13 APRIL 1995. - Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie houdende het statuut van de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-08-1995 en tekstbijwerking tot 19-09-2024)
DEEL I. - TOEPASSINGSBEREIK EN TERMINOLOGIE.
Art. 1-3
DEEL II. - ALGEMENE BEPALINGEN.
Art. 4-5, 5/1, 5/2, 5/3, 6-8
DEEL III. - [1 RECHTEN, PLICHTEN EN BELANGENVERMENGINGEN.]1
Art. 9-16, 16/1, 16/2
DEEL III/1. [1 - ONVERENIGBAARHEDEN EN CUMULATIE VAN BEROEPSACTIVITEITEN.]1
Art. 16/3, 16/4, 16/5, 16/6
Deel III/2. [1 - SELECTIECOMMISSIES EN EVALUATIECOMMISSIE.]1
Art. 16/7, 16/8, 16/9, 16/10, 16/11, 16/12
DEEL III/3. [1 - Beroepscommissie.]1
Art. 16/13, 16/14, 16/15, 16/16, 16/17, 16/18, 16/19
DEEL IV. - WERVING.
TITEL I. - [1 De wervingsvoorwaarden]1
Art. 17
TITEL II. - [1 Wervingsexamens]1
HOOFDSTUK 1. - [1 Algemene bepalingen]1
Art. 18-21
HOOFDSTUK II. - [1 Samenstelling van de reserve van geslaagden]1
Art. 22
HOOFDSTUK III. - [1 Omschrijving van de functies, programma en vastlegging van de punten]1
Art. 23
HOOFDSTUK IV. - [1 Voorexamen]1
Art. 24
HOOFDSTUK V. - [1 Aanvullende proef en bijzondere rangschikking van de geslaagden]1
Art. 25
HOOFDSTUK VI. - [1 Toelating tot de stage van geslaagden]1
Art. 26, 26bis
HOOFDSTUK VII. - [1 Oproep tot de reserves behorende tot andere overheden]1
Art. 26ter
TITEL IIbis. [1 - Toewijzing van mandaatbetrekkingen door middel van open procedure.]1
Art. 26/1
TITEL III. - [1 Stage]1
HOOFDSTUK 1. - [1 Algemene bepalingen]1
Art. 27-30
HOOFDSTUK 2. - [1 Stageverloop]1
Art. 31-41
TITEL IV. - [1 Benoeming als ambtenaar]1
Art. 42-44
DEEL V. - HET ONTHAAL EN DE VORMING.
Art. 46-52
DEEL VI. - LOOPBAAN VAN DE AMBTENAREN.
Art. 53-59, 59/1, 60-61
DEEL VII. - OVERPLAATSING, WEDERTEWERKSTELLING EN [1 intra-institutionele]1 MOBILITEIT.
Afdeling I. - Indeling, overplaatsing en wedertewerkstelling.
Art. 62-64
Afdeling II. [1 Intra-institutionele mobiliteit ]1
Art. 65
DEEL VIII.
Art. 66-69
DEEL IX. - DIRECTIERAAD.
Art. 70, 70bis, 71-77
DEEL X. - EVALUATIE.
Art. 78-86
DEEL Xbis. [1 - DE EVALUATIE VAN DE MANDAATHOUDERS.]1
Art. 86/1, 86/2, 86/3, 86/4, 86/5
DEEL XI. - ANCIENNITEIT EN RANGSCHIKKING.
Art. 87-91
DEEL XII. - TUCHTREGELING.
TITEL I. - Tuchtstraffen.
Art. 92-97
TITEL II. - Bevoegde overheid.
Art. 98
TITEL III. - Procedure.
Art. 99-103
TITEL IV. - Doorhaling van de tuchtstraf.
Art. 104
TITEL V. - Verjaring van de tuchtvordering.
Art. 105-106
DEEL XIII. - SCHORSING IN HET BELANG VAN DE DIENST.
Afdeling I. - Feiten.
Art. 107
Afdeling II. - Bevoegde overheid.
Art. 108
Afdeling III. - Procedure.
Art. 109-110
Afdeling IV. - Duur en gevolgen van de schorsing in het belang van de dienst.
Art. 111-112
Afdeling V. - Beroep.
Art. 113
Afdeling VI. - Einde van de schorsing in het belang van de dienst.
Art. 114-116
DEEL XIV. - RAAD VAN BEROEP.
Art. 117-137
DEEL XV. - PERSOONLIJKE AANSPRAKELIJKHEID.
Art. 138-140
DEEL XVI. [1 - ADMINISTRATIEVE STANDEN, AFWEZIGHEDEN EN VERLOVEN]1
HOOFDSTUK I. - [1 De administratieve standen]1
Afdeling 1. - [1 Algemene bepalingen.]1
Art. 141-142
Afdeling 2. - [1 Dienstactiviteit]1
Art. 143-147
Afdeling 3. - [1 Non-activiteit]1
Art. 148-152
Afdeling 4. - [1 Disponibiliteit]1
Onderafdeling 1. - [1 Disponibiliteit wegens ziekte]1
Art. 153-158
Onderafdeling 2. [1 Disponibiliteit wegens persoonlijke aangelegenheden]1
Art. 159-161
HOOFDSTUK II. - [1 Afwezigheden.]1
Art. 162
HOOFDSTUK III. - [1 De vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar]1
Afdeling 1. - [1 De vierdagenweek]1
Art. 163-164
Afdeling 2. - [1 Halftijds werken vanaf 50 of 54 jaar]1
Art. 165
HOOFDSTUK IV. - [1 Verlof wegens loopbaanonderbreking]1
Art. 166
HOOFDSTUK V. - [1 Verloven van korte duur]1
Afdeling 1. - [1 Jaarlijks vakantieverlof]1
Art. 167-175
Afdeling 2. - [1 Feestdagen]1
Art. 176
Afdeling 3. - [1 Uitzonderlijk verlof]1
Art. 177-178
Afdeling 4. - [1 Verlof om familiale redenen]1
Onderafdeling 1. - [1 Omstandigheidsverlof]1
Art. 179-181
Onderafdeling 1/1. [1 Geboorteverlof ]1
Art. 181/1, 181/2, 181/3
Onderafdeling 2. - [1 Verlof om dwingende redenen van familiale aard]1
Art. 182-184
Onderafdeling 3. - [1 Ouderschapsverlof]1
Art. 185, 185/1, 186
Onderafdeling 4. - [1 Opvangverlof met het oog op de adoptie of de pleegvoogdij]1
Art. 187, 187/1, 188
Afdeling 5. - [1 Moederschapsbescherming]1
Art. 189, 189/1, 189/2, 189/3, 189/4, 189/5, 189/6, 189/7, 189/8, 189/9, 189/10
Afdeling 6. - [1 Verlof wegens ziekte of humanitaire reden]1
Art. 190-195
Afdeling 7. - [1 Studieverlof en verlof om een proef af te leggen]1
Onderafdeling 1. - [1 Studieverlof]1
Art. 196-198
Onderafdeling 2. - [1 Verlof om een proef af te leggen]1
Art. 199
Afdeling 8. - [1 Opleidingsverlof]1
Onderafdeling 1. - [1 Loopbaanvorming]1
Art. 200-201
Onderafdeling 2. - [1 De hogere beroepsopleiding.]1
Art. 202
Onderafdeling 3. - [1 Vrijwillige beroepsopleiding]1
Art. 203
HOOFDSTUK VI. - [1 De verloven van lange duur]1
Afdeling 1. - [1 Verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden]1
Art. 204-210
Afdeling 2. - [1 Het verlof om een stage of een proefperiode te vervullen in een andere betrekking van een overheidsdienst]1
Art. 211-213
Afdeling 3. - [1 Verlof voor een opdracht]1
Onderafdeling 1. - [1 Verlof voor een opdracht]1
Art. 214-223
Onderafdeling 2. - [1 De terbeschikkingstelling van de Koning]1
Art. 224-228
Afdeling 4. - [1 Verlof met het oog op het verrichten in vredestijd van militaire prestaties of diensten
Art. 229-232
Afdeling 5. [1 Verlof voor detachering van een nationaal deskundige bij de Europese Commissie.]1
Art. 232/1, 232/2, 232/3
Afdeling 6. [1 Verlof voor intra-institutionele mobiliteit ]1
Art. 232/4. [1 § 1. De ambtenaar die zijn functie verlaat in het kader van intra-institutionele mobiliteit, geniet verlof voor intra-institutionele mobiliteit gedurende maximaal zes maanden vanaf de datum van zijn indiensttreding bij de ontvangende instelling in de zin van besluit 2024/105 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 6 juni 2024 houdende regeling van de mobiliteit in de Franse Gemeenschapscommissie en haar instelling van openbaar nut - Bruxelles Formation.
HOOFDSTUK VII. - [1 Verlof wegens ziekte]1
Afdeling 1. - [1 Verlof wegens ziekte]1
Art. 233-237, 237/1, 238-240
Afdeling 2. - [1 Controle en verklaring van definitieve ongeschiktheid]1
Art. 241-243
Afdeling 3. - [1 Verminderde prestaties omwille van ziekte of invaliditeit]1
Art. 244-247
HOOFDSTUK VIII. - [1 Verloven om politieke redenen]1
Afdeling 1. - [1 Verlof om zich kandidaat te stellen bij verkiezingen]1
Art. 248-249
Afdeling 2. - [1 Verlof om een functie uit te oefenen bij een erkende politieke fractie]1
Art. 250-254
Afdeling 3. - [1 Verlof voor detachering bij een ministerieel kabinet]1
Art. 255-256
Afdeling 4. - [1 Verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat]1
Art. 257-270
HOOFDSTUK IX. - [1 Het beroep inzake verlof en afwezigheid]1
Art. 271-274
HOOFDSTUK X. - [1 Stagiair]1
Art. 275
DEEL XVII. - Verlies van de hoedanigheid van ambtenaar en definitieve ambtsneerlegging.
Art. 276-277, 277/1, 278-279
Deel XVIII. [1 Over de integratie van gehandicapte personen]1
Art. 279/1, 279/2, 279/3, 279/4, 279/5, 279/6, 279/7, 279/8, 279/9, 279/10, 279/11, 279/12, 279/13, 280, 280/1, 281-282
Bijlage.
Art. N1-N2
1995031316 1995031317 1995031371 1995031378 1995031379 1996022853 1996031306 1997031130 1998031261 1998031538 1998A31261 1999031111 2000031451 2001031084 2001031177 2001031366 2002031282 2002031302 2002031570 2002031571 2004031100 2007031278 2011031588 2012031225 2012031226 2012031230 2012031241 2012203167 2013031325 2013031737 2015031048 2015031270 2015031346 2015031818 2015205487 2016031104 2016031356 2016031613 2017013663 2017020064 2018012172 2019012356 2019012357 2019030498 2019040432 2022041499 2023031456 2023031457 2023041268 2023047956 2024002953 2024003908
DEEL I. - TOEPASSINGSBEREIK EN TERMINOLOGIE.
Artikel 1. Dit besluit regelt een aangelegenheid bedoeld in de artikelen 115, § 1, 1ste lid, 121, § 1, 1ste lid, 116, § 1, 127, 128, 129, § 1, 131, 132, 135, 137 en 175 van de Grondwet, krachtens de artikelen 138 en 178 van de Grondwet.
Art.2. Zijn gebonden aan dit besluit, de ambtenaren en stagiaires van de diensten van de Franse Gemeenschapscommissie.
Art.3.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :
- diensten van het College : ambtenaren en stagiaires van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie die de opdrachten uitgeoefend door de Franse Gemeenschapscommissie vervullen krachtens de bijzondere wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse instelling en artikel 138 van de Grondwet, met uitzondering van het directiepersoneel, het onderwijzend personeel, het opvoedende hulppersoneel, het sociaal, paramedisch en psychologisch personeel van de kleuterscholen, de lagere scholen, het secundair onderwijs, het hoger onderwijs van het korte type en het hoger kunstonderwijs;
- representatieve vakorganisaties : vakorganisaties waarvan de criteria van representativiteit zijn vastgesteld in artikelen 7 en 8 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;
(- besluit betreffende de loopbaan van de ambtenaren en het personeelsreglement : het besluit van 25 februari 1999 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de loopbaan van de ambtenaren en het personeelsreglement van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie.) <BESL 1999-03-04/37, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998>
[1 - werkdag : elke dag van de week, uitgezonderd zaterdag, zondag, feestdagen en dagen bedoeld in artikel 176, § 1 van dit besluit.]1
[2 - professionele certificering: certificering die bestaat uit een coherent en significant geheel van verworven leerinhouden die de verderzetting van de opleiding, de inschakeling of het behoud op de arbeidsmarkt of de professionele specialisering beoogt zoals bepaald door het samenwerkingsakkoord dat op 26 februari 2015 werd afgesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie met betrekking tot de oprichting en het beheer van een Franstalig kader van certificaten, afgekort tot "CFC" goedgekeurd door het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 15 juli 2015]2
----------
(1)<BESL 2012-03-01/26, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
(2)<BESL 2019-01-17/28, art. 2, 029; Inwerkingtreding : 07-03-2019>
DEEL II. - ALGEMENE BEPALINGEN.
Art.4. Ambtenaar is elkeen die, in vast dienstverband, benoemd is bij de diensten van het College.
Stagiair is elkeen die werd toegelaten tot een stage met het oog op een benoeming in vast dienstverband.
Dit besluit stelt het statuut van de ambtenaren en de stagiaires van de diensten van het College vast.
Art.5.
<Opgeheven bij BESL 2023-03-02/19, art. 2, 032; Inwerkingtreding : 24-04-2023>
Art. 5/1. [1 Om het werk te organiseren, werkt de directieraad het personeelsplan en het organogram van de diensten van het College uit. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2023-03-02/19, art. 3, 032; Inwerkingtreding : 24-04-2023>
Art. 5/2.[1 § 1. Het personeelsplan is een plan waarin per niveau, per rang en per graad het aantal personeelsleden, uitgedrukt in voltijdsequivalenten, wordt vastgelegd dat noodzakelijk wordt geacht om de opdrachten die zijn toegewezen aan de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, uit te oefenen.
De directieraad bereidt minstens één personeelsplan per begrotingsjaar voor en legt het voor aan het College, ten laatste op 15 februari van het jaar waarin het plan wordt uitgevoerd. Het personeelsplan gaat vergezeld van gemotiveerde adviezen waarmee het overleg over het personeelsplan met de vakbondsorganisaties wordt afgesloten.
Het personeelsplan moet verenigbaar zijn met de beschikbare budgettaire middelen, die uitgedrukt worden voor een volledig jaar voor alle betrekkingen.
§ 2. Op voorstel van de directieraad neemt het College het personeelsplan aan. Bij gebrek aan een voorstel van de directieraad binnen de daartoe vastgestelde termijnen kan het College zelf een personeelsplan opstellen.
Bij gebrek aan een vastlegging van het personeelsplan door het College blijft het laatste vastgelegde plan van toepassing.
§ 3. Het College neemt na overleg met de vakbondsorganisaties een omzendbrief aan met betrekking tot de uitwerking en opvolging van de uitvoering van het personeelsplan op basis van de personeelsenveloppe.
§ 4. De vastlegging door het College van het personeelsplan houdt de toestemming in van de bezetting van de betrekkingen die door aanwerving, promotie, overplaatsing [2 , intra-institutionele mobiliteit]2 of indienstneming worden voorzien.
Het personeelsplan wordt meegedeeld aan alle personeelsleden en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2023-03-02/19, art. 3, 032; Inwerkingtreding : 24-04-2023>
(2)<BESL 2024-06-20/23, art. 32, 036; Inwerkingtreding : 21-09-2024>
Art. 5/3.[1 In het organogram worden de functionele, organisatorische en hiërarchische verbanden binnen de diensten van het College weergegeven.
De directieraad legt het organogram vast, rekening houdend met de opdrachten die door het College zijn toevertrouwd en met de aanbevelingen ervan. Dat organogram, en alle wijzigingen ervan, worden meegedeeld aan alle personeelsleden. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2023-03-02/19, art. 3, 032; Inwerkingtreding : 24-04-2023>
Art.6.<BESL 1999-03-04/37, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998> De ambtenaren worden benoemd volgens graden die hiërarchisch worden verdeeld volgens vier niveaus en in rangen die bij besluit door het College zijn vastgesteld.
De vier niveaus die overeenkomen met de daartegenover vermelde vereiste onderwijsniveaus zijn de volgende :
- niveau 1 : universitair onderwijs en hoger onderwijs van het lange type van universitair niveau;
- niveau 2+ : hoger onderwijs van het korte type [1 of professionele certificering]1;
- niveau 2 : hoger middelbaar onderwijs [1 of professionele certificering of toegangskaart]1;
- niveau 3 : geen diploma of getuigschrift.
----------
(1)<BESL 2019-01-17/28, art. 3, 029; Inwerkingtreding : 07-03-2019>
Art.7. Het niveau van een graad bepaalt de plaats van die graad in de hiërarchie volgens de kwalificatie van de opleiding en de geschiktheid waarvan blijk moet worden gegeven opdat die graad kan worden toegekend.
De rang bepaalt de betrekkelijke waarde van een graad in zijn niveau.
De graad is de titel die de ambtenaar in een rang situeert en hem machtigt tot het bekleden van een van de betrekkingen welke met die graad overeenstemmen.
De graden van eenzelfde rang heten gelijkwaardige graden.
De graden worden bij besluit van het College over de onderscheiden niveaus en rangen verdeeld.
Art.8. De ambtenaren-generaal zijn de ambtenaren die bekleed zijn met een graad die is ingedeeld in de rangen 16 en 15.
DEEL III. - [1 RECHTEN, PLICHTEN EN BELANGENVERMENGINGEN.]1
----------
(1)
Art.9.[1 De ambtenaren oefenen hun ambt op loyale, zorgvuldige en integere wijze uit onder het gezag van hun hiërarchische meerderen.
Zij dienen daartoe :
1° de van kracht zijnde wetten en reglementeringen alsmede de richtlijnen en procedures die hen opgelegd zijn, in het kader van deze wetten en reglementen;
2° nauwgezet en correct hun adviezen te formuleren en hun verslagen op te stellen;
3° zorgvuldig en plichtsbewust de beslissingen uit te voeren en programma's te verwezenlijken.]1
----------
(1)<BESL 2012-03-15/16, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 24-05-2012>
Art.10.[1 De ambtenaren hebben het recht met waardigheid en hoffelijkheid te worden behandeld, zowel door hun hiërarchische meerderen, door hun collega's, als door hun ondergeschikten.
Zij dienen dienen hun collega's, hun hiërarchische meerderen en hun ondergeschikten met waardigheid en hoffelijkheid te behandelen. Ze vermijden elk woord, elke houding, elk voorkomen dat deze waardigheid en deze hoffelijkheid in het gedrang zou kunnen brengen of de goede werking van de dienst zou kunnen schaden.]1
----------
(1)<BESL 2012-03-15/16, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 24-05-2012>
Art.11.[1 Onverminderd artikel 29 van het Wetboek van strafvordering stellen de ambtenaren hun hiërarchische meerdere of, indien nodig, een hogere hiërarchische meerdere op de hoogte van elke onwettigheid of onregelmatigheid waarvan zij kennis hebben.]1
----------
(1)<BESL 2012-03-15/16, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 24-05-2012>
Art.12.[1 § 1. De ambtenaren behandelen de gebruikers van hun diensten met welwillendheid, begrip en zonder enige discriminatie. In de manier waarop zij de vragen van de gebruikers beantwoorden of waarop zij de dossiers behandelen, eerbiedigen zij op een strikte manier de beginselen van neutraliteit, van gelijkheid in behandeling en van naleving van de wetten, de reglementen en de richtlijnen.
§ 2. Zelfs buiten de uitoefening van hun ambt vermijden de ambtenaren elk gedrag dat in strijd is met de waardigheid van hun ambt. Zij vermijden evenzeer elke toestand waarbij ze, zelfs door een tussenpersoon, in verband zou kunnen gebracht worden met bezigheden die in strijd zijn met de waardigheid van hun ambt.
§ 3. De ambtenaren mogen, noch rechtstreeks, noch door een tussenpersoon, zelfs buiten hun ambtsuitoefening, maar op basis ervan, giften, beloningen of enig voordeel vragen, eisen of aannemen. Dit slaat niet op symbolische geschenken van kleine waarde uitgewisseld tussen ambtenaren in de normale uitoefening van hun ambt.]1
----------
(1)<BESL 2012-03-15/16, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 24-05-2012>
Art.13.[1 § 1. De ambtenaren plaatsen zich niet en laten zich niet plaatsen in een toestand van belangenconflicten, dit wil zeggen in een toestand waarin zij door zichzelf of door een tussenpersoon een persoonlijk voordeel hebben dat van die aard is om de onpartijdige en objectieve uitoefening van zijn ambt te beïnvloeden of de gewettigde verdenking te doen ontstaan van zulke invloed.
§ 2. Wanneer een ambtenaar van oordeel is dat hij een belangenconflict heeft of vreest te hebben, brengt hij zijn adviseur-diensthoofd of, bij diens afwezigheid, een ambtenaar van een hogere rang, hierover onmiddellijk op de hoogte. Deze verleent hem hiervan schriftelijk akte.
In geval van een erkend belangenconflict, neemt het adviseur-diensthoofd de passende maatregelen om er een einde aan te stellen.
De ambtenaar kan op eender welk moment schriftelijk om het advies van de leidend ambtenaar vragen over een toestand waarin hij zich in de toekomst kan vinden, dit om te weten of deze de oorzaak is van een belangenconflict. Het advies wordt hem schriftelijk binnen de maand medegedeeld.]1
----------
(1)<BESL 2012-03-15/16, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 24-05-2012>
Art.14.[1 De ambtenaren hebben het recht op vrijheid van meningsuiting ten aanzien van de feiten waarvan zij kennis hebben uit hoofde van hun ambt.
Het is echter verboden feiten bekend te maken die betrekking hebben op de voorbereiding van alle beslissingen zolang er nog geen eindbeslissing is genomen.
Het is hen verboden om feiten bekend te maken die betrekking hebben op 's lands veiligheid, de bescherming van de openbare orde, de financiële belangen van de overheid, het voorkomen en het bestraffen van strafbare feiten, het medisch geheim, de rechten en de vrijheden van de burger, en in het bijzonder het recht op eerbied voor het privéleven.]1
----------
(1)<BESL 2012-03-15/16, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 24-05-2012>
Art.15.[1 § 1. De ambtenaren hebben recht op informatie wat alle aspecten betreft die nuttig zijn voor de taakvervulling. Elke hiërarchische meerdere verzekert de overdracht van de informatie aan zijn ondergeschikten.
§ 2. De ambtenaren houden zich permanent op de hoogte van de ontwikkeling van de technieken, regelingen en onderzoekingen in de materies waarmee zij beroepshalve belast zijn.
§ 3. De ambtenaren hebben recht op opleiding die nuttig is voor hun werk alsook op een voortgezette opleiding met het oog op de uitbouw van de beroepsloopbaan en om aan de evaluatiecriteria et de bevorderingsvoorwaarden te voldoen. De opleiding wordt hen verplicht aangeboden wanneer deze expliciet voorzien wordt in de bevorderingsvoorwaarden en wanneer deze een evaluatiecriterium vormt.]1
----------
(1)<BESL 2012-03-15/16, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 24-05-2012>
Art.16.[1 Elke ambtenaar heeft het recht zijn persoonlijk dossier te raadplegen.
Er mag geen enkel element toegevoegd worden aan het persoonlijk dossier zonder dat de ambtenaar hier vooraf van op de hoogte is.]1
----------
(1)<BESL 2012-03-15/16, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 24-05-2012>
Art. 16/1. [1 Elke inbreuk op artikels 9, 10, 11, 12, 13 § 1 en 14 is onderhavig aan één van de disciplinaire straffen vastgelegd in artikel 92, zonder afbreuk te doen aan de toepassing van de strafwetten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-15/16, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 24-05-2012>
Art. 16/2. [1 De bepalingen van artikels 9 tot 16 zijn van toepassing op stagiairs.
De bepalingen van de artikels 12, 13, 14, 16 en 16/1 zijn van toepassing zelfs al is de ambtenaar voltijds met verlof, in disponibiliteit of non-activiteit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-15/16, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 24-05-2012>
DEEL III/1. [1 - ONVERENIGBAARHEDEN EN CUMULATIE VAN BEROEPSACTIVITEITEN.]1
----------
(1)
Art. 16/3. [1 Met de hoedanigheid van ambtenaar is onverenigbaar elke activiteit die de ambtenaar zelf of via een tussenpersoon uitoefent en die :
1° verhindert dat hij zijn ambtsplichten vervult of strijdigheid van belangen tot gevolg heeft, of;
2° niet past met de waardigheid van zijn ambt.
Is bovendien onverenigbaar met de hoedanigheid van ambtenaar, elk mandaat of dienst, zelfs gratis, in private zaken zonder winstoogmerk, met uitzondering van :
1° de mandaten uitgeoefend in naam van het College in private ondernemingen;
2° de mandaten of diensten voor de verwezenlijking waarvoor de ambtenaar van het College de goedkeuring heeft gekregen, op gelijkluidend advies van de Directieraad.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-15/16, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 24-05-2012>
Art. 16/4. [1 § 1. De cumulatie van beroepsactiviteiten is verboden tenzij daar toestemming is voor verleend.
Onder beroepsactiviteit wordt verstaan elke bezigheid die een belastbaar beroepsinkomen verschaft en die niet inherent is aan de uitoefening van het ambt.
Inherent aan zijn ambt is elke opdracht die ingevolge een wettelijke of reglementaire bepaling verbonden is aan het ambt of elke opdracht waarvoor de ambtenaar wordt aangewezen door de overheid waaronder hij ressorteert.
§ 2. Een politiek mandaat wordt niet beschouwd als een beroepsactiviteit.
§ 3. Er kan toestemming worden verleend voor de uitoefening van een beroepsactiviteit buiten de diensturen, indien deze niet in strijd is met de bepalingen van artikel 16/3.
§ 4. Er kan toestemming worden verleend voor de uitoefening van een beroepsactiviteit binnen de diensturen, indien deze :
1° niet in strijd is met de bepalingen van artikel 16/3;
2° van algemeen belang is voor de Franse Gemeenschapscommissie;
3° zonder nadeel voor de dienst of voor het publiek kan worden uitgeoefend.
De ambtenaar die een beroepsactiviteit uitoefent tijdens de diensturen is in dienstactiviteit.
Het Collegelid belast met het Openbare Ambt bepaalt de wijze waarop deze maatregel wordt toegepast.
§ 5. De aanvraag tot cumulatie wordt schriftelijk ingediend bij de algemeen bestuurder, door middel van een modelformulier dat door de personeelsdienst wordt verstrekt.
De hiërarchische meerdere geeft vooraf een gemotiveerd advies in het vak dat hiervoor voorzien is op het formulier vooraleer hij het dossier naar de algemeen bestuurder stuurt.
§ 6. De toestemming wordt verleend of geweigerd door de algemeen bestuurder. De ambtenaar wordt geïnformeerd over de beslissing binnen de vierentwintig werkdagen vanaf zijn aanvraag.
De toestemming kan altijd worden herroepen door de algemeen bestuurder.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-15/16, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 24-05-2012>
Art. 16/5. [1 Elke inbreuk op artikelen 16/3 en 16/4 is onderhavig aan één van de disciplinaire straffen voorzien door artikel 92, zonder afbreuk te doen aan de toepassing van de strafwetten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-15/16, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 24-05-2012>
Art. 16/6. [1 Het deel III/I is van toepassing op stagiairs.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-15/16, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 24-05-2012>
Deel III/2. [1 - SELECTIECOMMISSIES EN EVALUATIECOMMISSIE.]1
----------
(1)
Art. 16/7. [1 § 1. Er wordt een bevoegde selectiecommissie opgericht met het oog op de toekenning van elke mandaatbetrekking als bedoeld in artikel 34 van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 maart 1999 betreffende de loopbaan van de ambtenaren en het personeelsreglement van de diensten van het College van de Franse gemeenschapscommissie.
De selectiecommissie is samengesteld in functie van de toe te wijzen betrekking per mandaat en bevat vijf tot zeven leden.
§ 2. Het College, op voorstel van het lid van het college belast met Ambtenarenzaken, stelt de leden van de selectiecommissie aan elke keer als er een mandaatbetrekking als bedoeld in paragraaf 1 vacant wordt verklaard en stelt de voorzitter aan onder hen.
§ 3. De selectiecommissie is samengesteld uit leden die over deskundigheid omtrent materies beschikken die tot de toe te wijzen mandaatbetrekking behoren en uit leden die over deskundigheid in verband met management van de overheidssector beschikken.
De aanstelling van de leden van de selectiecommissie is beperkt tot de selectieprocedure waarvoor ze zijn aangesteld.
§ 4. Ten hoogste twee derden van de leden van de selectiecommissie behoren tot hetzelfde geslacht.
§ 5. Het college stelt bovendien een effectieve en een plaatsvervangende secretaris aan.
Het college stelt de uitkering die aan de voorzitter en aan de leden wordt toegekend vast.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/20, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 24-05-2012>
Art. 16/8. [1 Het College stelt, op voorstel van het Collegelid belast met Ambtenarenzaken, het huishoudelijk reglement van de selectiecommissie op.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/20, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 24-05-2012>
Art. 16/9.[1 Om het even wie die een belang zou hebben in om het even welke hoedanigheid in de selectieprocedure mag niet als lid van de Selectiecommissie worden aangesteld.
De leden van de selectiecommissie zijn gebonden door de geheimhouding wat de debatten en beraadslagingen betreft, alsook over alle informatie waarvan ze in de uitoefening van hun opdracht kennis hebben genomen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/20, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 24-05-2012>
Art. 16/10.[1 § 1. Er wordt een evaluatiecommissie opgericht die belast is met de evaluatie van de mandaathouders als bedoeld in artikel 86/1.
De evaluatiecommissie bevat vijf tot zeven leden die over deskundigheid in verband met het management van de overheidssector beschikken. Minstens één lid moet over deskundigheid inzake de materie die tot het te evalueren mandaat behoort, beschikken.
§ 2. Het College, op voorstel van het Collegelid belast met Ambtenarenzaken, stelt de leden van de evaluatiecommissie aan alsook de voorzitter onder hen.
Het College stelt eveneens, op voorstel van het Collegelid belast met Ambtenarenzaken, vier plaatsvervangende leden aan die aan dezelfde criteria beantwoorden als de effectieve leden.
In geval van afwezigheid of van verhindering van een lid, wordt er een plaatsvervanger door de voorzitter aangeduid.
In geval van afwezigheid van de voorzitter, wordt het voorzitterschap aan de oudste van de aanwezige effectieve leden toegewezen.
§ 3. De leden worden voor een periode van vijf jaar aangesteld.
Hun aanstelling is hernieuwbaar.
§ 4. Ten hoogste twee derden van de leden behoren tot hetzelfde geslacht.
§ 5. Het College stelt een effectieve secretaris en een plaatsvervangende secretaris aan om de evaluatiecommissie bij te staan.
Het college stelt de uitkering die aan de voorzitter en aan de leden van de evaluatiecommissie wordt toegekend vast.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/20, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 24-05-2012>
Art. 16/11. [1 Het College stelt, op voorstel van het Collegelid belast met Ambtenarenzaken, het huishoudelijk reglement van de evaluatiecommissie vast.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/20, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 24-05-2012>
Art. 16/12. [1 Om het even wie die een belang zou hebben in om het even welke hoedanigheid bij het onderzoek van een dossier mag niet als lid van de Evaluatiecommissie zetelen.
De leden van de evaluatiecommissie zijn gebonden door geheimhouding wat de debatten en beraadslagingen betreft, alsook over alle informatie waarvan ze in de uitoefening van hun opdracht kennis hebben genomen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/20, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 24-05-2012>
DEEL III/3. [1 - Beroepscommissie.]1
----------
(1)
Art. 16/13. [1 Er wordt een Beroepscommissie opgericht die bevoegd is inzake de evaluatie, de verloven en de afwezigheden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art. 16/14. [1 Deze commissie bestaat uit :
1° een effectieve voorzitter en een plaatsvervangende voorzitter, magistraten of op pensioen gezonden magistraten, aangeduid door het College;
2° drie ambtenaren van minstens rang 13, aangeduid door het College;
3° drie leden aangeduid door de representatieve vakbondsorganisaties met 1 lid per organisatie.
De plaatsvervangende leden worden op dezelfde wijze benoemd : drie ambtenaren van minstens rang 13 en drie vertegenwoordigers van vakbondsorganisaties.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art. 16/15. [1 Het College benoemt een secretaris en een plaatsvervangende secretaris onder de ambtenaren van de diensten van het College.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art. 16/16. [1 De Commissie stelt een huishoudelijk reglement op om de modaliteiten te bepalen van zijn werking. Deze wordt goedgekeurd door het College.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art. 16/17. [1 De commissie beraadslaagt slechts geldig indien de meerderheid van de leden aanwezig is.
Het aantal leden aangeduid door het College en door de vakbondsorganisaties moet gelijk zijn; in voorkomend geval, wordt de pariteit hersteld door uitschakeling van één of meerdere leden, na loting.
Indien bij de eerste vergadering, het merendeel van de leden niet aanwezig is, komt de Beroepscommissie een tweede keer geldig samen zolang er pariteit is tussen de leden aangeduid door de vakbondsorganisaties en die aangeduid door het College.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art. 16/18. [1 Elk lid van de commissie, met inbegrip van de voorzitter, is stemgerechtigd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art. 16/19. [1 De uitkering toegekend aan de voorzitter of de plaatsvervangende voorzitter is vastgelegd op 125 € per zitting.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
DEEL IV. - WERVING.
TITEL I. - [1 De wervingsvoorwaarden]1
----------
(1)
Art.17.[1 § 1. Niemand kan tot ambtenaar worden benoemd, indien hij niet voldoet aan de hierna volgende voorwaarden :
1° de toelaatbaarheidsvereisten voor de toe te kennen job vervullen;
2° slagen voor het wervingsexamen;
3° de proeftijd met succes voltooien.
§ 2. Niemand kan tot ambtenaar worden benoemd, indien hij niet voldoet aan de volgende toelaatbaarheidsvereisten :
1° Belg zijn wanneer de uit te oefenen functies een rechtstreekse of onrechtstreekse deelname bevatten voor de uitoefening van de openbare macht of voor functies die het algemeen belang van de Franse Gemeenschapscommissie of andere openbare collectiviteiten moeten vrijwaren;
2° van een gedrag zijn dat beantwoordt aan de vereisten van de betrekking;
3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;
4° de vereiste lichamelijke geschiktheid bezitten om de betrekking uit te oefenen;
5° houder zijn van een diploma of studiegetuigschrift dat overeenkomt met het niveau van de te verlenen graad [2 of houder zijn van een professionele certificering die te maken heeft met de functie waarvoor de selectie georganiseerd wordt, volgens de lijst van bijlage III van het besluit met betrekking tot de loopbaan van de ambtenaren en het personeelsreglement of houder zijn van een toegangskaart]2.
De interne dienst voor preventie en bescherming op het werk (IDPB) organiseert de testen met betrekking tot de lichamelijke geschiktheid.
§ 3. De algemeen bestuurder, in overleg met de afgevaardigde bestuurder van SELOR, verzekert zich ervan dat de geslaagden de vereiste toelaatbaarheidsvereisten vervullen.
De geslaagden die nog geen houder zijn van het vereiste diploma of studiegetuigschrift [2 of een professionele certificering]2 of die deze documenten niet kunnen voorleggen, kunnen, met het oog op een benoeming, zich slechts vanaf de dag waarop zij aan de afgevaardigde bestuurder van SELOR het vereiste diploma of studiegetuigschrift hebben voorgelegd, op hun rangschikking beroepen [2 of professionele certificering]2. De geslaagden moeten hiervan een bewijs tonen.
De geslaagden die voorlopig werden geweerd doch naderhand aan de gestelde eisen voldoen, worden tot de stage toegelaten in de graad waarvoor zij hebben medegedongen. Zij, die aan deze eisen niet voldoen, worden uitgesloten.
Indien de toelating tot de stage verlaat werd wegens een onderzoek om te beoordelen of het gedrag van de stagiair beantwoordt aan de vereisten van de betrekking, en indien de stagiair voorbijgestoken wordt binnen de dienst van het College door een of meerdere geslaagden van hetzelfde examen die na hem gerangschikt stonden, neemt hij de rang op de dag dat deze geslaagde of de best gerangschikte van deze geslaagden zijn stage is begonnen.]1
----------
(1)<BESL 2012-04-19/45, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 26-07-2012>
(2)<BESL 2019-01-17/28, art. 4, 029; Inwerkingtreding : 07-03-2019>
TITEL II. - [1 Wervingsexamens]1
----------
(1)
HOOFDSTUK 1. - [1 Algemene bepalingen]1
----------
(1)
Art.18. [1 De wervingsexamens worden georganiseerd voor de benoeming tot de wervingsgraden.]1
----------
(1)<BESL 2012-04-19/45, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 26-07-2012>
Art.19. [1 De wervingsexamens omvatten een basisproef en eventueel één of meerdere aanvullende proeven bedoeld om per beroep, verzameling beroepen, betrekkingen of verzameling van betrekkingen, per niveau of per graad de generieke vaardigheden gemeenschappelijk aan de uitoefening van een functie in de publieke sector te beoordelen.
De rangschikking van de geslaagden, de zogenaamde algemene rangschikking, wordt opgesteld op basis van de resultaten verkregen tijdens de basisproef.]1
----------
(1)<BESL 2012-04-19/45, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 26-07-2012>
Art.20.[1 De wervingsexamens worden georganiseerd door SELOR, op vraag van het Collegelid belast met het Openbaar Ambt. De afgevaardigde bestuurder van SELOR kan echter aan de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie de gehele of gedeeltelijke organisatie van de examens toevertrouwen, mits toestemming van het Collegelid belast met het Openbaar Ambt.
De afgevaardigde bestuurder van SELOR kondigt de organisatie van de wervingsexamens aan minstens via een bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. Deze bekendmaking vermeldt minstens de laatste datum voor indiening van de kandidaturen en verduidelijkt, indien nodig, de geldigheidsduur en het belang van de reserve van de geslaagden.
Tijdens de organisatie van een wervingsexamen, bepaalt de algemene bestuurder de datum waarop de kandidaten de voorwaarden moeten vervullen betreffende de diploma's en studiegetuigschriften [2 of professionele certificeringen of toegangskaart]2 en indien nodig de bijzondere voorwaarden voor beroepsvaardigheden.
De kandidaten hebben minstens twee weken de tijd om zich kandidaat te stellen.
De afgevaardigde bestuurder van SELOR of zijn vertegenwoordiger bepaalt de datum en de plaats van de basisproef, stelt de lijst van kandidaten op en nodigt hen schriftelijk uit minstens tien dagen voor de datum van de basisproef. Deze termijn gaat van start vanaf de derde werkdag die volgt op de dag waarop het aangetekend schrijven aan de diensten van de post werd bezorgd, behalve ingeval van ander bewijs van de ontvanger.]1
----------
(1)<BESL 2012-04-19/45, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 26-07-2012>
(2)<BESL 2019-01-17/28, art. 5, 029; Inwerkingtreding : 07-03-2019>
Art.21. [1 Een examenjury wordt voor elke basisproef samengesteld.
De examenjury van de basisproef bestaat uit de voorzitter, die de afgevaardigde bestuurder van SELOR is of zijn vertegenwoordiger, en minstens twee assessoren of hun plaatsvervangers. De voorzitter en de assessoren of hun plaatsvervangers zijn stemgerechtigd. De beslissingen worden genomen bij meerderheid van de stemmen.
De afgevaardigde bestuurder van SELOR benoemt, in overleg met de Algemeen bestuurder, de juryleden die gekozen worden uit :
1° de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, titularissen van een betrekking van een niveau dat minstens gelijk is aan het niveau van de toe te kennen betrekking en die een anciënniteit hebben van minstens 3 jaar;
2° de omwille van hun vaardigheden bijzonder gekwalificeerde mensen.]1
----------
(1)<BESL 2012-04-19/45, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 26-07-2012>
HOOFDSTUK II. - [1 Samenstelling van de reserve van geslaagden]1
----------
(1)
Art.22. [1 § 1. De afgevaardigde bestuurder van SELOR of zijn vertegenwoordiger stelt een proces-verbaal op met de rangschikking van de kandidaten na afloop van de basisproef. Hij staat in voor de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad tenzij de lijst niet is medegedeeld aan alle kandidaten die aan het examen hebben deelgenomen.
Elke geslaagde krijgt zijn resultaten. Deze staan in het individuele dossier vanaf de toelating tot de stage.
§ 2. De reserve van de geslaagden, genaamd de algemene reserve, wordt voor elk wervingsexamen gevormd na de basisproef.
De algemene reserve heeft een geldigheidsduur van twee jaar. Het Collegelid belast met het Openbaar Ambt kan, na raadpleging van de afgevaardigde bestuurder van SELOR een andere termijn vastleggen. Hij informeert de kandidaten hierover.
Het Collegelid belast met het Openbaar Ambt kan eveneens de geldigheidsduur van een bestaande algemene reserve verlengen per periode van maximum 1 jaar indien de behoeften van de diensten van het College dit rechtvaardigen. Hij houdt de geslaagden hiervan op de hoogte.
Het Collegelid belast met het Openbaar Ambt kan voor de vorming van een reserve het aantal in deze reserve toegelaten geslaagden vastleggen.
§ 3. Wanneer er aanvullende proeven worden georganiseerd, beslist de Algemeen bestuurder of één of meerdere reserves van geslaagden, bijzondere reserves genoemd, al dan niet gevormd moeten worden.
De duur van de bijzondere reserves van een proef mag de geldigheidsduur van de algemene reserve van dezelfde proef niet overstijgen.]1
----------
(1)<BESL 2012-04-19/45, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 26-07-2012>
HOOFDSTUK III. - [1 Omschrijving van de functies, programma en vastlegging van de punten]1
----------
(1)
Art.23.[1 Na overleg met de afgevaardigde Bestuurder van SELOR en op advies van de Directieraad bepaalt de algemeen bestuurder :
1° de referentiesystemen houdende de basisvaardigheden die verschillende functies gemeen hebben of de functiebeschrijving van de betrekking of betrekkingen die overeenkomen met de wervingsgraad en de vereiste kwalificatie van de aan te werven ambtenaren;
2° het programma van de basisproef;
3° de eventuele organisatie van aanvullende proeven;
4° het minimum aantal punten vereist voor elke proef.
Bovendien, na overleg met de afgevaardigde bestuurder van SELOR, kan de algemeen bestuurder, na advies van de Directieraad :
1° bijzondere wervingsvereisten opleggen wanneer de aard van de functie dit vereist;
2° de diploma's [2 of de professionele certificeringen of de toegangskaart]2 verduidelijken die toegang verschaffen tot de functie waarvoor een wervingsexamen wordt georganiseerd;
3° voor een bepaald examen, de bijzondere voorwaarden opleggen van beroepsvaardigheden bestaande uit de praktische of vereiste kennis, de uitoefening van een vorige activiteit, wanneer zulke voorwaarden gerechtvaardigd zijn door de aard van de toe te kennen betrekkingen;
4° tot een bepaald examen studenten toelaten die in hun laatste studiejaar zitten van de studies voor het behalen van het vereiste diploma of studiegetuigschrift.]1
----------
(1)<BESL 2012-04-19/45, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 26-07-2012>
(2)<BESL 2019-01-17/28, art. 6, 029; Inwerkingtreding : 07-03-2019>
HOOFDSTUK IV. - [1 Voorexamen]1
----------
(1)
Art.24. [1 Na afsluiting van de inschrijvingen kan de Algemeen bestuurder, indien deze van mening is dat het aantal ingeschreven kandidaten dit rechtvaardigt, een voorexamen toevoegen aan het examenprogramma.
Hij bepaalt, in overleg met de afgevaardigde bestuurder van SELOR, de aard van het voorexamen en, indien nodig, de kwestie waarover het zal gaan.
Op basis van de resultaten van het voorexamen, beslist de jury bedoeld in artikel 21 over het aantal kandidaten die toegelaten worden voor het examen en maakt de lijst ervan op.
Voor de rangschikking van de geslaagden van het examen, wordt er geen rekening gehouden met de resultaten van het voorexamen.]1
----------
(1)<BESL 2012-04-19/45, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 26-07-2012>
HOOFDSTUK V. - [1 Aanvullende proef en bijzondere rangschikking van de geslaagden]1
----------
(1)
Art.25. [1 § 1. De algemeen bestuurder kan, in samenspraak met de afgevaardigde bestuurder van SELOR, beslissen om één of meerdere aanvullende proeven te organiseren, op basis van een bepaalde functieomschrijving of typefunctie.
De algemeen bestuurder bepaalt het aantal geslaagden dat moet worden ingelicht om aan de aanvullende proef deel te nemen.
De geslaagden worden geraadpleegd rekening houdend met de volgorde van de algemene rangschikking.
Indien, na afloop van de aanvullende proef, die werd georganiseerd voor de in het vorige lid bedoelde geslaagden, geen enkele van deze laatsten geschikt wordt geacht voor de functie, bepaalt de algemeen bestuurder opnieuw het aantal geslaagden volgend in de algemene rangschikking, die mogen deelnemen aan deze proef. Hij herhaalt deze handeling zoveel als nodig is telkens met inachtneming van de volgorde van de rangschikking.
De inschrijving voor de aanvullende proef is niet verplicht.
§ 2. De kandidaten voor de aanvullende proef worden opgeroepen door de Algemeen bestuurder in de volgorde van de algemene rangschikking. Ze worden per brief opgeroepen, minstens tien dagen voor de datum van de proef. Deze termijn gaat van start vanaf de indiening van de aangetekende brief bij de post, behalve in geval van ander bewijs van de ontvanger.
De kandidaten die voor de aanvullende proef afwezig zijn zonder rechtvaardiging, worden niet meer ingelicht zolang zij hier schriftelijk niet achter vragen.
§ 3. De geslaagden van de aanvullende proef die geschikt zijn geacht door de in paragraaf 5 bedoelde jury voor de uit te oefenen functie zijn het voorwerp van een bijzondere rangschikking, verschillend van de algemene rangschikking.
De afgevaardigde bestuurder van SELOR of zijn vertegenwoordiger stelt het proces-verbaal op waarin de specifieke rangschikking van de kandidaten wordt opgenomen.
De algemene rangschikking wordt naast de specifieke rangschikking gelegd die op basis van de aanvullende proef is opgesteld.
§ 4. Onverminderd de toepassing van artikel 22 § 2, 4e lid, indien, voor een aanvullende proef, de algemene bestuurder beslist om een bijzondere reserve te vormen, worden de niet batig gerangschikte geslaagden van deze aanvullende proef daarin opgenomen. Zij behouden tegelijkertijd hun algemene rangschikking in de algemene reserve.
De geslaagden voor één of meerdere aanvullende proeven kunnen deel uitmaken van een of meerdere bijzondere reserves en, tegelijkertijd, van de algemene reserve.
De geslaagden voor de basisproef die niet geslaagd zijn voor de aanvullende proef of die er niet aan hebben deelgenomen, behouden hun algemene rangschikking evenals hun specifieke rangschikking vastgesteld op basis van andere aanvullende proeven waarvoor ze wel slaagden.
Na vijf maal niet geslaagd te zijn voor aanvullende proeven voor éénzelfde examen, wordt de geslaagde eveneens niet meer opgeroepen en van ambtswege uit de algemene reserve en de bijzondere reserves geschrapt.
§ 5. Een examenjury wordt voor elke aanvullende proef gevormd.
De jury bestaat uit een voorzitter, die de afgevaardigde bestuurder van SELOR is of zijn vertegenwoordiger en minstens twee assessoren of hun plaatsvervangers. De voorzitter en de assessoren of hun plaatsvervanger zijn stemgerechtigd. Bij gebrek aan consensus worden de beslissingen bij meerderheid van stemmen genomen.
De afgevaardigde bestuurder van SELOR kan de algemeen bestuurder aanduiden om hem te vertegenwoordigen die zelf zich kan laten vertegenwoordigen door een ambtenaar met minstens de graad van hoofdadviseur van de dienst.
De afgevaardigde bestuurder van SELOR duidt, in overleg met de algemeen bestuurder de juryleden aan uit :
1° de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, titularissen van een betrekking van een niveau dat minstens gelijk is aan het niveau van de toe te kennen betrekking en met een anciënniteit van minstens 3 jaar;
2° en eventueel mensen die bijzonder gekwalificeerd zijn omwille van hun vaardigheden.]1
----------
(1)<BESL 2012-04-19/45, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 26-07-2012>
HOOFDSTUK VI. - [1 Toelating tot de stage van geslaagden]1
----------
(1)
Art.26. [1 § 1. Wanneer een vacante betrekking bezet moet worden door een geslaagde van een wervingsexamen en indien geen aanvullende proef georganiseerd werd voor de uit te oefenen betrekking, is het College gebonden door de algemene rangschikking van de geslaagden en houdt het rekening moet de volgorde van deze rangschikking. De algemeen bestuurder dient zo'n aanvraag in bij de afgevaardigde bestuurder van SELOR.
Voor een werving uitgevoerd na een aanvullende proef, is het College gebonden door de bijzondere rangschikking opgesteld op basis van de aanvullende proef en houdt het rekening met de volgorde van deze rangschikking. De algemeen bestuurder richt een verzoek aanvraag in deze zin aan de afgevaardigde bestuurder van SELOR.
§ 2. Indien verschillende betrekkingen gelijktijdig aangeboden worden aan de geslaagden van een wervingsreserve, kan het College een beroep doen op de geselecteerde kandidaat na afronding van ofwel elk van de aanvullende proeven of van meerdere proeven. Indien de oproep plaats heeft na afronding van verschillende aanvullende proeven, kan de geselecteerde kiezen uit de betrekkingen waarvoor hij werd geselecteerd.
Onder geslaagden van twee of meerdere wervingsexamens, wordt voorrang verleend aan de geslaagden van het examen waarvan het proces-verbaal op de minst recente datum werd afgesloten.]1
----------
(1)<BESL 2012-04-19/45, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 26-07-2012>
Art. 26bis. [1 § 1. De geslaagden worden toegelaten tot de stage voor de functie waarvoor zij examen hebben afgelegd in de volgorde van de algemene rangschikking of in de volgorde van de bijzondere rangschikking in de gevallen waarin een aanvullende proef georganiseerd werd.
Het Collegelid belast met het Openbaar Ambt bepaalt een maximumtermijn voor de indiensttreding van de gekozen kandidaat.
Wanneer evenwel de geslaagde die werd aangeworven bij arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur bij zijn werkgever een opzeggingstermijn moet eerbiedigen, wordt hij in dienst geroepen de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van deze termijn.
§ 2. De geslaagden kunnen vragen om tijdelijk niet meer ingelicht te worden om toegelaten te worden tot een stage. Op hun schriftelijk verzoek wordt met hun kandidatuur opnieuw rekening gehouden bij de eerstvolgende oproep.
De geslaagden die een oproep om een stage te volgen, niet beantwoorden worden van ambtswege geschorst en worden niet meer opgeroepen, zolang zij het niet per aangetekend schrijven aanvragen.
De geslaagden kunnen een voorgestelde betrekking weigeren. Na de derde weigering worden ze van ambtswege uit de algemene reserve en de bijzondere reserves geschrapt.
De geslaagden die een betrekking aanvaarden, verbinden er zich toe in dienst te treden. Zij die, na deze aanvaarding, weigeren in dienst te treden of de betrekking niet binnen de vastgelegde termijn aannemen, worden van ambtswege uit de genoemde reserves geschrapt.]1
----------
(1)<BESL 2012-04-19/45, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 26-07-2012>
HOOFDSTUK VII. - [1 Oproep tot de reserves behorende tot andere overheden]1
----------
(1)
Art. 26ter. [1 In afwezigheid van de wervingsreserve of indien geen enkele geslaagde van een reserve de voorgestelde betrekking aanvaardt, kan het Collegelid belast met het openbaar ambt, mits akkoord van de federale overheid of andere gefedereerde entiteiten, een beroep doen op de reserves van geslaagden die vallen onder deze overheid voor een werving in een betrekking van de diensten van het College.
In dit geval organiseert de afgevaardigde bestuurder van SELOR of de persoon die hij afvaardigt, een of meerdere aanvullende proeven volgens de regels voorzien in artikel 25 van dit besluit.]1
----------
(1)<BESL 2012-04-19/45, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 26-07-2012>
TITEL IIbis. [1 - Toewijzing van mandaatbetrekkingen door middel van open procedure.]1
----------
(1)
Art. 26/1. [1 De mandaten van rang 15 en 16 worden via open procedure vacant verklaard, waarvoor interne en externe kandidaten tezelfdertijd wedijveren.
Onder externe kandidaten wordt verstaan alle andere kandidaten dan de leden van het statutair personeel van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie.
De stagiairs ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie moeten als externe kandidaten beschouwd worden.
Onverminderd toepassing van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, stelt het College de modaliteiten vast volgens dewelke de externe kandidaten worden aangesteld en een mandaat binnen de diensten van het College uitoefenen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/20, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 24-05-2012>
TITEL III. - [1 Stage]1
----------
(1)
HOOFDSTUK 1. - [1 Algemene bepalingen]1
----------
(1)
Art.27. [1 § 1. Niemand kan worden benoemd dan na een stage te hebben volbracht.
§ 2. Indien een voorafgaandelijke gezondheidsevaluatie voorzien is overeenkomstig artikel I.4-25 van de Code over het welzijn op het werk, kan de geslaagde slechts tot benoeming worden toegelaten wanneer hij zich voor het medisch onderzoek heeft aangemeld : de bedoeling daarvan is te bepalen of de betrokkene geschikt is om het ambt uit te oefenen waarvoor hij geselecteerd werd.
Indien hij niet aan de geschiktheidsvoorwaarden voldoet, wordt de stagiair afgedankt. Ten laatste op de datum van deze afdanking, wordt met de betrokkene een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur afgesloten. Deze duur is gelijk aan de minimumduur die in zijn geval wordt opgelegd om het voordeel van de werkloosheidsuitkeringen te kunnen genieten. Wanneer hij op de datum waarop deze overeenkomst begint te lopen arbeidsongeschikt is of wanneer hij dat wordt tijdens de uitvoering ervan, wordt hem in het eerste geval een wedde uitbetaald gedurende zes maanden en in het tweede geval gedurende de periode nodig om de voorziene stage te dekken in het kader van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector uitkeringen]1
----------
(1)<BESL 2018-05-03/16, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 02-06-2018>
Art.28. [1 De stagiair is geen ambtenaar in de zin van dit besluit.
De bepalingen van dit besluit gelden voor hem slechts in zover zij uitdrukkelijk op hem toepasselijk zijn verklaard.]1
----------
(1)<BESL 2018-05-03/16, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 02-06-2018>
Art.29. [1 De stagiair komt in aanmerking voor hetgeen ten behoeve van de ambtenaren is bepaald inzake :
1° allerhande uitkeringen en vergoedingen voor zover het daartoe grond opleverende feit bestaanbaar is met een ononderbroken stage;
2° het geldelijk statuut.
Voor de toepassing van dit artikel wordt de stagiair geacht de graad te bezitten waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld.]1
----------
(1)<BESL 2018-05-03/16, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 02-06-2018>
Art.30. [1 § 1. Om de duur van de stage te berekenen, worden alle perioden waarin de stagiair in actieve dienst is, in aanmerking genomen.
§ 2. Zelfs indien de stagiair in actieve dienst is, leiden de afwezigheden die zich voordoen nadat de stagiair reeds vijftien werkdagen in één of verschillende malen afwezig is geweest tot een opschorting van de stage.
Komen voor de berekening van deze dagen afwezigheid niet in aanmerking :
1° het jaarlijks vakantieverlof bedoeld in artikel 167, alsook diegene bedoeld in de artikelen 169 en 170;
2° de feestdagen bedoeld in artikel 176;
3° de omstandigheidsverloven bedoeld in artikel 179.
§ 3. In geval van schorsing van de stage behoudt de betrokkene zijn hoedanigheid van stagiair en zijn administratieve toestand wordt vastgesteld overeenkomstig de reglementsbepalingen die op hem van toepassing zijn.
§ 4. Na het einde van een afwezigheidsperiode die een schorsing van de stage tot gevolg heeft gehad, beslist de verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid of er voor de stagiair reden bestaat om zijn vorming voort te zetten.
Gedurende de periode van verlenging van de stage behouden de betrokkenen hun hoedanigheid van stagiair.
§ 5. De betrokkene behoudt eveneens zijn hoedanigheid van stagiair tot de datum waarop een definitieve beslissing omtrent zijn benoeming of afdanking wordt genomen.
§ 6. Het College voor wat betreft de stagiairs van niveau 1 of de leidend Ambtenaar voor wat betreft de stagiairs van niveau 2+, 2 en 3, stelt de stagiair aan voor een met zijn kwalificatie overeenstemmende vacante betrekking bij het bestuur waar laatstgenoemde zijn stage zal volbrengen.
Het College of de leidend Ambtenaar kan deze aanstelling wijzigen in het belang van de dienst.]1
----------
(1)<BESL 2018-05-03/16, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 02-06-2018>
HOOFDSTUK 2. - [1 Stageverloop]1
----------
(1)
Art.31. [1 De stage is bedoeld om de stagiair te integreren in de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie en na te gaan of de stagiair over de kennis en vaardigheden beschikt met betrekking tot het niveau en de functie waarvoor hij werd aangeworven.
In het begin van de stage wordt de stagiair op de hoogte gebracht van de te bereiken doelstellingen en de evaluatiecriteria tijdens een functiegesprek. Dit gesprek wordt vastgelegd in een verslag.
Het functiegesprekverslag wordt ondertekend door de stagiair en overgemaakt aan de verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid.]1
----------
(1)<BESL 2018-05-03/16, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 02-06-2018>
Art.32. [1 De stage duurt één jaar voor stagiairs van niveau 1 en zes maanden voor de stagiairs van niveau 2+, 2 en 3. Zij kan ten hoogste met één derde van haar duur worden verlengd door de Commissie overeenkomstig artikel 38.]1
----------
(1)<BESL 2018-05-03/16, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 02-06-2018>
Art.33. [1 Elke stagiair moet een stage-eindwerk opstellen volgens de modaliteiten bepaald door de verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid. Het doel van het stage-eindwerk is de stagiair ertoe aanzetten om na te denken voor zijn functie, hetzij in het algemeen, hetzij door een bijzondere activiteit of thema te schetsen verbonden met de dienst waar hij toegewezen is.
In overleg met de hiërarchische meerdere belast met de stageleiding, dient een volledig en afgewerkt exemplaar van het stage-eindwerk bezorgd te worden aan de verantwoordelijke voor de ontwikkeling van beroepsbekwaamheid op het einde van de tiende stagemaand voor de stagiairs van niveau 1 en de vijfde stagemaand voor niveau 2+, 2 en 3.
Op het einde van de twaalfde stagemaand stelt de stagiair van niveau 1 het stage-eindwerk voor aan minstens een hiërarchische meerdere, de verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid en iemand van buiten de dienst van de stagiair die expertise heeft in de behandelde materie. Een eerste deel van de presentatie wordt gewijd aan de uiteenzetting van de stagiair. Een tweede deel omvat een uitwisseling van gedachten of vragen en antwoorden.
Een verslag van deze presentatie wordt opgesteld door de verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid]1
----------
(1)<BESL 2018-05-03/16, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 02-06-2018>
Art.34. [1 De stageleiding wordt verzekerd door de hiërarchische meerdere van ten minste rang 13 onder wiens gezag de stagiair is gesteld en door de verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid.]1
----------
(1)<BESL 2018-05-03/16, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 02-06-2018>
Art.35. [1 De verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid stelt, overeenkomstig de algemene principes bedoeld in artikel 31, de opleidingsactiviteiten voor waaraan de stagiair moet deelnemen.]1
----------
(1)<BESL 2018-05-03/16, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 02-06-2018>
Art.36. [1 § 1er. De hiërarchische meerdere belast met de stageleiding organiseert drie evaluatiegesprekken met de stagiair.
Het gesprek handelt onder andere over de manier waarop de stagiair de vereiste kennis en vaardigheden vergaart voor de uitoefening van de functie, over zijn opleidingsbehoeften, over de wijze waarop de stagiair zich integreert in de dienst in het bijzonder en in de administratie in het algemeen en over de vooruitgang van het stage-eindwerk.
Wanneer ze dit nodig achten kunnen de hiërarchische meerdere belast met de stageleidingen de verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid besluiten om bijkomende gesprekken.
§ 2. Na elk evaluatiegesprek bedoeld in § 1, stelt de hiërarchische meerdere belast met de stageleiding een uitgebreid verslag op volgens het model opgesteld door de Directieraad.
Deze verslagen worden overgemaakt aan de stagiair voor eventuele opmerkingen en aan de verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid binnen de volgende termijnen :
1° voor het einde van de vierde, achtste en twaalfde maand wat betreft de stagiairs van niveau 1;
2° voor het einde van de tweede, vierde en zesde maand wat betreft de stagiairs van niveau 2+, 2 en 3.
De verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid kan zijn opmerkingen eraan toevoegen.
Hij kan besluiten om de hiërarchische meerdere belast met de stageleiding te ontmoeten.
Een nieuw stageverslag wordt opgesteld bij een verlenging van de stage bedoeld in artikel 38, § 2.]1
----------
(1)<BESL 2018-05-03/16, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 02-06-2018>
Art.37. [1 Na ontvangst van het laatste verslag, het stage-eindwerk en de presentatie van het stage-eindwerk voor de stagiairs van niveau 1, stelt de verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid een met redenen omkleed eindverslag op dat het voorwerp uitmaakt van hetzij een positieve hetzij een negatieve vermelding. Dit verslag wordt overgemaakt aan de stagiair die eventueel zijn opmerkingen toevoegt.
Het volledige stagedossier wordt overgemaakt aan de dienst Human Ressources en toegevoegd aan het persoonlijk dossier van de stagiair.
Indien zijn met redenen omkleed eindverslag bedoeld in alinea 1 ongunstig is, richt de verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid zich tot de stagecommissie. Hij brengt de stagiair en de dienst Human Ressources hiervan op de hoogte.]1
----------
(1)<BESL 2018-05-03/16, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 02-06-2018>
Art.38. [1 § 1. De Stagecommissie hoort de stagiair alvorens een beslissing te nemen over de verlenging van de stage of alvorens de afdanking of de benoeming voor te stellen.
De stagiair kan zich door een advocaat of een afgevaardigde van een erkende vakorganisatie laten bijstaan.
De verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid en de hiërarchische meerdere belast met de stageleiding worden gehoord.
§ 2. Nadat de Commissie de nodige informatie ingewonnen heeft, en volgens het geval :
1° beslist zij of de stage moet worden verlengd;
2° legt zij aan het College een met redenen omkleed afdankingsvoorstel voor;
3° legt zij aan het College een met redenen omkleed benoemingsvoorstel voor.
§ 3. Een volledig dossier met het voorstel van de Stagecommissie wordt overgemaakt aan het College die de beslissing neemt om te benoemen of af te danken.]1
----------
(1)<BESL 2018-05-03/16, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 02-06-2018>
Art.39. [1 § 1. Wanneer de stagiair wordt afgedankt om beroepsonbekwaamheid, wordt met hem, uiterlijk op de datum van de beslissing tot afdanking, een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur afgesloten, gelijk aan de minimumduur die in zijn geval wordt opgelegd om het voordeel van de werkloosheidsuitkeringen te kunnen genieten.
§ 2. Voor elke zware fout begaan gedurende of ter gelegenheid van de stage kan de stagiair die er zich schuldig aan maakt zonder opzegging worden afgedankt. De betrokkene moet vooraf worden opgeroepen om gehoord te worden. De stagiair kan zich door een advocaat of een afgevaardigde van een erkende vakorganisatie laten bijstaan.
§ 3. De afdanking wordt door het College uitgesproken.]1
----------
(1)<BESL 2018-05-03/16, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 02-06-2018>
Art.40. [1 § 1. Binnen de diensten van het College wordt een Stagecommissie opgericht.
De Commissie bestaat uit :
1° een effectieve voorzitter en een plaatsvervangende voorzitter, magistraten of op pensioen gezonden magistraten, aangeduid door het College;
2° drie ambtenaren of mandatarissen van minstens rang 13, aangeduid door het College;
3° drie leden aangeduid door de representatieve vakbondsorganisaties met 1 lid per organisatie.
De plaatsvervangende leden worden op dezelfde wijze benoemd : drie ambtenaren of mandatarissen van minstens rang 13 en drie vertegenwoordigers van vakbondsorganisaties.
§ 2. De Commissie beraadslaagt slechts geldig indien de meerderheid van de leden aanwezig is.
Bij de stemming moeten de leden aangeduid door het College en door de vakbondsorganisaties gelijk zijn; in voorkomend geval, wordt de pariteit hersteld door uitschakeling van één of meerdere leden, na loting.
Elk lid, met inbegrip van de voorzitter, is stemgerechtigd.]1
----------
(1)<BESL 2018-05-03/16, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 02-06-2018>
Art.41. [1 De uitkering toegekend aan de voorzitter of de plaatsvervangende voorzitter is vastgelegd op 125 euro per zitting.]1
----------
(1)<BESL 2018-05-03/16, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 02-06-2018>
TITEL IV. - [1 Benoeming als ambtenaar]1
----------
(1)
Art.42. [1 § 1. Na afloop van de stage wordt de stagiair tot ambtenaar benoemd in de graad waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld.
§ 2. Voor de berekening van zijn anciënniteit in de weddenschaal en voor zijn rangschikking, neemt hij rang in op de dag waarop zijn stage is begonnen.]1
----------
(1)<BESL 2018-05-03/16, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 02-06-2018>
Art.43. [1 Met uitzondering van de Ambtenaren-generaal leggen de ambtenaren de eed af in handen van de Leidend Ambtenaar van de diensten van het College.
De Ambtenaren-generaal leggen de eed af in handen van het Lid van het College, belast met het Openbaar Ambt.]1
----------
(1)<BESL 2018-05-03/16, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 02-06-2018>
Art.44. [1 Indien zij verzuimen de eed af te leggen, wordt hun benoeming met terugwerkende kracht vernietigd.]1
----------
(1)<BESL 2018-05-03/16, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 02-06-2018>
DEEL V. - HET ONTHAAL EN DE VORMING.
Art.46. Onder onthaal dient elke maatregel te worden verstaan tot bevordering van de integratie van de nieuwe personeelsleden binnen de diensten van het College.
Art.47. § 1. Onder vorming dient elke activiteit te worden verstaan die tot doel heeft :
1° zich te vervolmaken in het beroep;
2° te voldoen aan bevorderingscriteria;
3° te voldoen aan evaluatiecriteria.
De vorming wordt verplicht gesteld in de gevallen bepaald in punt 2° en 3° van het voorgaande lid.
§ 2. Tijdens de periodes van afwezigheid die gerechtvaardigd worden door deelname aan activiteiten georganiseerd in het raam van § 1, 2° en 3°, is de ambtenaar in actieve dienst.
Art.48. § 1. Het College stelt, op voordracht van het Lid van het College bevoegd voor het Openbaar Ambt, de algemene beginselen inzake onthaal en vorming vast.
§ 2. Met inachtneming van de algemene beginselen uitgevaardigd op grond van voorgaande paragraaf, stelt de Leidend Ambtenaar van de diensten van het College na advies van de Directieraad het onthaal- en vormingsprogramma vast dat aan de behoeften van zijn bestuur en van zijn personeel beantwoordt.
Art.49.<BESL 1999-03-04/37, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998> Het College benoemt een adviseur-hoofd van dienst die belast is met de functies als [1 verantwoordelijke voor de ontwikkeling van beroepsvaardigheden]1.
----------
(1)<BESL 2013-06-06/29, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 01-11-2013>
Art.50.
<Opgeheven bij BESL 2013-06-06/29, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 01-11-2013>
Art.51.[1 De verantwoordelijke voor de ontwikkeling van beroepsvaardigheden beoefent exclusief elke opdracht uit die betrekking heeft tot de ontwikkeling van de professionele vaardigheden en kennis.
Onverminderd de andere opdrachten die hij in het kader van die aangelegenheden kan krijgen, is hij belast met :
1° de opmaak van een tweejarig opleidingsplan, onderworpen aan syndicale onderhandelingen. Dit opleidingsplan bevat een evaluatie van het vorige plan;
2° de organisatie van de voorgeschreven opleidingen voor de bevordering in rang 13;
3° de organisatie van de voorgeschreven opleidingen voor de toegang tot de niveaus 2, 2+ en 1;
4° de organisatie van de voorgeschreven opleidingen voor de bevordering in [2 rangen 29, 25 en 35]2;
5° de organisatie van de opleidingen noodzakelijk voor de professionele bijscholing van de ambtenaren;
6° de organisatie van de opleidingen verbonden aan de evaluatie van de ambtenaren;
7° de uitvoering van de onthaalprogramma's, met inbegrip van die die de integratie van een gehandicapt persoon beogen;
8° de controle van de stagiairs overeenkomstig titel III van dit besluit;
9° het overmaken aan de algemeen bestuurder van een jaarlijks verslag betreffende het verloop van de stage. ]1
----------
(1)<BESL 2013-06-06/29, art. 4, 018; Inwerkingtreding : 01-11-2013>
(2)<BESL 2017-09-21/12, art. 2, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.52.
<Opgeheven bij BESL 2013-06-06/29, art. 5, 018; Inwerkingtreding : 01-11-2013>
DEEL VI. - LOOPBAAN VAN DE AMBTENAREN.
Art.53.[1 . Het personeelsplan bedoeld in artikel 5/2 houdt de toestemming in van de bezetting van de betrekkingen die door aanwerving, promotie, overplaatsing [2 , intra-institutionele mobiliteit]2 of indienstneming worden voorzien. Het personeelsplan geldt als de vacantverklaring door het College van elke openstaande betrekking of elke betrekking die binnen de eerstvolgende zes maanden vrijkomt en die het gevolg is van het vertrek van de titularis van de betrekking of wegens een vastgestelde nieuwe behoefte of een tijdelijke openstaande betrekking.
Wanneer een betrekking van een wervingsgraad vacant is geworden, wordt voorrang gegeven aan de bevordering door overgang naar het hogere niveau [2 aan overplaatsing of aan intra-institutionele mobiliteit]2. Bij gebrek daaraan kan een beroep worden gedaan op aanwerving. ]1
[2 Wanneer een betrekking vacant is geworden in een graad die geen wervingsgraad is, wordt voorrang gegeven aan de bevordering door verhoging in graad van de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie of aan overplaatsing.
Als dat niet mogelijk is, kan een beroep worden gedaan op intra-institutionele mobiliteit.]2
----------
(1)<BESL 2023-03-02/19, art. 4, 032; Inwerkingtreding : 24-04-2023>
(2)<BESL 2024-06-20/23, art. 33, 036; Inwerkingtreding : 21-09-2024>
Art.54.§ 1. De bevordering is de benoeming van een ambtenaar tot een graad van een hogere rang, die bij hetzelfde of een hoger niveau is ingedeeld. Er zijn twee soorten van bevordering :
1° bevordering door verhoging in graad in eenzelfde niveau;
2° bevordering door overgang naar het niveau boven dat van de ambtenaar.
(§ 2. [1 ...]1) <BESL 1999-03-04/37, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998>
§ 3. De bevordering door overgang naar het hogere niveau wordt verleend bij wege van een vergelijkend examen.
----------
(1)<BESL 2019-05-02/31, art. 2, 030; Inwerkingtreding : 23-05-2019>
Art.55.§ 1. [2 De vergelijkende examens voor overgang naar het hogere niveau worden georganiseerd door de leidend ambtenaar volgens de door het College vastgestelde modaliteiten.]2
§ 2. [2 ...]2.
(§ 3. [1 De cel voor ontwikkeling van professionele vaardigheden]1 organiseert datgene wat betrekking heeft op het welslagen van een opleiding [1 ...]1 volgens de regels van de vlakke loopbaan ".
§ 4. Het College bepaalt de nadere regels voor het welslagen van de opleidingen die zijn vereist [1 ...]1 volgens de regels van de vlakke loopbaan wanneer dit vereist is voor de overgang naar bepaalde graden.) <BESL 1999-03-04/37, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998>
----------
(1)<BESL 2019-05-02/31, art. 3, 030; Inwerkingtreding : 23-05-2019>
(2)<BESL 2024-07-04/24, art. 2, 037; Inwerkingtreding : 29-09-2024>
Art.56. De verandering in graad is de benoeming van een ambtenaar tot een graad die gelijkwaardig is met de zijne.
Art.57. Bevordering en verandering van graad zijn alleen mogelijk wanneer een vaste betrekking van de toe te kennen graad vacant is.
Zij worden verleend volgens de regels bepaald door het College.
Art.58. (opgeheven) <BESL 1999-03-04/37, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998>
Art.59. De bevordering in een vlakke loopbaan bestaat in opeenvolgende benoemingen van een ambtenaar tot graden van een steeds hogere rang van hetzelfde niveau, die, in afwijking van (artikel 57), plaatshebben zonder dat er vaste betrekkingen van de te begeven graden vacant zijn en zonder verplichting voor de betrokkene om zich kandidaat te stellen. <BESL 1999-03-04/37, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998>
De voorwaarden voor toekenning van de vlakke loopbaan worden door het College bepaald.
Art. 59/1. [1 De intra-institutionele mobiliteit wordt voorzien in artikel 65 van dit besluit en vastgelegd in besluit 2024/105 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 6 juni 2024 houdende regeling van de mobiliteit in de Franse Gemeenschapscommissie en haar instelling van openbaar nut - Bruxelles Formation. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2024-06-20/23, art. 34, 036; Inwerkingtreding : 21-09-2024>
Art.60.[1 Binnen de voorwaarden vastgesteld door het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 maart 1999 betreffende de loopbaan van de ambtenaren en het personeelsreglement van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, worden de betrekkingen van rang 15 en 16 per mandaat toegewezen.]1
----------
(1)<BESL 2012-03-01/20, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 24-05-2012>
Art.61.Om (...) aan een vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau deel te nemen, moet de ambtenaar zich in een administratieve stand bevinden waarin hij zijn aanspraken op bevordering kan doen gelden. <BESL 1999-03-04/37, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998>
De in het vorige lid bepaalde voorwaarde moet vervuld zijn op de door de [1 leidend ambtenaar]1 bepaalde datum.
De ambtenaar die tijdens de examengedeelten niet langer de in het eerste lid bepaalde voorwaarden vervult, verliest het voordeel van zijn eventueel slagen voor het examen of voor het vergelijkend examen.
Om een bevordering of een verandering van graad te verkrijgen, moet de ambtenaar zich in een administratieve stand bevinden waarin hij zijn aanspraken op bevordering kan doen gelden.
----------
(1)<BESL 2024-07-04/24, art. 3, 037; Inwerkingtreding : 29-09-2024>
DEEL VII. - OVERPLAATSING, WEDERTEWERKSTELLING EN [1 intra-institutionele]1 MOBILITEIT.
----------
(1)
Afdeling I. - Indeling, overplaatsing en wedertewerkstelling.
Art.62.De indeling van een ambtenaar preciseert de betrekking [1 ...]1 waarin hij ingedeeld werd.
De stagiaires en de ambtenaren van niveau 1 worden door het College ingedeeld.
De stagiaires en de ambtenaren (van de niveaus 2+, 2° en 3) worden door de Leidend Ambtenaar ingedeeld. <BESL 1999-03-04/37, art. 22, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998>
----------
(1)<BESL 2023-03-02/19, art. 5, 032; Inwerkingtreding : 24-04-2023>
Art.63.Overplaatsing is de overheveling van een personeelslid naar een ambt van zijn graad [1 ...]1 en dat deel uitmaakt hetzij van dezelfde dienst, hetzij van een andere dienst binnen dezelfde instelling.
De ambtenaar kan via overplaatsing ingedeeld worden op zijn verzoek op een betrekking van zijn graad die in een andere dienst vacant is of bezet kan worden door postenruil mer een ander personeelslid.
De aanvraag om overplaatsing moet schriftelijk worden ingediend bij de Leidend Ambtenaar. Een afschrift ervan wordt tegelijkertijd toegestuurd aan de ambtenaren die de betrokken diensten leiden.
De overplaatsing wordt verricht door het College voor de ambtenaren van niveau 1 en door de Leidend Ambtenaar voor de ambtenaren (van de niveaus 2+, 2 en 3). <BESL 1999-03-04/37, art. 23, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998>
----------
(1)<BESL 2023-03-02/19, art. 6, 032; Inwerkingtreding : 24-04-2023>
Art.64. Wedertewerkstelling is de aanwijzing van een personeelslid in een ambt van zijn graad in een andere dienst dan die waar hij oorspronkelijk tewerkgesteld werd.
Ze wordt verricht door het College voor de ambtenaren van niveau 1 en door de Leidend Ambtenaar voor de ambtenaren (van de niveaus 2+, 2 en 3). <BESL 1999-03-04/37, art. 24, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998>
Afdeling II. [1 Intra-institutionele mobiliteit ]1
----------
(1)
Art.65.[1 De voorwaarden voor mobiliteit tussen de Franse Gemeenschapscommissie en haar instelling van openbaar nut worden uiteengezet in besluit 2024/105 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie houdende regeling van de mobiliteit in de Franse Gemeenschapscommissie en haar instelling van openbaar nut - Bruxelles Formation.]1
----------
(1)<BESL 2024-06-20/23, art.36, 036; Inwerkingtreding : 21-09-2024>
DEEL VIII.
Art.66.
<Opgeheven bij BESL 2012-03-15/16, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 24-05-2012>
Art.67.
<Opgeheven bij BESL 2012-03-15/16, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 24-05-2012>
Art.68.
<Opgeheven bij BESL 2012-03-15/16, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 24-05-2012>
Art.69.
<Opgeheven bij BESL 2012-03-15/16, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 24-05-2012>
DEEL IX. - DIRECTIERAAD.
Art.70.[1 Er bestaat, binnen de diensten van het College, een Directieraad. Deze bevat de mandaathouders van de rang 15 en 16. ]1
----------
(1)<BESL 2012-03-01/20, art. 5, 013; Inwerkingtreding : onbepaald >
Art. 70bis. <ingevoegd bij BESL 1997-12-11/41, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 15-01-1998> In afwijking op artikel 70 bestaat de Directieraad ook voor een periode van drie jaar met ingang van hun indiensttreding uit de personen, aangeduid door het College van de Franse Gemeenschapscommissie ten gevolge van de in het Belgisch Staatsblad van 20 juni 1997 bekendgemaakte openbare oproep, die alle voorrechten verbonden aan de rang, die ze voorlopig bekleden, uitoefenen.
Art.71. Behalve de bevoegdheid die dit statuut hem met name toekent, neemt de Directieraad kennis van alle vraagstukken met algemene strekking die verband houden met de toepassing van de statutaire regels. Hij oefent onder meer het hoog toezicht uit over de beoordeling en de afwikkeling van de loopbaan van de ambtenaren.
Art.72. De Directieraad wordt voorgezeten door de Leidend Ambtenaar.
De Directieraad duidt onder zijn leden twee ambtenaren aan als secretaris en plaatsvervangende secretaris.
De Directieraad stelt zijn eigen reglement van orde vast dat in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art.73. De Directieraad vergadert minstens één keer om de drie maanden op een datum vastgesteld door zijn Voorzitter die tevens de agenda opstelt.
De Secretaris roept de leden van de Directieraad op. Behoudens de door de Directieraad aangenomen dringende gevallen, zendt hij ze minstens vijf dagen voor de vergaderdatum de documenten die betrekking hebben op de punten die op de agenda staan.
Art.74. § 1. De Directieraad kan slechts beraadslagen als minstens de helft van zijn leden aanwezig zijn.
Als het vereiste quorum niet bereikt is, wordt de Directieraad acht dagen later opnieuw opgeroepen; hij kan dan geldig beraadslagen ongeacht het aantal aanwezige leden.
Als er over een punt beraadslaagd wordt waarbij een lid van de Directieraad een persoonlijk belang heeft, verlaat dit lid de vergadering tijdens de bespreking van dit punt. Hiervan wordt melding gemaakt in de notulen.
§ 2. De beslissingen worden genomen bij meerderheid van stemmen. Er wordt enkel rekening gehouden met de geldig uitgebrachte stemmen. Bij staking van stemmen is de stem van de Voorzitter beslissend.
Elke individuele beslissing over een ambtenaar wordt bij geheime stemming genomen.
Art.75. De Directieraad kan iedere persoon verzoeken om bij de bespreking van zijn agendapunten aanwezig te zijn, als diens getuigenis, kennis of bevoegdheid licht kunnen werpen op zijn werkzaamheden. Deze persoon verlaat de vergadering wanneer de Directieraad het verder verloop van zijn beraadslagingen hervat.
Art.76. Binnen tien dagen na de vergadering stuurt de Secretaris het ontwerp van de notulen toe aan de leden van de Directieraad.
Bij gebrek aan opmerkingen meegedeeld aan de Secretaris binnen acht dagen na het versturen van het ontwerp, wordt het ontwerp van de notulen goedgekeurd geacht.
Als er over het ontwerp van de notulen opmerkingen gemaakt worden, wordt slechts in de volgende vergadering over de goedkeuring ervan beraadslaagd.
De beraadslagingen en de notulen worden door de Voorzitter en de Secretaris getekend. De notulen worden toegestuurd aan de leden van de Directieraad en aan de Voorzitter van het College van de Franse Gemeenschapscommissie.
Art.77. De personen die deelnemen aan een zitting van de Directieraad hebben een zwijgplicht ten aanzien van de documenten waarvan ze kennis hebben moeten nemen en ten aanzien van de beraadslagingen.
DEEL X. - EVALUATIE.
Art.78. <BESL 1999-03-04/37, art. 25, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998> De evaluatie dient de kwaliteit van de openbare dienst te verzekeren en het bestuur te informeren over de waarde van de ambtenaar. Ze geeft het de mogelijkheid een balans op te maken van diens beroepsevolutie. Ze is verplicht voor elke ambtenaar.
Art.79. <BESL 1999-03-04/37, art. 25, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998> § 1. Van de evaluatie wordt persoonlijk kennis gegeven en dit minstens eenmaal om de twee jaar en minstens één jaar na een bevordering of een nieuwe benoeming.
§ 2. Wanneer de " positieve " globale evaluatievermelding wordt toegekend, bevestigt het bestuur de kennisgeving van de reeds bestaande vermelding.
§ 3. Wanneer de " gemiddelde " globale evaluatievermelding wordt toegekend, kan op verzoek van de ambtenaar worden overgegaan tot een nieuwe evaluatie een jaar na de toekenning van die vermelding.
§ 4. Wanneer de vermelding globale evaluatie " met voorbehoud " wordt toegekend kan op verzoek van de ambtenaar of van diens rechtstreekse hiërarchische meerdere worden overgegaan tot een nieuwe evaluatie een jaar na de toekenning van die vermelding.
§ 5. Wanneer de " negatieve " globale evaluatievermelding wordt toegekend, wordt ambtshalve overgegaan tot een nieuwe evaluatie een jaar na de toekenning van deze vermelding.
§ 6. Wanneer de " negatieve " globale evaluatievermelding wordt toegekend, stelt de Directieraad een specifieke opleiding voor en onderzoekt hij de mogelijkheden om van functie te veranderen. Alvorens enige beslissing te nemen, hoort de Directieraad de ambtenaar die een " negatieve " globale evaluatie heeft gekregen.
§ 7. Wanneer de " negatieve " globale evaluatievemelding tweemaal achter elkaar wordt toegekend, kan het College beslissen om een einde te maken aan de betrekking door de vaststelling van de beroepsongeschiktheid.
Art.80. <BESL 1999-03-04/37, art. 25, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998> § 1. De evaluatie gebeurt collegiaal door twee hiërarchische meerderen.
§ 2. Voor de niveaus 2 en 3 is dat enerzijds de rechtstreekse hiërarchische meerdere met minstens rang 24 en anderzijds de rechtstreekse hiërarchische meerdere van niveau 1 van wie de ambtenaar afhangt volgens bijlage II van dit besluit.
§ 3. Voor de niveaus 1 en 2+ zijn dit twee ambtenaren van niveau 1 : de rechtstreekse hiërarchische meerdere en de adviseur-hoofd van dienst of de ambtenaar die de leiding heeft over het bestuur waarvan de ambtenaar afhangt volgens bijlage II van dit besluit.
Art.81. <BESL 1999-03-04/37, art. 25, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998> § 1. Voor elk criterium krijgt de ambtenaar één van de volgende evaluatievermeldingen :
positief;
gemiddeld;
met voorbehoud;
negatief.
§ 2. De toekenning van de globale evaluatievermelding gebeurt volgens de meerderheid van de criteria vermeld in bijlage I van dit besluit. Bij gelijkheid bepaalt de Directieraad de globale evaluatievermelding.
§ 3. Bij ontstentenis van enige vermelding op de datum van inwerkingtreding van dit besluit wordt ervan uitgegaan dat de ambtenaar een " positieve " globale evaluatievermelding heeft gekregen, die ten vroegste op 1 januari 1995 uitwerking heeft.
§ 4. De signalementsvermeldingen die vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit zijn toegekend krachtens een ander evaluatiesysteem worden omgezet in het nieuwe systeem en ter kennis gebracht van de desbetreffende ambtenaar.
Art.82. <BESL 1999-03-04/37, art. 25, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998> Vóór de evaluatie is er een gesprek tussen de evaluatoren en de geëvalueerde persoon.
Voor de ambtenaren van niveau 2 en 3 gebeurt dit gesprek met de ambtenaren bedoeld in artikel 80, § 2; voor de ambtenaren van niveau 1 en 2+ gebeurt dit onderhoud met die bedoeld in artikel 80, § 3.
Het verslag van het evaluatiegesprek wordt bezorgd aan de ambtenaar. Deze kan zijn commentaar neerschrijven binnen de 15 werkdagen die volgen op de bezorging van dit verslag en deze aan zijn evaluatoren bezorgen.
De voorlopige globale vermelding wordt door de evaluatoren voorgesteld aan het Directiecomité.
De Directieraad kent de definitieve globale vermelding toe na de ambtenaar op diens verzoek te hebben gehoord en geeft hiervan kennis.
Art.83.[1 § 1. Indien de ambtenaar niet kan instemmen met de gemiddelde globale vermelding waarvan hem kennis is gegeven, heeft hij het recht beroep ten gronde in te dienen bij de Directieraad die uitspraak doet binnen de twee maanden nadat dit is voorgelegd.
De ambtenaar heeft het recht te worden gehoord en te worden bijgestaan door iemand naar zijn keuze.
De leden van de Directieraad mogen beraadslagen noch deelnemen aan de stemming indien ze op eender welke manier betrokken zijn geweest bij de evaluatieprocedure van de ambtenaar. De ambtenaar heeft eveneens het recht om binnen de 15 werkdagen na de kennisgeving beroep over de vorm in te dienen bij de Beroepscommissie.
§ 2. Indien de ambtenaar niet kan instemmen met de globale vermelding "met voorbehoud" of de ongunstige globale vermelding waarvan hem kennis is gegeven, kan hij binnen de 15 werkdagen die volgen op de kennisgeving zich wenden tot de Beroepscommissie.
De ambtenaar verschijnt in persoon en kan zijn bemerkingen kenbaar maken; hij kan zich laten bijstaan door een persoon naar keuze. Het beroep is opschortend.
De leden van de Beroepscommissie mogen beraadslagen noch deelnemen aan de stemming indien ze op eender welke manier betrokken zijn geweest bij de evaluatieprocedure van de ambtenaar.
§ 3. De Beroepscommissie doet uitspraak binnen een termijn van één maand die van start gaat op de dag dat het beroep werd ingediend door de ambtenaar, ofwel per post, of per fax, of per e-mail, zolang er een duidelijke datum op is en ze een vermelding van evaluatie voorstelt.
De beslissing om een vermelding van evaluatie toe te kennen, wordt genomen door de openbare instelling die de macht heeft om aan te stellen binnen de twee maanden na ontvangst door deze van het voorstel van evaluatie van de Beroepscommissie.
Indien de overheid geen beslissing heeft genomen binnen de opgelegde termijn, is het voorstel van evaluatie van de Beroepscommissie definitief.]1
----------
(1)<BESL 2012-03-01/26, art. 5, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.84. <BESL 1999-03-04/37, art. 25, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998> Het individuele evaluatiedossier omvat :
1° een identificatiefiche (naam, voornaam, adres);
2° een loopbaanfiche (verloop van de administratieve loopbaan);
3° een opleidingsfiche;
4° een individuele fiche met de feiten of vaststellingen betreffende de uitoefening van de functie, opgetekend door de hiërarchische meerderen die bevoegd zijn voor de evaluatie; ze dienen naar behoren te zijn geviseerd of geannoteerd door de desbetreffende ambtenaar;
5° de omschrijving van de door de ambtenaar uitgeoefende functie;
6° het syntheseverslag van het evaluatiegesprek;
7° het evaluatierapport.
De ambtenaar kan jaarlijks op 1 januari de hiërarchische meerderen die bevoegd zijn voor de evaluatie verzoeken om de wijziging van de omschrijving van de door hem uitgeoefende functie.
Het Lid van het College bevoegd voor Openbaar Ambt bepaalt het model van de elementen van het individuele evaluatiedossier die zijn bedoeld in het eerste lid.
Art.85. <BESL 1999-03-04/37, art. 25, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998> Het in artikel 84 bedoelde individuele evaluatiedossier wordt bewaard op de personeelsdienst, die geheimhouding dient te bewaren over de inhoud ervan. Een afschrift van de identificatie-, loopbaan- en opleidingsfiche alsook van de analyse van de door de ambtenaar uitgeoefende functie wordt bezorgd aan de dienst opleiding en voorlichting.
De dienst opleiding en voorlichting wordt op de hoogte gebracht van de voorstellen inzake specifieke opleiding, bedoeld in artikel 79, § 6.
Art.86.
<Opgeheven bij BESL 2012-03-01/20, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 24-05-2012>
DEEL Xbis. [1 - DE EVALUATIE VAN DE MANDAATHOUDERS.]1
----------
(1)
Art. 86/1. [1 De evaluatie van de mandaathouders heeft als doel :
1° na te gaan in welke mate de doelstellingen vastgelegd bij de toewijzing van het mandaat bereikt zijn of worden bereikt;
2° de manier te evalueren waarop de mandataris het mandaat heeft uitgeoefend.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/20, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 24-05-2012>
Art. 86/2.[1 § 1. De mandaathouder stelt ter voorbereiding van elk evaluatiegesprek een verslag op waarin hij gedetailleerd beschrijft in welke mate de hem toevertrouwde doelstellingen zijn of zullen worden bereikt en welke middelen daartoe zijn aangewend.
Het collegelid belast met Openbaar Ambt legt het model van voornoemd verslag vast.
§ 2. De evaluatiecommissie neemt kennis van het verslag dat haar door de mandaathouder wordt meegedeeld en bezorgt een kopie ervan aan het (de) betrokken collegelid (collegeleden) en, in het geval van mandaathouders van rang 15, aan de administrateur-generaal.
De commissie wint vóór het evaluatiegesprek met de mandaathouders het advies van het (de) functioneel bevoegde lid (leden) in over de realisatie van de strategische en transversale doelstellingen bedoeld in artikel 34/1, § 2, van het besluit betreffende de loopbaan van de ambtenaren en het personeelsreglement, en over de manier waarop de mandaathouder zijn mandaat heeft uitgeoefend. In het geval van mandaathouders van rang 15 wint de commissie ook het advies van de administrateur-generaal (rang 16) in over de realisatie van de transversale doelstellingen en over de manier waarop de mandaathouder zijn mandaat heeft uitgeoefend.
§ 3. De evaluatiecommissie nodigt de mandaathouder vervolgens uit voor een evaluatiegesprek. Bij die gelegenheid bezorgt ze de mandaathouder de adviezen die overeenkomstig § 2 werden ingewonnen.
De evaluatiecommissie houdt rekening met de eventuele verandering van de doelstellingen met toepassing van artikel 34/1, § 3, van het besluit betreffende de loopbaan van de ambtenaren en het personeelsreglement.
§ 4. Na het evaluatiegesprek stelt de evaluatiecommissie een evaluatieverslag op en stelt een vermelding vast. Het evaluatieverslag wordt tegen ontvangstbewijs bezorgd aan de mandaathouder.
§ 5. De vermelding "gunstig" wordt toegekend aan de mandaathouder wanneer hij de doelstellingen die hem werden toegewezen heeft bereikt en zijn bijdrage aan het bereiken van die doelstellingen is bewezen.
De vermelding "voldoende" wordt toegekend aan de mandaathouder wanneer hij zijn doelstellingen gedeeltelijk heeft bereikt, maar er substantiële verbeteringen moeten worden aangebracht om de hem toevertrouwde managementopdracht optimaal en volledig te kunnen uitvoeren, of wanneer zijn persoonlijke bijdrage aan het bereiken van zijn doelstellingen beperkt bleef.
De vermelding "ongunstig" wordt toegekend aan de mandaathouder wanneer uit de evaluatie blijkt dat de werking van de mandaathouder niet het verwachte niveau haalt, of wanneer de toegewezen doelstellingen niet werden bereikt, of wanneer die doelstellingen niet op een optimale manier werden bereikt, of wanneer zijn persoonlijke bijdrage aan het bereiken van de doelstellingen gering is.
De evaluatiecommissie moet in haar evaluatie rekening houden met onvoorziene omstandigheden of omstandigheden onafhankelijk van de wil van de mandaathouder die het geheel of gedeeltelijk realiseren van de vastgelegde doelstellingen onmogelijk hebben gemaakt.]1
----------
(1)<BESL 2023-09-07/22, art. 2, 035; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
Art. 86/3.[1 § 1. [2 De mandaathouder wordt uitgenodigd voor een eerste evaluatiegesprek twee jaar na de start van het mandaat en uiterlijk twee jaar en drie maanden na de start van het mandaat.]2
In het geval dat deze evaluatie eindigt door de vermelding "ongunstig", [2 heeft een bijkomende evaluatie plaats binnen zes maanden na de datum van kennisgeving van die eerste evaluatie]2. Indien de vermelding toegekend aan de mandataris na afloop van de bijkomende evaluatie "ongunstig" is, neemt zijn mandaat definitief een einde. In dat geval mag de mandataris niet aan een nieuwe procedure voor de aanstelling voor de mandaatbetrekking die hij vervult, deelnemen.
[2 ...]2
§ 2. Een tweede evaluatie vindt [2 zes maanden]2 voor het einde van het mandaat plaats.
§ 3. [2 Als na die tweede evaluatie de aan de mandaathouder toegekende vermelding "gunstig" is, kan het College zijn mandaat een enkele keer hernieuwen zonder dat wordt overgegaan tot een nieuwe aanstellingsprocedure voor de functie die hij bekleedt. Het College legt de doelstellingen vast die aan het einde van het nieuwe mandaat moeten worden bereikt.
De mandaathouder van rang 15 stelt binnen drie maanden na de hernieuwing van zijn mandaat een beheerplan op zoals bedoeld in artikel 34/1, § 4, van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 maart 1999 betreffende de loopbaan van de ambtenaren en het personeelsreglement, waarin rekening wordt gehouden met de te bereiken doelstellingen die door het College zijn vastgelegd en volgens de nadere regels die zijn bepaald in voornoemd artikel 34/1, § 4.
De mandaathouder van rang 16 stelt binnen drie maanden na de hernieuwing van zijn mandaat een strategisch plan op zoals bedoeld in artikel 34/1, § 5, van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 maart 1999 betreffende de loopbaan van de ambtenaren en het personeelsreglement, waarin rekening wordt gehouden met de te bereiken doelstellingen die door het College zijn vastgelegd en volgens de nadere regels die zijn bepaald in voornoemd artikel 34/1, § 5.]2
§ 4. Indien na afloop van deze tweede evaluatie de aan de mandataris toegekende vermelding "bevredigend" is, dan wordt zijn mandaat niet hernieuwd, maar kan hij aan de nieuwe aanstellingsprocedure deelnemen voor de mandaatbetrekking die hij vervult.
§ 5. Indien na afloop van deze tweede evaluatie de aan de mandataris toegekende vermelding "ongunstig" is, dan neemt zijn mandaat een definitief einde na afloop van het mandaat en kan hij niet deelnemen aan de nieuwe aanstellingsprocedure voor de mandaatbetrekking die hij vervult.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/20, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 24-05-2012>
(2)<BESL 2023-09-07/22, art. 3, 035; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
Art. 86/4.[1 De mandaathouder die niet akkoord gaat met de vermelding "voldoende" of "ongunstig" beschikt over veertien kalenderdagen vanaf de kennisgeving van zijn evaluatie om beroep in te stellen bij het College.
Het instellen van beroep heeft schorsende werking.
Het College spreekt zich uit over het beroep van de mandaathouder.]1
----------
(1)<BESL 2023-09-07/22, art. 4, 035; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
Art. 86/5.[1 Het College spreekt zich uit binnen zestig dagen na ontvangst van het beroep. Deze periode wordt van rechtswege verlengd met een maand als het beroep wordt ontvangen tussen 1 juni en 31 juli. De mandaathouder wordt op zijn verzoek gehoord. Hij kan zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.
Het College kan deze hoorzitting delegeren aan twee collegeleden. Daartoe worden de collegeleden gemachtigd de mandaathouder te horen, een gedetailleerd proces-verbaal op te stellen, alle nuttige informatie in te winnen en het dossier voor te leggen aan het College.]1
----------
(1)<BESL 2023-09-07/22, art. 5, 035; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
DEEL XI. - ANCIENNITEIT EN RANGSCHIKKING.
Art.87. § 1. (Voor de toepassing van de wettelijke bepalingen die uitgaan van de anciënniteit wordt de volgorde van voorkeur tussen ambtenaren wier anciënniteit dient te worden vergeleken opgesteld als volgt :
1° de ambtenaar met de grootste ranganciënniteit;
2° bij gelijke ranganciënniteit : de ambtenaar met de grootste graadanciënniteit;
3° bij gelijke rang- en graadanciënniteit : de ambtenaar met de grootste dienstanciënniteit;
4° bij gelijke rang-, graad- en dienstanciënniteit : de oudste ambtenaar.) <BESL 1999-03-04/37, art. 26, 004; Inwerkingtreding : 01-06-1995>
§ 2. Voor de toepassing van de verordeningsbepalingen die uitgaan van de rang-, (de graad-,) de niveau- of de dienstanciënniteit, wordt de anciënniteit van de ambtenaar bepaald overeenkomstig dit deel. <BESL 1999-03-04/37, art. 26, 004; Inwerkingtreding : 01-06-1995>
Art.88. § 1. Voor het berekenen van de (rang-,) graad- en niveau-anciënniteit komen alleen in aanmerking de werkelijke diensten die de ambtenaar als stagiair en als ambtenaar zonder vrijwillige onderbreking heeft verricht als lid van het personeel van een ministerie of van een overheidsinstelling die afhangt van de Staat, de Gemeenschappen of de Gewesten, een provincie of een plaatselijk bestuur, en als titularis van een ambt met volledige of onvolledige prestaties. <BESL 1999-03-04/37, art. 27, 004; Inwerkingtreding : 01-06-1995>
(Wat betreft de vrijwillige onderbreking, dient de onderbreking in de tijd minstens één dag te omvatten.) <BESL 1999-03-04/37, art. 27, 004; Inwerkingtreding : 01-06-1995>
Wat de deeltijdse prestaties betreft, wordt de anciënniteit berekend naar rata van de verrichte prestaties.
§ 2. Voor (de rang-,) de graadanciënniteit worden de in aanmerking komende diensten aangerekend vanaf de datum waarop de ambtenaar is benoemd in de graden die door de toe te passen bepalingen in aanmerking worden genomen, of vanaf de datum waarop de ambtenaar voor latere bevordering is gerangschikt ingevolge terugwerking van zijn benoeming in zulke graden. <BESL 1999-03-04/37, art. 27, 004; Inwerkingtreding : 01-06-1995>
§ 3. Voor de niveau-anciënniteit worden de in aanmerking komende diensten aangerekend vanaf de datum waarop de ambtenaar is benoemd in een graad van het betreffende niveau, of vanaf de datum waarop de ambtenaar voor latere bevordering is gerangschikt ingevolge terugwerking van zijn benoeming in zulk een graad.
Art.89. Voor de berekening van de dienstanciënniteit komen in aanmerking de werkelijke diensten welke de ambtenaar in enigerlei hoedanigheid zonder vrijwillige onderbreking heeft verricht als lid van het personeel van een ministerie of van een overheidsinstelling die afhangt van de Staat, de Gemeenschappen of de Gewesten, een provincie of een plaatselijk bestuur, en als titularis en een ambt met volledige of onvolledige prestaties.
(Voor de deeltijdse prestaties gebeurt de berekening van de anciënniteit a rato van de verrichte prestaties.) <BESL 1999-03-04/37, art. 28, 004; Inwerkingtreding : 01-06-1995>
(NOTA : Dit artikel wordt door BESL 2001-01-18/46 (M.B. 22-03-2001) gewijzigd maar dit besluit is niet vertaald; voor de wijzigingen, zie Franse versie)
Art.90. (De werkelijke diensten zijn de diensten die zijn geleverd in een administratieve stand, die bij de geldende bepalingen, een activiteitswedde garanderen of bij onstentenis daarvan, het behoud van de aanspraak op bevordering tot een hogere wedde.) <BESL 1999-03-04/37, art. 29, 004; Inwerkingtreding : 01-06-1995>
Vrijwillig is de onderbreking die door de daad of de schuld van de ambtenaar is veroorzaakt (minstens één dag). <BESL 1999-03-04/37, art. 29, 004; Inwerkingtreding : 01-06-1995>
Volledig zijn de prestaties waarvan de uurregeling een normale beroepsactiviteit volledig in beslag neemt.
Art.91. § 1. De in aanmerking komende diensten die in volle kalendermaanden berekend zijn, worden rechtstreeks gevaloriseerd in de rang-, de niveau- en de dienstanciënniteit.
§ 2. Aan het einde van het jaar wordt het totaal opgemaakt van de in aanmerking komende diensten die in maandgedeelten berekend zijn. De maandgedeelten waarvan het totaal overeenstemt met een aantal periodes van dertig dagen, worden gevaloriseerd in de administratieve anciënniteiten naar rata van één maand per periode van dertig dagen.
De in aanmerking komende diensten bedoeld in het vorige lid hebben slechts uitwerking met ingang van 1 januari van het volgende jaar.
De maandgedeelten waarvan het totaal aan het einde van het jaar minder bedraagt dan een periode van dertig dagen, worden naar het volgende jaar of naar het einde van het volgende dienstjaar overgedragen. Ze zijn dan opnieuw onderworpen aan de in paragraaf 1 en in het vorige lid bedoelde bepalingen.
DEEL XII. - TUCHTREGELING.
TITEL I. - Tuchtstraffen.
Art.92. De volgende tuchtstraffen kunnen tegen ambtenaren worden uitgesproken :
1° blaam;
2° verplaatsing bij tuchtmaatregel;
3° inhouding van wedde;
4° tuchtschorsing;
5° terugzetting in graad;
6° afzetting.
Art.93. § 1. Inhouding van wedde wordt toegepast gedurende ten hoogste drie maanden. Zij mag niet meer dan twintig procent van de brutowedde bedragen.
§ 2. Het College waarborgt de ambtenaar die inhouding van wedde als tuchtstraf opgelegd krijgt, een maandelijkse wedde waarvan het nettobedrag minstens gelijk is aan het bestaansminimum zoals bepaald krachtens de wet van 7 augustus 1974 houdende instelling van het recht op een bestaansminimum.
§ 3. Als de ambtenaar deeltijds werkt, wordt het gewaarborgd bedrag vastgesteld naar rata van de duur van zijn prestaties.
Art.94. De bij tuchtmaatregel verplaatste ambtenaar kan op zijn aanvraag geen nieuwe aanwijzing noch verplaating bekomen gedurende de termijn die voor de doorhaling van zijn tuchtstraf is bepaald.
Art.95. Tuchtschorsing wordt uitgesproken voor ten hoogste drie maanden.
Het College waarborgt de gestrafte ambtenaar een maandelijkse wedde waarvan het nettobedrag minstens gelijk is aan het bestaansminimum zoals bepaald krachtens de wet van 7 augustus 1974 houdende instelling van het recht op een bestaansminimum.
Art.96.§ 1. Terugzetting in graad bestaat in de toekening :
1° van een lagere weddeschaal ingedeeld in dezelfde rang; of
2° van een graad van een lagere rang die in hetzelfde niveau is ingedeeld, wanneer de ambtenaar titularis is van een bevorderingsgraad; of
3° van een graad van het rechtstreeks lager niveau, wanneer de ambtenaar titularis is van een wervingsgraad.
§ 2. In ieder geval moet de graad waarin de terugzetting plaatsheeft, [1 verenigbaar zijn met het personeelsplan]1.
§ 3. De ambtenaar neemt in de nieuwe graad rang in op de datum waarop de in de eerste paragraaf bedoelde toekenning van een graad uitwerking heeft.
----------
(1)<BESL 2023-03-02/19, art. 7, 032; Inwerkingtreding : 24-04-2023>
Art.97. Elke tuchtstraf wordt in het evaluatiedossier van de betrokken ambtenaar opgenomen.
TITEL II. - Bevoegde overheid.
Art.98. Wat de ambenaren van niveau 1 aangaat, wordt de tuchtstraf uitgesproken door het College.
Wat de ambtenaren (van de niveaus 2+, 2 en 3) betreft, wordt de tuchtstraf uitgesproken door de daartoe gemachtigde Leidend Ambtenaar, met uitzondering van de afzetting die door het College opgelegd wordt. <BESL 1999-03-04/37, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998>
In afwijking van de vorige leden wordt de blaam voor alle ambtenaren uitgesproken door de hiërarchische meerdere van niveau 1 die (door het besluit betreffende de loopbaan van de ambtenaren en het personeelreglement) daartoe gemachtigd is. <BESL 1999-03-04/37, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998>
TITEL III. - Procedure.
Art.99. § 1. Andere tuchtstraffen dan de blaam worden uitgesproken na een voorlopig voorstel door de hiërarchische meerdere die (door het besluit betreffende de loopbaan van de ambtenaren en het personeelreglement) daartoe gemachtigd is. <BESL 1999-03-04/37, art. 31, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998>
Deze maakt zijn voorstel tegelijk over aan de Directieraad en aan de overheid die bevoegd is om de tuchtstraf uit te spreken.
§ 2. De Directieraad brengt het definitieve voorstel uit binnen een termijn van twee maanden die ingaat op de dag nadat het voorlopig voorstel van de hiërarchische meerdere op het secretariaat van de Directieraad ontvangen is.
Er wordt kennis gegeven van dit definitieve voorstel aan de betrokken ambtenaar en aan de overheid bevoegd om de tuchtstraf uit te spreken.
§ 3. De overheid bevoegd om de tuchtstraf uit te spreken, geeft aan de betrokken ambtenaar kennis van haar beslissing binnen een maand na de dag waarop het definitieve voorstel aan die overheid is medegedeeld; zo niet wordt zij geacht van de tuchtstraf af te zien.
Art.100. Het opleggen van de blaam alsook elk voorlopig of definitief voorstel dat ertoe strekt een zwaardere straf op te leggen, wordt schriftelijk geformuleerd, met redenen omkleed en aan de betrokken ambtenaar medegedeeld.
De ambtenaar wordt vooraf over de feiten ondervraagd. Hij mag zich voor zijn verdediging laten bijstaan door een persoon naar eigen keuze.
Na de kennisgeving heeft de ambtenaar vijftien (werk)dagen de tijd om zijn eventuele bezwaren schriftelijk uiteen te zetten. Zijn bij aangetekende brief toegestuurde bezwaarschrift wordt bij het dossier gevoegd. <BESL 1999-03-04/37, art. 32, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998>
Art.101. <BESL 1999-03-04/37, art. 33, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998> de ambtenaar voor wie een andere tuchtsanctie dan de blaam definitief wordt voorgesteld, kan binnen de vijftien werkdagen vanaf de kennisgeving beroep indienen bij de Beroepskamer die een gemotiveerd advies uitbrengt vóór enige beslissing van de overheid die bevoegd is om de sanctie op te leggen.
Art.102. § 1. Behoudens nieuwe elementen die de heropening van het dossier rechtvaardigen, kan niemand het voorwerp zijn van een tuchtvordering voor reeds bestrafte feiten.
§ 2. Wanneer in de loop van een tuchtprocedure een nieuw feit ten laste van de ambtenaar wordt gelegd, kan dit tot een nieuwe procedure aanleiding geven zonder dat de lopende procedure onderbroken wordt.
§ 3. Een strafvordering over hetzelfde voorwerp schorst de tuchtprocedure en de tuchtuitspraak.
Ongeacht het resultaat van de strafvordering oordeelt de overheid alleen over de gepastheid een tuchtstraf uit te spreken.
Art.103. § 1. De overheid die bevoegd is om de tuchtstraf uit te spreken, kan geen zwaardere straf opleggen dan die welke in laatste instantie werd voorgesteld en zij mag slechts rekening houden met de feiten die de tuchtprocedure gerechtvaardigd hebben.
De straf mag geen uitwerking hebben over een periode vóór de uitspraak.
§ 2. De overheid die bevoegd is om de tuchtstraf uit te spreken, motiveert elke beslissing die niet overeenstemt met het voorstel dat haar werd gedaan.
Ze mag geen andere feiten ter sprake brengen dan die welke het advies van de Raad van beroep hebben gemotiveerd.
TITEL IV. - Doorhaling van de tuchtstraf.
Art.104. § 1. Elke tuchtstraf behalve de afzetting wordt in het persoonlijk dossier van de ambtenaar doorgehaald onder de in § 2 bepaalde voorwaarden.
Onverminderd de uitvoering van de straf, heeft de doorhaling tot gevolg dat met de doorgehaalde tuchtstraf geen rekening meer mag worden gehouden inzonderheid bij de appreciatie van de aanspraken op bevordering van de ambtenaar, noch bij de toekenning van de beoordeling.
Met de doorhaling wordt elke vermelding van of verwijzing naar de tuchtstraf van het dossier geschrapt.
§ 2. De doorhaling van de tuschtstraffen geschiedt van ambtswege na een termijn waarvan de duur is vastgesteld op :
- negen maanden voor de blaam;
- één jaar voor de verplaatsing bij tuchtmaatregel;
- achttien maanden voor de inhouding van wedde;
- twee jaar voor de tuchtschorsing;
- dire jaar voor de terugzetting in graad.
De termijn loopt vanaf de datum waarop de straf is uitgesproken.
TITEL V. - Verjaring van de tuchtvordering.
Art.105. De tuchtvordering mag alleen betrekking hebben op feiten die zich hebben voorgedaan of werden vastgesteld binnen een termijn van zes maanden voorafgaande aan de datum waarop de vordering wordt ingesteld.
In geval van strafvordering en indien het Openbaar Ministerie de einduitspraak van het gerecht ter kennis heeft gebracht van de overheid die bevoegd is om de tuchtstraf uit te spreken, moet de tuchtvordering ingesteld worden binnen zes maanden na de datum van kennisgeving.
Art.106. Deze titel geldt eveneens voor de stagiaires.
DEEL XIII. - SCHORSING IN HET BELANG VAN DE DIENST.
Afdeling I. - Feiten.
Art.107. Wanneer een ambtenaar vervolgd wordt hetzij strafrechtelijk, hetzij tuchtrechtelijk met het oog op het opleggen van een andere tuchtstraf dan de blaam, en zijn aanwezigheid onverenigbaar is met het belang van de dienst, kan de betrokken ambtenaar preventief worden geschorst als maatregel van orde.
Afdeling II. - Bevoegde overheid.
Art.108. De overheid die bevoegd is om een andere tuchtstraf dan de blaam uit te spreken, is tevens bevoegd om een schorsing in het belang van de dienst uit te spreken.
Afdeling III. - Procedure.
Art.109. De schorsing in het belang van de dienst kan slechts uitgesproken worden nadat de betrokken ambtenaar vooraf gehoord is over de feiten die hem ten laste gelegd worden.
Hij kan zich voor zijn verdediging laten bijstaan door een persoon naar eigen keuze.
Art.110. Van de beslissing waarbij de schorsing is uitgesproken, wordt aan de betrokken ambtenaar kennis gegeven. Bij gebrek aan kennisgeving van de beslissing binnen vijftien (werk)dagen, wordt deze ingetrokken geacht. <BESL 1999-03-04/37, art. 34, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998>
In dat geval kan de overheid geen nieuwe schorsing in het belang van de dienst uitspreken op basis van dezelfde feiten.
Afdeling IV. - Duur en gevolgen van de schorsing in het belang van de dienst.
Art.111. § 1. De schorsing in het belang van de dienst wordt uitgesproken voor een periode van ten hoogste zes maanden.
In geval van strafrechtelijke vervolging kan de overheid deze termijn verlengen met opeenvolgende perioden van ten hoogste zes maanden, tot de kennisgeving van een rechterlijke eindbeslissing.
§ 2. Als er binnen de in paragraaf 1 bedoelde termijn geen tuchtstraf uitgesproken is, worden alle gevolgen van de schorsing in het belang van de dienst opgeheven.
Art.112. § 1. De ambtenaar die in het belang van de dienst geschorst is, kan het recht ontzegd worden om zijn aanspraken op bevordering en op verhoging in wedde te doen gelden en het voorwerp zijn van een vermindering van wedde, in de volgende gevallen :
1° wanneer hij strafrechtelijk vervolgd wordt;
2° wanneer hij tuchtrechtelijk vervolgd wordt wegens een ernstig vergrijp waarbij hij op heterdaad is betrapt en waarvoor er afdoende aanwijzingen zijn.
§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde vermindering van wedde mag evenwel niet meer bedragen dan die bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.
Afdeling V. - Beroep.
Art.113. De in deel XIV van dit besluit bedoelde Raad van beroep neemt kennis van de beroepen ingesteld tegen de beslissingen in verband met de schorsing in het belang van de dienst en met de in artikel 112 bedoelde maatregelen.
De procedure in hoger beroep is die welke voor de beroepen in tuchtzaken geldt.
Afdeling VI. - Einde van de schorsing in het belang van de dienst.
Art.114. Wanneer een tuchtstraf met inhouding van wedde uitgesproken wordt tegen een ambtenaar die in het belang van de dienst geschorst werd met vermindering van wedde, heeft de tuchtstraf, in afwijking van artikel 103, uitwerking ten vroegste met ingang van de dag waarop de schorsing in het belang van de dienst in werking treedt.
In dat geval wordt de duur van de schorsing in het belang van de dienst aangerekend tot het passende beloop op de duur van de tuchtschorsing. Het bedrag van de tijdens de tuchtschorsing ingehouden wedde wordt afgetrokken van het bedrag van het verlies van wedde dat met de tuchtschorsing gepaard gaat. Als het bedrag van de ingehouden wedde hoger is dan het bedrag van het verlies van wedde dat met de tuchtschorsing gepaard gaat, wordt het verschil door de overheid aan de ambtenaar terugbetaald.
Art.115. Na afloop van het onderzoek van het dossier worden de bij toepassing van artikel 111 genomen maatregelen ingetrokken door beslissingen die terugwerken tot de dag met ingang waarvan die maatregelen uitwerking hebben gehad, behalve :
1° indien tot besluit van dat onderzoek de ambtenaar van ambtswege ontslagen of afgezet wordt;
2° voor de periode van schorsing in belang van de dienst aangerekend op de duur van de tuchtschorsing bij toepassing van artikel 114.
Art.116. De bepalingen van dit deel gelden eveneens voor de stagiaires.
DEEL XIV. - RAAD VAN BEROEP.
Art.117. Er wordt een gezamenlijke Raad van beroep ingesteld voor de diensten van het College en de instellingen van openbaar nut van de Commissie.
Deze neemt kennis van de beroepen inzake tuchtregeling, van de schorsingen in het belang van de dienst en van elke andere aangelegenheid waarvoor een beroep voor de Raad van beroep georganiseerd is door het College.
De bepalingen van dit deel met betrekking tot het beroep inzake tuchtregeling zijn van overeenkomstige toepassing op de beroepen in de andere aangelegenheden.
Art.118. De Raad van beroep is samengesteld uit :
1° een Voorzitter en een plaatsvervangende Voorzitter, aangewezen door het College op de voordracht van het Lid van het College bevoegd voor het Openbaar Ambt, onder de magistraten en eremagistraten van de Franse taalrol;
2° twee assessoren en plaatsvervangende assessoren per representatieve vakorganisatie, aangewezen door de vakorganisaties;
3° evenveel assessoren en plaatsvervangende assessoren, die de overheidsdelegatie vormen en die aangewezen worden door het College uit een lijst opgemaakt door elke Directieraad; (het voorafgaand advies van het Beheercomité van het Brussels Franstalig Instituut voor Beroepsopleiding is vereist over de lijst voorgesteld door de directieraad van het Instituut;) <BESL 1996-07-04/34, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 14-08-1996>
4° (van een griffier-verslaggever en zijn plaatsvervanger, aangeduid door het College onder de ambtenaren van de Diensten van het College of van de instellingen van openbaar nut van de Commissie. Hij is niet stemgerechtigd.) <BESL 1996-07-04/34, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 14-08-1996>
Art.119. Behoudens overmacht, neemt het verhinderde lid contact op met zijn plaatsvervanger ten laatste drie werkdagen voor de in de oproeping vastgestelde datum, om in zijn plaatsvervanging te voorzien.
Het gewone lid brengt de griffie van de Raad van beroep hiervan op de hoogte.
Art.120. Voor elke zaak wordt een ambtenaar van de diensten van het College of van de instelling van openbaar nut door zijn Directieraad aangewezen om het bestreden voorstel te verdedigen.
Wat betreft een beroep ingediend door een ambtenaar-generaal, wijst het Lid van het College bevoegd voor het Openbaar Ambt een advocaat aan om het voorstel van de overheid te verdedigen.
Art.121. De Raad van beroep stelt een reglement van orde op en legt het ter goedkeuring voor aan het College.
Art.122. De Raad van beroep beraadslaagt geldig als de leden die er volgens artikel 118 deel van uitmaken, voor alle zaken voltallig aanwezig zijn.
Indien de Raad van beroep na de eerste oproeping niet voltallig is, vergadert hij een tweede keer en beraadslaagt hij geldig ongeacht het aantal aanwezige leden.
Art.123. Wanneer in een bepaalde zaak, die voorgelegd is aan de Raad van beroep, een assessor niet ten minste tot verzoekers niveau behoort, wordt hij vervangen door een plaatsvervangend assessor van dat of van een hoger niveau.
Wanneer te weinig plaatsvervangende assessoren aan die eis voldoen, worden binnen ten hoogste één maand, volgens de regelen die voor de aanwijzing van de gewone en plaatsvervangende assessoren gelden, plaatsvervangende assessoren aangewezen, die aan de niveau-eis voldoen.
Hoe het ook zijn, na verloop van deze termijn van een maand beraadslaagt de Raad van beroep geldig, zonder dat er eveneel door de overheid als door de vakorganisaties aangewezen assessoren hoeven te zijn.
Art.124. De verzoeker heeft het recht assessoren te wraken in een proportie die de helft van de door de overheid aangewezen assessoren en de helft van de door de vakorganisaties aangewezen assessoren niet mag overschrijden.
De Voorzitter wraakt de assessor wiens onpartijdigheid in twijfel kan worden getrokken.
Art.125. De Raad van beroep kan niet beraadslagen of beslissen indien de meerderheid van de ter zitting opgeroepen assessoren niet aanwezig is. Behalve wanneer toepassing wordt gemaakt van artikel 123, derde lid, moeten eveneel door de overheid als door de vakorganisaties aangewezen assessoren aan de stemming deelnemen.
In voorkomend geval wordt de pariteit hersteld door uitschakeling van een of meer bij loting aangewezen assessoren.
De stemming is geheim. Bij staking van stemmen wordt het advies als gunstig voor de verzoeker beschouwd.
Art.126. Om zijn voornemen te kennen te geven beroep in te stellen beschikt de ambtenaar hoe dan ook over een termijn van vijftien (werk)dagen, ingaande de dag waarop hem kennis gegeven wordt van het bestreden voorstel van regel of straf. <BESL 1999-03-04/37, art. 35, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998>
Art.127. § 1. De zaak wordt bij de Raad vn beroep aanhangig gemaakt door toedoen van de overheid die bevoegd is om te benoemen, binnen een termijn van vijftien werkdagen te rekenen vanaf de ontvangst van de beroepsaanvraag.
§ 2. Deze zendt het volledig dossier van de zaak aan de Raad van beroep door binnen een termijn van ten hoogste een maand te rekenen vanaf de aanhangigmaking.
§ 3. De Raad van beroep spant de procedure aan binnen een termijn van 30 dagen te rekenen vanaf de ontvangst van het dossier.
Art.128. De Raad van beroep mag over geen aanvraag beraadslagen of beslissen indien het onderzoek niet geheel beëindigd is, indien de verzoeker niet in de gelegenheid werd gesteld zijn verweermiddelen te doen gelden, en indien het dossier niet alle dienende gegevens bevat opdat de Raad met volle kennis van zaken advies kan geven.
Art.129. § 1. De ambtenaar wordt minstens vijftien (werk)dagen vóór zijn verschijning voor de Raad van beroep bij ter post aangetekende brief opgeroepen. Deze oproeping dient volgende vermeldingen te bevatten. <BESL 1999-03-04/37, art. 36, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998>
1° de feiten die het bestreden voorstel van straf of maatregel rechtvaardigen;
2° de samenstelling van een volledig administratief dossier met betrekking tot het voorstel van straf of maatregel;
3° de plaats, dag en uur van de verschijning;
4° het recht van de betrokkene om zich voor zijn verdediging te laten bijstaan door een persoon naar eigen keuze;
5° de plaats en periode waarin het in punt 2 bedoelde dossier geraadpleegd kan worden;
6° het recht om te vragen om getuigen te horen.
§ 2. Vanaf de ontvangst van de oproeping tot verschijnen voor de Raad van beroep tot de dag die aan de verschijning voorafgaat, mogen de ambtenaar en zijn raadsman het administratief dossier raadplegen en, als ze dat wensen, de verweermiddelen aan de Raad van beroep schriftelijk meedelen.
Art.130. § 1. Behalve bij wettige verhindering verschijnt de appellant persoonlijk. Hij mag zich voor zijn verdediging laten bijstaan door een persoon naar eigen keuze. De raadsman mag in geen geval deel uitmaken van de Raad van beroep.
§ 2. De ambtenaar die niet verschijnt, ofschoon behoorlijke opgeroepen, wordt geacht af te zien van zijn beroep behalve bij wettige verhindering.
Art.131. § 1. De Raad van beroep kan ambtshalve of op verzoek van de ambtenaar of van zijn raadsman beslissen getuigen te horen.
Het verhoor van de getuigen heeft plaats in aanwezigheid van de ambtenaar. De als getuige opgeroepen ambtenaar mag zich niet verzetten tegen zijn verhoor.
§ 2. De Raad van beroep kan een aanvullend onderzoek aanbevelen en vragen dat daartoe assessoren die de beraadslagingen hebben bijgewoond, worden afgevaardigd. Behalve de gevallen waarin geen assessor aangewezen is door de vakorganisaties, worden deze assessoren gekozen, de ene uit de leden aangewezen door de overheid, de andere uit de leden aangewezen door de vakorganisaties.
Art.132. § 1. Er wordt een verslag van de verschijning opgesteld. Het verslag dat na het verhoor opgesteld is, wordt naar de woonplaats van de ambtenaar toegezonden bij aangetekende brief met ontvngstbewijs. De ambtenaar wordt hierbij gevraagd het verslag te tekenen.
Binnen vijftien (werk)dagen na ontvangst stuurt hij dit verslag met zijn eventuele opmerkingen terug bij aangetekende brief. <BESL 1999-03-04/37, art. 37, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998>
§ 2. Indien de ambtenaar schriftelijk afstand doet van zijn recht om gehoord te worden of indien hij niet komt opdagen, behalve bij wettige verhindering, wordt een proces-verbaal van afstand opgesteld.
Dit proces-verbaal vermeldt al de vereiste handelingen van de procedure en geeft aan of zij nageleefd zijn.
Art.133. Na afloop van het onderzoek van het dossier, stuurt de Raad van beroep dit dossier naar de overheid die bevoegd is om de beslissing te nemen of om het definitieve voorstel te formuleren, en geeft hij haar zijn gemotiveerd advies. Hij vermeldt met hoeveel stemmen voor of tegen de stemming werd verkregen.
De Raad van beroep geeft tegelijk aan de bevoegde overheid en aan de verzoeker kennis van het uitgebrachte advies.
Art.134. Is het advies van de Raad van beroep gunstig voor de verzoeker, dan wordt de definitieve beslissing genomen door de overheid bevoegd om te benoemen. Deze notificeert de beslissing aan de raad van beroep.
Art.135. De overheid die bevoegd is om de beslissing te nemen of om het definitieve voorstel te formuleren, spreekt zich uit binnen twee maanden na het afsluiten van het proces-verbaal van verschijning of van afstand.
Als er in voornoemde termijn geen beslissing of definitief voorstel wordt goedgekeurd, wordt de overheid geacht af te zien van de maatregel.
De gemotiveerde beslissing of het gemotiveerde voostel wordt aan de betrokkene meedegedeeld, hetzij bij aangetekende brief met ontvangstbewis, hetzij door afgifte tegen ontvangstbewijs.
Bij gebrek aan kenniseving van de beslissing of van het definitief voorstel binnen een termijn van vijftien (werk)dagen vanaf de ontvangst, wordt deze als ingetrokken beschouwd. <BESL 1999-03-04/37, art. 38, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998>
De procedure mag niet overgedaan worden. De kennisgeving van de beslissing of van het definitieve voorstel vermeldt de voorziene beroepen en de termijn waarbinnen deze ingesteld kunnen worden.
Art.136. Aan de Voorzitter, de assessoren, de raadslieden en de raadslieden die deel uitmaken van de ambtenaren van de diensten van het College of van de instellingen van openbaar nut van de Commissie, wordt een vergoeding voor reiskosten toegekend.
Dit geldt ook voor de verzoeker en de raadsman die geen ambtenaar zijn van een instelling van openbaar nut van de Commissie, wanneer het advies van de Raad van beroep gunstig is voor de verzoeker.
Art.137. De bepalingen van dit deel gelden ook voor de stagiaires.
DEEL XV. - PERSOONLIJKE AANSPRAKELIJKHEID.
Art.138. Buiten hun aansprakelijkheid tegenover derden zijn ambtenaren tegenover het bestuur persoonlijk aansprakelijk voor de schade die zij hebben berokkend door plichtverzuim, hetzij opzettelijk, hetzij uit nalatigheid of onvoorzichtigheid.
De grenzen en voorwaarden van die aansprakelijkheid worden bepaald door de overheid die bevoegd is om te benoemen. Deze aansprakelijkheid van geldelijke aard wordt gelijkgesteld met de verantwoordelijkheid die aanleiding geeft tot het opleggen van tuchtstraffen; terzake van de bestraffing gelden dezelfde rechtsmiddelen als tegen deze straffen.
Onverminderd de bevoegdheid van de rechtbanken terzake wordt de aansprakelijkheid op advies van de Directieraad vastgesteld door de overheid; deze stelt de vergoeding van de schade vast.
Art.139. Dit deel is niet van toepassing op de openbare rekenplichtigen en ordonnateurs die, in dezen, geheel onderworpen blijven aan de hen betreffende bijzondere bepalingen, noch op andere ambtenaren wier aansprakelijkheid bij de wet geregeld is.
Art.140. De bepalingen van dit deel gelden ook voor de stagiaires.
DEEL XVI. [1 - ADMINISTRATIEVE STANDEN, AFWEZIGHEDEN EN VERLOVEN]1
(NOTA : Het oude Deel XVI, bestaande uit de vroegere artikelen 141 tot 157, zijn vervangen door een nieuw Deel XVI, bestaande uit de nieuwe artikelen 141 tot 275, zie BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012)
----------
(1)
HOOFDSTUK I. - [1 De administratieve standen]1
----------
(1)
Afdeling 1. - [1 Algemene bepalingen.]1
----------
(1)
Art.141. [1 De ambtenaar bevindt zich in een van de volgende administratieve standen :
1° dienstactiviteit;
2° non-activiteit;
3° disponibiliteit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.142. [1 De ambtenaar wordt voor de vaststelling van zijn administratieve stand altijd geacht in dienstactiviteit te zijn behoudens uitdrukkelijke bepaling die hem hetzij van rechtswege, hetzij bij beslissing van de bevoegde overheid in een andere administratieve stand plaatst.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Afdeling 2. - [1 Dienstactiviteit]1
----------
(1)
Art.143. [1 De dienstactiviteit is de gewone administratieve stand van de ambtenaar.
Tenzij anders bepaald, heeft de ambtenaar in dienstactiviteit recht op wedde en op verhoging in zijn weddeschaal. Hij kan zijn aanspraken op bevordering of op toekenning van een mandaat doen gelden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.144.[1 De ambtenaar blijft in de administratieve stand van dienstactiviteit, wanneer hij afwezig is om de volgende redenen :
1° [2 halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar;]2
2° [2 vierdagenweek;]2
3° loopbaanonderbreking;
4° het jaarlijks vakantieverlof en de feestdagen;
5° uitzonderlijk verlof;
6° Omstandigheidsverlof, verlof om dwingende redenen van familiale aard, ouderschapsverlof, opvangverlof met het oog op adoptie of pleegvoogdij [4 geboorteverlof]4;
7° zwangerschapsverlof en verlof ter vervanging van het moederschapsverlof;
8° het verlof om medische of humanitaire redenen;
9° verlof om hem toe te laten een stage of proefperiode te vervullen in een andere betrekking van een overheidsdienst;
10° verlof voor een erkende opdracht van algemeen belang;
11° verlof om ter beschikking van de Koning te worden gesteld;
12° verlof voor het verrichten van sommige militaire prestaties in vredestijd en van diensten in uitvoering van het koninklijk besluit van 20 februari 1980 tot coördinatie van de wetten betreffende het statuur van de gewetensbezwaarden;
13° verlof wegens ziekte;
14° verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid;
15° het verlof om politieke redenen;
16° preventief verlof, bedoeld in artikel 192 van dit besluit;
17° studieverlof of verlof om een proef af te leggen en opleidingsverlof.]1
[3 18° Verloven voor detachering van een nationaal deskundige bij de Europese Commissie]3
[5 19° verlof voor intra-institutionele mobiliteit (bij terugkeer van dit verlof). ]5
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
(2)<BESL 2014-12-18/25, art. 2, 019; Inwerkingtreding : 20-06-2015>
(3)<BESL 2019-05-02/19, art. 2, 027; Inwerkingtreding : 26-05-2019>
(4)<BESL 2022-05-17/01, art. 2, 031; Inwerkingtreding : 17-07-2022>
(5)<BESL 2024-06-20/23, art. 37, 036; Inwerkingtreding : 21-09-2024>
Art.145. [1 De ambtenaar die verlof krijgt voor vakbondsactiviteiten en dienstvrijstellingen bij toepassing van het Koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheidsinstellingen en de vakbonden van de ambtenaren behorende tot de overheid, blijft in dienstactiviteit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.146. [1 De ambtenaar die deelneemt aan een georganiseerde werkonderbreking is in dienstactiviteit. De deelneming van de ambtenaar aan een georganiseerde werkonderbreking kan voor deze ambtenaar enkel de onthouding van zijn loon met zich meebrengen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.147. [1 De ambtenaar wiens ambt afgeschaft wordt en die wedertewerkgesteld moet worden, is in dienstactiviteit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Afdeling 3. - [1 Non-activiteit]1
----------
(1)
Art.148. [1 De ambtenaar kan van rechtswege in non-activiteit worden geplaatst.
Tenzij anders bepaald, heeft de ambtenaar in deze stand geen recht op zijn wedde, noch op een verhoging in zijn weddeschaal en kan hij zijn aanspraken op bevordering, op toekenning van een mandaat niet doen gelden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.149. [1 De ambtenaar is in non-activiteit wanneer hij afwezig is om de volgende redenen :
1° het verrichten van sommige militaire prestaties in vredestijd of van bepaalde diensten in uitvoering van de wetten op de gewetensbezwaarden bedoeld in artikel 230;
2° de uitoefening van een opdracht die niet erkend is van algemeen belang te zijn;
3° de uitoefening van verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.150. [1 Tuchtschorsing plaatst de ambtenaar ambtshalve in de administratieve stand van non-activiteit.
Tijdens de periodes van tuchtschorsing kan de ambtenaar zijn aanspraken op bevordering of op bevordering tot een hogere wedde niet doen gelden en kan hij aan een inhouding van wedde worden onderworpen. Echter, de tuchtschorsing mag niet leiden tot een inhouding van wedde die hoger ligt dan die bedoeld in artikel 23, 2e lid van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.151. [1 De ambtenaar die zonder toestemming afwezig is of die zonder geldige reden de termijn van zijn verlof overschrijdt, bevindt zich van rechtswege in non-activiteit.
In deze stand behoudt hij zijn aanspraken op een voorschot op zijn wedde. Hij kan zijn aanspraken op bevordering en overplaatsing evenwel niet doen gelden tijdens de duur van zijn onregelmatige afwezigheid, noch een bevordering of een overplaatsing genieten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.152. [1 Behalve in het geval bedoeld in artikel 149, 3° van dit besluit, kan niemand in non-activiteit gesteld of gehouden worden wanneer hij aan de voorwaarden voldoet om te worden gepensioneerd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Afdeling 4. - [1 Disponibiliteit]1
----------
(1)
Onderafdeling 1. - [1 Disponibiliteit wegens ziekte]1
----------
(1)
Art.153. [1 De ambtenaar is ambtshalve in disponibiliteit gesteld in geval van ziekte of gebrekkigheid die niet de definitieve ongeschiktheid in dienst met zich meebrengt maar die afwezigheden veroorzaakt waarvan de duur de duur van de ziekteverloven overstijgt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.154. [1 De ambtenaar kan niet in disponibiliteit gesteld of gehouden worden wanneer hij de voorwaarden vervult die vereist zijn om een pensioen te krijgen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.155. [1 § 1. Zonder afbreuk te doen aan artikel 236, is de ambtenaar die afwezig is wegens ziekte na het volgens artikel 233 toegekende aantal verlofdagen te hebben bereikt van rechtswege in disponibiliteit wegens ziekte.
Hij behoudt zijn recht op bevordering en op bevordering in zijn weddeschaal.
Het artikel 237 is van toepassing op de ambtenaar in disponibiliteit wegens ziekte.
§ 2. De ambtenaar in disponibiliteit wegens ziekte ontvangt een wachtgeld dat gelijk is aan 60 % van zijn laatste maandelijkse activiteitswedde.
Het bedrag van dit wachtgeld mag echter in geen geval lager liggen dan :
1° de vergoedingen die de betrokkene in dezelfde toestand zou ontvangen indien de socialezekerheidsregeling op hem toepasselijk was geweest sinds het begin van zijn afwezigheid;
2° het pensioen dat hij verkregen zou hebben indien hij, op het ogenblik dat hij in disponibiliteit wegens ziekte gesteld werd, tot de vervroegde oppensioenstelling wegens lichamelijke ongeschiktheid toegelaten zou zijn.
§ 3. De ambtenaar heeft recht op een maandelijks wachtgeld dat gelijk is aan het bedrag van zijn laatste activiteitswedde indien de kwaal waaraan hij lijdt door de Sociaal-medische rijksdienst aangeduid door het College als een ernstige en langdurige ziekte wordt erkend. Dit recht impliceert een herziening van de toestand van de ambtenaar met uitwerking op de dag dat zijn disponibiliteit wegens ziekte gestart is.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.156. [1 De ambtenaar die in disponibiliteit werd gesteld wegens ziekte, wordt ieder jaar medisch onderzocht door de medische controledienst bedoeld in artikel 242, in de loop van de maand overeenstemmend met die waarin hij in disponibiliteit werd gesteld.
Tenzij in geval van overmacht, verschijnt de ambtenaar niet voor de medische controledienst bedoeld in artikel 242 op het tijdstip bepaald in het eerste lid, dan wordt de uitkering van zijn wachtgeld vanaf dat tijdstip geschorst tot hij verschijnt.
De ambtenaar moet aan de administratie en aan de medische controledienst een adres binnen het Koninkrijk opgeven, waar de hem betreffende beslissingen hem kunnen betekend worden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.157.[1 De ambtenaar in disponibiliteit wegens ziekte, die over de vereiste professionele en lichamelijke vaardigheden beschikt, komt terug naar de diensten van het College en zijn initiële job indien deze verenigbaar is met zijn gezondheidstoestand [2 en indien geen toepassing wordt gemaakt van het derde lid]2.
Indien hij, zonder geldige reden, weigert om de job uit te oefenen die hem werd toegewezen, wordt hij, na tien dagen afwezigheid, ambtshalve ontslagen.]1
[2 Het College kan de betrekking waarvan de ambtenaar in disponibiliteit wegens ziekte titularis is vacant verklaren op voorwaarde dat de disponibiliteit wegens ziekte minstens 18 maanden bedraagt en de betrekking beantwoordt aan een graad van Adviseur Diensthoofd. Deze ambtenaar wordt door het College, op voorstel van de Directieraad, opnieuw toegewezen in de diensten van het College wanneer hij over de vereiste professionele en lichamelijke vaardigheden beschikt.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
(2)<BESL 2014-12-18/25, art. 3, 019; Inwerkingtreding : 20-06-2015>
Art.158.[1 De disponibiliteit wegens ziekte stelt geen einde aan de loopbaanonderbreking bedoeld in artikel 166, noch aan het verlof voor verminderde presentaties wegens persoonlijke aangelegenheden, noch aan het stelsel [2 van het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar en van de vierdagenweek]2.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
(2)<BESL 2014-12-18/25, art. 4, 019; Inwerkingtreding : 20-06-2015>
Onderafdeling 2. [1 Disponibiliteit wegens persoonlijke aangelegenheden]1
----------
(1)
Art.159. [1 § 1. De ambtenaar dient bij de algemeen bestuurder via hiërarchische weg een aanvraag tot disponibiliteit wegens persoonlijke redenen.
De aanvraag wordt minstens drie maanden voor de aanvang van de periode waarin de ambtenaar in disponibiliteit is gesteld, ingediend. Deze termijn kan in onderlinge overeenstemming verminderd worden.
Indien de hiërarchische overste van minstens rang 13 van oordeel is dat het nodig is de ambtenaar voltijds te werk te houden omwille van zijn kennis, bekwaamheid of specifieke aanleg of omwille van het belang van de opdracht die hem werd toegewezen, kan hij voorstellen de opening van de disponibiliteit om persoonlijke redenen uit te stellen tot een latere datum dan de datum gekozen door de ambtenaar zonder dat de verlopen periode tussen de door hem gekozen datum en de datum die de hiërarchische overste erkent zes maanden mag overschrijden.
§ 2. De disponibiliteit wegens persoonlijke aangelegenheden wordt toegekend voor een periode van maximaal zes maanden. Deze periode kan verlengd worden met een periode van maximaal zes maanden zonder een ononderbroken duur van 24 maanden te overschrijden.
Elke verlenging is onderworpen aan een aanvraag van de ambtenaar ingediend minstens één maand voor het einde van de lopende periode van disponibiliteit.
Elke ambtenaar van wie de afwezigheid de periode waarvoor de disponibiliteit is toegekend, overschrijdt, wordt beschouwd als ontslagnemend.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.160. [1 De ambtenaar die in disponibiliteit is gesteld wegens persoonlijke aangelegenheden krijgt geen enkel wachtgeld.
Hij kan geen beroep doen op ziektes of kwalen opgelopen tijdens zijn periode van disponibiliteit.
Hij kan zijn aanspraken op bevordering of bevordering van zijn weddeschaal niet doen gelden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.161. [1 De ambtenaar in disponibiliteit wegens persoonlijke redenen wordt opnieuw opgenomen in de diensten van het College en herneemt zijn job wanneer hij zijn activiteiten hervat.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
HOOFDSTUK II. - [1 Afwezigheden.]1
----------
(1)
Art.162. [1 De ambtenaar mag niet afwezig zijn zonder verlof of dienstvrijstelling te hebben gekregen.
Onder dienstvrijstelling wordt verstaan de toestemming gegeven aan een ambtenaar om gedurende de diensturen afwezig te zijn voor een bepaalde duur met het behoud van al zijn rechten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
HOOFDSTUK III. - [1 De vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar]1
----------
(1)
Afdeling 1. - [1 De vierdagenweek]1
----------
(1)
Art.163. [1 § 1. De ambtenaar die voltijds tewerkgesteld is, heeft het recht om vier vijfde van de prestaties te verrichten die hem normaal zijn opgelegd. De prestaties worden verdeeld over vier dagen per week.
§ 2. De ambtenaar jonger dan 55 jaar kan gebruik maken van de vierdagenweek, bedoeld in § 1, voor een maximumperiode van 60 maanden. De maximumduur van 60 maanden wordt verminderd met de reeds opgenomen periodes van de vrijwillige vierdagenweek krachtens de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector vanaf de datum van inwerkingtreding van de wet van 19 juli 2012 betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector.
§ 3. De ambtenaar die de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt, kan gebruik maken van de vierdagenweek, bedoeld in het § 1, tot de datum van de al dan niet vervroegde opruststelling wanneer de ambtenaar op de begindatum van dit verlof voldoet aan één van de volgende voorwaarden :
1° hij heeft een dienstanciënniteit van ten minste achtentwintig jaar;
2° hij is voorafgaand aan de vierdagenweek actief in een zwaar beroep gedurende minstens vijf jaar in de voorafgaande tien jaar of gedurende minstens zeven jaar in de daaraan voorafgaande vijftien jaar.
Voor de toepassing van het eerste lid, 2°, wordt als zwaar beroep beschouwd het zwaar beroep zoals gedefinieerd in artikel 4, § 3, 2de en 3de lid van de wet van 19 juli 2012 betreffende de voerdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector.
§ 4. De ambtenaar die de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, kan gebruik maken van de vierdagenweek, bedoeld in § 1, tot de datum van de al dan niet vervroegde opruststelling.]1
----------
(1)<BESL 2014-12-18/25, art. 5, 019; Inwerkingtreding : 20-06-2015>
Art.164. [1 § 1. De ambtenaar die houder is van een graad behorende tot rang 13 of tot een hogere rang mag geen aanspraak maken op het recht op de vierdagenweek. Hij kan evenwel, mits de voorafgaande toestemming van het College, na een met redenen omkleed advies van de Directieraad, het recht genieten op de vierdagenweek in de gevallen waarbij de goede werking van de dienst niet in het gedrang komt.
§ 2. De ambtenaar die wenst gebruik te maken van het recht op de vierdagenweek dient een aanvraag in bij zijn hiërarchische overste van minstens rang 13 minstens 3 maanden voor de aanvang van de periode waarin hij zijn prestaties zal vervullen op basis van de vierdagenweek.
De machtiging voor de vierdagenweek wordt toegekend voor een periode van ten minste drie maanden en ten hoogste vierentwintig maanden. Voor elke verlenging wordt een aanvraag van de ambtenaar vereist. Zij moet ten minste een maand voor het verstrijken van de lopende periode worden ingediend.
§ 3. De aanvraag van het verlof bevat de wensen van de ambtenaar rond de dag waarop het in verlof is.
De hiërarchische overste van minstens rang 13 bepaalt de werkkalender. Hij kan voorstellen om het begin van het verlof uit te stellen met maximum vier maanden omwille van de noden van de dienst.
In functie van de noden van de dienst of op vraag van de ambtenaar kan de werkkalender door de hiërarchische overste van minstens rang 13 worden aangepast. Deze laatste brengt de ambtenaar twee maanden op voorhand op de hoogte van deze aanpassing.
Een tijdelijke aanpassing van werkkalender is mogelijk bij onderling akkoord.
§ 4. Tijdens de periode dat de ambtenaar in de vierdagenweek geen prestaties dient te verrichten mag hij geen beroepsbedrijvigheid uitoefenen. Onder beroepsbedrijvigheid moet worden verstaan elke bezigheid waarvan de opbrengst een beroepsinkomen is dat bedoeld wordt in artikel 23 van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992.
§ 5. De periode van de vierdagenweek neemt een aanvang op de eerste dag van een maand.
Tijdens de periode van vierdagenweek kan de ambtenaar niet worden gemachtigd verminderde prestaties om welke reden dan ook uit te oefenen. Het kan evenmin aanspraak maken op een regeling van deeltijdse loopbaanonderbreking.
Het verlof voor vierdagenweek wordt ambtshalve opgeschort wanneer het personeelslid één van de volgende verloven geniet :
1° moederschapsverlof en het verlof wegens vrijstelling van arbeid in toepassing van de artikelen 42 en 43 van de arbeidswet van 16 maart 1971 en het artikel 18 van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector;
2° ouderschapsverlof;
3° verlof voor de opvang met het oog op adoptie en pleegvoogdij;
4° verlof voor loopbaanonderbreking teneinde palliatieve zorg te verstrekken of voor het bijstaan van of voor het verstrekken van verzorging aan een lid van het gezin of aan een familielid;
5° verminderde prestaties wegens gezondheidsredenen.
Wanneer de ambtenaar een schorsing bekomt in toepassing van het derde lid, dan worden deze schorsingsperioden niet aangerekend op de maximumperiode van 60 maanden bedoeld in artikel 163, § 2, noch op de lopende periode van de vierdagenweek.
Wanneer de ambtenaar, in toepassing van het tweede lid, niet tijdens een volledige maand het verlof voor vierdagenweek heeft genoten, dan wordt de premie bedoeld in paragraaf 6 van de wet, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller het aantal kalenderdagen van de periode van het verlof voor vierdagenweek en de noemer het aantal kalenderdagen van de maand.
§ 6. De ambtenaar die gebruik maakt van het recht op de vierdagenweek ontvangt tachtig percent van de wedde, vermeerderd met een premie van 70,14 EUR per maand. Dit bedrag is gekoppeld aan de spilindex 138,01.
Wanneer tachtig percent van de wedde niet volledig wordt betaald, dan wordt de premie bedoeld in het eerste lid prorata verminderd.
§ 7. De ambtenaar kan een einde stellen aan het stelsel van de vierdagenweek mits een opzeggingstermijn van drie maanden, behalve indien op verzoek van de betrokkene, de hiërarchische overste van minstens rang 13 instemt met een kortere termijn.]1
----------
(1)<BESL 2014-12-18/25, art. 5, 019; Inwerkingtreding : 20-06-2015>
Afdeling 2. - [1 Halftijds werken vanaf 50 of 54 jaar]1
----------
(1)
Art.165. [1 § 1. De ambtenaar heeft het recht om halftijds te werken vanaf 50 jaar tot aan de datum van zijn al dan niet vervroegde opruststelling wanneer dit op de begindatum van dit verlof cumulatief voldoet aan de volgende voorwaarden :
1° hij was voorafgaand actief in een zwaar beroep gedurende minstens vijf jaar in de voorafgaande tien jaar of gedurende minstens zeven jaar in de daaraan voorafgaande vijftien jaar;
2° dit zwaar beroep komt voor op de lijst van de beroepen waarvoor een significant tekort aan arbeidskrachten bestaat, opgemaakt in toepassing van artikel 8bis, § 1, van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt als zwaar beroep beschouwd, het zwaar beroep zoals gedefinieerd in artikel 4, § 3, tweede en derde lid van de wet van 19 juli 2012 betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector.
§ 2. De ambtenaar heeft het recht om halftijds te werken vanaf 55 jaar tot aan de datum van zijn al dan niet vervroegde opruststelling.
§ 3. De ambtenaar die houder is van een graad behorende tot rang 13 of tot een hogere rang mag geen aanspraak maken op het recht op het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar.
Hij kan evenwel, mits de voorafgaande toestemming van het College, na een met redenen omkleed advies van de Directieraad, het recht genieten op het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de gevallen waarbij de goede werking van de dienst niet in het gedrang komt.
§ 4. De ambtenaar die wenst gebruik te maken van het recht op het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar dient een aanvraag in bij zijn hiërarchische overste van minstens rang 13 minstens 3 maanden voor de aanvang van de periode.
De aanvraag van het verlof bevat de wensen van de ambtenaar rond de dagen waarop het in verlof is. Onder " halftijds werken " wordt een arbeidsregeling verstaan waarbij het de ambtenaar in de loop van een maand de helft van de prestaties dient te verrichten die verbonden zijn aan een voltijdse tewerkstelling. De verdeling van de prestaties geschiedt in volledige of halve dagen.
De hiërarchische overste van minstens rang 13 bepaalt de werkkalender. Hij kan het begin van het verlof uitstellen met maximum vier maanden omwille van de noden van de dienst.
In functie van de noden van de dienst of op vraag van de ambtenaar kan de werkkalender door de hiërarchische overste worden aangepast. Deze laatste brengt de ambtenaar twee maanden op voorhand op de hoogte van deze aanpassing.
Een tijdelijke aanpassing van de werkkalender is mogelijk bij onderling akkoord.
§ 4. Tijdens de periode dat de ambtenaar in de halftijdse arbeidsregeling geen prestaties dient te verrichten mag hij geen beroepsbedrijvigheid uitoefenen. Onder beroepsbedrijvigheid moet worden verstaan elke bezigheid waarvan de opbrengst een beroepsinkomen is dat bedoeld wordt in artikel 23 van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992.
§ 5. De periode van de halftijdse prestaties neemt een aanvang op de eerste dag van een maand.
Tijdens de periode van het halftijds werken kan de ambtenaar niet worden gemachtigd verminderde prestaties om welke redenen dan ook uit te oefenen. Hij kan evenmin aanspraak maken op een regeling voor deeltijdse loopbaanonderbreking.
§ 6. De ambtenaar die gebruik maakt van het recht op halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar ontvangt de helft van de wedde, alsook een maandelijkse premie van 295,95 EUR.
Wanneer de helft van de wedde niet volledig wordt betaald, dan wordt de premie bedoeld in het eerste lid prorata verminderd.
§ 7.De ambtenaar kan afzien van de in § 6 bedoelde maandelijkse premie als de inning ervan de uitbetaling van een pensioen uitsluit. Hij richt daartoe een bij de post aangetekende brief aan de leiden ambtenaar.
§ 8. De ambtenaar kan een einde stellen aan de halftijdse arbeidsregeling vanaf 50 of 55 jaar mits een opzeggingstermijn van drie maanden, behalve indien op verzoek van de betrokkene, de hiërarchische overste van minstens rang 13 instemt met een kortere termijn. In dit geval, kan de betrokkene geen nieuwe aanvraag meer indienen voor het stelsel van halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar .]1
----------
(1)<BESL 2014-12-18/25, art. 5, 019; Inwerkingtreding : 20-06-2015>
HOOFDSTUK IV. - [1 Verlof wegens loopbaanonderbreking]1
----------
(1)
Art.166. [1 § 1. Het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen en elke andere bepaling die dit besluit zouden wijzigen, zijn van toepassing op de ambtenaren.
§ 2. Wanneer de vraag uitgaat van een ambtenaar bekleed met de graad van adviseur-diensthoofd of van bestuursdirecteur, moet zij noodzakelijkerwijze betrekking hebben op een voltijdse loopbaanonderbreking.
§ 3. De in § 2 bedoelde ambtenaren moeten voorafgaandelijk een met redenen omklede aanvraag indienen bij de overheid waaronder zij ressorteren.
Die aanvraag wordt aan de directieraad voorgelegd die hierover een met redenen omkleed advies moet uitbrengen binnen een termijn van een maand waarbij in het bijzonder gelet wordt op de naleving van de goede werking van de diensten. Het College doet uitspraak binnen de termijn van één maand.
§ 4. Dit artikel niet van toepassing op de titularis van een mandaat.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
HOOFDSTUK V. - [1 Verloven van korte duur]1
----------
(1)
Afdeling 1. - [1 Jaarlijks vakantieverlof]1
----------
(1)
Art.167.[1 De ambtenaar heeft recht op een jaarlijks vakantieverlof van 35 werkdagen.
Dit aantal van 35 werkdagen stijgt naar 36 na vijf [2 vanaf de indiensttreding]2 en naar 37 dagen na 10 [2 vanaf de indiensttreding]2.
De ambtenaar geniet een bijkomend vakantieverlof waarvan de duur naargelang de leeftijd als volgt is bepaald :
1° op 60 jaar : één werkdag;
2° op 61 jaar : twee werkdagen;
3° op 62 jaar : drie werkdagen;
4° op 63 jaar : vier werkdagen;
5° o 64 jaar : vijf werkdagen.]1
[3 "6° op 65 jaar: zes werkdagen;
7° op 66 jaar: zeven werkdagen.]3
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
(2)<BESL 2014-12-18/25, art. 6, 019; Inwerkingtreding : 20-06-2015>
(3)<BESL 2022-05-17/01, art. 3, 031; Inwerkingtreding : 17-07-2022>
Art.168. [1 Het vakantieverlof wordt genomen naar keuze van de ambtenaar en met inachtneming van de behoeften van de dienst. De ambtenaar heeft recht op een vakantieverlof van minstens 10 opeenvolgende werkdagen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.169. [1 De ambtenaar heeft het recht om, binnen een periode van 35 werkdagen, vier werkdagen verlof te nemen om te zorgen voor een persoon die onder hetzelfde dak woont en die ziek is of die het slachtoffer is van een ongeval, zonder dat het belang van de dienst hiertegen kan worden ingeroepen.
Als persoon die onder hetzelfde dak woont dient te worden beschouwd : de echtgeno(o)t(e), de persoon met wie de ambtenaar samenleeft, een bloed- of aanverwant van de ambtenaar, van de echtgeno(o)t(e) of van de persoon met wie de ambtenaar samenleeft, een persoon opgenomen met het oog op adoptie of pleegvoogdij. De ambtenaar moet een doktersattest voorleggen om het volgende te bewijzen :
1° de ziekte of het ongeval;
2° de dringende noodzaak van de aanwezigheid van de ambtenaar;]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.170. [1 Als de ambtenaar de vier werkdagen bedoeld in artikel 169, 1ste lid, of alle werkdagen bepaald in artikel 167, heeft opgenomen, heeft hij/zij recht op twee bijkomende werkdagen voor dezelfde redenen en onder dezelfde voorwaarden als in artikel 169.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.171. [1 De personeelsleden die een van de hieronder vermelde functies uitoefenen, krijgen zes bijkomende verlofdagen vergeleken met het aantal jaarlijkse vakantiedagen bedoeld in artikel 167 van dit besluit op voorwaarde dat ze hun functie op een onderwijscampus uitoefenen en blijven uitoefenen en dat het jaarlijks vakantieverlof volledig opgenomen wordt tijdens de schoolvakantieperiodes.
Van zodra één van de twee in het eerste lid opgesomde voorwaarden niet meer vervuld is, verliest het betroffen personeelslid definitief het voordeel van de zes bijkomende verlofdagen per jaar.
Echter, het personeelslid dat, wegens ziekte of een arbeidsongeval, met verlof is tijdens de schoolvakantieperiodes en dat hierdoor verhinderd wordt om in deze periode zijn jaarlijkse vakantie te nemen, verliest niet het voordeel van de zes bijkomende verlofdagen.
§ 2. Het personeel tewerkgesteld in de volgende sectoren of diensten in de scholen en waarvan het werk rechtstreeks betrekking heeft op het pedagogische instrument, geniet van zes bijkomende verlofdagen :
1° secretariaat-boekhouding;
2° tuinbouw;
3° keuken;
4° economaat;
5° personeel voor de was;
6° chauffeurs;
7° laboratorium;
8° onderhoudspersoneel;
9° PMS-centrum;
Het personeel tewerkgesteld in de volgende diensten of sectoren op de campus van CERIA en waarvan het werk rechtstreeks verbonden is met het pedagogische instrument krijgt zes bijkomende verlofdagen;
1° free-flow;
2° economaat;
3° bodes;
4° personeel voor de was.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.172. [1 Het jaarlijks verlof wordt opgenomen in het kalenderjaar, volgens de voorwaarden die door de algemene bestuurder of door de adjunct-algemene bestuurder zijn vastgelegd.
De modaliteiten voor de opschorting van niet-gebruikte vakantiedagen worden vastgelegd door de algemeen bestuurder of de adjunct-algemeen bestuurder na overleg met de representatieve vakbondsorganisaties.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.173.[1 § 1. Behalve de bijkomende jaarlijkse vakantiedagen vermeld in artikel 167 [2 ...]2, worden de jaarlijkse verloven verminderd :
1. wanneer de ambtenaar in de loop van het jaar in dienst treedt of zijn/haar ambt neerlegt;
2. wanneer de ambtenaar tijdens het jaar verloven heeft verkregen :
a. voor een stage of een proefperiode bij een andere overheidsdienst;
b. om een mandaat te vervullen in een Belgische overheidsdienst :
c. om zich kandidaat te stellen voor wetgevende, procinciale, regionale, Europese en gemeentelijke verkiezingen;
d. [2 om halftijds te werken vanaf 50 of 55 jaar;]2
e. [2 in toepassing van de vierdagenweek;]2
f. voor onderbreking van de beroepsloopbaan;
g. wanneer de ambtenaar met verlof is voor een opdracht;
h. wanneer de ambtenaar ter beschikking gesteld wordt van de Koning;
i. wanneer de ambtenaar met facultatief politiek verlof is of met politiek verlof;
[2 j. wanneer de ambtenaar in de loop van het jaar verminderde prestaties heeft verricht om gezondheidsredenen.]2
§ 2. De afwezigheden tijdens dewelke de ambtenaar in de administratieve stand van non-activiteit of disponibiliteit is geplaatst, leiden eveneens tot een evenredige vermindering van het vakantieverlof.
Het aantal dagen wordt altijd berekend per halve of volledige dag. Dit aantal wordt naar boven afgerond naar de halve of hele dag.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
(2)<BESL 2014-12-18/25, art. 7, 019; Inwerkingtreding : 20-06-2015>
Art.174. [1 De vakantieverlofdagen die in dit besluit zijn vastgelegd, worden opgeschort in het geval van ziekte voor zover de medische controle mogelijk is.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.175. [1 Het jaarlijks vakantieverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Hetzelfde geldt voor de twee bijkomende dagen bepaald in artikel 170 en de twee bijkomende dagen bepaald in artikel 171.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Afdeling 2. - [1 Feestdagen]1
----------
(1)
Art.176.[1 § 1. [2 De ambtenaar heeft verlof tijdens de wettelijke feestdagen, alsook op 27 september, 8 mei, 2 november, 15 november en 26 december.
De in het eerste lid bedoelde verlofdagen die samenvallen met een zaterdag of een zondag worden opgenomen volgens de betamelijkheid van de ambtenaar, rekening houdend met de noodzaken van de dienst.
Voor de personeelsleden van wie het werk rechtstreeks verband houdt met het pedagogische apparaat binnen de diensten voor de ondersteuning van schoolinstellingen en voor het beheer en onderhoud van verschillende sites, alsook binnen de sector van de gezondheidsbevordering op school worden twee compensatieverlofdagen toegevoegd aan het jaarlijkse vakantieverlof, ter vervanging van het verlof van 8 mei en 15 november]2.
§ 2. De ambtenaar die krachtens de arbeidstijdregeling die op hem van toepassing is, of ten gevolge van de behoeften van de dienst, verplicht is te werken op één van de dagen bedoeld in § 1, verkrijgt vervangende verlofdagen die kunnen worden genomen onder dezelfde voorwaarden als het jaarlijks vakantieverlof.
§ 3. De in dit artikel bedoelde verloven worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
(2)<BESL 2022-05-17/01, art. 4, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Afdeling 3. - [1 Uitzonderlijk verlof]1
----------
(1)
Art.177. [1 Uitzonderlijk verlof wordt toegekend binnen de perken zoals hierna bepaald :
1° de verandering van standplaats opgelegd in het belang van de dienst : 2 werkdagen;
2° om deel uit te maken van de jury van het hof van assisen en dit tijdens de duur van de zitting.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.178. [1 Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Afdeling 4. - [1 Verlof om familiale redenen]1
----------
(1)
Onderafdeling 1. - [1 Omstandigheidsverlof]1
----------
(1)
Art.179.[1 De ambtenaar krijgt binnen de perken zoals hierna bepaald en ten laatste binnen de drie maanden na hun optreden, verlof naar aanleiding van de volgende gebeurtenissen [4 met uitzondering van het verlof bedoeld in 2°, dat binnen de vier maanden na de gebeurtenis kan worden genomen, en van het verlof bedoeld in 12°, dat binnen de drie dagen rond de gebeurtenis kan worden genomen]4:
1. het huwelijk van de ambtenaar of viering van het wettelijk samenwonen : veertien werkdagen;
2. de bevalling van de echtgenote of van de persoon met wie de ambtenaar op het tijdstip van de gebeurtenis samenleeft : [5 vier werkdagen]5;
3. het overlijden van de echtgeno(o)t(e) of van de persoon met wie de ambtenaar samenleefde : [6 tien werkdagen]6;
4. het overlijden van een bloed- of aanverwant in de eerste graad [2 of van de persoon met wie hij samenleeft]2 van de ambtenaar, van de echtgeno(o)t(e) of van de persoon met wie de ambtenaar samenleeft : vier werkdagen; [6 Indien een bloed- of aanverwant in de eerste graad het kind is van de ambtenaar, van de echtgenoot of van de persoon met wie de ambtenaar samenleeft, worden de vier werkdagen gebracht op tien werkdagen.]6
5. het huwelijk of viering van het wettelijk samenwonen van een kind van de ambtenaar of van de persoon met wie de ambtenaar samenleeft : twee werkdagen;
6. het overlijden van een bloed- of aanverwant in om het even welke graad van de ambtenaar, van de echtgeno(o)t(e) of van de persoon met wie de ambtenaar onder hetzelfde dak samenleeft : twee werkdagen;
7. het overlijden van een familielid tot in de derde graad dat niet onder hetzelfde dak woont als de ambtenaar : een werkdag;
8. het huwelijk van een broer, zus, schoonbroer, schoonzus, de vader, de moeder, schoonvader, tweede echtgenoot van de moeder, van de schoonmoeder, van de tweede echtgenote van de vader, van het kleinkind van de ambtenaar : een werkdag;
[2 9° het overlijden van een opvangouder van de ambtenaar voor zover de plaatsing minstens twee onafgebroken jaren heeft geduurd : 4 werkdagen;]2
[3 10° de geboorte van een kleinkind van de ambtenaar, hetzij van de echtgenoot of de persoon met wie de ambtenaar als koppel samenleeft : 1 werkdag :
11° de opvang van een kind jonger dan twee jaar dat geadopteerd werd door het kind van de ambtenaar, hetzij van de echtgenoot of de persoon met wie de ambtenaar als koppel samenleeft : 1 werkdag.]3
[6 12° De verhuizing van de ambtenaar: één werkdag per tien jaar.]6
De aanvraag moet steunen op een officieel document.
Als de gebeurtenis zich voordoet in de loop van een deeltijdse werkperiode, wordt het verlof verminderd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
(2)<BESL 2014-12-18/25, art. 8, 019; Inwerkingtreding : 20-06-2015>
(3)<BESL 2019-05-02/20, art. 2, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(4)<BESL 2022-05-17/01, art. 5,L1, 031; Inwerkingtreding : 17-07-2022>
(5)<BESL 2022-05-17/01, art. 5,L2, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(6)<BESL 2022-05-17/01, art. 5,L3,L4,L5, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.180. [1 Dit verlof kan per hele dag of per halve dag genomen worden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.181. [1 Deze verloven worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Onderafdeling 1/1. [1 Geboorteverlof ]1
----------
(1)
Art. 181/1. [1 § 1. De ambtenaar krijgt, binnen de perken zoals hierna bepaald, een geboorteverlof van 15 werkdagen naar aanleiding van de bevalling van de echtgenote of van de persoon met wie de ambtenaar op het tijdstip van de gebeurtenis samenleeft. Die 15 werkdagen worden gebracht op 20 werkdagen voor geboorten die plaatsvinden vanaf 1 januari 2023.
Dat geboorteverlof kan, naar keuze van de ambtenaar, worden genomen binnen de vier maanden te tellen vanaf de dag van de bevalling. In afwijking kan het, naar keuze van de ambtenaar, worden genomen binnen de vier maanden te tellen vanaf de datum van de publicatie van deze onderafdeling in het Belgisch Staatsblad voor geboorten die plaatsvinden tussen 1 januari 2021 en de voornoemde publicatiedatum in het Belgisch Staatsblad.
In het geval van de geboorte van een tweeling of een meerling wordt het recht op geboorteverlof slechts één keer toegekend.
§ 2. De aanvraag moet steunen op een officieel document. Als de gebeurtenis zich voordoet in de loop van een deeltijdse werkperiode, wordt de duur van het verlof verhoudingsgewijs verminderd ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2022-05-17/01, art. 6, 031; Inwerkingtreding : 17-07-2022>
Art. 181/2. [1 Dit verlof kan per hele of per halve dag worden genomen. Dit verlof wordt vergoed en wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2022-05-17/01, art. 6, 031; Inwerkingtreding : 17-07-2022>
Art. 181/3. [1 Het omstandigheidsverlof bedoeld in artikel 179, eerste lid, 2°, en het geboorteverlof bedoeld in artikel 181/1 zijn cumuleerbaar. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2022-05-17/01, art. 6, 031; Inwerkingtreding : 17-07-2022>
Onderafdeling 2. - [1 Verlof om dwingende redenen van familiale aard]1
----------
(1)
Art.182.[1 Een ambtenaar heeft recht op maximaal 45 werkdagen verlof per kalenderjaar wegens :
1° de ziekenhuisopname van een persoon die bij de ambtenaar inwoont, of van een familielid of aanverwant in de eerste graad die bij de ambtenaar niet inwoont;
2° bijstand aan een persoon die bedlegerig is en bij de ambtenaar inwoont, of van een bedlegerig familielid of aanverwant in de eerste graad die bij de ambtenaar niet inwoont, maar speciale zorgen nodig heeft omwille van zijn gezondheidstoestand;
3° de kinderopvang voor kinderen jonger dan [2 18 jaar]2;
4° de opvang van een gehandicapt kind zonder leeftijdslimiet.
Als het verlof om dwingende redenen van familiale aard wordt opgenomen in een deeltijdse werkperiode, wordt het verlof ingekort.
De aanvraag voor een verlof als bepaald in 3° en 4° moet één maand voor het begin van dit verlof ingediend worden, deze termijn kan beperkt worden in onderling overleg.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
(2)<BESL 2023-06-15/16, art. 2, 034; Inwerkingtreding : 22-09-2023>
Art.183. [1 Dit verlof kan per hele of per halve dag genomen worden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.184. [1 Voor het overige wordt het gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Dit verlof wordt niet bezoldigd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Onderafdeling 3. - [1 Ouderschapsverlof]1
----------
(1)
Art.185.[1 Aan de ambtenaar in dienstactiviteit wordt, bij de geboorte of de adoptie van zijn kind, een ouderschapsverlof toegestaan dat kan genomen worden:
- hetzij gedurende een periode van vier maanden als voltijds verlof; op vraag van de ambtenaar kan deze periode worden opgesplitst in maanden;
- hetzij gedurende een periode van acht maanden in het kader van een vermindering van de prestaties met de helft wanneer hij voltijds tewerkgesteld is; op vraag van de ambtenaar kan deze periode worden opgesplitst in periodes van twee maanden of een veelvoud hiervan.
De ambtenaar heeft de mogelijkheid om bij het opnemen van zijn ouderschapsverlof gebruik te maken van de verschillende modaliteiten bedoeld in paragraaf 1. Bij een wijziging van opnamevorm moet rekening worden gehouden met het principe dat één maand voltijds verlof gelijk is aan twee maanden verminderde prestaties met de helft.
§ 2. De ambtenaar heeft recht op het ouderschapsverlof:
- naar aanleiding van de geboorte van zijn kind tot het kind twaalf jaar wordt;
- in het kader van de adoptie van een kind, gedurende een periode die loopt vanaf de inschrijving van het kind als deel uitmakend van zijn gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de ambtenaar zijn verblijfplaats heeft, tot het kind twaalf jaar wordt.
Wanneer het kind getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid of een aandoening heeft waardoor het een verhoogde kinderbijslag ontvangt op grond van de regelgeving betreffende de kinderbijslag die op hem van toepassing is, is er geen leeftijdsgrens.
Op het einde van het ouderschapsverlof heeft de ambtenaar het recht om zijn functie terug te krijgen of, in geval van onmogelijkheid, een gelijkwaardige of gelijksoortige job.]1
----------
(1)<BESL 2023-06-15/10, art. 3, 033; Inwerkingtreding : 22-07-2023>
Art. 185/1. [1 De ambtenaar kan een aangepast werkrooster aanvragen voor de periode van zes maanden die volgt op het einde van het ouderschapsverlof.
De aanpassing dient rekening te houden met de behoeften van de dienst en die van de ambtenaar om een betere combinatie tussen werk- en gezinsleven mogelijk te maken.
De ambtenaar bezorgt hiertoe ten laatste drie weken voor het einde van de lopende periode van ouderschapsverlof een schriftelijke aanvraag aan de Administrateur-generaal.
Deze laatste beoordeelt de aanvraag en geeft er een schriftelijk gevolg aan ten laatste één week voor het einde van het lopende ouderschapsverlof.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2016-04-28/04, art. 4, 023; Inwerkingtreding : 19-05-2016>
Art.186. [1 Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Het is echter niet bezoldigd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Onderafdeling 4. - [1 Opvangverlof met het oog op de adoptie of de pleegvoogdij]1
----------
(1)
Art.187. [1 Een opvangverlof wordt toegestaan aan de ambtenaar die een kind beneden de tien jaar opneemt in zijn of haar familie met het oog op de adoptie of de pleegvoogdij.
De maximumduur van het opvangverlof bedraagt vier weken wanneer het opgenomen kind de leeftijd van drie jaar heeft bereikt en zes weken wanneer het kind deze leeftijd nog niet heeft bereikt.
De maximumduur van het opvangverlof wordt verdubbeld wanneer het opgenomen kind mindervalide is en aan de voorwaarden voldoet om kinderbijslag te genieten overeenkomstig artikel 47 van de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag van de loonarbeiders of artikel 26 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art. 187/1. [1 De ambtenaar die van dit verlof wil genieten, deelt aan de leidend ambtenaar de datum mede waarop het verlof zal starten en de duur ervan. Deze mededeling gebeurt schriftelijk en minstens één maand voor de aanvang van het verlof tenzij een kortere termijn wordt goedgekeurd op vraag van de betrokkene.
De ambtenaar moet de volgende documenten voorleggen :
1° een attest, uitgereikt door de centrale overheid bevoegd voor de Gemeenschap, dat de toekenning van een kind aan een ambtenaar bevestigt om het verlof van maximaal drie weken te krijgen vooraleer het kind in het gezin wordt opgevangen;
2° een attest dat de inschrijving van het kind bevestigt in het bevolkingsregister of het register van buitenlanders om het overige verlof op te kunnen nemen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.188. [1 Dit verlof is bezoldigd en wordt gelijkgesteld aan een periode van dienstactiviteit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Afdeling 5. - [1 Moederschapsbescherming]1
----------
(1)
Art.189.[1 § 1. Het moederschapsverlof bedoeld in artikel 39 van de wet van 16 maart 1971 betreffende het werk, wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
§ 2. De bezoldiging voor de periode tijdens dewelke de vrouwelijke ambtenaar in moederschapsverlof is, mag slechts 15 weken duren of 19 weken in geval van een meerling.
[2 ...]2 De bezoldiging voor de verlenging van de postnatale rustperiode toegekend bij toepassing van artikel 189/8 mag 24 weken niet overschrijden.
§ 3. [2 ...]2
§ 4. Wanneer de vrouwelijke ambtenaar het prenatale verlof heeft opgebruikt en de bevalling na de voorziene datum plaatsvindt, wordt het prenatale verlof verlengd tot de werkelijke datum van de bevalling. Tijdens deze periode bevindt de vrouwelijke ambtenaar zich in moederschapsverlof.
In afwijking van paragraaf 2 van dit artikel is de bezoldiging verschuldigd.
§ 5. Op vraag van de vrouwelijke ambtenaar, wordt het moederschapsverlof, bij toepassing van artikel 39 van de wet betreffende het werk van 16 maart 1971, na de negende week, verlengd met een periode waarvan de duur gelijk is met de duur van de periode tijd waarin ze is blijven werken vanaf de zesde week vóór de werkelijke datum van de bevalling of vanaf de achtste week wanneer er een meerling verwacht wordt. In geval van vroeggeboorte wordt deze periode verminderd met de dagen waarop arbeid verricht werd tijdens de periode van zeven dagen die de bevalling voorafgaat.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
(2)<BESL 2022-05-17/01, art. 7, 031; Inwerkingtreding : 17-07-2022>
Art. 189/1.[1 De volgende afwezigheden worden gelijkgesteld met werkdagen die mogelijk opgeschort mogen worden na het postnatale verlof, die tijdens de zes weken vallen waarin in geval van een meerling, gedurende de acht weken vóór de zevende dag voor de werkelijke datum van de bevalling :
1° jaarlijks vakantieverlof;
2° [2 dagen]2 vastgelegd in artikel 176;
3° verloven vastgelegd in artikelen 169, 170 en 179;
4° verlof voor dwingende reden van familiale aard;
5° afwezigheden wegens ziekte [3 ...]3.]1
[3 6° volledige werkverwijdering bedoeld in artikel 189/4 § 2]3
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
(2)<BESL 2014-12-18/25, art. 9, 019; Inwerkingtreding : 20-06-2015>
(3)<BESL 2022-05-17/01, art. 8, 031; Inwerkingtreding : 17-07-2022>
Art. 189/2.[2 ...]2
In geval van een meerling, wordt de periode van de arbeidsonderbreking na de negende week op vraag van de vrouwelijke ambtenaar eventueel [2 , overeenkomstig de bepalingen van artikel 189/1,]2 verlengd met maximaal twee weken.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
(2)<BESL 2022-05-17/01, art. 9, 031; Inwerkingtreding : 17-07-2022>
Art. 189/3. [1 Overeenkomstig artikel 39, 3e lid, van de wet van 16 maart 1971 betreffende het werk, kunnen de laatste twee weken van de postnatale rustperiode op haar aanvraag omgezet worden in dagen van postnataal rustverlof wanneer de vrouwelijke ambtenaar de periode van arbeidsonderbreking met minstens twee weken na de negende week kan verlengen.
Ten laatste vier weken voor het einde van de verplichte postnatale rustperiode, deelt de vrouwelijke ambtenaar aan de instantie waaronder ze valt, schriftelijk mede over de verandering en de planning bedoeld in artikel 39, 3de lid van de wet betreffende het werk van 16 maart 1971.
Overeenkomstig artikel 39, 3e lid, van de wet betreffende het werk van 16 maart 1971, moeten de verlofdagen van postnatale rust binnen acht weken vanaf het einde van de ononderbroken postnatale rustperiode genomen worden.
De verlofdagen van postnatale rust worden gelijkgesteld met een dienstactiviteit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art. 189/4. [1 § 1. Tijdens de zwangerschap of lactatie, mogen de vrouwelijke ambtenaren geen bijkomend werk verrichten. Onder bijkomend werk, bij toepassing van dit artikel, wordt verstaan, elke arbeid dat de 37,5 uur per week overschrijdt.
§ 2. De vrouwelijke ambtenaar die, bij toepassing van artikel 42 en 43 van de wet van 16 maart 1971 betreffende het werk en van artikel 18 van de wet van 14 december 2000 tot vastlegging van bepaalde aspecten van de verdeling van de werktijd in de publieke sector, wordt vrijgesteld van het werk, krijgt gedurende de nodige tijd verlof. Het verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art. 189/5. [1 Het artikel 189 is niet van toepassing in geval van een miskraam vóór de 181ste dag van de zwangerschap.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art. 189/6. [1 § 1. Indien de moeder van het kind tijdens de bevalling of tijdens het moederschapsverlof overlijdt, of indien ze opnieuw in het ziekenhuis wordt opgenomen, krijgt de vader van het kind of de ambtenaar met wie de moeder op het moment van de geboorte van het kind samenleeft, op zijn verzoek, verlof ter vervanging van het moederschapsverlof met het oog op de verzekering van de opvang van het kind.
§ 2. In geval van overlijden van de moeder, wordt de duur van het verlof ter vervanging van het moederschapsverlof maximaal gelijkgesteld met de duur van het moederschapsverlof dat door de moeder nog niet is opgebruikt. De ambtenaar die de vader van het kind is of de persoon met wie de moeder samenleeft op het ogenblik van de geboorte van het kind en die gebruik wil maken van het verlof ter vervanging van het moederschapsverlof, deelt dit schriftelijk mede aan de instantie waaronder deze valt binnen zeven dagen te tellen vanaf het overlijden van de moeder. Dit schrijven vermeldt de datum van de aanvang van het verlof ter vervanging van het moederschapsverlof en de waarschijnlijke duur ervan. Een uittreksel van de overlijdensakte wordt zo snel mogelijk opgesteld.
§ 3. In geval van ziekenhuisopname van de moeder kan de ambtenaar die de vader van het kind is of de persoon met wie de moeder samenleeft op het ogenblik dat het kind geboren wordt, gebruik maken van het verlof ter vervanging van het moederschapsverlof mits de volgende voorwaarden :
1° het pasgeboren kind moet het ziekenhuis verlaten hebben;
2° de hospitalisatie van de moeder moet langer dan 7 dagen duren;
§ 4. Het verlof ter vervanging van het moederschapsverlof mag slechts aanvangen voor de zevende dag na de dag van de geboorte van het kind en komt ten einde op het ogenblik dat de hospitalisatie van de moeder ten einde komt en ten laatste op het einde van het deel van het moederschapsverlof dat door de moeder nog niet opgebruikt werd.
§ 5. De ambtenaar die de vader is van het kind of de persoon met wie de moeder samenleeft op het ogenblik dat het kind geboren wordt en die gebruik wil maken van het verlof ter vervanging van het moederschapsverlof informeert de instantie waaronder hij ressorteert, hierover schriftelijk. Dit schrijven vermeldt de datum van de aanvang van het verlof en de waarschijnlijke duur ervan. De aanvraag tot verlof wordt gesteund door een attest die de duur van de hospitalisatie van de moeder voor echt verklaart bovenop de zeven dagen die volgen op de dag van de bevalling en de dag waarop de pasgeborene uit het ziekenhuis is gekomen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art. 189/7.[1 Het verlof ter vervanging van het moederschapsverlof toegekend aan de vader van het kind of aan de persoon met wie de moeder samenleeft op het ogenblik dat het kind geboren wordt, is bezoldigd en wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.]1 [2 Het kan niet gecumuleerd worden met het omstandigheidsverlof bedoeld in artikel 179, eerste lid, 2° en met het geboorteverlof bedoeld in artikel 181/1.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
(2)<BESL 2022-05-17/01, art. 10, 031; Inwerkingtreding : 17-07-2022>
Art. 189/8. [1 Indien, na de eerste zeven dagen vanaf zijn geboorte, de pasgeborene in het ziekenhuis moet blijven, kan het postnatale rustverlof, op vraag van de vrouwelijke ambtenaar, verlengd worden met een duur dat gelijk is aan de periode tijdens dewelke haar kind in het ziekenhuis opgenomen is na de eerste zeven dagen. De duur van deze verlenging mag vierentwintig weken niet overschrijden. Hiervoor moet de vrouwelijke ambtenaar aan de instantie waartoe ze behoort, het volgende afgeven :
1° op het einde van de postnatale rustperiode, een attest van het ziekenhuis dat bevestigt dat de pasgeborene in het ziekenhuis is gebleven na de eerste zeven dagen vanaf de geboorte en waarin de duur van de hospitalisatie vermeld wordt;
2° indien nodig, op het einde van de verlengingsperiode die voortvloeit uit de bepalingen voorzien in dit lid, een nieuw attest van het ziekenhuis met de vermelding dat de pasgeborene het ziekenhuis nog niet heeft verlaten en met vermelding van de duur van de hospitalisatie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art. 189/9. [1 De vrouwelijke ambtenaar kan op haar vraag, een dienstvrijstelling krijgen om prenatale medische testen te ondergaan die niet kunnen plaatsvinden buiten de diensturen.
De aanvraag moet vergezeld gaan van een medisch attest.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art. 189/10. [1 § 1. De ambtenaar heeft recht op een dienstvrijstelling om haar kind borstvoeding te geven en/of melk af te kolven tot zeven maanden na de geboorte van het kind.
In uitzonderlijke omstandigheden die te maken hebben met de gezondheidstoestand van het kind, bevestigd door een medisch attest, kan de totale periode tijdens dewelke de ambtenaar het recht heeft om borstvoedingspauzes te nemen, verlengd worden met maximaal 2 maanden.
§ 2. De borstvoedingspauze duurt een half uur. Een ambtenaar die per dag vier uur of meer werkt, mag één pauze nemen gedurende die dag. De ambtenaar die minstens 7.30 uur werkt per werkdag, mag twee pauzes nemen diezelfde dag. Indien de ambtenaar recht heeft op twee pauzes gedurende de werkdag, mag ze deze in één of twee keer nemen op die dag.
De duur van de borstvoedingspauze(s) is inbegrepen in de duur van de prestaties van de werkdag.
De moment(en) van de dag waarop de ambtenaar haar borstvoedingspauze(s) kan nemen, is (zijn) overeen te komen tussen de ambtenaar en haar hiërarchische overste van minstens rang 13. De ambtenaar die gebruik wil maken van de borstvoedingspauzes waarschuwt haar hiërarchische overste van minstens rang 13 hierover schriftelijk en dit twee weken op voorhand, tenzij deze aanvaardt om dit termijn in te korten op vraag van de geïnteresseerde.
Het recht op borstvoedingspauzes wordt toegekend middels een bewijs van borstvoeding. Het bewijs is, vanaf het begin van de uitoefening van het recht op borstvoedingspauzes, in te dienen via een attest van een consultatiecentrum voor zuigelingen (O.N.E., Kind en Gezin of Dienst für Kind und Familie) of per medisch attest, naargelang wat de ambtenaar verkiest.
Vervolgens moet de ambtenaar maandelijks een medisch attest of certificaat voorleggen aan de instantie waaronder ze ressorteert, telkens op de verjaardag van de uitoefening van het recht op borstvoedingspauzes.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Afdeling 6. - [1 Verlof wegens ziekte of humanitaire reden]1
----------
(1)
Art.190.[1 De ambtenaar krijgt verlof naar aanleiding van het geven van :
1° bloed : één dag;
2° bloedplasma : één halve dag;
3° bloedplaatjes : één dag.
[2 Dit verlof wordt op de dag zelf genomen. Per jaar kunnen maximaal vier werkdagen worden opgespaard.]2
De ambtenaar moet een bewijs kunnen voorleggen van het geven van bloed, plasma, of bloedplaatjes.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
(2)<BESL 2014-12-18/25, art. 10, 019; Inwerkingtreding : 20-06-2015>
Art.191. [1 De ambtenaar verkrijgt een verlof voor het afstaan van beenmerg, organen of weefsels.
Dit verlof wordt toegestaan voor een periode die met de duur van de hospitalisatie en van de herstelperiode overeenkomt. Met de duur die noodzakelijk is voor voorafgaande geneeskundige onderzoeken uit te voeren, kan eveneens rekening worden gehouden.
De aanvraag moet met een doktersattest worden gestaafd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.192. [1 Wanneer de echtgeno(o)t(e) of de persoon met wie de ambtenaar samenleeft of een lid van het gezin, dat onder hetzelfde dak woont als de ambtenaar, wordt getroffen door een ziekte waarvan de ernst en de besmettelijkheid door de arts zijn vastgesteld, moet deze arts met de hoofdarts van het geneeskundig controlecentrum van de administratieve gezondheidsdienst, waaronder de ambtenaar ressorteert, contact opnemen, teneinde in onderlinge overeenstemming de meest geschikte preventieve maatregelen te bepalen met inbegrip van chimioprophylaxie en eventueel verlof.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.193. [1 De ambtenaar krijgt verlof naar aanleiding van :
1° het volgen van lessen aan de school bij het korps van de Civiele Bescherming;
2° het verrichten van prestaties als vrijwillige dienstnemer bij dit korps in vredestijd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.194. [1 Voor zover het niet onverenigbaar is met het belang van de dienst, kan de ambtenaar verlof krijgen van maximaal vijf werkdagen per jaar om mindervaliden en zieken te vergezellen of om andere humanitaire diensten te verrichten tijdens vakantiereizen en -verblijven in België of in het buitenland.
Deze reizen of verblijven worden georganiseerd door een openbare instelling of een vereniging waarvan de opdracht erin bestaat de zorg voor mindervaliden, zieken en humanitaire acties op zich te nemen. De vereniging of instelling moet erkend zijn door de Belgische Staat of door een van zijn federale entiteiten.
De verlofaanvraag moet worden gestaafd met een attest waarbij de vereniging of instelling verklaart dat de reis of het verblijf onder haar verantwoordelijkheid valt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.195. [1 Deze verloven worden bezoldigd en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Afdeling 7. - [1 Studieverlof en verlof om een proef af te leggen]1
----------
(1)
Onderafdeling 1. - [1 Studieverlof]1
----------
(1)
Art.196. [1 De algemeen bestuurder kan een studieverlof toekennen aan de ambtenaar zodat deze zich kan voorbereiden op een proef waarbij er leerstof is.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.197.[1 De ambtenaar die zich heeft ingeschreven voor een selectie georganiseerd door SELOR op vraag van de Franse Gemeenschapscommissie kan een studieverlof van maximum drie dagen krijgen.
De ambtenaar die zich ingeschreven heeft voor een selectie georganiseerd door SELOR op initiatief van de federale Staat of een andere federale entiteit dan de Franse Gemeenschapscommissie, kan een studieverlof van maximaal drie dagen krijgen, voor zover de Gemeenschapscommissie niet over een gelijkaardige wervingsreserve beschikt.
De ambtenaar die zich heeft ingeschreven voor een proef van een toelatingsexamen van niveaus 2, 2+ of 1, kan maximaal vijf dagen studieverlof krijgen, voor zover hij deelgenomen heeft aan minstens 80 % van de opleidingssessies met uitzondering van een geval van overmacht.
[2 ...]2
De ambtenaar die deelgenomen heeft aan een erkende opleiding van 3e cyclus voor de bevordering tot rangen 13 en 15, kan genieten van een studieverlof van maximaal vijf dagen per semester om de examens voor te bereiden en de werkzaamheden die erbij horen. Het studieverlof mag niet meer dan twee keer toegekend worden voor hetzelfde examen.
De ambtenaar die een hogere beroepsopleiding volgt, kan genieten van een studieverlof van maximaal drie dagen om een examen voor te bereiden dat deze opleiding afrondt.
In afwijking van leden 1 en 5, wordt er geen enkel studieverlof toegekend om het volgende voor te bereiden :
de complementaire testen van een selectie georganiseerd door de Franse Gemeenschapscommissie;
de thesis die een erkende opleiding van 3e cyclus afrondt voor de bevordering tot rangen 13 en 15.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
(2)<BESL 2019-05-02/31, art. 4, 030; Inwerkingtreding : 23-05-2019>
Art.198.[1 De duur van het studieverlof wordt vastgelegd door de algemeen bestuurder, op voorstel van de [2 Cel voor de ontwikkeling van beroepsvaardigheden]2, in functie van de omvang en de moeilijkheid van de materie.
Voor de deeltijdse ambtenaar wordt het studieverlof prorata temporis ingekort.
Het studieverlof moet voor de proef worden opgenomen : deze wordt vastgelegd in onderlinge overeenstemming met de hiërarchische overste van minstens rang 13 van de werknemer rekening houdend met de behoeften van de dienst.
In de veronderstelling dat de ambtenaar de proef niet aflegt of geen bewijs afgeeft van zijn deelname binnen de tien dagen na de proef, zullen de eventuele afwezigheidsdagen omgezet worden in jaarlijkse vakantiedagen, uitgezonderd in geval van overmacht.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
(2)<BESL 2013-06-06/29, art. 6, 018; Inwerkingtreding : 01-11-2013>
Onderafdeling 2. - [1 Verlof om een proef af te leggen]1
----------
(1)
Art.199.[1 § 1. De ambtenaar krijgt een dienstvrijstelling om deel te nemen aan :
- een selectieproef georganiseerd door SELOR op vraag van de Franse Gemeenschapscommissie;
- een selectieproef georganiseerd op initiatief van een andere autoriteit dan de Franse Gemeenschapscommissie voor zover de Franse Gemeenschapscommissie niet beschikt over een gelijkaardige wervingsreserve.;
- een proef georganiseerd in het kader van een toelatingsexamen voor de niveaus 2, 2+ of 1;
- [2 ...]2
- een proef of mondelinge verdediging van de thesis georganiseerd in het kader van een erkende opleiding van derde cyclus voor de bevordering tot rangen 13 en 15;
- de proef ter afronding van de hogere beroepsopleiding.
§ 2. De ambtenaar geniet van een recuperatieverlof wanneer de proef buiten de werkuren plaatsvindt.
Het recuperatieverlof moet de eerste werkdag na de proef opgenomen worden. Indien de behoeften van de dienst dit vereisen, kan de hiërarchische overste van minstens rang 13 van deze regel afwijken. Het recuperatieverlof mag echter niet uitgesteld worden tot langer dan één maand na de proef.
§ 3. De dienstvrijstelling of het recuperatieverlof is een halve dag of een volledige dag naargelang de aangekondigde duur van de proef meer of minder dan drie uur bedraagt.
§ 4. In de veronderstelling dat de ambtenaar de proef niet aflegt of geen bewijs van zijn deelname binnenbrengt binnen de tien dagen na de proef, zal de eventuele dag van afwezigheid omgezet worden in jaarlijks vakantieverlof, uitgezonderd in geval van overmacht.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
(2)<BESL 2019-05-02/31, art. 5, 030; Inwerkingtreding : 23-05-2019>
Afdeling 8. - [1 Opleidingsverlof]1
----------
(1)
Onderafdeling 1. - [1 Loopbaanvorming]1
----------
(1)
Art.200.[1 § 1. De ambtenaar geniet van een dienstvrijstelling om deel te nemen aan een opleiding georganiseerd in het kader van :
de toegang tot niveaus 2, 2+ of 1;
[3 de bevordering in vlakke loopbaan tot rang 25 en 35]3;
de bevordering tot rangen 13 en 15;
[2 de bevordering in vlakke loopbaan tot rang 29.]2
§ 2. De ambtenaar geniet van een recuperatieverlof wanneer de opleiding buiten zijn diensturen plaatsvindt.
Voor de ambtenaar die deeltijds werkt, wordt het recuperatieverlof prorata temporis ingekort.
Het recuperatieverlof moet opgenomen worden binnen de maand die volgt op de opleiding. Indien de behoeften van de dienst dit vereisen, kan de hiërarchische overste van rang 13 afwijken van deze regel. Het recuperatieverlof kan echter niet uitgesteld worden tot na de derde maand volgend op de opleiding.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
(2)<BESL 2017-09-21/12, art. 3, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(3)<BESL 2019-05-02/31, art. 6, 030; Inwerkingtreding : 23-05-2019>
Art.201. [1 Het recht op dienstvrijstelling of recuperatieverlof om een erkende opleiding van de 3e cyclus te volgen voor de bevordering tot de rangen 13 en 15 wordt beperkt tot twee kansen over de hele loopbaan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Onderafdeling 2. - [1 De hogere beroepsopleiding.]1
----------
(1)
Art.202.[1 § 1. De hogere beroepsopleiding is een korte opleiding die onmiddellijk de dagelijkse praktijk van de ambtenaar verbetert. Deze wordt aangeboden of opgelegd door de hiërarchische overste van minstens rang 13 en de [2 Cel voor de ontwikkeling van beroepsvaardigheden]2, of wordt goedgekeurd door deze laatsten na een voorstel van de ambtenaar.
§ 2. De basisopleidingen en omscholingen van hulpverleners en mensen met een EHBO-opleiding worden gelijkgesteld met de hogere beroepsopleidingen.
§ 3. De ambtenaar volgt de hogere beroepsopleiding gedurende zijn diensturen of geniet van recuperatieverlof indien deze opleiding buiten de diensturen valt.
Het recuperatieverlof moet opgenomen worden in de maand volgend op de opleiding. Indien de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, kan de hiërarchische overste van minstens rang 13 van deze regel afwijken. Het recuperatieverlof mag echter niet na drie maanden volgend op de opleiding, opgenomen worden.
§ 4. [3 De inschrijvingskosten]3 worden gedragen door de [2 Cel voor de ontwikkeling van beroepsvaardigheden]2.
De syllabi et documentatie zijn ten laste van de dienst voor de Opleiding, indien deze absoluut noodzakelijk zijn voor het volgen van de opleiding. Zij worden dan eigendom van de Franse Gemeenschapscommissie.
[3 De verplaatsingskosten worden gedekt door het Bestuur.]3
§ 5. De inschrijving van de ambtenaar voor een opleiding impliceert zijn formele engagement om de opleiding te volgen, of deze nu op vraag van de ambtenaar is gekozen of hem opgelegd werd.
Indien de ambtenaar de opleiding onmogelijk kan bijwonen, moet hij zijn afwezigheid onmiddellijk rechtvaardigen bij de [2 Cel voor de ontwikkeling van beroepsvaardigheden]2. Bij gebrek zullen de kosten voor deze opleiding ten laste van de ambtenaar kunnen komen en door het College teruggekregen worden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
(2)<BESL 2013-06-06/29, art. 6, 018; Inwerkingtreding : 01-11-2013>
(3)<BESL 2014-12-18/25, art. 11, 019; Inwerkingtreding : 20-06-2015>
Onderafdeling 3. - [1 Vrijwillige beroepsopleiding]1
----------
(1)
Art.203.[1 § 1. De ambtenaar die het initiatief neemt om de volgende opleidingen te volgen, kan van een opleidingsverlof genieten :
a. de lessen van het afstandsonderwijs van het ministerie van de Franse Gemeenschap;
b. de lessen van het onderwijs voor sociale promotie, georganiseerd door de Franse Gemeenschapscommissie;
c. de lessen van het onderwijs voor sociale promotie, georganiseerd, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap;
d. de lessen van de universiteiten en hogescholen georganiseerd, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap.
Deze opleidingen moeten erkend zijn als beroepsopleidingen. Onder beroepsopleiding wordt verstaan elke opleiding die overeenkomt met :
ofwel de huidige functie van de ambtenaar;
ofwel een bestaande permanente functie binnen de diensten van het College.
§ 2. Het opleidingsverlof wordt toegekend door de leidend ambtenaar op voorstel van de [2 Cel voor de ontwikkeling van beroepsvaardigheden]2, na advies van de hiërarchische overste van minstens rang 13 van de ambtenaar.
Het opleidingsverlof kan volledig of gedeeltelijk geweigerd worden indien de afwezigheid die het met zich meebrengt onverenigbaar is met het belang van de dienst. Een weigering gerechtvaardigd door het belang van de dienst mag geen twee jaren na elkaar aan de ambtenaar opgelegd worden.
Het recht op opleidingsverlof wordt beperkt tot twee opleidingsverloven voor eenzelfde studieniveau, ongeacht de afdeling. Wat het afstandsonderwijs betreft, kan deze slechts één maal toegekend worden voor eenzelfde studieprogramma.
§ 3. De duur van het opleidingsverlof komt overeen met het aantal lesuren met een maximum van 120 uren per schooljaar en per studiejaar in geval van spreiding van de lessen van één studiejaar over twee schooljaren.
Voor het afstandsonderwijs verschijnt het aantal uren waarmee rekening gehouden moet worden voor de toekenning van het opleidingsverlof op het inschrijvingsbewijs.
Per schooljaar wordt verstaan de periode van 1 september tot 30 september van het volgende jaar.
Het aantal toegekende uren wordt proportioneel verminderd met bepaalde verloven verkregen tijdens de betroffen periode en in geval van deeltijdse tewerkstelling.
§ 4. Het opleidingsverlof wordt toegekend mits een controle van de inschrijving en een controle van de regelmatige aanwezigheid. Deze controles gebeuren op basis van een inschrijvingsbewijs en een bewijs van regelmatige aanwezigheid die de ambtenaar moet voorleggen.
Indien de ambtenaar vroegtijdig de opleiding verlaat, komt het opleidingsverlof op dat ogenblik ten einde. In dit geval, deelt de ambtenaar onmiddellijk aan de [2 Cel voor de ontwikkeling van beroepsvaardigheden]2 mede dat hij stopt en geeft deze zijn bewijs van regelmatige afwezigheid.
De ambtenaar mag slechts afwezig zijn zonder geldige reden maximaal één vijfde van de opleiding. Het recht op opleidingsverlof wordt opgeschort indien het bewijs van regelmatige aanwezigheid aantoont dat de ambtenaar de opleiding waarvoor hij opleidingsverlof heeft gekregen, niet regelmatig heeft gevolgd. De opschorting strekt zich uit tot het resterende deel van het schooljaar en tot de drie daaropvolgende schooljaren.
§ 5. Voor de opleidingen die de aanwezigheid in de les vereisen, moet het opleidingsverlof gebruikt worden tijdens de les- of examenperiodes.
De verdeling van de uren is vastgelegd na overeenkomst met de hiërarchische overste van minstens rang 13 in functie van de behoeften van de dienst. Deze verdeling mag geen afbreuk doen aan het recht van de ambtenaar om deel te nemen aan lessen en examens.
§ 6. De [2 Cel voor de ontwikkeling van beroepsvaardigheden]2 dekt de inschrijvingskosten die forfaitair begrensd zijn op 400 € . De andere kosten zijn ten laste van de ambtenaar.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
(2)<BESL 2013-06-06/29, art. 6, 018; Inwerkingtreding : 01-11-2013>
HOOFDSTUK VI. - [1 De verloven van lange duur]1
----------
(1)
Afdeling 1. - [1 Verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden]1
----------
(1)
Art.204. [1 § 1. De ambtenaren die houder zijn van een wervingsgraad of bevorderingsgraad verkregen bij toepassing van artikel 59 van dit besluit, hebben recht op de verminderde prestaties om persoonlijke redenen.
De ambtenaren die houders zijn van een bevorderingsgraad verkregen bij toepassing van artikel 54 van dit besluit, middels toestemming van de algemeen bestuurder of de adjunct-algemeen bestuurder, hebben recht op deze verloven.
De ambtenaren die mandaathouders zijn, worden van deze verloven uitgesloten.
§ 2. De ambtenaar moet 50 %, 60 % of 80 % van de prestaties volbrengen die hem normaal worden opgelegd.
De verminderde prestaties om persoonlijke redenen worden ofwel elke dag ofwel volgens een andere vaste verdeling over de week verricht.
In afwijking van het eerste lid kan de algemeen bestuurder beslissen voor sommige door hem bepaalde ambten een indeling van de dienstprestaties per maand op te leggen.
De verminderde prestaties moeten steeds een aanvang nemen bij het begin van de maand.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.205. [1 De aanvraag wordt via hiërarchische weg ingediend en minstens drie maanden voor het begin van de periode waarbinnen de ambtenaar zijn functies uitoefent van verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden. Dit termijn kan in onderlinge overeenstemming verkort worden zonder korter dan één maand te zijn.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.206. [1 Voor zover het belang van de dienst dit rechtvaardigt, wordt de toelating om verminderde prestaties te verrichten goedgekeurd voor een periode van minstens drie maanden en hoogstens vierentwintig maanden. Verlengingen van minstens drie maanden en hoogstens vierentwintig maanden kunnen toegekend worden.
Elke verlenging is onderworpen aan een aanvraag van de ambtenaar, ingediend minstens één maand voor het verstrijken van het lopende verlof.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.207. [1 De verdeling van de prestaties is het voorwerp van een overleg tussen de ambtenaar en de hiërarchische overste van minstens rang 13 en de directeur van het bestuur waarvan deze afhankelijk is. Het werkschema wordt bekeken rekening houdend met de werking van de dienst alsook de aanvragen tot deeltijds werken ingediend door de andere personeelsleden van de dienst.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.208. [1 De ambtenaar kan zijn ambt volledig hervatten voordat de toegestane periode verstrijkt met inachtneming van een opzegperiode van één maand.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.209.[1 De machtiging om verminderde prestaties te verrichten wordt opgeschort van zodra de ambtenaar één van de volgende verloven bekomt :
1° het moederschapsverlof, verlof ter vervanging van het moederschapsverlof, ouderschapsverlof en opvangverlof met het oog op adoptie of pleegvoogdij;
2° het verlof om dwingende redenen van familiaal belang;
3° het verlof om in vredestijd prestaties te verrichten bij het korps Civiele Bescherming;
4° het verlof om kandidaat te zijn voor de verkiezingen;
5° het verlof voor het verrichten van sommige militaire prestaties in vredestijd en van bepaalde diensten in uitvoering van de wetten betreffende de statuten van de gewetensbezwaarden;
6° het verlof om hem toe te laten een stage of proefperiode te vervullen in een andere betrekking van een overheidsdienst;
7° het verlof voor opdracht;
8° het syndicaal verlof van de permanente afgevaardigde zoals vastgelegd in artikel 77, § 1, van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheidsinstellingen en de vakbonden van de ambtenaren behorende tot de overheid;
9° het verlof voor loopbaanonderbreking bij toepassing van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende de loopbaanonderbreking van het personeel van de administraties;
10° [2 halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar;]2
11° het verlof voor de uitoefening van een functie bij een erkende politieke fractie;
12° het verlof voor detachering bij een ministerieel kabinet;
13° het verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
(2)<BESL 2014-12-18/25, art. 12, 019; Inwerkingtreding : 20-06-2015>
Art.210. [1 § 1. De ambtenaar geniet de wedde die verschuldigd is voor de verminderde prestaties. De wedde van de ambtenaar die de leeftijd van vijftig jaar heeft bereikt en de ambtenaar die ten minste twee kinderen die niet de volle leeftijd van vijftien jaar bereikt hebben ten laste heeft, wordt vermeerderd met het vijfde van de wedde die verschuldigd zou zijn voor de prestaties die niet worden verstrekt.
§ 2. Tijdens de afwezigheidsperiode is de ambtenaar op non-activiteit. De ambtenaar kan niettemin zijn aanspraken op bevordering doen gelden. Behalve in geval van bevordering via vlakke loopbaan bedoeld in artikel 59 van dit besluit, maakt de bevordering tot een hogere graad een einde aan de machtiging tot het uitoefenen van zijn ambt met verminderde prestaties.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Afdeling 2. - [1 Het verlof om een stage of een proefperiode te vervullen in een andere betrekking van een overheidsdienst]1
----------
(1)
Art.211. [1 De ambtenaar krijgt verlof om een stage te vervullen of een proefperiode in een betrekking van een overheidsdienst.
Een betrekking in het gesubsidieerde onderwijs of het universitaire onderwijs wordt gelijkgesteld met een betrekking in een overheidsdienst.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.212. [1 De aanvraag wordt minstens één maand voor de aanvang van de verlofperiode ingediend via hiërarchische weg.
Het verlof wordt toegekend voor de periode die overeenstemt met de duur van de stage of de proefperiode.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.213. [1 Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Het is echter niet bezoldigd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Afdeling 3. - [1 Verlof voor een opdracht]1
----------
(1)
Onderafdeling 1. - [1 Verlof voor een opdracht]1
----------
(1)
Art.214. [1 § 1. Het College kan, met toestemming van de ambtenaar, deze laatste met een opdracht belasten.
§ 2. Een ambtenaar kan eveneens, na akkoord van het College, een opdracht aanvaarden :
1° bij een organisme van openbaar belang die afhangt van de Franse Gemeenschapscommissie;
2° bij een ministerie of een organisme van openbaar nut dat afhangt van de federale overheid, van een Gewest, van een Gemeenschap, van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of van de Vlaamse Gemeenschapscommissie;
3° op internationaal niveau buiten België, toegekend ofwel door één van de Regeringen van het Koninkrijk of een Belgische openbaar bestuur, of door een buitenlandse regering of een buitenlands openbaar bestuur;
4° op internationaal niveau in België of elders, bij een internationale instelling;
5° in een land in ontwikkeling.
§ 3. De ambtenaar aangesteld om een mandaat uit te oefenen in een Belgische openbare dienst krijgt ambtshalve verlof voor de duur van het mandaat.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.215. [1 De opdracht is erkend van algemeen belang wanneer de uitgeoefende functies binnen het bevoegdheidsgebied ratione materiae vallen van de Franse Gemeenschapscommissie en van overwegend belang geacht wordt voor het College of zijn diensten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.216. [1 De opdracht wordt eveneens erkend als van algemeen belang zijnde wanneer deze van overwegend en direct belang geacht wordt voor het College en zijn diensten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.217. [1 Elke opdracht verliest van rechtswege haar karakter van algemeen belang vanaf de eerste dag van de maand die volgt op die waarin de ambtenaar een dienstanciënniteit heeft bereikt die volstaat om aanspraak te kunnen maken op het krijgen van een onmiddellijk ingaand dan wel uitgesteld pensioen ten laste van de buitenlandse regering, van het buitenlands openbaar bestuur of van de internationale instelling ten behoeve waarvan de opdracht werd vervuld.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.218. [1 Het College vertrouwt toe of erkent, met de goedkeuring van de betroffen ambtenaar, de opdracht voor een periode van maximaal twee jaren. Het kan deze telkens verlengen met maximaal dezelfde duur.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.219. [1 Middels een opzegtermijn van minstens drie maanden en hoogstens zes maanden, kan het College, op eender welk ogenblik, een einde stellen aan de opdracht die het heeft toevertrouwd of erkend.
Onder dezelfde voorwaarden kan de ambtenaar een einde stellen aan de opdracht waarmee het belast werd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.220. [1 De ambtenaar waarvan de opdracht ten einde loopt of waaraan een einde werd gesteld, wordt opnieuw opgenomen in de diensten van het College.
Indien zonder geldige reden hij weigert of verwaarloost dit te doen, wordt hij, na tien werkdagen van afwezigheid, als ontslagnemend beschouwd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.221. [1 De ambtenaar die in zijn opdracht niet werd vervangen, bezet die betrekking wanneer hij zijn dienst hervat.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.222. [1 Gedurende de duur van de erkende opdracht van algemeen belang wordt de ambtenaar met verlof geplaatst.
Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Het is echter niet bezoldigd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.223. [1 Gedurende de duur van een opdracht die niet erkend wordt als zijnde van algemeen belang, wordt de ambtenaar op non-activiteit gezet.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Onderafdeling 2. - [1 De terbeschikkingstelling van de Koning]1
----------
(1)
Art.224. [1 Het College kan, per individueel besluit, een ambtenaar, mits zijn goedkeuring, ter beschikking stellen van de Koning, van een Prins of een Prinses van België.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.225. [1 Het College keurt de terbeschikkingstelling voor maximaal twee jaar goed. Het kan telkens de periode verlengen met maximaal dezelfde duur mits akkoord van de ambtenaar.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.226. [1 Rekening houdend met een opzegtermijn van minstens drie maanden en hoogstens zes maanden, kan het College op eender welk moment een einde stellen aan de opdracht waarmee het de ambtenaar heeft belast.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.227. [1 De ambtenaar wiens opdracht ten einde komt of onderbroken wordt door beslissing van het College, van de Koning, van een Prins of een Prinses van België of door beslissing van de ambtenaar zelf, hervat de diensten van het College.
Indien zonder geldige reden, hij dit weigert of verwaarloost te doen, wordt hij na tien werkdagen van afwezigheid, beschouwd als ontslagnemend.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.228. [1 Voor de duur van zijn terbeschikkingstelling, krijgt de ambtenaar verlof.
Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Het is echter niet bezoldigd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Afdeling 4. - [1 Verlof met het oog op het verrichten in vredestijd van militaire prestaties of diensten
ten uitvoering van de wetten houdende het statuut van de gewetensbezwaarden]1
----------
(1)
Art.229. [1 De ambtenaar is ambtshalve met verlof :
1° tijdens de fracties van de kalendermaand waarin hij in vredestijd militaire prestaties verricht, van welke aard ook;
2° tijdens de periode waarin hij in de krijgsmacht de oproepingen vervult opgesomd in artikel 67, 1°, 2°, 3° van de wetten op de militie gecoördineerd op 30 april 1962;
3° tijdens de periode waarin hij in de krijgsmacht de oproepingen vervult opgesomd in artikel 34, 1° a), b), 2°, 3°, 4° van de wet van 16 mei 2001 houdende het statuut van de militairen in het reservekader van de krijgsmacht;
4° wanneer hij zijn functies niet kan vervullen omwille van verplichtingen die hem te beurt vallen krachtens de wetten houdende het statuut van de gewetensbezwaarden gecoördineerd op 20 februari 1980.
Deze verloven worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.230. [1 Worden beschouwd als periodes van non-activiteit :
1° de volledige maanden van de kalender tijdens dewelke de ambtenaar disciplinaire oproepingen vervult, zoals voorzien in artikel 67, 4° van de wetten op de militie gecoördineerd op 30 april 1962;
2° de volledige maanden van de kalender tijdens dewelke de ambtenaar, in welke hoedanigheid ook vrijwillige prestaties verricht in de krijgsmacht;
3° de volledige maanden van de kalender tijdens dewelke de ambtenaar, gewetensbezwaarde, diensten vervult in toepassing van de artikelen 18 en 19 van de wetten houdende het statuut van de bovengenoemde gewetensbezwaarden, gecoördineerd op 20 februari 1980, alsook disciplinaire oproepingen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.231. [1 Tijdens de periode van non-activiteit waarvan er sprake is in artikel 230, behoudt de ambtenaar zijn aanspraken op de bevordering en zijn rechten op de bevordering in zijn weddeschaal.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.232. [1 De ambtenaar wordt als ontslagnemend beschouwd, op de eerste dag waarop hij, in welke hoedanigheid ook, binnen de krijgsmacht andere vrijwillige prestaties vervult dan die bepaald in artikel 230.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Afdeling 5. [1 Verlof voor detachering van een nationaal deskundige bij de Europese Commissie.]1
----------
(1)
Art. 232/1. [1 De ambtenaar kan verlof krijgen om een functie van Gedetacheerd Nationaal Deskundige (GND) uit te oefenen bij de Europese Commissie in het kader van een aanwijzing krachtens de beslissing van 12 november 2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen tot vaststelling van de regeling die geldt voor nationale deskundigen van die bij de diensten van de Commissie gedetacheerd zijn.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2019-05-02/19, art. 3, 027; Inwerkingtreding : 26-05-2019>
Art. 232/2. [1 Dit verlof wordt beperkt tot maximaal vier jaar voor de gehele loopbaan van de gedetacheerde ambtenaar, per periodes van minimaal 6 maanden en maximaal twee jaar.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2019-05-02/19, art. 3, 027; Inwerkingtreding : 26-05-2019>
Art. 232/3. [1 Dit verlof wordt bezoldigd en wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2019-05-02/19, art. 3, 027; Inwerkingtreding : 26-05-2019>
Afdeling 6. [1 Verlof voor intra-institutionele mobiliteit ]1
----------
(1)
Art. 232/4. [1 § 1. De ambtenaar die zijn functie verlaat in het kader van intra-institutionele mobiliteit, geniet verlof voor intra-institutionele mobiliteit gedurende maximaal zes maanden vanaf de datum van zijn indiensttreding bij de ontvangende instelling in de zin van besluit 2024/105 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 6 juni 2024 houdende regeling van de mobiliteit in de Franse Gemeenschapscommissie en haar instelling van openbaar nut - Bruxelles Formation.
§ 2. De maximale duur van dat verlof is zes maanden. Als de ambtenaar niet binnen deze periode weer aan het werk gaat bij de instelling die hem verlof voor intra-institutionele mobiliteit heeft toegekend, wordt de overplaatsing definitief.
§ 3. Dit verlof wordt niet bezoldigd en wordt bij terugkeer uit dit verlof gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. ]1
----------
(1)
HOOFDSTUK VII. - [1 Verlof wegens ziekte]1
----------
(1)
Afdeling 1. - [1 Verlof wegens ziekte]1
----------
(1)
Art.233. [1 § 1. Voor de ganse duur van zijn loopbaan, heeft de ambtenaar, die wegens ziekte verhinderd wordt om zijn functies normaal te vervullen, recht op een ziekteverlof van 21 werkdagen per 12 maanden dienstanciënniteit.
Als hij nog geen 36 maanden in dienst is, wordt zijn wedde hem niettemin gedurende 63 werkdagen gewaarborgd.
De ambtenaar dient een geneeskundig getuigschrift in bij de medische controledienst.
Voor een afwezigheid wegens ziekte of ongeval die niet langer dan één dag duurt, moet de ambtenaar geen geneeskundig getuigschrift voorleggen voor de eerste vier afwezigheden tijdens het lopende kalenderjaar.
§ 2. Voor de productie van een dienststaat, worden eveneens in beschouwing genomen, alle effectieve diensten die de ambtenaar heeft vervult, in welke hoedanigheid ook, als functiehouder met volledige prestaties, deel uitmakend van een andere overheidsdienst of onderwijsinstelling, een dienst van beroepsoriëntatie, een medisch-psychosociaal centrum of een medisch-pedagogisch instituut in zoverre deze opgericht zijn, erkend of gesubsidieerd worden door de Staat, een Gewest of een Gemeenschap.
Indien de ambtenaar halftijdse prestaties heeft verricht, zullen deze prorata temporis in beschouwing worden genomen.
Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.234.[1 Het aantal werkdagen, vastgelegd in artikel 233, § 1 wordt verhoudingsgewijs ingekort, indien, tijdens zijn loopbaan, de ambtenaar het volgende verlof heeft gekregen :
1° [2 in het kader van de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar;]2
2° om een stage bij een andere overheidsdienst uit te voeren;
3° om een opdracht te vervullen;
4° om zich kandidaat te stellen voor verkiezingen;
5° voor loopbaanonderbreking;
6° wegens ziekte, behalve in geval van arbeidsongeval of ongeval plaatsgevonden op weg naar het werk of een beroepsziekte [3 of ziekte waarvan met een medisch attest erkend wordt dat zij door de zwangerschap is veroorzaakt]3.
De ambtenaar die op non-activiteit is geplaatst omwille van een ongerechtvaardigde afwezigheid wordt onderworpen aan dezelfde regel.
Indien het aantal ziekteverlofdagen die op die manier berekend zijn, geen geheel aantal vormt, wordt dit aantal naar boven afgerond.
Enkel de werkdagen inbegrepen in de periode van het ziekteverlof worden geteld.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
(2)<BESL 2014-12-18/25, art. 13, 019; Inwerkingtreding : 20-06-2015>
(3)<BESL 2022-05-17/01, art. 11, 031; Inwerkingtreding : 17-07-2022>
Art.235.[1 § 1. Het ziekteverlof maakt geen einde aan de loopbaanonderbreking, noch aan de vervroegde halftijdse uittreding, [2 noch aan het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar, noch aan de vierdagenweek]2, noch aan het stelsel van verminderde prestaties om persoonlijke redenen. De ambtenaar blijft zijn wedde ontvangen verschuldigd wegens verminderde prestaties.
§ 2. Wanneer de ambtenaar halftijdse prestaties verricht, worden de afwezigheden wegens ziekte aangerekend op het aantal verlofdagen waarop hij recht heeft krachtens artikel 233, pro rata de prestaties die hij had moeten verrichten. Indien het totaal aantal aangerekend per 12 maanden dienstanciënniteit, geen geheel aantal vormt, wordt de fractie van de dag verwaarloosd.
Voor de ambtenaar die halftijdse prestaties verricht, worden als ziekteverloven aangerekend, de verlofdagen tijdens de welke de ambtenaar prestaties had moeten verrichten.
Het verlof om dwingende redenen van familiale aard wordt opgeschort tijdens het ziekteverlof.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
(2)<BESL 2014-12-18/25, art. 14, 019; Inwerkingtreding : 20-06-2015>
Art.236. [1 § 1. Onder voorbehoud van artikel 243 en in afwijking van artikel 233, wordt het ziekteverlof niet beperkt in de tijd, wanneer deze veroorzaakt wordt door :
1° een arbeidsongeval;
2° een ongeval op weg naar het werk;
3° een beroepsziekte.
Verder worden de verlofdagen toegekend als gevolg van een arbeidsongeval, een ongeval op weg naar het werk of een beroepsziekte, buiten beschouwing gelaten, zelfs na de datum van de consolidatie, om het aantal verlofdagen te bepalen die de ambtenaar nog kan krijgen krachtens artikel 233, § 1.
§ 2. De ambtenaren die een beroepsziekte hebben en die, volgens de modaliteiten vastgelegd door het College, verplicht worden om tijdelijk hun functies neer te leggen, worden ambtshalve met verlof gestuurd voor de nodige termijn.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.237. [1 De verlofdagen wegens ziekte toegekend als gevolg van een ongeval veroorzaakt door de fout van een derde en verschillend van een ongeluk bedoeld in artikel 236 worden niet in beschouwing genomen om het aantal verlofdagen te berekenen die de ambtenaar nog kan krijgen krachtens artikel 233, § 1, tot de hoogte van het verantwoordelijkheidspercentage aangerekend aan derden en dat als basis dient voor de wettelijke subrogatie van de Franse Gemeenschapscommissie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art. 237/1.[1 De ziekteverlofdagen verleend als gevolg van pesten, dat werd erkend door een rechterlijke beslissing en waartegen geen beroep mogelijk is, komen niet in aanmerking bij het bepalen van het aantal verlofdagen waarop het personeelslid nog recht heeft in hoofde van artikel 233 § 1 ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2022-05-17/01, art. 12, 031; Inwerkingtreding : 17-07-2022>
Art.238. [1 Wanneer de ambtenaar verminderde prestaties verricht verspreid over alle werkdagen, worden de afwezigheden wegens ziekte aangeduid pro rata het aantal uren die hij had moeten presteren tijdens zijn afwezigheid.
Indien het aantal aldus aangerekende werkdagen geen geheel aantal vormt, wordt deze naar boven afgerond.
Indien het totaal aantal aldus aangerekende dagen per twaalf maanden anciënniteit geen geheel aantal is, wordt de fractie van de dag verwaarloosd.
Indien de ambtenaar halftijds verlof geniet krachtens een wettelijke bepaling betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector, worden de werkdagen tijdens dewelke de ambtenaar zijn prestaties had moeten verrichten op basis van een voltijds arbeidsstelsel, aangerekend als ziekteverloven.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.239. [1 De ambtenaar die de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, wordt met pensioen gestuurd op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin, zonder erkend te worden als definitief ongeschikt, hij 365 afwezigheidsdagen wegens ziekte telt (ofwel verlof ofwel disponibiliteit wegens ziekte, of een cumulatie van de twee) sinds zijn zestigste verjaardag.
Voor de berekening van de termijn van 365 dagen bedoeld in het eerste lid, moet er geen rekening gehouden worden met :
1° een arbeidsongeval;
2° een ongeval plaatsgevonden op weg naar het werk;
3° een beroepsziekte.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.240. [1 De afwezigheden bedoeld in artikelen 233, § 1 en 237 worden gelijkgesteld met de dienstactiviteit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Afdeling 2. - [1 Controle en verklaring van definitieve ongeschiktheid]1
----------
(1)
Art.241. [1 § 1. De ambtenaar, afwezig wegens ziekte, wordt onderworpen aan een medische controle van de medische controledienst aangesteld door het College.
§ 2. Indien de ambtenaar niet akkoord gaat met de beslissing van de controle-arts, neemt deze laatste binnen de 48 uur contact op met de behandeld geneesheer. In geval van niet-akkoord tussen de twee geneesheren, duiden ze, in gemeenschappelijk overleg, onmiddellijk een arbitragearts aan. Indien er geen akkoord kan ontstaan tussen de twee geneesheren binnen de twee werkdagen om een arbitragearts aan te duiden, kan de ambtenaar, met het oog op de regeling van het medische geschil, een arbitragearts aanduiden die voldoet aan de bepalingen van de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde en die in de lijst voorkomt opgesteld in uitvoering van de voornoemde wet. De arbitragearts doet het medisch onderzoek en beslist over het medische geschil binnen de drie werkdagen na zijn aanduiding. De beslissing van de arbitragearts is definitief.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.242. [1 § 1. De ambtenaar blijft onderworpen aan het reglement van Medex wat betreft de arbeidsongevallen, de beroepsziekten en de verklaringen van definitieve medische ongeschiktheid.
§ 2. Krachtens de procedure die van kracht is bij Medex, heeft de ambtenaar het recht om in beroep te gaan tegen de beslissingen van deze dienst.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.243. [1 De ambtenaar mag niet definitief ongeschikt verklaard worden wegens ziekte vooraleer deze het aantal ziekteverlofdagen waarop hij recht heeft, heeft opgebruikt.
Het eerste lid is niet van toepassing op de ambtenaar die, nadat hij een opdracht bij een buitenlandse Regering, een buitenlandse overheidsinstelling of een internationale instelling vervuld heeft, met pensioen is gestuurd omwille van invaliditeit en een pensioen krijgt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Afdeling 3. - [1 Verminderde prestaties omwille van ziekte of invaliditeit]1
----------
(1)
Art.244. [1 De controledienst bedoeld in artikel 241, § 1, beoordeelt of de ambtenaar afwezig wegens ziekte of invaliditeit, in staat is om zijn functies weer op te nemen voor 50 %, 60 % of 80 % van de normale prestaties.
De ambtenaar is onderworpen aan de arbitrageprocedure voorzien in artikel 241, § 2.
De ambtenaar die met ziekteverlof is, mag zelf kiezen om zijn functies terug op te nemen voor 50 %, 60 % of 80 % van de normale prestaties. Ter ondersteuning van deze aanvraag zorgt hij voor een geneeskundig getuigschrift dat hij bij de medische controledienst indient.
In de twee gevallen bericht de medische controledienst de leidend ambtenaar over zijn beslissing.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.245. [1 De ambtenaar afwezig wegens ziekte en beschouwd als in staat om zijn functies te hernemen voor 50 %, 60 % of 80 % van de normale prestaties krachtens artikel 244, wordt in zijn ambt hersteld bij de diensten van het College en krijgt zijn initiële job terug als deze compatibel is met zijn gezondheidstoestand.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.246.[1 De verminderde prestaties wegens ziekte of invaliditeit mogen niet langer dan 30 kalenderdagen toegekend worden.
[2 Echter, op voorstel van de behandelende arts van de ambtenaar en op basis van een medisch voorschrift, kunnen verminderde prestaties wegens ziekte of invaliditeit worden toegekend voor een maximum onafgebroken periode van zes maanden]2
Er mogen verlengingen toegekend worden, maximaal voor een equivalente periode, indien de medische controledienst dit adviseert tijdens een nieuw onderzoek.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
(2)<BESL 2017-01-11/01, art. 2, 024; Inwerkingtreding : 29-01-2017>
Art.247. [1 Worden beschouwd als verlof, de afwezigheden van een ambtenaar wanneer deze verminderde prestaties verricht wegens ziekte of invaliditeit. De verminderde prestaties worden dagelijks vervuld.
Indien de medische controledienst dit vraagt, mogen de prestaties verspreid worden over de week.
Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
HOOFDSTUK VIII. - [1 Verloven om politieke redenen]1
----------
(1)
Afdeling 1. - [1 Verlof om zich kandidaat te stellen bij verkiezingen]1
----------
(1)
Art.248. [1 De ambtenaar kan een verlof krijgen om zich kandidaat te stellen voor de wetgevende, regionale, provinciale, gemeentelijke of Europese verkiezingen.
Dit verlof wordt toegekend voor een periode die overeenstemt met de duur van de verkiezingscampagne waaraan hij als kandidaat deelneemt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.249. [1 Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Het is echter niet bezoldigd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Afdeling 2. - [1 Verlof om een functie uit te oefenen bij een erkende politieke fractie]1
----------
(1)
Art.250. [1 Onder erkende politieke fractie wordt verstaan, een groep verkozenen die als dusdanig erkend is overeenkomstig het reglement van de wetgevende vergadering waartoe de verkozenen behoren.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.251. [1 De ambtenaar kan verlof krijgen om een ambt uit te oefenen bij een erkende politieke fractie.
De voorzitter van een politieke fractie dient hiertoe een verzoek in bij de leidend ambtenaar.
Het College kan, na advies van de directieraad, het verlof toekennen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.252. [1 Het besluit van het College vermeldt de duur van het toegekende verlof alsook de politieke fractie binnen dewelke de ambtenaar een ambt zal uitoefenen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.253. [1 Het College kan een einde stellen aan het verlof om dienstredenen mits het een opzeggingstermijn van één maand respecteert.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.254. [1 Dit verlof wordt gelijkgesteld aan een periode van dienstactiviteit. Het is echter niet bezoldigd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Afdeling 3. - [1 Verlof voor detachering bij een ministerieel kabinet]1
----------
(1)
Art.255.[1 De ambtenaar krijgt verlof wanneer hij aangesteld wordt om een functie te vervullen :
1° op het secretariaat, de cel van algemene coördinatie van het beleid of de cel van algemeen beleid of indien nodig, het kabinet van een lid van de federale Regering;
2° op het kabinet van een minister of een staatssecretaris van de Regering van een Gemeenschap of een Gewest;
3° op het kabinet van een lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, van de Vlaamse Gemeenschapscommissie of van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
Met het akkoord van de functioneel bevoegde minister keurt het Collegelid belast met het Openbaar Ambt, het verlof goed.
[2 Behalve als de Regering er anders over beslist met toepassing van een samenwerkingsakkoord afgesloten tussen de Franse Gemeenschap en een ander bevoegdheidsniveau, is de detachering bij een andere Regering dan die van het College van de Franse Gemeenschapscommissie slechts toegestaan middels terugbetaling van de totale budgettaire last.]2
Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
(2)<BESL 2014-12-18/25, art. 15, 019; Inwerkingtreding : 20-06-2015>
Art.256. [1 Na afloop van zijn detachering en behoudens een nieuwe detachering naar een ander secretariaat, cel van algemene beleidscoördinatie of cel van algemeen beleid van de federale regering of het kabinet, krijgt de ambtenaar een dag verlof per maand activiteit in deze organismen, met een minimum van drie werkdagen en een maximum van vijftien werkdagen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Afdeling 4. - [1 Verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat]1
----------
(1)
Art.257. [1 De ambtenaren van de diensten van de Franse Gemeenschapscommissie hebben recht op politiek verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat.
De ambtenaren kunnen slechts politiek verlof genieten rekening houdend met de onverzoenbaarheden en de verboden die op hen van toepassing zijn uit hoofde van wettelijke of reglementaire bepalingen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.258. [1 Onder politiek verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat dient te worden begrepen : hetzij een vrijstelling van dienst die geen enkele invloed heeft op de administratieve en geldelijke situatie van de personeelsleden; hetzij een facultatief politiek verlof toegekend op vraag van de personeelsleden; hetzij een van ambtswege politiek verlof dat het personeelslid niet kan weigeren.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.259. [1 De ambtenaar kan, op eigen vraag, binnen de hierna vastgelegde grenzen, een vrijstelling van dienst krijgen a rato van :
1° een halve dag per maand voor de uitoefening van een mandaat van gemeenteraadslid, burgemeester, schepen of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn, voorzitter inbegrepen, in een gemeente van maximaal 10 000 inwoners;
2) een dag per maand voor de uitoefening van een mandaat van :
1. gemeenteraadslid of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 10 001 inwoners of meer;
2. Burgemeester, schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 10 001 tot 30 000 inwoners;
3. schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 30 001 tot 50 000 inwoners;
4. provincieraadslid maar geen lid van de bestendige deputatie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.260. [1 De vrijstelling van dienst waarin artikel 259, 2° voorziet, wordt opgenomen met een hele of een halve dag naargelang dit de betroffene schikt. De vrijstelling kan niet overgedragen worden naar een andere maand tenzij deze toegekend is voor de uitoefening van een mandaat van gemeenteraadslid.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.261. [1 De ambtenaar kan, op eigen vraag, een facultatief politiek verlof krijgen a rato van :
1° één of twee dagen per maand voor de uitoefening van een mandaat van :
1. burgemeester, schepen, voorzitter of lid van het permanent bureau van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van maximaal 10 000 inwoners;
2. gemeenteraadslid in een gemeente van maximaal 80.000 inwoners.
2° één tot drie dagen per maand voor de uitoefening van een mandaat van :
1. burgemeester in een gemeente van 10 001 tot 30 000 inwoners;
2. schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 10 001 tot 50 000 inwoners;
3. lid van het permanent bureau van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 10 001 tot 20 000 inwoners.
3° één tot vier dagen per maand voor de uitoefening van een mandaat van gemeenteraadslid in een gemeente met meer dan 80 000 inwoners;
4° één tot vijf dagen per maand voor de uitoefening van een mandaat van lid van het permanent bureau van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van meer dan 20 000 inwoners;
5° een vierde van een voltijdse baan om een mandaat uit te oefenen van :
II. burgemeester in een gemeente van 30 001 tot 50 000 inwoners;
III. schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 50 001 tot 80 000 inwoners;
6° vijftig procent van een voltijdse baan voor de uitoefening van een mandaat van :
1. burgemeester in een gemeente van 50 001 tot 80 000 inwoners;
2. schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 80 001 tot 130 000 inwoners.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.262. [1 Het personeelslid is van ambtswege met politiek verlof, a rato van :
1° twee dagen per maand voor de uitoefening van een mandaat van :
1. burgemeester in een gemeente van 20 001 tot 30 000 inwoners;
2. schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 20 001 tot 50 000 inwoners;
2° een vierde van een voltijdse baan voor de uitoefening van een mandaat van :
1. burgemeester in een gemeente van 30 001 tot 50 000 inwoners;
2. schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 50 001 tot 80 000 inwoners.
3° vijftig procent van een voltijdse baan voor de uitoefening van een mandaat van :
1. burgemeester in een gemeente van 50 001 tot 80 000 inwoners;
2. schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 80.001 tot 130 000 inwoners.
4° een voltijdse baan voor de uitoefening van een mandaat van :
1. burgemeester in een gemeente van meer dan 80 000 inwoners;
2. schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van meer dan 130 000 inwoners;
3. lid van de bestendige deputatie van een provincieraad;
4. lid van een van de Wetgevende Kamers of de federale Regering;
5. lid van het Waals Parlement, het Brussels Parlement, het Parlement van de Franse Gemeenschap, het Vlaams Parlement en het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap;
6. lid van de Regering van het Waals Gewest, van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, van de Regering van de Franse Gemeenschap, van de Vlaamse Regering van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap;
7. lid van het Europees Parlement of van de Europese Commissie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.263. [1 Het politiek verlof begint op de dag van de eedaflegging.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.264. [1 Voor de toepassing van de artikelen 255, 257 en 258, wordt het aantal inwoners bepaald in overeenstemming met de bepalingen van de artikelen 5 en 29 van de nieuwe gemeentewet.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.265. [1 De ambtenaar die geen voltijdse functie uitoefent, wordt van ambtswege met voltijds politiek verlof gezonden wanneer zijn politiek mandaat reeds overeenstemt met een van ambtswege politiek verlof van ten minste de helft van een voltijdse baan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.266. [1 De ambtenaar die het recht heeft op een politiek verlof waarvan de duur de helft van een voltijdse baan niet overschrijdt, kan op zijn vraag, een halftijds of voltijds politiek verlof krijgen.
De ambtenaar die recht heeft op een halftijds politiek verlof, kan, op zijn vraag, een voltijds politiek verlof krijgen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.267. [1 Het politiek verlof verloopt uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op het einde van het mandaat.
Op dat ogenblik geniet de belanghebbende opnieuw zijn rechten. Indien hij niet vervangen werd in zijn betrekking, bekleedt hij deze betrekking opnieuw wanneer hij zijn activiteiten hervat. Indien hij vervangen werd, wordt hij aangesteld op een andere betrekking.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.268. [1 Na het herstel in zijn ambt mag de ambtenaar zijn wedde niet cumuleren met de voordelen die aan de uitoefening van een politiek mandaat zijn verbonden en die de reclasseringstoelage vervangen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.269. [1 Het facultatief politiek verlof en het van ambtswege politiek verlof kunnen per volledige dag of halve dag genomen worden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.270. [1 De periodes die gedekt zijn door het facultatief politiek verlof of het van ambtswege politiek verlof worden gelijkgesteld met periodes van dienstactiviteit. Ze zijn echter niet bezoldigd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
HOOFDSTUK IX. - [1 Het beroep inzake verlof en afwezigheid]1
----------
(1)
Art.271. [1 Uitgezonderd voor ziekteverlof, in geval van disponibiliteit wegens ziekte en in geval van ontslag van ambtswege wegens ongerechtvaardigde afwezigheid van meer dan 10 werkdagen, kan de ambtenaar in beroep gaan bij de Beroepscommissie bedoeld in artikel 16/7 wanneer hij niet akkoord gaat met een beslissing inzake verlof of afwezigheid.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.272. [1 De ambtenaar beschikt voor het instellen van zijn beroep, over een termijn van tien werkdagen, behalve in geval van overmacht, vanaf de dag waarop de aangetekende brief zijn woonplaats heeft bereikt.
Hij wordt op zijn vraag gehoord door de Beroepscommissie en mag zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze die in geen geval deel mag uitmaken van de Beroepscommissie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.273. [1 De leidend ambtenaar die de betwiste beslissing heeft genomen moet deze verdedigen. Hij kan zich echter laten vertegenwoordigen door een ambtenaar naar zijn keuze.
Wanneer het College kennis heeft genomen van de betwiste beslissing, duidt hij een ambtenaar aan om deze beslissing te verdedigen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.274. [1 § 1. De Beroepscommissie beslist binnen een termijn van één maand die aanvangt op de dag dat het beroep werd ingediend door de ambtenaar, ofwel via brief, of via fax, of via mail, voor zover ze een duidelijke datum hebben. De beslissing van de Beroepscommissie bevestigt of vervangt de betwiste beslissing. Deze is definitief.
Noch de ambtenaar bedoeld in artikel 273, noch de auteur van het beroep of de persoon die deze bijstaat, mogen de beraadslaging bijwonen. Indien de ambtenaar de dringendheid speciaal motiveert, wordt deze termijn tot tien werkdagen gereduceerd.
§ 2. Voor het jaarlijkse vakantieverlof, beslist de Beroepscommissie, indien de ambtenaar de dringendheid speciaal motiveert, binnen een termijn van vijf werkdagen.
In dit geval verenigt de Beroepscommissie zich ongeacht het aantal aanwezige leden voor zover de gelijkheid nageleefd wordt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
HOOFDSTUK X. - [1 Stagiair]1
----------
(1)
Art.275.[1 De bepalingen betreffende deel XVI van dit besluit zijn eveneens van toepassing op de stagiaires, met uitzondering van de bepalingen betreffende :
1° [2 de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar;]2
2° het verlof voor loopbaanonderbreking;
3° de disponibiliteit om persoonlijke redenen;
4° de verminderde prestaties om persoonlijke redenen;
5° het verlof om een stage of een proefperiode te vervullen in het kader van een andere functie bij een overheidsdienst;
6° het verlof voor een opdracht;
7° het verlof voor de uitoefening van een functie bij een erkende politieke fractie;]1
[2 8° [3 ...]3]2
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
(2)<BESL 2014-12-18/25, art. 16, 019; Inwerkingtreding : 20-06-2015>
(3)<BESL 2023-06-15/16, art. 3, 034; Inwerkingtreding : 22-09-2023>
DEEL XVII. - Verlies van de hoedanigheid van ambtenaar en definitieve ambtsneerlegging.
Art.276.[1 (oud art. 158)]1 De ambtenaar kan zijn hoedanigheid van ambtenaar niet verliezen voor de normale leeftijd van de inrustestelling, behalve in de gevallen bepaald door de pensioenwetgeving of door dit besluit.
----------
(1)<BESL 2012-03-01/26, art. 8, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.277.[1 (oud art. 159]1 Ambtshalve en zonder opzegging wordt een einde gemaakt aan de hoedaniheid van ambtenaar :
1° de ambtenaar van wie vastgesteld wordt dat zijn benoeming onregelmatig gebeurd is binnen de termijn vastgesteld voor het indienen van een beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State; deze termijn geldt niet in geval van arglist of bedrog van de ambtenaar;
2° de ambtenaar die niet meer voldoet aan de nationaliteitsvereisten bedoeld in artikel 18 of die de burgerlijke en politieke rechten niet meer geniet of wiens lichamelijke ongeschiktheid behoorlijk werd vastgesteld;
3° onverminderd de georganiseerde werkonderbreking, de ambtenaar die zonder geldige reden zijn post verlaat en meer dan tien dagen afwezig blijft.
4° de ambtenaar die zich in een geval bevindt waarin de toepassing van de burgerlijke wetten en van de strafwetten de ambtsneerlegging ten gevolge heeft.
5° bij afzetting.
Onder dezelfde voorwaarden wordt eveneens een einde gemaakt aan de stage.
----------
(1)<BESL 2012-03-01/26, art. 8, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art. 277/1.(oud art. 159/1)[1 § 1. Er wordt ambtshalve een einde gesteld aan de hoedanigheid van de ambtenaar wanneer deze de wettelijke pensioenleeftijd bereikt. Deze leeftijd wordt op 65 jaar vastgesteld. <Erratum, B.St. 09-11-2012, p. 67414>
§ 2. Bij afwijking van § 1 en mits akkoord van deze, kan de ambtenaar, ten uitzonderlijke titel en indien de werking van de dienst dit noodzakelijkerwijs vereist, voor een periode van zes maanden na het bereiken van de pensioenleeftijd in dienst blijven.
[2 Voor de ambtenaar bekleed met de graden van rang 11, 13, 15 en 16]2 is deze periode van zes maanden drie keer hernieuwbaar.
De ambtenaar die als dusdanig in dienst blijft na de wettelijke pensioenleeftijd, behoudt gedurende deze periode zijn hoedanigheid van ambtenaar.
De beslissing wordt door het College genomen op voordracht van het Collegelid met Openbaar Ambt in zijn bevoegdheden.
De beslissing tot verlenging moet gemotiveerd worden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2011-11-10/23, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2011>
(2)<BESL 2015-11-12/12, art. 2, 021; Inwerkingtreding : 12-11-2015>
Art.278. [1 (oud art. 160)]1 Tot ambtsneerlegging geven aanleiding : <Erratum, B.St. 09-11-2012, p. 67414>
1° het vrijwillig ontslag; in dit geval mag de ambtenaar slechts na behoorlijke machtiging en na een opzeggingstermijn van ten minste acht dagen, zijn dienst verlaten;
2° [2 ...]2;
3° de beroepsongeschiktheid die definitief vastgesteld is door het College.
De bepaling onder 1° geldt mede voor de stagiaires.
----------
(1)<BESL 2012-03-01/26, art. 8, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
(2)<BESL 2011-11-10/23, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2011>
Art.279.[2 (oud art. 161]2 § 1. De Directieraad kan een ambtenaar slechts beroepsongeschikt verklaren nadat de betrokken ambtenaar twee opeenvolgende malen de (globale "negatieve" evaluatievermelding, bedoeld in artikel 81) heeft gekregen. <BESL 1999-03-04/37, art. 40, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998>
§ 2. Voor de ambtenaar over wie een definitief voorstel tot verklaring van beroepsongeschiktheid geformuleerd is, staat een beroep open (voor de [1 Beroepscommissie bedoeld in artikel 16/7]1). <BESL 1999-03-04/37, art. 40, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998>
De ambtenaar stelt zijn beroep in binnen vijftien (werk)dagen nadat hij kennis gekregen heeft van het definitief voorstel tot verklaring van arbeidsongeschiktheid. <BESL 1999-03-04/37, art. 40, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998>
----------
(1)<BESL 2012-03-01/26, art. 7, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
(2)<BESL 2012-03-01/26, art. 8, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Deel XVIII. [1 Over de integratie van gehandicapte personen]1
----------
(1)
Art. 279/1.[1 De diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie zijn ertoe gehouden om een aantal gehandicapte personen tewerk te stellen, vastgelegd op vijf procent van de arbeidsplaatsen [2 ...]2.
Deze doelstelling kan bereikt worden door middel van aanwerving of door de erkenning van ambtenaren waarvan de handicap in de loop van de loopbaan erkend is.
De dienst human resources stelt een lijst op van statutaire ambtenaren en stagiairs die zich als gehandicapte wensen aan te melden in de zin van artikel 279/2, teneinde van de bepalingen van dit deel te kunnen genieten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2013-02-21/26, art. 2, 017; Inwerkingtreding : 03-06-2013>
(2)<BESL 2023-03-02/19, art. 8, 032; Inwerkingtreding : 24-04-2023>
Art. 279/2. [1 De betrekkingen die voor gehandicapte personen bestemd zijn, kunnen bekleed worden door kandidaten die bij hun aanwerving of in de loop van hun loopbaan ten minste één van de volgende voorwaarden vervullen :
1° Als dusdanig ingeschreven zijn bij de Brusselse Franstalige Dienst voor Gehandicapte Personen, het Waals agentschap voor de integratie van personen met een handicap (A.W.I.P.H), het "Vlaams agentschap voor personen met een handicap" en/of de Vlaamse dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB) of de " Dienstelle fûr Personen mit Behinderung ";
2° Een inkomsvervangende- of integratietegemoetkoming genieten krachtens de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkoming aan personen met een handicap;
3° In het bezit zijn van een attest afgeleverd door het Directoraat-Generaal Personen met een Handicap bij de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid voor de toekenning van sociale en fiscale voordelen;
4° Het slachtoffer geweest zijn van een arbeidsongeval of beroepsziekte en die het bewijs kan leveren dat men permanent voor ten minste 66 % arbeidsongeschikt is, met name aan de hand van een attest van het Fonds voor arbeidsongevallen, van het Fonds voor de beroepsziekten, dan wel van de geneeskundige dienst die bevoegd is in het kader van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector;
5° het slachtoffer van een ongeval van gemeen recht dat het bewijs kan voorleggen van een blijvende ongeschiktheid van ten minste 66 % naar aanleiding van een gerechtelijke beslissing;
6° Genieten van het recht op invaliditeitsvergoedingen zoals bepaald door de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994 voor werknemers in loondienst en door het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2013-02-21/26, art. 2, 017; Inwerkingtreding : 03-06-2013>
Art. 279/3. [1 Voor de vergelijkende wervingsexamens die door of op vraag van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie worden georganiseerd, wordt er overgegaan tot een behoorlijke aanpassing van de inrichting om de deelname van de gehandicapte persoon aan de verschillende proeven mogelijk te maken.
Voor elk vergelijkend wervingsexamen wordt, naast de algemene reserve bedoeld in titel II - Vergelijkende wervingsexamens, een specifieke reserve van geslaagde gehandicapte personen aangelegd. Deze personen worden er slechts in opgenomen op hun vraag en voor zover ze een attest hebben voorgelegd dat hen de hoedanigheid van gehandicapte persoon in de zin van artikel 279/2 verleent.
De gehandicapte personen opgenomen in de specifieke reserve bedoeld in het voorgaande lid behouden hun rangschikking zonder tijdsbeperking.
Onverminderd de bepalingen van voorgaand artikel, zijn de regels betreffende de in dit besluit bedoelde werving van toepassing op de selectie en werving van de gehandicapte personen.
Als het percentage dat bepaald is in artikel 279/1 niet bereikt is, wordt, bij de aanwerving, voorrang gegeven aan personen met een handicap die laureaat zijn.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2013-02-21/26, art. 2, 017; Inwerkingtreding : 03-06-2013>
Art. 279/4. [1 Indien geen enkele specifieke lijst van gehandicapte personen kon aangelegd worden of indien geen enkele laureaat beantwoordt aan de kwalificaties, bekwaamheden en uitdagingen die bij een aanwerving voor een betrekking bepaald werden en indien het percentage van vijf procent bepaald in artikel 279/1 niet bereikt is, vraagt het Collegelid bevoegd voor openbaar ambt over te gaan tot de aanwerving van gehandicapte personen in de specifieke reserve samengesteld door de federale overheid en de andere gefedereerde entiteiten en omschrijft hij in zijn aanvraag de kwalificaties, bekwaamheden en uitdagingen in verband met deze betrekking. In dit geval worden één of meerdere aanvullende proeven volgens de regels bepaald in artikel 25 georganiseerd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2013-02-21/26, art. 2, 017; Inwerkingtreding : 03-06-2013>
Art. 279/5. [1 De verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid organiseert het onthaal, de opleiding en de integratie van de persoon met een handicap. Hiervoor gaat hij de samenwerking aan met de dienst voor Individuele Prestaties van het Directiebestuur van bijstand aan gehandicapten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2013-02-21/26, art. 2, 017; Inwerkingtreding : 03-06-2013>
Art. 279/6.[1 Wanneer een gehandicapte persoon kandidaat is voor een vergelijkend examen voor overgang naar het hoger niveau, worden dit vergelijkend examen en de voorbereidende opleidingen voor de promotie aan de beperkingen in verband met zijn handicap aangepast.
Wanneer een gehandicapte persoon deelneemt aan de opleiding vereist voor de promotie naar een graad van [2 rangen 29, 25 en 35]2, wordt de opleiding aan de beperkingen die verband houden met de handicap aangepast.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2013-02-21/26, art. 2, 017; Inwerkingtreding : 03-06-2013>
(2)<BESL 2017-09-21/12, art. 4, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 279/7. [1 In geval van reaffectatie of mutatie is het advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer vereist om de bekwaamheid van de gehandicapte persoon voor het invullen van de nieuwe betrekking te controleren.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2013-02-21/26, art. 2, 017; Inwerkingtreding : 03-06-2013>
Art. 279/8. [1 De administrateur-generaal stelt, tegen ten laatste 30 juni, een jaarverslag op betreffende de tewerkstelling van gehandicapte personen in de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie.
Het verslag wordt, gelijktijdig met het verslag van het begeleidingscomité bedoeld in artikel 279/9 aan het Collegelid belast met Openbaar Ambt en aan het Collegelid belast met het Beleid Bijstand aan Gehandicapte Personen meegedeeld. Het Collegelid belast met Openbaar Ambt licht er het College over in.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2013-02-21/26, art. 2, 017; Inwerkingtreding : 03-06-2013>
Art. 279/9. [1 § 1. Er wordt een Begeleidingscomité binnen de diensten van het College opgericht.
Dit wordt samengesteld uit de Directeur van het bestuur van de Bijstand aan gehandicapten of zijn afgevaardigde, de Adviseur Diensthoofd van de dienst human resources of zijn afgevaardigde en de verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid of zijn afgevaardigde.
§ 2. Het begeleidingscomité stelt jaarlijks op basis van de gegevens afgeleverd door de personeelsdienst een verslag op, na de begeleidingsambtenaren bedoeld in artikel 279/10 gehoord te hebben.
Het begeleidingscomité maakt vervolgens zijn verslag aan de Administrateur-generaal over opdat deze het, gelijktijdig met het jaarverslag bedoeld in artikel 279/8, aan het Collegelid belast met Openbaar Ambt en aan het Collegelid bevoegd voor het Beleid Bijstand aan Gehandicapte Personen kan meedelen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2013-02-21/26, art. 2, 017; Inwerkingtreding : 03-06-2013>
Art. 279/10. [1 De Directieraad duidt, op basis van een functieprofiel en na kandidatenoproep, een of meerdere ambtenaren aan die met de begeleiding van de gehandicapte personen die het wensen belast zijn.
De naam en de hoedanigheid van de begeleidingsambtenaren worden bij hun aanstelling meegedeeld aan de dienst van personeel en pensioenen en aan de dienst voor de opleiding en organisatie van examens van de Franse Gemeenschapscommissie.
De aanstelling gebeurt voor een hernieuwbare periode van twee jaar. De verlenging gebeurt stilzwijgend. De begeleidingsambtenaar kan van deze functie afzien door een schrijven gericht aan de Directieraad middels een vooropzeg van minstens drie maanden.
De begeleidingsambtenaar krijgt een opleiding in overeenstemming met zijn functie waarvan de inhoud door de verantwoordelijke van de opleiding in samenwerking met de dienst Individuele prestaties van het Directiebestuur van Bijstand aan gehandicapten wordt vastgelegd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2013-02-21/26, art. 2, 017; Inwerkingtreding : 03-06-2013>
Art. 279/11. [1 Zonder inbreuk te willen maken op de statutaire bepalingen die ambtenaren toelaten begeleid te worden door een persoon van hun keuze, kan de gehandicapte persoon, op zijn vraag, in zijn contacten met de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie door een begeleidingsambtenaar begeleid of vertegenwoordigd worden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2013-02-21/26, art. 2, 017; Inwerkingtreding : 03-06-2013>
Art. 279/12. [1 De begeleidingsambtenaar mag adviezen op vraag of met het akkoord van de gehandicapte persoon uitvaardigen voor alle materies met betrekking tot het verloop van zijn beroepsleven en loopbaan, met name, het onthaal, de integratie in de dienst, opleiding, evaluatie, aanwervingsproeven of carrièreproeven, vragen tot wijziging van functie of mutatie, aanpassing van de werkpost en toegankelijkheid van de lokalen.
Hij maakt de adviezen en voorstellen aan de administrateur-generaal over.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2013-02-21/26, art. 2, 017; Inwerkingtreding : 03-06-2013>
Art. 279/13. [1 De bepalingen van de artikelen 279/1, 279/2, 279/3, 279/4, 279/5, 279/11 en 279/12 zijn van toepassing op de stagiairs.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2013-02-21/26, art. 2, 017; Inwerkingtreding : 03-06-2013>
Art.280.[1 (oud art. 162]1 Artikelen 1 tot 3 en 5, § 2 tot 10 van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 juli 1991 tot vaststelling van de adminitratieve en geldelijke bepalingen betreffende het personeel van het bestuur van de Franse Gemeenschapscommissie worden opgeheven.
----------
(1)<BESL 2012-03-01/26, art. 8, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art. 280/1.[2 (oud art. 162/1]2 [1 Bij afwijking van artikel 26/1, opent het College de mandaten van rang 15 en 16 tegelijkertijd voor het personeel van de openbare sector, voor de personeelsleden van een parlementaire vergadering en voor de personeelsleden van de Raden van de gemeenschapscommissies.
Lid 1 is slechts van toepassing bij de eerste vacant verklaring van de genaamde betrekkingen.
Indien bij de eerste vacant verklaring van een mandaatbetrekking onvoldoende kandidaten geschikt worden geacht, wordt de genaamde mandaatbetrekking via open procedure vacant verklaard, als bedoeld in artikel 26/1.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2012-03-01/20, art. 8, 013; Inwerkingtreding : 24-05-2012>
(2)<BESL 2012-03-01/26, art. 8, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.281.[1 (oud art. 163]1 Dit besluit treedt in werking op 1 juni 1995.
----------
(1)<BESL 2012-03-01/26, art. 8, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Art.282.[1 (ancien article 164]1 Het Lid van het College bevoegd voor Openbaar Ambt is belast met de uitvoering van dit besluit.
----------
(1)<BESL 2012-03-01/26, art. 8, 014; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
Bijlage.
Art. N1.(oud artikel N.) <BESL 1999-03-04/37, art. 41, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998> Bijlage 1. Evaluatiecriteria.
'' EVALUATIECRITERIA NIVEAUS CRITERIA | 3 EN 2 (andere dan rang 35 of 25) | 3 EN 2 VAN RANG 35 OF 25 | 2+ | 1 |
kwaliteit werk | X | X | X | X |
werkvolume | X | X | X | X |
motivatie | X | X | X | X |
(interne en externe) | X | X | X | X |
communicatievaardigheid | ||||
polyvalentie | X | X | X | X |
kennis van verwerkte stof | X | X | X | X |
kwaliteit van de dienstverlening | X | X | X | X |
zelfstandigheid | - | X | X | X |
innoveringsvermogen | - | - | X | X |
coordinatievermogen | - | X | - | - |
geschiktheid tot opleiding van | - | - | - | X |
personeel | ||||
beheersbekwaamheid | - | - | - | X |