 77 van de wet van 2 augustus 2002 is op de bedoelde overeenkomsten van toepassing.
   Louter voor de berekening wordt de moederonderneming behandeld als betrof het een verzekerings- of herverzekeringsonderneming die onderworpen is aan :
   - een solvabiliteitsvereiste gelijk aan nul wanneer het een verzekeringsholding betreft,
   - een solvabiliteitsvereiste bepaald volgens de beginselen van punt I.1.4.c) van deze bijlage, wanneer het een verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land betreft,
   en gelden voor deze moederonderneming, onverminderd de bepalingen van punt I van deze bijlage, dezelfde voorwaarden als die van de artikelen 15 en 15bis van de wet wat betreft de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge.]1
  ----------
  (1)<KB 2009-09-27/17, art. 25, 017; Inwerkingtreding : 25-10-2009>
  (2)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 018; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Bijlage VI.
Art. N6.
  <Opgeheven bij KB 2016-06-01/05, art. 5, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>