20 AUGUSTUS 1976. - Koninklijk besluit betreffende de vergoeding der schade aangericht aan roerende goederen van dagelijks of huiselijk gebruik door natuurrampen (algemene rampen) (NOTA : opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVR2016-12-23/72, art. 35, § 1, 2°, 003; Inwerkingtreding : 01-03-2017) (NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG2016-05-26/48, art. 26, § 3, 002; Inwerkingtreding : 27-10-2016)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-10-2016 en tekstbijwerking tot 13-02-2017)
Art. 1-7, N
Artikel 1. Voor financiële Staatstegemoetkoming komt alleen in aanmerking, onder de voorwaarden gesteld bij de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen, de schade aan de roerende goederen van dagelijks of huiselijk gebruik waarvan de lijst en het aantal bepaald zijn :
1° in de bij dit besluit gevoegde tabellen I en II, wat betreft de stofferende meubelen, het huisgerief, de klederen en hun toebehoren, die hierna " mobilaire eenheden " worden genoemd;
2° in de bij dit besluit gevoegde tabel III, wat betreft de motorvoertuigen voor gezinsgebruik, bepaald in artikel 5, hierna.
Art.2. Alleen de mobilaire eenheden die de getroffene in zijn aanvraag tot tegemoetkoming aangeeft en die als verloren of volledig vernield erkend worden, komen in aanmerking.
Als volledig vernield wordt beschouwd de beschadigde mobilaire eenheid waarvan de herstellingskosten, geraamd op het ogenblik van het schadelijk feit, de helft van het forfaitair bedrag der schade dat overeenkomstig de bepalingen van artikel 3, § 1, hierna, voor die eenheid vastgesteld is, overtreffen.
Art.3. § 1. Voor elke mobilaire eenheid worden het bedrag der schade en het maximum aantal eenheden dat volgens de samenstelling van het gezin van de getroffene op de datum van de teistering vergoedbaar is, forfaitair vastgesteld volgens de schalen die in de bij artikel 1, 1°, hierboven bedoelde tabellen bepaald worden.
Voor de toepassing van die schalen worden beschouwd als deel uitmakend van het gezin op de datum van de teistering de personen, bloed- of aanverwanten, die onder hetzelfde dak woonden en gemeenschappelijk dezelfde huisraad gebruikten, toebehorend hetzij aan het gezinshoofd, hetzij in mede-eigendom aan twee of meer onder hen.
Nochtans worden eveneens beschouwd als deel uitmakend van het gezin de personen die bestendig ten dienste staan van gezinsleden van wie de gezondheidstoestand een voortdurende bijstand vereist.
§ 2. Wanneer eenzelfde gezin meerdere woningen in gebruik had, wordt, voor de vaststelling van de vergoedbare mobilaire eenheden, het geheel der in deze verschillende woningen geteisterde roerende goederen van dagelijks of huiselijk gebruik geacht één en dezelfde woning te stofferen.
§ 3. De leden van een private vereniging bedoeld in artikel 6, § 1, littera d), evenals het vaste personeel dat rechtstreeks aan de activiteiten van de vereniging deelneemt, worden beschouwd één enkel gezin te vormen wanneer zij gemeenschappelijk eenzelfde gebouw of meerdere, een feitelijk complex vormende, gebouwen betrekken.
Art.4. De schade aan de roerende goederen van dagelijks of huiselijk gebruik die een verhuurde of ter beschikking van een derde gestelde woning stofferen en die aan de eigenaar van die woning toebehoren, wordt eveneens forfaitair vergoed overeenkomstig artikel 2 en de in tabellen I en II bepaalde schalen.
In die gevallen wordt het aantal der voor vergoeding in aanmerking komende mobilaire eenheden bepaald op grondslag van een theoretisch gezin samengesteld uit de twee echtgenoten en een aantal kinderen dat overeenstemt met de normale bezetting van de slaapkamers, naar rata van maximum aantal van twee kinderen van 7 tot 18 jaar, terwijl de overige kinderen beschouwd worden tussen 2 en 7 jaar oud te zijn.
Art.5. De motorvoertuigen die niet aangewend worden voor de uitbating van een nijverheids-, ambachts-, handels-, landbouw- of tuinbouwbedrijf, noch voor de uitoefening van een beroep, noch voor de activiteiten van een instelling of een vereniging bedoeld in artikel 3, A, 5° van de wet van 12 juli 1976, kunnen, bij gelijkstelling met roerende goederen van dagelijks of huiselijk gebruik, aanleiding geven tot financiële tegemoetkoming, binnen de perken en volgens de wijzen die in de bij dit besluit gevoegde tabel III bepaald zijn.
Nochtans mag het in aanmerking genomen bedrag der schade in geen geval de werkelijke verkoopwaarde, op het ogenblik van het schadelijk feit, van het voertuig in de toestand waarin het zich onmiddellijk vóór de teistering bevond, noch, bij gedeeltelijke teistering, de normale herstellingskosten op diezelfde datum overtreffen.
Art.6. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art.7. Onze Minister van Openbare Werken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. N. Bijlage : Tabellen houdende forfaitaire bepaling, in waarde en in aantal, van de vergoedbare mobilaire eenheden. <niet opgenomen wegens technische redenen, zie B.St. 30-09-1976, p. 12386> (Gewijzigd door :
- KB 06-06-1990, art. 1, B.St. 14-07-1990, p. 14041;
- KB 06-06-1990, art. 1, B.St. 16-10-1990, p. 19777 - 19796;
- Erratum : zie B.St. 11-01-1991, p. 578 - 579)
- KB 1998-09-29/34, art. 1; Inwerkingtreding : 13-09-1998; zie B.St. 20-10-1998, p. 34650 - 34663
- KB 2000-07-20/53, art. 39; Inwerkingtreding : 01-01-2002; zie B.St. 30-08-2000, p. 29428 en p. 29454 - 29460>