Details





Titel:

2 MAART 1999. - Decreet houdende het beleid en het beheer van de zeehavens. (aangehaald als Havendecreet) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-04-1999 en tekstbijwerking tot 06-05-2022)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1, 1bis, 2-3, 3bis
HOOFDSTUK II. - Havenbeheer.
Afdeling 1. - Havenbestuurlijke bevoegdheden.
Art. 4-14, 14bis, 15-19
Afdeling Ibis.
Art. 19bis, 19ter, 19quater, 19quinquies, 19sexies, 19septies, 19octies
Afdeling 1ter. [1 - Gebiedsbeheer]1
Art. 19novies
Afdeling 1quater. [1 - Bijzondere bepaling met betrekking tot het havengebied van Gent]1
Art. 19decies
Afdeling 1quinquies. [1 - Bijzondere bepaling met betrekking tot het havengebied van Antwerpen]1
Art. 19undecies
Afdeling 2. - Toezicht, controle en financiële bepalingen.
Art. 20-23
Afdeling 3. [1 - Aansprakelijkheid van het havenbedrijf.]1
Art. 23bis, 23ter, 23quater, 23quinquies, 23sexies
HOOFDSTUK III. - Havenbeleid.
Afdeling 1. - Samenwerking tussen de havenbedrijven en het Vlaamse Gewest.
Art. 24-25
Art. 25bis TOEKOMSTIG RECHT
Art. 25ter, 26-27
Afdeling 2. - Subregionaal havenbeleid.
Art. 28
HOOFDSTUK IV. - Financiering.
Art. 29, 29bis, 29ter, 30-35, 35bis
HOOFDSTUK V. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen.
Art. 36-37
HOOFDSTUK VI. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 38-45



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1978061903  1992036312 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Art. 1bis. [1 Dit decreet voorziet in de uitvoering van verordening (EU) 2017/352 van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2017 tot vaststelling van een kader voor het verrichten van havendiensten en gemeenschappelijke regels inzake de financiële transparantie van havens.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2022-02-25/09, art. 2, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>


Art.2.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder :
  1° havenbedrijf : elke publiekrechtelijke overheid die als taak heeft het beheer en de exploitatie van de in 5°, 6°, 7° en 8° van dit artikel bedoelde havengebieden en die de havenbestuurlijke bevoegdheden uitoefent overeenkomstig de bepalingen van dit decreet;
  2° [2 havenbestuurlijke bevoegdheden:
   a) het beheer en de exploitatie van het openbaar en privaat havendomein;
   b) de vaststelling en de inning van de havengelden in het havengebied;
   c) de vaststelling [3 van een kader voor de havendiensten en de organisatie van havendiensten]3 in het havengebied;
   d) de uitoefening van de bijzondere administratieve politie in het havengebied;]2
  3° [3 ...]3
  4° havengebied : elke zeehaven en aanhorigheden in het Vlaamse Gewest die een ruimtelijk, economisch of functioneel geheel vormt;
  [3 4° bis zeehaven: een gebied dat uit land en water bestaat met infrastructuur en uitrusting die dient voor de ontvangst van vaartuigen, het laden en lossen daarvan, de opslag van goederen, het in ontvangst nemen en leveren van die goederen, en het in- en ontschepen van passagiers, bemanning en andere personen, en alle andere infrastructuur die voor vervoersbedrijven in de haven noodzakelijk is;]3
  5° havengebied van Antwerpen : de [3 zeehavens]3 en aanhorigheden gelegen op de rechter- en linkeroever van de Zeeschelde ter hoogte van het grondgebied van de stad Antwerpen, van de gemeente Beveren en van de gemeente Zwijndrecht;
  6° havengebied van Gent : de [3 zeehavens]3 en aanhorigheden gelegen aan of in de nabijheid van het Zeekanaal naar Gent [2 , en dit op het grondgebied van de stad Gent, de gemeente Evergem en de gemeente Zelzate]2;
  7° havengebied van Brugge-Zeebrugge : de [3 zeehavens]3 en aanhorigheden gelegen aan of in de nabijheid van het Zeekanaal van Brugge naar Zeebrugge, met inbegrip van de buitenhaven van Zeebrugge;
  8° havengebied van Oostende : de [3 zeehavens]3 en aanhorigheden gelegen in de nabijheid van de stad Oostende en aan of in de nabijheid van het kanaal Brugge-Oostende;
  9° [3 ...]3
  (10° basisinfrastructuur : [3 zeesluizen die in havengebied liggen]3, havendammen, staketsels, taluds en kaaimuren langs de maritieme toegangswegen niet bestemd voor de overslag van goederen of het vervoer van personen, leidingstroken van gewestelijk belang, zaten van spoorwegen van gewestelijk belang, groenschermen, bufferzones aan de rand van het havengebied, telkens met hun aanhorigheden en de ontsluitingswegen van en naar [3 de zeehaven]3;) <DVR 2001-12-21/37, art. 52, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  11° haveninterne basisinfrastructuur : de dokken [3 in het havengebied]3, zijnde, wateroppervlakten, taluds en aanleg baggerwerken, inbegrepen het ophogen van terreinen [2 met uitzondering van de ligplaatsen]2 [3 en de maritieme toegangswegen]3;
  (12° uitrustingsinfrastructuur : [3 de infrastructuur en uitrusting die in een zeehaven liggen, namelijk de ligplaatsen, aanmeerinfrastructuur]3 voor zee- en binnenschepen met het oog op de overslag van goederen of het vervoer van personen, zoals kaaimuren, steigers, landingsbruggen, roll-on/roll-off-hellingen, evenals de lichte infrastructuur, zoals kaaiverhardingen, [2 zaten van spoorwegen]2 van lokaal belang, leidingstroken van lokaal belang, [3 interne ontsluitingswegen binnen de zeehaven telkens met hun aanhorigheden]3;) <DVR 2001-12-21/37, art. 52, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  13° suprastructuren : loodsen, opslagplaatsen en hefwerktuigen van alle aard, en alle havenstructuren die niet vallen onder maritieme toegangswegen, basis- en uitrustingsinfrastructuur en haveninterne basisinfrastructuur;
  14° havengebruiker : elke actor wiens economische activiteit rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met het functioneren van de logistieke keten waarvan een [3 zeehaven]3 het knooppunt is;
  15° [1 [2 ligplaats: het wateroppervlak dat gebruikt wordt als aanleg- of wachtplaats voor vaartuigen, of daartoe onmiddellijk in gebruik kan worden genomen;]2 ]1
  16° maritieme toegangswegen : de vaarpassen in de Noordzee, de Westerschelde, de Beneden-Zeeschelde, andere voor de zeescheepvaart afgebakende rivieren en geulen; de vaarwegen in de aan getij onderworpen gedeelten van de [3 haven-gebieden]3 met inbegrip van de toegangsgeulen naar de zeesluizen telkens met hun aanhorigheden; de kanaaldokken en zwaaikommen; de kanalen [2 ; telkens met uitzondering van de ligplaatsen]2;
  17° [3 kanaaldokken: dokken en geulen in havengebied die doorvaart verlenen;]3
  18° [3 ...]3
  [2 19° havendomein: alle domeingoederen gelegen in het havengebied waarvan het havenbedrijf eigenaar is, die aan het havenbedrijf in concessie of in beheer zijn gegeven, of waarop het havenbedrijf een recht van erfpacht of een recht van opstal heeft;]2
  [3 20° verordening (EU) 2017/352: verordening (EU) 2017/352 van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2017 tot vaststelling van een kader voor het verrichten van havendiensten en gemeenschappelijke regels inzake de financiële transparantie van havens.]3
  ----------
  (1)<DVR 2008-02-01/50, art. 7, 011; Inwerkingtreding : 06-04-2008>
  (2)<DVR 2014-02-28/14, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 13-04-2014>
  (3)<DVR 2022-02-25/09, art. 3, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>

Art.3.§ 1. [1 De Vlaamse Regering stelt de grenzen van de havengebieden nader vast.
   Voor de havengebieden gelden de in de gewestplannen of in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen als zeehavengebied afgebakende gebieden, met uitzondering van het havengebied van Antwerpen op de Linkerscheldeoever dat is afgebakend krachtens artikel 3 van de wet van 19 juni 1978 betreffende het beheer van het Linkerscheldeoevergebied ter hoogte van Antwerpen en houdende maatregelen voor het beheer en de exploitatie van de haven van Antwerpen, gewijzigd bij het decreet van 30 maart 2018.]1
  § 2. [1 De Vlaamse Regering kan de maritieme toegangswegen en de bestand delen van de basisinfrastructuur, de haveninterne basisinfrastructuur en de uitrustingsinfrastructuur zoals bedoeld in artikel 2 nader bepalen.]1
  ----------
  (1)<DVR 2022-02-25/09, art. 4, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>

Art. 3bis.[1 De havenbedrijven hebben rechtspersoonlijkheid. De havenbedrijven nemen naar eigen keuze een rechtsvorm aan binnen het bestaande wettelijke instrumentarium [2 ...]2.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2008-02-01/50, art. 8, 011; Inwerkingtreding : 06-04-2008>
  (2)<DVR 2022-02-25/09, art. 5, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>

HOOFDSTUK II. - Havenbeheer.
Afdeling 1. - Havenbestuurlijke bevoegdheden.
Art.4.§ 1. De havenbedrijven zijn publiekrechtelijke overheden. Alleen zij kunnen de havenbestuurlijke bevoegdheden uitoefenen. De havenbestuurlijke bevoegdheden zijn noch geheel noch gedeeltelijk overdraagbaar.
  [3 § 1bis. De havenbedrijven zijn havenbeheerders als vermeld in artikel 2, punt 5, van verordening (EU) 2017/352.]3
  § 2. [2 Indien de havenbedrijven de bepalingen van dit decreet en van de besluiten, genomen ter uitvoering ervan, niet naleven, kan de Vlaamse Regering de uitkeringen, vermeld in [3 artikel 29bis, 29ter en 30,]3 geheel of gedeeltelijk inhouden of terugvorderen, vermeerderd met de wettelijke verwijlintrest, tenzij de havenbedrijven binnen de twee maanden nadat hun die beslissing per aangetekende brief wordt bekendgemaakt, aan de Vlaamse Regering kunnen aantonen dat zij daaraan wel voldoen.]2
  (§ 3. De Vlaamse regering bepaalt de nadere procedureregelen die toepasselijk zijn op de in § 2 bedoelde inhoudingen en terugvorderingen.) <DVR 2001-12-21/37, art. 52, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  ----------
  (1)<DVR 2008-02-01/50, art. 9, 011; Inwerkingtreding : 06-04-2008>
  (2)<DVR 2014-02-28/14, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 13-04-2014>
  (3)<DVR 2022-02-25/09, art. 6, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>

Art.5.§ 1. De in het havenbedrijf participerende rechtspersonen hebben een publiekrechtelijk karakter. [1 Het Vlaamse Gewest participeert]1 noch rechtstreeks noch onrechtstreeks in de havenbedrijven.
  § 2. [2 De havenbedrijven zijn onderworpen aan de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen [4 en verenigingen]4 met betrekking tot de naamloze vennootschappen voor zover ze niet met dit decreet of met andere wettelijke bepalingen in strijd zijn. De bepalingen van [4 boek XX van het Wetboek van economisch recht]4 zijn niet van toepassing op de havenbedrijven, evenmin als de rechtsregels die betrekking hebben op een toestand van algemene samenloop van schuldeisers. Dat geldt eveneens voor de wetten en rechtsregels die de voormelde wetten of rechtsregels zouden wijzigen, vervangen of opheffen.]2
  § 3. [4 Ten hoogste twee derde van de leden van de raad van bestuur of de raad van toezicht is van hetzelfde geslacht.]4
  § 4. De havenbedrijven zijn opgericht voor onbepaalde duur. De ontbinding en de vereffening worden geregeld in de statuten.
  § 5. [4 De doelstellingen van algemeen belang die het havenbedrijf nastreeft, worden in de statuten omschreven, met inachtneming van de bepalingen van dit decreet.]4
  [2 § 6. De havenbedrijven worden, ongeacht de rechtsvorm die zij aannemen, met het Vlaamse Gewest gelijkgesteld voor de toepassing van de wetten en decreten betreffende de onroerende voorheffing.
   De havenbedrijven worden, ongeacht de rechtsvorm die zij aannemen, met autonome gemeentebedrijven gelijkgesteld voor de toepassing van [4 deel 3, titel 3, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur]4. [4 Samenwerkingen tussen havenbedrijven onderling vallen evenwel buiten dit toepassingsgebied.]4
   De havenbedrijven worden, ongeacht de rechtsvorm die zij aannemen, met gemeenten en van de gemeenten afhangende overheden gelijkgesteld voor de toepassing van bepalingen inzake subsidies en premies.]2
  ----------
  (1)<DVR 2008-02-01/50, art. 10, 011; Inwerkingtreding : 06-04-2008>
  (2)<DVR 2014-02-28/14, art. 4, 014; Inwerkingtreding : 13-04-2014>
  (3)<DVR 2017-12-22/20, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (4)<DVR 2022-02-25/09, art. 7, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>

Art.6.[1 Voor zover de gelijkheid tussen eenzelfde groep van havengebruikers niet wordt verstoord, oefenen de havenbedrijven alle activiteiten uit die de uitoefening van de havenbestuurlijke bevoegdheden rechtstreeks of onrechtstreeks bevorderen, met inbegrip van het oprichten van ondernemingen of het deelnemen in publiek- of privaatrechtelijke rechtspersonen, hierna filialen te noemen.
   De oprichting van of deelname in een filiaal mag geen speculatief oogmerk nastreven en gebeurt in overeenstemming met het gelijkheidsbeginsel en met de regelgeving inzake mededinging en staatssteun.
  [3 ...]3
  ----------
  (1)<DVR 2008-02-01/50, art. 11, 011; Inwerkingtreding : 06-04-2008>
  (2)<DVR 2017-12-22/20, art. 4, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (3)<DVR 2022-02-25/09, art. 8, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>

Art.7.[1 De havenbedrijven organiseren de raadpleging van havengebruikers en andere belanghebbenden conform artikel 15 van verordening (EU) 2017/352.
   De Vlaamse Regering kan de vormen van die raadpleging specificeren.]1
  ----------
  (1)<DVR 2022-02-25/09, art. 9, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>

Art.8. De havenbestuurlijke bevoegdheden kunnen in een havengebied slechts door één havenbedrijf worden uitgeoefend, met uitzondering van de activiteiten die betrekking hebben op het beheer van jacht-, visserij- en militaire havens.

Art.9.§ 1. [2 De havenbedrijven beheren het openbaar en privaat havendomein]2 (, en zijn verantwoordelijk voor de exploitatie en het onderhoud, met inbegrip van het verwerken van de specie van de binnen het havengebied gelegen zeesluizen. Voor buitengewone herstellingswerken, buitengewone uitbreidingen of vervangingswerken aan zeesluizen en aanhorigheden, zoals het vervangen of renoveren van sluisdeuren, van sluisbruggen, van seinmasten, van en aan bedieningsgebouwen, grootschalige vervanging van elektromechanische uitrusting en dergelijke is voorafgaandelijk de goedkeuring van de bevoegde diensten van het Vlaamse Gewest vereist). <DVR 2001-12-21/37, art. 52, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  [2 ...]2
  [2 ...]2
  § 2. Zij kunnen daartoe alle beheershandelingen stellen zoals onder meer het onderhouden, het verbeteren, het vernieuwen, het uitbreiden, het ter beschikking stellen en bedienen van de in § 1. bedoelde goederen, behoudens :
  1° handelingen die de eigendomsrechten op de in beheer gegeven goederen, bedoeld in § 1 bezwaren, tenzij met toestemming van de eigenaar. Deze toestemming wordt per aangetekende brief gevraagd en wordt geacht te zijn verworven bij gebreke aan een beslissing binnen zestig dagen;
  2° het affecteren, het desaffecteren en het wijzigen van bestemming van de goederen, bedoeld in § 1, tenzij met toestemming van de eigenaar. Deze toestemming wordt per aangetekende brief gevraagd en wordt geacht te zijn verworven bij gebreke aan een beslissing binnen zestig dagen.
  [1 § 3. De havenbedrijven kunnen, op voorwaarde van bijzondere en omstandige motivering, zakelijke rechten vestigen op openbare domeingoederen voor zover die rechten niet kennelijk onverenigbaar zijn met de bestemming van die goederen.]1
  ----------
  (1)<DVR 2008-02-01/50, art. 12, 011; Inwerkingtreding : 06-04-2008>
  (2)<DVR 2014-02-28/14, art. 5, 014; Inwerkingtreding : 13-04-2014>

Art.10. § 1. De havenbedrijven kunnen alle voor de uitoefening van hun bevoegdheden nodige roerende en onroerende goederen verwerven.
  § 2. Na machtiging door de Vlaamse regering, kunnen de havenbedrijven, overeenkomstig de wetgeving betreffende de onteigening ten algemenen nutte, in eigen naam en voor eigen rekening onroerende goederen onteigenen die nodig zijn voor de verwezenlijking van hun maatschappelijk doel.

Art.11. De havenbedrijven zijn gemachtigd om werken uit te voeren die nodig zijn voor de aanleg en exploitatie van het havengebied, op of onder of over onroerende goederen die behoren tot het openbaar en het privaat domein van, de federale overheid, het Vlaamse Gewest, de Vlaamse Gemeenschap, de provincies, de gemeenten en de instellingen die eronder ressorteren, mits toestemming van de eigenaar.
  Deze toestemming wordt per aangetekende brief gevraagd en wordt geacht te zijn verworven bij gebreke aan een beslissing binnen zestig dagen.

Art.12.Onverminderd artikel 9 van de wet van 19 juni 1978 betreffende het beheer van het linkerscheldeoevergebied ter hoogte van Antwerpen en houdende maatregelen voor het beheer en de exploitatie van de haven van Antwerpen, gewijzigd bij koninklijk besluit nr. 523 van 31 maart 1987, wordt een recht van voorkoop gevestigd ten voordele van het havenbedrijf op private onroerende eigendommen gelegen in een havengebied.
  (De bepalingen van titel IV, hoofdstukken I, II en VI, van het decreet van 16 juni 2006 betreffende de oprichting van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen is van toepassing op dit recht van voorkoop.) <DVR 2006-06-16/53, art. 42, 009; Inwerkingtreding : 01-08-2007>
  [1 Het decreet van 25 mei 2007 houdende de harmonisering van de procedures van voorkooprechten is van toepassing op dit recht van voorkoop.]1
  De Vlaamse regering bepaalt de nadere regelen voor de uitoefening van dit recht.
  ----------
  (1)<DVR 2007-05-25/56, art. 26, 010; Inwerkingtreding : 01-10-2012>

Art.13. § 1. De havenbedrijven kunnen de in artikel 9 bedoelde goederen voor hernieuwbare periodes van bepaalde duur telkens ten hoogste voor 99 jaar, ter beschikking stellen van derden. Dat kan gebeuren door middel van een domeinconcessie of een concessie van bouwwerken, door het verlenen van erfpacht-, opstal- of huurrechten, onverminderd de wettelijke maximumtermijnen.
  § 2. Het havenbedrijf stelt de voorwaarden vast waaronder deze goederen ter beschikking worden gesteld.

Art.14.[1 Onder ieder havenbedrijf ressorteert een havenkapiteinsdienst als vermeld in artikel 3 en 4 van het decreet van 3 mei 2019 houdende de havenkapiteinsdienst.]1
  ----------
  (1)<DVR 2022-02-25/09, art. 10, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>

Art. 14bis.[1 § 1. [2 Met behoud van de toepassing van het decreet van 16 mei 2008 betreffende de aanvullende reglementen op het wegverkeer en de plaatsing en bekostiging van de verkeerstekens en de wet van 19 juni 1978 betreffende het beheer van het linkerscheldeoevergebied ter hoogte van Antwerpen en houdende maatregelen voor het beheer en de exploitatie van de haven van Antwerpen kan de Vlaamse Regering [4 per havengebied]4 een verordening vaststellen voor het verkeer van havenvoertuigen. De Vlaamse Regering stelt de grenzen vast van het gebied waarin die verordening van toepassing is]2. [4 De Vlaamse Regering kan de verordening ook van toepassing verklaren op gebieden die niet tot het havengebied behoren indien dat noodzakelijk zou blijken voor het beheer en de exploitatie van de havengebieden en voor de vrijwaring van het vlotte en veilige verkeer.]4
   De verordening kan afwijken van de toepassing van de bepalingen van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, de daaruit volgende toepassingsbesluiten, en de bepalingen van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen.
   [2 In het eerste lid wordt verstaan onder havenvoertuigen: motorvoertuigen, aanhangwagens, slepen en alle gespecialiseerde voertuigen met of zonder motor, uitsluitend bestemd voor de behandeling en het vervoer tussen de laad- en loskaaien, de opslagplaatsen, de hangars en de magazijnen in een havengebied, met uitsluiting van personenauto's, auto's voor dubbel gebruik en minibussen]2.
   § 2. Een voorstel van de verordening als vermeld in paragraaf 1, wordt door het havenbedrijf aan de Vlaamse Regering bezorgd.
   De Vlaamse Regering stelt de verordening vast na voorafgaand advies van elke gemeente op het grondgebied waarvan de gemeentewegen liggen waarop de verordening betrekking heeft, en van de Maatschappij voor het Haven-, Grond- en Industrialiseringsbeleid op de Linkerscheldeoever als de wegen waarop de verordening betrekking heeft, liggen binnen het Linkerscheldeoevergebied, vermeld in artikel 1 van de wet van 19 juni 1978 betreffende het beheer van het Linkerscheldeoevergebied ter hoogte van Antwerpen en houdende maatregelen voor het beheer en de exploitatie van de haven van Antwerpen, die een met redenen omkleed advies uitbrengen binnen een termijn van dertig dagen na de ontvangst van het voorstel van de verordening. Als ze niet tijdig advies uitbrengen, beslist de Vlaamse Regering zonder dat advies. De uitgebrachte adviezen zijn niet bindend.
  [5 Het besluit van de Vlaamse Regering houdende goedkeuring of weigering van de havenverkeersverordeningen wordt genomen binnen 180 dagen na ontvangst van het voorstel van het havenbedrijf.]5
   § 3. De havenbedrijven nemen de nodige maatregelen om te garanderen dat de weggebruikers op de hoogte worden gebracht van het bestaan van de verordening, vermeld in paragraaf 1.
   De bijzondere verkeersregels van de verordening gelden vanaf de plaats waar een aanwijzingsbord met als opschrift "Havengebied" is aangebracht. Het einde van het [2 gebied waarin de bijzondere verkeersregels van de verordening gelden]2, wordt aangeduid met een aanwijzingsbord voorzien van een rode diagonale streep met als opschrift "Havengebied".
   § 4. [5 ...]5
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2014-03-28/33, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 22-06-2014>
  (2)<DVR 2017-12-22/20, art. 5, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (3)<DVR 2019-05-03/36, art. 20, 020; Inwerkingtreding : 11-07-2019>
  (4)<DVR 2022-03-11/14, art. 14, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2022>
  (5)<DVR 2022-01-21/23, art. 171, 023; Inwerkingtreding : 01-06-2022>

Art.15.[1 § 1. De havenbedrijven dienen een heffing op het gebruik van haveninfrastructuur, zoals vermeld in artikel 2, punt 9, van de verordening (EU) 2017/352, op te leggen overeenkomstig artikel 13 van de voormelde verordening.
   § 2. De havenbedrijven ontvangen de inkomsten van de uitoefening van de havenbestuurlijke bevoegdheden en van alle andere activiteiten die de havenbedrijven uitvoeren.
   § 3. De algemene havengelden vormen de retributie die de havenbedrijven van de havengebruikers kunnen vorderen als tegenprestatie voor het recht om een zeehaven binnen te varen, er aan te meren of er te verblijven.
   De algemene havengelden komen uitsluitend toe aan de havenbedrijven.
   Alleen de havenbedrijven zijn bevoegd om de algemene havengelden vast te stellen en ze te innen of te laten innen.
   § 4. De havenbedrijven kunnen bijzondere havengelden vaststellen en innen, of laten innen, voor de terbeschikkingstelling van specifieke infrastructuur of de verstrekking van havendiensten.
   § 5. De havengelden, vermeld in paragraaf 3 en 4, worden autonoom vastgesteld door de havenbedrijven, in redelijke verhouding tot de waarde van de tegenprestaties, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, en paragraaf 4.]1
  ----------
  (1)<DVR 2022-02-25/09, art. 11, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>

Art.16.[1 Met behoud van de toepassing van bevoegdheden die aan andere overheden zijn toegewezen, stellen de havenbedrijven een kader vast voor havendiensten en organiseren ze die.
   De havenbedrijven kunnen aan de aanbieders van havendiensten openbare dienstverplichtingen opleggen die aan havendiensten zijn gerelateerd, met inbegrip van de openbaredienstverplichtingen om de aspecten, vermeld in artikel 7, lid 1, van verordening (EU) 2017/352, te waarborgen.]1
  ----------
  (1)<DVR 2022-02-25/09, art. 12, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>

Art.17.
  <Opgeheven bij DVR 2022-02-25/09, art. 13, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>

Art.18.(§ 1. Onverminderd artikel 9, § 1, eerste lid en artikel 19, behouden het Vlaamse Gewest en de andere publiekrechtelijke besturen of instellingen bij en na de oprichting van een havenbedrijf hun eigendomsrechten op de domeingoederen, [5 ...]5 gelegen, verworven of te verwerven in het havengebied.) <DVR 2001-12-21/37, art. 52, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 2. Het Vlaamse Gewest en andere publieke instellingen en overheden kunnen hun domeingoederen al naargelang hun finaliteit [3 in eigendom overdragen dan wel in concessie of ]3 in beheer geven middels af te sluiten overeenkomsten.
  Wat het beheersaspect betreft worden in deze overeenkomsten bepalingen opgenomen in verband met het dagelijks onderhoud en exploitatie van de in beheer gegeven domeingoederen en de daarmee overeenstemmende kosten van het havenbedrijf.
  [4 ...]4.
  § 3. [3 ...]3
  [2 § 4. De Vlaamse Regering wordt gemachtigd om de onroerende goederen waarvan het Vlaamse Gewest eigenaar is en die nuttig of noodzakelijk zijn voor de realisatie van de havenbestuurlijke bevoegdheden, aan de havenbedrijven over te dragen, ongeacht de juridische aard van de verrichting en onverminderd de bepalingen van de wet van 19 juni 1978 betreffende het beheer van het linkerscheldeoevergebied ter hoogte van Antwerpen en houdende maatregelen voor het beheer en de exploitatie van de haven van Antwerpen.]2
  ----------
  (1)<DVR 2008-02-01/50, art. 13, 011; Inwerkingtreding : 06-04-2008>
  (2)<DVR 2012-04-20/02, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 20-05-2012>
  (3)<DVR 2014-02-28/14, art. 9, 014; Inwerkingtreding : 13-04-2014>
  (4)<DVR 2017-12-22/20, art. 6, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (5)<DVR 2022-02-25/09, art. 14, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>

Art.19. In afwijking van de artikelen 546, 547 en 551 tot 564 van het Burgerlijk Wetboek en behoudens andersluidende overeenkomst met de eigenaar of gebruiker van de in artikel 9 bedoelde goederen, komt het eigendomsrecht over alles wat de bedoelde goederen voortbrengen en over alles wat er, door toedoen van wie dan ook, natuurlijk of kunstmatig als bijzaak mee verenigd wordt, voor de duur van de overeenkomst toe aan de havenbedrijven.

Afdeling Ibis.   
Art. 19bis.
  <Opgeheven bij DVR 2022-02-25/09, art. 15, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>

Art. 19ter.
  <Opgeheven bij DVR 2022-02-25/09, art. 15, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>

Art. 19quater.
  <Opgeheven bij DVR 2022-02-25/09, art. 15, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>

Art. 19quinquies.
  <Opgeheven bij DVR 2022-02-25/09, art. 15, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>

Art. 19sexies.
  <Opgeheven bij DVR 2022-02-25/09, art. 15, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>

Art. 19septies.
  <Opgeheven bij DVR 2022-02-25/09, art. 15, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>

Art. 19octies.
  <Opgeheven bij DVR 2022-02-25/09, art. 15, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>

Afdeling 1ter. [1 - Gebiedsbeheer]1   ----------   (1)
Art. 19novies. [1 § 1. Met behoud van de toepassing van de wet van 19 juni 1978 betreffende het beheer van het linkerscheldeoevergebied ter hoogte van Antwerpen en houdende maatregelen voor het beheer en de exploitatie van de haven van Antwerpen, worden de havenbedrijven als gebiedsbeheerder van de in artikel 2, 5°, 6°, 7° en 8°, vermelde havengebieden betrokken bij het beleid en de beleidsvoorbereiding van andere overheden. Met name wordt aan de havenbedrijven voor het havengebied waarvoor zij bevoegd zijn, een adviserende bevoegdheid toegekend betreffende alle onderzoeks- en besluitvormingstrajecten op plan- en projectniveau binnen de gemeenten op wier grondgebied het betrokken havengebied zich bevindt, die een impact kunnen hebben op de exploitatie van het havengebied.
   § 2. Met behoud van de toepassing van de wet van 19 juni 1978 betreffende het beheer van het linkerscheldeoevergebied ter hoogte van Antwerpen en houdende maatregelen voor het beheer en de exploitatie van de haven van Antwerpen, en met behoud van de bevoegdheden van andere overheden binnen het betrokken havengebied, kunnen de havenbedrijven als gebiedsbeheerder van de in artikel 2, 5°, 6°, 7° en 8°, vermelde havengebieden gebiedsgerichte initiatieven ontplooien.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2014-02-28/14, art. 11, 014; Inwerkingtreding : 13-04-2014>

Afdeling 1quater. [1 - Bijzondere bepaling met betrekking tot het havengebied van Gent]1   ----------   (1)
Art. 19decies. [1 Het havenbedrijf, bevoegd voor het havengebied van Gent, is, ongeacht de rechtsvorm van dat havenbedrijf, bevoegd binnen het gehele havengebied van Gent, met inbegrip van die gedeelten van het havengebied die op het grondgebied van de gemeenten Evergem en Zelzate zijn gelegen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2014-02-28/14, art. 13, 014; Inwerkingtreding : 13-04-2014>

Afdeling 1quinquies. [1 - Bijzondere bepaling met betrekking tot het havengebied van Antwerpen]1   ----------   (1)
Art. 19undecies. [1 Onverminderd de toepassing van de wet van 19 juni 1978 betreffende het beheer van het Linkerscheldeoevergebied ter hoogte van Antwerpen en houdende maatregelen voor het beheer en de exploitatie van de haven van Antwerpen, oefent het havenbedrijf, bevoegd voor het havengebied van Antwerpen, ongeacht de rechtsvorm van dat havenbedrijf, haar bevoegdheden uit binnen het gehele havengebied van Antwerpen, met inbegrip van die gedeelten van het havengebied die op het grondgebied van de gemeenten Beveren en Zwijndrecht zijn gelegen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2015-07-17/54, art. 7, 016; Inwerkingtreding : 31-08-2015>

Afdeling 2. - Toezicht, controle en financiële bepalingen.
Art.20.
  <Opgeheven bij DVR 2022-02-25/09, art. 16, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>

Art.21.[1 Het havenbedrijf stelt periodiek, minstens om de vijf jaar, een ondernemingsplan op dat de doelstellingen en de strategie van het havenbedrijf op middellange termijn vastlegt. Het havenbedrijf bezorgt het ondernemingsplan aan de Vlaamse Regering.]1
  ----------
  (1)<DVR 2022-02-25/09, art. 17, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>

Art.22.§ 1. Aan de goedkeuring van de Vlaamse regering zijn onderworpen :
  1° [1 de beslissingen tot vervreemding of hypothekering van de uitrustingsinfrastructuur, gelegen in het havengebied, waarvoor de Vlaamse Regering minder dan 10 jaar geleden een principiële beslissing heeft genomen tot toekenning van een subsidie of mede- financiering;]1
  2° [2 ...]2
  § 2. De besluiten van de Vlaamse regering houdende goedkeuring of weigering worden genomen binnen de dertig kalenderdagen na ontvangst van het per aangetekende brief gedane verzoek tot goedkeuring. Wanneer binnen deze termijn geen beslissing is genomen, wordt de goedkeuring geacht te zijn verworven.
  ----------
  (1)<DVR 2014-02-28/14, art. 15, 014; Inwerkingtreding : 13-04-2014>
  (2)<DVR 2022-02-25/09, art. 18, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>

Art.23.[1 § 1. Een voltijdse gewestelijke havencommissaris, aangesteld in het departement Mobiliteit en Openbare Werken, oefent binnen het kader van dit decreet controle uit op de havenbedrijven. De gewestelijke havencommissaris wordt benoemd en ontslagen door de Vlaamse Regering die zijn statuut regelt. Ter ondersteuning van zijn controletaak stelt de Vlaamse Regering het nodige personeel ter beschikking van de gewestelijke havencommissaris.
   § 2. De gewestelijke havencommissaris wordt ten minste zeven dagen op voorhand uitgenodigd voor alle vergaderingen [2 van de algemene vergadering en van de raad van bestuur]2 [3 of de raad van toezicht]3 van de havenbedrijven. Bij de uitnodiging zijn de agenda en de stukken gevoegd. De havenbedrijven stellen binnen twintig dagen de gewestelijke havencommissaris op de hoogte van alle beslissingen [2 van de algemene vergadering en van de raad van bestuur]2 [3 of de raad van toezicht]3 van de havenbedrijven.
   § 3. Het voornemen van een havenbedrijf om een nieuwe deelneming op te richten of aan te gaan, of om een deelneming in een filiaal te wijzigen, moet door de gewestelijke havencommissaris geviseerd worden.
   Het havenbedrijf legt het dossier voor aan de gewestelijke havencommissaris ten minste twintig dagen voor de vergadering van de raad van bestuur [3 of de raad van toezicht]3 waarop de beslissing genomen zal worden. Het visum moet gegeven worden binnen een termijn van acht vrije dagen vanaf de ontvangst van het voornemen door de gewestelijke havencommissaris. Als die termijn eenmaal verstreken is, wordt het visum geacht gegeven te zijn. Als het visum geweigerd wordt, moet dat omstandig gemotiveerd worden. Als het visum geweigerd wordt, kan het havenbedrijf binnen een termijn van tien vrije dagen vanaf de kennisgeving van de weigering het dossier voorleggen aan de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering beslist binnen een termijn van dertig vrije dagen. Als het havenbedrijf geen beroep aantekent binnen de gestelde termijn van tien vrije dagen, wordt de weigering geacht definitief te zijn. Als de Vlaamse Regering geen beslissing heeft genomen binnen de gestelde termijn van dertig vrije dagen, wordt het visum geacht verleend te zijn.
   Het visum heeft betrekking op de toetsing van de beslissing aan de voorwaarden die gesteld worden in artikel 4, § 1, en artikel 6.
   § 4. [3 De gewestelijke havencommissaris kan de uitvoering opschorten van alle beslissingen van de algemene vergadering en van de raad van bestuur of de raad van toe zicht die hij strijdig acht met dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, met de wettelijke bepalingen over de financiering van haveninvesteringen en met de overeenkomsten tussen het Vlaamse Gewest en het havenbedrijf over het beheer van de domeingoederen van het Vlaamse Gewest en de exploitatie van het havengebied.]3 Om beroep aan te tekenen beschikt de gewestelijke havencommissaris over een termijn van acht vrije dagen, die ingaat op de dag waarop hij van de beslissing op de hoogte werd gesteld overeenkomstig § 2. Het beroep is opschortend.
   Als de Vlaamse Regering binnen een termijn van twintig vrije dagen, die ingaat op dezelfde dag als de termijn, vermeld in het eerste lid, de nietigverklaring niet uitgesproken heeft, dan wordt de beslissing waartegen beroep werd aangetekend definitief. De Vlaamse Regering betekent de nietigverklaring aan het havenbedrijf.
   § 5. De gewestelijke havencommissaris heeft het recht om met het oog op de uitvoering van dit artikel te allen tijde ter plaatse inzage te hebben in al de boeken, brieven, notulen en, in het algemeen, alle documenten en geschriften van het havenbedrijf. [3 Hij kan van de voorzitter van de raad van bestuur of de raad van toezicht, van de leden van de directieraad en van de personen aan wie het dagelijks bestuur is opgedragen alle ophelderingen en inlichtingen vorderen die hij nodig acht voor de uitvoering van dit artikel.]3]1
  ----------
  (1)<DVR 2008-02-01/50, art. 16, 011; Inwerkingtreding : 06-04-2008>
  (2)<DVR 2014-02-28/14, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 13-04-2014>
  (3)<DVR 2022-02-25/09, art. 19, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>

Afdeling 3. [1 - Aansprakelijkheid van het havenbedrijf.]1   ----------   (1)
Art. 23bis. [1 De aanwezigheid van voorwerpen en afwijkingen van de vastgestelde of gangbare vaarmogelijkheden in de haven als gevolg van natuurlijke processen vormt voor de toepassing van artikel 1384, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek geen gebrek of abnormaal kenmerk van de haven.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2022-01-21/23, art. 173, 023; Inwerkingtreding : 01-06-2022>


Art. 23ter. [1 Het havenbedrijf is niet aansprakelijk op grond van artikel 1384, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek voor de niet uit een natuurlijk proces volgende aanwezigheid van voorwerpen en afwijkingen van de vastgestelde of gangbare vaarmogelijkheden in de haven die van boven de waterspiegel niet met het blote oog waarneembaar zijn.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2022-01-21/23, art. 174, 023; Inwerkingtreding : 01-06-2022>


Art. 23quater. [1 Het havenbedrijf is niet aansprakelijk voor de volgende vormen van schade:
   1° schade die te wijten is aan maatregelen die in het algemeen belang worden genomen;
   2° averij of scheepvaartstremming veroorzaakt door een aanvaring of een raak met kunstwerken in hoofde van derde partijen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2022-01-21/23, art. 175, 023; Inwerkingtreding : 01-06-2022>


Art. 23quinquies. [1 § 1. In geval van schade te wijten aan een fout of verzuim in hoofde van het havenbedrijf of zijn aangestelden of veroorzaakt door een gebrek van de zaak die het havenbedrijf onder zijn bewaring heeft, is de aansprakelijkheid van het havenbedrijf beperkt tot het overeenkomstig paragraaf 2 vastgestelde bedrag indien de schade voortvloeit uit één van de volgende oorzaken:
   1° een defect aan of een gebrek in de verkeerstekens en de apparaten die dienen om inlichtingen of instructies aan schepen te geven, zoals bakens en boeien;
   2° een defect aan of een gebrek in de kunstwerken, zoals sluizen, bruggen en taluds.
   § 2. Het bedrag waartoe de aansprakelijkheid van het havenbedrijf per schadeverwekkend feit is beperkt, is afhankelijk van de waterwegklasse van de havenwateren waarop het schadeverwekkende feit zich voordoet.
   Per schadeverwekkend feit worden de bedragen voor elke waterwegklasse als volgt vastgesteld:


Klasse Bedrag
I 50.000,00 EUR
II 81.250,00 EUR
III 125.000,00 EUR
IV 187.500,00 EUR
Va 375.000,00 EUR
Vb 400.000,00 EUR
Via 750.000,00 EUR
VIb 1.500.000,00 EUR
Vic 2.250.000,00 EUR
VII 3.375.000,00 EUR
Wanneer voor de havenwateren waarop het schadeverwekkende feit zich voordoet, geen waterwegklasse kan worden bepaald, is de aansprakelijkheid van het havenbedrijf per schadeverwekkend feit beperkt tot 1.500.000 euro.
   § 3. De beperking van de aansprakelijkheid van het havenbedrijf geldt niet wanneer zijnerzijds opzet of grove schuld aanwezig is.
   § 4. Alle bedragen worden op 1 januari van elk jaar aangepast aan het indexcijfer van de gezondheidsindex van december van het voorgaande jaar, waarbij het aanvangsindexcijfer datgene is van december 2021. Onder de gezondheidsindex wordt verstaan de afgevlakte gezondheidsindex, zoals vermeld in artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2022-01-21/23, art. 176, 023; Inwerkingtreding : 01-06-2022>


Art. 23sexies. [1 § 1. Wanneer het havenbedrijf kennis krijgt van een tegen hem gerichte vordering tot schadevergoeding, in of buiten rechte, met betrekking tot een schadeverwekkend feit waarvoor de beperking van aansprakelijkheid, vermeld in artikel 23quinquies van dit decreet, geldt, kan het een bekendmaking laten verrichten.
   Indien het havenbedrijf een bekendmaking verricht, geschiedt deze:
   1° in het Belgisch Staatsblad;
   2° indien nuttig, in een of meer op de scheepvaart gerichte publicaties of in een publicatie die verschijnt in het arrondissement waar de desgevallend geadieerde rechtbank zetelt;
   3° op de desgevallend bijkomend door de Vlaamse Regering voorgeschreven elektronische wijze.
   In de bekendmaking wordt eenieder die schade lijdt als gevolg van hetzelfde schadeverwekkend feit uitgenodigd om binnen de drie maanden vanaf de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad zijn vordering in te dienen.
   Wanneer een gerechtelijke procedure aanhangig is, wordt de vordering ingesteld middels een verzoek tot tussenkomst. Wanneer geen gerechtelijke procedure aanhangig werd gemaakt, wordt de vordering bij aangetekend schrijven gericht tot het havenbedrijf. Wordt na de bekendmaking alsnog een gerechtelijke procedure aangevat, dan stelt het havenbedrijf eenieder die een vordering tot hem heeft gericht in kennis van de mogelijkheid om een verzoek tot tussenkomst in te stellen.
   § 2. Het havenbedrijf dat heeft gehandeld overeenkomstig paragraaf 1, kan de beperking van aansprakelijkheid overeenkomstig artikel 23quinquies van dit decreet inroepen tegen alle personen die een vordering instellen. Het bedrag waartoe de aansprakelijkheid wordt beperkt, wordt onder de eisers van alle tijdig ingediende en gegrond bevonden vorderingen verdeeld in evenredigheid met de bedragen van hun gegrond bevonden vorderingen.
   § 3. Indien de aansprakelijkheid van het havenbedrijf overeenkomstig artikel 23quinquies van dit decreet is beperkt, wordt wie meer dan drie maanden na de bekendmaking een ontvankelijke en gegronde vordering tot schadevergoeding instelt slechts vergoed voor zover het havenbedrijf uit hoofde van alle tijdig ingediende en gegrond bevonden vorderingen minder schadevergoeding dient te betalen dan het bedrag waartoe zijn aansprakelijkheid is beperkt. Het havenbedrijf is niet gehouden tot de betaling van een totaalbedrag aan schadevergoedingen dat hoger ligt dan het bedrag waartoe zijn aansprakelijkheid is beperkt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2022-01-21/23, art. 177, 023; Inwerkingtreding : 01-06-2022>


HOOFDSTUK III. - Havenbeleid.
Afdeling 1. - Samenwerking tussen de havenbedrijven en het Vlaamse Gewest.
Art.24.
  <Opgeheven bij DVR 2018-12-21/69, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 09-02-2019>

Art.25.[1 § 1. De Vlaamse Regering en de havenbedrijven kunnen samen initiatieven ontwikkelen binnen beleidsthema's waar de strategische doelstellingen van het Vlaamse Gewest en de havenbedrijven elkaar kunnen versterken.
   § 2. De Vlaamse Regering is ertoe gemachtigd om in dit kader binnen de perken van de begroting financiering te voorzien voor het gedeelte van de gemeenschappelijke actie die onder haar bevoegdheid ressorteert.]1
  ----------
  (1)<DVR 2022-02-25/09, art. 20, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>

Art. 25bis TOEKOMSTIG RECHT.   [1 § 1. In dit artikel wordt verstaan onder beveiligde zending:
   1° een aangetekende brief;
   2° een afgifte tegen ontvangstbewijs;
   3° een e-mail;
   4° elke andere door de Vlaamse Regering toegelaten betekeningswijze waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld.
   § 2. Er wordt een instantie opgericht met de naam Instantie voor de behandeling van havengeschillen, afgekort IBH, die klachten behandelt die voortvloeien uit de toepassing van verordening (EU) 2017/352.
   De klachten worden behandeld conform paragraaf 3 tot en met 14 en conform artikel 16 van verordening (EU) 2017/352.
   § 3. Iedereen kan bij de IBH een klacht indienen over een mogelijke overtreding van verordening (EU) 2017/352.
   De IBH behandelt de klachten op de volgende wijze:
   1° op een wijze die belangenconflicten voorkomt;
   2° onpartijdig, transparant en functioneel onafhankelijk van havenbeheerders en aanbieders van havendiensten;
   3° met inachtneming van de vrijheid van ondernemen.
   § 4. De IBH is samengesteld uit de volgende leden:
   1° een voorzitter;
   2° een vaste bijzitter;
   3° een tijdelijke bijzitter.
   De IBH beslist bij consensus of, bij gebreke daarvan, bij gewone meerderheid van stemmen.
   De voorzitter wordt door de Vlaamse Regering benoemd voor een periode van vijf jaar. De benoeming van de voorzitter kan twee keer worden verlengd voor de voormelde termijn.
   De gewestelijke havencommissaris treedt op als vaste bijzitter. Teneinde zijn onafhankelijkheid te waarborgen, wordt er bij het bepalen van zijn statuut op toe gezien dat hij geen instructies kan ontvangen aangaande de in zijn hoedanigheid van lid van de IBH te nemen beslissingen en die beslissingen kunnen geen aanleiding geven tot disciplinaire sancties.
   De tijdelijke bijzitter wordt bij het ontvangen van een klacht aangeduid door de voorzitter op grond van een lijst van deskundigen over het beheer en de exploitatie van havens die om de vijf jaar op voorstel van de bevoegde minister wordt vastgesteld door de Vlaamse Regering. De opname van een persoon op de lijst van tijdelijke bijzitters kan twee keer worden verlengd voor de voormelde termijn. Bij de aanduiding van tijdelijke bijzitters wordt erover gewaakt dat ze beschikken over de specifieke deskundigheid die nodig is om de ingediende klacht te behandelen.
   De leden van de IBH mogen geen belangen hebben bij het beheer van havens, het verrichten van havendiensten en het gebruik van havens. Als in verband met een te behandelen dossier blijkt dat een lid toch een belang heeft dat de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de behandeling zou kunnen schaden, als het lid onbeschikbaar is, of een ander lid vervangt, laat het lid zich vervangen conform de volgende regels:
   1° de voorzitter laat zich vervangen door de gewestelijke havencommissaris;
   2° de gewestelijke havencommissaris laat zich vervangen door een tijdelijke bijzitter;
   3° de tijdelijke bijzitter laat zich vervangen door een andere tijdelijke bijzitter.
   Als noch de voorzitter, noch de gewestelijke havencommissaris kunnen zetelen, wordt de IBH samengesteld uit drie tijdelijke bijzitters, waaronder een plaatsvervangende voorzitter, die worden aangeduid door de bevoegde minister.
   § 5. Op straffe van onontvankelijkheid worden de klachten bij de IBH, naargelang welk tijdstip het vroegste valt, ingediend binnen zestig dagen na een van de volgende dagen:
   1° de dag waarop het feit of de beslissing die het voorwerp van de klacht vormt, is bekendgemaakt;
   2° de dag waarop de klager kennis had, dan wel redelijkerwijze kennis had moeten hebben van dat feit, van die beslissing of, in geval van een voortdurende overtreding, van die overtreding.
   De klachten worden ingediend bij verzoekschrift. Op straffe van onontvankelijkheid wordt het verzoekschrift ondertekend en vermeldt het al de volgende informatie:
   1° de naam, de voornaam, de woonplaats en het e-mailadres van de klager of, als de klager een rechtspersoon is, zijn benaming, zetel, e-mailadres en, als dat van toepassing is, zijn ondernemingsnummer, en de naam, de voornaam, de woonplaats, het e-mailadres en de hoedanigheid van de optredende wettelijke vertegenwoordiger;
   2° de naam, de voornaam, de woonplaats en het e-mailadres van de aangeklaagde of, als de aangeklaagde een rechtspersoon is, zijn benaming, zetel, e-mail adres en, als dat van toepassing is, zijn ondernemingsnummer;
   3° het voorwerp van de klacht, een uiteenzetting van de middelen en de bepalingen van verordening (EU) 2017/352 die naar het oordeel van de klager geschonden zijn, en de gevraagde beslissing;
   4° de bewijsstukken waarover de klager beschikt.
   Als de klager een rechtspersoon is, voegt hij bij zijn verzoekschrift, op straffe van onontvankelijkheid, een voor eensluidend verklaard afschrift van zijn statuten en van de stukken waaruit de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de ondertekenaar blijkt.
   De klager bezorgt het verzoekschrift aan het secretariaat van de IBH met een beveiligde zending.
   De voorzitter van de IBH kan de klager verzoeken om ontbrekende gegevens of stukken mee te delen binnen een termijn die hij vaststelt. Daarbij kan hij de termijn, vermeld in paragraaf 7, verlengen met ten hoogste dertig dagen.
   Aan de indiening en behandeling van een klacht bij de IBH zijn ten laste van de klager geen kosten verbonden.
   De indiening van een klacht bij de IBH verhindert niet dat de klager over de mogelijke overtreding van verordening (EU) 2017/352 een geschil aanhangig maakt bij de bevoegde rechter, die zijn uitspraak kan aanhouden tot de IBH of, in geval van een beroep, het Marktenhof een definitieve uitspraak heeft gedaan over de klacht.
   § 6. De IBH registreert de ontvangen klacht en bevestigt de ontvangst zo snel mogelijk aan de klager met een beveiligde zending.
   § 7. Binnen vijftien dagen na de dag waarop de IBH het verzoekschrift heeft geregistreerd conform paragraaf 6, beslist ze over de ontvankelijkheid. De IBH kan een klacht onontvankelijk verklaren omdat de op straffe van onontvankelijkheid bepaalde voorschriften, vermeld in paragraaf 5, niet zijn nageleefd of omdat de klacht kennelijk geen betrekking heeft op een overtreding van verordening (EU) 2017/352.
   De IBH deelt onmiddellijk de beslissing over de ontvankelijkheid met een beveiligde zending mee aan de klager en de aangeklaagde. De beslissing om de klacht onontvankelijk te verklaren, stelt een einde aan de klachtprocedure.
   § 8. Als de klacht ontvankelijk is verklaard, deelt de IBH alle stukken onmiddellijk met een beveiligde zending mee aan de aangeklaagde. Tegelijk nodigt de IBH de aangeklaagde uit om een repliekmemorie in te dienen binnen dertig dagen na de datum van kennisgeving. De IBH kan de partijen uitnodigen om nadere memories in te dienen. De aangeklaagde heeft het laatste woord.
   De IBH kan in om het even welke stand van de klachtbehandeling een poging tot bemiddeling ondernemen.
   De IBH kan de havenbedrijven, de aanbieders van havendiensten en de haven gebruikers verplichten om haar binnen een termijn die ze vaststelt informatie over een klacht te verschaffen. Als de IBH een dergelijke verplichting oplegt, vermeldt ze daarbij dat het opleggen van die verplichting gebeurt conform dit lid.
   De IBH kan personen die betrokken zijn, getuigen en deskundigen verzoeken om een mondelinge of schriftelijke verklaring af te leggen. Ze kan ook een tegensprekelijke hoorzitting organiseren of ter plekke, binnen of buiten het havengebied, een onderzoek instellen.
   § 9. De IBH beslist over de klacht binnen 120 dagen na de dag waarop ze de klacht heeft geregistreerd conform paragraaf 6. De IBH kan de voormelde termijn een keer met 60 dagen verlengen.
   De IBH neemt een bindende beslissing over de gegrondheid van de klacht en motiveert die beslissing. De IBH kan tussentijdse beslissingen nemen.
   De IBH kan beslissen dat de aangeklaagde een beslissing moet intrekken, een nieuwe beslissing moet nemen, de uitvoering van een beslissing moet opschorten, een bedrag moet kwijtschelden of een terugbetaling moet verrichten, een en ander al dan niet binnen een gestelde termijn.
   De IBH deelt de beslissing over de gegrondheid van de klacht onmiddellijk mee aan de klager en de aangeklaagde met een beveiligde zending.
   § 10. De klager en de aangeklaagde kunnen tegen de beslissing van de IBH een beroep instellen bij het Marktenhof. Op straffe van onontvankelijkheid wordt dat beroep ingesteld binnen zestig dagen na de datum van ontvangst van de beveiligde zending waarmee de beslissing in kwestie aan de appellant is meegedeeld.
   Het beroep wordt ingesteld met een verzoekschrift gericht tegen de IBH. Het Marktenhof brengt de klager, de aangeklaagde en de IBH aangetekend op de hoogte van het beroep.
   Het beroep heeft geen opschortende werking, tenzij het Marktenhof de opschorting uitspreekt van de beslissing in kwestie. De opschorting van de uitvoering van de beslissing kan alleen bevolen worden als ernstige middelen worden ingeroepen die de vernietiging van de beslissing kunnen rechtvaardigen en op voorwaarde dat de onmiddellijke uitvoering van de beslissing ernstige en moeilijk te herstellen gevolgen kan hebben voor een van de betrokken partijen.
   Het Marktenhof zetelt zoals in kort geding. Het oordeelt evenwel met volle rechtsmacht. Het kan de beslissing van de IBH bevestigen of tenietdoen. In dat laatste geval neemt het een nieuwe beslissing over de klacht.
   § 11. In deze paragraaf wordt verstaan onder:
   1° algemene verordening gegevensbescherming: verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);
   2° functionaris voor gegevensbescherming: zoals bepaald in artikel 9 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevens verkeer.
   De IBH wordt aangewezen als de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming, voor de verwerking van de persoonsgegevens in het kader van dit artikel.
   In het kader van de toepassing van dit artikel worden persoonsgegevens verwerkt inzake een wettelijke verplichting, vermeld in artikel 6, 1, c), van de algemene verordening gegevensbescherming, met als doel de toepassing en de handhaving van verordening (EU) 2017/352 en de uitvoering van de taken die door dit decreet aan de IBH worden toegewezen.
   Met toepassing van artikel 23, lid 1, e) en h), van de algemene verordening gegevensbescherming kan de IBH beslissen om de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet toe te passen bij de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van een onderzoek dat betrekking heeft op een welbepaalde natuurlijke persoon, als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het vijfde tot en met het twaalfde lid.
   De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het vierde lid, geldt alleen gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle, een onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden die daarmee verband houden, in het kader van de decretale en reglementaire opdrachten van de IBH, op voorwaarde dat het voor het goede verloop van het onderzoek noodzakelijk is of kan zijn dat de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet worden toegepast. De duur van de voorbereidende werkzaamheden mag in voorkomend geval niet meer bedragen dan zes maanden vanaf de ontvangst van een verzoek tot uitoefening van een van de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening.
   De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het vierde lid, heeft geen betrekking op de gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van de rechten, vermeld in het vierde lid, rechtvaardigt.
   Als de betrokkene in het geval, vermeld in het vierde lid, tijdens de periode, vermeld in het vijfde lid, een verzoek indient op basis van artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, bevestigt de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming dat hij dat verzoek heeft ontvangen.
   De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming brengt de betrokkene schriftelijk, zo snel mogelijk en in elk geval binnen dertig dagen vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van elke weigering of beperking van de rechten, vermeld in het vierde lid. De verdere informatie over de nadere redenen voor die weigering of die beperking hoeft niet te worden verstrekt als dat de decretale en reglementaire opdrachten van de IBH zou ondermijnen, met behoud van de toepassing van het elfde lid. Als het nodig is, kan de voormelde termijn met 60 dagen worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan. De verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene binnen dertig dagen vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van die verlenging en van de redenen voor het uitstel.
   De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene ook over de mogelijkheid om een verzoek in te dienen bij de Vlaamse Toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens conform artikel 10/5 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer, en om een beroep in rechte in te stellen.
   De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming noteert de feitelijke of juridische gronden waarop de beslissing is gebaseerd. Die informatie houdt hij ter beschikking van de voormelde Vlaamse Toezichtcommissie.
   Nadat het onderzoek is afgesloten, worden de rechten, vermeld in artikel 13 tot en met 22 van de voormelde verordening, in voorkomend geval, conform artikel 12 van de voormelde verordening opnieuw toegepast.
   Als een dossier dat persoonsgegevens als vermeld in het vierde lid bevat, naar het Openbaar Ministerie is gestuurd en kan leiden tot activiteiten onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, en er onduidelijkheid is over het geheim van het onderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, mag de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming op verzoek van de betrokkene overeenkomstig artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening pas antwoorden nadat het Openbaar Ministerie of, in voorkomend geval, de onderzoeksrechter heeft bevestigd dat een antwoord het onderzoek niet in het gedrang brengt of kan brengen.
   § 12. In de volgende gevallen kan de IBH ambtshalve of op verzoek, commercieel of industrieel gevoelige informatie vertrouwelijk behandelen:
   1° bij de uitwisseling van verzoekschriften, memories, gegevens en stukken;
   2° bij het onderzoeken van een klacht;
   3° bij de pogingen tot bemiddeling, vermeld in paragraaf 8, tweede lid;
   4° bij de omgang met informatie en verklaringen, vermeld in paragraaf 8, derde en vierde lid;
   5° bij de publicatie van beslissingen.
   § 13. Het secretariaat van de IBH bewaart de klachtdossiers gedurende ten minste vijf jaar. De persoonsgegevens kunnen bewaard worden tot maximaal tien jaar:
   1° na het ogenblik dat de IBH het onderzoek definitief zonder gevolg afsluit;
   2° ingeval de IBH een beslissing neemt tot onontvankelijkheid of tot ongegrondheid van de klacht: nadat de beroepstermijn bedoeld in artikel 25bis, § 10, eerste lid, is afgelopen zonder dat een beroep werd ingesteld;
   3° ingeval de IBH een beslissing neemt tot gegrondheid van de klacht, waartegen geen beroep werd ingesteld: na de kennisgeving van de eindbeslissing van de IBH;
   4° ingeval tegen een beslissing van de IBH een beroep wordt ingesteld: na de betekening van het eindarrest van het Marktenhof, desgevallend na cassatie en verwijzing.
   Elk jaar dient de IBH bij de Vlaamse Regering een verslag over haar werking in.
   Tenzij de regels, vermeld in paragraaf 11 en 12, zich daartegen verzetten, maakt de IBH haar beslissingen integraal of bij uittreksel bekend op haar website of op een andere wijze.
   § 14. De Vlaamse Regering:
   1° stelt het adres van het secretariaat en de zetel van de IBH vast;
   2° regelt de organisatie van het secretariaat van de IBH, de financiering van de IBH, en de vergoeding van haar leden;
   3° regelt de organisatie van de IBH, haar samenstelling, haar werking, de klachtprocedure en de bewaring van dossiers.]1  ----------
  (1)<DVR 2022-02-25/09, art. 21, 022; Inwerkingtreding : onbepaald , en uiterlijk op 1 juli 2023>


Art. 25ter. [1 Met een geldboete van 125 euro tot 31.250 euro wordt gestraft hij die zich schuldig maakt aan:
   1° een overtreding van verordening (EU) 2017/352;
   2° een weigering tijdig gevolg te geven aan een verplichting die is opgelegd krachtens artikel 25bis, § 8, derde lid.
   Alle bepalingen van boek 1 van het Strafwetboek zijn van toepassing op de misdrijven, vermeld in het eerste lid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2022-02-25/09, art. 22, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>


Art.26. § 1. De betwistingen tussen de havenbedrijven onderling inzake de exploitatie en in het bijzonder inzake de commerciële activiteiten van de havenbedrijven alsook de betwistingen van de havenbedrijven met één of meer havengebruikers [1 kunnen]1 worden beslecht door een havengeschillencommissie, die werkt op de wijze van arbitrage zoals voorzien in het Gerechtelijk Wetboek.
  § 2. Eisende en verwerende partijen duiden, in voorkomend geval, elk een scheidsrechter aan. Deze beide scheidsrechters duiden op hun beurt een derde scheidsrechter aan die als voorzitter van het scheidsgerecht zal fungeren.
  § 3. De scheidsrechters functioneren als vrij verkozen rechters. Bij het uitvoeren van hun opdracht zijn zij van alle niet volstrekt bindende rechtsvormen vrijgesteld en dienen zij een uitspraak te doen uitsluitend op basis van schriftelijke bundels en uiteenzettingen der partijen. In zoverre zij het nuttig achten hebben zij het recht bijkomende schriftelijke inlichtingen te vragen of de partijen mondeling te horen, dit alles overeenkomstig de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek terzake.
  § 4. De beraadslagen zijn geheim en de scheidsrechters dienen het geheim tegenover iedereen te eerbiedigen. De scheidsrechters zijn, noch individueel, noch collegiaal aansprakelijk voor de gevolgen van de beslissing.
  § 5. De beslissing wordt met meerderheid van stemming genomen, uiterlijk drie maanden na indiening van de volledige dossiers, in laatste instantie, zonder hoger beroep.
  ----------
  (1)<DVR 2008-02-01/50, art. 18, 011; Inwerkingtreding : 06-04-2008>

Art.27.De havenbedrijven kunnen met publiekrechtelijke rechtspersonen economische samenwerkingsverbanden oprichten.
  Het door een [1 ...]1 havenbedrijf opgericht economisch samenwerkingsverband wordt niet beschouwd als een filiaal in de zin van artikel [1 6, § 1]1.
  ----------
  (1)<DVR 2008-02-01/50, art. 19, 011; Inwerkingtreding : 06-04-2008>

Afdeling 2. - Subregionaal havenbeleid.
Art.28. (§ 1.) Op verzoek van het havenbedrijf en één van de steden of gemeenten, bedoeld in het tweede lid, kan de Vlaamse regering per havengebied een subregionaal overlegorgaan oprichten om de impact van de havenactiviteiten op de ruimtelijke ordening, het leefmilieu, de mobiliteit en de leefbaarheid van de woonkernen na te gaan en daaromtrent adviezen in te winnen. <DVR 2001-12-21/37, art. 52, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  Naast het Vlaamse Gewest en het betrokken havenbedrijf hebben de steden en gemeenten op wier grondgebied het betrokken havengebied zich uitstrekt of wier grondgebied grenst aan dit havengebied steeds het recht om deel uit te maken van dit overlegorgaan.
  De adviezen van dit overlegorgaan worden overgemaakt aan de Vlaamse regering.
  De Vlaamse regering bepaalt de verdere samenstelling, de concrete adviesopdracht en de werking van dit gewestelijk subregionaal overlegorgaan.
  (§ 2. Binnen elk subregionaal overlegorgaan wordt een secretariaat opgericht dat de werkzaamheden inzake voornoemd subregionaal overleg begeleidt en coördineert.
  § 3. De Vlaamse regering wordt gemachtigd om binnen de perken van de begroting subsidies toe te kennen aan deze subregionale overlegorganen voor hun werking.) <DVR 2001-12-21/37, art. 52, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

HOOFDSTUK IV. - Financiering.
Art.29.[1 § 1.]1 [[3 Met behoud van de toepassing van artikel 9]3, is het Vlaamse Gewest verantwoordelijk voor de aanleg, de instandhouding, met inbegrip van het verwerken van de specie, het onderhoud en de exploitatie van de maritieme toegangswegen en de basisinfrastructuur, de haveninterne basisinfrastructuur uitgezonderd. [In afwijking van het eerste lid van artikel 18 blijft [2 "Haven van Antwerpen-Brugge"]2 verantwoordelijk voor de instandhouding, het onderhoud en de exploitatie van de kanaaldokken en zwaaikommen, [2 in het havengebied van Antwerpen]2 met uitzondering van het verwerken van de specie.]] <DVR 2001-12-21/37, art. 52, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002> <DVR 2004-12-24/31, art. 65, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
  [1 § 2. In afwijking van § 1 en artikel 9, draagt het Vlaamse Gewest de verantwoordelijkheid voor de uitvoering en de financiering van de aanleg en terbeschikkingstelling van de nieuw te realiseren zeesluizen op het ogenblik van de oprichting van de NV Vlaamse Havens over aan die vennootschap.
   Het voorgaande lid doet geen afbreuk aan de verantwoordelijkheid van de havenbedrijven voor de instandhouding, de exploitatie en het onderhoud, met inbegrip van het verwerken van de specie, van de binnen het havengebied gelegen zeesluizen.]1
  ----------
  (1)<DVR 2009-05-08/02, art. 12, 012; Inwerkingtreding : 05-06-2009>
  (2)<DVR 2022-03-11/14, art. 15, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2022>
  (3)<DVR 2022-02-25/09, art. 23, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>

Art. 29bis.<Ingevoegd bij DVR 2001-12-21/37, art. 52; Inwerkingtreding : 01-01-2002> De Vlaamse regering wordt ertoe gemachtigd binnen de perken van de begroting [2 subsidies]2 toe te kennen aan de havenbedrijven voor [1 de aanleg en]1 de instandhouding, met inbegrip van het verwerken van de specie, het onderhoud en de exploitatie van de binnen de havengebieden gelegen zeesluizen.
  ----------
  (1)<DVR 2009-05-08/02, art. 13, 012; Inwerkingtreding : 05-06-2009>
  (2)<DVR 2022-02-25/09, art. 24, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>

Art. 29ter.<Ingevoegd bij DVR 2004-12-24/31, art. 65; Inwerkingtreding : 01-01-2005> De Vlaamse Regering wordt ertoe gemachtigd binnen de perken van de begroting [2 subsidies]2 toe te kennen aan het[1 Haven van Antwerpen-Brugge ]1 voor de instandhouding, het onderhoud en de exploitatie van de kanaaldokken en zwaaikommen, met uitzondering van het verwerken van de specie.
  ----------
  (1)<DVR 2022-03-11/14, art. 15, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2022>
  (2)<DVR 2022-02-25/09, art. 24, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>

Art.30.§ 1. De Vlaamse regering wordt ertoe gemachtigd binnen de perken van de begroting subsidies toe te kennen aan de havenbedrijven voor investeringen in de haveninterne basisinfrastructuur en de uitrustingsinfrastructuur met inbegrip van de vervanging van technisch en economisch achterhaalde constructies, of deze investeringen mede te financieren.
  § 2. [2 ...]2
  § 3. [2 ...]2
  § 4. [2 ...]2
  ----------
  (1)<DVR 2018-12-21/69, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 09-02-2019>
  (2)<DVR 2022-02-25/09, art. 25, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>

Art.31.
  <Opgeheven bij DVR 2014-02-28/14, art. 17, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.32. (Opgeheven) <DVR 2006-06-16/51, art. 68, § 1, 008; Inwerkingtreding : 05-11-2006>

Art.33.[1 De Vlaamse Regering bepaalt nadere regels voor de procedures voor de indiening, beoordeling en toekenning van de subsidie of medefinanciering, vermeld in artikel 29bis tot en met 30, en bepaalt de subsidie- en medefinancieringspercentages die van toepassing zijn.]1
  ----------
  (1)<DVR 2022-02-25/09, art. 26, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>

Art.34.Onverminderd artikel 33 kan het Vlaamse Gewest [1 de financiële tegemoetkomingen, vermeld in artikel 29bis tot en met 30,]1 verbinden aan voorwaarden opgenomen in specifieke overeenkomsten, af te sluiten met het betrokken havenbedrijf.
  ----------
  (1)<DVR 2022-02-25/09, art. 27, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>

Art.35. Investeringslasten in suprastructuren komen nooit ten laste van het Vlaamse Gewest.

Art. 35bis. [1 De Vlaamse Regering kan, onder voorbehoud van goedkeuring door de Europese Commissie, binnen de perken van de kredieten die daarvoor beschikbaar zijn op de begroting, subsidies verlenen aan ondernemingen die de hinterland-connectiviteit van de Vlaamse zeehavens structureel verbeteren door de massificatie van het goederenvervoer per binnenschip en per spoor te stimuleren en de volumes beter te bundelen.
   De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels inzake de subsidies.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2019-04-26/34, art. 26, 019; Inwerkingtreding : 04-07-2019>


HOOFDSTUK V. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen.
Art.36. Artikelen 38 en 39 van het decreet van 18 december 1992 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1993 worden opgeheven.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<DVR 2008-02-01/50, art. 20, 011; Inwerkingtreding : 06-04-2008>

Art.37. In de wet van 19 juni 1978 betreffende het beheer van het linkerscheldeoevergebied ter hoogte van Antwerpen en houdende maatregelen voor het beheer en de exploitatie van de haven van Antwerpen worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° artikel 2 wordt vervangen door wat volgt :
  "Art. 2. De begrenzing van het in artikel 1 bedoelde gebied, kan als volgt omschreven worden :
  - ten oosten, de grens van de stad Antwerpen vanaf de rijksgrens met Nederland tot de snijding met de gewestweg N49;
  - ten zuiden, de gewestweg N49, vanaf voormeld snijpunt tot de snijding met de provincieweg N451;
  - ten westen, de provincieweg N451, met uitzondering van de woonzones der deelgemeenten Kieldrecht en Verrebroek en van de langs deze westelijke grens gelegen lokale bedrijventerreinen;
  - ten noorden, de rijksgrens met Nederland.";
  2° artikel 3 wordt vervangen door wat volgt :
  "Art. 3. In het L.S.O.-gebied wordt naast zones voor algemene infrastructuur, agrarische gebieden, woongebieden en groengebieden een havengebied onderscheiden. De grenzen en de bestemming van deze zones worden vastgesteld door de Vlaamse regering overeenkomstig de wetgeving op de ruimtelijke ordening. De Maatschappij en het gemeentelijk havenbedrijf van Antwerpen zijn slechts bevoegd in het havengebied.";
  3° in artikel 4 wordt het tweede lid opgeheven;
  4° artikel 5, gewijzigd bij koninklijk besluit nr. 523 van 31 maart 1987, wordt vervangen door wat volgt :
  "Art. 5. Het havengebied van het L.S.O.-gebied omvat :
  1° een maritieme zone bestaande uit :
  - de natte infrastructuur, welke overeenkomstig artikel 12 van deze wet door het Vlaamse Gewest aan de havenbeheerder in beheer wordt gegeven;
  - de daarbij aansluitende terreinen die voor de havenbeheerder noodzakelijk zijn ten behoeve van de eigen exploitatie;
  - de gebieden ten zuiden van het kanaaldok, alsmede ten noorden een homogene zone omheen het kanaaldok, de insteekdokken en alle andere dokken bestemd voor overslag en havengebonden opslag, alsook de stroken langsheen de Schelde, die bestemd zijn voor de aanleg van meergelegenheden van zee- en binnenschepen;
  2° een industriële zone omheen de in 1° beschreven zone die er een ruimtelijk, functioneel en economisch geheel mee vormt.
  De grenzen tussen de in dit artikel genoemde zones worden vastgelegd overeenkomstig de wetgeving op de ruimtelijke ordening.";
  5° het opschrift van hoofdstuk II wordt vervangen door wat volgt :
  "HOOFDSTUK II. - Haven-, grond- en industrialisatiebeleid op de linkerscheldeoever.";
  6° in artikel 6 worden in het eerste lid de woorden "grond- en industrialisatiebeleid" vervangen door de woorden "haven-, grond- en industrialisatiebeleid";
  7° in artikel 6 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt :
  "In afwijking van artikel 11 van de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales wordt de verhouding tussen de verschillende aandeelhouders in de bestuursorganen van de Maatschappij bepaald door hun inbreng in het maatschappelijk kapitaal.";
  8° aan artikel 6 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
  "De Maatschappij is onderworpen aan de bepalingen van de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales in de mate waarin deze niet strijdig zijn met de bepalingen van deze wet.";
  9° in artikel 7 worden de woorden "de stad Antwerpen" vervangen door de woorden "het gemeentelijk havenbedrijf Antwerpen" en de woorden "de Staat" door de woorden "het Vlaamse Gewest";
  10° Artikel 8 wordt vervangen door wat volgt :
  "Art. 8. De Maatschappij heeft tot doel het grondbeleid voor het havengebied in het L.S.O.-gebied, het industrialisatiebeleid van de industriële zone gelegen binnen dit havengebied en het uitstippelen van het subregionale beleid inzake de verdere ontwikkeling en fasering van het havengebied in het L.S.O.-gebied.
  Binnen de grenzen van de haar toegekende bevoegdheden, zoals bepaald in het eerste lid, heeft de Maatschappij dezelfde rechten en plichten als een havenbedrijf inzake voorkoopsrecht, subsidiëring van interne ontsluitingswegen met hun aanhorigheden en ophoging van terreinen.
  In het havengebied van het L.S.O.-gebied kan het gemeentelijk havenbedrijf Antwerpen geen bevoegdheden uitoefenen die aan de Maatschappij zijn toegekend zoals bepaald in het eerste lid van dit artikel. De Maatschappij is evenwel geen havenbedrijf in de zin van de bepalingen van artikel 2.2 van het decreet houdende het beleid en beheer van de zeehavens.
  De Maatschappij stelt voor het L.S.O.-gebied samen met het havenbedrijf Antwerpen en de gemeenten binnen haar werkingsgebied een strategisch plan vast.
  Binnen haar administratie richt de Maatschappij een secretariaat op dat de werkzaamheden inzake voornoemd strategisch plan en dat de beleidsovereenkomst bedoeld in artikel 15bis begeleidt en coördineert en waarvoor op voorstel van de Maatschappij de Vlaamse regering nader de samenstelling en werking kan bepalen.";
  11° artikel 9 wordt vervangen door wat volgt :
  "Art. 9. Tot verwezenlijking van haar doel verwerft de Maatschappij de gronden van het havengebied van het L.S.O.-gebied en maakt ze bouwrijp.
  De gronden die reeds aan het Vlaamse Gewest toebehoren worden aan de Maatschappij overgedragen, rekening houdend met de door derden verkregen rechten. De Vlaamse regering bepaalt de voorwaarden van deze overdracht.";
  12° in artikel 10 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt :
  "De Maatschappij kan overeenkomstig de wetgeving inzake onteigeningen ten algemenen nutte de verwervingen, met inbegrip van de strooksgewijze aankopen en onteigeningen, van de voor het bereiken van haar doel noodzakelijke onroerende goederen vervolgen, nadat ze door de Vlaamse regering van algemeen nut zijn verklaard.";
  13° artikel 11, gewijzigd bij koninklijk besluit nr. 523 van 31 maart 1987 en gewijzigd bij wet van 30 juli 1987 tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten vastgelegd ter uitvoering van artikel 1 van de wet van 27 maart 1986 tot toekenning van bepaalde bijzondere machten aan de Koning, wordt vervangen door wat volgt :
  "Art. 11. De terreinen ten zuiden van het kanaaldok en een homogene zone ten noorden omheen het kanaaldok, de insteekdokken en een homogene zone omheen alle andere dokken bestemd voor overslag en havengebonden opslag, de stroken langsheen de Schelde, bestemd voor overslag en havengebonden opslag die de Maatschappij verwerft, worden door de Maatschappij aan het gemeentelijk havenbedrijf Antwerpen overgedragen op haar verzoek en naargelang de behoeften van vestiging tegen dezelfde voorwaarden als ze deze zelf verworven heeft.
  De Maatschappij kan de andere gronden overeenkomstig hun bestemming aan derden in concessie geven of overdragen ten behoeve van de ontwikkeling van het L.S.O.-gebied. Elke verkoop is afhankelijk van de goedkeuring door de Vlaamse regering.
  De tarieven voor het benutten van gronden door derden in het havengebied op de linkerscheldeoever zijn van dezelfde structuur en liggen op hetzelfde niveau als in de haven op de rechteroever.";
  14° in artikel 12 worden de woorden "de Staat" vervangen door de woorden "het Vlaamse Gewest" en de woorden "de stad Antwerpen" vervangen door de woorden "het gemeentelijk havenbedrijf Antwerpen";
  15° in artikel 13, gewijzigd bij koninklijk besluit nr. 523 van 31 maart 1987 en gewijzigd bij wet van 30 juli 1987 tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten vastgelegd ter uitvoering van artikel 1 van de wet van 27 maart 1986 tot toekenning van bepaalde bijzondere machten aan de Koning, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt :
  "Tot en met het jaar 2003 zal in afwijking van het eerste lid het batig exploitatiesaldo, na toekenning van een normale intrestvergoeding voor de ingebrachte kapitalen maximaal voor 75 % in de eerste plaats worden aangewend voor haar aandeel in de financiering van de leefgemeenschapspremie en de hervestiging van de leefgemeenschap Doel.";
  16° artikel 14 wordt vervangen door wat volgt :
  "Art. 14. In de maritieme zone van het havengebied van het L.S.O.-gebied beheert en exploiteert het gemeentelijk havenbedrijf Antwerpen de haven. Het vaardigt te dien einde alle nodige verordeningen en reglementen uit met inbegrip van de concessievoorwaarden. Het treedt in de rechten en verplichtingen van de stad Antwerpen.";
  17° in artikel 15 worden de woorden "de Koning" vervangen door de woorden "de Vlaamse regering";
  18° een hoofdstuk IIIbis, bestaande uit een artikel 15bis, wordt ingevoegd als volgt :
  "HOOFDSTUK IIIbis. - Beleidsovereenkomsten.".
  "Art. 15bis. § 1. Het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, de Maatschappij en het gemeentelijk havenbedrijf Antwerpen sluiten naar aanleiding van een aanpassing van de grenzen van de maritieme en de industriële zone van het havengebied of van een wijziging van bestemming binnen één van deze zones, een beleidsovereenkomst.
  Deze beleidsovereenkomst wordt gesloten op basis van het strategisch plan, bedoeld in artikel 8, en regelt inzonderheid volgende aangelegenheden :
  1° de vergoeding bij overheveling van gronden van industriële zone naar maritieme zone en omgekeerd;
  2° de ontsluitingsinfrastructuur binnen het havengebied;
  3° de investeringsprojecten;
  4° het promotiebeleid.
  § 2. Op verzoek van één van de aandeelhouders van de Maatschappij stelt de raad van bestuur bij tweederde meerderheid een ontwerp van beleidsovereenkomst vast. Dit ontwerp wordt ter ondertekening voorgelegd aan de in § 1 bedoelde partijen.
  Het ontwerp van de overeenkomst wordt vastgesteld binnen zes maanden van het verzoek van één van de aandeelhouders, tenzij de raad van bestuur een andere termijn bepaalt of de termijn verlengt.
  Indien geen beleidsovereenkomst is afgesloten binnen de vastgestelde termijn, beslist de Vlaamse regering, na advies van de Maatschappij, over de aangelegenheden bedoeld in het tweede lid van § 1. De Maatschappij geeft haar advies binnen een maand na het verlopen van de vastgestelde termijn, zoniet beslist de Vlaamse regering zonder dit advies. Van dit advies kan de Vlaamse regering slechts afwijken mits motivering.
  § 3. Het ontwerp van beleidsovereenkomst wordt voorbereid door een werkgroep die samengesteld is uit vertegenwoordigers van de drie contracterende partijen die beschikken over de nodige kwalificaties inzake de aangelegenheden bedoeld in het tweede lid van § 1.
  Binnen de Maatschappij wordt een overlegcommissie opgericht bestaande uit vertegenwoordigers van de werkgevers-havengebruikers, vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties, vertegenwoordigers van de Maatschappij en vertegenwoordigers van het gemeentelijk havenbedrijf Antwerpen. Deze overlegcommissie brengt advies uit over elk ontwerp van beleidsovereenkomst. Binnen de Maatschappij kunnen eveneens andere tijdelijke of permanente overlegcommissies worden opgericht, bestaande uit de verschillende actoren van het L.S.O.-gebied.";
  19° artikel 18, gewijzigd bij koninklijk besluit nr. 523 van 31 maart 1987, wordt opgeheven;
  20° artikel 19 wordt vervangen door wat volgt :
  "Art. 19. De rechten, retributies en andere havengebonden inkomsten in de maritieme zone van het havengebied in het L.S.O.-gebied zijn van dezelfde structuur en liggen op hetzelfde niveau als van het havengebied gelegen op de rechterscheldeoever. Zij worden uitsluitend opgelegd en geïnd door de havenbeheerder die ook de lasten van de havenuitbating in het L.S.O.-gebied draagt.";
  21° artikel 22, gewijzigd bij wet van 30 juli 1987 tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten vastgelegd ter uitvoering van artikel 1 van de wet van 27 maart 1986 tot toekenning van bepaalde bijzondere machten aan de Koning, wordt opgeheven;
  22° in artikel 24 worden de woorden "het havengebied" vervangen door de woorden "de maritieme zone van het havengebied";
  23° in artikel 26 worden de woorden "de haven- en industriegebieden" vervangen door de woorden "het havengebied";
  24° in artikel 27 worden in het eerste lid de woorden "het havengebied" vervangen door de woorden "de maritieme zone van het havengebied";
  25° in artikel 30 wordt 1° vervangen door wat volgt :
  "1° het gemeentelijke havenbedrijf Antwerpen, in zoverre het bouw- en exploitatievergunningen betreft in de maritieme zone van het havengebied;";
  26° in artikel 30 wordt 2° vervangen door wat volgt :
  "2° de Maatschappij, in zoverre het bouw- en exploitatievergunningen betreft in de industriële zone van het havengebied;";
  27° in artikel 32 worden in het tweede lid de woorden "Nationale Maatschappij der Waterleidingen" vervangen door de woorden "Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening".

HOOFDSTUK VI. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art.38.[1 De stad Brugge mag onder geen enkel beding de aandelen in de Maatschappij van de Brugse Zeevaartinrichtingen NV, verworven van het Vlaamse Gewest op 17 mei 2001, vervreemden, tenzij met de voorafgaande goedkeuring van de Vlaamse Regering.
   In afwijking van artikel 5, § 1, kunnen de bestaande aandelen van privaatrechtelijke personen in de Maatschappij van de Brugse Zeevaartinrichtingen NV behouden blijven.]1
  ----------
  (1)<DVR 2008-02-01/50, art. 21, 011; Inwerkingtreding : 06-04-2008>

Art.39. <Opgeheven bij DVR 2008-02-01/50, art. 22, 011; Inwerkingtreding : 06-04-2008>

Art.40.[1 De bepalingen in dit decreet hebben voorrang op de bepalingen in de overeenkomsten tussen het Vlaamse Gewest en de havenbedrijven die gesloten werden voor de inwerkingtreding van dit decreet, met uitzondering van de bepalingen in die overeenkomsten met betrekking tot de financiering van investeringen in infrastructuur in uitvoering.]1
  ----------
  (1)<DVR 2022-02-25/09, art. 28, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>

Art.41. <Opgeheven bij DVR 2008-02-01/50, art. 24, 011; Inwerkingtreding : 06-04-2008>

Art.42. <Opgeheven bij DVR 2008-02-01/50, art. 25, 011; Inwerkingtreding : 06-04-2008>

Art.43. Na voorafgaand advies van de betrokken havenbedrijven, kan de Vlaamse regering de bepalingen van de wetten en decreten betreffende het beleid, het beheer en de exploitatie van de zeehavens, alsook door de wet of het decreet goedgekeurde overeenkomsten die betrekking hebben op de rechten en verplichtingen van de havenbedrijven coördineren, met inachtneming van de wijzigingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend zijn aangebracht tot aan het tijdstip van coördinatie.
  Te dien einde kan de Vlaamse regering :
  1° de volgorde en de nummering van de te coördineren bepalingen veranderen en in het algemeen de teksten naar de vorm wijzigen;
  2° de verwijzingen die voorkomen in de te coördineren bepalingen, met de nieuwe nummering overeenbrengen;
  3° zonder afbreuk te doen aan de beginselen die in de te coördineren bepalingen vervat zijn, de redactie ervan wijzigen teneinde ze onderling te doen overeenstemmen en eenheid in de terminologie te brengen;
  4° het opschrift van de coördinatie bepalen.

Art.44. <Opgeheven bij DVR 2008-02-01/50, art. 26, 011; Inwerkingtreding : 06-04-2008>

Art. 45.
  <Opgeheven bij DVR 2022-02-25/09, art. 29, 022; Inwerkingtreding : 15-05-2022>