Details





Titel:

20 NOVEMBER 2001. - Koninklijk besluit betreffende de basisopleidingen van de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten en houdende diverse overgangsbepalingen (NOTA : vorige artikelen 48 tot 60 werden opgeheven en vorige art. 61 tot 78 werden hernummerd als 48 tot 65 bij KB2007-12-20/63.) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-12-2001 en tekstbijwerking tot 19-07-2023)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen. <KB 2007-12-20/63, art. 1; Inwerkingtreding : 01-02-2007>
Art. 3-4
HOOFDSTUK III. - De kaderproef. <KB 2007-12-20/63, art. 1; Inwerkingtreding : 01-02-2007>
Art. 5-10
HOOFDSTUK IV. - De basisopleiding. <KB 2007-12-20/63, art. 1; Inwerkingtreding : 01-02-2007>
Afdeling 1. - De oproeping van de kandidaten. <KB 2007-12-20/63, art. 1; Inwerkingtreding : 01-02-2007>
Art. 11
Afdeling 2. - Gemeenschappelijke bepaling. <KB 2007-12-20/63, art. 1; Inwerkingtreding : 01-02-2007>
Art. 12
Afdeling 3. - De basisopleiding van het kader van agenten van politie. <KB 2007-12-20/63, art. 1; Inwerkingtreding : 01-02-2007>
Art. 13-15
Afdeling 4.
Art. 16-19
Afdeling 5. [1 - De basisopleiding van het niet-gespecialiseerd middenkader.]1
Onderafdeling 1.
Art. 20-22
Onderafdeling 2. - De opleidingscyclus. <KB 2007-12-20/63, art. 1; Inwerkingtreding : 01-02-2007>
Art. 23-25
Afdeling 6. - De basisopleiding van het officierskader. <KB 2007-12-20/63, art. 1; Inwerkingtreding : 01-02-2008, volgens artikel 13>
Onderafdeling 1. - De voorbereidende opleiding. <KB 2007-12-20/63, art. 1; Inwerkingtreding : 01-02-2008, volgens artikel 13>
Art. 26, 26/1, 26/2
Onderafdeling 2. - De opleidingscyclus. <KB 2007-12-20/63, art. 1; Inwerkingtreding : onbepaald>
Art. 27-29
HOOFDSTUK V. - Regels inzake de beoordeling, de examens en het slagen. <KB 2007-12-20/63, art. 1; Inwerkingtreding : 01-02-2007>
Afdeling 1. - De beoordeling. <KB 2007-12-20/63, art. 1; Inwerkingtreding : 01-02-2007>
Art. 30-32
Afdeling 2. - De mentor. <KB 2007-12-20/63, art. 1; Inwerkingtreding : 01-02-2007>
Art. 33-35
Afdeling 3. - Het eindexamen. <KB 2007-12-20/63, art. 1; Inwerkingtreding : 01-02-2007>
Art. 36-39
Afdeling 4. - Het slagen. <KB 2007-12-20/63, art. 1; Inwerkingtreding : 01-02-2007>
Art. 40-46
Afdeling 5. - Algemene bepaling. <KB 2007-12-20/63, art. 1; Inwerkingtreding : 01-02-2007>
Art. 47
HOOFDSTUK VI. - Overgangsbepalingen.
Afdeling 1. - Basisopleiding.
Art. 48-59
Afdeling 2. - Andere opleidingen.
Art. 60-61
HOOFDSTUK VII. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 26 maart 2001 tot uitvoering van de artikelen 13, 27, tweede en vijfde lid en 53 van de wet van 27 december 2000 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van de politiediensten en houdende diverse andere overgangsbepalingen.
Art. 62
HOOFDSTUK VIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten.
Art. 63
HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen.
Art. 64-78
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2001000144  2001000327 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied.
Artikel 1.<KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° " de wet " : de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten;
  2° " opleidingsmodules " : het geheel van opleidingsactiviteiten die als onderdelen van de basisopleiding worden georganiseerd :
  a) in een door de minister erkende politieschool of, bij uitzondering in een door hem opgerichte politieschool voor het kader van agenten van politie;
  b) in een door de minister erkende of door hem opgerichte politieschool voor [1 ...]1 [2 het niet-gespecialiseerd middenkader]2;
  c) in de door de minister opgerichte nationale school voor officieren voor het officierskader;
  3° " eindexamen " : het examen dat op het einde van de basisopleiding plaatsvindt en dat betrekking heeft op de volledige inhoud van de basisopleiding;
  4° " opleidingsstage " : het geheel van opleidingsactiviteiten die als onderdelen van de basisopleiding worden georganiseerd in een operationele politiedienst onder begeleiding van een mentor en onder toezicht van een politieschool;
  5° " algemene directie " : de algemene directie van de ondersteuning en het beheer, bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 14 november 2006 betreffende de organisatie en de bevoegdheden van de federale politie;
  6° " de minister " : de Minister van Binnenlandse Zaken;
  [2 7° "niet-gespecialiseerd middenkader": de (aspirant-) hoofdinspecteur van politie, met uitsluiting van de (aspirant-) hoofdinspecteur van politie met bijzondere specialisatie en de (aspirant-)hoofdinspecteur van politie met specialiteit politieassistent;]2
  ----------
  (1)<KB 2015-09-24/02, art. 44, 009; Inwerkingtreding : 01-10-2015. Zie ook art. 51>
  (2)<KB 2023-05-29/04, art. 27, 011; Inwerkingtreding : 01-03-2023>

Art.2.<KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten [1 met uitzondering van de aspirant-beveiligingsagent van politie, de aspirant-beveiligingsassistent van politie, de aspirant-inspecteur van politie, de aspirant-hoofdinspecteur van politie met bijzondere specialisatie en de aspirant-hoofdinspecteur van politie met specialiteit politieassistent]1.
  ----------
  (1)<KB 2023-05-29/04, art. 28, 011; Inwerkingtreding : 01-03-2023>

HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen.
Art.3.<KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> De finaliteit van de basisopleiding bestaat erin de aspirant de professionele basiscompetenties bij te brengen zodat hij in staat is :
  1° het geheel van taken van bestuurlijke en gerechtelijke politie verbonden aan de uitoefening van het politieambt binnen het kader waartoe de opleiding toegang geeft te vervullen, alsook het geheel van de taken die voortvloeien uit zijn bevoegdheid binnen de politiediensten op zich te nemen;
  2° een loopbaan aan te vangen in eender welke niet-gespecialiseerde betrekking binnen het kader waartoe hij wenst toe te treden.

Art.4. <KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> Overeenkomstig artikel 123 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, vertoont de aspirant, op het einde van de basisopleiding, een competentieprofiel dat hem in staat stelt, op zijn verantwoordelijkheidsniveau, rekening houdende met de behoeften en de verwachtingen van de bevolking en de overheden en vanuit de aanpak van gemeenschapsgerichte politiezorg, de situaties te identificeren waarmee hij geconfronteerd wordt, een aangepast antwoord te vinden voor de problemen die zich stellen en deze oplossingen binnen het raamwerk van de bestaande en toekomstige wetten, besluiten en reglementen, in werking te stellen.
  De minister bepaalt het competentieprofiel waaraan de leden van de verschillende kaders moeten voldoen op het einde van de basisopleiding.

HOOFDSTUK III. - De kaderproef.
Art.5.<KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> De [2 in artikel 41 van de wet]2 bedoelde proef omvat een kaderproef.
  De kaderproef is een [1 schriftelijke of geïnformatiseerde maturiteitsproef]1 die ertoe strekt de intellectuele en professionele kennis van de kandidaat die niet voldoet aan de diplomavereiste voor de toetreding tot [2 ...]2 het officierskader, te beoordelen met het oog op een eventuele latere toetreding tot dit kader.
  ----------
  (1)<KB 2009-06-07/13, art. 65, 008; Inwerkingtreding : 06-07-2009>
  (2)<KB 2015-09-24/02, art. 45, 009; Inwerkingtreding : 01-10-2015. Zie ook art. 51>

Art.6.
  <Opgeheven bij KB 2023-06-29/01, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 19-07-2023>

Art.7.<KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> [1 De directie van de rekrutering en van de selectie]1 organiseert in functie van de behoeften, ten minste jaarlijks een kaderproef [2 ...]2 voor de toetreding tot het officierskader.
  Ten minste een maand vóór de organisatie van de kaderproef doet [1 de directie van de rekrutering en van de selectie]1 een oproep tot kandidaatstelling voor de kaderproef met vermelding van de uiterste datum van indiening van de kandidaatstellingen.
  ----------
  (1)<KB 2009-06-07/13, art. 66, 008; Inwerkingtreding : 06-07-2009>
  (2)<KB 2015-09-24/02, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 01-10-2015. Zie ook art. 51>

Art.8.<KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> Om te slagen moet de kandidaat minimum 50 % halen.
  [1 De directeur van de directie van de rekrutering en van de selectie beslist over het al dan niet slagen.]1
  ----------
  (1)<KB 2009-06-07/13, art. 67, 008; Inwerkingtreding : 06-07-2009>

Art.9.<KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> [1 De directie van de rekrutering en van de selectie]1 licht de kandidaat schriftelijk in over zijn resultaat.
  [1 lid 2 opgeheven]1
  ----------
  (1)<KB 2009-06-07/13, art. 68, 008; Inwerkingtreding : 06-07-2009>

Art.10. <KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> De nadere regels betreffende de organisatie van de kaderproef maken het voorwerp uit van een examenreglement, opgesteld door de minister of de door hem aangewezen dienst.

HOOFDSTUK IV. - De basisopleiding.
Afdeling 1. - De oproeping van de kandidaten.
Art.11. <KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> Afhankelijk van de beschikbare betrekkingen, het taalregime waartoe de kandidaten behoren en de beschikbaarheid in de politiescholen bepaald overeenkomstig de afspraken in de beheerscontracten, roept de algemene directie de kandidaten op voor het begin van de basisopleiding op de dag en de plaats die zij bepaalt.
  Wat de plaats van de opleiding betreft, wordt in de mate van het mogelijke rekening gehouden met de door de kandidaat uitgedrukte voorkeur. De kandidaat kan deze voorkeur echter niet als een absoluut recht laten gelden.

Afdeling 2. - Gemeenschappelijke bepaling.
Art.12. <KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> De opleiding tweede taal van de basisopleidingen bereidt de aspirant voor op het examen van de tweede taal, georganiseerd door SELOR, dat overeenstemt met het niveau van het diploma van de betrokken basisopleiding.

Afdeling 3. - De basisopleiding van het kader van agenten van politie.
Art.13.<KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> De basisopleiding van het kader van agenten van politie omvat de volgende theoretische en praktische opleidingsactiviteiten :
  1° opleidingsmodules met een gezamenlijke duurtijd van minimum [1 578 uur]1;
  2° opleidingsstages van minimum twee weken.
  ----------
  (1)<KB 2016-09-28/04, art. 5, 010; Inwerkingtreding : 22-08-2016>

Art.14. <KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> De basisopleiding van het kader van agenten van politie omvat ten minste de volgende modules :
  a) de plaats en de rol van de aspirant in een politieschool;
  b) de plaats, de functie en de rol van de politie in onze samenleving;
  c) de plaats en de rol van de kaders in de geïntegreerde politie;
  d) de gemeenschapsgerichte politiezorg;
  e) technische basiscompetenties;
  f) initiatie in de primaire politionele processen;
  g) de aanpak van courante fenomenen;
  h) actualiteitsfenomenen;
  i) fysieke en mentale training;
  j) geweldbeheersing;
  k) eerste en tweede taal.

Art.15. <KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> De opleidingsstages omvatten ten minste :
  1° een gewenningsstage;
  2° een opleidingsstage in operationele situaties.

Afdeling 4.   
Art.16.
  <Opgeheven bij KB 2015-09-24/02, art. 48, 009; Inwerkingtreding : 01-10-2015. Zie ook art. 51>

Art.17.
  <Opgeheven bij KB 2015-09-24/02, art. 48, 009; Inwerkingtreding : 01-10-2015. Zie ook art. 51>

Art.18.
  <Opgeheven bij KB 2015-09-24/02, art. 48, 009; Inwerkingtreding : 01-10-2015. Zie ook art. 51>

Art.19.
  <Opgeheven bij KB 2015-09-24/02, art. 48, 009; Inwerkingtreding : 01-10-2015. Zie ook art. 51>

Afdeling 5. [1 - De basisopleiding van het niet-gespecialiseerd middenkader.]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1.   
Art.20.
  <Opgeheven bij KB 2023-05-29/04, art. 30, 011; Inwerkingtreding : 01-03-2023>

Art.21.
  <Opgeheven bij KB 2023-05-29/04, art. 30, 011; Inwerkingtreding : 01-03-2023>

Art.22.
  <Opgeheven bij KB 2023-05-29/04, art. 30, 011; Inwerkingtreding : 01-03-2023>

Onderafdeling 2. - De opleidingscyclus.
Art.23.<KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> De basisopleiding van [1 het niet-gespecialiseerd middenkader]1 omvat de volgende theoretische en praktische opleidingsactiviteiten :
  1° opleidingsmodules met een gezamenlijke duurtijd van minimum 750 uur;
  2° opleidingsstages met een gezamenlijke duurtijd van minimum vier weken.
  ----------
  (1)<KB 2023-05-29/04, art. 31, 011; Inwerkingtreding : 01-03-2023>

Art.24.<KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> De basisopleiding van [1 het niet-gespecialiseerd middenkader]1 omvat ten minste de volgende modules :
  a) de plaats, de functie en de rol van de politiediensten in onze samenleving;
  b) de plaats, de functie en de rol van de kaders in de geïntegreerde politie;
  c) basiscompetenties van de hoofdinspecteur van politie;
  d) verwerving van basiscompetenties inzake management en beheer van human resources;
  e) leiding van een team in een operationeel leidinggevende rol;
  f) handhaving en herstel van de openbare orde;
  g) bijzondere bestuurlijke politie;
  h) verkeer en wegverkeer;
  i) courante opdrachten;
  j) specifieke situaties;
  k) actualiteitsfenomenen;
  l) fysieke en mentale training;
  m) geweldbeheersing;
  n) tweede taal.
  ----------
  (1)<KB 2023-05-29/04, art. 31, 011; Inwerkingtreding : 01-03-2023>

Art.25. <KB 2007-12-20/63, art. 24, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> De opleidingsstages omvatten ten minste :
  1° een opleidingsstage in management en leadership;
  2° een opleidingsstage in operationele situaties.

Afdeling 6. - De basisopleiding van het officierskader.
Onderafdeling 1. - De voorbereidende opleiding.
Art.26.<KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2008, volgens artikel 13> Voorafgaand aan hun toelating tot de basisopleiding van het officierskader dienen de kandidaten bedoeld in artikel 18 van de wet te slagen voor een voorbereidende opleiding.
  [1 De personeelsleden van het gespecialiseerd middenkader dienen, voorafgaand aan hun toelating tot de basisopleiding van het officierskader, te slagen voor een voorbereidende opleiding.]1
  De personeelsleden van het basiskader en van [1 het niet-gespecialiseerd middenkader]1 die extern worden aangeworven voor het officierskader overeenkomstig Hoofdstuk III van Titel II van de wet, zijn vrijgesteld van de in het eerste lid bedoelde voorbereidende opleiding.
  ----------
  (1)<KB 2023-05-29/04, art. 32, 011; Inwerkingtreding : 01-03-2023>

Art.26/1. [1 De voorbereidende opleiding bedoeld in artikel 26 beoogt de integratie in het politioneel midden en de verwerving van politionele basiscompetenties. Ze omvat:
   1° opleidingsmodules met een gezamenlijke duurtijd van minimum 550 uur;
   2° opleidingsstages van minimum vier maanden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2023-05-29/04, art. 33, 011; Inwerkingtreding : 01-03-2023>


Art.26/2. [1 Deze voorbereidende opleiding omvat ten minste de volgende modules:
   a) de plaats en de rol van de aspirant in een politieschool;
   b) de plaats, de functie en de rol van de politie in onze samenleving;
   c) de plaats, de functie en de rol van de kaders in de geïntegreerde politie;
   d) technische basiscompetenties;
   e) initiatie in primaire politionele processen;
   f) openbare orde en algemene politieoperaties;
   g) de gemeenschapsgerichte politiezorg;
   h) de aanpak van courante fenomenen;
   i) de aanpak van specifieke situaties;
   j) actualiteitsfenomenen;
   k) fysieke en mentale training;
   l) geweldbeheersing;
   m) tweede taal.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2023-05-29/04, art. 33, 011; Inwerkingtreding : 01-03-2023>


Onderafdeling 2. - De opleidingscyclus.
Art.27. <KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2008, volgens artikel 13> De basisopleiding van het officierskader omvat de volgende theoretische en praktische opleidingsactiviteiten :
  1° opleidingsmodules met een gezamenlijke duurtijd van minimum 1 100 uur;
  2° opleidingsstages met een gezamenlijke duurtijd van minimum zes weken.

Art.28. <KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2008, volgens artikel 13> De basisopleiding van het officierskader omvat ten minste de volgende modules :
  a) integratie in de nationale school voor officieren;
  b) management van medewerkers en middelen;
  c) toegepast management;
  d) algemeen referentiekader voor de uitoefening van de opdrachten en bevoegdheden van de commissaris van politie inzake bestuurlijke politie;
  e) operationele politionele basiscompetenties van een commissaris van politie inzake bestuurlijke politie;
  f) beleidsondersteunende politionele competenties van een commissaris van politie inzake bestuurlijke politie;
  g) algemeen referentiekader voor de uitoefening van de opdrachten en bevoegdheden van de commissaris van politie inzake gerechtelijke politie;
  h) operationele politionele basiscompetenties van een commissaris van politie inzake gerechtelijke politie;
  i) beleidsondersteunende politionele competenties van een commissaris van politie inzake gerechtelijke politie;
  j) gemeenschapsgerichte politiezorg;
  k) actualiteitsfenomenen;
  l) fysieke en mentale training;
  m) geweldbeheersing;
  n) tweede taal.

Art.29. <KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> De opleidingsstages omvatten :
  1° een participerende observatiestage in bestuurlijke politie;
  2° een participerende observatiestage in gerechtelijke politie;
  3° een opleidingsstage in operationele situaties.

HOOFDSTUK V. - Regels inzake de beoordeling, de examens en het slagen.
Afdeling 1. - De beoordeling.
Art.30. <KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> De aspiranten worden beoordeeld over hun professioneel functioneren, opleidingsstages inbegrepen, en de opleidingsmodules.

Art.31.<KB 2007-12-20/63, art. 1; Inwerkingtreding : 01-02-2007> § 1. De beoordeling van het professioneel functioneren geschiedt op het ogenblik van het afleggen van het eindexamen, en dit na een evaluatiegesprek waarvan een verslag wordt opgesteld en waarbij een syndicaal afgevaardigde aanwezig mag zijn. Dit verslag bevat :
  a) de beoordeling voor de volgende domeinen :
  1° de persoonlijkheidskenmerken;
  2° de professionele bekwaamheden;
  3° de prestaties;
  4° het potentieel;
  5° uitsluitend voor de basisopleiding van [1 het niet-gespecialiseerd middenkader]1 en het officierskader, de managementvaardigheden;
  b) een overzicht van de sterke en zwakke punten van de aspirant;
  c) de eindbeoordeling voor het professioneel functioneren met de vermelding " goed ", " bevredigend " of " onvoldoende ".
  § 2. De toekenning van de beoordeling bedoeld in § 1, a), geschiedt aan de hand van de evaluatie-indicatoren vermeld in de bijlage bij dit besluit.
  Bij de toekenning van die beoordeling wordt rekening gehouden met de verslagen opgesteld naar aanleiding van functioneringsgesprekken waarin ondermeer rekening wordt gehouden met de formulieren voor zelfevaluatie ingevuld door de aspirant en de in artikel 35 bedoelde beoordelingen van de stage.
  Voor ieder domein bedoeld in § 1, a), wordt een vermelding " goed ", " bevredigend " of " onvoldoende " toegekend.
  ----------
  (1)<KB 2023-05-29/04, art. 34, 011; Inwerkingtreding : 01-03-2023>

Art.32. <KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> § 1. Met uitzondering van de opleidingsmodule " eerste en tweede taal ", worden de aspiranten voor alle opleidingsmodules beoordeeld door de toekenning van cijfers voor het dagelijks werk en voor het eindexamen.
  § 2. Met uitzondering van de opleidingsmodules " fysieke en mentale training " en " geweldbeheersing " wordt het dagelijks werk voor de opleidingsmodules per opleidingsmodule ten minste éénmaal beoordeeld.
  Het dagelijks werk voor de opleidingsmodules " fysieke en mentale training " en " geweldbeheersing " wordt ten minste tweemaal beoordeeld, gelijkmatig verspreid over de volledige duur van de basisopleiding.
  Op het ogenblik van het afleggen van het eindexamen wordt de beoordeling van het dagelijks werk opgenomen in een verslag over het dagelijks werk. Dit verslag omvat :
  1° de cijfers voor dagelijks werk voor de opleidingsmodules;
  2° een overzicht van de sterke en zwakke punten van de aspirant;
  3° een globaal puntencijfer respectievelijk voor :
  a) het dagelijks werk voor de in de § 2, eerste lid, bedoelde opleidingsmodules;
  b) het dagelijks werk voor de opleidingsmodule " fysieke en mentale training ";
  c) het dagelijks werk voor de opleidingsmodule " geweldbeheersing. "

Afdeling 2. - De mentor.
Art.33. <KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> Voor zover alle voorziene stages plaatsvinden in dezelfde operationele dienst en onafgezien van bijzondere omstandigheden, begeleidt eenzelfde mentor de aspirant gedurende de diverse opleidingsstages die deel uitmaken van eenzelfde basisopleiding.

Art.34. <KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> De mentor begeleidt de aspirant individueel bij de realisatie van de volgende doelstellingen :
  1° het bereiken van de algemene en concrete doelstellingen van de opleidingsstage bepaald door het opleidingsprogramma;
  2° de uitvoering van de sleutelactiviteiten bepaald door het opleidingsprogramma.
  In het raam van het opvolgen van de aspirant informeert hij de stagecoördinator van de politieschool over de realisatie van de in het eerste lid bedoelde doelstellingen.

Art.35. <KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> Op het einde van de opleidingsstage stelt de mentor een beoordeling op over het professioneel functioneren van de aspirant.
  De aspirant houdt een stagewerkboek bij met de door hem uitgevoerde activiteiten. De mentor viseert dit regelmatig en voegt er zijn opmerkingen aan toe. De stagiair voegt er zijn eventuele repliek aan toe.
  De algemene directie bepaalt het model van het stagewerkboek.
  Op het einde van zijn stage beoordeelt de stagiair zijn opleidingsstage aan de hand van een evaluatieformulier waarvan het model door de algemene directie wordt bepaald.

Afdeling 3. - Het eindexamen.
Art.36. <KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> Het eindexamen wordt georganiseerd na de opleidingsstages, met uitzondering van het functioneel parcours dat kan georganiseerd worden vóór de opleidingsstages.

Art.37. <KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> Het eindexamen omvat :
  1° een schriftelijke proef met een reeks vragen over de inhoud van alle opleidingsmodules en een gevallenstudie, ten belope van 35 %;
  2° een mondelinge proef met een presentatie door de aspirant van een persoonlijk werk, een bespreking van de door de mentor opgestelde verslagen, een bespreking van de door de aspirant opgestelde formulieren zelfevaluatie en, in voorkomend geval, een mondelinge verdediging van één of meerdere gedeelten van de schriftelijke proef;
  3° een praktische proef met een rollenspel en een functioneel parcours.
  Het eindexamen bestaat uit twee zittijden die gescheiden zijn door minimum 15 en maximum 20 werkdagen. Deelneming aan de eerste zittijd is verplicht.

Art.38.<KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> De mondelinge proef van het eindexamen wordt afgelegd voor een commissie opgericht in de betrokken politieschool.
  [1 De directeur van de betrokken politieschool wijst de leden van de examencommissie aan, die de volgende leden omvat:
   1° een officier van politie, voorzitter;
   2° één opleider;
   3° twee lesgevers.]1
  [1 ...]1
  De politieleden van de examencommissie moeten bekleed zijn met een graad hoger of gelijk aan de graad waarvoor de aspiranten de basisopleiding volgen.
  De voorzitter van de examencommissie kan zich bij de beoordeling van de schriftelijke proef laten bijstaan door correctoren en bij de beoordeling van de praktische proeven door examinatoren, die gekozen worden onder de opleiders, docenten en praktijkmonitoren die de betrokken opleiding hebben verstrekt.
  In geval van staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
  De minister kan, om gegronde redenen, de overeenkomstig het tweede lid, aangewezen personeelsleden wraken.
  In voorkomend geval wijst de directeur van de betrokken politieschool een plaatsvervanger aan.
  ----------
  (1)<KB 2023-05-29/04, art. 35, 011; Inwerkingtreding : 01-03-2023>

Art.39. <KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> De examencommissie kent een puntencijfer toe voor het eindexamen.

Afdeling 4. - Het slagen.
Art.40. <KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> In de loop van de basisopleiding kan de directeur van de betrokken politieschool, ten vroegste na de eerste opleidingsstage, bij de directeur-generaal van de algemene directie een gemotiveerd voorstel tot definitieve afwijzing van de aspirant indienen op basis van een verslag over het professioneel functioneren en over het dagelijks werk van de aspirant.

Art.41. <KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> § 1. Om te slagen op het einde van de basisopleiding moet de aspirant geschikt worden bevonden door de in artikel 42, eerste lid, bedoelde jury en moet hij ten minste de volgende resultaten behalen :
  1° een eindbeoordeling hebben met de vermelding " goed " of " bevredigend " voor het professioneel functioneren evenals, voor de aspirant-hoofdinspecteur en de aspirant-officier, een partiële beoordeling met de vermelding " goed " of " bevredigend " voor de managementvaardigheden;
  2° 60 % voor het totale puntencijfer voor het eindexamen en telkens 50 % op elk van de drie proeven;
  3° 60 % voor het algemeen beoordelingscijfer, bestaande uit de som van de puntencijfers voor dagelijks werk en het eindexamen.
  § 2. Voor het bepalen van het totale puntencijfer voor het eindexamen komen in aanmerking :
  1° het puntencijfer voor de schriftelijke proef van het eindexamen ten belope van 35 %;
  2° het puntencijfer voor de mondelinge proef van het eindexamen ten belope van 30 %;
  3° het puntencijfer voor de praktische proef van het eindexamen ten belope van 35 %, te weten 25 % voor het rollenspel en 10 % voor het functioneel parcours.
  § 3. Voor het bepalen van het algemeen beoordelingscijfer komen in aanmerking :
  1° het globaal puntencijfer voor dagelijks werk voor de opleidingsmodules, met uitzondering van de modules " fysieke en mentale training " en " geweldbeheersing ", op het ogenblik van het afleggen van het eindexamen ten belope van 25 %;
  2° het globaal puntencijfer voor dagelijks werk voor de module " fysieke en mentale training " op het ogenblik van het afleggen van het eindexamen ten belope van 10 %;
  3° het globaal puntencijfer voor dagelijks werk voor de module " geweldbeheersing " op het ogenblik van het afleggen van het eindexamen ten belope van 10 %;
  4° het puntencijfer voor het eindexamen ten belope van 55 %.

Art.42.<KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> De in artikel 142sexies van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, bedoelde jury is als volgt samengesteld :
  1° de directeur van de betrokken politieschool of zijn vertegenwoordiger, voorzitter;
  2° de voorzitter van de examencommissie;
  3° twee personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten, waarvan geen van beiden verbonden is met de betrokken opleidingscyclus en waarvan de ene tot de lokale politie en de andere tot de federale politie behoort;
  4° twee leden van het onderwijzend personeel verbonden aan de betrokken politieschool;
  5° een lid van de pedagogische cel van de politieschool.
  [1 De directeur van de betrokken politieschool wijst de in het eerste lid, 3°, bedoelde personeelsleden van de politiediensten aan, alsmede de in het eerste lid, 4°, bedoelde leden van het onderwijzend personeel.]1
  [1 ...]1
  De leden van de jury bedoeld in het eerste lid, 3°, moeten bekleed zijn met een graad hoger of gelijk aan de graad waarvoor de aspiranten de basisopleiding volgen.
  De minister kan, om gegronde redenen, de overeenkomstig het tweede lid aangewezen personeelsleden wraken.
  In voorkomend geval wijst de directeur van de betrokken politieschool een plaatsvervanger aan.
  ----------
  (1)<KB 2023-05-29/04, art. 36, 011; Inwerkingtreding : 01-03-2023>

Art.43. <KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> De jury verstrekt op het einde van de opleiding een gemotiveerd advies met betrekking tot de in artikel IV.II.44, 3° en 4°, RPPol bedoelde mogelijkheden, onder meer op basis van :
  1° het verslag over het professioneel functioneren op het ogenblik van het afleggen van het eindexamen;
  2° het verslag over het dagelijks werk op het ogenblik van het afleggen van het eindexamen en van het puntencijfer voor het eindexamen;
  3° het in artikel 41, § 3, bedoelde algemeen beoordelingscijfer.

Art.44. <KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> De voorzitter van de jury stelt het advies op met, in voorkomend geval, de specificering van de verschillende meningen van de juryleden.

Art.45. <KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> Mag een aspirant het geheel of een gedeelte van de basisopleiding overdoen, dan heeft hij slechts recht op één enkele zittijd.

Art.46. <KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> Voor zover hij op het ogenblik van zijn verzoek aan de in artikel 12, eerste lid, 3°, van de wet, bedoelde voorwaarde voldoet, kan de aspirant-inspecteur die definitief is afgewezen voor de basisopleiding maar wel is geslaagd voor het eerste deel ervan bedoeld in artikel 16, eerste lid, 1°, bij de directeur-generaal van de algemene directie een verzoek indienen om benoemd te worden in het kader van de agenten van politie bij de federale politie.
  Indien de definitieve afwijzing het gevolg is van de procedure bedoeld in artikel 40, dan vraagt de directeur-generaal van de algemene directie een bijkomend advies aan de directeur van de betrokken politieschool.

Afdeling 5. - Algemene bepaling.
Art.47.<KB 2007-12-20/63, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-02-2007> Het algemeen studiereglement bedoeld in artikel IV.II.42 RPPol bepaalt de nadere regels betreffende :
  1° de functioneringsgesprekken, de zelfevaluatie en de evaluatiegesprekken;
  2° [1 de beoordeling van het professioneel functioneren, de opleidingsmodules en de opleidingsstages. De directeur van de directie van de opleiding bepaalt, bij de aanvang van elk jaar, het aantal lesuren per opleidingsmodule;]1
  3° de organisatie van het eindexamen;
  4° de werking van de examencommissies en de jury's;
  5° de adviesverstrekking door de jury's;
  6° de verwijdering van een aspirant vóór het einde van de opleiding.
  ----------
  (1)<KB 2009-06-07/13, art. 69, 008; Inwerkingtreding : 06-07-2009>

HOOFDSTUK VI. - Overgangsbepalingen.
Afdeling 1. - Basisopleiding.
Art.48. <KB 2007-12-20/63, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007. Inhoud van vorig art. 61> De hulpagenten van de gemeentepolitie die bij toepassing van artikel 12.II.12 RPPol, worden opgenomen in het kader van de hulpagenten, worden geacht te hebben voldaan aan de basisopleiding vereist voor de toegang tot dit kader.

Art.49. <KB 2007-12-20/63, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007. Inhoud van vorig art. 62> Met uitzondering van de aspiranten, worden de leden van de gemeentepolitie, de gerechtelijke politie bij de parketten of de rijkswacht die, bij toepassing van de artikelen XII.II.15, XII.II.25 en XII.II.31 RPPol, worden opgenomen in, hetzij het basiskader, hetzij het officierskader, geacht te hebben voldaan aan de basisopleiding vereist voor de toegang tot het respectieve kader.

Art.50. <KB 2007-12-20/63, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007. Inhoud van vorig artikel 63> Onverminderd het tweede lid worden de personeelsleden bedoeld in tabel C, derde kolom, punt 3.9 tot en met 3.29 van de bijlage 11 van het RPPol die, bij toepassing van artikel 12.II.18 RPol, worden opgenomen in het middenkader, alsmede de personeelsleden bedoeld in artikel 12.VII.9, vierde lid, RPPol, geacht te hebben voldaan aan de basisopleiding vereist voor de toegang tot het middenkader.
  De personeelsleden bedoeld in tabel C, derde kolom, punt 3.7 tot en met 3.8 van de bijlage 11 van het RPPol die met succes de in artikel 12.VII.9 RPPol bedoelde opleiding hebben gevolgd, worden eveneens geacht te hebben voldaan aan de basisopleiding vereist voor de toegang tot het middenkader.
  De in artikel 12.VII.9 RPPol bedoelde opleiding omvat de (in artikel 24 bedoelde opleidingsmodules d, e, i en j) van de basisopleiding van het middenkader of slechts de modules (i en j) voor hen die reeds volledig de vorming genoten hebben bedoeld in artikel 2, 1°, C, van het koninklijk besluit van 13 juli 1989 betreffende de opleiding en de bevordering tot de graad van inspecteur van politie. <KB 2007-12-20/63, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007>

Art.51. <KB 2007-12-20/63, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007. Inhoud van vorig art. 64> De aspirant-hulpagent van politie die deelneemt aan een opleiding die een aanvang nam vóór de inwerkingtreding van dit besluit en die na de inwerkingtreding ervan, op grond van de bepalingen van kracht vóór de datum van inwerkingtreding ervan, hetzij zijn opleiding mag overdoen, hetzij uitstel heeft verkregen om de opleiding te voltooien of de examens of herexamens af te leggen, is onderworpen aan de bepalingen van dit besluit.

Art.52. <KB 2007-12-20/63, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007. Inhoud van vorig art. 65> De aspiranten die deelnemen aan :
  1° hetzij, de opleidingscyclus van kandidaat- wachtmeester bedoeld in het koninklijk besluit van 9 april 1979 betreffende de werving en de vorming van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht;
  2° hetzij, de basisopleiding bedoeld in het koninklijk besluit van 11 oktober 1997 betreffende de basisopleiding van de gemeentepolitie;
  3° hetzij, de opleidingscyclus van keuronderofficier bij de rijkswacht bedoeld in het koninklijk besluit van 9 april 1979 betreffende de werving en de vorming van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht;
  4° hetzij, de opleiding van inspecteur van politie bedoeld in het koninklijk besluit van 13 juli 1989 betreffende de opleiding en de bevordering tot de graad van inspecteur van politie, hetzij de opleiding welke toegang geeft tot het brevet van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur de Konings, bedoeld in het koninklijk besluit van 13 juli 1989 betreffende het brevet van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, uitgereikt aan sommige leden van de gemeentepolitie;
  5° hetzij, de opleidingen bedoeld in artikel 8, 1° en 2°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 betreffende de werving van de gerechtelijke officieren en agenten bij de parketten;
  6° hetzij, een opleidingscyclus van officier bij de rijkswacht bedoeld in het koninklijk besluit van 9 april 1979 betreffende de werving en de vorming van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht;
  7° hetzij, de opleiding van officier bedoeld in het koninklijk besluit van 25 juni 1991 houdende de algemene bepalingen betreffende de opleiding van de officieren van de gemeentepolitie, de voorwaarden tot benoeming in de graden van officier van de gemeentepolitie en de voorwaarden tot aanwerving en benoeming, in de graad van aspirant-officier van de gemeentepolitie;
  8° hetzij, de opleiding van de gerechtelijke officieren bedoeld in het koninklijk besluit van 25 november 1991 betreffende de werving van de gerechtelijke officieren en agenten bij de parketten;
  die een aanvang nam vóór de inwerkingtreding van dit besluit en die na de inwerkingtreding ervan op grond van de bepalingen van kracht vóór de inwerkingtreding ervan :
  1° ofwel, hun opleiding geheel of gedeeltelijk mogen overdoen;
  2° ofwel, uitstel hebben verkregen om hetzij hun opleiding te voltooien, hetzij de examens of herexamens af te leggen;
  worden onderworpen aan de regels van dit besluit.

Art.53. <KB 2007-12-20/63, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007. Inhoud van vorig art. 66> De personeelsleden van het operationeel kader die houder zijn van het getuigschrift van inspecteur van politie bedoeld in het koninklijk besluit van 13 juli 1989 betreffende de opleiding en de bevordering tot de graden van inspecteur en hoofdinspecteur van politie, zijn, voor de bevordering door overgang naar het middenkader, vrijgesteld van de opleidingsmodules (a, b, c, d, e, f, g, h, l, m en n bedoeld in artikel 24). <KB 2007-12-20/63, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007>

Art.54. <KB 2007-12-20/63, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007. Inhoud van vorig art. 67> De personeelsleden van het operationeel kader die houder zijn van het brevet van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 13 juli 1989 betreffende het brevet van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, uitgereikt aan sommige leden van de gemeentepolitie, zijn, voor de bevordering door overgang naar het middenkader, vrijgesteld van de opleidingsmodules (a, b, c, i, j, l, m en n bedoeld in artikel 24). <KB 2007-12-20/63, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007>
  De in het eerste lid bedoelde vrijstellingen gelden ook voor de personeelsleden die laureaat zijn van de opleidingscyclus bedoeld in artikel 2, 1°, van het koninklijk besluit van 13 juli 1989 betreffende het brevet van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, uitgereikt aan sommige leden van de gemeentepolitie.

Art.55. <KB 2007-12-20/63, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007. Inhoud van vorig art. 68> De personeelsleden van het operationeel kader die houder zijn van het brevet van officier van de gemeentepolitie bedoeld in het koninklijk besluit van 12 april 1965 betreffende het brevet van kandidaat-commissaris en adjunct-commissaris van politie of in artikel 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 25 juni 1991 houdende de algemene bepalingen betreffende de opleiding van de officieren van de gemeentepolitie, de voorwaarden tot benoeming in de graden van officier van de gemeentepolitie en de voorwaarden tot aanwerving en benoeming in de graad van aspirant-officier van de gemeentepolitie, zijn, voor de bevordering door overgang naar het middenkader, vrijgesteld van de in (artikel 23), 1°, bedoelde opleidingsmodules en bijkomende examens alsmede van de in (artikel 23), 2°, bedoelde opleidingsstages. <KB 2007-12-20/63, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007>

Art.56. <KB 2007-12-20/63, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007. Inhoud van vorig art. 69> Worden, voor de bevordering door overgang naar het officierskader, vrijgesteld van de opleidingsmodules bedoeld in artikel 34, 1°, en bijkomende examens alsmede van de in (artikel 27), 2°, bedoelde opleidingsstages, de leden van het operationeel kader die : <KB 2007-12-20/63, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007>
  1° de loonschaal M7bis, M7, M6 of M5.2 genieten;
  2° houder zijn van het brevet van officier van de gemeentepolitie bedoeld in het koninklijk besluit van 12 april 1965 betreffende het brevet van kandidaat-commissaris en adjunct-commissaris van politie of in artikel 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 25 juni 1991 houdende de algemene bepalingen betreffende de opleiding van de officieren van gemeentepolitie, de voorwaarden tot benoeming in de graden van officier van de gemeentepolitie en de voorwaarden tot aanwerving en benoeming in de graad van aspirant-officier van de gemeentepolitie;
  3° houder zijn van het brevet van hoofdonderofficier bedoeld in artikel 28, § 1, van het koninklijk besluit van 1 april 1996 betreffende de bevordering tot de graad van adjudant bij de rijkswacht;
  De in het eerste lid bedoelde vrijstellingen gelden eveneens, onder de voorwaarden van hetzelfde lid, voor de personeelsleden van het operationeel kader die het voorwerp uitmaken van een externe aanwerving zoals bedoeld in artikel IV.I.1 RPPol.

Art.57. <KB 2007-12-20/63, art. 9, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007. Inhoud van vorig art. 70> De personeelsleden die de in de artikelen (53 en 54) bedoelde vrijstellingen, genieten, zijn enkel onderworpen aan de bepalingen van hoofdstuk V van dit besluit voor wat betreft de opleidingsmodules en opleidingsstages waarvoor zij geen vrijstelling genieten. <KB 2007-12-20/63, art. 9, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007>

Art.58. <KB 2007-12-20/63, art. 10, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007. Inhoud van vorig art. 71> De in artikel (53 tot en met 56) bedoelde vrijstellingen gelden gedurende twaalf jaren na de inwerkingtreding van het RPPol. <KB 2007-12-20/63, art. 10, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007>

Art.59. <KB 2007-12-20/63, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007. Inhoud van vorig art. 72> De personeelsleden die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, de voorbereidende cyclus, bedoeld in artikel 22, eerste lid, 1°, van het koninklijk besluit van 9 april 1979 betreffende de werving en vorming van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht volgen, volbrengen die cyclus overeenkomstig de regels van kracht vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit. Voor de navolgende beroepscyclus bedoeld in artikel 22, eerste lid, 2°, van het voormeld besluit van 9 april 1979, worden zij evenwel onderworpen aan de artikelen 34 tot en met 38 van dit besluit.

Afdeling 2. - Andere opleidingen.
Art.60. <KB 2007-12-20/63, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007. Inhoud van vorig art. 73> De personeelsleden die vóór de inwerkingtreding van het door Ons bepaald besluit inzake de voortgezette opleiding, in aanmerking komen voor de overgang naar een hogere loonschaal in het raam van de baremische loopbaan bedoeld in de artikelen VII.II.21, VII.II.22, VII.II.23 of VII.II.24 RPPol, worden geacht te voldoen aan de gestelde voorwaarden inzake de voortgezette opleiding.

Art.61. <KB 2007-12-20/63, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007. Inhoud van vorig art. 74> De in artikel 12.VII.9, eerste lid, RPPol bedoelde opleiding is vooralsnog de opleiding bedoeld in artikel 2, 1°, van het koninklijk besluit van 13 juli 1989 betreffende het brevet van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, uitgereikt aan sommige leden van de gemeentepolitie.

HOOFDSTUK VII. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 26 maart 2001 tot uitvoering van de artikelen 13, 27, tweede en vijfde lid en 53 van de wet van 27 december 2000 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van de politiediensten en houdende diverse andere overgangsbepalingen.
Art.62. <KB 2007-12-20/63, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007. Inhoud van vorig art. 75> In de artikelen 3, 10 tot en met 19 van het koninklijk besluit van 26 maart 2001 tot uitvoering van de artikelen 13, 27, tweede en vijfde lid en 53 van de wet van 27 december 2000 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van de politiediensten en houdende diverse andere overgangsbepalingen, worden de woorden "vóór 1 april 2001" vervangen door de woorden "vóór 1 juni 2001".

HOOFDSTUK VIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten.
Art.63. <KB 2007-12-20/63, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007. Inhoud van vorig art. 76> In artikel 4.II.44 RPPol worden 1° en 2° opgeheven.

HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen.
Art.64. <KB 2007-12-20/63, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007. Inhoud van vorig art. 77> Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2001 met uitzondering van artikel 75 dat uitwerking heeft met ingang van 1 maart 2001.

Art.65. <KB 2007-12-20/63, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007. Inhoud van vorig art. 78> Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Art.66. (opgeheven; inhoud vernummerd als art. 53) <KB 2007-12-20/63, art. 2-11, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007>

Art.67. (opgeheven; inhoud vernummerd als art. 54) <KB 2007-12-20/63, art. 2-11, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007>

Art.68. (opgeheven; inhoud vernummerd als art. 55) <KB 2007-12-20/63, art. 2-11, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007>

Art.69. (opgeheven; inhoud vernummerd als art. 56) <KB 2007-12-20/63, art. 2-11, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007>

Art.70. (opgeheven; inhoud vernummerd als art. 57) <KB 2007-12-20/63, art. 2-11, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007>

Art.71. (opgeheven; inhoud vernummerd als art. 58) <KB 2007-12-20/63, art. 2-11, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007>

Art.72. (opgeheven; inhoud vernummerd als art. 59) <KB 2007-12-20/63, art. 2-11, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007>

Art.73. (opgeheven; inhoud vernummerd als art. 60) <KB 2007-12-20/63, art. 2-11, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007>

Art.74. (opgeheven; inhoud vernummerd als art. 61) <KB 2007-12-20/63, art. 2-11, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007>

Art.75. (opgeheven; inhoud vernummerd als art. 62) <KB 2007-12-20/63, art. 2-11, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007>

Art.76. (opgeheven; inhoud vernummerd als art. 63) <KB 2007-12-20/63, art. 2-11, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007>

Art.77. (opgeheven; inhoud vernummerd als art. 64) <KB 2007-12-20/63, art. 2-11, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007>

Art.78. (opgeheven; inhoud vernummerd als art. 65) <KB 2007-12-20/63, art. 2-11, 007; Inwerkingtreding : 01-02-2007>

BIJLAGE.
Art. N. <Ingevoegd bij KB 2007-12-20/63, art. 3; Inwerkingtreding : 01-02-2007> Bijlage. Lijst van de evaluatie-indicatoren.
  1° Inzake de persoonlijkheidskenmerken :
  1. Eerlijkheid - Integriteit
  2. Discretie
  3. Objectiviteit - Onpartijdigheid - Oordeel - Open geest
  4. Meningsvorming en -uiting - Assertiviteit - Karaktervastheid
  5. Bekwaamheid tot het bevorderen van een positieve werksfeer
  6. Klantgerichtheid (extern en intern)
  7. Zin voor maat - Doordacht en gematigd gebruik van het toevertrouwde gezag
  8. Zelfbeheersing - Koelbloedigheid - Stressbeheer
  9. Orde - Methode - Stiptheid - Respect voor de termijnen
  10. Loyauteit - Correcte uitvoering van de richtlijnen
  11. Opvoeding - Beleefdheid - Handigheid om met mensen om te gaan - Tact
  12. Voorkomen
  2° Inzake de professionele bekwaamheden :
  13. Professionele kennis
  14. Technisch kunnen
  15. Fysieke inzetbaarheid
  16. Schriftelijke manier van uitdrukken : duidelijkheid - juistheid - synthesegeest
  17. Mondelinge manier van uitdrukken : duidelijkheid - juistheid
  3° Inzake de prestaties :
  18. Verantwoordelijkheidszin
  19. Beschikbaarheid voor de dienst
  20. Hoeveelheid nuttig gepresteerd werk - Energie- en activiteitsniveau
  21. Kwaliteit van de geleverde dienst - Professioneel bewustzijn
  22. Initiatief - Creativiteit
  23. Autonomie
  4° Inzake het potentieel :
  34. Wil tot verbeteren - Volharding
  35. Bereidheid tot veranderen - Aanpassingsvermogen
  36. Vooruitgangspotentieel
  37. Mogelijkheid om meer complexe taken op zich te nemen
  5° Inzake de managementvaardigheden :
  24. Organisatiezin
  25. Ruimheid van blik - Visie
  26. Bekwaamheid om te leiden en te controleren
  27. Bekwaamheid om de werking van de dienst te verbeteren
  28. Wijze van rekenschap geven - Openheid
  29. Bekwaamheid om zijn medewerkers te motiveren
  30. Bekwaamheid om te delegeren
  31. Opleidingscapaciteit en de bekwaamheid zijn kennis over te dragen
  32. Bekwaamheid om met zijn medewerkers doelstellingen vast te leggen
  33. Pertinentie in de evaluatie van zijn medewerkers