5 SEPTEMBER 2001. - Wet tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers. (NOTA : art. 15 gewijzigd in de toekomst voor de Duitstalige Gemeenschap door DDG2016-04-25/10, art. 64, ; Inwerkingtreding : onbepaald ) (NOTA : art. 10 ; 10/1 ; 18 - 18/4 gewijzigd met ingang op een onbepaalde datum bij W2022-12-26/01, art. 164-165; Inwerkingtreding : onbepaald )(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 15-09-2001 en tekstbijwerking tot 31-10-2023)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende de risicogroepen en de jongeren op wie een inschakelingsparcours van toepassing is.
Afdeling 1. - Inspanning ten voordele van de personen die behoren tot de risicogroepen of op wie een inschakelingsparcours van toepassing is.
Art. 2-6
Afdeling 2. - Begeleiding van de jongeren op wie een inschakelingsparcours van toepassing is.
Art. 7-9
HOOFDSTUK III. [1 - Verplichting tot financiële bijdrage aan het "Terug Naar Werk-fonds" door de werkgever die zich beroept op medische overmacht om de arbeidsovereenkomst van een arbeidsongeschikte werknemer te beëindigen]1
Art. 10, 10/1
HOOFDSTUK IV. - Oudere werknemers.
Art. 11
HOOFDSTUK V. - Outplacement.
Afdeling 1. [1 - Algemene regeling van outplacement]1
Art. 11/1, 11/2, 11/3, 11/4, 11/5, 11/6, 11/7, 11/8, 11/9, 11/10, 11/11, 11/12
Afdeling 2. [1 - Bijzondere regeling van outplacement voor de werknemers van minstens 45 jaar]1
Art. 12-15
Art. 15 Vlaams Gewest
Art. 15 WAALS GEWEST
Art. 16-17, 17 VLAAMSE GEWEST
Art. 17/1 WAALS GEWEST
Art. 17/1 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Afdeling 3.
Art. 18, 18/1, 18/2, 18/3, 18/4
HOOFDSTUK VI. - Tijdelijke arbeid.
Art. 19-21
HOOFDSTUK VII. - Ervaringsfonds. <W 2004-12-27/30, art. 128, Inwerkingtreding : 10-01-2005>
Afdeling 1. - Toepassingsgebied.
Art. 22
Art. 22 WAALS GEWEST
Art. 23
Afdeling 2. - Het Fonds.
Afdeling 2. WAALS GEWEST.Art. 24Art. 24 WAALS GEWESTArt. 25Art. 25 WAALS GEWESTArt. 26Art. 26 WAALS GEWESTAfdeling 3. - De toelage.Afdeling 3. WAALS GEWEST. Art. 27Art. 27 WAALS GEWESTArt. 27 Brussels Hoofdstedelijk GewestArt. 28-32Art. 32 WAALS GEWESTArt. 32 Brussels Hoofdstedelijk GewestArt. 33Art. 33 WAALS GEWESTArt. 34Art. 34 WAALS GEWESTArt. 34 Vlaams GewestArt. 34 Brussels Hoofdstedelijk GewestArt. 34/1 Vlaams GewestArt. 34/2 Vlaams GewestAfdeling 4. - Wijziging van de wet van 24 december 1993 tot oprichting van begrotingsfondsen en tot wijziging van de organieke wet van 27 december 1990.Art. 35HOOFDSTUK VIII. - Activiteiten van vorming, begeleiding of mentorschap, uitgevoerd door de oudere werknemers, ten voordele van de nieuwe werknemers.Art. 36HOOFDSTUK IX. - Betaald educatief verlof.Art. 37-38HOOFDSTUK X. - Inwerkingtreding.Art. 39
2002012321 2002012345 2002012674 2002013104 2002013211 2002013465 2002023073 2002A13104 2003012002 2003012128 2003013466 2005012371 2006012178 2006012557 2007012394 2007012641 2007A12394 2008012966 2008013047 2010200273 2011200533 2012200567 2015036197 2015036487 2016027229 2016031440 2018014792 2018205191 2024201297
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende de risicogroepen en de jongeren op wie een inschakelingsparcours van toepassing is.
Afdeling 1. - Inspanning ten voordele van de personen die behoren tot de risicogroepen of op wie een inschakelingsparcours van toepassing is.
Art.2. Deze afdeling is van toepassing op de werkgevers die onderworpen zijn aan de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en de besluitwetten van 10 januari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de mijnwerkers en ermee gelijkgestelden en van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij.
Art.3. De werkgevers bedoeld in artikel 2 zijn voor de jaren 2001 en 2002 een inspanning van 0,10 % verschuldigd, berekend op grond van het volledige loon van de werknemers, (tewerkgesteld op grond van een overeenkomst in de zin van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten) zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers en de uitvoeringsbesluiten van deze wet. <W 2002-08-02/45, art. 49, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2002>
De Koning kan de categorieën van werkgevers bepalen, die Hij, geheel of gedeeltelijk, onttrekt aan het toepassingsgebied van deze afdeling.
De inspanning bedoeld in het eerste lid is bestemd voor de personen die behoren tot de risicogroepen of op wie een inschakelingsparcours van toepassing is.
Het begrip risicogroepen wordt bepaald bij de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 4.
Art.4. § 1. De inspanning bedoeld in artikel 3 wordt geconcretiseerd door middel van een nieuwe of voortgezette collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in een paritair orgaan of gesloten voor een onderneming of een groep van ondernemingen voor 2001 en 2002.
§ 2. De in § 1 bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst moet gesloten worden overeenkomstig de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.
De collectieve arbeidsovereenkomst moet neergelegd worden op de griffie van de Administratie van de collectieve arbeidsbetrekkingen van het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid uiterlijk op 1 oktober van het jaar waarop ze betrekking heeft of tegen een andere datum door de Koning bepaald. Zij moet uitdrukkelijk vermelden dat ze gesloten is in toepassing van deze afdeling.
§ 3. De partijen die de collectieve arbeidsovereenkomst hebben ondertekend, moeten jaarlijks een evaluatieverslag en een financieel overzicht van de uitvoering van de in § 1 bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst neerleggen op de griffie van de Administratie van de collectieve arbeidsbetrekkingen van het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid tegen uiterlijk 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de collectieve arbeidsovereenkomst betrekking heeft. De Koning kan de nadere regelen en voorwaarden vastleggen waaraan het evaluatieverslag en het financieel overzicht moeten voldoen. Deze evaluatieverslagen worden overgezonden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Art.5. § 1. De werkgevers die niet of enkel voor een gedeelte van hun werknemers onder het toepassingsgebied van een collectieve arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 4, § 1, vallen, zijn gehouden tot de betaling van een bijdrage van 0,10 % bedoeld in artikel 3, voor het gedeelte van de werknemers dat niet onder het toepassingsgebied valt van een dergelijke collectieve arbeidsovereenkomst.
In afwijking van de bepalingen van het eerste lid is de bijdrage van 0,10 % niet verschuldigd voor het 1e en 2e kwartaal 2001 en wordt de bijdrage voor het 3e en 4e kwartaal 2001 vastgesteld op 0,20 %.
§ 2. De instellingen belast met de inning en de invordering van de sociale zekerheidsbijdragen zijn, ieder wat hen betreft, belast met de inning en de invordering van de in § 1 bedoelde bijdrage, alsook met de overdracht daarvan op een speciale rekening van het Tewerkstellingsfonds dat binnen het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid werd opgericht, ter uitvoering van artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 181 van 30 december 1982 tot oprichting van een Fonds ter aanwending van de bijkomende loonmatiging voor de tewerkstelling.
Deze bijdrage wordt gelijkgesteld met een sociale zekerheidsbijdrage, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de betalingstermijnen, de toepassing van de burgerlijke sancties en van de strafbepalingen, het toezicht, de aanwijzing van de rechter bevoegd bij betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van de instellingen belast met de inning en de invordering van de bijdragen.
Art.6. Artikel 42, § 1, 1°, van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid wordt vervangen als volgt :
" 1° deze werkgevers uit de private sector gebonden zijn door een collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 3 van (de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers), die in een inspanning voorziet van tenminste 0,15 % voor de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2002; <Errata, B.S. 09-10-2001, p. 34387> ".
Afdeling 2. - Begeleiding van de jongeren op wie een inschakelingsparcours van toepassing is.
Art.7. § 1. De werkgevers op wie de voornoemde wet van 27 juni 1969 en de voornoemde besluitwetten van 10 januari 1945 en van 7 februari 1945 van toepassing zijn, zijn voor de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2002 een bijdrage van 0,05 % verschuldigd, berekend op grond van het volledige loon van de werknemers, (tewerkgesteld op grond van een overeenkomst in de zin van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten) bedoeld in artikel 23 van de voornoemde wet van 29 juni 1981. <W 2002-08-02/45, art. 50, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2002>
In afwijking van de bepalingen van het eerste lid is deze bijdrage voor het 1e en 2e kwartaal 2001 niet verschuldigd en wordt de bijdrage voor het 3e en 4e kwartaal 2001 vastgesteld op 0,10 %.
De Koning kan de categorieën die Hij bepaalt geheel of gedeeltelijk aan het toepassingsgebied van deze afdeling onttrekken.
§ 2. De instellingen belast met de inning en de invordering van de sociale zekerheidsbijdragen zijn, ieder wat haar betreft, belast met de inning en de invordering van de in § 1 bedoelde bijdrage, alsook met de overdracht daarvan op een speciale rekening van het Tewerkstellingsfonds dat binnen het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid werd opgericht, ter uitvoering van artikel 4 van het voornoemd koninklijk besluit nr. 181 van 30 december 1982.
Deze bijdragen worden gelijkgesteld met een sociale zekerheidsbijdrage, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de betalingstermijnen, de toepassing van de burgerlijke sancties en van de strafbepalingen, het toezicht, de aanwijzing van de bevoegde rechter bij betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van de instellingen belast met de inning en de invordering van de bijdragen.
Art.8. § 1. De opbrengst van de bijdragen bedoeld in artikel 7, § 1, wordt aangewend voor de begeleiding van jongeren op wie een inschakelingsparcours van toepassing is.
§ 2. De middelen die op en vanaf 31 december 2000 in het Tewerkstellingsfonds beschikbaar zijn en die enerzijds komen van het saldo van de middelen bedoeld in artikel 6, § 2, van het koninklijk besluit van 27 januari 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid met toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 ter bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, en van de middelen voorkomend uit de inwerkingstelling van artikel 20, § 1, van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling en van artikel 6, § 1, van het voornoemde koninklijk besluit van 27 januari 1997, en anderzijds van de bijdragen die vanaf 1 januari 2001 verschuldigd zijn met toepassing van artikel 5, worden aangewend voor de bevordering en de omkadering van het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst en voor de federale diensten belast met het toezicht, de opvolging en de omkadering van het inschakelingsparcours.
Art.9. De Koning bepaalt bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad :
1° ten voordele van welke jongeren, in welke gevallen, onder welke voorwaarden en volgens welke nadere regelen die bijdragen bedoeld in artikel 8, § 1, worden aangewend voor de begeleiding van jongeren op wie een inschakelingsparcours van toepassing is. Door de Koning kan worden voorzien in de toekenning van de voorschotten waarvan het bedrag door Hem wordt bepaald;
2° wat de begeleiding betreft van jongeren op wie een inschakelingsparcours van toepassing is, de nadere regelen voor de verdeling van de opbrengst van de bijdragen, bedoeld in artikel 8, § 1;
3° elke andere maatregel die nodig is om de uitvoering van deze maatregel te waarborgen.
HOOFDSTUK III. [1 - Verplichting tot financiële bijdrage aan het "Terug Naar Werk-fonds" door de werkgever die zich beroept op medische overmacht om de arbeidsovereenkomst van een arbeidsongeschikte werknemer te beëindigen]1
----------
(1)
Art.10.[1 § 1. De werkgever die zich beroept op overmacht, als bedoeld in artikel 34, § 1, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, om de arbeidsovereenkomst van een arbeidsongeschikte werknemer te beëindigen, dient uiterlijk binnen een termijn van [2 45 dagen]2 nadat de arbeidsovereenkomst werd beëindigd:
1° het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering in kennis te stellen van de volgende gegevens:
a) de naam van de werkgever, het identificatienummer van de Kruispuntbank van ondernemingen, bedoeld in artikel III.17 van het Wetboek van economisch recht, het inschrijvingsnummer bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, bedoeld in artikel 33, § 1, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, het bankrekeningnummer en de contactgegevens van de werkgever;
b) de naam, de voornaam en het identificatienummer, bedoeld in artikel 8 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, van de werknemer wiens arbeidsovereenkomst beëindigd werd;
2° een bijdrage van 1.800 euro te betalen aan het "Terug Naar Werk-fonds", bedoeld in artikel 110/2 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de wijze van kennisgeving en de wijze van betaling van de bijdrage door de werkgever, bedoeld in het vorige lid, evenals de nadere regels die hieraan verbonden zijn.
§ 2. Het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering is de verwerkingsverantwoordelijke van de persoonsgegevens in de zin van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, bepaald in paragraaf 1, eerste lid, 1°.
De verwerking van deze gegevens heeft tot doel de betrokken werknemers wiens arbeidsovereenkomst werd beëindigd wegens overmacht om medische redenen toe te laten een beroep te doen op het "Terug Naar Werk-fonds" om gespecialiseerde dienstverlening op maat in te kopen met het oog op hun sociaalprofessionele re-integratie.
Het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering kan deze gegevens meedelen aan de bevoegde inspectiediensten met het oog op de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van de inbreuken op de bepalingen van paragraaf 1, en met het oog op de inning en invordering van de bedragen die tot hun respectieve bevoegdheden behoren.
Deze gegevens worden niet langer bewaard dan noodzakelijk voor de verwezenlijking van het doel van de verwerking ervan, met een maximale bewaartermijn van drie jaar te rekenen vanaf 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin de betaling, zoals bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, is gebeurd.]1
----------
(1)<W 2022-12-26/01, art. 164, 026; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
(2)<W 2023-10-16/03, art. 5, 025; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.10/1. [1 Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, houden de door de Koning aangewezen ambtenaren toezicht op de naleving van dit hoofdstuk en de uitvoeringsbesluiten ervan.
Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van het Sociaal Strafwetboek.
De sociaal inspecteurs beschikken over de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 23 tot 39 van het Sociaal Strafwetboek wanneer zij, ambtshalve of op vraag, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie en bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van dit hoofdstuk en de uitvoeringsbesluiten ervan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2022-12-26/01, art. 164, 026; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
HOOFDSTUK IV. - Oudere werknemers.
Art.11. Artikel 35, § 1, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, vervangen bij de wet van 26 maart 1999 en gewijzigd door de wetten van 24 december 1999 en 12 augustus 2000, wordt aangevuld als volgt :
" 7° De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden en de regels bepalen volgens welke de vermindering van de bijdragen bedoeld in 2° en 3° verhoogd kan worden voor de werknemers die deel uitmaken van categorie 1 of van categorie 3, die, op de laatste dag van het trimester, ten minste 58 jaar oud zijn. Het bedrag van deze bijkomende bijdragevermindering kan schommelen afhankelijk van de leeftijd van de werknemer, zonder evenwel het kwartaalbedrag te kunnen overschrijden van de bijdragevermindering bedoeld in 2° en 3°. ".
HOOFDSTUK V. - Outplacement.
Afdeling 1. [1 - Algemene regeling van outplacement]1
----------
(1)
Art. 11/1. [1 Deze afdeling is van toepassing op de werknemer wiens arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt beëindigd door middel van een opzeggingstermijn, verkregen overeenkomstig de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en de artikelen 67 tot 69, van minstens 30 weken of een vergoeding die gelijk is aan het lopend loon dat overeenstemt hetzij met de duur van een opzeggingstermijn van minstens 30 weken, hetzij met het resterende gedeelte van die termijn.
Deze afdeling is evenwel niet van toepassing op werknemers die vallen onder het toepassingsgebied van hoofdstuk V van titel IV van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/08, art. 77, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 11/2. [1 Voor de toepassing van deze afdeling moet onder "outplacementbegeleiding" worden verstaan, een geheel van begeleidende diensten en adviezen die, in opdracht van een werkgever, door een derde, hierna genoemd dienstverlener, individueel of in groep worden verleend, om een werknemer in staat te stellen zelf binnen een zo kort mogelijke termijn een betrekking bij een nieuwe werkgever te vinden of een beroepsbezigheid als zelfstandige te ontplooien.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/08, art. 78, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 11/3. [1 De werknemer bedoeld in artikel 11/1, eerste lid, heeft recht op een outplacementbegeleiding.
Dit recht wordt niet toegekend als de werknemer om dringende reden werd ontslagen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/08, art. 79, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 11/4. [1 § 1. De werkgever moet, nadat het ontslag werd gegeven, de werknemer een outplacementbegeleiding aanbieden waarvan de voorwaarden en nadere regels bepaald worden door of krachtens deze afdeling.
§ 2. Het aanbod van outplacementbegeleiding moet beantwoorden aan de navolgende kwaliteitscriteria :
1° de werkgever doet een beroep op een dienstverlener, die optreedt :
a) hetzij in het kader van een regeling, bepaald op het niveau van de bedrijfstak waartoe de onderneming behoort of, bij ontstentenis, in het kader van een regeling vastgesteld op het niveau van een andere bedrijfstak;
b) hetzij in het raam van een regeling, bepaald bij een collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten op het niveau van de onderneming;
c) hetzij in de hoedanigheid van een openbaar of privaat bureau, gespecialiseerd in het verstrekken van outplacement;
d) hetzij in het kader van een regionaal, subregionaal of lokaal initiatief, dat opgezet wordt in het kader van een gewestelijke tewerkstellingsdienst;
2° indien de werkgever een beroep doet op een openbare of private dienstverlener, moet deze laatste erkend zijn in de zin van de regelgeving over de publieke of private arbeidsbemiddelingsbureaus;
3° uit het aanbod van de outplacementbegeleiding dat de werkgever gedaan heeft aan de werknemer, bedoeld bij artikel 11/1, moet blijken dat :
a) de dienstverlener, die verantwoordelijk is voor die begeleiding, zich ertoe verbindt een ongevallenverzekering te sluiten, waarbij voor alle ongevallen, gebeurd tijdens de uitvoering van de outplacementopdracht en op de weg van en naar de plaats waar ze wordt uitgevoerd en die niet door de arbeidsongevallenverzekering van de werkgever gedekt worden, dezelfde bescherming wordt geboden als deze welke door de arbeidsongevallenwetgeving wordt gewaarborgd;
b) de dienstverlener zich ertoe verbindt om bij niet-naleving van deze laatste verbintenis aan de werknemer die het slachtoffer wordt van een ongeval, ongeacht de vorderingen, die de werknemer op grond van zijn schade tegenover de dienstverlener kan instellen, een aanvullende forfaitaire vergoeding, gelijk aan drie maanden loon, te waarborgen;
c) de dienstverlener zich ertoe verbindt om in het kader van de behandeling van de persoonlijke gegevens betreffende de werknemer de persoonlijke levenssfeer te eerbiedigen; de inlichtingen die in het raam van de outplacementopdracht over de werknemer worden bekomen, worden vertrouwelijk behandeld en worden niet aan derden doorgegeven;
d) de dienstverlener zich ertoe verbindt de werknemer, op zijn verzoek, na beëindiging van de opdracht zijn dossier terug te geven;
e) de dienstverlener zich ertoe verbindt zich niet te beroepen op de niet-uitvoering van de verbintenissen van de werkgever tegenover de dienstverlener om de outplacementbegeleiding te schorsen of stop te zetten;
f) de dienstverlener zich ertoe verbindt zich niet in te laten met de contacten tussen de werknemer en de potentiële werkgevers;
g) de dienstverlener zich ertoe verbindt noch de ontslagbeslissing, noch de onderhandeling daaromtrent te beïnvloeden;
h) de dienstverlener zich ertoe verbindt de grootst mogelijke beroepsbekwaamheid en vakkennis aan te bieden door onder meer enkel personeel in te zetten dat voldoende gekwalificeerd en opgeleid is voor de opdracht;
i) de werknemer zo snel mogelijk zal worden opgeroepen om de outplacementbegeleiding aan te vatten opdat die zo goed mogelijk zou verlopen en dit zowel op emotioneel vlak als wat betreft het opmaken van een competentiebalans;
4° het outplacementaanbod moet een duidelijk en objectief beeld geven van de diensten van de dienstverlener en van zijn werkingsmodaliteiten; daartoe dient het aanbod de navolgende elementen te bevatten :
a) de diensten die minimaal deel uitmaken van de opdracht : een persoonlijke en professionele balans, psychologische ondersteuning op verzoek van de werknemer, het opstellen van een actieplan alsook logistieke en administratieve steun;
b) de nagestreefde doelstellingen met inbegrip van de specifiekere of gepersonaliseerde aspecten die zijn aangepast aan de leeftijd en het kwalificatieniveau van de werknemers;
c) de begeleidingsmethodes die concreet worden beoogd;
d) de datum van het begin van de outplacementbegeleiding;
e) het soort van outplacement dat wordt beoogd : individueel en/of groepsoutplacement;
f) het programma van de werknemer tijdens de outplacementbegeleiding via een document dat aan de werknemer overhandigd wordt ter verduidelijking van de te volgen stappen, de training en de opvolging;
g) de vermoedelijke plaats(en) waar de outplacementbegeleiding wordt ingericht;
5° de afstand tussen de woon- of werkplaats van de werknemer en de plaats waar de outplacementbegeleiding wordt ingericht, moet redelijk zijn; ter beoordeling hiervan dient uit het outplacementaanbod te blijken dat de dienstverlener blijk geeft van geografische beschikbaarheid en moet er rekening worden gehouden met de verplaatsingsmogelijkheden van de werknemer, met inbegrip van de kostprijs, alsook met de aard en het niveau van zijn kwalificatie.
§ 3. De in paragraaf 2 opgesomde criteria kunnen door de Koning worden aangevuld of vervangen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/08, art. 80, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 11/5.[1 § 1. Wanneer de arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt beëindigd met een vergoeding die berekend wordt op het lopend loon dat overeenstemt hetzij met de duur van een opzeggingstermijn van minstens 30 weken, hetzij met het resterende gedeelte van die termijn, heeft de werknemer recht op een ontslagpakket bestaande uit :
1° een outplacementbegeleiding van 60 uren ter waarde van één twaalfde van het jaarloon van het kalenderjaar die het ontslag voorafgaat, met een minimumwaarde van 1.800 euro en een maximumwaarde van 5.500 euro. Ingeval de arbeidsregeling van de werknemer deeltijds is, wordt deze minimum- en maximumvork herleid aan de hand van de tewerkstellingsbreuk. De outplacementbegeleiding wordt gewaardeerd op 4 weken loon;
2° een opzeggingsvergoeding die overeenstemt hetzij met de duur van een opzeggingstermijn van minstens 30 weken, hetzij met het resterende gedeelte van die termijn, waarop vier weken worden aangerekend voor de waarde van de outplacementbegeleiding.
§ 2. De bij § 1 bedoelde werknemer heeft recht op een outplacementbegeleiding gedurende een maximumperiode van twaalf maanden onder de navolgende voorwaarden en nadere regels :
1° gedurende een termijn van maximum twee maanden, te rekenen vanaf de aanvangsdatum van het outplacementprogramma, krijgt de werknemer, in totaal, twintig uren begeleiding behalve wanneer hij de werkgever verwittigd heeft dat hij een betrekking bij een nieuwe werkgever heeft of een beroepsbezigheid als zelfstandige en dat hij die begeleiding niet wenst aan te vatten;
2° de begeleiding wordt voortgezet gedurende een daaropvolgende termijn van maximum vier maanden ten belope van, in totaal, twintig uren behalve wanneer de werknemer de werkgever verwittigd heeft dat hij een betrekking bij een nieuwe werkgever heeft of een beroepsbezigheid als zelfstandige en dat hij de begeleiding niet wenst voort te zetten;
3° de begeleiding wordt nogmaals voortgezet gedurende een daaropvolgende termijn van maximum zes maanden ten belope van, in totaal, twintig uren behalve wanneer de werknemer de werkgever verwittigd heeft dat hij een betrekking bij een nieuwe werkgever of een beroepsbezigheid als zelfstandige heeft en dat hij de begeleiding niet wenst voort te zetten;
4° de bij het tweede en derde lid bedoelde verwittiging onderbreekt de outplacementbegeleiding.
§ 3. Wanneer de werknemer, die de werkgever verwittigd heeft dat hij een betrekking bij een nieuwe werkgever heeft, deze betrekking verliest binnen drie maanden na de indiensttreding, wordt op zijn verzoek de outplacementbegeleiding aangevat of hervat. In geval van hervatting, vangt deze aan in de fase waarin het outplacementprogramma werd onderbroken en voor de nog overblijvende uren. De begeleiding neemt in elk geval een einde bij het verstrijken van de periode van twaalf maanden nadat zij werd aangevat.]1
[2 § 4. In afwijking van paragraaf 1 heeft de werknemer die, aan de hand van geneeskundige getuigschriften van zijn behandelende arts, alsook, indien de werkgever daartoe het initiatief neemt, van een tweede arts die door de werkgever wordt aangesteld, binnen de zeven dagen vanaf de dag waarop hij kennis heeft genomen van zijn ontslag aantoont dat hij medisch ongeschikt is om een outplacementbegeleiding te volgen, geen recht op de in § 1, 1°, bedoelde outplacementbegeleiding. In dat geval mag de werkgever geen vier weken aanrekenen op de in § 1, 2°, bedoelde opzeggingsvergoeding.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/08, art. 81, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<W 2018-01-15/02, art. 52, 020; Inwerkingtreding : 15-02-2018>
Art. 11/6. [1 § 1. Wanneer een arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt beëindigd met inachtneming van een opzeggingstermijn, berekend overeenkomstig de bepalingen van voormelde wet van 3 juli 1978 en de artikelen 67 tot 69, van minstens 30 weken, heeft de werknemer recht op een ontslagpakket bestaande uit :
1° een outplacementbegeleiding van 60 uren. De tijd die wordt besteed aan deze outplacementbegeleiding wordt aangerekend op de tijd gedurende dewelke de werknemer met behoud van loon van het werk mag wegblijven om een nieuwe dienstbetrekking te zoeken krachtens artikel 41 van voormelde wet van 3 juli 1978;
2° een opzeggingstermijn, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 en de artikelen 67 tot 69, van minstens 30 weken.
§ 2. Wanneer de werknemer, die de werkgever verwittigd heeft dat hij een betrekking bij een nieuwe werkgever heeft, deze betrekking verliest binnen drie maanden na de indiensttreding, wordt op zijn verzoek de outplacementbegeleiding aangevat of hervat. In geval van hervatting, vangt het outplacementprogramma aan voor de nog overblijvende uren. De begeleiding neemt in elk geval een einde bij het verstrijken van de periode van twaalf maanden nadat zij werd aangevat.
§ 3. De werknemer die, tijdens de opzeggingstermijn, aan de arbeidsovereenkomst een einde maakt met een verkorte opzeggingstermijn wanneer hij een andere betrekking heeft gevonden, behoudt het recht op een outplacementbegeleiding tot drie maanden nadat de arbeidsovereenkomst bij zijn vorige werkgever een einde heeft genomen. Indien de begeleiding reeds was aangevat, vangt de hervatting aan voor de nog overblijvende uren. De begeleiding neemt in elk geval een einde bij het verstrijken van de periode van twaalf maanden nadat zij werd aangevat.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/08, art. 82, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 11/7. [1 § 1. Wanneer de arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt beëindigd met een vergoeding die overeenstemt hetzij met de duur van een opzeggingstermijn van minstens 30 weken, hetzij met het resterende gedeelte van die termijn, doet de werkgever binnen een termijn van vijftien dagen nadat de arbeidsovereenkomst een einde heeft genomen, schriftelijk een geldig outplacementaanbod aan de werknemer.
§ 2. Indien de werkgever binnen de voormelde termijn van vijftien dagen geen outplacementbegeleiding aan de werknemer aanbiedt, stelt deze laatste de werkgever binnen 39 weken na het verstrijken van die termijn schriftelijk in gebreke.
§ 3. De werkgever doet binnen een termijn van vier weken na het tijdstip van de ingebrekestelling aan de werknemer schriftelijk een geldig outplacementaanbod.
§ 4. De werknemer beschikt over een termijn van vier weken, te rekenen vanaf het tijdstip van het aanbod door de werkgever, om al dan niet zijn schriftelijke instemming met dit aanbod te geven.
§ 5. De werknemer mag ten vroegste op het ogenblik waarop de opzegging wordt gegeven zijn instemming geven om de outplacementbegeleiding aan te vatten.
Het geschrift, waarbij de werknemer zijn instemming geeft, mag enkel betrekking hebben op outplacement als zodanig.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/08, art. 83, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 11/8. [1 § 1. Wanneer een arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt beëindigd door middel van een opzeggingstermijn, verkregen overeenkomstig de bepalingen van voormelde wet van 3 juli 1978 en de artikelen 67 tot 69, van minstens 30 weken, doet de werkgever uiterlijk vier weken na de aanvang van de opzeggingstermijn een outplacementaanbod.
Indien de werkgever binnen de voormelde termijn van vier weken geen outplacementbegeleiding aan de werknemer aanbiedt, stelt deze laatste de werkgever binnen een termijn van vier weken na het verstrijken van die termijn schriftelijk in gebreke.
De werkgever doet binnen een termijn van vier weken na het tijdstip van de ingebrekestelling aan de werknemer schriftelijk een geldig outplacementaanbod.
De werknemer beschikt over een termijn van vier weken, te rekenen vanaf het tijdstip van het aanbod door de werkgever, om al dan niet zijn schriftelijke instemming met dit aanbod te geven.
§ 2. De werknemer mag ten vroegste na de betekening van de opzeggingstermijn van de arbeidsovereenkomst zijn instemming geven om de outplacementbegeleiding aan te vatten.
Het geschrift, waarbij de werknemer zijn instemming geeft, mag enkel betrekking hebben op outplacement als zodanig.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/08, art. 84, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 11/9. [1 § 1. De werknemer, die overeenkomstig artikel 11/5, § 3, en artikel 11/6, §§ 2 en 3, de outplacementbegeleiding wenst aan te vatten of te hervatten, dient zijn verzoek daartoe schriftelijk in binnen een termijn van vier weken na het verlies van de nieuwe dienstbetrekking.
Wanneer de werknemer die de begeleiding wenst aan te vatten, nog geen aanbod heeft ontvangen, is de bij artikel 11/7 bedoelde procedure van toepassing met dien verstande dat de termijn van vijftien dagen binnen welke de werkgever een outplacementbegeleiding moet aanbieden, gerekend wordt vanaf het tijdstip van het verzoek door de werknemer.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/08, art. 85, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 11/10. [1 Het verzoek om een outplacementbegeleiding aan te vatten of te hervatten, de ingebrekestelling, de instemming met de begeleiding of de eventuele weigering ervan, het verzoek tot verdaging van de aanvangsdatum alsook de verwittiging betreffende een nieuwe betrekking of een zelfstandige activiteit gebeuren door middel van een aangetekend schrijven of de overhandiging van een geschrift waarvan het duplicaat door de werkgever voor ontvangst wordt getekend.
Het outplacementaanbod van de werkgever, de eventuele weigering van een verzoek tot begeleiding, de instemming met of de weigering tot verdaging van de aanvangsdatum gebeuren door middel van een ter post aangetekend schrijven.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/08, art. 86, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 11/11. [1 De werknemer bedoeld bij artikel 11/5 herwint het recht op een opzeggingsvergoeding die gelijk is aan het lopend loon dat overeenstemt hetzij met de duur van een opzeggingstermijn, hetzij met het resterende gedeelte van die termijn, verkregen overeenkomstig de bepalingen van de voornoemde wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en de artikelen 67 tot 69, als de werkgever :
- hem geen enkele outplacementbegeleiding aanbiedt na de procedure bepaald bij artikel 11/7 te hebben gevolgd;
- hem een aanbod voorstelt dat niet in overeenstemming is met de voorwaarden en nadere regels vastgesteld bij of krachtens deze afdeling;
- hoewel hij een outplacementbegeleiding heeft aangeboden overeenkomstig de voorwaarden en nadere regels vastgesteld in of krachtens deze afdeling, de voormelde begeleiding niet daadwerkelijk uitvoert.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/08, art. 87, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 11/12. [1 Tot en met 31 december 2015, heeft de werknemer wiens arbeidsovereenkomst is verbroken mits betaling van een opzeggingsvergoeding, recht op een opzeggingsvergoeding die gelijk is aan het lopend loon dat overeenstemt hetzij met de duur van een opzeggingstermijn, hetzij met het resterende gedeelte van die termijn, verkregen overeenkomstig de bepalingen van de voornoemde wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en de artikelen 67 tot 69, behalve als hij een outplacementaanbod, in overeenstemming met de voorwaarden en nadere regels bepaald bij of krachtens deze afdeling, aanvaardt dat daadwerkelijk wordt uitgevoerd door de werkgever. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 11/5 op hem van toepassing.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-26/08, art. 88, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Afdeling 2. [1 - Bijzondere regeling van outplacement voor de werknemers van minstens 45 jaar]1
----------
(1)
Art.12.[1 Deze afdeling is van toepassing op de werknemers die niet genieten van de bepalingen van afdeling 1 en die tewerkgesteld zijn door een werkgever die onderworpen is aan de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.]1
----------
(1)<W 2013-12-26/08, art. 89 en 90, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.13.<W 2007-05-17/48, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-12-2007> § 1 Een werknemer wiens arbeidsovereenkomst door de werkgever is beëindigd, heeft recht op een outplacementbegeleiding, zoals bepaald in een collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in de Nationale Arbeidsraad en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit of vastgesteld door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bij ontstentenis van een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten binnen de twee maanden na de aanhangigmaking van de Nationale Arbeidsraad.
Dit recht wordt evenwel slechts toegekend wanneer de werknemer gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° hij is niet ontslagen om dringende redenen;
2° op het ogenblik van het ontslag is hij minstens 45 jaar;
3° op het ogenblik van het ontslag heeft hij ten minste één jaar ononderbroken dienstanciënniteit bij de werkgever.
Het recht wordt hem niet langer toegekend vanaf het moment waarop hij het rustpensioen kan vragen.
§ 2. De werkgever moet, nadat het ontslag werd gegeven, de in § 1, eerste en tweede lid, bedoelde werknemer een outplacementbegeleiding aanbieden waarvan de voorwaarden en termijnen bepaald worden door het juridisch instrument voorzien in § 1, eerste lid.
§ 3. In afwijking van § 2, is de werkgever er niet toe gehouden een outplacementbegeleiding aan te bieden aan :
1° de werknemer die verbonden is door een arbeidsovereenkomst met een normaal gemiddelde wekelijkse arbeidsduur die niet de helft bedraagt van de arbeidsduur van een voltijdse werknemer in een vergelijkbare situatie in de zin van artikel 2 van de wet van 5 maart 2002 betreffende het beginsel van non-discriminatie ten gunste van deeltijdwerkers;
2° de werknemer die, indien hij volledig uitkeringsgerechtigde werkloze zou worden na het einde van de opzeggingstermijn of de periode gedekt door een opzeggingsvergoeding, niet beschikbaar zou moeten zijn voor de algemene arbeidsmarkt; de Koning bepaalt, na advies van de Nationale Arbeidsraad, de categorieën die niet beschikbaar moeten zijn voor de algemene arbeidsmarkt voor de toepassing van deze bepaling.
§ 4. [1 In afwijking van § 3, 1°, is de werkgever gehouden een outplacementbegeleiding aan te bieden aan de in § 3, 1°, bedoelde werknemers wanneer zij er hem uitdrukkelijk om verzoeken, behalve wanneer deze werknemers zich ook in de in § 3, 2°, bedoelde situatie bevinden.]1
----------
(1)<W 2018-12-14/02, art. 6, 022; Inwerkingtreding : 31-12-2018>
Art.14. De duur van de outplacement-begeleiding alsmede het statuut van de werknemer tijdens de duur van deze begeleiding worden vastgesteld door een collectieve arbeidsovereenkomst, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.
Bij ontstentenis van een collectieve arbeidsovereenkomst, worden ze vastgesteld door de Koning, bij een in de Ministerraad overlegd besluit.
Art.15. <W 2002-12-24/31, art. 319, 003; Inwerkingtreding : 15-09-2001> Onder de voorwaarden en volgens de procedure en de nadere regels vastgesteld door de Koning, is de werkgever ertoe gehouden om een bijdrage te betalen ten gunste van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, wanneer is vastgesteld dat hij de verplichtingen die voortvloeien uit de artikelen 13 en 14 niet heeft nageleefd. Deze bijdrage wordt toegewezen aan het outplacement van de werknemers die niet genoten van de outplacementbegeleiding bepaald bij artikels 13 en 14.
Het bedrag van deze bijdrage, verhoogd met een bedrag om de administratieve en financiële lasten te dekken, wordt vastgesteld door de Koning.
Deze bijdrage alsook de verhoging worden gelijkgesteld met een sociale zekerheidsbijdrage, inzonderheid wat de termijnen betreft inzake betaling, de toepassing van de burgerlijke sancties en van de strafbepalingen, het toezicht, de aanwijzing van de rechter bevoegd in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van de instelling, belast met de inning en de invordering van de bijdragen.
Art. 15_VLAAMS_GEWEST. [1 Onder de voorwaarden en volgens de procedure en de nadere regels die vastgesteld worden door de Vlaamse Regering, moet de werkgever een bijdrage betalen ten gunste van het Vlaamse Gewest voor de werknemer die in een vestigingseenheid in het Vlaamse Gewest werkt als vastgesteld wordt dat de werkgever de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 13 en 14 niet heeft nageleefd. Het bedrag van de bijdrage, verhoogd met een bedrag om de administratieve en financiële lasten te dekken, wordt vastgesteld door de Vlaamse Regering. De bijdrage en de verhoging ervan worden gelijkgesteld met een schuld tegenover het Vlaamse Gewest, inzonderheid wat de termijnen inzake betaling betreft, de toepassing van de burgerlijke sancties, de aanwijzing van de rechter die bevoegd is in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen]1.
----------
(1)<DVR 2018-02-09/08, art. 2, 021; Inwerkingtreding : onbepaald >
Art. 15_WAALS_GEWEST. [1 Onder de voorwaarden en volgens de procedure en de nadere regels vastgesteld door de Waalse Regering, dient de werkgever voor de werknemer die in een inrichtingseenheid in het Franse taalgebied werkt, een bijdrage te betalen ten gunste van de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi", wanneer is vastgesteld dat hij de verplichtingen die voortvloeien uit de artikelen 13 en 14 niet heeft nageleefd. Deze bijdrage wordt toegewezen aan het outplacement van de werknemers die niet hebben genoten van de outplacementbegeleiding bepaald bij de artikelen 13 en 14. Het bedrag van deze bijdrage, verhoogd met een bedrag om de administratieve en financiële lasten te dekken, wordt vastgesteld door de Regering. Deze bijdrage alsook de verhoging worden gelijkgesteld met een schuld van de werkgever tegenover de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi", inzonderheid wat de termijnen inzake betaling betreft, de toepassing van de burgerlijke sancties en van de strafbepalingen, de aanwijzing van de rechter bevoegd in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen.]1
----------
(1)<DWG 2016-04-28/08, art. 61, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Art.16. <W 2002-12-24/31, art. 319, 003; Inwerkingtreding : 15-09-2001> Artikel 15 is enkel van toepassing op de werknemers die werden ontslagen vanaf 15 september 2002.
Art.17.<W 2002-12-24/31, art. 319, 003; Inwerkingtreding : 15-09-2001> Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, houden de door de Koning aangewezen ambtenaren toezicht op de naleving van [2 deze afdeling]2 en de uitvoeringsbesluiten ervan.
[1 Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van het Sociaal Strafwetboek.]1
[4 De sociaal inspecteurs beschikken over de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 23 tot 39 van het Sociaal Strafwetboek wanneer zij, ambtshalve of op vraag, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie en bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan.]4
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 93, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
(2)<W 2013-12-26/08, art. 91, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(4)<W 2016-02-29/09, art. 84, 016; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art. 17_VLAAMSE_GEWEST. [1 Het toezicht en de controle op de uitvoering van dit hoofdstuk en de uitvoeringsbesluiten ervan verlopen conform het decreet houdende sociaalrechtelijk toezicht van 30 april 2004.]1
----------
(1)<DVR 2015-04-24/05, art. 17, 012; Inwerkingtreding : 01-05-2015>
Art. 17/1_WAALS_GEWEST. [1 De controle op de toepassing van artikel 15 en 16 en de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.]1
----------
(1)<DWG 2019-02-28/25, art. 125, 024; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Art. 17/1_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 De door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering aangewezen ambtenaren controleren de uitvoering van de artikelen 15 en 16 en de uitvoeringsmaatregelen daarvan, en houden toezicht op de naleving ervan. Deze ambtenaren oefenen die controle of dit toezicht uit in overeenstemming met de bepalingen van de ordonnantie van 30 april 2009 betreffende het toezicht op de reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren en de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze reglementeringen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij ORD 2015-07-09/17, art. 34, 018; Inwerkingtreding : 01-08-2016 (BESL 2016-06-09/15, art. 42, 1°)>
Afdeling 3.
Art.18.
<Opgeheven bij W 2022-12-26/01, art. 165, 026; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.18/1.
<Opgeheven bij W 2022-12-26/01, art. 165, 026; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.18/2.
<Opgeheven bij W 2022-12-26/01, art. 165, 026; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.18/3.
<Opgeheven bij W 2022-12-26/01, art. 165, 026; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.18/4.
<Opgeheven bij W 2022-12-26/01, art. 165, 026; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
HOOFDSTUK VI. - Tijdelijke arbeid.
Art.19. In artikel 1 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, wordt § 4 vervangen door de volgende bepaling :
" § 4. Onder uitzonderlijk werk worden verstaan de werkzaamheden bepaald in een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de Nationale Arbeidsraad en door de Koning algemeen verbindend verklaard of bepaald door de Koning wanneer de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités niet van toepassing is. ".
Art.20. Artikel 18 van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art.21. Artikel 47, eerste lid, van dezelfde wet wordt opgeheven.
HOOFDSTUK VII. - Ervaringsfonds.
Afdeling 1. - Toepassingsgebied.
Art.22.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :
1° werkgever : de werkgever die valt onder het toepassingsgebied van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;
2° (oudere werknemers : de werknemers die ten minste de leeftijd van 45 jaar bereikt hebben.) <W 2004-12-27/30, art. 129, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
Art. 22_WAALS_GEWEST. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° [1 werkgever: de natuurlijke of rechtspersoon die een inrichtingseenheid in het Franse taalgebied heeft en die valt onder het toepassingsgebied van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;]1 2° (oudere werknemers : de werknemers die ten minste de leeftijd van 45 jaar bereikt hebben [1 op het moment van de indiening van de aanvraag om toelage en die door de in 1 ° bedoelde werkgever in dienst worden genomen in een inrichtingseenheid in het Franse taalgebied]1 .) <W 2004-12-27/30, art. 129, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
----------
(1)<DWG 2016-04-28/08, art. 63, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Art.23. <W 2004-12-27/30, art. 130, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005> De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de toepassing van dit hoofdstuk tot andere categorieën van werkgevers uitbreiden.
Het in het eerste lid bedoelde besluit kan aan die uitbreiding bepaalde voorwaarden verbinden.
Afdeling 2. - Het Fonds.
Afdeling 2. WAALS_GEWEST. - [1 Subsidie toegekend in het kader van de voorziening genoemd "Fonds -beroepservaring".]1
----------
(1)
Art.24.
<Opgeheven bij W 2015-12-26/03, art. 18, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Art. 24_WAALS_GEWEST.
<Opgeheven bij DWG 2016-04-28/08, art. 65, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Art.25.
<Opgeheven bij W 2015-12-26/03, art. 18, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Art. 25_WAALS_GEWEST.
<Opgeheven bij DWG 2016-04-28/08, art. 66, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Art.26.
<Opgeheven bij W 2015-12-26/03, art. 18, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Art. 26_WAALS_GEWEST. [1 De krachtens dit hoofdstuk toegekende toelage heeft tot doel acties te ondersteunen die betrekking hebben op: 1° de bevordering van de arbeidsmogelijkheden van de oudere werknemer; 2° de kwaliteit van de arbeidsvoorwaarden van de oudere werknemers; 3° de organisatie van de arbeid van de oudere werknemers; 4° de sensibilisatie van de sectoren en de ondernemingen betreffende de punten 1° tot 3°; 5° de adviesverlening aan de fondsen voor bestaanszekerheid en aan de werkgevers betreffende punten 1° tot 3°. De in het eerste lid bedoelde toelage wordt gefinancierd door een jaarlijkse onttrekking aan de geldmiddelen beschikbaar op de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest en waarvan het bedrag uitgetrokken is op de begroting van de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi".]1
----------
(1)<DWG 2016-04-28/08, art. 67, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Afdeling 3. - De toelage.
Afdeling 3. WAALS_GEWEST.
Art.27.<W 2004-12-27/30, art. 133, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005> De minister bevoegd voor Tewerkstelling en Arbeid kan aan de fondsen voor bestaanszekerheid, aan de werkgevers of aan andere personen bepaald door de Koning, een toelage toekennen die tot doel heeft acties te ondersteunen die betrekking hebben op de bevordering van de arbeidsmogelijkheden van de oudere werknemers, de kwaliteit van de arbeidsvoorwaarden van de oudere werknemers en de organisatie van de arbeid van oudere werknemers.
[1 Met werknemers worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld, de in het kader van een herstructurering zoals bedoeld in artikel 33 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, ontslagen werknemers die zich hebben ingeschreven bij een tewerkstellingscel.]1
De Koning bepaalt, na advies van de Nationale Arbeidsraad, bij een in Ministerraad overlegd besluit onder welke voorwaarden en volgens welke nadere regelen de in het eerste lid bedoelde acties in aanmerking komen voor toelage.
----------
(1)<W 2009-05-06/03, art. 60, 009; Inwerkingtreding : 29-05-2009>
Art. 27_WAALS_GEWEST. <W 2004-12-27/30, art. 133, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005> [2 De Regering]2 kan aan de fondsen voor bestaanszekerheid, aan de werkgevers of aan andere personen bepaald door de Koning, een toelage toekennen die tot doel heeft acties te ondersteunen die betrekking hebben op de bevordering van de arbeidsmogelijkheden van de oudere werknemers, de kwaliteit van de arbeidsvoorwaarden van de oudere werknemers en de organisatie van de arbeid van oudere werknemers. [1 Met werknemers worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld, de in het kader van een herstructurering zoals bedoeld in artikel 33 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, ontslagen werknemers die zich hebben ingeschreven bij een tewerkstellingscel.]1 De Koning bepaalt, na advies van de [3 Sociaal-Economische Raad voor Wallonië]3, bij een in Ministerraad overlegd besluit onder welke voorwaarden en volgens welke nadere regelen de in het eerste lid bedoelde acties in aanmerking komen voor toelage. ----------
(1)<W 2009-05-06/03, art. 60, 009; Inwerkingtreding : 29-05-2009>
(2)<DWG 2016-04-28/08, art. 69,1°, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(3)<DWG 2016-04-28/08, art. 69,2°, 017; Inwerkingtreding : 21-05-2016>
Art. 27_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. <W 2004-12-27/30, art. 133, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005> De minister bevoegd voor Tewerkstelling en Arbeid kan aan de fondsen voor bestaanszekerheid, aan de werkgevers of aan andere personen bepaald door de Koning, een toelage toekennen die tot doel heeft acties te ondersteunen die betrekking hebben op de bevordering van de arbeidsmogelijkheden van de oudere werknemers, de kwaliteit van de arbeidsvoorwaarden van de oudere werknemers en de organisatie van de arbeid van oudere werknemers. [1 Met werknemers worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld, de in het kader van een herstructurering zoals bedoeld in artikel 33 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, ontslagen werknemers die zich hebben ingeschreven bij een tewerkstellingscel.]1 De Koning bepaalt, na advies van de [2 Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest]2, bij een in Ministerraad overlegd besluit onder welke voorwaarden en volgens welke nadere regelen de in het eerste lid bedoelde acties in aanmerking komen voor toelage.
----------
(1)<W 2009-05-06/03, art. 60, 009; Inwerkingtreding : 29-05-2009>
(2)<ORD 2015-07-02/06, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 20-07-2015>
Art.28. (opgeheven) <W 2004-12-27/30, art. 134, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
Art.29. (opgeheven) <W 2004-12-27/30, art. 134, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
Art.30. De toelage kan niet worden gecumuleerd met een ander voordeel dat de werkgever voor dezelfde werknemer en voor hetzelfde doel ontvangt (met uitzondering van de vermindering van de sociale zekerheid). <W 2002-12-24/31, art. 323, 003; Inwerkingtreding : 10-01-2003>
Art.31. De Koning bepaalt, bij een in de Ministerraad overlegd besluit, de criteria, de voorwaarden en de nadere regelen betreffende de toekenning van de toelage.
Art.32. De controle op de aanwending van de toelage gebeurt overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 55 tot 58 van de wetten op de rijkscomptabiliteit gecoördineerd op 17 juli 1991.
Art. 32_WAALS_GEWEST. De controle op de aanwending van de toelage gebeurt overeenkomstig de bepalingen [1 van de artikelen 57 tot 62 van het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de rapportage van de Waalse overheidsbestuurseenheden]1.
----------
(1)<DWG 2016-04-28/08, art. 70, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Art. 32_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
[1 De controle op de aanwending van de toelage gebeurt overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 92 tot en met 95 van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle. De bepalingen van de ordonnantie van [...] houdende algemene regels betreffende de inhouding, de terugvordering en de niet-vereffening van subsidies op het vlak van werkgelegenheid en economie zijn van toepassing op de toelage.]1
----------
(1)<ORD 2015-10-08/02, art. 14, 019; Inwerkingtreding : 01-06-2016 (BESL 2016-04-14/08, art. 16, 1°)>
Art.33. Aanvragen tot het verkrijgen van een toelage bedoeld in artikel 27 die werden ingediend, maar waarvoor nog geen beslissing tot het toekennen van de toelage werd genomen door de minister die bevoegd is voor Tewerkstelling en Arbeid, geven geen recht op enige toelage wanneer door het toekennen van de toelage de beschikbare middelen in het fonds zouden worden overschreden.
Art. 33_WAALS_GEWEST. Aanvragen tot het verkrijgen van een toelage bedoeld in artikel 27 die werden ingediend, maar waarvoor nog geen beslissing tot het toekennen van de toelage werd genomen door [1 de door de Regering aangewezen bevoegde overheid]1, geven geen recht op enige toelage wanneer door het toekennen van de toelage de beschikbare middelen [1 bedoeld in artikel 26, tweede lid]1 zouden worden overschreden.
----------
(1)<DWG 2016-04-28/08, art. 71, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Art.34.De Koning wijst de ambtenaren aan die toezien op de naleving van de bepalingen van dit hoofdstuk.
Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie.
Art. 34_WAALS_GEWEST. [1 De controle op de toepassing van dit hoofdstuk en de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.]1
----------
(1)<DWG 2019-02-28/25, art. 126, 024; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Art. 34_VLAAMS_GEWEST. [1 Het toezicht en de controle op de uitvoering van dit hoofdstuk en de uitvoeringsbesluiten ervan verlopen conform het decreet houdende sociaalrechtelijk toezicht van 30 april 2004.]1
----------
(1)<DVR 2015-04-24/05, art. 18, 012; Inwerkingtreding : 01-05-2015>
Art. 34_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 De door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering aangewezen ambtenaren controleren de uitvoering van dit hoofdstuk en zijn uitvoeringsmaatregelen, en houden toezicht op de naleving ervan. Deze ambtenaren oefenen die controle of dit toezicht uit in overeenstemming met de bepalingen van de ordonnantie van 30 april 2009 betreffende het toezicht op de reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren en de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze reglementeringen.]1
----------
(1)<ORD 2015-07-09/17, art. 35, 018; Inwerkingtreding : 01-08-2016 (BESL 2016-06-09/15, art. 42, 1°)>
Art. 34/1_VLAAMS_GEWEST. 1 Onrechtmatig ontvangen vergoedingen of betalingen worden ambtshalve teruggevorderd. De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de terugvordering van de onrechtmatig ontvangen vergoedingen en/of betalingen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2015-04-24/05, art. 19, 012; Inwerkingtreding : 01-05-2015>
Art. 34/2_VLAAMS_GEWEST. [1 De rechtsvorderingen die ontstaan uit de toepassing van dit hoofdstuk en de uitvoeringsbesluiten ervan, verjaren na verloop van vijf jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2015-04-24/05, art. 20, 012; Inwerkingtreding : 01-05-2015>
Afdeling 4. - Wijziging van de wet van 24 december 1993 tot oprichting van begrotingsfondsen en tot wijziging van de organieke wet van 27 december 1990.
Art.35.
<Opgeheven bij W 2015-12-26/03, art. 18, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
HOOFDSTUK VIII. - Activiteiten van vorming, begeleiding of mentorschap, uitgevoerd door de oudere werknemers, ten voordele van de nieuwe werknemers.
Art.36. De werknemers van tenminste 50 jaar die onderbrekingsuitkeringen genieten in toepassing van afdeling 5 van Hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985, houdende sociale bepalingen, ten gevolge van de vermindering van hun arbeidsprestaties met de helft, kunnen, tijdens hun beschikbare half time, bij hun werkgever, bij een andere werkgever in dezelfde bedrijfstak of in een opleidingscentrum voor beroepen van dezelfde bedrijfstak georganiseerd door een beroepssector, activiteiten van vorming, begeleiding of mentorschap uitvoeren ten voordele van de nieuwe werknemers die door de werkgever worden tewerkgesteld waarbij zij deze activiteit uitoefenen.
De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit :
1° wat dient begrepen onder nieuwe werknemer;
2° het bedrag van de vergoeding die de werknemer kan ontvangen voor de activiteiten bedoeld in het eerste lid;
3° de verhouding tussen werkgever en werknemer wanneer de activiteiten niet uitgeoefend worden bij de werkgever van de werknemer;
4° de formaliteiten die dienen vervuld zowel door de werkgever als de werknemer opdat de werknemer de activiteiten bedoeld in het eerste lid zou kunnen uitoefenen;
5° de sancties tegenover werkgever en werknemer indien de bepalingen genomen in uitvoering van dit hoofdstuk niet worden nageleefd.
HOOFDSTUK IX. - Betaald educatief verlof.
Art.37. Artikel 110, § 2, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 maart 1995, wordt gewijzigd als volgt :
1° het derde lid wordt opgeheven;
2° in het vierde lid worden de woorden " en mede op basis van de notificaties bedoeld in artikel 120 " geschrapt.
Art.38. Artikel 120 van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 28 maart 1995 wordt gewijzigd als volgt :
1° in het eerste lid worden de zinsnede : " mits ze het Ministerie een verzamelstaat met de gegevens zoals door de Koning bepaald " en het woord " overmaken " geschrapt;
2° het tweede lid wordt opgeheven.
HOOFDSTUK X. - Inwerkingtreding.
Art. 39. Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad , wordt bekendgemaakt, met uitzondering van :
1° hoofdstuk II dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2001;
2° hoofdstuk IV dat inwerking treedt op 1 april 2002;
3° artikel 19 dat uitwerking heeft met ingang van 30 september 2000;
4° artikel 21 dat in werking treedt de dag waarop de collectieve arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 1, § 4, van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, zoals gewijzigd bij deze wet, inwerking treedt na algemeen verbindend verklaard te zijn bij koninklijk besluit;
5° de hoofdstukken VII en VIII waarvan de Koning de datum van inwerkingtreding bepaalt;
6° artikel 37, 2°, en artikel 38 die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2000.
((NOTA : Inwerkingtreding van Hoofstuk VIII vastgesteld op 01-01-2002 door KB 2001-12-12/33, art. 22) (NOTA : Inwerkingtreding van Hoofstuk VII vastgesteld op 28-12-2002 door KB 2003-01-07/32, art. 4)