Details





Titel:

20 JULI 2001. - Wet tot bevordering van buurtdiensten en -banen (VLAAMS GEWEST)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-08-2001 en tekstbijwerking tot 03-06-2024)



Inhoudstafel:

Hoofdstuk I. - Algemene bepaling. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 63; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 1
Hoofdstuk II. - Buurtdiensten en -banen in de thuishulp van huishoudelijke aard. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 64; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Afdeling 1. - Definities en algemene bepalingen. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 65; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 2, 2bis, 3, 3bis, 3ter, 4, 4bis, 4ter, 5-7
Afdeling 2. - De arbeidsovereenkomst dienstencheques. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 77; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 7bis, 7ter, 7quater, 7quinquies, 7sexies, 7septies, 7octies, 7nonies, 7decies, 8-9
Afdeling 3. - het opleidingsfonds dienstencheques <Ingevoegd bij W 2006-12-27/30, art. 258; Inwerkingtreding : 07-01-2007>
Art. 9bis
Hoofdstuk III. [1 - Verwerking van persoonsgegevens]1
Art. 10, 10/1, 10/2, 10/3
Hoofdstuk IV. Andere buurtdiensten en -banen. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 80; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 10bis
Hoofdstuk IV/1. [1 - Strafbepalingen]1
Art. 10ter, 10quater, 10quinquies, 10quinquies/1, 10sexies, 10septies, 10septies/1, 10septies/2, 10septies/3, 10septies/4, 10septies/5
Hoofdstuk IV/2. [1 Rechtsmiddelen tegen de beslissingen van [2 het Departement Werk en Sociale Economie]2]1
Art. 10octies
Hoofdstuk V. Inwerkingtreding. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 81; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 11



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

Hoofdstuk I. - Algemene bepaling.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Hoofdstuk II. - Buurtdiensten en -banen in de thuishulp van huishoudelijke aard.
Afdeling 1. - Definities en algemene bepalingen.
Art.2.(§ 1. Voor de toepassing van [8 deze wet]8 wordt verstaan onder :) <W 2003-12-22/42, art. 66, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  1°) dienstencheque : het betaalmiddel uitgegeven door een uitgiftebedrijf, waarmee de gebruiker, met de financiële steun van de Staat in de vorm van een consumptiesubsidie, een prestatie van buurtwerken of -diensten kan vergoeden die door een erkende onderneming wordt geleverd;
  2°) uitgiftebedrijf : het na een offerteaanvraag door [8 het Departement Werk en Sociale Economie]8 aangewezen bedrijf dat de dienstencheques uitgeeft;
  (3°) buurtwerken of -diensten : banenscheppende activiteiten, met of zonder handelskarakter, die inspelen op individuele, persoonlijke of familiale noden die zich in het raam van het dagelijkse leven laten gevoelen en die betrekking hebben op thuishulp van huishoudelijke aard [9 , met inbegrip van de begeleiding op de werkplek van werknemers, vermeld in artikel 3 van deze wet, in opleiding en van werkzoekenden, vermeld in artikel 5, § 1/1, eerste lid, 3°, van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding", op voorwaarde dat die begeleiding onlosmakelijk verbonden is met de uitoefening van activiteiten die betrekking hebben op thuishulp van huishoudelijke aard]9.
  [8 De Vlaamse Regering kan]8 bepalen wat kan beschouwd worden als thuishulp van huishoudelijke aard.) <W 2003-12-22/42, art. 67, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  4°) gebruikers : de natuurlijke personen [5 van wie de hoofdverblijfplaats in het Vlaamse Gewest gelegen is]5 die gebruik maken van de dienstencheque;
  5°) onderneming : iedere natuurlijke of rechtspersoon wiens activiteit of doel ten minste gedeeltelijk bestaat in het leveren van buurtwerken of -diensten;
  (6°) erkende onderneming : de onderneming die de in 3°) bedoelde buurtwerken of -diensten levert, die hiertoe erkend is en die daarbij de gebruiker de kwaliteit en de veiligheid garandeert van deze diensten;) <W 2003-12-22/42, art. 68, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  7° [6 praktijktesten: een vaststellingsmethode waarbij de vaststellers hun hoedanigheid of de finaliteit van hun tussenkomst vermommen of niet meedelen.]6
  8° [8 algemene verordening gegevensbescherming: verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);]8
  [8 9° prestatiedatum: de datum waarop de thuishulp van huishoudelijke aard waarvoor een dienstencheque als betaalmiddel wordt gebruikt, effectief gepresteerd wordt.]8
  [1 Tweede lid en derde lid opgeheven]1.
  (§ 2. Teneinde de erkenning te bekomen bedoeld in § 1, eerste lid, 6°, moet de onderneming cumulatief voldoen aan de volgende voorwaarden :
  a. de onderneming heeft, indien zij een andere activiteit uitvoert dan de activiteiten waarvoor erkenning kan worden verleend op basis van deze wet, in haar schoot een " sui generis afdeling ", die zich specifiek inlaat met de tewerkstelling in het kader van de dienstencheques. [8 De Vlaamse Regering bepaalt]8 wat wordt bedoeld met een " sui generis afdeling ";
  b. [1 de onderneming verbindt er zich toe de bepalingen van artikel 7octies, eerste lid, van deze wet na te leven;]1;
  c. de onderneming verbindt er zich toe, voor [1 de werknemers die tijdens hun deeltijdse tewerkstelling aanspraak maken op een werkloosheidsuitkering, een leefloon of op financiële sociale hulp]1, hen voorrang te geven tot het bekomen van een voltijdse betrekking of van een andere, al dan niet bijkomende, deeltijdse dienstbetrekking waardoor zij een nieuwe deeltijdse arbeidsregeling verkrijgen waarvan de wekelijkse arbeidsduur hoger is dan die van de deeltijdse arbeidsregeling waarin zij reeds werken, overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld door de [8 Vlaamse Regering]8;
  d. [8 de onderneming verbindt er zich toe te voldoen aan de sociale en fiscale wettelijke verplichtingen, met inbegrip van de loons- en arbeidsvoorwaarden die op haar van toepassing zijn en de collectieve arbeidsovereenkomsten die voor haar gelden;]8
  e. de onderneming is (...) geen achterstallige belastingen, noch achterstallige bijdragen te innen (door een instelling belast met de inning van de sociale zekerheidsbijdragen) [2 , noch achterstallen in de betaling van de door [8 het Departement Werk en Sociale Economie]8 teruggevorderde bedragen]2 verschuldigd. [4 ...]4 [4 ...]4 <W 2006-12-27/32, art. 165, 004; Inwerkingtreding : 07-01-2007> <W 2008-06-08/30, art. 74, 1° en 2°, 005; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
  f. [3 [4 De onderneming verbindt zich ertoe om :
   - niet in staat van faillissement te verkeren;
   - in de voorbije drie jaar niet verwikkeld geweest te zijn in een faillissement, liquidatie of gelijkaardige verrichting;
   - onder de bestuurders, zaakvoerders, lasthebbers of personen bevoegd om de onderneming te verbinden, geen natuurlijke personen of rechtspersonen te hebben aan wie het uitoefenen van dergelijke functies verboden is krachtens het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen;
   - onder de bestuurders, zaakvoerders, lasthebbers of personen bevoegd om de onderneming te verbinden, geen natuurlijke personen of rechtspersonen te hebben die de voorbije vijf jaar aansprakelijk zijn gesteld voor de verbintenissen of schulden van een gefailleerde vennootschap met toepassing van de artikelen 213, 229, 231, 265, 314, 315, 456, 4°, of 530 van het Wetboek van vennootschappen, of die door de rechtbank niet verschoonbaar zijn verklaard op basis van artikel 80 van de faillissementswet van 8 augustus 1997;
   - onder de bestuurders, zaakvoerders, lasthebbers of personen bevoegd om de onderneming te verbinden, geen natuurlijke personen of rechtspersonen te hebben die de voorbije drie jaar verwikkeld waren in een faillissement, liquidatie of gelijkaardige verrichting.]4 ]3
  g)[3 de onderneming heeft deelgenomen aan de door [8 het Departement Werk en Sociale Economie]8 georganiseerde informatiesessie over de dienstencheques;]3
  [4 h. De onderneming verbindt zich ertoe te voldoen aan de verplichting van artikel 2bis, § 1, ten laatste op de datum van de indiening van de erkenningsaanvraag.]4
  [5 i. de onderneming verbindt zich ertoe geen werknemers en klanten direct of indirect te discrimineren als vermeld in artikel 2 van het decreet van 8 mei 2002 houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt.]5
  [5 j. de onderneming verbindt zich ertoe geen prestaties te laten verrichten in een omgeving met onaanvaardbare risico's of gevaren voor de werknemers of in een omgeving waar de werknemers het slachtoffer zouden kunnen zijn van misbruiken of discriminatoire praktijken.]5
  [6 k) de onderneming staat praktijktesten toe om de naleving van de voorwaarden vermeld in punt i) en j) na te gaan. De onderneming verbindt zich ertoe om de nodige acties te ondernemen naar aanleiding van de resultaten van die praktijktesten.
   De praktijktesten vermeld in het eerste lid worden uitbesteed aan een onafhankelijke uitvoerder door de organisatie die hiertoe wordt aangeduid door de Vlaamse Regering.
   De Vlaamse Regering kan de verdere voorwaarden van die praktijktesten bepalen opdat de objectiviteit, degelijkheid en neutraliteit van de uitvoerder van de praktijktesten wordt gegarandeerd. De Vlaamse Regering zal ook de voorwaarden bepalen waaronder herhaalde vaststellingen door de uitvoerder worden doorgegeven aan de Vlaamse Sociaalrechtelijke Inspectie, vermeld in het decreet houdende sociaalrechtelijk toezicht van 30 april 2004;]6
  [8 l. de onderneming verbindt zich ertoe, als de activiteiten uitgevoerd moeten worden in de woonplaats van de gebruiker, om de gebruiker voorafgaand aan de eerste uitvoering van de werkzaamheden te wijzen op de wettelijke verplichtingen conform deze wet en haar uitvoeringsbesluiten en conform de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop dit dient te gebeuren.]8
  [8 De Vlaamse Regering kan]8 bijkomende voorwaarden bepalen waaraan de onderneming moet voldoen om erkend te worden.
  [1 Derde lid opgeheven.]1
  Deze gemeenschaps- of gewestmodaliteiten moeten de bestaande bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten naleven.
  Van de erkende onderneming die niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden van de vorige leden, kan de erkenning worden ingetrokken, onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten vastgesteld door de [8 Vlaamse Regering]8.
  De erkenning en de intrekking ervan gebeuren door de minister bevoegd voor de Werkgelegenheid, na advies van een adviescommissie erkenningen, waarin eveneens de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties vertegenwoordigd zijn. [8 De Vlaamse Regering]8 bepaalt de te volgen erkenningsprocedure, alsook de samenstelling en werkingsmodaliteiten van de adviescommissie erkenningen.) <W 2003-12-22/42, art. 71, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  (In afwijking van de vorige leden kan de erkenning ambtshalve worden ingetrokken onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten vastgesteld door de [8 Vlaamse Regering]8.) <W 2008-06-08/30, art. 74, 4°, 005; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
  [5 § 3. De adviescommissie, vermeld in paragraaf 2, wordt door de [7 afdeling Vlaamse Sociale Inspectie]7 van het Departement Werk en Sociale Economie op de hoogte gebracht van de overtredingen die aanleiding kunnen geven tot weigering of intrekking van een erkenning.]5
  ----------
  (1)<W 2008-12-22/33, art. 190 et 191, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2009; zie ook art. 196>
  (2)<W 2009-12-30/02, art. 23, 009; Inwerkingtreding : 10-01-2010>
  (3)<W 2011-07-04/03, art. 10, 010; Inwerkingtreding : 19-07-2011; zie ook art. 13>
  (4)<W 2012-06-22/02, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 24-12-2012>
  (5)<DVR 2016-12-23/67, art. 40, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (6)<DVR 2017-07-07/19, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 11-08-2017>
  (7)<DVR 2019-03-29/28, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2019>
  (8)<DVR 2024-04-19/46, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-08-2024>
  (9)<DVR 2022-10-14/02, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 30-12-2022>

Art. 2bis.[1 § 1. De onderneming stort een borgsom van vijfentwintig duizend euro aan [3 het Departement Werk en Sociale Economie]3.
   [3 De Vlaamse Regering bepaalt]3 de voorwaarden en de nadere regels met betrekking tot de storting en de bestemming van de borgsom [2 , de duur waarvoor de borgsom moet worden verstrekt en de regeling van het terugstorten ervan]2, alsook wat er met deze borgsom gebeurt in geval van faillissement.
   § 2. Indien wordt vastgesteld dat de onderneming niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste en tweede lid, zal een deel van de tegemoetkoming van de [3 Vlaamse overheid]3 in de kostprijs van de dienstencheques die bij de uitgiftemaatschappij voor terugbetaling worden ingediend, ingehouden worden.
   In afwijking van het vorige lid zal de nominale waarde van de dienstencheque en het volledige bedrag van de tegemoetkoming van de [3 Vlaamse overheid]3 in de kostprijs van de dienstencheques die bij de uitgiftemaatschappij voor terugbetaling worden ingediend, ingehouden worden indien [3 het Departement Werk en Sociale Economie]3 oordeelt dat het een zware inbreuk betreft.
   De ingehouden bedragen, bedoeld in de vorige leden, worden op een rekening van [3 het Departement Werk en Sociale Economie]3 gestort.
   [3 De Vlaamse Regering bepaalt]3 :
   1° het bedrag van de tegemoetkoming van de [3 Vlaamse overheid]3 in de kostprijs van de dienstencheque dat wordt ingehouden overeenkomstig het eerste lid;
   2° de voorwaarden en de nadere regels met betrekking tot de inhouding, de storting en de bestemming van de bedragen bedoeld in het eerste en het tweede lid, alsook wat er met deze bedragen gebeurt in geval van faillissement;
   3° wat wordt verstaan onder zware inbreuk.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2012-06-22/02, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 24-12-2012, met uitzondering van art. 2bis, § 2, die in werking treedt op 01-01-2013; zie ook W 2012-06-22/02, art. 9, L2>
  (2)<DVR 2017-07-07/19, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 11-08-2017>
  (3)<DVR 2024-04-19/46, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 01-08-2024>

Art.3.[2 Om prestaties van buurtwerken of -diensten te laten uitvoeren, dient de gebruiker een dienstencheque per gepresteerd arbeidsuur in bij een erkende onderneming.]2
  Voor de uitvoering van de buurtwerken of -diensten waarvoor de dienstencheques worden aangewend, neemt de erkende onderneming een [...] werknemer in dienst [...]. <W 2003-12-22/42, art. 72, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004> <W 2004-07-09/30, art. 273, 003; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  [1 [2 De Vlaamse Regering kan]2 de voorwaarden en de nadere regels bepalen met betrekking tot de verplichting tot aanwerving van uitkeringsgerechtigd volledig werklozen, werklozen met een inschakelingsuitkering en leefloners.]1
  [Die werknemer mag geen bloed- of aanverwant tot in de tweede graad zijn van de gebruiker of een lid van het gezin van de gebruiker, noch dezelfde verblijfplaats hebben als de gebruiker.] <W 2003-12-22/42, art. 73, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  [2 Het Departement Werk en Sociale Economie]2 betaalt, in naam en voor rekening van de gebruiker, als tegemoetkoming aan het uitgiftebedrijf een aanvullend bedrag per gepresteerd uur op grond van het aantal van de door dit bedrijf gevalideerde dienstencheques.
  De dienstencheques worden uitgegeven binnen de perken van de daartoe jaarlijks op de begroting ingeschreven kredieten.
  [2 De Vlaamse Regering bepaalt]2 het mechanisme dat garandeert dat het totale aantal uren het bedrag dat is vastgesteld voor het begrotingsjaar niet overschrijdt.
  Het uitgiftebedrijf maakt aan de erkende onderneming de waarde over van de dienstencheque vermeerderd met [het aanvullend bedrag bedoeld in het vierde lid]. <W 2003-12-22/42, art. 74, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  ----------
  (1)<W 2011-12-28/01, art. 77, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
  (2)<DVR 2024-04-19/46, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-08-2024>

Art. 3bis.[1 De natuurlijke persoon met hoofdverblijfplaats in het Vlaamse Gewest kan in de volgende gevallen van het recht om dienstencheques te gebruiken en te bestellen worden uitgesloten voor een periode van ten hoogste één jaar en kan gedwongen worden tot terugbetaling van de tegemoetkoming, vermeld in artikel 3, vijfde lid:
   1° die persoon heeft opzettelijk deelgenomen aan een inbreuk tegen de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan die gepleegd zijn door de onderneming;
   2° die persoon heeft dienstencheques gebruikt voor buurtwerken waarvan hij wist of behoorde te weten dat die niet toegelaten zijn;
   3° die persoon heeft dienstencheques gebruikt voor prestaties ten gunste van een persoon die geen lid van zijn gezin is;
   4° die persoon heeft dienstencheques gebruikt zonder dat daar werkelijke prestaties tegenover staan;
   5° die persoon heeft een daad van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk begaan, vermeld in artikel 32ter van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, ten aanzien van de werknemer die de buurtdiensten uitvoert.
   In geval van herhaling bedraagt de periode van uitsluiting, vermeld in het eerste lid, ten hoogste vijf jaar.
   De uitsluiting en de duur ervan staan in verhouding tot de ernst van de inbreuk. De beslissing tot uitsluiting vermeldt de relevante elementen. Minstens volgende elementen worden hierbij in overweging genomen:
   1° de aard van de inbreuk;
   2° de intentie in hoofde van de gebruiker;
   3° de omvang van de inbreuk;
   4° de duurtijd van de inbreuk.]1
  ----------
  (1)<DVR 2021-12-10/15, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 06-02-2022>

Art.3ter. [1 De natuurlijke persoon met hoofdverblijfplaats in het Vlaamse Gewest kan van het recht om dienstencheques te bestellen en te gebruiken worden uitgesloten voor een periode van ten hoogste één jaar en kan gedwongen worden tot terugbetaling van de tegemoetkoming, vermeld in artikel 3, vijfde lid, als hij de veiligheidsmaatregelen rond de aanpak van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid, vermeld in artikel 4, § 1, eerste lid, 1°, van het decreet van 20 maart 2020 over maatregelen in geval van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid, heeft geschonden. De Vlaamse Regering bepaalt wat die veiligheidsmaatregelen zijn.
   In geval van herhaling bedraagt de periode van uitsluiting, vermeld in het eerste lid, ten hoogste vijf jaar.
   De uitsluiting en de duur ervan staan in verhouding tot de ernst van de inbreuk. De beslissing tot uitsluiting vermeldt de relevante elementen. Minstens volgende elementen worden hierbij in overweging genomen:
   1° de aard van de inbreuk;
   2° de intentie in hoofde van de gebruiker;
   3° de omvang van de inbreuk;
   4° de duurtijd van de inbreuk.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2021-06-18/10, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 19-07-2021>


Art.4.[3 De Vlaamse Regering bepaalt]3 :
  1° de vorm van de dienstencheque, de nadere regels van de verwerving en het gebruik ervan;
  2° [2 de nominale waarde van de cheque die kan variëren in functie van de aard van de buurtwerken of -diensten en in functie van het gebruik, alsmede de voorwaarden en de nadere regels voor de stortingen.]2
  [2 2bis° het aanvullend bedrag dat kan variëren teneinde de erkende ondernemingen ertoe aan te zetten om de stabiliteit en de kwaliteit van de werkgelegenheid van de dienstenchequewerknemers te bevorderen, in functie van de aard van de buurtwerken of -diensten en in functie van het gebruik, alsmede de voorwaarden en de nadere regels voor de stortingen.]2
  [1 3° de voorwaarden en de nadere regels voor het verhogen van de toegankelijkheid van de dienstencheques voor de laagste inkomens via de uitbouw van een stelsel van sociale dienstencheques. [3 ...]3]1
  [3 De Vlaamse Regering bepaalt ook de nadere regels voor de financiering van de dienstencheques.]3
  ----------
  (1)<W 2009-06-17/01, art. 57, 006; Inwerkingtreding : 06-07-2009>
  (2)<W 2012-06-22/02, art. 8, 013; Inwerkingtreding : 24-12-2014>
  (3)<DVR 2024-04-19/46, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 01-08-2024>

Art. 4bis.[1 [2 De Vlaamse Regering]2 bepaalt de nadere regels die de opvolging van de financiële situatie van de sector en de erkende ondernemingen verzekeren. Hij bepaalt tevens de voorwaarden waaraan de erkende ondernemingen moeten voldoen om deze opvolging mogelijk te maken en de eventuele gegevens die de erkende ondernemingen daartoe moeten meedelen aan [2 het Departement Werk en Sociale Economie]2.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2009-12-30/02, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 10-01-2010>
  (2)<DVR 2024-04-19/46, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 01-08-2024>

Art. 4ter.[1 [2 De Vlaamse Regering]2 kan een " kwaliteitshandvest " voor de dienstencheques-ondernemingen vaststellen evenals de verplichte bepalingen die hierin moeten vermeld worden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2009-12-30/02, art. 25, 009; Inwerkingtreding : 10-01-2010>
  (2)<DVR 2024-04-19/46, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-08-2024>

Art.5. Artikel 66, § 1. van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen, wordt aangevuld met het volgende lid :
  " Na advies van het Beheerscomité van de sociale zekerheid, kan de Koning het bedrag van de alternatieve financiering verhogen met de kostprijs van de dienstencheques. "

Art.6.[1 § 1. De erkende onderneming en de gebruiker sluiten een overeenkomst om buurtwerken of -diensten uit te voeren.
   De overeenkomst, vermeld in het eerste lid, die de gebruiker aan de erkende onderneming bindt, is in de volgende gevallen van rechtswege ontbonden:
   1° als de onderneming haar erkenning verliest;
   2° als er geen dienstencheques meer worden uitgegeven en de gebruiker er geen meer bezit.
   § 2. In deze paragraaf wordt verstaan onder bijkomende kosten: de kosten die de erkende onderneming extra, naast een dienstencheque per gepresteerd arbeidsuur, aanrekent aan de dienstenchequegebruiker.
   De overeenkomst, vermeld in paragraaf 1, wordt schriftelijk vastgelegd als er bijkomende kosten worden gevraagd aan de gebruiker.
   De schriftelijke overeenkomst bevat al de volgende elementen:
   1° de vermelding dat er bijkomende kosten worden gevraagd aan de gebruiker;
   2° de frequentie waarmee de bijkomende kosten gevraagd worden;
   3° het bedrag en de berekeningswijze van de bijkomende kosten.
   De Vlaamse Regering kan de elementen die in de schriftelijke overeenkomst moeten voorkomen, vermeld in het derde lid, verder aanvullen, en het model van de schriftelijke overeenkomst, vermeld in het tweede lid, vaststellen.]1
  ----------
  (1)<DVR 2024-04-19/46, art. 8, 009; Inwerkingtreding : 01-08-2024>

Art.7.[5 Het Departement Werk en Sociale Economie]5 treedt van rechtswege in de plaats van de gebruiker ten belope van het aan het uitgiftebedrijf gestorte (aanvullend) bedrag. <W 2003-12-22/42, art. 75, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  [5 De Vlaamse Regering]5 wijst de instellingen aan belast met de (uitvoering) [3 ...]3 van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten. [2 [5 De Vlaamse Regering]5 bepaalt eveneens de voorwaarden en de nadere regels betreffende de teruggave van de ten onrechte toegekende tegemoetkoming van de [5 Vlaamse overheid]5 in de kostprijs van de dienstencheque en van het ten onrechte toegekende bedrag van de aanschafprijs van de dienstencheque.]2 <W 2003-12-22/42, art. 76, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  [4 ...]4.
  [4 ...]4.
  ----------
  (2)<W 2011-07-04/03, art. 12, 010; Inwerkingtreding : 19-07-2011 ; zie ook art. 13>
  (3)<W 2012-06-22/02, art. 17, 013; Inwerkingtreding : 24-12-2012 (KB 2012-12-14/07, art. 6, 1°)>
  (4)<DVR 2015-04-24/05, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2015>
  (5)<DVR 2024-04-19/46, art. 9, 009; Inwerkingtreding : 01-08-2024>

Afdeling 2. - De arbeidsovereenkomst dienstencheques.
Art. 7bis. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 77; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder de arbeidsovereenkomst dienstencheques, de arbeidsovereenkomst waarbij een werknemer zich verbindt om onder gezag van een werkgever, erkend in het kader van dit hoofdstuk en tegen loon arbeidsprestaties te verrichten die recht geven op de toekenning van een dienstencheque.

Art. 7ter. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 77; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De arbeidsovereenkomst dienstencheques wordt geregeld door de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten behalve voor wat betreft de bijzondere bepalingen die in deze wet worden voorzien.

Art. 7quater. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 77; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De bedoeling een arbeidsovereenkomst dienstencheques te sluiten moet, voor iedere werknemer afzonderlijk, door beide partijen schriftelijk worden vastgelegd uiterlijk op het tijdstip waarop de werknemer voor de eerste maal prestaties levert voor de erkende onderneming onder het stelsel van de dienstencheques.
  De arbeidsovereenkomst dienstencheques moet voor iedere werknemer afzonderlijk schriftelijk worden vastgesteld uiterlijk binnen twee werkdagen te rekenen vanaf het tijdstip waarop de werknemer in dienst treedt.

Art. 7quinquies. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 77; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De arbeidsovereenkomst voor dienstencheques bevat ten minste volgende specifieke vermeldingen :
  1° de identiteit van de partijen;
  2° het erkenningsnummer dat de werkgever werd toegekend in het kader van dit hoofdstuk;
  3° de datum waarop de uitvoering van de overeenkomst wordt aangevat;
  4° de einddatum van de overeenkomst zo zij voor een bepaalde tijd wordt gesloten;
  5° de arbeidsduur en het werkrooster; indien de overeenkomst voor een onbepaalde tijd is gesloten bepaalt de overeenkomst hoe en binnen welke termijn de werknemer over zijn werkrooster wordt geïnformeerd; bij ontstentenis van een bepaling in de overeenkomst voor een onbepaalde tijd moet de uurregeling ten minste zeven dagen vooraf ter kennis van de werknemer worden gebracht.

Art. 7sexies.
  <Opgeheven bij W 2008-12-22/33, art. 192, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

Art. 7septies.[1 Het sluiten van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor een bepaalde tijd heeft niet het sluiten van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot gevolg gedurende een periode van drie maanden te rekenen vanaf de dag van de eerste voorafgaandelijke aangifte van tewerkstelling van de arbeidsovereenkomst dienstencheques bij dezelfde werkgever.
   Tijdens de periode van drie maanden als bedoeld in het eerste lid, kan worden afgeweken van de verplichting om een arbeidsovereenkomst voor deeltijdse arbeid te sluiten met een wekelijkse arbeidsduur van ten minste één derde van de wekelijkse arbeidsduur van de voltijds tewerkgestelde werknemer zoals bepaald in artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Tijdens dezelfde periode van drie maanden kan er nooit worden afgeweken van de minimumduur van elke werkperiode zoals vastgesteld bij artikel 21 van de arbeidswet van 16 maart 1971.
   Indien na het verstrijken van de voormelde periode van drie maanden, prestaties worden geleverd ten gunste van de werkgever op grond van een arbeidsovereenkomst dienstencheques, zijn de partijen verbonden door een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.]1
  ----------
  (1)<W 2008-12-22/33, art. 193, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2009; zie ook art. 197>

Art. 7octies.[1 Vanaf de eerste werkdag van de vierde maand te rekenen vanaf de eerste voorafgaandelijke verklaring van tewerkstelling bij dezelfde werkgever, stellen de partijen het arbeidsregime vast dat van toepassing is op de voor onbepaalde duur gesloten overeenkomst. Deze overeenkomst kan worden gesloten voor voltijdse arbeid of voor deeltijdse arbeid overeenkomstig artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Er kan nooit worden afgeweken van de minimumduur van elke werkperiode zoals vastgesteld bij artikel 21 van de arbeidswet van 16 maart 1971.
   Er kan worden afgeweken van de verplichting om een arbeidsovereenkomst voor deeltijdse arbeid te sluiten met een wekelijkse arbeidsduur van ten minste een derde van de wekelijkse arbeidsduur van de voltijds tewerkgestelde werknemer zoals bepaald in artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. De minimale wekelijkse arbeidsduur mag niet lager liggen dan de grens bepaald door de Koning.
   Voor de werknemers tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst dienstencheques die tijdens hun tewerkstelling recht hebben op een werkloosheidsuitkering, op leefloon of op financiële sociale hulp, mag de arbeidsduur in geen geval lager liggen dan een derde van de wekelijkse arbeidsduur van toepassing op een voltijds tewerkgestelde werknemer zoals bepaald in artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. De Koning bepaalt de minimale wekelijkse arbeidsduur van de arbeidsovereenkomsten.]1
  ----------
  (1)<W 2008-12-22/33, art. 194, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2009; zie ook art. 197>

Art. 7nonies. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 77; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De Koning bepaalt de bijzondere modaliteiten van de reglementering inzake veiligheid, gezondheid en welzijn op het werk die van toepassing zijn bij de uitvoering van een arbeidsovereenkomst dienstencheques.

Art. 7decies. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 77; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Voor de werknemers en de werkgevers die ressorteren onder het autonoom paritair subcomité, opgericht krachtens artikel 27, vierde lid, van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, worden de loons- en arbeidsvoorwaarden bepaald door de Koning op basis van de bepalingen van toepassing op de werknemers die ressorteren onder het paritair comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp.
  Op advies van de Nationale Arbeidsraad kan een andere referentie van toepassing zijn.
  Deze door de koning vastgestelde loon- en arbeidsvoorwaarden houden op van toepassing te zijn vanaf de inwerkingtreding van specifieke reglementaire en conventionele bepalingen voor de werknemers en de werkgevers die ressorteren onder het autonoom paritair subcomité opgericht krachtens artikel 27, vierde lid, van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers.

Art.8. Het opschrift van onderafdeling 2quater van titel II, hoofdstuk III, afdeling 1, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 wordt aangevuld als volgt : " en voor prestaties betaald met dienstencheques. ".

Art.9. In artikel 14521 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 21 december 1994 en gewijzigd bij de wet van 7 april 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1°) het eerste lid wordt aangevuld als volgt : " of op de uitgaven die tijdens het belastbaar tijdperk werkelijk zijn betaald voor prestaties betaald met dienstencheques. ";
  2°) het tweede lid wordt aangevuld als volgt : " of met de nominale waarde van de dienstencheques bedoeld in de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen. "

Afdeling 3. - het opleidingsfonds dienstencheques
Art. 9bis.<Ingevoegd bij W 2006-12-27/30, art. 258; Inwerkingtreding : 07-01-2007> § 1. De erkende onderneming kan bij [2 het Departement Werk en Sociale Economie]2 de gedeeltelijke terugbetaling verkrijgen van de opleidingskosten van de werknemers tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst dienstencheques.
  [2 De Vlaamse Regering bepaalt de criteria, de voorwaarden en de nadere regels betreffende de aanvraag en de toekenning van deze gedeeltelijke terugbetaling.]2
  § 2. [1 ...]1.
  ----------
  (1)<W 2015-12-26/04, art. 32, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DVR 2024-04-19/46, art. 10, 009; Inwerkingtreding : 01-08-2024>

Hoofdstuk III. [1 - Verwerking van persoonsgegevens]1   ----------   (1)
Art.10.[1 De bevoegde dienst die de Vlaamse Regering aanwijst, treedt op als verwerkingsverantwoordelijke als vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming, voor de verwerking van de persoonsgegevens, vermeld in artikel 10/1 van deze wet.
   Het uitgiftebedrijf, vermeld in artikel 2, § 1, 2° ), van deze wet, treedt op als verwerker als vermeld in artikel 4, 8), van de algemene verordening gegevensbescherming, voor de verwerking van de persoonsgegevens, vermeld in artikel 10/1 van deze wet.]1
  ----------
  (1)<DVR 2024-04-19/46, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 01-08-2024>

Art.10/1. [1 De volgende categorieën van persoonsgegevens worden in het kader van de toepassing van deze wet verwerkt:
   1° de identificatiegegevens, waaronder het INSZ-nummer, de leeftijd en het geslacht, van de werknemer;
   2° de tewerkstellingsgegevens en de sociaal demografische gegevens van de werknemer;
   3° de identificatie- en contactgegevens, waaronder het INSZ-nummer, de leeftijd en het geslacht, van de gebruiker;
   4° de financiële en fiscale gegevens van de gebruiker;
   5° de tewerkstellingsgegevens en de sociaal demografische gegevens van de gebruiker;
   6° het bewijsstuk dat de gebruiker mindervalide is of een mindervalide kind ten laste heeft;
   7° de identificatie- en contactgegevens van de erkende onderneming;
   8° de identificatie- en contactgegevens, waaronder het INSZ-nummer, van de bestuurders, zaakvoerders, personen die de onderneming vertegenwoordigen en andere contactpersonen van de erkende ondernemingen;
   9° de financiële gegevens van de erkende onderneming;
   10° de identificatie- en contactgegevens van de externe opleider.
   De verwerking van de gegevens, vermeld in het eerste lid, 6°, is gerechtvaardigd op grond van artikel 9, lid 2, b), van de algemene verordening gegevensbescherming.
   In het kader van rapportering worden de hierboven vermelde persoonlijke kenmerken verwerkt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2024-04-19/46, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 01-08-2024>


Art.10/2. [1 In het kader van de taken, vermeld in deze wet, wisselt de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 10, eerste lid, de volgende persoonsgegevens uit met de volgende instanties:
   1° de identificatie- en contactgegevens, waaronder het INSZ-nummer, van de gebruiker met het Rijksregister van de natuurlijke personen;
   2° het vestigingsadres en het nummer van de Kruispuntbank van Ondernemingen van de onderneming met de Kruispuntbank van Ondernemingen;
   3° de identificatiegegevens, waaronder het INSZ-nummer, tewerkstellingsgegevens en sociaal demografische gegevens van de gebruiker en de werknemer met de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid;
   4° de identificatie- en contactgegevens van de erkende onderneming met het uitgiftebedrijf;
   5° de identificatie- en contactgegevens, waaronder het INSZ-nummer, evenals het statuut van de gebruiker met het uitgiftebedrijf;
   6° de identificatiegegevens, waaronder het INSZ-nummer, en het sociaal statuut van de gebruiker met de instellingen van sociale zekerheid en het VAPH;
   7° de identificatiegegevens, waaronder het INSZ-nummer, en tewerkstellingsgegevens van de werknemers met het Belgisch Statistiekbureau Statbel.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2024-04-19/46, art. 14, 009; Inwerkingtreding : 01-08-2024>


Art.10/3. [1 Met behoud van de toepassing van de noodzakelijke bewaring ervan voor de latere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, voor wetenschappelijk of historisch onderzoek of voor statistische doeleinden, vermeld in artikel 89 van de algemene verordening gegevensbescherming, worden de persoonsgegevens bewaard gedurende de noodzakelijke duur voor de doeleinden van dit decreet met een maximale bewaartermijn die niet meer kan bedragen dan tien jaar na de verjaring van alle vorderingen die tot de bevoegdheid van de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 10, eerste lid, van deze wet, behoren, en, in voorkomend geval, de definitieve beëindiging van de gerechtelijke, administratieve en buitengerechtelijke procedures en beroepen die voortvloeien uit de verwerking van de voormelde persoonsgegevens.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2024-04-19/46, art. 15, 009; Inwerkingtreding : 01-08-2024>


Hoofdstuk IV. Andere buurtdiensten en -banen.
Art. 10bis. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 80; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De fiscale behandeling verbonden aan de dienstencheques bedoeld in hoofdstuk II, kan voor andere activiteiten dan thuishulp van huishoudelijke aard slechts toegekend worden indien cumulatief de volgende voorwaarden vervuld zijn :
  1° het gaat om banenscheppende activiteiten, met of zonder handelskarakter, die inspelen op individuele, persoonlijke of familiale noden die zich in het raam van het dagelijkse leven laten gevoelen en die door het bevoegde gewest of de bevoegde gemeenschap worden geselecteerd als activiteiten die kunnen vergoed worden met een dienstencheque;
  2° de gebruikers zijn natuurlijke personen;
  3° de activiteiten worden uitgevoerd door een onderneming die daartoe erkend is door het bevoegde gewest of de bevoegde gemeenschap;
  4° het bevoegde gewest of de bevoegde gemeenschap moet in zijn erkenningsvoorwaarden inschrijven dat de erkende onderneming ten aanzien van zijn werknemers voor wat betreft het soort arbeidsovereenkomst en de minimale arbeidsregeling minstens dezelfde garanties biedt als voorzien in Hoofdstuk II, Afdeling 2, en dat de erkenning kan worden ingetrokken indien niet voldaan is aan deze garanties;
  5° aan de gebruiker wordt de kwaliteit en de veiligheid van deze diensten gegarandeerd;
  6° hierover heeft het bevoegde gewest of de bevoegde gemeenschap een bilateraal samenwerkingsakkoord gesloten met de federale overheid.

Hoofdstuk IV/1. [1 - Strafbepalingen]1   ----------   (1)
Art. 10ter. [1 Het toezicht en de controle op de bepalingen van deze wet, met uitzondering van de bepalingen van afdeling 2 van hoofdstuk II, en de uitvoeringsbesluiten ervan, verlopen conform het decreet houdende sociaalrechtelijk toezicht van 30 april 2004.]1
  ----------
  (1)<DVR 2016-12-23/67, art. 41, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 10quater.
  <Opgeheven bij DVR 2024-04-19/46, art. 16, 009; Inwerkingtreding : 01-08-2024>

Art. 10quinquies.[1 Met behoud van de toepassing van artikel 269 tot en met 274 van het Strafwetboek worden gestraft met een [4 ...]4 strafrechtelijke geldboete van [4 100 tot 1000 euro]4 [4 ...]4:
   1° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die dienstencheques van de gebruiker aanvaarden als de buurtwerken of -diensten nog niet zijn uitgevoerd;
   2° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die buurtwerken of diensten laten uitvoeren door een werknemer die niet werd aangeworven voor de uitvoering van die buurtwerken of -diensten;
   3° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die de registratie van de dienstenchequeactiviteiten niet op dergelijke wijze organiseren dat het mogelijk is exact na te gaan wat het verband is tussen de maandelijkse prestaties van elke individuele dienstenchequewerknemer, de gebruiker en de overeenkomstige dienstencheques;
   4° [4 ...]4
   5° [4 ...]4
   6° [4 ...]4
   7° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die een ander dan het vanaf hun erkenning bijkomende arbeidsvolume van activiteiten van thuishulp van huishoudelijke aard met dienstencheques laten betalen;
   8° [4 de gebruiker of de werknemer die heeft deelgenomen aan de inbreuken, vermeld in punt 1° tot en met 7°, en artikel 10sexies, § 1, 1° tot en met 5°, en § 2, 1° tot en met 6° ;]4]1
  [2 9° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die de werknemer of klant niet behandelen op een respectvolle en niet-discriminerende wijze als vermeld in artikel 2, § 2, eerste lid, i en j;]2
  [4 10° de werkgever, zijn lasthebbers of de aangestelden die de gebruiker vertegenwoordigen voor de toepassing van artikel 3, § 2, eerste lid, en artikel 6 van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques, of die de werknemer vertegenwoordigen om de dienstencheques te ondertekenen;
   11° de personen die dienstencheques aanwenden voor andere doeleinden dan de doeleinden waarvoor ze die hebben verkregen;
   12° de personen die dienstencheques hebben verkregen, behouden of aanwenden op basis van onjuiste of onvolledige verklaringen, of door na te laten om noodzakelijke verklaringen af te leggen of inlichtingen te verstrekken.]4
  [3 13° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die de prestaties niet binnen dertig dagen na de prestatiedatum registreren in het beheersysteem van het uitgiftebedrijf.]3
  [4 De geldboete die wordt opgelegd met toepassing van het eerste lid, 1°, wordt vermenigvuldigd met het aantal gebruikers van wie dienstencheques zijn aanvaard als de buurtwerken en -diensten nog niet zijn uitgevoerd. De vermenigvuldigde geldboete mag evenwel niet meer dan het honderdvoud van de maximumgeldboete bedragen.
   De geldboete die wordt opgelegd met toepassing van het eerste lid, 2°, wordt vermenigvuldigd met het aantal werknemers die buurtwerken of -diensten uitvoeren en die niet zijn aangeworven voor de uitvoering van die buurt- werken of -diensten. De vermenigvuldigde geldboete mag evenwel niet meer dan het honderdvoud van de maximumgeldboete bedragen.
   De geldboete die wordt opgelegd met toepassing van het eerste lid, 10°, wordt vermenigvuldigd met het aantal gebruikers en werknemers die door de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden worden vertegenwoordigd. De vermenigvuldigde geldboete mag evenwel niet meer dan het honderdvoud van de maximumgeldboete bedragen.]4
  [3 De geldboete die wordt opgelegd met toepassing van het eerste lid, 13°, wordt vermenigvuldigd met het aantal gebruikers van wie prestaties niet zijn geregistreerd in het beheersysteem van het uitgiftebedrijf binnen dertig dagen na de prestatiedatum. De vermenigvuldigde geldboete mag evenwel niet meer dan het honderdvoud van de maximumgeldboete bedragen.]3
  ----------
  (1)<DVR 2015-04-24/05, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2015>
  (2)<DVR 2016-12-23/67, art. 43, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (3)<DVR 2024-04-19/46, art. 17, 009; Inwerkingtreding : 01-08-2024>
  (4)<DVR 2023-10-27/21, art. 16, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.10quinquies/1. [1 Met behoud van de toepassing van artikel 269 tot en met 274 van het Strafwetboek worden gestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 300 tot 3000 euro, of met een van die straffen alleen:
   1° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die buurtwerken of -diensten leveren zonder te beschikken over een voorafgaande regelmatige erkenning of die niet meer voldoen aan de erkenningsvoorwaarden;
   2° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die een andere activiteit uitvoeren dan de activiteiten waarvoor een erkenning is verleend op grond van deze wet, en die niet over een sui-generisafdeling beschikken die zich specifiek bezighoudt met de tewerkstelling in het kader van het stelsel van dienstencheques als vermeld in artikel 2, § 2, eerste lid, a, van deze wet;
   3° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die werken of diensten die worden gefinancierd met dienstencheques, in onderaanneming laten uitvoeren door een andere onderneming of instelling;
   4° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die in het kader van de buurtwerken of -diensten activiteiten uitvoeren die niet zijn toegelaten in de beslissing tot erkenning;
   5° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die dienstencheques aannemen om activiteiten te betalen die geen buurtwerken of -diensten zijn;
   6° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die meer dienstencheques voor betaling aanvaarden en overzenden aan het uitgiftebedrijf voor verrichte prestaties van buurtwerken of -diensten in een bepaald kwartaal dan het aantal arbeidsuren dat bij de RSZ is aangegeven voor verrichte prestaties van buurtwerken of -diensten dat voor datzelfde kwartaal is gepresteerd door werknemers met een arbeidsovereenkomst dienstencheques.
   De geldboete die wordt opgelegd met toepassing van het eerste lid, 1° en 3°, wordt vermenigvuldigd met het aantal gebruikers voor wie en het aantal werknemers door wie activiteiten zijn uitgevoerd die in de inbreuk worden genoemd. De vermenigvuldigde geldboete mag evenwel niet meer dan het honderdvoud van de maximumgeldboete bedragen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2023-10-27/21, art. 17, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 10sexies.[1 § 1. Met behoud van de toepassing van artikel 269 tot en met 274 van het Strafwetboek worden de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden gestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6000 euro, of met een van die straffen alleen, als zij:
   1° in het kader van de buurtwerken of -diensten [2 wetens en willens]2 activiteiten uitvoeren die niet toegelaten zijn in de beslissing tot erkenning;
   2° [2 wetens en willens dienstencheques]2 aannemen ter betaling van activiteiten die geen buurtwerken of -diensten zijn;
   3° [2 wetens en willens meer]2 dienstencheques voor betaling aanvaarden en overzenden aan het uitgifte-bedrijf voor verrichte prestaties van buurtwerken of -diensten in een bepaald kwartaal, dan het aantal bij de RSZ aangegeven arbeidsuren voor verrichte prestaties van buurtwerken of -diensten dat voor datzelfde kwartaal is gepresteerd door werknemers met een arbeidsovereenkomst dienstencheques;
  [2 4° wetens en willens de inbreuk, vermeld in artikel 10quinquies, eerste lid,10°, van deze wet, hebben gepleegd;
   5° de registratie van de dienstenchequeactiviteiten op een dergelijke wijze organiseren zodat het onmogelijk is voor de inspectiediensten om exact na te gaan wat het verband is tussen de maandelijkse prestaties van elke individuele dienstenchequewerknemer, de gebruiker en de overeenkomstige dienstencheques.]2
  [2 De geldboete die wordt opgelegd met toepassing van het eerste lid, 4°, wordt vermenigvuldigd met het aantal gebruikers en werknemers die door de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden worden vertegenwoordigd. De vermenigvuldigde geldboete mag evenwel niet meer dan het honderdvoud van de maximumgeldboete bedragen.]2
   § 2. Met behoud van de toepassing van artikel 269 tot en met 274 van het Strafwetboek worden gestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6000 euro, of met een van die straffen alleen:
   1° de personen die wetens en willens onjuiste of onvolledige verklaringen hebben afgelegd om dienstencheques ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, [2 aan te wenden,]2 te behouden of te doen behouden;
   2° de personen die wetens en willens hebben nagelaten of geweigerd om noodzakelijke verklaringen af te leggen of de inlichtingen te verstrekken die ze gehouden zijn te verstrekken, om dienstencheques ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, [2 an te wenden,]2 te behouden of te doen behouden;
   3° de personen die wetens en willens dienstencheques ten onrechte hebben verkregen [2 behouden of aanwenden]2 waarop ze geen of slechts gedeeltelijk recht hebben, door onjuiste of onvolledige verklaringen af te leggen, of door na te laten of te weigeren om noodzakelijke verklaringen af te leggen of inlichtingen te verstrekken;
   4° de personen die, om dienstencheques ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, [2 aan te wenden,]2 te behouden of te doen behouden:
   a) valsheid in geschrifte hebben gepleegd, hetzij door valse handtekeningen, hetzij door namaking of vervalsing van geschriften of handtekeningen, hetzij door overeenkomsten, beschikkingen, verbintenissen of schuldbevrijdingen valselijk op te maken of in een akte in te voegen, hetzij door toevoeging of vervalsing van bedingen, verklaringen of feiten die in de akte opgenomen of vastgesteld moeten worden;
   b) zich bediend hebben van een valse akte of een vals stuk, terwijl ze weten dat de gebruikte akte of het gebruikte stuk vals is;
   5° de personen die, om dienstencheques ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, [2 aan te wenden,]2 te behouden of te doen behouden:
   a) bedrog hebben gepleegd door gegevens die worden opgeslagen, verwerkt of overgedragen door middel van een informaticasysteem, in te brengen in een informaticasysteem, te wijzigen of te wissen, of met een ander technologisch middel de mogelijke aanwending van gegevens in een informaticasysteem te veranderen, waardoor de juridische draagwijdte van de gegevens verandert;
   b) hebben gebruikgemaakt van die gegevens, terwijl ze weten dat de aldus verkregen gegevens vals zijn;
   6° de personen die, om dienstencheques ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, [2 aan te wenden,]2 te behouden of te doen behouden, hebben gebruikgemaakt van valse namen, valse hoedanigheden of valse adressen of die een andere frauduleuze handeling hebben gesteld om te doen geloven in het bestaan van een fictieve persoon, een fictieve onderneming of een fictieve gebeurtenis, of om op een andere wijze misbruik te maken van het vertrouwen;]1
  [2 ° de gebruiker of de werknemer die wetens en willens heeft deelgenomen aan de inbreuken, vermeld in artikel 10quinquies, 1° tot en met 7°, en artikel 10sexies, § 1, 1° tot en met 5°, en § 2, 1° tot en met 6°.]2
  ----------
  (1)<DVR 2015-04-24/05, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2015>
  (2)<DVR 2023-10-27/21, art. 18, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 10septies.<Opgeheven bij W 2012-06-22/02, art. 18, 013; Inwerkingtreding : 24-12-2012 (KB 2012-12-14/07, art. 6, 1°)>

Art. 10septies/1. [1 In geval van herhaling binnen vijf jaar kan de maximale straf, vermeld in artikel 10quater tot en met 10sexies, op het dubbele van het maximum worden gebracht.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2015-04-24/05, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2015>

Art. 10septies/2. [1 De werkgever is burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboetes waartoe zijn lasthebbers of aangestelden zijn veroordeeld.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2015-04-24/05, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2015>

Art. 10septies/3. [1 Onrechtmatig ontvangen vergoedingen of betalingen worden ambtshalve teruggevorderd.
   De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de terugvordering van de onrechtmatig ontvangen vergoedingen of betalingen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2015-04-24/05, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2015>

Art. 10septies/4.[1 Alle bepalingen van boek 1 van het Strafwetboek, met uitzondering van hoofdstuk V, zijn van toepassing op de inbreuken, vermeld in deze wet.]1
  ----------
  (1)<DVR 2023-10-27/21, art. 19, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 10septies/5. [1 De rechtsvorderingen die ontstaan uit de toepassing van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan, verjaren na verloop van vijf jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2015-04-24/05, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2015>

Hoofdstuk IV/2. [1 Rechtsmiddelen tegen de beslissingen van [2 het Departement Werk en Sociale Economie]2]1   ----------   (1)   (2)
Art. 10octies.[1 Tegen de beslissingen die door [2 het Departement Werk en Sociale Economie]2 zijn genomen tot uitvoering van deze wet en van haar uitvoeringsbesluiten kan een beroep worden aangetekend bij de arbeidsrechtbank bevoegd voor het rechtsgebied waar de onderneming haar maatschappelijke zetel heeft.
   Dit beroep moet, op straffe van verval, binnen drie maanden te rekenen vanaf de kennisgeving van de beslissing, of bij gebrek aan kennisgeving, binnen drie maanden te rekenen vanaf de dag waarop de betrokkene er kennis van heeft gekregen, door middel van een verzoekschrift ingediend worden bij de bevoegde arbeidsrechtbank.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2011-07-04/04, art. 5, 011; Inwerkingtreding : 19-07-2011>
  (2)<DVR 2024-04-19/46, art. 19, 009; Inwerkingtreding : 01-08-2024>

Hoofdstuk V. Inwerkingtreding.
Art. 11. Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.