21 JUNI 2001. - Besluit 2001/524 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot vaststelling van de modaliteiten voor de herverdeling van de arbeid van toepassing op de personeelsleden van de Franse Gemeenschapscommissie (VERTALING). (Opgeheven wat betreft de ambtenaren onderworpen aan het statuut, vermeld in wijzigingstekst; zie BESL2012-03-01/26, art. 9, 4°, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2012)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-11-2001 en tekstbijwerking tot 14-05-2012)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Halftijdse vervroegde uittreding.
Art. 2-8
HOOFDSTUK III. - Vrijwillige vierdagenweek.
Art. 9-21
BIJLAGEN.
Art. N1-N2
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder :
1° " halftijdse vervroegde uittreding " : de halftijdse arbeidsregeling bedoeld in artikel 3, § 1, van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector;
2° " vrijwillige vierdagenweek " : de verminderde prestaties zoals gedefinieerd in artikel 10bis, § 1, van de voornoemde wet.
HOOFDSTUK II. - Halftijdse vervroegde uittreding.
Art.2. De vastbenoemde personeelsleden bij de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie hebben het recht de halftijdse vervroegde uittreding te genieten.
Art.3. De ambtenaar heeft het recht halftijds te werken gedurende een ononderbroken periode van ten hoogste vijf jaar die voorafgaat aan de datum van zijn al dan niet vervroegde pensionering.
De ambtenaar die gebruik wenst te maken van het recht op halftijdse vervroegde uittreding dient zijn aanvraag in door middel van een formulier waarvan het model als bijlage gaat van onderhavig besluit.
De aanvraag wordt minstens drie maanden vóór de aanvang van de verlofperiode voor halftijdse vervroegde uittreding ingediend. Deze termijn kan in onderling overleg worden verminderd.
De verlofperiode voor halftijdse vervroegde uittreding vangt aan op de eerste dag van een maand.
Indien de Adviseur-diensthoofd van oordeel is dat het nodig is de ambtenaar voltijds te werk te houden omwille van zijn kennis, bekwaamheid of specifieke aanleg of omwille van het belang van de opdracht die hem werd toegewezen, kan hij voorstellen de opening van het recht op halftijdse vervroegde uittreding uit te stellen tot een latere datum dan de datum gekozen door de ambtenaar zonder dat de verlopen periode tussen de door hem gekozen datum en de datum die de hiërarchische overste erkent zes maanden mag overschrijden.
Art.4. De personeelsleden die houder zijn van een graad behorende tot rang 13 of tot een hogere rang mogen geen gebruik maken van het recht op halftijdse vervroegde uittreding.
Ze kunnen evenwel, mits voorafgaande goedkeuring van het College, na met redenen omkleed advies van de Directieraad, het recht genieten van halftijdse vervroegde uittreding in de gevallen waarbij de goede werking van de dienst niet in het gedrang komt.
Art.5. De ambtenaar is ertoe gehouden om gedurende een maand de helft van de prestaties horende bij een halftijdse job te vervullen.
De prestaties gebeuren, in onderling overleg tussen de ambtenaar die kiest voor de halftijdse vervroegde uittreding en zijn Adviseur-diensthoofd, hetzij elke dag, hetzij volgens een andere indeling vastgesteld over de week of over de maand. De verdeling van de prestaties gebeurt volgens volle dagen of halve dagen.
In geval er geen overeenstemming is, kan de ambtenaar, hetzij afzien van zijn aanvraag, hetzij een beroep indienen bij de Leidend ambtenaar die zich uitspreekt na het advies van de Directieraad te hebben ingewonnen. De ambtenaar kan, op zijn verzoek, gehoord worden door de Directieraad en begeleid worden door een persoon van zijn keuze.
Het werkschema kan in onderling overleg gewijzigd worden.
Art.6. Er wordt een maandelijkse premie toegekend van 296 euro aan de ambtenaar die halftijds werkt. Deze premie wordt niet geïndexeerd.
Bij wijze van overgangsmaatregel en dit tot 1 januari 2002, bedraagt de maandelijkse premie 11 940 BEF.
Art.7. Twee ambtenaren die gebruik maken van het recht op halftijdse vervroegde pensionering moeten worden vervangen door een bijkomend statutair personeelslid vanaf de dag waarop de tweede ambtenaar het recht geniet van de halftijdse vervroegde uittreding.
Art.8. De ambtenaar mag geen enkele winstgevende activiteit uitoefenen gedurende de periode waarin hij geen prestatie moet vervullen in het kader van de halftijdse arbeidsregeling.
De ambtenaar kan geen verlof meer verkrijgen voor dringende familiale redenen of een daarmee gelijkgesteld verlof en hij mag niet meer worden toegelaten tot de uitoefening van verminderde prestaties voor om het even welke reden, noch tot het verkrijgen van een halftijdse onderbrekingsregeling van de beroepsloopbaan.
HOOFDSTUK III. - Vrijwillige vierdagenweek.
Art.9. De voltijds tewerkgestelde vastbenoemde personeelsleden, evenals de personeelsleden in dienst genomen onder een arbeidsovereenkomst en die voltijds tewerkgesteld zijn, hebben het recht om, gedurende een ononderbroken periode van minstens een jaar, viervijfden te vervullen van de prestaties die hen normaal worden opgelegd.
Art.10. De personeelsleden die houder zijn van een graad behorende tot rang 13 of tot een hogere rang mogen geen aanspraak maken op het recht op de vrijwillige vierdagenweek.
De personeelsleden die hiertoe de aanvraag doen, kunnen evenwel, mits de voorafgaande toestemming van het College, na een met redenen omkleed advies van de Directieraad, het recht genieten op de vrijwillige vierdagenweek in de gevallen waarbij de goede werking van de dienst niet in het gedrang komt.
Art.11. Het personeelslid dat wenst gebruik te maken van het recht op de vrijwillige vierdagenweek dient een aanvraag in bij zijn Adviseur-diensthoofd, een aanvraag waarvan een model als bijlage 2 gaat van onderhavig besluit.
De aanvraag wordt ingediend minstens twee maanden vóór de aanvang van de periode waarin het personeelslid zijn prestaties zal vervullen op basis van de vierdagenweek. De periode vangt aan op de eerste dag van een maand. Deze termijn kan in onderling overleg verminderd worden.
Indien de Adviseur-diensthoofd van oordeel is dat het nodig is het personeelslid voltijds te werk te houden omwille van zijn kennis, bekwaamheid of specifieke aanleg of omwille van het belang van de opdracht die hem werd toegewezen, kan hij voorstellen de opening van het recht op de vierdagenweek uit te stellen tot een latere datum dan de datum gekozen door de ambtenaar zonder dat de verlopen periode tussen de door hem gekozen datum en de datum die de hiërarchische overste erkent zes maanden mag overschrijden.
Art.12. De verdeling van de prestaties maakt het voorwerp uit van een overleg tussen het personeelslid en zijn Adviseur-diensthoofd. Het werkschema voorgesteld door het personeelslid wordt onderzocht, rekening houdende met de werking van de dienst en de aanvragen tot deeltijds werken ingediend door de andere personeelsleden van de dienst.
Indien uit dit onderzoek blijkt dat het werkschema voorgesteld door het personeelslid niet kan worden goedgekeurd, zal de Adviseur-diensthoofd de betrokkene de redenen meedelen waarom het voorgestelde schema geweigerd is. Hij meldt terzelfder tijd aan de betrokkene de werkschema's die kunnen worden goedgekeurd.
Het werkschema kan in onderling overleg gewijzigd worden.
Art.13. Indien het personeelslid niet akkoord gaat met het nieuwe voorgestelde werkschema, kan hij, hetzij afzien van zijn aanvraag, hetzij een beroep indienen bij de Leidend ambtenaar die zich uitspreekt na het inwinnen van het advies van de Directieraad. Het personeelslid kan, op zijn verzoek, gehoord worden door de Directieraad en begeleid worden door een persoon naar eigen keuze.
Art.14. Het personeelslid kan een einde stellen aan het stelsel van de vrijwillige vierdagenweek mits een opzeggingstermijn van drie maanden, behalve indien op verzoek van de betrokkene, de Adviseur-diensthoofd instemt met een kortere termijn.
Art.15. De vrijgemaakte arbeidsduur als personeelsleden gebruik maken van het recht op de vrijwillige vierdagenweek moet worden ingevuld door de tewerkstelling van werklozen met de verplichting een vervangend contractueel beambte in dienst te nemen per vijf personeelsleden die vragen het stelsel van de vrijwillige vierdagenweek te genieten.
Art.16. Het personeelslid dat gebruik maakt van het recht op de vierdagenweek krijgt een bezoldiging gelijkgesteld met de verminderde prestaties. Deze bezoldiging wordt verhoogd met een aanvullende maandelijkse bezoldiging van 70,15 euro. Deze bezoldigingsaanvulling maakt integraal deel uit van de bezoldiging en is onderworpen aan de sociale zekerheidsbijdragen en aan de beroepsvoorheffing.
Bij wijze van overgangsmaatregel en dit tot 1 januari 2002, bedraagt de maandelijkse bezoldigingsaanvulling 2 829 BEF.
Art.17. Voor de statutaire personeelsleden wordt de afwezigheidperiode beschouwd als verlofperiode en gelijkgesteld met een periode van actieve dienst.
Voor de contractuele personeelsleden, wordt de uitvoering van de arbeidsovereenkomst opgeschort gedurende hun afwezigheid. Ze behouden evenwel hun recht op de aanvulling van bezoldiging.
Voor de toepassing van dit artikel mogen een vervangende arbeidsovereenkomst of meerdere opeenvolgende vervangende arbeidsovereenkomsten afgesloten met eenzelfde personeelslid niet beschouwd worden als een arbeidsovereenkomst van onbeperkte duur vóór het einde van de twee eerste dienstjaren.
Art.18. Gedurende de periode waarin het personeelslid geen prestaties te vervullen heeft in het kader van de vrijwillige vierdagenweek, mag hij geen enkele andere beroepsactiviteit uitoefenen.
Art.19. In de loop van de periode van de vrijwillige vierdagenweek, mag het personeelslid geen verminderde prestaties vervullen, ongeacht de reden, behalve om gezondheidsredenen. Hij mag ook geen aanspraak maken op een halftijds onderbrekingsstelsel van de beroepsloopbaan.
De periode van de vrijwillige vierdagenweek wordt tijdelijk onderbroken als een personeelslid een van de onderstaande afwezigheden geniet :
1. zwangerschapsverlof;
2. ouderschapsverlof;
3. verlof voor dringende familiale redenen;
4. verlof om zijn kandidatuur over te leggen voor de verkiezingen van de federale wetgevende kamers, de gewest- en gemeenschapsraden of de provincieraden;
5. onthaalverlof met het oog op de adoptie of de officieuze voogdij;
6. verlof voor onderbreking van de beroepsloopbaan met het oog op het verlenen van palliatieve zorgen;
7. verlof voor onderbreking van de beroepsloopbaan ter gelegenheid van de geboorte van zijn kind.
Een personeelslid dat afwezig is omwille van het in lid 2 vermelde verlof is, tijdens zijn afwezigheid, niet meer onderworpen aan de bepalingen van de vrijwillige vierdagenweek, maar is onderworpen aan de bepalingen houdende de regeling van het verlof dat hij geniet.
Art.20. Uiterlijk op 31 maart van elk kalenderjaar, bezorgt de Leidend ambtenaar aan de voorzitter van het basisoverlegcomité een overzicht van alle aanvragen voor prestaties tegen viervijfden.
Art.21. Het Lid van het College dat Ambtenarenzaken in zijn bevoegdheid heeft, wordt belast met de uitvoering van onderhavig besluit.
Brussel, 21 juni 2001.
Door het College :
E. TOMAS,
Voorzitter van het College
F.-X. de DONNEA,
Lid van het College belast met Ambtenarenzaken
A. HUTCHINSON,
Lid van het College belast met Begroting
BIJLAGEN.
Art. N1. _ Bijlage 1. - AANVRAAGFORMULIER. - HALFTIJDSE VERVROEGDE UITTREDING.
(Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 07-11-2001, p. 38324).
Art. N2. Bijlage 2. - AANVRAAGFORMULIER. - VIERDAGENWEEK.
(Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 07-11-2001, p. 38325).