Details





Titel:

30 MAART 2000. - [Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 32, § 2, eerste lid, 33, § 2, derde lid, 34, 39, § 4, tweede lid, en § 5, tweede lid, 42, § 2, 46, eerste lid, 47, § 4, eerste en vierde lid, van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid.] <KB2004-01-21/33, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2004> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-03-2000 en tekstbijwerking tot 12-11-2019)



Inhoudstafel:


Art. 1, 1bis, 2, 2bis, 2ter, 2quater, 2quinquies, 2sexies, 2septies, 2octies, 2nonies, 3-15
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° wet : de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid;
  2° Minister : de Minister van Werkgelegenheid;
  3° (kwartaal : het kwartaal bedoeld in artikel 24 van het koninklijk besluit van (28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944) betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;) <AR 2004-01-21/33, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2004> <KB 2006-03-29/31, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  4° (personeelsbestand : de personen waarvoor de werkgever één of meerdere van de bijdragen bedoeld in artikel 38, §§ 2, 3 en 3bis, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers of in artikel 3, §§ 2 en 3, van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij verschuldigd is.
  Bij het bepalen van het personeelsbestand van een uitzendbedrijf worden de uitzendkrachten die ter beschikking worden gesteld van een gebruiker, overeenkomstig de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, buiten beschouwing gelaten.
  Voor de toepassing van artikel 39, § 3, van de wet, wordt rekening gehouden met de uitzendkrachten die ter beschikking worden gesteld van een gebruiker, overeenkomstig voornoemde wet van 24 juli 1987, bij het bepalen van het personeelsbestand van de gebruiker.
  Het personeelsbestand, berekend in voltijdse equivalenten, is de som van de voltijdse equivalenten-breuken, berekend per individuele werknemer over het betrokken kwartaal.
  De voltijdse equivalenten-breuk berekend per werknemer over het kwartaal wordt hierna de VTE-breuk genoemd. De VTE-breuk wordt per individuele werknemer berekend met de factoren, formules en bepalingen vermeld in artikel 1bis, en dit per tewerkstelling.
  Onder tewerkstelling wordt verstaan : de tewerkstelling bedoeld in artikel 2, 1°, van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen.) <KB 2004-01-21/33, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2004>

Art. 1bis.<KB 2003-01-13/35, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2003> § 1. 1° Bij de berekening van de VTE-breuk van een individuele werknemer, wordt rekening gehouden met volgende factoren :
  J = het aantal arbeidsdagen van een uitsluitend met dagen aangegeven tewerkstelling, zoals bedoeld in artikel 24, 1° van het voornoemde koninklijk besluit van 28 november 1969, met uitsluiting van de dagen wettelijke vakantie voor handarbeiders waarvoor de bijdrage bedoeld in artikel 38, § 3, 8° van voornoemde wet van 29 juni 1981, in artikel 2, § 3, 6°, van voornoemde besluitwet van 10 januari 1945 of in artikel 3, § 3, 6°, van voornoemde besluitwet van 7 februari 1945 verschuldigd is.
  De dagen gedekt door een verbrekingsvergoeding komen niet in aanmerking voor de berekening van J;
  Y1 = J, plus de dagen wettelijke vakantie voor handarbeiders waarvoor de bijdrage bedoeld in artikel 38, § 3, 8° van voornoemde wet van 29 juni 1981, in artikel 2, § 3, 6°, van voornoemde besluitwet van 10 januari 1945 of in artikel 3, § 3, 6°, van voornoemde besluitwet van 7 februari 1945 verschuldigd is, plus de dagen zoals gedefinieerd door de artikelen 16, 2°, 18, 42, 43, 54 en 55 van het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot eenvormige definiëring van begrippen met betrekking tot arbeidstijdgegevens ten behoeve van de sociale zekerheid, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels;
  Y2 = J, plus de dagen wettelijke vakantie voor handarbeiders waarvoor de bijdrage bedoeld in artikel 38, § 3, 8° van voornoemde wet van 29 juni 1981, in artikel 2, § 3, 6°, van voornoemde besluitwet van 10 januari 1945 of in artikel 3, § 3, 6°, van voornoemde besluitwet van 7 februari 1945 verschuldigd is, plus de dagen zoals gedefinieerd door de artikelen 16, 2°, 18, 19bis , 22, 24, 26, 28, 30 tot en met 34ter , 39 tot en met 43, 45 tot en met 47 en 51 tot en met 60 van het voornoemde koninklijk besluit van 10 juni 2001 en de dagen van arbeidsongeschiktheid volgens arbeidsongeval of beroepsziekte waarvoor de werkgever geen loon betaalt.
  Y3 = het aantal kalenderdagen begrepen in het betrokken kwartaal, verminderd met het aantal dagen waarop de jongere [1 niet moet]1 werken ingevolge zijn arbeidsregeling. Komen evenwel niet in aanmerking, de kalenderdagen waarop de werknemer niet met een startbaanovereenkomst is verbonden met de werkgever;
  Z1 = het aantal uren van een met dagen en uren aangegeven tewerkstelling, overeenkomstig de hierboven gedefinieerde factor Y1;
  Z2 = het aantal uren van een met dagen en uren aangegeven tewerkstelling, overeenkomstig de hierboven gedefinieerde factor Y2;
  U = het gemiddeld aantal arbeidsuren per week van de maatpersoon.
  E = 13, indien de werknemer normalerwijze betaald wordt met een maandelijkse frequentie. Anders bedraagt E het aantal weken begrepen in het betrokken kwartaal;
  T = E vermenigvuldigd met het aantal dagen per week van de arbeidsregeling;
  2° voor het bepalen van het personeelsbestand, berekend in voltijdse equivalenten, wordt de VTE-breuk als volgt berekend :
  a. voor de tewerkstellingen die uitsluitend met dagen worden aangegeven :
  VTE-breuk = Y1 : T
  b. voor de tewerkstellingen die met dagen en uren worden aangegeven :
  VTE-breuk = Z1 : (U.E)
  3° de VTE-breuk van een jongere met een startbaanovereenkomst, wordt als volgt berekend :
  a. voor een voltijds tewerkgestelde jongere tewerkgesteld in het kader van een startbaanovereenkomst bedoeld in artikel 27, eerste lid, 1°, van de wet :
  VTE-breuk = Y2 : T
  b. voor een deeltijds tewerkgestelde jongere tewerkgesteld in het kader van een startbaanovereenkomst bedoeld in artikel 27, eerste lid, 1° van de wet :
  VTE-breuk = Z2 : (U.E)
  c. voor een jongere tewerkgesteld in het kader van een startbaanovereenkomst bedoeld in artikel 27, eerste lid, 2° of 3° van de wet :
  VTE-breuk = Y3 : T
  4° (het totaal van de VTE-breuken van alle tewerkstellingen van een werknemer, berekend overeenkomstig 2° en 3°, kan nooit groter zijn dan 1.
  De VTE-breuk bekomen met de formules sub 2° en 3° wordt afgerond tot op twee cijfers na de komma waarbij 0,005 wordt afgerond naar boven); <KB 2003-05-28/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2003>fgerond naar boven;
  5° ((Voor de berekening van het aantal jongeren met een startbaanovereenkomst worden de nieuwe werknemers, bedoeld in artikel 39, § 4, van de wet, meegeteld, met uitzondering van de jongeren, bedoeld in artikel 81 van de wet van 23 december 2005 betreffende het Generatiepact.) De VTE-breuken voor deze werknemers worden berekend volgens de formules sub 3°, a en b.) <KB 2004-01-21/33, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2004> <KB 2006-03-29/31, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  6° [1 de VTE-breuken berekend volgens 3° worden dubbel in rekening gebracht voor wat betreft de jongeren die tewerkgesteld zijn binnen het kader van een startbaanovereenkomst en beantwoorden aan de definitie van artikel 23, § 1, eerste lid, 4°, 5° of 6°, van de wet.
   Onverminderd artikel 3 moeten de jongeren van wie de VTE-breuken aldus dubbel in rekening gebracht worden, als dusdanig worden vermeld op de aangifte aan de instelling die instaat voor de inning en vordering van de sociale zekerheidsbijdragen.]1
  [1 7° de VTE-breuken berekend volgens 3°, c, worden dubbel in rekening gebracht, uitgezonderd voor wat betreft de jongeren op wie de bepaling onder 6° van toepassing is.]1
  § 2. [1 ...]1
  ----------
  (1)<KB 2010-05-19/04, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 01-04-2010>

Art.2. (opgeheven) <KB 2004-01-21/33, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2004>

Art. 2bis. (opgeheven) <KB 2004-01-21/33, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2004>

Art. 2ter. (opgeheven) <KB 2004-01-21/33, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2004>

Art. 2quater. (opgeheven) <KB 2004-01-21/33, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2004>

Art. 2quinquies. (opgeheven) <KB 2004-01-21/33, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2004>

Art. 2sexies. (opgeheven) <KB 2004-01-21/33, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2004>

Art. 2septies. (opgeheven) <KB 2004-01-21/33, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2004>

Art. 2octies. (opgeheven) <KB 2004-01-21/33, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2004>

Art. 2nonies. (Nota van Justel : het zou "novies" in plaats van "nonies" moeten zijn.) (opgeheven) <KB 2004-01-21/33, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2004>

Art.3.[1 Om in aanmerking te komen voor de toepassing van artikel 1bis, § 1, 6°, moet de jongere aangeworven worden binnen de geldigheidsduur van een werkkaart, bedoeld in artikel 13 van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden, die specifiek aanduidt dat de jongere beantwoordt aan de definitie van artikel 23, § 1bis, eerste of tweede lid, van de wet.
   Bij de aanvraag van de in het eerste lid bedoelde werkkaart, met het oog op het gebruik daarvan in het kader van de toepassing van artikel 1bis, § 1, 6°, legt de aanvrager op vraag van het bevoegd werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening de bewijsstukken voor die bedoeld worden in artikel 23, § 1bis, eerste of tweede lid, van de wet.]1
  ----------
  (1)<KB 2010-05-19/04, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 01-04-2010>

Art.4. (opgeheven) <KB 2004-01-21/33, art. 10, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2004>

Art.5. Ingeval de nieuwe werknemer recht heeft op het in artikel 33, § 2, tweede lid van de wet bedoelde loon, wordt, voor de berekening van de bijdragen en premies die van toepassing zijn in het kader van de sociale zekerheid en de sociale verzekeringen, rekening gehouden met het in dit artikel bedoelde loon.
  Voor de berekening van de prestaties in het kader van de sociale zekerheid en van de sociale verzekeringen, wordt echter rekening gehouden met het loon bedoeld in artikel 33, § 1, van de wet.

Art.6. Wanneer de nieuwe werknemer afwezig is om in te gaan op een werkaanbieding, moet hij een attest van de werkgever voorleggen met vermelding van de plaats, de dag en het uur waarop hij zich heeft aangeboden.

Art.7. (opgeheven) <KB 2003-05-16/41, art. 29, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2004>

Art.8.<KB 2001-03-23/38, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2000> § 1. [Voor de toepassing van dit artikel wordt onder " nieuwe werknemer " verstaan, de nieuwe werknemer bedoeld in artikel 39, § 4, van de wet.] <KB 2006-03-29/31, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  Onverminderd [artikel 39, § 4, [1 vierde]1 lid] van de wet, wordt het aantal nieuwe werknemers die met toepassing van artikel 39, § 2, van de wet, door een werkgever uit de private sector moet zijn tewerkgesteld, bepaald in verhouding tot het personeelsbestand, berekend in voltijdse equivalenten, over het tweede kwartaal van het voorgaande jaar, door de VTE-breuken, berekend per individuele nieuwe werknemer over het kwartaal, van alle nieuwe werknemers samen te tellen. De VTE-breuk wordt per individuele werknemer berekend met de factoren, formules en bepalingen vermeld in artikel 1bis. <KB 2006-03-29/31, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  § 2. Onverminderd [artikel 39, § 4, [1 vierde]1 lid], van de wet, moeten de werkgevers uit de private sector, allen samen en ongeacht het aantal werknemers dat elk afzonderlijk tewerkstelt, krachtens artikel 39, § 3 van de wet, een aantal nieuwe werknemers in dienst nemen. Dit aantal wordt bepaald in verhouding tot het totaal van de personeelsbestanden, berekend in voltijdse equivalenten, van de werkgevers uit de private sector van wie het personeelsbestand op 30 juni van het voorgaande jaar ten minste 50 werknemers telt, door de VTE-breuken, berekend per individuele nieuwe werknemer over het kwartaal, van alle nieuwe werknemers samen te tellen. De VTE-breuk wordt per individuele werknemer berekend met de factoren, formules en bepalingen vermeld in artikel 1bis. <KB 2006-03-29/31, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  § 3. [opgeheven] <KB 2004-01-21/33, art. 11, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  ----------
  (1)<KB 2010-05-19/04, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 01-04-2010>

Art.9. Onder compensatie van de aanwerving van nieuwe werknemers door ontslag van personeel moet worden verstaan, elk ontslag dat valt in een periode die ingaat twee maanden vóór de indienstneming van een nieuwe werknemer en ten einde loopt bij de beëindiging van de door hem gesloten startbaanovereenkomst, behalve wanneer het gaat om ontslagredenen die losstaan van de indienstneming van die nieuwe werknemer.

Art.10.§ 1. Ter uitvoering van artikel 42 van de wet, kan de Minister, op voorstel van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, werkgevers uit de private sector of het geheel van de werkgevers uit de private sector die tot eenzelfde sector behoren, geheel of gedeeltelijk vrijstellen van de toepassing van het Hoofdstuk VIII van de wet, voor zover die werkgevers uit de private sector de volgende voorwaarden vervullen :
  1° [gebonden zijn door een collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 42 van de wet die een inspanning voorziet van ten minste 0,15% ten gunste van de risicogroepen [...];] <KB 2002-01-21/31, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2001> <KB 2004-01-21/33, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  2° de in 1° bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst moet een exacte berekening bevatten van de reële verplichting inzake startbaanovereenkomsten voor werkgevers uit de private sector of voor het geheel van de private werkgevers uit de sector, waarop de verplichting rust;
  3° voor aanvragen uitgaande van een sector, moet bij de berekening van de reële verplichting inzake startbaanovereenkomsten geen rekening worden gehouden met de werkgevers uit de private sector [die een vrijstelling genieten zoals bedoeld in de artikelen 6, 7, [1 7bis, 7ter of 8quater van het koninklijk besluit van 30 maart 2000 tot uitvoering van de artikelen 26, 27, eerste lid, 2°, 30, 39, § 1, en § 4, tweede lid, 40, tweede lid, 40bis, tweede lid, 41, 43, tweede lid, en 47, § 1, vijfde lid,]1 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid]; <KB 2004-01-21/33, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  4° [de in 1° bedoelde inspanning moet, wanneer zij tot doel heeft arbeidsplaatsen voor jongeren te scheppen of dit te bevorderen, betrekking hebben op een aantal personen dat minstens gelijk is aan het resultaat van de in 2° bedoelde berekening en, wanneer zij tot doel heeft opleidingen voor jongeren te realiseren of te bevorderen, op een financiële inspanning die minstens gelijk is aan de geraamde kost van de tewerkstelling van voornoemd aantal personen.] <KB 2004-01-21/33, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  Wanneer het een gedeeltelijke vrijstelling betreft, wordt er rekening gehouden met de verhouding tussen de in het eerste lid, 1°, bedoelde inspanning en de exacte berekening van de in het eerste lid, 2°, bedoelde reële verplichting inzake startbaanovereenkomsten.
  [De vrijstelling kan worden toegekend voor een periode die ten vroegste begint op de eerste dag van het kwartaal dat volgt op het kwartaal waarin de in het eerste lid, 1°, bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst wordt neergelegd op de griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en ten laatste eindigt op 31 december van het tweede daaropvolgende kalenderjaar, met dien verstande dat deze periode steeds op de laatste dag van een kwartaal moet eindigen.
  De duur van de vrijstellingen, toegekend in toepassing van dit artikel op basis van een aanvraag die werd ingediend in 2003, wordt verlengd tot 31 december 2005, behoudens verzet van, naargelang het geval, de in § 2, tweede lid, a, 4°, bedoelde organen of van het in § 2, tweede lid, b, 4°, bedoeld orgaan, gericht aan de Minister.] <KB 2004-01-21/33, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  De Minister kan, na advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, de afwijking toegekend aan de werkgevers uit de private sector of aan het geheel van de werkgevers uit de private sector die tot eenzelfde sector behoren en die de bepalingen van de in het eerste lid, 1° en 2°, bedoelde collectieve arbeidsovereenkomsten niet naleven, intrekken. Die beslissing wordt van kracht de eerste dag van de maand volgend op die tijdens welke zij werd genomen. Die beslissing bepaalt eveneens de tijdsspanne gedurende welke de werkgevers uit de private sector of het geheel van de werkgevers uit de private sector die tot eenzelfde sector behoren, moeten overgaan tot indienstneming van nieuwe werknemers zoals bepaald in artikel 39, §§ 2 en 3 van de wet.
  § 2. De werkgevers uit de private sector of het geheel van de werkgevers uit de private sector die tot eenzelfde sector behoren, die een vrijstelling van de verplichting om startbaanovereenkomsten te sluiten wensen te bekomen, moeten daartoe een aanvraag bij de Minister indienen.
  Die aanvraag moet de volgende gegevens bevatten :
  a) indien de aanvraag uitgaat van één of meerdere werkgevers uit de private sector die tot eenzelfde sector behoren :
  1° de naam van de werkgevers uit de private sector en/of elk der werkgevers uit de private sector die tot eenzelfde sector behoren evenals hun adres en hun juridische vorm;
  2° een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van de werkgever(s) uit de private sector en het nummer van het (de) bevoegde Paritaire Comité(s);
  3° de nodige stukken waaruit blijkt dat de werkgever uit de private sector en/of elk der werkgevers uit de private sector aan de in § 1 bepaalde voorwaarden voldoen;
  4° per werkgever uit de private sector : het advies van de Ondernemingsraad of van het Comité voor preventie en bescherming op het werk of van de vakbondsafvaardiging;
  b) indien de aanvraag uitgaat van het geheel van de werkgevers uit de private sector die tot eenzelfde sector behoren :
  1° de naam en een precieze beschrijving van die werkgevers uit de private sector;
  2° de nodige stukken waaruit blijkt dat het geheel van die werkgevers uit de private sector aan de voorwaarden van § 1 voldoen;
  3° de specifiëring en de theoretische berekening van de verplichting om startbaanovereenkomsten te sluiten voor de werkgevers uit de private sector [die krachtens artikelen 40 en 41 van de wet vrijgesteld zijn van de verplichting om nieuwe werknemers tewerk te stellen" vervangen bij de woorden "die een vrijstelling genieten zoals bedoeld in de artikelen 6, 7, [1 7bis, 7ter of 8quater van het koninklijk besluit van 30 maart 2000 tot uitvoering van de artikelen 26, 27, eerste lid, 2°, 30, 39, § 1, en § 4, tweede lid, 40, tweede lid, 40bis, tweede lid, 41, 43, tweede lid, en 47, § 1, vijfde lid,]1 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid]; <KB 2004-01-21/33, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  4° het advies van het (de) betrokken Paritaire Comité(s).
  De Minister bezorgt die aanvragen, ter advies, aan het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening. De werkgevers uit de private sector of het geheel van de werkgevers uit de private sector die tot eenzelfde sector behoren en die krachtens artikel 10bis van voornoemd koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 of krachtens artikel 42 van de wet reeds werden vrijgesteld, moeten een evaluatierapport voorleggen waarin de in het kader van voornoemde vrijstelling geleverde inspanning wordt aangetoond.
  § 3. Voor de toepassing van dit artikel is er sprake van negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid, wanneer bij een werkgever uit de private sector of bij het geheel van de werkgevers uit de private sector die tot eenzelfde sector behoren en die overeenkomstig artikel 42 van de wet een volledige of gedeeltelijke vrijstelling hebben bekomen, het [1 na afloop van]1 de vrijstellingsperiode vastgestelde tewerkstellingsvolume lager is dan dat vastgesteld op 30 juni van het jaar dat de door de vrijstelling gedekte periode voorafgaat.
  § 4. De startbaanovereenkomsten die lopen op de datum van de indiening van de aanvraag om vrijstelling, worden tot hun beëindiging uitgevoerd.
  § 5. [2 De FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg]2 is met de opvolging van die vrijstellingen belast.
  ----------
  (1)<KB 2010-05-19/04, art. 4, 011; Inwerkingtreding : 01-04-2010>
  (2)<KB 2019-11-03/03, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-06-2019>

Art.11. De sociale inspecteurs en de sociale controleurs van de Administratie van de Arbeidsbetrekkingen en -reglementering van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid zien toe op de naleving van het Hoofdstuk VIII van de wet en haar uitvoeringsbesluiten.

Art.12.[1 De Directeur-generaal van de Afdeling van de juridische studiën, de documentatie en de geschillen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg wordt aangewezen om een exemplaar in ontvangst te nemen van de processen-verbaal bedoeld in artikel 47, § 4, eerste lid, van de wet.
   Volgende ambtenaren van de Afdeling van de juridische studiën, de documentatie en de geschillen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg worden aangewezen voor het opleggen van de compenserende vergoeding bedoeld in artikel 47 van de wet :
   - de heer Jackie Van Damme, adviseur-generaal;
   - de heer Jan Vanermen, adviseur;
   - de heer Hans Clauwaert, attaché;
   - Mevr. Véronique Verelst, attaché;
   - Mevr. Murielle Fabrot, attaché;
   - Mevr. Karla Waumans, attaché.]1
  Die compenserende vergoeding wordt vereffend binnen een termijn van drie maanden vanaf de betekening van de beslissing waarbij de compenserende vergoeding is opgelegd.
  ----------
  (1)<KB 2009-09-20/27, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 15-10-2009>

Art.13. Vóór 1 april van elk jaar maakt het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid een volledig statistisch rapport op over de toepassing van het Hoofdstuk VIII van de wet en uitvoeringsbesluiten gedurende het voorafgaande jaar.

Art.14. Dit besluit treedt in werking op 1 april 2000.

Art.15. Onze Minister van Werkgelegenheid en Onze Minister van Sociale Zaken, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.
Art. N. Startbaanovereenkomst, gesloten in toepassing van artikel 32 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid.
  (Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 01-04-2000, p. 10330 - 10333). <Err., B.S. 01-04-2000, p. 10329>
  (Gewijzigd bij : )
  (KB 2001-03-23/38, art. 8; Inwerkingtreding : 17-05-2001; zie B.S. 17-05-2001, p. 16519-16521)
  <Opgeheven bij KB 2004-01-21/33, art. 10; Inwerkingtreding : 01-01-2004>