Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

11 NOVEMBER 2002. - Wet betreffende de hulpofficieren van de krijgsmacht. (NOTA : opgeheven door W2007-02-28/35, art. 237, 004; Inwerkingtreding : 31-12-2013 (zie art. 272)) (NOTA : Artikel 237 van de W 28/02/2007 dat oorspronkelijk in de opheffing van de W 11/11/2002 voorzag is, voor zijn inwerkingtreding, vervangen door het artikel 343 tot 348 van de wet van 31 juli 2013 (2013-07-31/04) tot wijziging van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen van het actief kader van de Krijgsmacht en tot wijziging van sommige bepalingen betreffende het statuut van het militair personeel. Deze laatste artikelen vervangen het oorspronkelijke artikel 237 van de W 28/02/2007 door een nieuwe bepaling die de artikelen 3, 4, 5, 16, 18 en 19 van de Wet 11/11/2002 wijzigt. Hiermee heeft de wetgever te kennen gegeven dat hij afstand doet van zijn oorspronkelijke wil om middels artikel 237 van de W 28/02/2007 de W 11/11/2002 op te heffen. Met andere woorden zal het artikel 237 van de W 28/02/2007, zoals dit artikel voor zijn vervanging door de artikelen 343 tot 348 van de W 31/07/2013 bestond, nooit in werking treden) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 06-12-2002 en tekstbijwerking tot 23-12-2016)



Inhoudstafel:


Art. 1-22
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2000007081 





Artikels:

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art.2.Voor de toepassing van deze wet :
  1° is de hulpofficier piloot, de hulpofficier houder van het brevet van piloot of van het hoger brevet van piloot;
  2° is de kandidaat-hulpofficier piloot, de kandidaat-hulpofficier die tijdens zijn opleidingscyclus de opleiding volgt totdat het brevet van piloot of het hoger brevet van piloot behaalt :
  3° is de hulpofficier ATC, de hulpofficier houder van het brevet van luchtverkeersleider;
  4° is de kandidaat-hulpofficier ATC, de kandidaat-hulpofficier die tijdens zijn opleidingscyclus de opleiding volgt om het brevet van luchtverkeersleider te behalen;
  5° moet telkens als " de wet van 23 december 1955 " wordt vermeld, worden verstaan " de wet van 23 december 1955 betreffende de hulpofficieren van de luchtmacht, piloten en navigatoren ".
  6° [1 ...]1
  ----------
  (1)<W 2016-11-21/20, art. 20, 007; Inwerkingtreding : 02-01-2017>

Art.3.[1 De hulpofficier piloot behoort tot de vakrichting "inwerkingstelling van luchtwapen-systemen".
   De hulpofficier ATC behoort tot de vakrichting "luchtcontrole".]1
  ----------
  (1)<W 2013-07-31/04, art. 343, 006; Inwerkingtreding : 31-12-2013; zie KB 2013-12-26/05, art. 1, 1°>

Art.4.Behoudens indien zij onverenigbaar zijn met de bepalingen van deze wet, zijn alle bepalingen van de wet van 23 december 1955 van toepassing op de hulpofficier piloot.
  De artikelen 2, 3, 3bis , 4, [1 5, 6, [2 7, 9, 9bis]2, 10bis, 11bis en 15]1 van de wet van 23 december 1955, zijn toepasselijk op de hulpofficier ATC.
  [1 Derde lid opgeheven.]1
  [2 Voor zover deze bepalingen niet onverenigbaar zijn met de bepalingen van deze wet en voor zover de reglementaire bepalingen niet onverenigbaar zijn met de reglementaire bepalingen genomen in uitvoering van deze wet is het artikel 10bis, tweede lid, van de wet van 23 december 1955 toepasselijk op kandidaat-hulpofficier piloot of ATC.]2
  ----------
  (1)<W 2009-04-26/31, art. 25, 005; Inwerkingtreding : 04-06-2009>
  (2)<W 2013-07-31/04, art. 344, 006; Inwerkingtreding : 31-12-2013; zie KB 2013-12-26/05, art. 1, 1°>

Art.5.§ 1. Voor de normale rekrutering van de kandidaat-hulpofficieren piloten en ATC, bepaalt de minister van Landsverdediging, per [1 vakrichting]1 bedoeld in artikel 3, het aantal kandidaat-hulpofficieren, piloten of ATC, die voldoen aan de (aanvaardingsvoorwaarden voor de werving van kandidaat-hulpofficieren), dat kan aanvaard worden. <W 2005-07-16/31, art. 77, 002; Inwerkingtreding : 10-08-2005>
  § 2. Een specifieke rekrutering kan evenwel worden georganiseerd (voor de kandidaat-hulpofficieren) piloten die, niet alleen voldoen aan de (aanvaardingsvoorwaarden voor de werving van kandidaat-hulpofficieren), maar ook titularis zijn van bepaalde luchtvaartkwalificaties verworven voorafgaand aan hun aanvaardingsdatum. <Erratum, zie B.S. 22.01.2003, p. 2133> <W 2005-07-16/31, art. 77, 002; Inwerkingtreding : 10-08-2005>
  De minister van Landsverdediging bepaalt per [1 vakrichting]1 bedoeld in artikel 3,het aantal kandidaten bedoeld in het eerste lid die kunnen worden aanvaard.
  De minister van Landsverdediging bepaalt in een reglement de luchtvaartkwalificaties bedoeld in het eerste lid.
  ----------
  (1)<W 2013-07-31/04, art. 345, 006; Inwerkingtreding : 31-12-2013; zie KB 2013-12-26/05, art. 1, 1°>

Art.6. De kandidaat, titularis van de luchtvaartkwalificaties bedoeld in artikel 5, § 2, derde lid, is vrijgesteld van een deel van de opleiding tot piloot bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet van 23 december 1955, volgens de nadere regels bepaald in een reglement vastgesteld door de minister van Landsverdediging.

Art.7. In afwijking van artikel 6, 3°, van de wet van 23 december 1955, moet de kandidaat-hulpofficier piloot, titularis van de luchtvaartkwalificaties bedoeld in artikel 5, § 2, derde lid, om te worden benoemd in de graad van hulponderluitenant piloot, voldoen aan een specifiek vakexamen, volgens de nadere regels bepaald in een reglement vastgesteld door de minister van Landsverdediging.

Art.8. De kandidaat-hulpofficier die, op de datum van inwerkingtreding van deze wet, de opleiding volgt tot militair piloot en die titularis is van de luchtvaartkwalificaties bedoeld in artikel 5, § 2, derde lid, verworven voorafgaand aan zijn (dienstneming), kan op zijn verzoek worden vrijgesteld van een deel van de opleiding tot militair piloot en een specifiek vakexamen afleggen, volgens de nadere regels bepaald in een reglement vastgesteld door de minister van Landsverdediging. <W 2005-07-16/31, art. 78, 002; Inwerkingtreding : 10-08-2005>

Art.9. § 1. Tot (31 december 2010) kan de onderofficier piloot van het licht vliegwezen of de onderofficier luchtverkeersleider die voldoet aan de (aanvaardingsvoorwaarden voor de werving van kandidaat-hulpofficieren), door de minister van Landsverdediging aanvaard worden als kandidaat-hulpofficier, voor, naargelang het geval, het korps van het licht vliegwezen of het korps van het niet-varend personeel met als specialiteit luchtverkeersleider, op voorwaarde dat hij niet de leeftijd van 31 jaar heeft bereikt op 31 december van het jaar van zijn (dienstneming). <W 2005-07-16/31, art. 79, 002; Inwerkingtreding : 10-08-2005> <W 2006-03-05/57, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 15-04-2006>
  In dat geval :
  1° is hij vrijgesteld van de opleiding tot piloot of tot luchtverkeersleider waarvan hij het brevet heeft;
  2° moet hij slagen voor een specifiek vakexamen op het einde van zijn opleiding als officier, volgens de nadere regels bepaald in een reglement vastgesteld door de minister van Landsverdediging;
  3° wordt geen bijkomende rendementsperiode toegevoegd aan zijn eventuele rendementsperiode van onderofficier.
  § 2. Tot (31 december 2010) kan de onderofficier piloot van het licht vliegwezen of de onderofficier luchtverkeersleider, die ouder is dan 35 jaar, door de minister van Landsverdediging aanvaard worden als kandidaat-aanvullingsofficier, voor, naargelang het geval, het korps van het licht vliegwezen of het korps van het niet-varend personeel met als specialiteit luchtverkeersleider, op voorwaarde dat :
  1° hij geslaagd is voor het examen voor de overgang naar de graad van eerste sergeant-majoor;
  2° hij op 31 december van het jaar van zijn (dienstneming) de leeftijd van 45 jaar niet heeft bereikt; <W 2005-07-16/31, art. 79, 002; Inwerkingtreding : 10-08-2005>
  3° hij (de) voor de staat van officier onontbeerlijke morele, karakteriële en fysieke hoedanigheden bezit die de Koning bepaalt; <Erratum, zie B.S. 22.01.2003, p. 2133>
  4° hij batig wordt gerangschikt bij de overgangsexamen voor de opname van de beroepsonderofficier in de hoedanigheid van aanvullingsofficier, binnen de grenzen van het aantal vacante betrekkingen.

Art.10. De minister van Landsverdediging kan de dienstneming van de kandidaat-hulpofficier piloot verbreken hetzij wegens beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst ontdekt tijdens de initiële evaluatievluchten die opgelegd worden door de militaire overheid die hij aanwijst, hetzij wegens tuchtredenen, hetzij wegens morele of professionele ongeschiktheid.
  De criteria die leiden tot een verbreking van de dienstneming wegens beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst ontdekt tijdens de initiële evaluatievluchten worden bepaald in een reglement vastgesteld door de minister van Landsverdediging.

Art.11.
  <Opgeheven bij W 2009-04-26/31, art. 26, 005; Inwerkingtreding : 04-06-2009>

Art.12.
  <Opgeheven bij W 2009-04-26/31, art. 27, 005; Inwerkingtreding : 04-06-2009>

Art.13.
  <Opgeheven bij W 2009-04-26/31, art. 28, 005; Inwerkingtreding : 04-06-2009>

Art.14.§ 1. De hulpofficier piloot of ATC die erom verzoekt, kan tijdelijk van zijn ambt worden ontheven wegens persoonlijke aangelegenheden door de minister van Landsverdediging (voor zover) : <Erratum, zie B.S. 22.01.2003, p. 2133>
  1° hij ten minste zes jaar werkelijke dienst heeft volbracht sedert zijn (dienstneming) als kandidaat-hulpofficier; <W 2005-07-16/31, art. 78, 002; Inwerkingtreding : 10-08-2005>
  2° de aanvraag gemotiveerd wordt door uitzonderlijke sociale redenen, te beoordelen door de minister van Landsverdediging.
  [1 Elke tijdelijke ambtsontheffing wegens persoonlijke aangelegenheden of elke verlenging wordt uitgedrukt in maanden en wordt aangevraagd voor een duur van minimum drie maanden en mag een totaal van twaalf maanden niet overschrijden gedurende de periode van dienstneming van de hulpofficier piloot of ATC, al dan niet verlengd door de minister van Defensie.]1
  § 2. De bepalingen betreffende de tijdelijke ambtsontheffing bij tuchtmaatregel zijn niet toepasselijk op de kandidaat-hulpofficieren piloot of ATC.
  ----------
  (1)<W 2016-11-21/20, art. 21, 007; Inwerkingtreding : 02-01-2017>

Art.15. De hulpofficier piloot of ATC van wie de dienstneming verstrijkt of op zijn verzoek wordt verbroken, wordt van rechtswege voor een duur van tien jaar tot de categorie van de reserveofficieren toegelaten, met de graad die hij bekleedt en met zijn anciënniteit in die graad.

Art.16.De bevordering van de hulpofficier piloot of ATC is onderworpen aan dezelfde bepalingen als die welke de bevordering regelen van [1 de beroepsofficieren van niveau B van de vakrichtin]1 waartoe hij behoort.
  ----------
  (1)<W 2013-07-31/04, art. 346, 006; Inwerkingtreding : 31-12-2013; zie KB 2013-12-26/05, art. 1, 1°>

Art.17. De bepalingen van de samengeordende wetten op de militaire pensioenen zijn van toepassing op de hulpofficier en op de kandidaat-hulpofficier, piloot of ATC.

Art.18.Op zijn verzoek, kan worden opgenomen [1 als beroepsofficier van niveau A van de vakrichting]1 waartoe hij behoort, de hulpofficier piloot of ATC, die de volgende voorwaarden vervult :
  1° voldaan hebben voor het examen over de grondige kennis van de Nederlandse of Franse taal zoals bepaald in artikel 2 van de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger;
  2° voldaan hebben voor het examen over de wezenlijke kennis van de andere taal, overeenkomstig artikel 3 van dezelfde wet;
  3° de aanvullende voorwaarden vervullen welke de Koning kan vaststellen;
  4° nuttig gerangschikt zijn, naar gelang van het door de minister van Landsverdediging vastgestelde aantal plaatsen.
  ----------
  (1)<W 2013-07-31/04, art. 347, 006; Inwerkingtreding : 31-12-2013; zie KB 2013-12-26/05, art. 1, 1°>

Art.19.Op zijn verzoek, kan worden opgenomen [1 als beroepsofficier van niveau B van de vakrichting]1 waartoe hij behoort, de hulpofficier die de volgende voorwaarde vervult :
  1° voldaan hebben voor het examen over de grondige kennis van de Nederlandse of Franse taal zoals bepaald in artikel 2 (van de wet van 30 juli 1938) betreffende het gebruik der talen bij het leger; <Erratum, zie B.S. 22.01.2003, p. 2133>
  2° voldaan hebben voor het examen over de wezenlijke kennis van de andere taal, overeenkomstig artikel 3, van dezelfde wet;
  3° voor benoeming in aanmerking komen, naargelang van het door de minister van Landsverdediging vastgestelde aantal plaatsen.
  ----------
  (1)<W 2013-07-31/04, art. 348, 006; Inwerkingtreding : 31-12-2013; zie KB 2013-12-26/05, art. 1, 1°>

Art.20. Artikel 6 en tabel D als bijlage (bij de wet van) 16 maart 2000 worden opgeheven. <Erratum, zie B.S. 22.01.2003, p. 2133>

Art.21. De Koning kan de bepalingen van de wet van 23 december 1955 coördineren met de bepalingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend wijzigingen hebben aangebracht tot het tijdstip van de coördinatie.
  Daartoe kan Hij :
  1° de te coördineren bepalingen anders organiseren, inzonderheid opnieuw ordenen en vernummeren;
  2° de verwijzingen in de te coördineren bepalingen dienovereenkomstig vernummeren;
  3° de te coördineren bepalingen met het oog op de onderlinge overeenstemming en eenheid van terminologie herschrijven, zonder te raken aan de erin vervatte bepalingen.
  De coördinatie krijgt het volgende opschrift : " Wetten betreffende het statuut van de hulpofficieren van de krijgsmacht, gecoördineerd op... ".

Art.22.
  <Opgeheven bij W 2016-11-21/20, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 02-01-2017>

BIJLAGE.
Art. N.
  <Opgeheven bij W 2009-04-26/31, art. 29, 005; Inwerkingtreding : 04-06-2009>