23 MEI 2002. - Besluit nr. 2000/1295 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot instelling van het verlof op politieke gronden of voor de uitoefening van een politiek mandaat voor de personeelsleden van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie (VERTALING). (Opgeheven wat betreft de ambtenaren onderworpen aan het statuut, vermeld in wijzigingstekst; zie BESL2012-03-01/26, art. 9, 1°, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2012)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 18-06-2002 en tekstbijwerking tot 14-05-2012)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Verloven op politieke gronden.
Afdeling 1. - Verlof om zich voor verkiezingen kandidaat te stellen.
Art. 3-4
Afdeling 2. - Verlof voor de uitoefening van een functie bij een erkende politieke fractie.
Art. 5-9
Afdeling 3. - Verlof voor detachering naar een ministerieel kabinet.
Art. 10-11
HOOFDSTUK III. - Verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat.
Art. 12-25
HOOFDSTUK IV. - Overgangs - en slotbepalingen.
Art. 26-28
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Dit artikel regelt, in toepassing van artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in de grondwetsartikelen 127 en 128.
Art.2. Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie.
Onder personeelsleden van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie dient te worden verstaan de ambtenaren, de stagiaires en de personeelsleden die zijn aangeworven met een arbeidsovereenkomst.
HOOFDSTUK II. - Verloven op politieke gronden.
Afdeling 1. - Verlof om zich voor verkiezingen kandidaat te stellen.
Art.3. Het personeelslid kan verlof krijgen om zich kandidaat te stellen voor wetgevende, gewestelijke, provinciale, gemeenteraads- of Europese verkiezingen.
Dit verlof wordt toegestaan voor de duur van de verkiezingscampagne waaraan de geïnteresseerde als kandidaat deelneemt.
Art.4. Dit verlof is onbezoldigd. Het wordt bovendien gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
Afdeling 2. - Verlof voor de uitoefening van een functie bij een erkende politieke fractie.
Art.5. Onder politieke fractie dient te worden verstaan een groep gekozenen die als dusdanig wordt erkend overeenkomstig het reglement van de wetgevende vergadering waartoe deze gekozenen behoren.
Art.6. Het personeelslid kan verlof krijgen om een functie uit te oefenen bij een erkende politieke fractie.
De Voorzitter van een politieke fractie dient hiertoe een aanvraag in bij de Leidende Ambtenaar.
De directieraad controleert of dit verlof niet in tegenspraak is met het belang van de dienst.
Met het akkoord van de functioneel bevoegde minister kent het lid van het College belast met Ambtenarenzaken het verlof toe.
Art.7. Het besluit vermeldt de duur van het toegekende verlof en de politieke fractie waarin het personeelslid een functie zal uitoefenen.
Art.8. Met het akkoord van de functioneel bevoegde minister kan het lid van het College belast met Ambtenarenzaken omwille van dienstredenen een einde maken aan het verlof mits inachtneming van een opzegtermijn van één maand.
Art.9. Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Het wordt niet vergoed.
Afdeling 3. - Verlof voor detachering naar een ministerieel kabinet.
Art.10. Het personeelslid krijgt verlof wanneer het is aangewezen voor de uitoefening van een functie in het kabinet van een minister of een staatssecretaris:
1) van de federale Regering;
2) van een Gemeenschaps- of Gewestregering;
3) van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, de Vlaamse Gemeenschapscommissie of de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
Met het akkoord van de functioneel bevoegde minister kent het lid van het College belast met Ambtenarenzaken het verlof toe.
Na afloop van zijn detachering en behoudens een nieuwe detachering naar een ander kabinet, krijgt het personeelslid één dag verlof per maand activiteit in een kabinet, met een minimum van drie en een maximum van vijftien werkdagen.
Art.11. Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Het wordt niet vergoed.
HOOFDSTUK III. - Verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat.
Art.12. De personeelsleden van de diensten van de Franse Gemeenschapscommissie hebben recht op politiek verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat of van een functie die daarmee gelijkgesteld kan worden.
De personeelsleden kunnen slechts politiek verlof genieten rekening houdend met de onverzoenbaarheden en de verboden die op hen van toepassing zijn uit hoofde van wettelijke of reglementaire bepalingen.
Art.13. Onder politiek verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat of een functie die daarmee kan worden gelijkgesteld, dient te worden begrepen:
1) hetzij een vrijstelling van dienst die geen enkele invloed heeft op de administratieve en geldelijke situatie van de personeelsleden;
2) hetzij een facultatief politiek verlof toegekend op vraag van de personeelsleden;
3) hetzij een van ambtswege politiek verlof dat het personeelslid niet kan weigeren.
Art.14. Het personeelslid kan, op eigen vraag, een vrijstelling van dienst krijgen a rato van:
1) een halve dag per maand voor de uitoefening van een mandaat van gemeenteraadslid, burgemeester, schepen of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn, voorzitter inbegrepen, in een gemeente van maximaal 10 000 inwoners;
2) een dag per maand voor de uitoefening van een mandaat van:
a) gemeenteraadslid of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 10 001 inwoners of meer;
b) Burgemeester, schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 10 001 tot 30 000 inwoners;
c) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 30 001 tot 50 000 inwoners;
d) provincieraadslid maar geen lid van de bestendige deputatie.
Art.15. De vrijstelling van dienst waarin artikel 14 voorziet wordt opgenomen met een hele of een halve dag naargelang dit het personeelslid schikt.
Art.16. Het personeelslid kan, op eigen vraag, een facultatief politiek verlof krijgen a rato van:
1) één of twee dagen per maand voor de uitoefening van een mandaat van burgemeester, schepen, voorzitter of lid van het permanent bureau van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van maximaal 10 000 inwoners;
2) één tot drie dagen per maand voor de uitoefening van een mandaat van:
a) burgemeester in een gemeente van 10 001 tot 30 000 inwoners;
b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 10 001 tot 50 000 inwoners;
c) lid van het permanent bureau van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 10 001 tot 20 000 inwoners.
3) één tot vijf dagen per maand voor de uitoefening van een mandaat van lid van het permanent bureau van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van meer dan 20 000 inwoners;
4) een vierde van een voltijdse baan om een mandaat uit te oefenen van:
a) burgemeester in een gemeente van 30 001 tot 50 000 inwoners;
b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 50 001 tot 80 000 inwoners.
5) vijftig procent van een voltijdse baan voor de uitoefening van een mandaat van:
a) burgemeester in een gemeente van 50 001 tot 80 000 inwoners;
b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 80 001 tot 130 000 inwoners.
Het personeelslid kan de vrijstelling van dienst en het facultatief politiek verlof cumuleren.
Art.17. Het personeelslid is van ambtswege met politiek verlof, a rato van:
1) twee dagen per maand voor de uitoefening van een mandaat van:
a) burgemeester in een gemeente van 20 001 tot 30 000 inwoners;
b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 20 001 tot 50 000 inwoners.
2) een vierde van een voltijdse baan voor de uitoefening van een mandaat van:
a) burgemeester in een gemeente van 30 001 tot 50 000 inwoners;
b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 50 001 tot 80 000 inwoners.
3) vijftig procent van een voltijdse baan voor de uitoefening van een mandaat van:
a) burgemeester in een gemeente van 50 001 tot 80 000 inwoners;
b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 80 001 tot 130 000 inwoners.
4) een voltijdse baan voor de uitoefening van een mandaat van:
a) burgemeester in een gemeente van meer dan 80 000 inwoners;
b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van meer dan 130 000 inwoners;
c) lid van de bestendige deputatie van een provincieraad
Art.18. De personeelsleden worden van ambtswege voltijds met politiek verlof gezonden voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten:
- Lid van een van de Wetgevende Kamers of de federale regering;
- Lid van een Gemeenschaps- of Gewestraad;
- Lid van een Gemeenschaps- of Gewestregering;
- Lid van het Europees Parlement of van de Europese Commissie.
Art.19. Het politiek verlof begint op de dag van de eedaflegging.
Art.20. Voor de toepassing van de artikelen 14, 16 en 17, wordt het aantal inwoners bepaald in overeenstemming met de bepalingen van de artikelen 5 en 29 van de nieuwe gemeentewet.
Art.21. Het personeelslid dat geen voltijdse functie uitoefent wordt van ambtswege met voltijds politiek verlof gezonden wanneer zijn politiek mandaat reeds overeenstemt met een van ambtswege politiek verlof van ten minste vijftig procent van een voltijdse baan.
Art.22. Het personeelslid dat recht heeft op een politiek verlof waarvan de duur de helft van een voltijdse baan niet overschrijdt, kan, op zijn vraag, een halftijds of voltijds politiek verlof krijgen.
Het personeelslid dat recht heeft op een halftijds politiek verlof, kan, op zijn vraag, een voltijds politiek verlof krijgen.
Art.23. De periodes die gedekt zijn door het facultatief politiek verlof of het van ambtswege politiek verlof, worden gelijkgesteld met periodes van dienstactiviteit. Zij worden echter niet vergoed.
Voor de personeelsleden die zijn aangeworven met een arbeidscontract, vormen de periodes die gedekt zijn door een facultatief politiek verlof of door een van ambtswege politiek verlof periodes van opschorting van dienst die moeten worden beschouwd als diensten die in aanmerking komen voor de weddeverhoging.
Art.24. Het politiek verlof verloopt uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op het einde van het mandaat.
Op dat ogenblik geniet de belanghebbende opnieuw zijn rechten. Indien hij niet vervangen werd in zijn betrekking bekleedt hij deze betrekking opnieuw wanneer hij zijn activiteiten hervat. Indien hij vervangen werd wordt hij aangesteld op een andere betrekking in overeenstemming met de bepalingen die voor hem van toepassing zijn inzake reaffectatie en mobiliteit.
Art.25. Na het herstel in zijn ambt mag het personeelslid zijn wedde niet cumuleren met de voordelen die aan de uitoefening van een politiek mandaat verbonden zijn en die de reclasseringstoelage vervangen.
HOOFDSTUK IV. - Overgangs - en slotbepalingen.
Art.26. De artikelen 146, 1° en 151, 6° van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 houdende het statuut van de personeelsleden van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie worden afgeschaft.
Art.27. De verloven die zijn toegekend vóór de datum van inwerkingtreding van onderhavig besluit blijven tot het verstrijken ervan onderhevig aan de oude wetgeving.
Art. 28. Het lid van het College dat bevoegd is voor Ambtenarenzaken wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 23 mei 2002.
Door het College,
F.-X. de DONNEA,
Lid van het College belast met Ambtenarenzaken
E. TOMAS,
Voorzitter van het College
A. HUTCHINSON,
Lid van het College belast met Begroting.