Details





Titel:

12 JULI 1976. - Wet betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen. (NOTA : Voor het Waalse Gewest, in de titels I en III, worden de woorden " Nationale Kas voor Rampenschade ", " Nationale Kas voor Rampenschade, ingesteld bij artikel 35 " en " Nationale Kas voor Rampenschade bedoeld in artikel 35 ", met uitzondering van artikel 33, telkens vervangen door de woorden " Fonds wallon des calamités naturelles ", DWG2014-12-12/32, art. 6, Inwerkingtreding : 01-01-2015) (NOTA : opgeheven voor het vlaams Gewest bij DVR2016-06-03/02, art. 28, 012; Inwerkingtreding : 01-03-2017) (NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG2017-03-23/24, art. 17, 013; Inwerkingtreding : 01-06-2017) (NOTA : opgeheven voor het Vlaams Gewest bij DVR2019-04-05/11, art. 30, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2020) (NOTA : opgeheven voor het Brusselse Gewest bij ORD2019-04-25/03, art. 20, 018; Inwerkingtreding : 30-10-2019) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 16-06-1990 en tekstbijwerking tot 21-05-2019)



Inhoudstafel:

TITEL 1. - Financiële staatstegemoetkoming.
HOOFDSTUK 1. - Vergoedbare schade.
Art. 1
Art. 1 WAALS GEWEST
Art. 2
Art. 2 WAALS GEWEST
HOOFDSTUK 2. - Bepalingen die de vergoeding regelen.
Afdeling 1. - Vergoedbare goederen.
Art. 3
Art. 3 WAALS GEWEST
Art. 4
Afdeling 2. - Rechthebbenden.
Art. 5
Art. 5 WAALS GEWEST
Art. 6-7
Afdeling 3. - Vaststelling en aanwending van de financiële Staatstegemoetkoming.
Art. 8
Art. 8 WAALS GEWEST
Art. 9
Art. 9 WAALS GEWEST
Art. 10
Art. 10 WAALS GEWEST
Art. 11
Art. 11 WAALS GEWEST
Art. 12
Art. 12 WAALS GEWEST
Afdeling 4. - Waarborgen van de herstelkredieten.
Art. 13
Art. 13 WAALS GEWEST
Art. 14-16
HOOFDSTUK 3. - De procedure.
Afdeling 1. - Procedure in eerste aanleg inzake definitieve vergoeding.
Art. 17-19
Art. 19 WAALS GEWEST
Art. 20
Art. 20 WAALS GEWEST
Afdeling 2. - Voorzieningsprocedure inzake definitieve vergoeding.
Art. 21
Art. 21 WAALS GEWEST
Art. 22-25
Art. 25 WAALS GEWEST
Art. 26
Afdeling 3. - Herzieningsprocedure.
Art. 27
Art. 27 WAALS GEWEST
Art. 28
Afdeling 4. - Voorschotprocedure.
Art. 29-30
HOOFDSTUK 4. - Rechten van derden.
Art. 31-34
HOOFDSTUK 5. - (Schade aan goederen verzekerd tegen natuurrampen). <Ingevoegd bij W 2003-05-21/33, art. 5; Inwerkingtreding : 01-03-2006>
Art. 34-1-34-6
TITEL 2. - Bepalingen tot regeling van de financiering.
HOOFDSTUK 1. - De Nationale Kas voor Rampenschade.
Art. 35-41
HOOFDSTUK 2. - Bijzondere toelagen.
Art. 42
Art. 42 WAALS GEWEST
TITEL 3. - Diverse bepalingen.
HOOFDSTUK 1. - Strafbepalingen en vervallenverklaring van het recht op de financiële tegemoetkoming.
Art. 43-46
Art. 46 WAALS GEWEST
Art. 47
HOOFDSTUK 2. - Administratieve, fiscale en gerechtelijke bepalingen.
Art. 48
Art. 48 WAALS GEWEST
Art. 49
Art. 49 WAALS GEWEST
Art. 50-52
Art. 52 WAALS GEWEST
Art. 53-59
HOOFDSTUK 3. - Overgangsbepalingen.
Art. 60-62



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

  1976082004  1977022304  1982001730  1982001940  1984005470  1992000173  1992000174  1992916198  1992916199  1994000103  1995000094  1995000156  1995001023  1996000202  1996000280  1997000411  1997000895  1998000595  1998000674  1998014245  1998014284  1998014345  1999000736  1999016067  1999016068  2000000008  2000000397  2000000523  2000000524  2000003374  2000003476  2000003484  2000003486  2001000482  2001000483  2001000484  2001001241  2001001242  2001001243  2001001244  2001001245  2001001246  2001027362  2001027363  2001027364  2001027365  2002000657  2002000658  2002000659  2002000660  2002000661  2002000662  2002000672  2002000691  2002000692  2002000693  2002000703  2002000704  2002003196  2002016120  2002016191  2002016201  2002A03461  2003000021  2003000058  2003000070  2003000071  2003000072  2003000073  2003000123  2003000596  2003000597  2003011142  2003011427  2003011428  2003011429  2003011445  2003011446  2004000326  2004000327  2004000406  2004011422  2005000152  2005000153  2005000225  2005000484  2005000485  2005000705  2005000706  2006000218  2006000219  2006000220  2006000221  2006000222  2006000785  2006000786  2006000787  2006000788  2006000789  2006000825  2006000826  2006000827  2006000867  2006001042  2006001043  2006002100  2006011097  2007000074  2007000075  2007000394  2007000395  2007000396  2007011519  2007011520  2008000030  2008000226  2008000227  2008000228  2008000229  2008000230  2008000231  2008000232  2008000260  2008000500  2008000501  2008000502  2008000503  2008000504  2008000505  2008000506  2008000507  2008000508  2008000544  2008011144  2009000001  2009000002  2009000003  2009000004  2009000005  2009000006  2009000007  2009000008  2009000009  2009000221  2009000222  2009000223  2009000224  2009000225  2009000497  2010000164  2010000165  2010000166  2010000167  2010000168  2010000169  2010000170  2010000171  2010000423  2010000424  2010000425  2010000426  2010000533  2010000534  2010000535  2010000536  2010000537  2010000691  2010000736  2010000737  2011000052  2011000053  2011000269  2011000270  2011000306  2011000348  2011000620  2011000651  2011000652  2011000750  2011000751  2012000494  2012000495  2012000496  2012000497  2012000498  2012000499  2012000500  2012000501  2013000103  2013000104  2013000105  2013000106  2013000107  2013000108  2013000109  2013000110  2013000117  2013000118  2013000119  2013000147  2013000753  2013000754  2013000797  2013011154  2013011155  2014205510  2014206482  2014207465  2014207466  2015000266  2015000267  2015000268  2015000269  2015000270  2015000271  2015000272  2015000273  2015000274  2015000275  2015035164  2015204575  2016000530  2016000531  2016035922  2016035923  2016036497  2016036513  2016036514  2016036670  2016036672  2016036677  2016201614  2016203730  2016203731  2016203976  2016205170  2016205604  2016205605  2016205794  2016205795  2016205796  2016206571  2016206572  2016206573  2016206574  2017010923  2017013438  2017013439  2017040326  2017202373  2017202451  2017206799  2018032140  2018203221  2018203222  2018204429  2018204430 



Artikels:

TITEL 1. - Financiële staatstegemoetkoming.
HOOFDSTUK 1. - Vergoedbare schade.
Artikel 1. § 1. Uitgezonderd in de gevallen waarin het herstel door bijzondere wetten of door internationale overeenkomsten wordt geregeld, geeft tot een financiële tegemoetkoming onder de bij deze wet bepaalde voorwaarden, aanleiding, de rechtstreekse, materiële en zekere schade, op het grondgebied van België aan private lichamelijke goederen, roerende en onroerende, veroorzaakt door de in artikel 2 bepaalde schadelijke feiten.
  § 2. Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 10, § 1, 5°, a), betreffende de bedragen in te houden op de vergoeding, en in artikel 50, betreffende de indeplaatsstelling van de Nationale Kas voor Rampenschade, ingesteld bij artikel 35, kan de verkrijging van de vergoeding bepaald bij deze wet niet worden tegengeworpen aan de belanghebbende die krachtens de artikelen 1382 tot 1386bis van het Burgerlijk Wetboek eveneens aanspraak maakt op vergoeding van de schade bepaald in § 1 hiervoren door de Belgische Staat of andere openbare besturen in het geding te brengen.
  § 3. Onverminderd de eventuele toepassing van artikel 10, § 1, 5° b), wat betreft de herstellingen of wedersamenstellingen met definitief karakter, zijn de als eerste hulp getroffen maatregelen om de veiligheid, de voorlopige huisvesting en het bestaan van de slachtoffers van rampen te verzekeren, niet onderworpen aan de bepalingen van deze wet.

Art. 1_WAALS_GEWEST.    § 1. Uitgezonderd in de gevallen waarin het herstel door bijzondere wetten of door internationale overeenkomsten wordt geregeld, geeft tot een financiële tegemoetkoming onder de bij deze wet bepaalde voorwaarden, aanleiding, de rechtstreekse, materiële en zekere schade, op het grondgebied van België aan private lichamelijke goederen, roerende en onroerende, veroorzaakt door de in artikel 2 bepaalde schadelijke feiten.  § 2. [1 ...]1 betreffende de bedragen in te houden op de vergoeding, en in artikel 50, betreffende de indeplaatsstelling van de Nationale Kas voor Rampenschade, ingesteld bij artikel 35, kan de verkrijging van de vergoeding bepaald bij deze wet niet worden tegengeworpen aan de belanghebbende die krachtens de artikelen 1382 tot 1386bis van het Burgerlijk Wetboek eveneens aanspraak maakt op vergoeding van de schade bepaald in § 1 hiervoren door de Belgische Staat of andere openbare besturen in het geding te brengen.  § 3. Onverminderd de eventuele toepassing van artikel 10, § 1, 5° b), wat betreft de herstellingen of wedersamenstellingen met definitief karakter, zijn de als eerste hulp getroffen maatregelen om de veiligheid, de voorlopige huisvesting en het bestaan van de slachtoffers van rampen te verzekeren, niet onderworpen aan de bepalingen van deze wet.
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/48, art. 26,§2, 011; Inwerkingtreding : 27-10-2016>

Art.2. § 1. Als schadelijke feiten, bedoeld in artikel 1, § 1, worden in aanmerking genomen :
  1° De natuurverschijnselen met uitzonderlijk karakter of van een niet te voorziene hevigheid, (of die belangrijke schade hebben veroorzaakt), inzonderheid de aardbevingen of aardverschuivingen, de vloedgolven of andere overstromingen met rampspoedig karakter, de orkanen of andere stormwinden. Deze feiten worden hierna genoemd : algemene rampen; <W 2003-05-21/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : onbepaald >
  2° De natuurverschijnselen met uitzonderlijk karakter of van uitzonderlijke hevigheid of de massieve en onvoorzienbare werking van schadelijke organismen die enkel belangrijke en algemene vernielingen hebben teweeggebracht van gronden, teelten of oogsten, evenals de ziekten en vergiftigingen met uitzonderlijk karakter die, door sterfte of verplichte slachting, belangrijke en veralgemeende verliezen van voor de landbouw nuttige dieren hebben veroorzaakt. Deze feiten worden hierna genoemd : landbouwrampen.
  Onder de toepassing van voorgaand lid vallen niet de gewone toevallige gebeurtenissen waartegen het normaal mogelijk is zich te verzekeren.
  § 2. De erkenning van het schadelijk feit, de toepassing van 1° of 2° van § 1 rechtvaardigend, maakt, voor elke ramp, het voorwerp uit van een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit. Dit besluit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken getroffen indien het een algemene ramp betreft en op voordracht van de Minister van Landbouw getroffen indien het een landbouwramp betreft, omschrijft de geografische uitgestrektheid van het toepassingsgebied van de wet. <NOTA : de gegevensbank OPSCHRIFTEN raadplegen via het woord "ramp">
  (§ 3. Voor wat de algemene rampen betreft, is deze wet niet van toepassing op goederen die in principe kunnen verzekerd worden door een verzekeringsovereenkomst overeenkomstig de artikelen 68-1 en volgende van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, behoudens :
  1° wat bedoeld is in Hoofdstuk V van deze titel,
  2° wanneer de getroffen goederen niet verzekerd zijn omwille van de financiële toestand van de houder van het verzekeringsbelang.
  De Koning stelt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden vast om van de bepalingen van punt 2° van het vorige lid te genieten.) <W 2003-05-21/33, art. 4, 007; Inwerkingtreding : onbepaald >

Art. 2_WAALS_GEWEST.   § 1. Als schadelijke feiten, bedoeld in artikel 1, § 1, worden in aanmerking genomen :  1° [1 ...]1  2° De natuurverschijnselen met uitzonderlijk karakter of van uitzonderlijke hevigheid of de massieve en onvoorzienbare werking van schadelijke organismen die enkel belangrijke en algemene vernielingen hebben teweeggebracht van gronden, teelten of oogsten, evenals de ziekten en vergiftigingen met uitzonderlijk karakter die, door sterfte of verplichte slachting, belangrijke en veralgemeende verliezen van voor de landbouw nuttige dieren hebben veroorzaakt. Deze feiten worden hierna genoemd : landbouwrampen.  Onder de toepassing van voorgaand lid vallen niet de gewone toevallige gebeurtenissen waartegen het normaal mogelijk is zich te verzekeren.  § 2. [2 De erkenning van het schadelijk feit, de toepassing van 2° van paragraaf 1 rechtvaardigend, maakt, voor elke ramp, het voorwerp uit van een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit. Dit besluit wordt genomen op de voordracht van de Minister van Landbouw. Het omschrijft de geografische uitgestrektheid van het toepassingsgebied van de wet.]2  § 3. [1 ...]1  
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/48, art. 26,§1, 011; Inwerkingtreding : 27-10-2016>
  (2)<DWG 2016-05-26/48, art. 26,§2, 011; Inwerkingtreding : 27-10-2016>

HOOFDSTUK 2. - Bepalingen die de vergoeding regelen.
Afdeling 1. - Vergoedbare goederen.
Art.3. Onverminderd de bepalingen van artikel 4, kan alleen tot financiële tegemoetkoming aanleiding geven, de schade veroorzaakt aan hierna bepaalde private goederen :
  A. In geval van algemene ramp :
  1° de gebouwde onroerende goederen;
  2° de bosaanplantingen;
  3° de beweegbare lokalen die tot woning dienen;
  4° de roerende goederen bestemd voor dagelijks of huiselijk gebruik, waarvan de benaming vastgesteld is door de Koning;
  5° de andere lichamelijke, onroerende goederen, met uitsluiting van de fondsen en speciën, als deze goederen, in België, aangewend worden :
  - hetzij voor de uitbating van een nijverheids-, ambachts-, handels-, land- of tuinbouwonderneming;
  - hetzij voor de uitoefening van elk ander beroep;
  - hetzij voor de bedrijvigheden van een openbare instelling, van een instelling van openbaar nut of van een vereniging zonder winstgevend doel.
  De aldus bepaalde goederen omvatten de produkten van de uitbating, van het beroep of van de hierboven bedoelde bedrijvigheden.
  B. In geval van landbouwramp;
  1° de gronden met landbouw- of tuinbouwbestemming;
  2° de teelten;
  3° de oogsten;
  4° de voor de landbouw nuttige dieren.

Art. 3_WAALS_GEWEST.    Onverminderd de bepalingen van artikel 4, kan alleen tot financiële tegemoetkoming aanleiding geven, de schade veroorzaakt aan hierna bepaalde private goederen :  A. [1 ...]1  B. In geval van landbouwramp;  1° de gronden met landbouw- of tuinbouwbestemming;  2° de teelten;  3° de oogsten;  4° de voor de landbouw nuttige dieren.
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/48, art. 26,§1, 011; Inwerkingtreding : 27-10-2016>


Art.4. Is van toepassing van de huidige wet uitgesloten de schade veroorzaakt :
  1° aan de schepen en boten zoals zij in de artikelen 1 en 271 van Boek II van het Wetboek van Koophandel zijn bepaald;
  2° aan de goederen of delen van goederen met weeldekarakter;
  3° aan de goederen waarvan het bewezen is dat hun aanwezigheid, op het ogenblik van het schadelijk feit, op de plaats waar zij geteisterd werden, in hoofde van geteisterde, een schuld, een nalatigheid of een onvoorzichtigheid uitmaakt;
  4° aan de in artikel 3 bepaalde goederen, telkens de schade veroorzaakt is door risico's die normaal door verzekeringscontracten kunnen worden gedekt, namelijk :
  a) de brand, de bliksem, de ontploffing, alsook de andere risico's die door de Koning aangeduid worden op voorstel van de Controledienst voor de Verzekeringen ingesteld door de wet van 9 juli 1975, uitgezonderd de beplantingen, de teelten, de oogsten te velde, de gronderven en hun aanleg of infrastructuuruitrusting;
  b) de hagel, uitsluitend voor de beplantingen, teelten en oogsten te velde die uitdrukkelijk door de Koning aangeduid worden.

Afdeling 2. - Rechthebbenden.
Art.5. § 1. Het recht op de financiële tegemoetkoming ontstaat op het ogenblik van de schade in hoofde van degene die, op dat ogenblik :
  1° eigenaar is van het geteisterde goed, zo het gaat om algemene rampen;
  2° het geteisterde goed uitbaat, zo het gaat om landbouwrampen behalve zo het gaat om rampen betreffende de voor de landbouw nuttige dieren waarvoor dit recht in hoofde van hun eigenaar ontstaat.
  Het heeft hetzelfde karakter, roerend of onroerend, als het geteisterde goed.
  § 2. Voor de toepassing van de huidige wet, wordt geacht eigenaar te zijn van het goed, degene die, op het ogenblik van de schade :
  - titularis is van een recht van erfpacht of van opstal;
  - huurder of koper is van een goed volgens een contract van " huurkoop " of van een contract van verkoop op afbetaling.

Art. 5_WAALS_GEWEST.    § 1. Het recht op de financiële tegemoetkoming ontstaat op het ogenblik van de schade in hoofde van degene die, op dat ogenblik :  1° [1 ...]1  2° het geteisterde goed uitbaat, zo het gaat om landbouwrampen behalve zo het gaat om rampen betreffende de voor de landbouw nuttige dieren waarvoor dit recht in hoofde van hun eigenaar ontstaat.  Het heeft hetzelfde karakter, roerend of onroerend, als het geteisterde goed.  § 2. Voor de toepassing van de huidige wet, wordt geacht eigenaar te zijn van het goed, degene die, op het ogenblik van de schade :  - titularis is van een recht van erfpacht of van opstal;  - huurder of koper is van een goed volgens een contract van " huurkoop " of van een contract van verkoop op afbetaling.
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/48, art. 26,§1, 011; Inwerkingtreding : 27-10-2016>


Art.6. § 1. Kunnen op de financiële tegemoetkoming geregeld bij deze wet aanspraak maken :
  a) de natuurlijke personen die, op de datum van de schade, Belg zijn of onderhorigen zijn van een andere Staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Gemeenschap;
  b) de andere natuurlijke personen, die, op de datum van de schade, een gewone verblijfplaats in België hebben;
  c) de openbare instellingen of de instellingen van openbaar nut, als dusdanig officieel erkend op de datum van de schade;
  d) de verenigingen zonder winstgevend doel die, op de datum van de schade, hun maatschappelijke zetel in België hebben en die welke, zonder er hun maatschappelijke zetel te hebben, in België bedrijvigheden uitoefenen behorende tot een openbare eredienst, de menslievendheid, de opvoeding, het onderwijs, de cultuur, de sport, het wetenschappelijk onderzoek of de sociale sector;
  e) de andere rechtspersonen die, op de datum van de schade, in België, tegelijk :
  - hun maatschappelijke zetel of een bestendig bijkantoor hebben;
  - minstens een vast kantoor voor uitbating of van bedrijvigheden hebben.
  § 2. Als een geteisterd goed behoort tot een huwelijksgemeenschap, wordt de financiële tegemoetkoming betrekking hebbende op dit goed met de helft verminderd als een van de echtgenoten aan geen van de voorwaarden, bepaald onder a) en b) van § 1 voldoet.
  § 3. De natuurlijke of rechtspersonen die niet voldoen aan de voorwaarden vastgesteld in § 1 worden toegelaten tot het genot van deze wet in de mate bepaald door internationale akkoorden of in geval van wederkerigheid van de rechten op vergoeding uit hoofde van schade identiek aan deze bedoeld bij deze huidige wet.

Art.7. De personen die bijgedragen hebben tot het zich voordoen van de schade, worden van het genot van de bij deze wet voorziene financiële tegemoetkoming uitgesloten, in de mate waarin het ontstaan van de schade aan hun handeling of aan hun nalatigheid te wijten is.

Afdeling 3. - Vaststelling en aanwending van de financiële Staatstegemoetkoming.
Art.8. § 1. De bij toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk in aanmerking genomen schade wordt geraamd :
  A. in geval van algemene ramp, op basis van de normale kosten, op de dag van het schadelijk feit, van de herstelling, van de wederopbouw of van de wedersamenstelling van de geteisterde goederen, het bedrag van de overeenstemmende belastingen inbegrepen, rekening houdend met de wederbruikbare delen of elementen, alsmede met de waarde van de terugverkrijgbare materialen of elementen en van de wrakken of het schroot.
  Voor elk geteisterd goed, wordt het nettobedrag van de schade geacht gelijk te zijn aan de in vorige alinea bedoelde kosten, na aftrek van de waardevermindering, op de dag van het schadelijk feit, van het betrokken goed of van sommige van zijn elementen, ten gevolge van materiële of economische vetusteit.
  B. in geval van landbouwramp :
  1° op basis van het werkelijk verlies berekend volgens de marktprijzen op de dag der teistering, voor de teelten, oogsten en voor de landbouw nuttige dieren;
  2° op basis van de wedersamenstelling volgens de normale staat van vruchtbaarheid voor de gronden bestemd voor landbouw en tuinbouw.
  § 2. De Koning stelt bij een Ministerraad overlegd besluit de wijzen vast van het schatten van de schade overeenkomstig de bepalingen van § 1 en volgens de aard van de geteisterde goederen. Deze wijzen van schatten kunnen forfaitaire regelen omvatten zowel voor de bepaling van de omvang van de schade als voor haar raming.

Art. 8_WAALS_GEWEST.    § 1. De bij toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk in aanmerking genomen schade wordt geraamd :  A. [1 ...]1  B. in geval van landbouwramp :  1° op basis van het werkelijk verlies berekend volgens de marktprijzen op de dag der teistering, voor de teelten, oogsten en voor de landbouw nuttige dieren;  2° op basis van de wedersamenstelling volgens de normale staat van vruchtbaarheid voor de gronden bestemd voor landbouw en tuinbouw.  § 2. De Koning stelt bij een Ministerraad overlegd besluit de wijzen vast van het schatten van de schade overeenkomstig de bepalingen van § 1 en volgens de aard van de geteisterde goederen. Deze wijzen van schatten kunnen forfaitaire regelen omvatten zowel voor de bepaling van de omvang van de schade als voor haar raming.
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/48, art. 26,§1, 011; Inwerkingtreding : 27-10-2016>


Art.9. De financiële tegemoetkoming van de Staat bestaat :
  A. in geval van algemene ramp :
  1° in het toekennen van een herstelvergoeding berekend volgens de wijzen vastgesteld in artikel 10;
  2° in het verlenen van de Staatswaarborg en het ten laste nemen door de Staat van interesten en kosten betreffende de herstelkredieten tegen verlaagde rentevoet die voor de geteisterden worden geopend, als aanvulling van de herstelvergoeding, onder de in artikel 11 bepaalde voorwaarden.
  B. in geval van landbouwramp :
  1° in het toekennen van een herstelvergoeding globaal berekend voor het geheel van de schade gelegen door een zelfde getroffene, op basis van het netto totaal bedrag van deze schade en volgens percentages veranderlijk per gedeelten van dit bedrag; deze percentages worden vastgesteld door de Koning, bij besluit overlegd in Ministerraad;
  2° in het toekennen van de Staatswaarborg en het ten laste nemen door de Staat van de interesten en kosten van de herstelkredieten tegen verlaagde rentevoet die verleend worden door een kredietorganisme erkend door het Landbouwinvesteringsfonds op basis van artikel 3 van de wet van 15 februari 1961 houdende oprichting van dat Fonds en volgens de in hiernavolgend artikel 11 bepaalde voorwaarden.

Art. 9_WAALS_GEWEST.    De financiële tegemoetkoming van de Staat bestaat :  A. [1 ...]1  B. in geval van landbouwramp :  1° in het toekennen van een herstelvergoeding globaal berekend voor het geheel van de schade gelegen door een zelfde getroffene, op basis van het netto totaal bedrag van deze schade en volgens percentages veranderlijk per gedeelten van dit bedrag; deze percentages worden vastgesteld door de Koning, bij besluit overlegd in Ministerraad;  2° in het toekennen van de Staatswaarborg en het ten laste nemen door de Staat van de interesten en kosten van de herstelkredieten tegen verlaagde rentevoet die verleend worden door een kredietorganisme erkend door het Landbouwinvesteringsfonds op basis van artikel 3 van de wet van 15 februari 1961 houdende oprichting van dat Fonds en volgens de in hiernavolgend artikel 11 bepaalde voorwaarden.
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/48, art. 26,§1, 011; Inwerkingtreding : 27-10-2016>


Art.10. § 1. Het bedrag van de in artikel 9, A, 1°, bedoelde herstelvergoeding wordt globaal berekend voor het geheel van de schade gelegen door een getroffene, op basis van het nettototaalbedrag van die schade, zoals het bepaald is in artikel 8, A), en op volgende wijzen :
  1° het nettobedrag van de schade betreffende de roerende goederen bestemd voor dagelijks of huiselijk gebruik bedoeld in artikel 3, A, 4°, wordt vastgesteld volgens forfaitaire schalen die worden vastgesteld bij in Ministerraad overlegd koninklijk besluit en die zowel het maximum aantal van de verschillende elementen, die in verhouding tot samenstelling van het gezin van de geteisterde voor vergoeding in aanmerking worden genomen, bepalen als de eenheidsprijzen van deze elementen, gebaseerd op de gemiddelde prijs in gewone hoedanigheid;
  2° als vrijstelling wordt geen enkele vergoeding toegekend als het totaal nettobedrag der schade, die kan in aanmerking genomen worden in hoofde van geteisterde, de (250 EUR) niet overschrijdt. <KB 2000-07-20/54, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  Er wordt, als abattement, geen vergoeding toegekend tot een beloop van hetzelfde nettobedrag der schade, als het totaal bedrag van de schade, aangenomen voor de berekening van de herstelvergoeding, de vrijstelling overschrijdt.
  Wanneer de schade betrekkelijk de vermogens, eigen of gemeen, van twee echtgenoten in totaal de waarden van (250 EUR) te boven gaat, is er geen aanleiding tot toepassing van de in 2° hierboven bedoelde vrijstelling op dat of die vermogens waarvan de schade lager is dan voormeld bedrag. <KB 2000-07-20/54, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  In dat geval wordt het abattement van (250 EUR) dat overeenkomt met de eerste van de in 3° hierna bedoelde schadeschijven bij voorrang op de gemene schade toegepast; het eventuele saldo of, bij ontstentenis van gemene schade, de geheelheid van het abattement wordt toegepast op de schade van de eigen vermogens in verhouding tot de respectieve bedragen ervan. Voor zover er na toepassing van het abattement een rest blijft, wordt de eerste schijf van de schade van elk eigen vermogen vergoed met toepassing van de coëfficiënt die geldt voor de schadeschijf begrepen tussen (250 EUR) en (2.500 EUR). <KB 2000-07-20/54, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  Wanneer de getroffen goederen op de dag van de teistering in onverdeeldheid toebehoren aan broeders en zusters of aan hun afstammelingen, al dan niet samen met ascendenten, of aan een kind of zijn afstammelingen en aan ascendent, en de schade betrekkelijk het totaal dezer goederen het bedrag van (250 EUR) te boven gaat, met de vrijstelling niet toegepast worden wegens de betrokken medeëigenaar of medeëigenaars die schade geleden hebben, lager dan dat bedrag. <KB 2000-07-20/54, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  In het in voorgaand lid bedoelde geval wordt slechts éénmaal een abattement van (250 EUR), dat overeenkomt met de eerste van in 3° hierna bedoelde schijven der schade, toegepast op het geheel van de aan de onverdeelde goederen veroorzaakte schade en wordt het berekend naar verhouding van het aandeel van elke medeëigenaar. <KB 2000-07-20/54, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  Na toepassing van het aldus berekende abattement wordt het overschot van de eerste schijf van de schade van ieder medeëigenaar vergoed op basis van de coëfficiënt, toepasselijk op de tussen (250 EUR) en (2.500 EUR) begrepen schadeschijf. <KB 2000-07-20/54, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  Het genot van de bepalingen van de drie voorafgaande alinea's is beperkt tot diegenen onder de medeëigenaars, die daarenboven geen schade geleden hebben aan goederen vreemd aan de onverdeeldheid;
  3° als het aangenomen bedrag van de schade de vrijstelling bepaald onder 2°, 1e lid, overschrijdt, wordt de herstelvergoeding berekend per schijven van het totaal nettobedrag der schade aangenomen in hoofde van geteisterde, waarbij op elke schijf de overeenstemmende coëfficiënt toegepast wordt, volgens de tabel hierna :


[ Schrijven van het netto
  totaal schadebedrag (in euro)
Vergoedingscoefficienten
0 tot ............................................ 250
  (aftrekbaar)
0,0
250 tot ....................................... 25000,8
2 500 tot ................................. 15 0001,0
15 000 tot ............................... 25 0000,8
25 000 tot ............................... 37 0000,6
37 000 tot ............................. 250 0000,4
meer dan 250 0000,0 ]
<M 1999-12-23/42, art. 1, 005; <b> Inwerkingtreding : </b> 01-09-1998>
<KB 2000-07-20/54, art. 5, 006; <b> Inwerkingtreding : </b> 01-01-2002>

  De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, het in 2° hierboven vastgestelde bedrag van de vrijstelling, alsmede de in deze 3° bepaalde grenzen van de schijven aanpassen volgens de evolutie van de gemiddelde algemene kosten van de wedersamenstelling of van de herstelling der goederen, telkens als de officiële index van de kleinhandelsprijzen met 20 pct. is gestegen in vergelijking met die welke betrekking heeft op de maand in de loop waarvan deze wet in werking treedt;
  4° de overeenkomstig de bepalingen van 3° berekende herstelvergoeding wordt vermeerderd :
  a) met de normale kosten van de bewarende maatregelen en werken met voorlopig karakter, uitgevoerd op kosten van de geteisterde en als nuttig erkend voor het beperken van de schade;
  b) met het bedrag van de honoraria en kosten van de deskundigen op wie de geteisterde voor de vaststelling en de raming van zijn schade een beroep heeft gedaan, met het oog op het opmaken van zijn aanvraag tot tussenkomst. Dit bedrag wordt berekend volgens een door de Koning vastgestelde schaal.
  De geteisterde die, als honoraria en kosten voor deskundig onderzoek, een bedrag zou hebben betaald dat hoger is dan het uit bovenbedoelde schaal volgend bedrag, kan het ten onrechte betaalde verschil van de deskundige of van zijn rechthebbenden terugvorderen en dit niettegenstaande elke strijdige overeenkomst;
  5° de overeenkomstig de bepalingen van 3° berekende herstelvergoeding wordt verminderd :
  a) met alle bedragen, door de Belgische of buitenlandse openbare machten, door internationale organismen of door natuurlijke of rechtspersonen betaald, als dekking of als, volledig of gedeeltelijk, herstel van de in deze wet bedoelde schade.
  De uit dien hoofde betaalde of verschuldigde bedragen in uitvoering van verzekeringscontracten die de geteisterde heeft afgesloten tegen risico's, andere dan die bepaald in artikel 4, § 2, worden echter slechts tot een beloop van drie vierde ervan in mindering gebracht, eventueel met beperking tot het bijkomend gedeelte van de vergoeding waartoe de betrokken schade aanleiding zou gegeven hebben, als deze niet door een verzekeringscontract gedekt was geweest;
  b) met de normale waarde, op het ogenblik van de schade, van de werken en leveringen met definitief karakter, door de openbare machten of door instellingen van openbaar nut gedaan als herstel van de in deze wet bedoelde schade. Deze werken of leveringen moeten gemeld worden door de geteisterde aan de provinciegouverneur bevoegd voor het onderzoek van zijn aanvraag tot tussenkomst krachtens artikel 19;
  c) met de voorschotten aan de geteisterden toegekend in het raam van het Rampenfonds hernomen op de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en van de Provinciale Fondsen opgericht met het oog op de onmiddellijke hulp.
  § 2. Inzake landbouwschade zijn de hierboven onder 4° en 5° van § 1 bepaalde werkwijzen toepasselijk voor het berekenen van de in artikel 9, B, 1°, bedoelde herstelvergoeding. In deze aangelegenheid komt het bedrag der vrijstelling, evenals dat van het abattement, overeen met een percentage van de waarde der geteisterde goederen die door in Ministerraad overlegd koninklijk besluit bepaald wordt.
  De bepalingen die voorkomen in § 1, 2°, lid 3 tot 8 inbegrepen, zijn eveneens van toepassing bij een landbouwramp.
  § 3. De geteisterde mag in geen geval vergoedingen genieten hoger dan de kosten om de vernielde of beschadigde goederen onder redelijke voorwaarden weder samen te stellen.

Art. 10_WAALS_GEWEST.    § 1. Het bedrag van de in artikel 9, A, 1°, bedoelde herstelvergoeding wordt globaal berekend voor het geheel van de schade gelegen door een getroffene, op basis van het nettototaalbedrag van die schade, zoals het bepaald is in artikel 8, A), en op volgende wijzen :  1° [1 ...]1  2° als vrijstelling wordt geen enkele vergoeding toegekend als het totaal nettobedrag der schade, die kan in aanmerking genomen worden in hoofde van geteisterde, de (250 EUR) niet overschrijdt. <KB 2000-07-20/54, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002>  Er wordt, als abattement, geen vergoeding toegekend tot een beloop van hetzelfde nettobedrag der schade, als het totaal bedrag van de schade, aangenomen voor de berekening van de herstelvergoeding, de vrijstelling overschrijdt.  Wanneer de schade betrekkelijk de vermogens, eigen of gemeen, van twee echtgenoten in totaal de waarden van (250 EUR) te boven gaat, is er geen aanleiding tot toepassing van de in 2° hierboven bedoelde vrijstelling op dat of die vermogens waarvan de schade lager is dan voormeld bedrag. <KB 2000-07-20/54, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002>  In dat geval wordt het abattement van (250 EUR) dat overeenkomt met de eerste van de in 3° hierna bedoelde schadeschijven bij voorrang op de gemene schade toegepast; het eventuele saldo of, bij ontstentenis van gemene schade, de geheelheid van het abattement wordt toegepast op de schade van de eigen vermogens in verhouding tot de respectieve bedragen ervan. Voor zover er na toepassing van het abattement een rest blijft, wordt de eerste schijf van de schade van elk eigen vermogen vergoed met toepassing van de coëfficiënt die geldt voor de schadeschijf begrepen tussen (250 EUR) en (2.500 EUR). <KB 2000-07-20/54, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002>  Wanneer de getroffen goederen op de dag van de teistering in onverdeeldheid toebehoren aan broeders en zusters of aan hun afstammelingen, al dan niet samen met ascendenten, of aan een kind of zijn afstammelingen en aan ascendent, en de schade betrekkelijk het totaal dezer goederen het bedrag van (250 EUR) te boven gaat, met de vrijstelling niet toegepast worden wegens de betrokken medeëigenaar of medeëigenaars die schade geleden hebben, lager dan dat bedrag. <KB 2000-07-20/54, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002>  In het in voorgaand lid bedoelde geval wordt slechts éénmaal een abattement van (250 EUR), dat overeenkomt met de eerste van in 3° hierna bedoelde schijven der schade, toegepast op het geheel van de aan de onverdeelde goederen veroorzaakte schade en wordt het berekend naar verhouding van het aandeel van elke medeëigenaar. <KB 2000-07-20/54, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002>  Na toepassing van het aldus berekende abattement wordt het overschot van de eerste schijf van de schade van ieder medeëigenaar vergoed op basis van de coëfficiënt, toepasselijk op de tussen (250 EUR) en (2.500 EUR) begrepen schadeschijf. <KB 2000-07-20/54, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002>  Het genot van de bepalingen van de drie voorafgaande alinea's is beperkt tot diegenen onder de medeëigenaars, die daarenboven geen schade geleden hebben aan goederen vreemd aan de onverdeeldheid;  3° [1 ...]1  4° de overeenkomstig de bepalingen van 3° berekende herstelvergoeding wordt vermeerderd :  a) met de normale kosten van de bewarende maatregelen en werken met voorlopig karakter, uitgevoerd op kosten van de geteisterde en als nuttig erkend voor het beperken van de schade;  b) met het bedrag van de honoraria en kosten van de deskundigen op wie de geteisterde voor de vaststelling en de raming van zijn schade een beroep heeft gedaan, met het oog op het opmaken van zijn aanvraag tot tussenkomst. Dit bedrag wordt berekend volgens een door de Koning vastgestelde schaal.  De geteisterde die, als honoraria en kosten voor deskundig onderzoek, een bedrag zou hebben betaald dat hoger is dan het uit bovenbedoelde schaal volgend bedrag, kan het ten onrechte betaalde verschil van de deskundige of van zijn rechthebbenden terugvorderen en dit niettegenstaande elke strijdige overeenkomst;  5° de overeenkomstig de bepalingen van 3° berekende herstelvergoeding wordt verminderd :  a) met alle bedragen, door de Belgische of buitenlandse openbare machten, door internationale organismen of door natuurlijke of rechtspersonen betaald, als dekking of als, volledig of gedeeltelijk, herstel van de in deze wet bedoelde schade.  De uit dien hoofde betaalde of verschuldigde bedragen in uitvoering van verzekeringscontracten die de geteisterde heeft afgesloten tegen risico's, andere dan die bepaald in artikel 4, § 2, worden echter slechts tot een beloop van drie vierde ervan in mindering gebracht, eventueel met beperking tot het bijkomend gedeelte van de vergoeding waartoe de betrokken schade aanleiding zou gegeven hebben, als deze niet door een verzekeringscontract gedekt was geweest;  b) met de normale waarde, op het ogenblik van de schade, van de werken en leveringen met definitief karakter, door de openbare machten of door instellingen van openbaar nut gedaan als herstel van de in deze wet bedoelde schade. Deze werken of leveringen moeten gemeld worden door de geteisterde aan de provinciegouverneur bevoegd voor het onderzoek van zijn aanvraag tot tussenkomst krachtens artikel 19;  c) met de voorschotten aan de geteisterden toegekend in het raam van het Rampenfonds hernomen op de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en van de Provinciale Fondsen opgericht met het oog op de onmiddellijke hulp.  § 2. Inzake landbouwschade zijn de hierboven onder 4° en 5° van § 1 bepaalde werkwijzen toepasselijk voor het berekenen van de in artikel 9, B, 1°, bedoelde herstelvergoeding. In deze aangelegenheid komt het bedrag der vrijstelling, evenals dat van het abattement, overeen met een percentage van de waarde der geteisterde goederen die door in Ministerraad overlegd koninklijk besluit bepaald wordt.  De bepalingen die voorkomen in § 1, 2°, lid 3 tot 8 inbegrepen, zijn eveneens van toepassing bij een landbouwramp.  § 3. De geteisterde mag in geen geval vergoedingen genieten hoger dan de kosten om de vernielde of beschadigde goederen onder redelijke voorwaarden weder samen te stellen.
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/48, art. 26,§1, 011; Inwerkingtreding : 27-10-2016>


Art.11. § 1. Het maximumbedrag van het herstelkrediet tegen verlaagde rentevoet, bedoeld in artikel 9, A, 2° en B, 2°, wordt beperkt tot het verschil tussen de normale kosten van de herstelling, van de wederopbouw of van de wedersamenstelling van de geteisterde goederen, zoals deze kosten bepaald worden in artikel 8, § 1, en het bedrag van de overeenstemmende vergoeding, vastgesteld in geval van algemene ramp overeenkomstig artikel 10, § 1, 3° en, in geval van landbouwramp, overeenkomstig artikel 9, B, 1°.
  § 2. Er wordt geen herstelkrediet toegekend :
  1° voor de schade geleden door de roerende goederen bestemd voor dagelijks of huiselijk gebruik bedoeld in artikel 3, A, 4°;
  2° voor de schade die niet vergoed wordt bij toepassing van de vrijstelling bedoeld in artikel 10, § 1, 2°, eerste lid en § 2, eerste lid;
  3° naar verhouding van de schade waarvoor de geteisterde vrijgesteld is van de in artikel 12 bedoelde verplichting tot wederbelegging.
  § 3. Onverminderd de bepalingen van de wet van 15 februari 1961 tot oprichting van een Landbouwinvesteringsfonds, worden de herstelkredieten voor de geteisterden geopend door kredietinstellingen die aan de staatscontrole zijn onderworpen en daartoe voor de verschillende categorieën van goederen zijn aangenomen.
  De aangenomen instellingen, de voorwaarden en de wijzen van opening der kredieten, evenals het rentevoetgedeelte en de kosten waarvan de Staat de last op zich neemt, worden bij in Ministerraad overlegd koninklijk besluit bepaald.

Art. 11_WAALS_GEWEST.    § 1. Het maximumbedrag van het herstelkrediet tegen verlaagde rentevoet, [1 bedoeld in artikel 9, B, 2°,]1 wordt beperkt tot het verschil tussen de normale kosten van de herstelling, van de wederopbouw of van de wedersamenstelling van de geteisterde goederen, zoals deze kosten bepaald worden in artikel 8, § 1, en het bedrag van de overeenstemmende vergoeding, vastgesteld in geval van algemene ramp overeenkomstig artikel 10, § 1, 3° en, in geval van landbouwramp, overeenkomstig artikel 9, B, 1°.  § 2. Er wordt geen herstelkrediet toegekend :  1° voor de schade geleden door de roerende goederen bestemd voor dagelijks of huiselijk gebruik bedoeld in artikel 3, A, 4°;  2° voor de schade die niet vergoed wordt bij toepassing van de vrijstelling [1 bedoeld in artikel 10, § 2,]1 eerste lid;  3° naar verhouding van de schade waarvoor de geteisterde vrijgesteld is van de in artikel 12 bedoelde verplichting tot wederbelegging.  § 3. Onverminderd de bepalingen van de wet van 15 februari 1961 tot oprichting van een Landbouwinvesteringsfonds, worden de herstelkredieten voor de geteisterden geopend door kredietinstellingen die aan de staatscontrole zijn onderworpen en daartoe voor de verschillende categorieën van goederen zijn aangenomen.  De aangenomen instellingen, de voorwaarden en de wijzen van opening der kredieten, evenals het rentevoetgedeelte en de kosten waarvan de Staat de last op zich neemt, worden bij in Ministerraad overlegd koninklijk besluit bepaald.
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/48, art. 26,§2, 011; Inwerkingtreding : 27-10-2016>


Art.12. § 1. De geteisterde die de financiële tussenkomst geniet is op straffe van verval, gehouden de vergoeding en het herstelkrediet te besteden aan de herstelling, de wederopbouw of de wedersamenstelling van de geteisterde goederen en dit binnen de termijn van drie jaar te rekenen vanaf de datum waarop de vergoedingsbeslissing definitief geworden is. Het is hem evenwel toegestaan, over te gaan tot een nieuwe inrichting van de verschillende elementen die de vermelde goederen samenstellen, op voorwaarde er noch de aard, noch de bestemming van te wijzigen.
  De wederbelegging gedaan in dezelfde voorwaarden, vóór de toekenning van de financiële tegemoetkoming, is geldig.
  § 2. De Koning stelt de wijzen van toezicht op de wederbelegging vast en bepaalt de voorwaarden waarin de vrijstelling van de wederbelegging of afwijkingen van de bepalingen van § 1 kunnen worden toegestaan.
  In geval van vrijstelling van wederbelegging of van machtiging een vervangend onroerend goed te verwerven, omvatten deze voorwaarden de beperking van de financiële tegemoetkoming die op de overeenkomstig geteisterde goederen betrekking heeft tot het bedrag van de schade geraamd op basis van de handelswaarde van deze goederen op de dag van het schadelijk feit, bij toepassing van de bepalingen van artikel 10 en 11.
  § 3. Na het zich voordoen van een ramp, kan de Koning, bij besluit overlegd in Ministerraad, hetzij de wederopbouw verbieden in de geteisterde zone of in zekere gedeelten hiervan van de vernielde onroerende goederen, hetzij voor hun wederopbouw op dezelfde plaats bijzondere bepalingen opleggen strekkende tot het beperken van de gevolgen van een nieuwe ramp.
  Dit besluit kan een bijkomende financiële tegemoetkoming voorschrijven, in vergoeding of in herstelkrediet, wegens de bijkomende kosten voortspruitend uit de wederopbouw van het goed op een andere plaats of uit de bijzondere bepalingen bedoeld in voorgaande alinea en de wijzen van de vaststelling en van de betaling van deze tegemoetkoming bepalen.
  De Koning kan, in dezelfde voorwaarden, een bijkomende financiële tegemoetkoming voorschrijven voor de gevallen waarin het verbod een onroerend goed op zijn oude ligging wederop te bouwen of de bijzondere bepalingen opgelegd voor zijn wederopbouw op dezelfde plaats het gevolg zijn van de toepassing inzake bouwvergunning, van de voorschriften van een plan van aanleg of van een rooilijn.
  § 4. De organieke wet van 29 maart 1962 op de ruimtelijke ordening en de stedebouw, gewijzigd bij de wetten van 22 april en 22 december 1970, wordt als volgt aangevuld :
  1° bij artikel 37 van deze wet wordt het volgende lid toegevoegd :
  " 8. voor de gebouwen of vaststaande inrichtingen vernield door een natuurramp als het verbod van hun wederopbouw voortvloeit uit het koninklijk besluit genomen in uitvoering van artikel 12, § 3, eerste alinea, van de wet betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen. "
  2° bij punt 3 van artikel 43 van deze wet wordt het volgende lid toegevoegd :
  " - op voorschriften van het koninklijk besluit genomen in uitvoering van artikel 12, § 3, eerste alinea, van de wet betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen. "
  <Nota : Voor het Waalse gewest werd art. 12, § 4 gecodificeerd door BWG 1984-05-14, art. 1, B.St. 1984-05-25, bijvoegsel>

Art.12_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2019-05-02/27, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2019>


Afdeling 4. - Waarborgen van de herstelkredieten.
Art.13. § 1. De terugbetaling, in hoofdsom en nevensommen, van de in uitvoering van de bepalingen van de artikelen 9, A, 2° en B, 2°, en 11 toegestane herstelkredieten wordt gewaarborgd door een voorrecht, betrekking hebbende op de als wederbelegging herstelde, ingerichte, samengestelde of verworven goederen, en op het geheel van de goederen en onroerende goederen van de begunstigde van het krediet. Dit voorrecht kan door de akte van kredietopening echter tot sommige goederen worden beperkt.
  Als het goed dat op de dag van de teistering in onverdeeldheid was, gezamenlijk wedersamengesteld wordt door medeëigenaars waarvan slechts sommige een herstelkrediet hebben bekomen, heeft het voorrecht betrekking op de totaliteit van het wederopgebouwd goed.
  § 2. Het bij § 1 ingesteld voorrecht heeft rang :
  1° wat betreft de kredieten toegestaan voor het herstel van goederen die onroerend zijn van natuur of door bestemming :
  a) op het geteisterde goed, vóór alle voorrechten en hypotheken van vroegere datum;
  b) op de andere goederen van de schuldenaar en op alle goederen, andere dan het geteisterde goed, die als wederbelegging, hersteld, ingericht, samengesteld of verworven worden, na de voorrechten vermeld in de artikelen 19 en 20 van de hypotheekwet van 16 december 1851 evenals na alle voorrechten en hypotheken ingeschreven vóór de dag waarop het voorrecht openbaar gemaakt wordt.
  Als het geteisterde goed een onroerend goed is, dan is het voorrecht niet alleen toepasselijk op de gebouwde gedeelten, voor de wederopbouw of de herstelling waarvan de kredieten werden toegekend, maar ook op de gebouwde of niet gebouwde gedeelten die aan eenhorigheid van de wederopgebouwde of herstelde onroerende goederen zijn of die hiermede een feitelijk geheel vormen.
  2° wat betreft de kredieten toegestaan voor de wedersamenstelling van alle andere goederen :
  a) op de onroerende goederen, na het voorrecht waarvan de rang in letter a) van 1° hierboven is bepaald en na alle andere voorrechten en hypotheken van vroegere datum;
  b) op de andere goederen van de schuldenaar, vóór alle op handelszaken gevestigde voorrechten en pandrechten, onder voorbehoud echter van het voorrecht van de gerechtskosten, [1 evenals van het in artikel 1 van titel XVII, boek III, van het Burgerlijk Wetboek, bedoelde recht van de pandhouder]1, maar alleen voor zover dit laatste vóór de toekenning van het krediet werd gevestigd.
  ----------
  (1)<W 2013-07-11/19, art. 95, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 13_WAALS_GEWEST.    § 1. De terugbetaling, in hoofdsom en nevensommen, van de in uitvoering van [1 de bepalingen van de artikelen 9, B, 2°, en 11,]1 toegestane herstelkredieten wordt gewaarborgd door een voorrecht, betrekking hebbende op de als wederbelegging herstelde, ingerichte, samengestelde of verworven goederen, en op het geheel van de goederen en onroerende goederen van de begunstigde van het krediet. Dit voorrecht kan door de akte van kredietopening echter tot sommige goederen worden beperkt.  Als het goed dat op de dag van de teistering in onverdeeldheid was, gezamenlijk wedersamengesteld wordt door medeëigenaars waarvan slechts sommige een herstelkrediet hebben bekomen, heeft het voorrecht betrekking op de totaliteit van het wederopgebouwd goed.  § 2. Het bij § 1 ingesteld voorrecht heeft rang :  1° wat betreft de kredieten toegestaan voor het herstel van goederen die onroerend zijn van natuur of door bestemming :  a) op het geteisterde goed, vóór alle voorrechten en hypotheken van vroegere datum;  b) op de andere goederen van de schuldenaar en op alle goederen, andere dan het geteisterde goed, die als wederbelegging, hersteld, ingericht, samengesteld of verworven worden, na de voorrechten vermeld in de artikelen 19 en 20 van de hypotheekwet van 16 december 1851 evenals na alle voorrechten en hypotheken ingeschreven vóór de dag waarop het voorrecht openbaar gemaakt wordt.  Als het geteisterde goed een onroerend goed is, dan is het voorrecht niet alleen toepasselijk op de gebouwde gedeelten, voor de wederopbouw of de herstelling waarvan de kredieten werden toegekend, maar ook op de gebouwde of niet gebouwde gedeelten die aan eenhorigheid van de wederopgebouwde of herstelde onroerende goederen zijn of die hiermede een feitelijk geheel vormen.  2° wat betreft de kredieten toegestaan voor de wedersamenstelling van alle andere goederen :  a) op de onroerende goederen, na het voorrecht waarvan de rang in letter a) van 1° hierboven is bepaald en na alle andere voorrechten en hypotheken van vroegere datum;  b) op de andere goederen van de schuldenaar, vóór alle op handelszaken gevestigde voorrechten en pandrechten, onder voorbehoud echter van het voorrecht van de gerechtskosten, evenals van het in 3° van artikel 20 van de hypotheekwet van 16 december 1851 bedoeld voorrecht, maar alleen voor zover dit laatste vóór de toekenning van het krediet werd gevestigd.
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/48, art. 26,§2, 011; Inwerkingtreding : 27-10-2016>

Art.14.Als de geteisterde gebruik maakt van de machtiging weder op te bouwen op een ander grondvlak dan dit van het geteisterde goed of een vervangend onroerend goed te verwerven :
  1° Neemt het in artikel 13, § 1, bepaalde voorrecht slechts rang na de voorrechten en hypotheken vroeger ingeschreven op het nieuw goed;
  2° Nemen de op het geteisterde goed ingeschreven voorrechten en hypotheken in dezelfde orde rang op het nieuw goed, maar na de vroeger ingeschreven voorrechten en hypotheken en, eventueel, na het in artikel 13, § 1, bepaalde voorrecht.
  De in 2° hierboven bedoelde voorrechten en hypotheken worden op het nieuwe goed ingeschreven op initiatief van de schuldeisers wier voorrechten en hypotheken op het geteisterde goed waren ingeschreven. Te dien einde legt de schuldeiser aan de [1 Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]1 een borderel voor, in dubbel exemplaar, waarbij de op het geteisterde goed genomen inschrijvingen, waarvan de inschrijving op het vervangingsgoed wordt gevraagd, nauwkeurig worden aangeduid. Bij dat borderel voegt hij een attest van de Minister van Openbare Werken of van zijn gemachtigde, houdende aanwijzing van het grondvlak waarop het onroerend goed zal wederopgebouwd worden, of van het vervangend onroerend goed. Zo het geteisterde goed en het vervangingsgoed niet gelegen zijn in het ambtsgebied van [1 enzelfde bevoegd kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]1, voegt hij, daarenboven, bij het borderel een hypothecair getuigschrift, afgeleverd door [1 het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]1 in wiens ambtsgebied het geteisterde goed is gelegen.
  ----------
  (1)<W 2018-07-11/07, art. 120, 014; Inwerkingtreding : 30-07-2018>

Art.15.§ 1. Het bij artikel 13, § 1, gevestigd voorrecht heeft, wat betreft de onroerende goederen, slechts uitwerking als het wordt openbaar gemaakt door inschrijving in het register van de[1 hypothecaire openbaarmaking]1.
  Om deze inschrijving te bewerkstelligen, legt het schuldeisend organisme aan de [1 Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]1 hetzij het origineel voor, hetzij een voor eensluidend verklaard afschrift van de kredietakte en voegt daarbij een door hem ondertekend borderel in dubbel exemplaar en dat de inlichtingen bevat voorgeschreven door artikel 83 van de hypotheekwet van 16 december 1851 en door de artikelen 12 en 16 van de wet van 10 oktober 1913, wijzigende de hypoteekwet en de wet op de gerechtelijke uitwinning en regelende opnieuw de organisatie van de hypotheekbewaring.
  De borderellen geven eveneens een nadere omschrijving van de eigendomstitel van de schuldenaar.
  Om de in artikel 13, § 2, bepaalde rang te behouden, moet de inschrijving worden gevraagd binnen de termijn van een maand te rekenen van de dag van de akte waarbij de kredietopening wordt vastgesteld en zij vermeld dat het krediet wordt toegestaan voor het herstel van de goederen waarop de inschrijving wordt gevraagd.
  Wordt de inschrijving tegelijk op de te herstellen goederen en op andere goederen aangevraagd, dan vermelden de akten en borderellen uitdrukkelijk de twee groepen goederen die met het voorrecht worden bezwaard.
  § 2. De inschrijvingen van het voorrecht worden doorgehaald of verminderd onder de voorwaarden, bepaald in de artikelen 92 tot 95 van de hypotheekwet van 16 december 1851.
  De doorhaling of de vermindering kan door de [1Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie ]1 echter worden gedaan krachtens een in twee originelen opgemaakte onderhandse akte en op vertoon van het borderel bevattende de vermelding van de inschrijving van het voorrecht.
  [1 Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]1 maakt op dit borderel melding van de gehele of gedeeltelijke doorhaling van de inschrijving.
  ----------
  (1)<W 2018-07-11/07, art. 121, 014; Inwerkingtreding : 30-07-2018>

Art.16. Op verzoek van het schuldeisend organisme, verleent de rechter der beslagleggingen, onder wiens bevoegdheid de met een voorrecht bezwaarde goederen ressorteren, aan de krediettitel uitvoerbare kracht.

HOOFDSTUK 3. - De procedure.
Afdeling 1. - Procedure in eerste aanleg inzake definitieve vergoeding.
Art.17. § 1. De aanvraag tot financiële tegemoetkoming wordt aan de gouverneur van de provincie van de plaats van de teistering gericht. Ze moet door de belanghebbende of door een advocaat worden ondertekend.
  Als de geteisterde goederen afhangen van een onverdeeldheid, kan de aanvraag ingediend worden door een van de eigenaars in onverdeeldheid, namens die van zijn medeëigenaars in onverdeeldheid, die hem daartoe volmacht gegeven hebben.
  § 2. De geteisterde die in verschillende provincies schade geleden heeft, richt zijn aanvraag, betrekking hebbende op het geheel van zijn schade, aan de gouverneur van één dezer provincies, naar zijn keuze.
  § 3. De aanvraag bevat keuze van woonplaats in België.
  De keuze van woonplaats is geldig voor de gehele procedure als zij niet gewijzigd wordt door een verklaring, bij ter post aangetekende brief, gericht aan de gouverneur die de aanvraag tot tegemoetkoming heeft ontvangen.
  § 4. De voorwaarden van vorm en termijn van indiening der aanvragen worden door de Koning vastgesteld.

Art.18. Een stelsel van prioriteiten, regelend de orde van de in onderzoeksstelling van de aanvragen tot tegemoetkoming volgens wijzen vastgesteld door de Koning, kan door de gouverneur worden toegepast, als hij oordeelt dat het aantal en de omvang van de teisteringen het noodzakelijk maken.

Art.19. § 1. Het onderzoek van de aanvraag tot tegemoetkoming wordt gedaan door de provinciegouverneur bij wie de aanvraag aanhangig is gemaakt, overeenkomstig de bepalingen van artikel 17 of door zijn gemachtigde.
  Binnen het raam van dit onderzoek, wordt de vaststelling van de schade tegensprekelijk gedaan tussen de deskundige aangewezen door de gouverneur en de belanghebbende geteisterde of zijn gevolmachtigde.
  Een afschrift van het verslag van de vaststelling van de schade wordt bij ter post aangetekende zending aan de belanghebbende toegezonden.
  § 2. De gouverneur of zijn gemachtigde betekent gelijktijdig, bij ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs, aan belanghebbende en aan de Minister van Openbare Werken of de Minister van Landbouw, naargelang van het geval, een voor eensluidend verklaard afschrift van zijn gemotiveerde beslissing die uitspraak doet over de aanvraag en, als er aanleiding toe bestaat, het bedrag vaststelt van de vergoeding en van het maximumbedrag, per categorie van goederen, van het aanvullend herstelkrediet, met vermelding van de kredietinstellingen bevoegd voor het toekennen van dat krediet.

Art. 19_WAALS_GEWEST.    § 1. Het onderzoek van de aanvraag tot tegemoetkoming wordt gedaan door de provinciegouverneur bij wie de aanvraag aanhangig is gemaakt, overeenkomstig de bepalingen van artikel 17 of door zijn gemachtigde.  Binnen het raam van dit onderzoek, wordt de vaststelling van de schade tegensprekelijk gedaan tussen de deskundige aangewezen door de gouverneur en de belanghebbende geteisterde of zijn gevolmachtigde.  Een afschrift van het verslag van de vaststelling van de schade wordt bij ter post aangetekende zending aan de belanghebbende toegezonden.  § 2. De gouverneur of zijn gemachtigde betekent gelijktijdig, bij ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs, [1 aan belanghebbende en aan de Minister van Landbouw]1 een voor eensluidend verklaard afschrift van zijn gemotiveerde beslissing die uitspraak doet over de aanvraag en, als er aanleiding toe bestaat, het bedrag vaststelt van de vergoeding en van het maximumbedrag, per categorie van goederen, van het aanvullend herstelkrediet, met vermelding van de kredietinstellingen bevoegd voor het toekennen van dat krediet.
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/48, art. 26,§2, 011; Inwerkingtreding : 27-10-2016>


Art.20. § 1. De belanghebbende beschikt over een termijn van een maand te rekenen van de ontvangst van de betekening van de aangetekende brief bedoeld in artikel 19, § 2, om aan de gouverneur zijn instemming met de beslissing te doen kennen. Gedurende deze termijn wordt het dossier te zijner beschikking gehouden ten zetel van het provinciaal gouvernement voor inzicht zonder verplaatsing.
  § 2. In geval van instemming van belanghebbende of bij gebrek aan voorziening van zijnentwege overeenkomstig artikel 21, wordt de beslissing definitief, uitgezonderd als de Minister van Openbare Werken of de Minister van Landbouw, naargelang van het geval, gebruik maakt van het in hetzelfde artikel bedoelde recht op voorziening.

Art. 20_WAALS_GEWEST.    § 1. De belanghebbende beschikt over een termijn van een maand te rekenen van de ontvangst van de betekening van de aangetekende brief bedoeld in artikel 19, § 2, om aan de gouverneur zijn instemming met de beslissing te doen kennen. Gedurende deze termijn wordt het dossier te zijner beschikking gehouden ten zetel van het provinciaal gouvernement voor inzicht zonder verplaatsing.  § 2. In geval van instemming van belanghebbende of bij gebrek aan voorziening van zijnentwege overeenkomstig artikel 21, wordt de beslissing definitief, [1 behalve als de Minister van Landbouw]1 gebruik maakt van het in hetzelfde artikel bedoelde recht op voorziening.
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/48, art. 26,§2, 011; Inwerkingtreding : 27-10-2016>


Afdeling 2. - Voorzieningsprocedure inzake definitieve vergoeding.
Art.21. De belanghebbende, en, naargelang van het geval, de Minister van Openbare Werken of de Minister van Landbouw, of hun gemachtigde, kunnen voorziening instellen, zich houdend aan de bepalingen van artikel 22, bij het Hof van Beroep van het ambtsgebied waarin zich de provincie bevindt waarvan de gouverneur in eerste aanleg heeft uitspraak gedaan.

Art. 21_WAALS_GEWEST.    [1 De belanghebbende en de Minister van Landbouw, of diens gemachtigde, kunnen]1 voorziening instellen, zich houdend aan de bepalingen van artikel 22, bij het Hof van Beroep van het ambtsgebied waarin zich de provincie bevindt waarvan de gouverneur in eerste aanleg heeft uitspraak gedaan.
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/48, art. 26,§2, 011; Inwerkingtreding : 27-10-2016>


Art.22. § 1. De voorziening wordt ingesteld in de vorm van een verzoekschrift in zoveel exemplaren als er betrokken partijen zijn. Het verzoekschrift wordt persoonlijk of door een advocaat ondertekend; het wordt, op straffe van verval, bij de griffie van het Hof van Beroep ingediend, binnen de maand na de ontvangst van de in artikel 19, § 2, bedoelde aangetekende brief.
  § 2. Het verzoekschrift vermeldt :
  1° de dag, de maand en het jaar;
  2° de naam, de voornaam, het beroep en de woonplaats van de eiser;
  3° de beslissing waartegen de voorziening ingesteld wordt;
  4° de beknopte opsomming van de grieven;
  5° eventueel, naam en adres van de advocaat van de eiser.

Art.23. Bij de ontvangst van de voorziening betekent de griffier van het Hof van Beroep deze, bij gerechtsbrief, aan de bevoegde Minister of aan de belanghebbende, naargelang van het geval, evenals, eventueel, aan de tussenkomende partij bedoeld in artikel 34 van de huidige wet, en vraagt hij aan de gouverneur een voor eensluidend verklaard afschrift van de bestreden beslissing, vergezeld van het dossier dat erop betrekking heeft.
  De gouverneur is gehouden die stukken binnen de tien dagen na de opvraging te bezorgen.

Art.24. De door de belanghebbende of door de Minister ingestelde voorziening biedt aan beide partijen de mogelijkheid alle punten van de bestreden beslissing opnieuw ter sprake te brengen.

Art.25. In het geval van voorziening ingesteld door de betrokkene is de Minister van Openbare Werken of de Minister van Landbouw, naargelang van het geval, in de zaak betrokken.

Art. 25_WAALS_GEWEST.    In het geval van voorziening ingesteld door de betrokkene is [1 de Minister van Landbouw]1 in de zaak betrokken.
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/48, art. 26,§2, 011; Inwerkingtreding : 27-10-2016>


Art.26. Als tegen de beslissing voorziening is ingesteld door de belanghebbende of door de Minister, op grond van artikel 21, kan de Minister of zijn gemachtigde, zonder te wachten totdat er door het Hof van Beroep beslist geworden is en zonder nadelige erkentenis inzake rechten der partijen, overgaan tot de provisionele uitvoering van de bestreden beslissing, in de mate dat hij er de gegrondheid niet van betwist.

Afdeling 3. - Herzieningsprocedure.
Art.27. § 1. Behalve wanneer zij het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorziening, kan de definitief geworden vergoedingsbeslissing door de gouverneur die ze gewezen heeft in de volgende gevallen vernietigd worden;
  1° als blijkt dat de belanghebbende niet aan de in artikel 6 bepaalde voorwaarden voldoet;
  2° als de belanghebbende bedrog heeft gepleegd;
  3° als de beslissing werd gewezen op stukken of verklaringen die later vals of klaarblijkelijk onjuist bevonden werden;
  4° als de belanghebbende bij toepassing van artikel 7, geheel of gedeeltelijk, van het genot, van de financiële tegemoetkoming had moeten of moet worden uitgesloten.
  De aanvraag tot vernietiging wordt ingediend door de belanghebbende of door de Minister van Openbare Werken of de Minister van Landbouw, naargelang van het geval, of hun gemachtigde.
  § 2. Onder hetzelfde voorbehoud als in § 1, kan de beslissing waarin materiële vergissingen door de gouverneur die ze gewezen heeft, verbeterd worden, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de belanghebbende of van de Minister van Openbare Werken of de Minister van Landbouw, naargelang van het geval, of hun gemachtigde.

Art. 27_WAALS_GEWEST.    § 1. Behalve wanneer zij het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorziening, kan de definitief geworden vergoedingsbeslissing door de gouverneur die ze gewezen heeft in de volgende gevallen vernietigd worden;  1° als blijkt dat de belanghebbende niet aan de in artikel 6 bepaalde voorwaarden voldoet;  2° als de belanghebbende bedrog heeft gepleegd;  3° als de beslissing werd gewezen op stukken of verklaringen die later vals of klaarblijkelijk onjuist bevonden werden;  4° als de belanghebbende bij toepassing van artikel 7, geheel of gedeeltelijk, van het genot, van de financiële tegemoetkoming had moeten of moet worden uitgesloten.  De aanvraag tot vernietiging wordt ingediend door de belanghebbende of door [1 door de Minister van Landbouw of diens gemachtigde]1.  § 2. Onder hetzelfde voorbehoud als in § 1, kan de beslissing waarin materiële vergissingen door de gouverneur die ze gewezen heeft, verbeterd worden, hetzij ambtshalve, hetzij [1 op verzoek van de belanghebbende of van de Minister van Landbouw of diens gemachtigde]1.
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/48, art. 26,§2, 011; Inwerkingtreding : 27-10-2016>


Art.28. De aanvraag tot vernietiging gegrond op artikel 27, § 1, of de aanvraag tot verbetering gegrond op artikel 27, § 2, wordt ingediend bij met redenen omkleed verzoekschrift, dat gericht wordt, bij ter post aangetekende brief, aan de gouverneur die de betrokken beslissing heeft gewezen.
  De gouverneur onderzoekt de aanvraag in dezelfde vormen als de oorspronkelijke aanvraag. In geval van aanvraag tot vernietiging doet hij bij een en dezelfde beslissing gezamenlijk uitspraak over de vernietiging en over de grond van de zaak.
  De in voorgaande alinea bedoelde beslissing evenals de verbeteringsbeslissingen gegrond op artikel 27, § 2, zijn vatbaar voor dezelfde voorzieningen als de vernietigende of verbeterde beslissingen.

Afdeling 4. - Voorschotprocedure.
Art.29. § 1. Als bijzondere omstandigheden de definitieve vergoeding der schade geleden door de geteisterde tijdelijk onmogelijk maken of als de omvang van de door de ramp veroorzaakte schade het niet mogelijk maakt die vergoeding te regelen met de spoed vereist door de dringende aard van de uit te voeren herstellingen of wedersamenstellingen, kan de provinciegouverneur of zijn gemachtigde voorschotten op de financiële tegemoetkomingen toestaan.
  De verlening van een voorschot brengt geen definitieve erkenning van de rechten van de begunstigde met zich.
  § 2. Het voorschot wordt berekend op basis van een voorlopige beoordeling van de schade en volgens de regelen bepaald in de artikelen 8 tot 11 voor de vaststelling van de definitieve vergoeding. Het kan eventueel worden beperkt tot het bedrag nodig voor de uitvoering van de herstellingswerken of van de wedersamenstellingen waarvan de dringende aard de toevlucht tot de voorschotprocedure rechtvaardigt.

Art.30. § 1. De voorschotbeslissing wordt door de gouverneur of zijn gemachtigde, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de geteisterde gewezen. In dit laatste geval betekent de gouverneur zijn beslissing van de belanghebbende binnen de maand van de ontvangst van de aanvraag.
  § 2. De voorschotbeslissing is niet vatbaar voor voorziening.
  § 3. De bepalingen van artikel 12, betreffende de besteding van de financiële tegemoetkoming, zijn op voorschotten toepasselijk.

HOOFDSTUK 4. - Rechten van derden.
Art.31. Elke afstand of indeplaatsstelling inzake uit deze wet voortvloeiende rechten is nietig en wordt geacht zich niet voorgedaan te hebben, uitgezonderd in de gevallen vermeld hierna :
  1° als er overdracht is tussen echtgenoten of tussen bloedverwanten of aanverwanten in de rechte lijn of in de zijlijn, tot de vierde graad inbegrepen, waarbij de ontbinding van het huwelijk geen beletsel is voor de toepassing van deze bepaling;
  2° als de afstand van het goed zich voordeed vóór de teistering of als hij het gevolg is van de lichting van een keuze van aankoop dagtekenend van vóór de teistering. Bij gebrek aan vaste datum oordelen de provinciegouverneur bij wie de aanvraag tot tegemoetkoming overeenkomstig artikel 17 aanhangig gemaakt is of zijn gemachtigde en, in geval van voorziening, het Hof van Beroep over de vroegere dagtekening, respectievelijk in eerste en in laatste aanleg;
  3° wanneer het inbrengen in vennootschap betreft, waarvan de tegenwaarde bestaat uit maatschappelijke rechten tot een bedrag van minstens de helft van de waarde van de financiële staatstegemoetkoming.
  4° als de overdracht het gevolg is van de omvorming of van de ontbinding van een rechtspersoon of van de samensmelting van verscheidene rechtspersonen;
  5° als het recht op de vergoeding afgestaan of toegekend wordt door een akte van verdeling of door een gelijkwaardige akte.
  (Iedere Belgische openbare macht, behalve de Staat, of ieder publiekrechtelijk persoon of lichaam die aan de getroffene een geldsom heeft gestort in de vorm van een renteloze lening, ten behoeve van de herstelling of wedersamenstelling van geteisterde goederen, kan van de getroffene een onherroepelijke opdracht krijgen om het bedrag van de vergoeding in ontvangst te nemen ten belope van de toegestane lening. De opdracht van betaling zal worden vermeld in het beschikkend gedeelte van de beslissing van de provinciegouverneur, bedoeld in artikel 19, § 2.) <W 09-07-1984, art. 1>

Art.32. § 1. Uitgezonderd in de hierna in § 2 bepaalde gevallen, kunnen de schuldeisers van de geteisterde, zelfs de hypothecaire of bevoorrechte, geen beslag onder derden leggen op de in uitvoering van deze wet toegekende herstelvergoedingen en herstelkredieten.
  § 2. Er kan echter op de herstelvergoeding beslag onder derden worden gelegd, overeenkomstig het gemeen recht :
  1° door de verkoper van het goed, tot het bedrag van het niet-betaalde deel van een geviseerd goed dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een contract van " huurkoop " of van verkoop op afbetaling, bedoeld in artikel 5, § 2;
  2° door de belanghebbende, dienstverstrekkers of leveranciers, tot het verschuldigd blijvend bedrag wegens diensten of leveringen verricht met het oog op het herstel of de wedersamenstelling van het geteisterde goed;
  3° door elke schuldeiser tot het bedrag dat niet aan de wederbeleggingsverplichting is onderworpen krachtens een in uitvoering van artikel 12, § 2, verleende vrijstelling.
  § 3. De schuldeisers van de ondernemers van aanbestede werken uitgevoerd of uit te voeren voor rekening van de geteisterden, als herstel van hun schade, kunnen, gedurende de uitvoering van deze werken, geen beslag onder derden leggen noch verzet aantekenen wat betreft de bedragen, toekomend aan de vermelde ondernemers van aanbestede werken, normaal af te nemen op de vergoedingen of voorschotten toegekend krachtens deze wet.
  Er wordt alleen maar uitzondering gemaakt voor de schuldvorderingen die als oorzaak hebben de uitvoering zelf van de werken, zoals de lonen van de werklieden tewerkgesteld door de ondernemers en de bedragen verschuldigd voor dienstverstrekkingen en leveringen van materialen of andere voorwerpen gediend hebbende of dienende voor de werken van wederopbouw.
  Na de definitieve ontvangst van de werken kunnen de schuldeisers van de ondernemers of van de ondernemers van aanbestede werken beslag onder derden leggen of verzet aantekenen wat betreft de bedragen die aan deze laatste verschuldigd zullen blijven, maar na betaling van alle bevoorrechte schulden.

Art.33. Beslag onder derden, verzet, afstand of opheffing van gerechtelijk beslag, met betrekking tot de bij toepassing van deze wet verleende of te verlenen financiële tegemoetkoming en alle andere betekeningen hebbende als voorwerp de betaling ervan te stuiten, moeten worden gedaan in handen van de beheerder van de Nationale Kas voor Rampenschade, bedoeld bij artikel 35.

Art.34. § 1. Elke schuldeiser titularis van een hypotheekrecht of van een voorrecht op het geteisterd goed, kan in de vergoedingsprocedure van zijn schuldenaar tussenkomen, met dezelfde rechten en in dezelfde vormen en termijnen als deze laatste.
  Het recht op tussenkomst wordt aan deze schuldeiser slechts toegekend op voorwaarde dat hij zijn titel en het bedrag van zijn schuldvordering, bij ter post aangetekende zending met bericht van ontvangst, betekend heeft aan de bevoegde provinciegouverneur, vooraleer deze de in artikel 19, § 2, bedoelde beslissing heeft betekend.
  § 2. Onverminderd de rechten van de Schatkist, kunnen de bevoorrechte of hypothecaire schuldeisers anders dan de kredietinstellingen bedoeld bij artikel 11, § 3, vóór het verstrijken van een termijn van drie jaar, te rekenen van de dag waarop de vergoeding van de schuldenaar kracht van gewijsde heeft gekregen, hun pand niet doen verkopen, als de vernieling of de vermindering in waarde van dat pand het gevolg is van een feit bedoeld in artikel 2 en het bedrag van de schade veroorzaakt aan het onroerend goed 25 pct. overschrijdt van de bouwwaarde van dit goed op de datum van het schadelijk feit.

HOOFDSTUK 5. - (Schade aan goederen verzekerd tegen natuurrampen).
Art. 34-1. <Ingevoegd bij W 2003-05-21/33, art. 5; Inwerkingtreding : 01-03-2006> Dit hoofdstuk is van toepassing :
  a) op goederen die worden beschouwd als eenvoudige risico's in de zin van artikel 67 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst en die verzekerd worden, op het ogenblik van het schadegeval, door een verzekeringsovereenkomst overeenkomstig de artikelen 68-1 en volgende van dezelfde wet;
  en
  b) wanneer een in artikel 68-2 van dezelfde wet bedoelde (natuurramp) zich voordoet. <KB 2005-09-17/63, art. 14, 008 ; Inwerkingtreding : 01-03-2006>

Art. 34-2. <Ingevoegd bij W 2003-05-21/33, art. 5; Inwerkingtreding : 01-03-2006> De financiële tegemoetkoming wordt slechts toegestaan in de volgende gevallen :
  1° wanneer een verzekeringsonderneming, met toepassing van artikel 68-8, § 2, van de voornoemde wet van 25 juni 1992, het totaal van de door haar te betalen vergoedingen naar aanleiding van een (natuurramp) heeft beperkt; <KB 2005-09-17/63, art. 15, 008 ; Inwerkingtreding : 01-03-2006>
  2° wanneer de verzekeringsonderneming, schuldenaar van de vergoeding haar verplichtingen niet nakomt omwille één of meerdere van de volgende omstandigheden :
  a) (...) <KB 2005-09-17/63, art. 15, 2°, 008 ; Inwerkingtreding : 01-03-2006>
  (a)) ze maakt het voorwerp uit van een afstand of intrekking van toelating in België of van een, met toepassing van artikel 71, § 1, derde lid en § 2, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, opgelegd verbod van activiteit in België <KB 2005-09-17/63, art. 15, 2°, 008 ; Inwerkingtreding : 01-03-2006>
  (b)) ze werd failliet verklaard. <KB 2005-09-17/63, art. 15, 2°, 008 ; Inwerkingtreding : 01-03-2006>

Art. 34-3. <Ingevoegd bij W 2003-05-21/33, art. 5; Inwerkingtreding : 01-03-2006> De financiële tegemoetkoming bestaat in het betalen van het gedeelte van de vergoeding dat niet door de verzekeringsonderneming aan de begunstigden van de verzekeringsovereenkomsten wordt betaald.
  (De Nationale Kas voor Rampenschade komt tussen telkens wanneer de individuele grens van tussenkomst van een verzekeringsonderneming is bereikt.) <KB 2005-09-17/63, art. 16, 1°, 008 ; Inwerkingtreding : 01-03-2006>
  (Wanneer het bedrag ten laste van de Nationale kas voor Rampenschade bedoeld bij artikel 35, 700 miljoen euro in geval van een aardbeving of 280 miljoen euro in geval van de andere verzekerde gevaren bedoeld bij artikel 68-8, § 2, voornoemd overschrijdt, wordt de financiële tussenkomst evenredig verminderd.) <KB 2005-09-17/63, art. 16, 2°, 008 ; Inwerkingtreding : 01-03-2006>

Art. 34-4. <Ingevoegd bij W 2003-05-21/33, art. 5; Inwerkingtreding : 01-03-2006> Als een verzekeringsonderneming haar interventielimiet bereikt, zoals vastgesteld met toepassing van artikel 68-8, § 2, van voornoemde wet van 25 juni 1992, dient zij bij de Nationale Kas voor Rampenschade een dossier in, teneinde het bedrag van de vergoedingen te verkrijgen waarop haar verzekerden recht hebben.
  Zodra de verzekeringsonderneming dit bedrag heeft ontvangen, keert zij het uit aan de rechthebbenden van de verzekeringsovereenkomsten.
  (De Koning bepaalt de te volgen procedure door de verzekeringsondernemingen die voor rekening van hun verzekerden een tussenkomst vragen van de Nationale Kas voor Rampenschade alsmede de regels die als basis zullen dienen voor de vaststelling van het bedrag van deze tussenkomst en de modaliteiten van de uitbetaling van voorschotten of definitieve vergoedingen door de Nationale Kas voor Rampenschade.) <KB 2005-09-17/63, art. 17, 1°, 008 ; Inwerkingtreding : 01-03-2006>
  (Wanneer een verzekeringsonderneming haar verzekerden vergoedt boven de grens van haar individuele tussenkomst, is zij gesubrogeerd ten belope van de voorgeschoten bedragen die deze grens overschrijden in de rechten en vorderingen van deze verzekerden tegenover de Nationale Kas voor Rampenschade.) <KB 2005-09-17/63, art. 17, 2°, 008 ; Inwerkingtreding : 01-03-2006>

Art. 34-5. <Ingevoegd bij W 2003-05-21/33, art. 5; Inwerkingtreding : 01-03-2006> § 1. De Koning stelt de andere voorwaarden vast waaronder de financiële tegemoetkoming kan worden toegekend.
  § 2. De gestorte financiële tegemoetkoming wordt herzien in de volgende gevallen :
  1° wanneer het bewezen is dat het eerder toegekend bedrag, verkeerd werd berekend;
  2° in geval van materiële vergissing.

Art. 34-6. <Ingevoegd bij W 2003-05-21/33, art. 5; Inwerkingtreding : 01-03-2006> In de gevallen bedoeld bij het 2° van artikel 34-2, oefent de Nationale Kas voor Rampenschade een verhaal uit tegen de verzekeringsonderneming ten belope van de betaalde vergoedingen.
  De Nationale Kas voor Rampenschade treedt in de rechten van de benadeelden in zoverre ze de schade heeft vergoed.
  De indeplaatsstelling mag geen afbreuk doen aan de rechten die benadeelden die samen met de Kas opkomen, persoonlijk zouden kunnen doen gelden. Deze benadeelden, met uitsluiting van de in hun plaats gestelden, oefenen hun rechten uit bij voorkeur boven de Kas.

TITEL 2. - Bepalingen tot regeling van de financiering.
HOOFDSTUK 1. - De Nationale Kas voor Rampenschade.
Art.35. § 1. De uitgaven betrekking hebbende op de uitvoering van deze wet te weten :
  - de herstelvergoedingen bedoeld in artikel 9, A, 1°, en B, 1°,
  - de voorschotten bedoeld in artikel 29,
  - de intrestaandelen en de kosten voortspruitende uit de toekenning, door de aangenomen instellingen, van de herstelkredieten bedoeld bij artikel 9, A, 2°, en B, 2°,
  - alle werkingsonkosten van de diensten belast met de uitvoering van de wet, (binnen de grenzen vastgesteld bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit wat de wedden of lonen betreft van de rijksambtenaren, van de ambtenaren van de provincies, de gemeenten of andere openbare diensten, die bij deze diensten gedetacheerd zijn), worden ten laste genomen en betaald volgens de wijzen vastgesteld door de Koning door de Zelfstandige Kas voor Oorlogsschade opgericht bij de wet van 19 mei 1948 en waarvan, op de datum van het van kracht worden van deze wet, de benaming vervangen wordt door die van " Nationale Kas voor Rampenschade ". <W 1990-12-28/32, art. 65, 003; Inwerkingtreding : 08-01-1991>
  (- de bij hoofdstuk V bedoelde financiële tegemoetkomingen.) <W 2003-05-21/33, art. 6, 007; Inwerkingtreding : onbepaald >
  (De vergoedingen verschuldigd ter uitvoering van artikel 42 van deze wet worden eveneens ten laste genomen en betaald op dezelfde wijze.) <W 13-08-1986, art. 1>
  § 2. Benevens de nieuwe bevoegdheden die haar krachtens deze wet worden toegekend, behoudt de Nationale Kas voor Rampenschade de bevoegdheden welke aan de Zelfstandige Kas voor Oorlogsschade werden toegekend door of bij toepassing van de wetten betreffende het herstel der oorlogsschade aan private goederen, samengeordend op 30 januari 1954, van de wet van 14 april 1965 tot regeling van de financiële staatstussenkomst wegens schade aan private goederen veroorzaakt in verband met de overgang van de Democratische Republiek Kongo tot de onafhankelijkheid en van de wet van 7 mei 1965 houdende goedkeuring van het akkoord tussen het Koninkrijk België en de Organisatie der Verenigde Naties tot regeling van de kwestie der aanspraken die Belgische onderdanen, welke in Kongo schade hebben geleden bij de Organisatie der Verenigde Naties hebben doen gelden, gesloten bij wisseling van brieven gedagtekend te New York op 20 februari 1965.

Art.36. Bij de Nationale Kas voor Rampenschade worden een " Nationaal Fonds voor Algemene Rampen " en een " Nationaal Fonds voor Landbouwrampen " geopend, met het oog op het dekken van de uitgaven die voortvloeien uit de toepassing der bepalingen van Titel I van deze wet.

Art.37.§ 1. Het " Nationaal Fonds voor Algemene Rampen " kan gestijfd worden als een ramp, erkend door de Koning overeenkomstig artikel 2, § 1, 1°, zich voordoet :
  1° door voorschotten van de Schatkist of door leningen op korte termijn aangegaan door de Nationale Kas voor Rampenschade, mits machtiging van de Minister van Financiën en volgens de wijzen vastgesteld door deze laatste;
  2° door toelagen uitgetrokken op de begroting van [1 de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken]1, indien zulks nodig is.
  § 2. De middelen van het Fonds zijn bovendien samengesteld :
  1° uit de schenkingen en legaten gedaan aan de Kas ten bate van het Fonds;
  2° uit de opbrengst van de belegging van zijn bezittingen;
  3° (uit een gedeelte van de winst van de Nationale Loterij dat bij een in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit wordt bepaald.) <W 1991-07-22/33, art. 28, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
  (4° eventueel door een gedeelte van de opbrengst van de jaarlijkse taksen op de verzekeringsverrichtingen, zoals bepaald bij de artikelen 173 tot 183 van titel XII van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen. Voor het jaar 2006 wordt 26.700.000 euro toegewezen via het toewijzingsfonds 66.80.B bedoeld in artikel 26 van de programmawet van 20 juli 2006.) <W 2006-07-20/38, art. 27, 009; Inwerkingtreding : 07-08-2006>
  ----------
  (1)<W 2019-05-02/25, art. 219, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Art.38.§ 1. De Koning kan, bij besluit overlegd in Ministerraad, ten bate van het " Nationaal Fonds voor Landbouwrampen " een bijkomende belasting instellen op de premies of bijdragen betreffende de verzekeringsovereenkomsten die, geheel of gedeeltelijk, de schade aan de in artikel 2, § 1, 2°, bedoelde goederen dekken.
  Dit besluit regelt het percentage en de wijzen van het vaststellen en van het innen van deze belasting evenals haar duur. De belasting slaat op het geheel van genoemde premies en bijdragen. Het percentage ervan mag 10 pct. van het basisbedrag waarop het berekend wordt niet overschrijden.
  § 2. Bij gebrek aan de middelen bedoeld in § 1, kan het " Nationaal Fonds voor Landbouwrampen " gestijfd worden, als een ramp, erkend overeenkomstig artikel 2, § 1, 2°, zich voordoet :
  1° door voorschotten van de Schatkist of door leningen op korte termijn aangegaan door de Nationale Kas voor Rampenschade, mits machtiging van de Minister van Financiën en volgens de wijzen vastgesteld door deze laatste.
  2° als het nodig is, door toelagen ingeschreven op de begroting van [1 de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken]1.
  § 3. De middelen van het Fonds zijn bovendien samengesteld :
  1° uit de schenkingen en legaten gedaan aan de Kas ten bate van het Fonds;
  2° uit de opbrengst van de belegging van zijn bezittingen;
  3° uit een deel van de middelen bedoeld in artikel 37, § 2, 3°, door de Koning bepaald bij een in Ministerraad overlegd besluit.
  ----------
  (1)<W 2019-05-02/25, art. 220, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Art.39.De Nationale Kas voor Rampenschade wordt belast met het beheer van de middelen van de in artikel 36 bedoelde Fondsen.
  Zij belegt de beschikbare middelen van deze Fondsen volgens de door de [1 minister van Binnenlandse Zaken]1 bepaalde wijzen.
  ----------
  (1)<W 2019-05-02/25, art. 221, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Art.40. § 1. De bepalingen van de wet van 19 mei 1948 houdende instelling van een Zelfstandige Kas voor Oorlogsschade, gewijzigd bij de wetten van 13 januari 1949, 7 maart 1960, 24 december 1965 en 13 april 1971, met uitzondering van de artikelen 2, 7 tot 10, 12 en 18, zijn toepasselijk binnen het raam van de opdracht, die aan de Nationale Kas voor Rampenschade werd aangewezen bij de artikelen 35, § 1 en 39 hierboven.
  § 2. Artikel 20 van deze zelfde wet wordt opgeheven.

Art.41.[1 Bij de afsluiting van de Nationale Kas voor Rampenschade wordt het saldo van haar bpostrekening in de Schatkist gestort.]1
  ----------
  (1)<W 2019-05-02/25, art. 222, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

HOOFDSTUK 2. - Bijzondere toelagen.
Art.42. (§ 1. De Staat kan aan de gemeenschappen, gewesten, provincies, gemeenten, intercommunales, openbare centra voor maatschappelijk welzijn, openbare instellingen die zijn belast met de organisatie van de eredienst of van het verlenen van morele diensten op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing en aan polders en wateringen, toelagen toekennen voor de wederopbouw en wedersamenstelling van hun goederen die tot het openbaar domein behoren en die vernield of beschadigd werden ten gevolge van een door de Koning erkende ramp.) <W 2003-05-21/33, art. 7, 007; Inwerkingtreding : onbepaald >
  § 2. De Koning stelt, bij besluit overlegd in Ministerraad, de verhouding vast waarin de verschillende toelagen worden toegekend, de ministeriële departementen op de begroting waarvan deze toelagen moeten worden uitgetrokken evenals de wijzen volgens welke de toelagen toegekend, tot uitbetaling gemachtigd en uitbetaald worden.

Art. 42_WAALS_GEWEST.
  <Opgeheven bij DWG 2016-05-26/48, art. 26,§1, 011; Inwerkingtreding : 27-10-2016>

TITEL 3. - Diverse bepalingen.
HOOFDSTUK 1. - Strafbepalingen en vervallenverklaring van het recht op de financiële tegemoetkoming.
Art.43. Onverminderd de toepassing van het Strafwetboek, wordt gestraft met gevangenisstraf van een tot drie jaar en met geldboete van 1 000 tot 100 000 frank, of met een van die straffen alleen :
  1° hij die opzettelijk een valse aangifte doet en hij die er wetens en willens gebruik van maakt;
  2° hij die tot staving van een aangifte een getuigschrift indient of inlichtingen verstrekt waarvan hij weet dat zij onjuist zijn en hij die er wetens en willens gebruik van maakt;
  3° hij die, belast met een opdracht van vaststelling van raming of van toezicht, opzettelijk een onjuist verslag opmaakt en hij die er wetens en willens gebruik van maakt.

Art.44. Al wie weigert stukken mede te delen of over te leggen of de voor de toepassing van deze wet nodige inlichtingen te verstrekken wordt gestraft met een geldboete van 1 000 tot 10 000 frank.
  Met dezelfde straf wordt gestraft al wie, na de begunstigde van de financiële tegemoetkoming bijstand te hebben verleend, weigert het dossier te overhandigen, uitgezonderd als de geteisterde in gebreke blijft de schattingskosten te betalen overeenkomstig de in artikel 10, § 1, 4°, b, bedoelde wettelijke schalen.

Art.45. De bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, zonder uitzondering van hoofdstuk VII en van artikel 85, zijn op de in artikelen 43 en 44 bepaalde inbreuken toepasselijk.

Art.46. Als het blijkt of als er vermoeden is dat een der in de artikelen 43 en 44 bedoelde inbreuken werd gepleegd, maakt de provinciegouverneur of zijn gemachtigde of elk ander door de Minister van Openbare Werken of door de Minister van Landbouw, bijzonder aangesteld ambtenaar, proces-verbaal op van zijn vaststellingen. Dit proces-verbaal wordt aan de Procureur des Konings overgemaakt.

Art. 46_WAALS_GEWEST.    Als het blijkt of als er vermoeden is dat een der in de artikelen 43 en 44 bedoelde inbreuken werd gepleegd, maakt de provinciegouverneur of zijn gemachtigde of elk ander [1 door de Minister van Landbouw]1 bijzonder aangesteld ambtenaar, proces-verbaal op van zijn vaststellingen. Dit proces-verbaal wordt aan de Procureur des Konings overgemaakt.
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/48, art. 26,§2, 011; Inwerkingtreding : 27-10-2016>


Art.47. Van het recht op de financiële tegemoetkoming kan, geheel of gedeeltelijk, vervallen worden verklaard hij die, door bedrog, een grotere vergoeding dan die waarop hij recht heeft, poogt te bekomen.
  De provinciegouverneur of zijn gemachtigde of het Hof van beroep, naargelang van het geval, spreekt de vervallenverklaring uit.
  De ten onrechte ontvangen sommen worden teruggegeven.

HOOFDSTUK 2. - Administratieve, fiscale en gerechtelijke bepalingen.
Art.48. § 1. Met het oog op het organiseren in alle stadia van de vergoedingsprocedure, van het toezicht op de aanvragen tot tegemoetkoming, kunnen de daartoe, door de provinciegouverneur belast met het onderzoek van de aanvragen krachtens artikel 19, § 1, of door de Minister van Openbare Werken of de Minister van Landbouw, naargelang van het geval, gemachtigde ambtenaren overgaan tot alle vaststellingen, schattingen, controles, verhoren van derden en, over het algemeen, tot alle opzoekingen en navorsingen die hen nuttig lijken.
  Ze hebben daartoe de meest uitgebreide macht om kennis en afschrift te nemen, zonder verplaatsing, van alle administratieve of gerechtelijke documenten of dossiers, van de handelsboeken of van de andere boeken, van alle documenten, stukken en van het archief van de openbare inrichtingen, van de inrichtingen van openbaar nut, van de vennootschappen en van de verenigingen.
  § 2. Als de overheden die beslissingsmacht hebben, getuigen horen, wordt het verhoor hiervan gedaan overeenkomstig de artikelen 933 tot 944 van het Gerechtelijk Wetboek.

Art. 48_WAALS_GEWEST.    § 1. Met het oog op het organiseren in alle stadia van de vergoedingsprocedure, van het toezicht op de aanvragen tot tegemoetkoming, kunnen de daartoe, door de provinciegouverneur belast met het onderzoek van de aanvragen krachtens artikel 19, § 1, [1 of door de Minister van Landbouw]1 gemachtigde ambtenaren overgaan tot alle vaststellingen, schattingen, controles, verhoren van derden en, over het algemeen, tot alle opzoekingen en navorsingen die hen nuttig lijken.  Ze hebben daartoe de meest uitgebreide macht om kennis en afschrift te nemen, zonder verplaatsing, van alle administratieve of gerechtelijke documenten of dossiers, van de handelsboeken of van de andere boeken, van alle documenten, stukken en van het archief van de openbare inrichtingen, van de inrichtingen van openbaar nut, van de vennootschappen en van de verenigingen.  § 2. Als de overheden die beslissingsmacht hebben, getuigen horen, wordt het verhoor hiervan gedaan overeenkomstig de artikelen 933 tot 944 van het Gerechtelijk Wetboek.
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/48, art. 26,§2, 011; Inwerkingtreding : 27-10-2016>


Art.49. § 1. De provinciegouverneur, de Minister van Openbare Werken en de Minister van Landbouw, of hun gemachtigde, kunnen, met het oog op het toezicht op de aanvragen tot tegemoetkoming beroep doen op deskundigen buiten de administratie, die zij eventueel ambtshalve kunnen aanwijzen.
  Voor de uitvoering van hun opdracht hebben deze deskundigen de in artikel 48, § 1, bepaalde machten. Zij leggen, in handen van de gouverneur, de bij artikel 2 van het dekreet van 20 juli 1831 voorgeschreven eed af.
  De wijzen van het beroep doen op deze deskundigen, de verplichtingen die zij hebben evenals de schalen van de hen toegekende vergoedingen worden door de Koning bepaald.
  § 2. De rijksambtenaren, de ambtenaren van de provincie, van de gemeenten of van andere openbare diensten die tijdelijk aangewezen worden voor de toepassing van deze wet op de schade voortspruitend uit een ramp kunnen, benevens de bij reglement voorziene vergoedingen voor verplaatsing en voor verblijf, genieten een toelage voor bijzondere opdracht waarvan het bedrag en de wijzen van toekenning vastgesteld worden door de Koning.

Art. 49_WAALS_GEWEST.    § 1. [1 De provinciegouverneur en de Minister van Landbouw, of diens gemachtigde]1, kunnen, met het oog op het toezicht op de aanvragen tot tegemoetkoming beroep doen op deskundigen buiten de administratie, die zij eventueel ambtshalve kunnen aanwijzen.  Voor de uitvoering van hun opdracht hebben deze deskundigen de in artikel 48, § 1, bepaalde machten. Zij leggen, in handen van de gouverneur, de bij artikel 2 van het dekreet van 20 juli 1831 voorgeschreven eed af.  De wijzen van het beroep doen op deze deskundigen, de verplichtingen die zij hebben evenals de schalen van de hen toegekende vergoedingen worden door de Koning bepaald.  § 2. De rijksambtenaren, de ambtenaren van de provincie, van de gemeenten of van andere openbare diensten die tijdelijk aangewezen worden voor de toepassing van deze wet op de schade voortspruitend uit een ramp kunnen, benevens de bij reglement voorziene vergoedingen voor verplaatsing en voor verblijf, genieten een toelage voor bijzondere opdracht waarvan het bedrag en de wijzen van toekenning vastgesteld worden door de Koning.
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/48, art. 26,§2, 011; Inwerkingtreding : 27-10-2016>


Art.50. De Nationale Kas voor Rampenschade, ingesteld bij artikel 35, treedt tot het bedrag van de toegekende vergoedingen, in de rechten en vorderingen van de begunstigden van deze wet, ten opzichte van elke natuurlijke of rechtspersoon, alsmede van elke Belgische, buitenlandse of supranationale publiekrechtelijke rechtspersoon, die gehouden is de vergoede schade geheel of ten dele te dekken of te herstellen.
  De begunstigden zijn gehouden alle documenten en stukken te verschaffen die hun gevraagd worden voor de uitoefening van deze rechten en vorderingen, op straffe van terugbetaling van de bedragen die de Nationale Kas voor Rampenschade, uit dien hoofde, niet zal kunnen terugverkrijgen.

Art.51. § 1. Bij elke ramp die de toepassing van deze wet medebrengt krachtens artikel 2, moet elke verzekeringsonderneming die erkend is of van de erkenning ontslagen is in het raam van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, aan de geteisterde die haar dat vraagt, kosteloos twee voor eensluidend verklaarde afschriften afleveren van de verzekeringscontracten die de goederen van de geteisterde dekken die gelegen zijn in de door de ramp geteisterde streek en dit binnen de termijn van tien dagen te rekenen van de datum van de ontvangst der aanvraag.
  § 2. Een voor eensluidend verklaard afschrift van elk voorstel tot betaling gedaan aan een geteisterde, in uitvoering van een verzekeringscontract en bij wijze van vergoeding van de schade veroorzaakt door de in § 1 bedoelde ramp, moet door de verzekeraar of zijn gemachtigde betekend worden aan de gouverneur der provincie waar het geteisterd goed gelegen is, bij ter post aangetekende brief, binnen de vijf dagen volgend op de datum van verzending van het voorstel aan de belanghebbenden.
  § 3. Wordt aan de in paragraaf 1 en paragraaf 2 hierboven voorgeschreven verplichtingen niet voldaan, en onverminderd de eventuele toepassing van de in artikel 44 voorgeschreven strafbepalingen, is de verzekeraar met de geteisterde hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van elk bedrag dat, ten gevolge van zijn verzuim, ten onrechte aan de geteisterde zou betaald geweest zijn of waarvan de teruggave hem niet op tijd zou kunnen gevraagd geworden zijn.

Art.52. § 1. Alle vorderingen tot terugverkrijging van de ten onrechte betaalde sommen, alsmede alle vorderingen tot teruggave, worden uitgeoefend door de Minister van Openbare Werken of door de Minister van Landbouw in dezelfde vormen als inzake domeinen. Het dwangbevel wordt door de daartoe door de bevoegde Minister gemachtigde ambtenaren uitgevaardigd; het wordt uitvoerbaar gemaakt door de directeur-generaal van het bestuur belast met de samenordening van de uitvoering van deze wet.
  § 2. Alle terugbetaalde of teruggekregen sommen worden gestort aan de Nationale Kas voor Rampenschade bedoeld in artikel 35 en volgende van Titel II.

Art. 52_WAALS_GEWEST.    § 1. Alle vorderingen tot terugverkrijging van de ten onrechte betaalde sommen, alsmede alle vorderingen tot teruggave, worden uitgeoefend [1 door de Minister van Landbouw]1 in dezelfde vormen als inzake domeinen. Het dwangbevel wordt door de daartoe door de bevoegde Minister gemachtigde ambtenaren uitgevaardigd; het wordt uitvoerbaar gemaakt door de directeur-generaal van het bestuur belast met de samenordening van de uitvoering van deze wet.  § 2. Alle terugbetaalde of teruggekregen sommen worden gestort aan de Nationale Kas voor Rampenschade bedoeld in artikel 35 en volgende van Titel II.
  ----------
  (1)<DWG 2016-05-26/48, art. 26,§2, 011; Inwerkingtreding : 27-10-2016>

Art.53. De bijstand onder bezwarende titel aan de begunstigden van deze wet, hetzij hij betrekking heeft op de vaststelling en de raming van hun schade of op het uitwerken van hun aanvraag tot tegemoetkoming, hetzij hij bestaat in hun vertegenwoordiging of in de verdediging van hun belangen voor de bevoegde administratieve overheden, kan slechts worden aangeboden of verleend door een advocaat of door een natuurlijke persoon bevoegd om het gebied van de betrokken schade, en behorende tot een beroep voor de uitoefening waarvan een diploma of een besluit van de uitvoerende macht wettelijk vereist is.

Art.54. § 1. Van rechtswege zijn nietig :
  1° alle verbintenissen strijdig met de bepalingen van artikel 53;
  2° alle overeenkomsten waarbij, ter gelegenheid van een proces-verbaal van vaststelling of van schatting, de begunstigde zich verbindt beroep te doen, voor het herstel van de geteisterde goederen, op de deskundige die het proces-verbaal opgemaakt heeft of op een ander persoon door deze deskundige aangewezen;
  3° alle overeenkomsten waarbij het prijsgeven wordt bedongen van een bedrag van de herstelvergoeding als vergoeding van een persoon die zijn bijstand aan de rechthebbende heeft verleend.
  § 2. De terugvordering der bedragen die door de geteisterde werden gestort in uitvoering van de in § 1 bedoelde verbintenissen en overeenkomsten kan vervolgd worden niettegenstaande bevestiging of bekrachtiging.

Art.55. Elke procedure evenals elke verrichting van onderzoek gedaan door de diensten belast met de toepassing van deze wet is op kosten van de Staat.
  De lonen van de gerechtsdeurwaarders en het getuigengeld worden geregeld zoals in strafzaken.

Art.56. De personen die het beheer hebben, zelfs voorlopig, van de goederen van een geteisterde of van een rechthebbende kunnen op geldige wijze al de bij deze wet bepaalde handelingen volvoeren, kwijting geven van de vergoeding en de openingen van herstelkredieten aangaan. De ontvoogde minderjarige heeft dezelfde bekwaamheid.

Art.57.§ 1. <wijzigingsbepaling van art. 162 van het Wetboek der registratie-, hypotheek-, en griffierechten>
  § 2. <wijzigingsbepaling van art. 265 van het Wetboek der registratie-, hypotheek-, en griffierechten>
  § 3. <wijzigingsbepaling van art. 59/1 van het Wetboek der zegelrechten>
  § 4. Met de helft worden verminderd de [1 retributies verschuldigd uit hoofde van de door de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie verstrekte inlichtingen en vervulde hypothecaire formaliteiten]1 bij gelegenheid van de binnen het raam van deze wet vallende verrichtingen.
  ----------
  (1)<W 2018-07-11/07, art. 122, 014; Inwerkingtreding : 30-07-2018>

Art.58. <wijzigingsbepaling van art. 71 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen>

Art.59. <wijzigingsbepaling van art. 603 van het Gerechtelijk Wetboek>

HOOFDSTUK 3. - Overgangsbepalingen.
Art.60. De giften voor een bedrag of een waarde van ten minste duizend frank tussen 3 januari 1976 en 15 april 1976 toegestaan aan de gemeenten die door de overstromingen van januari 1976 werden geteisterd, genieten hetzelfde fiscaal stelsel als de liberaliteiten bedoeld in artikel 71, § 1, 4° en 5°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen.
  Dezelfde bepaling geldt voor de giften aan natuurlijke en rechtspersonen die aan de geteisterden steun verlenen en door de Minister van Financiën speciaal erkend zijn.

Art.61. Voor de uitvoering van artikel 60 zijn de in het voorgaande artikel bedoelde gemeenten en personen verplicht aan de Administratie der Directe Belastingen, vóór 1 februari 1977, een lijst te verstrekken met de vermelding van de identiteit en het adres van de schenkers alsook het bedrag of de waarde van de gift.

Art. 62. Deze wet is toepasselijk op de schadelijke feiten die zich vanaf 1 januari 1976 hebben voorgedaan.