Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

19 OKTOBER 2018. - Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van het bedrag van en de procedure voor het opleggen van de bijdrage, vermeld in artikel 15 van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Bedrag van de bijdrage
Art. 2-3
HOOFDSTUK III. - Procedure
Art. 4-8
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 9-12



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2003012002  2018010949 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :
  1° CAO nr. 82 : de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 82 van 10 juli 2002 betreffende outplacement voor werknemers van 45 jaar en ouder die worden ontslagen, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 82bis van 17 juli 2007;
  2° departement : het Departement Werk en Sociale Economie van het Vlaams Ministerie van Werk en Sociale Economie, vermeld in artikel 25, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;
  3° VDAB : de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, vermeld in artikel 3, § 1, van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding";
  4° wet van 5 september 2001 : de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers.

HOOFDSTUK II. - Bedrag van de bijdrage
Art.2. Met toepassing van artikel 15, tweede lid, van de wet van 5 september 2001, wordt het bedrag van de bijdrage van de werkgever die de verplichtingen die krachtens artikel 13 en 14 van de voormelde wet worden opgelegd, niet heeft nageleefd, vastgesteld op 1.500 euro.

Art.3. Met toepassing van artikel 15, tweede lid, van de wet van 5 september 2001, wordt de bijdrage, vermeld in artikel 2 van dit besluit, verhoogd met een bedrag van 300 euro om de administratieve en financiële lasten te dekken.

HOOFDSTUK III. - Procedure
Art.4. De werknemer die de voorwaarden, vermeld in artikel 13 van de wet van 5 september 2001 vervult, en die een geldige aanvraag heeft ingediend, maar geen outplacementbegeleiding heeft genoten als vermeld in CAO nr. 82, deelt aan de VDAB zijn wens mee om ten laste van de Vlaamse overheid outplacementbegeleiding te genieten. Die mededeling wordt op straffe van verval ingediend bij de VDAB binnen twaalf maanden vanaf het tijdstip waarop de werknemer de werkgever in gebreke heeft gesteld conform de procedure voor outplacementbegeleiding, vermeld in artikel 7 van CAO nr. 82. Als de werknemer intussen een betrekking heeft gevonden bij een nieuwe werkgever, maar die betrekking verliest binnen drie maanden na de indiensttreding, dan wordt de voormelde termijn van twaalf maanden geschorst voor de duur van die tewerkstelling.

Art.5. De werknemer bewijst dat hij aan de voorwaarden, vermeld in artikel 13 van de wet van 5 september 2001, voldoet om aan te tonen dat de werknemer in aanmerking komt om outplacementbegeleiding te volgen en voegt bij zijn mededeling het bewijs hiervan te weten :
  1° de werknemer is door zijn werkgever ontslagen op een andere grond dan een dringende reden;
  2° de werknemer heeft zijn werkgever op de hoogte gebracht van zijn wens om een outplacementbegeleiding te genieten of die eventueel te hervatten;
  3° op het ogenblik van het ontslag heeft de werknemer minstens één jaar ononderbroken dienstanciënniteit in de onderneming;
  4° de werknemer heeft een opzeggingstermijn van minder dan dertig weken;
  5° de werknemer was tewerkgesteld in een vestigingseenheid in het Vlaamse gewest. De werknemer legt, bijgevoegd bij zijn aanvraag zoals vermeld in artikel 4, de volgende stukken voor om aan te tonen dat hij voldoet aan de voorwaarden opgesomd in artikel 5, eerste lid :
  1° een kopie van de ontslagbrief die hij heeft ontvangen;
  2° het bewijs dat hij, binnen de termijn, vermeld in artikel 7 van CAO nr. 82, zijn werkgever op de hoogte heeft gebracht van zijn wens om gebruik te maken van zijn recht op outplacement en dat hij, als hem geen voorstel tot outplacementbegeleiding werd gedaan, zijn werkgever in gebreke heeft gesteld omdat die hem geen outplacementaanbod heeft voorgelegd.

Art.6. De VDAB gaat na of de werknemer voldoet aan de voorwaarden voor een outplacementbegeleiding. De VDAB vraagt binnen een maand vanaf de mededeling van de werknemer, vermeld in artikel 4, aan de werkgever om te rechtvaardigen waarom de werknemer geen outplacementbegeleiding heeft gekregen.
  Na de kennisgeving van de vraag, vermeld in het eerste lid, heeft de werkgever één maand de tijd om daarop te antwoorden.

Art.7. Als de werkgever geen afdoende rechtvaardiging aandraagt binnen de termijn, vermeld in artikel 6, tweede lid, bezorgt de VDAB het dossier, samen met de rechtvaardiging van de werkgever, aan het departement.
  Als de werkgever niet antwoordt binnen de termijn, vermeld in artikel 6, tweede lid, wordt hij verondersteld de verplichtingen, vermeld in artikel 13 en 14 van de wet van 5 september 2001, niet te hebben nageleefd. De VDAB bezorgt het dossier aan het departement.
  Het departement onderzoekt elk dossier, doet er uitspraak over en deelt zijn beslissing mee aan de werknemer, aan de werkgever en aan de VDAB, binnen één maand na de ontvangst van het dossier.

Art.8. Als het departement beslist dat de aanvraag van de werknemer gegrond is, biedt de VDAB een outplacementbegeleiding aan de werknemer.

HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art.9. Het koninklijk besluit van 23 januari 2003 tot uitvoering van de artikelen 15 en 17 van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers wordt opgeheven.

Art.10. Het decreet van 9 februari 2018 tot wijziging van de wet van 5 september 2001 tot verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers en van het Gerechtelijk Wetboek, wat betreft de het opleggen van sancties aan werkgevers die hun verplichtingen inzake de bijzondere regeling van outplacement voor werknemers van minstens 45 jaar oud niet naleven, treedt in werking op 1 januari 2019.

Art.11. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2019.

Art. 12. De Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.