26 JULI 1971. - Wet houdende organisatie van de agglomeraties en de federaties van gemeenten(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-01-2014 en tekstbijwerking tot 31-01-2014)
HOOOFDSTUK I. - Algemeenheden.
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Bevoegdheden.
Art. 4
HOOFDSTUK III. - De organen.
Art. 5
Afdeling I. - De raad.
Onderafdeling I. - Samenstelling.
Art. 6-8
Onderafdeling II. - Verkiezingen.
A. Algemene bepalingen.
Art. 9-11
B. (Organisatie van de verkiezingen). <W 1987-08-21/32, art. 8, BS 26-09-1987>
Art. 12-34
Onderafdeling III. - Bevoegdheden.
Art. 35
Afdeling II. - Het college.
Art. 36-42
Afdeling III. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Art. 43-45
HOOFDSTUK IV. - Administratie.
Afdeling I. - Personeel.
Art. 46-47, 47bis
Afdeling II. - Financiën en goederen.
Art. 48-55
HOOFDSTUK V. - Administratief toezicht.
Art. 56
HOOFDSTUK VI. - Het overleg.
Art. 57
HOOFDSTUK VII. - Verscheidene bepalingen.
Art. 58-60
HOOFDSTUK VIII. - Bepalingen betreffende de Brusselse Agglomeratie en haar Randfederaties.
Afdeling I. - De Brusselse agglomeratie.
Art. 61-83
Afdeling II. - Randfederaties.
Art. 84-85
Afdeling III. - Het overleg.
Art. 86
HOOFDSTUK IX. - Wijzigende bepalingen.
Art. 87-88
HOOFDSTUK X. - Overgangsbepalingen.
Art. 89-90, 90bis, 91, 91bis
HOOFDSTUK XI. - Slotbepalingen.
Art. 92-97
1995031214 1995031306 1995031383 1995031419 1995931571 1996031058 1996031099 1996031139 1997031005 1997031126 1999031369 1999031451 1999031476 1999031539 2000031444 2001031166 2002031146 2003031489 2003031512 2004031406 2004031502 2004031505 2009031426 2009031427 2009031428 2009031429 2009031430 2009031471 2010031346 2011031653 2012031826 2014031674 2014031836 2014031841 2015031092 2016031748 2017030821 2019013668 2019013687 2019013723 2019013766 2020010459 2020010460 2020015973 2020020719 2020031760 2020040679 2020044181 2021010036 2021020152 2021020153 2021020756 2021022262 2021030871 2021030872 2021031166 2021031167 2021031409 2021032687 2021034483 2021040769 2021040770 2021043187 2022034746 2023043309 2023048238 2023048603
HOOOFDSTUK I. - Algemeenheden.
Artikel 1. Er zijn vijf agglomeraties :
1° de Antwerpse agglomeratie;
2° de Brusselse agglomeratie;
3° de Charleroise agglomeratie;
4° de Gentse agglomeratie;
5° de Luikse agglomeratie.
Het grondgebied van elke agglomeratie wordt bij de wet bepaald.
Behalve voor de Brusselse agglomeratie, waarvan het grondgebied bij onderhavige wet wordt vastgesteld, wordt voor de afbakening van het grondgebied van de agglomeraties door de Minister van Binnenlandse Zaken vooraf het advies ingewonnen van alle daarbij betrokken gemeenten. De raden van deze gemeenten brengen hun advies uit binnen een termijn van drie maanden, te rekenen van de dag waarop de Minister van Binnenlandse Zaken het desbetreffend voorstel aan de gemeenten heeft toegezonden. Indien het advies niet binnen die termijn is gegeven, wordt het geacht gunstig te zijn.
Art.2. § 1. Elke gemeente van het Rijk die geen deel uitmaakt van een agglomeratie kan deel uitmaken van een federatie van gemeenten, hierna genoemd " federatie ".
§ 2. Elke federatie waarvan gemeenten deel uitmaken die het dichtst bij een agglomeratie gelegen zijn, wordt " randfederatie " genoemd.
De oprichting van een randfederatie en de vaststelling van haar gebied geschiedt door de wet.
(De Minister van Binnenlandse Zaken wint vooraf het advies van alle daarbij betrokken gemeenten.) De raden van deze gemeenten brengen hun advies uit binnen een termijn van drie maanden, te rekenen van de dag waarop de Minister van Binnenlandse Zaken het desbetreffend voorstel aan de gemeenten heeft toegezonden. Indien het advies niet binnen die termijn is gegeven, wordt het geacht gunstig te zijn. <W 1975-12-30, art. 3, BS 23-01-1976>
§ 3. Elke andere federatie wordt door de Koning opgericht.
Te dien einde maken de bestendige deputaties van de provinciale raden, op verzoek van de Minister van Binnenlandse Zaken, de lijst op van de gemeenten die in aanmerking komen om de kern van de op te richten federaties te vormen.
De Minister van Binnenlandse Zaken zendt afschrift van deze lijsten aan al de gemeenten van de provincie en nodigt elke gemeenteraad uit een gemotiveerd advies te geven.
In zijn advies spreekt de gemeenteraad zich uit over :
1° een samenvoeging van de gemeente met één of meer nabijgelegen gemeenten welke hij aanduidt;
2° een toetreding van de gemeente tot een federatie waarvan hij de kerngemeente aanduidt.
Wanneer de betrokken overheden binnen drie maanden nadat hun werd kennis gegeven van het voorstel, geen advies hebben uitgebracht, worden zij geacht een gunstig advies te hebben gegeven.
De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, het gebied waarop iedere federatie zich uitstrekt.
Dit besluit heeft slechts uitwerking na door de wet te zijn bekrachtigd.
§ 4. Van (1 Januari 1981) af, en vóór (1 januari 1982), duidt de Koning de federatie aan waartoe de gemeenten van het Rijk behoren die geen deel uitmaken van een agglomeratie of federatie, of die zelfs na samenvoeging geen voldoende entiteit vormen. <W 1975-05-27, art. 1, BS 22-08-1975>
Art.3. § 1. Agglomeraties en federaties zijn aan het bij deze wet ingericht stelsel onderworpen.
§ 2. Deze wet is toepasselijk op de Brusselse agglomeratie (onder voorbehoud van artikel 61 en de bijzondere wet met betrekking tot de Brusselse Instellingen.)
§ 3. Agglomeraties en federaties bezitten rechtspersoonlijkheid. <W 1989-01-12/30, art. 49, Inwerkingtreding : 01-01-1989>
§ 4. Op eensluidend advies van de raden van de betrokken agglomeraties en federaties, kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, veranderingen of correcties aanbrengen in de grenzen van de agglomeraties en federaties.
Wanneer hij bedoelde adviezen heeft bekomen, raadpleegt de Minister van Binnenlandse Zaken bovendien de gemeente waarvan het grondgebied geheel of gedeeltelijk in aanmerking komt.
Het besluit heeft slechts uitwerking na door de wet te zijn bekrachtigd.
HOOFDSTUK II. - Bevoegdheden.
Art.4.§ 1. De agglomeraties en federaties van gemeenten moedigen de coördinatie van de gemeentelijke activiteiten aan, met name de technische coördinatie van de gemeentelijke politiediensten.
§ 2. (Aan de agglomeratie of aan de federatie wordt de bevoegdheid van de gemeenten in de volgende aangelegenheden overgedragen :
1° het ophalen en het verwerken van vuilnis;
2° het bezoldigd vervoer van personen;
3° de brandweer;
4° de dringende geneeskundige hulpverlening.) <W 1987-08-21/32, art. 2A, MB 26-09-1987>
§ 2bis. <Ingevoegd bij W 1987-08-21/32, art. 2B, Inwerkingtreding : 5555-55-55> Aan de Brusselse Agglomeratie wordt de bevoegdheid van de gemeenten overgedragen inzake:
1° de watervoorziening;
2° het schoonvegen van de straten, pleinen, markten en openbare parken;
3° de sneeuwopruiming op de openbare wegen.
§ 2ter. <Ingevoegd bij W 1987-08-21/32, art. 2C, Inwerkingtreding : 5555-55-55> De Brusselse Agglomeratie regelt :
1° het creëren van agglomeratiewegen door het overnemen van gemeentewegen, het beheer en de verlichting ervan;
2° de informatica van de gemeenten.
[1 § 2quater. De Brusselse agglomeratie :
1° oefent de bevoegdheden uit als bedoeld in de artikelen 128 en 129 van de provinciewet, alsook de bevoegdheden die in specifieke wetten worden toegekend aan de provinciegouverneur, behalve indien deze specifieke wetten er anders over beschikken;
2° coördineert de veiligheidsbeleidslijnen en verzekert en coördineert in dat kader de monitoring en de registratie van de criminaliteit;
3° werkt het gewestelijk veiligheidsplan uit, bedoeld in artikel 37bis van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;
4° oefent het toezicht uit op de begrotingen van de politiezones;
5° moedigt het samenvoegen van administratieve diensten van de politiezones aan, alsook het beroep door deze diensten op de aankoopcentrale voor de aankoop van materiaal;
6° coördineert de preventiebeleidslijnen;
7° stelt een harmoniserende tekst voor de politiereglementen voor, met inachtneming van de specifieke kenmerken van de gemeenten.]1
§ 3. Met de toestemming of op verzoek van minstens de helft van de gemeenten die tot de agglomeratie of de federatie behoren, en voor zover deze gemeenten tweederde van de bevolking vertegenwoordigen, kan de agglomeratie of federatie het volgende regelen :
1° (...) <W 1987-08-21/32, art. 2D, Inwerkingtreding : 5555-55-55>
2° de luchthavens;
3° het vaststellen van de plaats waar publieke markten die voor de agglomeratie, de federatie of de streek van belang zijn, gehouden worden;
4° de slachthuizen;
5° de openbare parkings;
6° de bevordering, het onthaal en de informatie betreffende het toerisme;
7° het kamperen, daarin begrepen de caravaning;
8° de lijkverbranding en de columbariums;
9° de inrichting van diensten voor technische hulp aan de samenstellende gemeenten die tot de agglomeratie of federatie behoren.
§ 4. De agglomeratie of federatie oefent bovendien de bevoegdheden uit :
1° van de Staat of van de provincie, die hun in het kader van de decentralisatie of deconcentratie worden toegekend;
2° die de agglomeratieraad of de federatieraad aanvaardt uit te oefenen op verzoek van één of meer gemeenten van hun gebied.
§ 5. In de bij de §§ 2, (2bis, 2ter,) 3 en 4 bedoelde aangelegenheden bezitten de agglomeraties en de federaties beslissingsbevoegdheid die volgens de bepalingen van deze wet uitgeoefend wordt door bun bevoegde organen. <W 1987-08-21/32, art. 2E, BS 26-09-1987>
Deze organen oefenen de bevoegdheden die hun zijn verleend, uit door middel van besluiten en verordeningen.
Voor elk ander probleem dat de agglomeratie of de federatie aanbelangt, is het deze toegelaten aanbevelingen tot de gemeentelijke overheid te richten.
Binnen de in de aanbeveling vastgestelde termijn laat de overheid tot wie zij gericht is, weten welk gevolg zij daaraan heeft verleend.
----------
(1)<W 2014-01-06/64, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
HOOFDSTUK III. - De organen.
Art.5. In elke agglomeratie en in elke federatie is er een raad alsmede een uitvoerend college, hierna " het college " genoemd.
Afdeling I. - De raad.
Onderafdeling I. - Samenstelling.
Art.6. De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit het aantal leden van de raden rekening houdend met het bevolkingscijfer. Het aantal leden mag echter niet minder dan 15 en niet meer dan 83 bedragen.
Art.7. <W 1987-08-21/32, art. 3, BS 26-09-1987> De raad wordt om de vijf jaar volledig vernieuwd. De ambtstermijn van de raadsleden gaat in op de eerste dag van de derde maand volgend op de verkiezingen; de ambtstermijn van de leden die bij buitengewone verkiezing gekozen werden, gaat in de dag waarop hun verkiezing geldig verklaard wordt. De raadsleden zijn herkiesbaar.
Art.8. § 1. De bestendige deputatie van de provinciale raad doet uitspraak over de geldigheid van de verkiezingen van de agglomeratie- en federatieraden, en over de geloofsbrieven van de gekozen raadsleden of opvolgers.
§ 2. Zijn mutatis mutandis op de agglomeraties en federaties van toepassing :
1° (artikel 107, derde, vierde en vijfde lid, van de gemeentewet, daarin ingevoegd bij de wet van 29 juni 1970 betreffende de opschorting van de gemeentelijke mandaten wegens militaire dienst;) <W 1987-08-21/32, art. 4, BS 26-09-1987>
2° de artikelen 65, eerste lid, 66, (71 tot 73), 80 tot 84bis van de gemeentekieswet; <W 1987-08-21/32, art. 4, BS 26-09-1987>
3° de artikelen 1 en 2 van de wet van 1 juli 1860, alsook de koninklijke besluiten van 18 september 1894 en 17 juli 1926.
§ 3. Mogen van de raad geen deel uitmaken :
1° de provinciegouverneurs, de bestendige gedeputeerden van de provinciale raad en de provinciale griffiers;
2° de arrondissementscommissarissen;
3° de werkende en plaatsvervangende leden van de rechterlijke orde, de werkende en plaatsvervangende raadsheren in sociale zaken, rechters in sociale zaken en rechters in handelszaken, alsook de officieren der parketten;
4° de leden van de Raad van State, van het auditoraat, van het coördinatiebureau en van de griffie, alsook de leden van het administratief personeel;
5° de militairen in actieve dienst, behalve de wederopgeroepen reserveofficieren en de dienstplichtigen;
6° de personeelsleden en de personen die een bezoldiging ontvangen van de agglomeratie of de federatie of die van een aan haar toezicht onderworpen openbare instelling afhangen;
7° de leden van het landelijk politiekorps, van de rijkswacht, evenals de bijzondere wachters;
8° de personeelsleden van de gemeenten die deel uitmaken van de agglomeratie of van de federatie.
Onderafdeling II. - Verkiezingen.
A. Algemene bepalingen.
Art.9. <W 1987-08-21/32, art. 5, BS 26-09-1987> Kiezer voor de agglomeratie- of federatieraad zijn de Belgen die volle achttien jaar oud zijn, in de bevolkingsregisters van een gemeente van de agglomeratie of van de federatie zijn ingeschreven en niet verkeren in één der gevallen van uitsluiting of van schorsing bedoeld in de artikelen 6 tot 9bis van het Kieswetboek.
De lijst der Belgische kiezers opgemaakt voor de verkiezing van het Europees Parlement geldt als kiezerslijst voor de verkiezing van de agglomeratie- of federatieraad.
Art.10. <W 1987-08-21/32, art. 5, BS 26-09-1987> De leden van de agglomeratie- of de federatieraad worden rechtstreeks gekozen door een kiescollege dat bestaat uit het geheel van de kiezers van de gemeenten die deel uitmaken van de agglomeratie of van de federatie.
Art.11. <W 1987-08-21/32, art. 7, BS 26-09-1987> De verkiezing voor de volledige vernieuwing van de agglomeratie- of federatieraad heeft plaats op dezelfde datum als die voor de verkiezing van het Europees Parlement.
B. (Organisatie van de verkiezingen).
Art.12. <W 1987-08-21/32, art. 9, BS 26-09-1987> § 1. De kiezers voor de agglomeratie- of federatieraad worden per kieskantons in stemafdelingen ingedeeld overeenkomstig de artikelen 90, eerste lid, en 91 van het Kieswetboek.
De gemeenten van de agglomeratie of van de federatie worden daartoe gegroepeerd in kieskantons waarvan de Koning de samenstelling en de hoofdplaats bepaalt.
§ 2. De stemverrichtingen zijn gemeenschappelijk voor beide verkiezingen. Ieder stembureau beschikt over twee stembussen, onderscheidenlijk voor de stembiljetten voor de agglomeratie- of federatieraad en voor het Europees Parlement.
Het stempapier voor de agglomeratieraads- of federatieraadsverkiezingen is van een andere kleur dan het stempapier voor de verkiezing van het Europees Parlement.
De omslagen waarin stembiljetten of stukken voor de agglomeratieraads- of federatieraadsverkiezingen moeten worden gesloten, zijn van dezelfde speciale kleur als die biljetten.
Wanneer de stemopneming niet in het stemlokaal, maar in een ander lokaal van dezelfde gemeente moet geschieden, worden de stembiljetten van de ene en van de andere verkiezing ofwel in een harmonika-omslag gesloten ofwel in de respectieve stembussen gelaten. De omslagen of stembussen worden behoorlijk verzegeld alvorens naar het stemopnemingsbureau te worden vervoerd.
Wanneer de stemopneming moet geschieden in een andere gemeente dan die waar de stemming heeft plaatsgehad, is het gebruik van de harmonika-omslagen verplicht.
Het proces-verbaal van de stemverrichtingen wordt opgemaakt in twee exemplaren, het ene bestemd voor het stemopnemingsbureau van de agglomeratieraads- of federatieraadsverkiezingen en het andere voor het stemopnemingsbureau voor de verkiezing van het Europees Parlement. De bijlagen die beide verkiezingen betreffen, worden gevoegd bij het exemplaar bestemd voor het stemopnemingsbureau voor de verkiezing van het Europees Parlement.
§ 3. De stemopneming voor de twee verkiezingen wordt verricht door afzonderlijke stemopnemingsbureaus, samengesteld overeenkomstig artikel 95, § 8, van het Kieswetboek.
Art.13. <W 1987-08-21/32, art. 9, BS 26-09-1987> § 1. Er wordt een agglomeratie- of federatiebureau samengesteld.
Het agglomeratiebureau wordt voorgezeten door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg.
Het federatiebureau wordt voorgezeten door :
de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, indien de hoofdplaats van de federatie een arrondissementshoofdplaats is;
de vrederechter, indien de hoofdplaats van de federatie een kantonhoofdplaats is;
de vrederechter, of zijn plaatsvervanger naar rangorde van dienstjaren van het kanton waarin de hoofdplaats van de federatie gelegen is, in de andere gevallen.
Het agglomeratie- of federatiebureau bestaat, buiten de voorzitter, uit vier bijzitters en vier plaatsvervangende bijzitters, door de voorzitter aangewezen uit de kiezers van de gemeente waar het bureau zitting houdt en een niet stemgerechtigde secretaris, door de voorzitter benoemd. Kandidaten mogen geen deel uitmaken van het bureau.
Artikel 104 van het Kieswetboek is van toepassing op het agglomeratie- of federatiebureau.
Het bureau moet ten minste zevenentwintig dagen voor de verkiezing samengesteld zijn.
Het agglomeratie- of federatiebureau houdt zich uitsluitend bezig met de aan de stemming en de aan de algemene telling van de stemmen voorafgaande verrichtingen.
De voorzitter van dit bureau houdt toezicht over de gezamenlijke verrichtingen in de agglomeratie of federatie en schrijft zo nodig, de spoedmaatregelen voor die de omstandigheden mochten vereisen.
§ 2. Als de hoofdplaats van de agglomeratie of van de federatie eveneens de zetel van een kiesbureau voor de verkiezing van het Europees Parlement is, wijst de voorzitter van dit laatste bureau de magistraat die hem bij verhindering in zijn gerechtelijk ambt moet vervangen, aan om het voorzitterschap van het agglomeratie- of federatiebureau waar te nemen.
De twee bureaus werken afzonderlijk voor de ene en de andere verkiezing.
Art.14. <W 1987-08-21/32, art. 9, BS 26-09-1987> De artikelen 92, 93, 95, 96, 100, 102, 103 en 104 van het Kieswetboek zijn van toepassing op de agglomeratieraads- of federatieraadsverkiezingen.
Voor deze toepassing moet echter :
1) in artikel 92, laatste lid, in de plaats van de woorden " sedert het opmaken van de lijst der kiezers, in het kiezersregister zijn aangebracht " worden gelezen " sedert het opmaken van de lijst der kiezers voor de agglomeratie- of federatieraad, in deze lijst zijn aangebracht ";
2) in artikel 95, § 3, in de plaats van de woorden " de voorzitter van het arrondissementshoofdbureau " worden gelezen " de voorzitter van het agglomeratie- of federatiebureau ";
3) in artikel 95, § 4, tweede lid, 9°, in de plaats van de woorden " uit de kiezers van het arrondissement " worden gelezen " uit de kiezers van de agglomeratie of van de federatie ";
4) in artikel 95, § 12, eerste lid, tweede volzin, en § 13, eerste volzin, in de plaats van de woorden " Elk jaar, in de loop van de tweede maand vóór die waarin de gewone verkiezing plaats moet hebben ter uitvoering van artikel 105 " worden gelezen " Het jaar van gewone verkiezing van de agglomeratie- of federatieraad, in de loop van de tweede maand vóór die waarin de verkiezing plaats moet hebben ter uitvoering van artikel 11, eerste lid, of in het geval bedoeld in artikel 11, tweede lid, zodra de datum van de stemming is vastgesteld ";
5) in artikel 96, tweede lid, tweede volzin, in de plaats van de woorden " van het arrondissementshoofdbureau " worden gelezen " van het agglomeratie- of federatiebureau ";
6) in artikel 100, in de plaats van de woorden " uit de kiezers van het arrondissement " worden gelezen " uit de kiezers van de agglomeratie of van de federatie ";
7) in artikel 104, eerste lid, de woorden " van de arrondissementshoofdbureaus " worden geschrapt.
Art.15. <W 1987-08-21/32, art. 9, BS 26-09-1987> De bedragen van het presentiegeld en van de reisvergoedingen van de leden van de kiesbureaus worden door de Koning vastgesteld.
Ze worden gedragen door de gemeenten die deel uitmaken van de agglomeratie of federatie, pro rata van het aantal ingeschreven kiezers bij elk van deze gemeenten, wat de humons betreft die specifiek voor de agglomeratieraads- of federatieraadsverkiezingen werken, en door de Staat wat de humons betreft, waarvan de verrichtingen gemeenschappelijk zijn voor de twee verkiezingen.
Art.16. <W 1987-08-21/32, art. 9, BS 26-09-1987> Ten minste vijf dagen vóór de verkiezing zendt het college van burgemeester en schepenen van elk van de gemeenten van de agglomeratie of van de federatie een oproepingsbrief aan elke kiezer aan de woonplaats die hij op dat tijdstip heeft. Kan een oproepingsbrief aan de kiezer niet worden bezorgd dan wordt hij op de gemeentesecretarie neergelegd, waar de kiezer hem kan afhalen tot op de dag van de stemming 's middags.
De oproepingsbrieven vermelden de dag waarop en het lokaal waar de kiezer moet stemmen, het aantal te kiezen raadsleden en de uren van opening en sluiting der stemming.
Die brieven moeten conform zijn met een bij koninklijk besluit te bepalen model; ze bevatten de naam, de voornamen, het beroep, de woonplaats, de plaats en datum van geboorte van de kiezer. De bij deze wet gevoegde onderrichtingen voor de kiezer (model IB) worden in die brief woordelijk overgenomen.
Bovendien wordt de oproeping ten minste tien dagen tevoren in elke gemeente van de agglomeratie of van de federatie ter openbare kennis gebracht op de gebruikelijke wijze en de gewone uren van bekendmaking. Het aanplakbiljet behelst de vermeidingen voorgeschreven in het tweede lid van dit artikel, en herinnert eraan dat de kiezer die zijn oproepingsbrief niet heeft ontvangen, hem op de gemeentesecretarie kan afhalen tot op de dag van de stemming 's middags.
Art.17. <W 1987-08-21/32, art. 9, BS 26-09-1987> De voordrachten van kandidaten worden aan de voorzitter van het agglomeratie- of federatiebureau ter hand gesteld op zaterdag, de negenentwintigste of op zondag, de achtentwintigste dag voor de stemming, tussen 13 en 16 uur.
De aanwijzingen van getuigen worden door de voorzitter van het kantonhoofdbureau in ontvangst genomen op dinsdag, de vijfde dag vóór de stemming, tussen 14 en 16 uur. Artikel 131 van het Kieswetboek is op die aanwijzingen van toepassing, met dien verstande dat de kandidaten afzonderlijk getuigen voor elk stem- en stemopnemingsbureau kunnen aanwijzen.
Ten minste drieëndertig dagen vóór de verkiezing :
1) maakt de voorzitter van het agglomeratie- of federatiebureau onder vermelding van de hierboven bepaalde dagen en uren, bekend op welke plaats hij de voordrachten van kandidaten in ontvangst zal nemen;
2) maakt de voorzitter van het kantonhoofdbureau, onder vermelding van de hierboven bepaalde dagen en uren, bekend op welke plaats hij de aanwijzingen van getuigen voor de stem- en stemopnemingsbureaus in ontvangst zal nemen.
Wanneer de zevenentwintigste dag vóór de verkiezing een wettelijke feestdag is, worden alle kiesverrichtingen welke op deze dag moeten plaatshebben en die welke eraan voorafgaan, achtenveertig uur vervroegd.
Art.18. <W 1987-08-21/32, art. 9, BS 26-09-1987> De op volledig eentalige lijsten voorgedragen kandidaten voor de agglomeratieraads- of federatieraadsverkiezingen kunnen in de verklaring van bewilliging in hun kandidaatstelling vragen dat aan hun lijst hetzelfde letterwoord en hetzelfde volgnummer als aan de op nationaal niveau aan de lijsten voorgedragen voor de verkiezingen van het Europees Parlement worden toegekend.
De voorzitter van het agglomeratie- of federatiebureau geeft uiterlijk de zevenentwintigste dag vóór de stemming vóór 15 uur hiervan kennis aan de voorzitters van de college-hoofdbureaus voor de verkiezing van het Europees Parlement. Die voorzitters brengen dit op hun beurt, per telegram of bode, ter kennis van de indieners van de kandidatenlijsten voor de verkiezing van het Europees Parlement.
Om te kunnen ingewilligd worden moet het verzoek de instemming hebben van ten minste twee van de eerste drie kandidaten titularis, voorkomende op de lijst waarvan het letterwoord en het volgnummer zijn aangevraagd. Deze instemming wordt uitgedrukt in een door die kandidaten ondertekende verklaring die de zevenentwintigste dag vóór de stemming, tussen 13 en 15 uur, of de vijfentwintigste dag, tussen 14 en 16 uur, aan de voorzitter van het collegehoofdbureau voor de verkiezing van het Europees Parlement wordt overhandigd. Nadat de aanvraag voor regelmatig werd erkend, moeten de lijsten voor de agglomeratieraads- of federatieraadsverkiezingen het aangevraagde letterwoord en volgnummer bekomen.
De voorzitters van de collegehoofdbureaus voor de verkiezing van het Europees Parlement geven per telegram of bode ten laatste de vierentwintigste dag vóór de stemming vóór 16 uur, aan de voorzitter bij het agglomeratie- of federatiebureau, kennis van de regelmatig bewilligde verzoeken, van de aan de desbetreffende lijsten toe te kennen letterwoorden en volgnummers, zomede van het hoogste nummer dat op nationaal niveau voor de verkiezing van het Europees Parlement is toegewezen.
De nummering van de lijsten voor de agglomeratieraads- of federatieraadsverkiezingen geschiedt slechts na ontvangst van die kennisgeving en de loting voor de nog niet van een volgnummer voorziene lijsten heeft plaats onder de nummers welke onmiddellijk hoger zijn dan het hoogste nummer, dat overeenkomstig artikel 22, § 1, op nationaal niveau voor de verkiezing van het Europees Parlement is toegewezen.
Art.19. <W 1987-08-21/32, art. 9, BS 26-09-1987> § 1. De voordrachten van kandidaten moeten ondertekend worden hetzij door tenminste twee aftredende agglomeratieraads- of federatieraadsleden, hetzij door een aantal agglomeratieraadsof federatieraadskiezers dat tenminste gelijk is aan vijf maal het aantal te kiezen raadsleden. Die kiezers voegen bij de akte van voordracht een uittreksel uit de kiezerslijst waarop zij ingeschreven zijn.
De voordracht wordt aan de voorzitter van het agglomeratie- of federatiebureau tegen ontvangbewijs overhandigd door één van de drie kiezers ondertekenaars daartoe door de kandidaten in hun verklaring van bewilliging aangewezen of door een van de twee kandidaten daartoe door de aftredende agglomeratieraads- of federatieraadsleden aangewezen.
Zij vermeldt de naam, de voornamen, de geboortedatum, het beroep, de woonplaats, het volledig adres van de kandidaten en van de kiezers die hen voordragen, zomede het bij artikel 116, vierde lid, van het Kieswetboek, bedoelde letterwoord dat op het stembiljet boven de kandidatenlijst moet worden geplaatst. De identiteit van de vrouwelijke kandidaat die gehuwd of weduwe is, mag voorafgegaan worden door de naam van haar echtgenoot of overleden echtgenoot.
Wanneer de ondertekenaars op de lijst van de kiezers van een gemeente van de agglomeratie of federatie als kiezer voorkomen, mag het bureau hun hoedanigheid van kiezer niet betwisten.
De voorgedragen kandidaten bewilligen in hun kandidaatstelling door een gedagtekende en ondertekende schriftelijke verklaring, die aan de voorzitter van het agglomeratie- of federatiebureau tegen ontvangstbewijs wordt overhandigd binnen de termijn bepaald in artikel 17, eerste lid.
De bewilligde kandidaten wier namen voorkomen op een zelfde voordracht, worden geacht een enkele lijst te vormen.
Zij kunnen in de verklaring van bewilliging :
1) een getuige en een plaatsvervangend getuige aanwijzen voor het bijwonen van de vergaderingen van het agglomeratie- of federatiebureau bedoeld in de artikelen 119 en 124 van het Kieswetboek, zoals zij zijn aangepast door artikel 20 van deze wet, alsmede in de artikelen 21, § 1, 22, § 1, en 27, § 3, van deze wet;
2) een getuige en een plaatsvervangend getuige voor ieder kantonhoofdbureau aanwijzen voor het bijwonen van de vergaderingen bedoeld in artikel 150 van het Kieswetboek en van de door dit bureau na de stemming uit te voeren verrichtingen.
Indien bepaalde kandidaten in afzonderlijke verklaringen van bewilliging verschillende personen als getuige hebben aangewezen, komen alleen in aanmerking de aanwijzingen ondertekend door de eerste kandidaat in de volgorde van de voordracht.
De overeenkomstig de voorgaande twee leden aangewezen getuigen mogen geen kandidaat zijn.
Zij hebben het recht hun opmerkingen in de processen-verbaal te doen opnemen.
Op een zelfde lijst mogen niet meer kandidaten voorkomen dan er agglomeratieraads- of federatieraadsleden te kiezen zijn.
§ 2. De voordracht wijst de volgorde aan waarin de kandidaten worden voorgedragen.
Een kiezer mag niet meer dan één voordracht voor dezelfde verkiezing ondertekenen. De kiezer die dit verbod overtreedt is strafbaar met de straffen bepaald bij artikel 202 van het Kieswetboek.
§ 3. Een kandidaat mag niet voorkomen op meer dan één lijst voor een zelfde verkiezing.
De bewilligende kandidaat die het in het vorige lid gestelde verbod overtreedt, is strafbaar met de straffen bepaald bij artikel 202 van het Kieswetboek. Zijn naam wordt geschrapt van alle lijsten waarop hij voorkomt.
Art.20. <W 1987-08-21/32, art. 9, BS 26-09-1987> § 1. Artikel 119 van het Kieswetboek is van toepassing op de agglomeratieraads- of federatieraadsverkiezingen met dien verstande dat het woord " twintigste " vervangen wordt door het woord " zevenentwintigste ".
§ 2. Met uitzondering van de leeftijdsvereiste, die moet vervuld zijn op de datum van de verkiezing, moet aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden voldaan zijn vanaf de dag waarop de lijst van de agglomeratieraads- of federatieraadskiezers wordt opgemaakt.
Het agglomeratie- of federatiebureau moet de kandidaten afwijzen die niet de hoedanigheid van Belg bezitten of niet in het bevolkingsregister van een gemeente van de agglomeratie of federatie zijn ingeschreven vanaf de dag bedoeld in voorgaand lid, evenals degenen die op de dag van de verkiezing de volle leeftijd van éénentwintig jaar niet bereikt zullen zijn hebben of van het kiesrecht uitgesloten dan wel in de uitoefening ervan geschorst zullen zijn.
§ 3. De artikelen 120 tot 125quater van het Kieswetboek zijn van toepassing op de agglomeratieraads- of federatieraadsverkiezingen met dien verstande dat :
1) het woord " negentiende " in het eerste lid van artikel 121 wordt vervangen door het woord " zesentwintigste ";
2) het woord " zeventiende " in het eerste lid van de artikelen 123 en 124 wordt vervangen door het woord " vierentwintigste ";
3) het woord " zestiende " in het eerste lid van artikel 125bis wordt vervangen door het woord " drieëntwintigste ";
4) het woord " dertiende " in het voorlaatste lid van artikel 125 en in het eerste lid van artikel 125ter wordt vervangen door het woord " twintigste ";
5) het woord " arrondissementshoofd bureau " telkens wordt vervangen door de woorden " agglomeratie- of federatiebureau ".
Art.21. <W 1987-08-21/32, art. 9, BS 26-09-1987> § 1. Zijn er niet meer kandidaten regelmatig voorgedragen overeenkomstig artikel 19 dan er mandaten toe te kennen zijn, dan worden zij zonder meer door het agglomeratie- of federatiebureau voor gekozen verklaard.
Het proces-verbaal van de verkiezing, staande de vergadering opgemaakt en door de leden van het bureau ondertekend, wordt onmiddellijk aan de bestendige deputatie van de provincieraad gezonden, tegelijk met de akten van voordracht; uittreksels uit het proces-verbaal worden aan de gekozenen gezonden en in alle gemeenten van de agglomeratie of van de federatie door aanplakking bekendgemaakt.
§ 2. Zijn er meer kandidaten regelmatig voorgedragen overeenkomstig artikel 19 dan er mandaten toe te kennen zijn, dan wordt de lijst van de kandidaten onverwijld aangeplakt.
Het aanplakbiljet vermeldt met vette letters in zwarte inkt de naam van de kandidaten, in dezelfde vorm als in artikel 22, eerste lid, voor het stembiljet wordt bepaald, alsmede hun voornamen, hun beroep en bun woonplaats. De bij deze wet gevoegde onderrichtingen (model IB) worden daarop ook overgenomen.
Vanaf de negentiende dag vóór de stemming deelt de voorzitter van het agglomeratie- of federatiebureau de officiële kandidatenlijst mee aan de kandidaten en aan de kiezers die hen hebben voorgedragen, indien zij het vragen.
Art.22. <W 1987-08-21/32, art. 9, BS 26-09-1987> § 1. Onmiddellijk na het afsluiten van de kandidatenlijst maakt het agglomeratie- of federatiebureau het stembiljet op overeenkomstig het bij deze wet gevoegde model IIB en met inachtneming van de volgende voorschriften.
De kandidatenlijsten worden op het stembiljet naast elkaar geplaatst. Boven de naam van elke alleenstaande kandidaat en boven elke kandidatenlijst staan een stemvak en een volgnummer in Arabische cijfers van tenminste 1 centimeter hoogte en 4 millimeter breedte, alsmede het letterwoord, overeenkomstig artikel 19, § 1, derde lid vermeld in de voordracht van kandidaten; het letterwoord wordt gedrukt in hoofdletters van 5 millimeter hoogte en horizontaal geplaatst.
Naast de naam van iedere kandidaat, behalve naast die van alleenstaande kandidaten, staat een kleiner stemvak.
De stemvakken zijn zwart, met in het midden een stipje van dezelfde kleur als het papier en van 4 mm diameter.
De namen van de kandidaten worden in de volgorde van de voordracht vermeld in de kolom bestemd voor de lijst waartoe zij behoren.
De lijsten worden op het stembiljet gerangschikt in de volgorde van de nummers. Aan de lijsten waarvoor, overeenkomstig artikel 18 hetzelfde letterwoord en hetzelfde volgnummer als die van op nationaal niveau voor de verkiezing van het Europees Parlement voorgedragen lijsten werden gevraagd en bekomen, wordt dat nummer toegekend.
De nummers boven het hoogste nummer dat op nationaal niveau voor de verkiezing van het Europees Parlement is toegekend worden bij opeenvolgende lotingen toegewezen. Een eerste loting geschiedt onder de volledige lijsten, een tweede onder de onvolledige lijsten.
Het bureau kan zo nodig beslissen dat twee of meer onvolledige lijsten in een zelfde kolom worden ondergebracht. Indien daartoe reden is, bepaalt het bij speciale lotingen de plaats van de kolommen en de nummers van de lijsten die in deze kolommen moeten worden opgenomen.
Voor de toepassing van de vorige bepalingen worden alleenstaande kandidaten geacht een volledige lijst te vormen.
§ 2. In geval van beroep verdaagt het agglomeratie- of federatiebureau de voorschriften bepaald in artikel 21 en in § 1 van dit artikel en vergadert het de twintigste dag vóór de verkiezing te 18 uur, om tot die verrichtingen over te gaan zodra het in kennis is gesteld van de beslissingen van het Hof van Beroep.
§ 3. Zodra het agglomeratie- of federatiebureau de tekst en de inrichting van de stembiljetten heeft vastgesteld, laat de voorzitter van dit bureau de biljetten met zwarte inkt op stempapier drukken. Het is verboden enig ander stembiljet te bezigen.
De stembiljetten die voor een zelfde stemming gebezigd worden, moeten volkomen gelijk zijn.
De Staat levert het papier voor de stembiljetten. De afmetingen worden bij koninklijk besluit bepaald naar verhouding van het aantal te kiezen leden en het aantal voorgedragen lijsten.
§ 4. Daags vóór de stemming zendt de voorzitter van het agglomeratie- of federatiebureau de voor de verkiezing nodige stembiljetten in verzegelde omslag aan de voorzitter van elke stemafdeling; op de omslag worden vermeid het adres en het aantal ingesloten stembiljetten. De omslag mag niet worden ontzegeld en geopend dan in aanwezigheid van het regelmatig samengestelde stembureau.
De stembiljetten worden onmiddellijk nageteld en de uitslag wordt in het proces-verbaal opgetekend.
De voorzitter van het agglomeratie- of federatiebureau zendt terzelfder tijd aan de voorzitter van elk stemopnemingsbureau het formulier dat hij heeft laten opmaken overeenkomstig de voorschriften van artikel 27 en dat de voorzitters van de stemopnemingsbureaus na de stemopneming moeten invullen.
Art.23. <W 1987-08-21/32, art. 9, BS 26-09-1987> § 1. Het stemlokaal en de stemhokjes worden ingericht volgens het model III, dat bij het Kieswetboek gevoegd is.
De bestendige deputatie van de provincieraad kan evenwel de afmetingen en de schikking ervan wijzigen volgens de vereisten van de lokalen.
Er is ten minste één stemhokje per honderdvijftig kiezers.
De verschillende benodigdheden voor het stembureau, zoals stembussen, schotten, lessenaars, potloden, enz. zijn gelijk aan de modellen, die de Regering zal vaststellen.
Alle verkiezingsuitgaven, behalve de levering van het stempapier, zijn ten laste van de gemeenten die deel uitmaken van de agglomeratie of van de federatie.
§ 2. De lijst der kiezers van de stemafdeling wordt in het wachtlokaal opgehangen, evenals de bij deze wet gevoegde onderrichtingen model IB en de tekst van de artikelen 110 en 111 van het Kieswetboek en van titel V van dat wetboek. De onderrichtingen model IB worden bovendien buiten aan elk stembureau en binnen in elk stemhokje aangeplakt.
Een exemplaar van het Kieswetboek en van deze wet wordt in het wachtlokaal ter inzage gelegd voor de kiezers; een tweede exemplaar van dat wetboek en van deze wet wordt in het gedeelte van het lokaal waar de stemming plaatsheeft, ter inzage gelegd voor de leden van het stembureau.
Art.24. <W 1987-08-21/32, art. 9, BS 26-09-1987> § 1. De kiezer mag niet meer dan één stem uitbrengen.
Kan hij zich verenigen met de volgorde waarin de kandidaten op de door hem gesteunde lijst voorkomen, dan brengt hij zijn stem uit in het stemvak bovenaan op die lijst.
Wil hij deze orde wijzigen, dan brengt hij een naamstem uit in het stemvak naast de naam van de kandidaat van zijn keuze.
Is er niet meer dan één lid te kiezen of wil de kiezer zijn stem geven aan een alleenstaande kandidaat, dan brengt hij zijn stem uit in het stemvak boven de naam van de kandidaat van zijn keuze.
§ 2. Op de agglomeratieraads- of federatieraadsverkiezingen zijn van toepassing;
1) de bepalingen met betrekking tot de handhaving van de orde, vervat in de artikelen 108, 109, 110, 111 en 114 van het Kieswetboek.
2) de bepalingen van de artikelen 141 tot 143, 144, zevende lid, 145, 146 en 147bis van hetzelfde wetboek.
§ 3. Het stembureau stelt vast en vermeldt in het proces-verbaal hoeveel kiezers aan de stemming hebben deelgenomen, hoeveel stembiljetten teruggenomen zijn op grond van de artikelen 143, derde lid, en 145 van het Kieswetboek en hoeveel biljetten ongebruikt gebleven zijn.
De teruggenomen en de niet gebruikte stembiljetten worden in afzonderlijke, te verzegelen omslagen gesloten.
De kiezerslijsten die gediend hebben voor het aantekenen van de namen, worden in een derde te verzegelen omslag gesloten, na behoorlijk ondertekend te zijn door de leden van het stembureau die de aantekeningen gedaan hebben, en door de voorzitter.
Op elke omslag wordt de inhoud vermeld, evenals de naam van de gemeente, de dag van de verkiezing en het nummer van het stembureau.
Art.25. <W 1987-08-21/32, art. 9, BS 26-09-1987> § 1. De bepalingen van de artikelen 149, eerste lid, 150 tot 152, 154 en 155 van het Kieswetboek zijn op de agglomeratieraads- of federatieraadsverkiezingen van toepassing.
Voor deze toepassing moet evenwel in artikel 151, eerste lid, de verwijzing naar artikel 161, achtste lid, worden vervangen door een verwijzing naar artikel 27, § 1, zesde lid, van deze wet.
§ 2. De voorzitter en één van de leden mengen alle door het bureau op te nemen stembiljetten dooreen, vouwen ze open en delen ze in de volgende categorieën in :
1) stembiljetten met geldige stemmen voor de eerste lijst, ongeacht of zij bovenaan op de lijst of naast een kandidaat van deze lijst zijn uitgebracht;
2) hetzelfde voor de tweede lijst en voor de volgende lijsten;
3) twijfelachtige stembiljetten;
4) blanco en ongeldige stembiljetten.
Na deze eerste indeling worden de stembiljetten bedoeld onder 1) en 2) van elk van de categorieën voor de verschillende lijsten in de volgorde van de aan die lijsten toegekende nummers, verdeeld in twee ondercategorieën :
1) stembiljetten waarop bovenaan op een lijst is gestemd;
2) stembiljetten waarop naast een kandidaat is gestemd.
De stembiljetten waarop zowel bovenaan op een lijst als naast de naam van een kandidaat is gestemd worden in de tweede ondercategorie geplaatst.
De stembiljetten worden ingedeeld en onderzocht met inachtneming van artikel 26 van deze wet en van de artikelen 158 en 159, eerste, tweede en vijfde lid, van het Kieswetboek.
Alle stembiljetten, ingedeeld zoais hierboven is bepaald, worden in afzonderlijke omslagen gesloten.
Het bureau stelt vervolgens vast het gezamenlijk aantal geldige stembiljetten, het aantal blanco of ongeldige stembiljetten, en voor elke lijst het aantal bovenaan de lijst ingevulde stembiljetten, het aantal stembiljetten waarop naast de naam van een kandidaat is gestemd en het aantal naamstemmen behaald door elke kandidaat.
Al die getallen worden in het proces-verbaal vermeld.
Art.26. <W 1987-08-21/32, art. 9, BS 26-09-1987> Ongeldig zijn :
1) alle andere stembiljetten dan die welke volgens de wet mogen worden gebruikt;
2) de stembiljetten waarop meer dan één lijststem voorkomt of waarop naamstemmen op verschillende lijsten zijn uitgebracht;
3) de stembiljetten waarop een kiezer een stem heeft uitgebracht bovenaan op een lijst en tegelijk een stem naast de naam van een kandidaat van een andere lijst;
4) de stembiljetten waarop geen stem tot uitdrukking is gebracht;
5) de stembiljetten waarvan de vorm en de afmetingen veranderd zijn, die binnenin een papier of enig voorwerp bevatten of die de kiezer herkenbaar maken door een teken, een doorhaling of een bij de wet niet-geoorloofd merk.
Niet ongeldig zijn :
1) de stembiljetten waarop de kiezer een stem heeft uitgebracht naast de naam van meer dan één kandidaat van dezelfde lijst. In dat geval wordt de kiezer geacht alleen een stem bovenaan op de lijst te hebben uitgebracht;
2) de stembiljetten waarop de kiezer bovenaan op een lijst en tevens naast de naam van één kandidaat van dezelfde lijst gestemd heeft. In dat geval wordt de stem bovenaan op de lijst als niet bestaande beschouwd;
3) de stembiljetten waarop de kiezer een stem heeft uitgebracht bovenaan op de lijst en tevens naast de naam van meer dan één kandidaat van dezelfde lijst. In dat geval worden de naamstemmen als niet bestaande beschouwd.
Art.27. <W 1987-08-21/32, art. 9, BS 26-09-1987> § 1. Het proces-verbaal van de verrichtingen wordt staande de vergadering opgemaakt en door de leden van het bureau en de getuigen ondertekend.
De uitslagen van de stemopneming worden erin vermeld in de volgorde en naar de aanwijzingen van een modeltabel op te maken door de voorzitter van het agglomeratie- of federatiebureau.
Deze tabel vermeldt het aantal in elke stembus gevonden stembiljetten, het aantal blanco of ongeldige stembiljetten, het aantal geldige stembiljetten; zij vermeldt vervolgens voor elke lijst, gerangschikt naar haar volgnummer, de overeenkomstig artikel 25, § 2, vastgestelde uitslagen van de stemopneming.
Van deze tabel wordt onmiddellijk een dubbel opgemaakt.
Dit stuk draagt als opschrift de naam van de agglomeratie of federatie, de naam van de gemeente, het nummer van het stemopnemingsbureau, de datum van de verkiezing en de vermelding : " Uitslag van de opneming der stembiljetten, ontvangen in de bureaus nrs ... ".
Alvorens de verrichtingen voort te zetten, gaat de voorzitter van het stemopnemingsbureau met het proces-verbaal bij de voorzitter van het kantoorhoofdbureau en legt hem het dubbel van de tabel voor. Indien deze voorzitter vaststelt dat de tabel in orde is, zet hij er zijn paraaf op. In het tegenovergestelde geval verzoekt hij de voorzitter van het stemopnemingsbureau de tabel eerst door zijn bureau te doen aanvullen of verbeteren, en in voorkomend geval, het oorspronkelijk proces-verbaal te doen aanvullen of verbeteren.
De voorzitter van het stemopnemingsbureau zendt tegen ontvangstbewijs de geparafeerde tabel aan de voorzitter van het kantonhoofdbureau.
Het kantonhoofdbureau vermeldt, per stemopnemingsbureau, op een verzamelstaat : het aantal neergelegde stembiljetten, het aantal blanco en ongeldige stemmen, het aantal geldige stemmen en voor elke lijst, gerangschikt naar haar volgnummer, het aantal lijststemmen en het aantal naamstemmen van elke kandidaat.
Het kantonhoofdbureau totaliseert voor het gehele kanton al die rubrieken en voegt er het stemcijfer van elke lijst aan toe.
De voorzitter van het kantonhoofdbureau plaatst de dubbels van de stemopnemingstabellen en de samenvattende tabel, onder omslag, sluit die met zijn zegel en bezorgt hem tegen ontvangstbewijs en langs de snelste weg aan de voorzitter van het agglomeratie- of federatiebureau.
§ 2. De voorzitter van het opnemingsbureau doet in het proces-verbaal aantekenen dat de stemopnemingstabel is overhandigd en in voorkomend geval welke verbeteringen erin zijn aangebracht.
De uitslag, vastgesteld in de tabel bedoeld in het tweede lid van § 1, wordt daarna door hem in het openbaar afgekondigd.
Het proces-verbaal, waarbij het pak met de betwiste stembiljetten is gevoegd, wordt gesloten in een te verzegelen omslag, waarvan het opschrift de inhoud aangeeft. Deze omslag en de omslagen bedoeld in de artikelen 24, § 3, en 25, § 2, worden samen in een te verzegelen pak gesloten, dat de voorzitter binnen vierentwintig uren doet toekomen aan de voorzitter van het agglomeratie- of federatiebureau.
§ 3. Nadat het agglomeratie- of federatiebureau de tabellen waarvan sprake in de eerste paragraaf ontvangen heeft, gaat het onmiddellijk over tot de algemene telling van de stemmen, in aanwezigheid van de leden van het bureau en van de getuigen. Indien het bureau niet voor negen uur 's avonds in het bezit is van de uitslagen der stemopneming van alle stemafdelingen van het kiescollege, wordt de telling of de voortzetting ervan uitgesteld tot de volgende ochtend te negen uur. De voorzitter van het agglomeratie- of federatiebureau zorgt voor de bewaring van de gezegde tabellen.
De voorzitter mag zich laten bijstaan door rekenaars om het bureau bij de telling behulpzaam te zijn; zij werken onder toezicht van het bureau.
§ 4. De verkiezing geschiedt door een enkele stemming.
Is er niet meer dan één agglomeratie- of federatieraadslid te verkiezen, dan wordt de kandidaat, die de meeste stemmen heeft verkregen, als gekozen verklaard.
Bij gelijk stemmenaantal is de oudste gekozen.
Art.28. <W 1987-08-21/32, art. 9, BS 26-09-1987> § 1. Het stemcijfer van iedere lijst wordt bepaald door de optelling van het getal der stembiljetten waarop bovenaan op die lijst of slechts op één kandidaat daarvan op geldige wijze is gestemd.
Alleenstaande kandidaten worden geacht ieder een afzonderlijke lijst te vormen.
§ 2. De verdeling van de zetels over de lijsten en de aanwijzing van de kandidaten die de door hun lijst behaalde zetels zullen verkrijgen, geschiedt door het agglomeratie- of federatiebureau op de wijze als aangegeven in de artikelen 167 tot 169, 170, eerste en tweede lid, van het Kieswetboek, en 21 van de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen.
Art.29. <W 1987-08-21/32, art. 9, BS 26-09-1987> § 1. De uitslag van de algemene telling van de stemmen en de namen van de kandidaten die tot agglomeratieraads- of federatieraadslid of opvolger gekozen zijn, worden in het openbaar afgekondigd.
Onmiddellijk na die afkondiging zendt de voorzitter van het agglomeratie- of federatiebureau aan de Minister van Binnenlandse Zaken een staat waarin voor ieder van de voorgedragen lijsten het stemcijfer en het aantal verkregen zetels worden vermeld.
§ 2. Het proces-verbaal van de verkiezing, staande de vergadering opgemaakt en ondertekend door de leden van het agglomeratie- of federatiebureau en door de getuigen, de processen-verbaal van de verschillende bureaus, de stembiljetten en de andere stukken, bedoeld in artikel 27, § 2, derde lid, alsmede de akten van voordracht en van bewilliging der kandidaten en van aanwijziging der getuigen, worden binnen drie dagen door de voorzitter van het agglomeratie- of federatiebureau aan de provinciegouverneur toegezonden.
Op het pak dat deze stukken bevat, worden de datum van de verkiezing en de naam van de agglomeratie of van de federatie vermeld.
Een dubbel van het proces-verbaal van het agglomeratie- of federatiebureau door de leden voor eensluidend verklaard, wordt op de secretarie van de agglomeratie of van de federatie voor eenieder ter inzage gelegd.
Aan ieder gekozene wordt een uittreksel uit dit proces-verbaal toegezonden.
§ 3. De provinciegouverneur houdt ter beschikking van de onderscheiden vrederechters die bevoegd zijn voor de toepassing van titel VI van het Kieswetboek, de niet-ontzegelde omslagen met de kiezerslijsten waarop aantekening is gehouden van de opgekomen kiezers.
De omslagen met de stembiljetten, behalve die met de niet-gebruikte, mogen alleen worden geopend door de bestendige deputatie van de provincieraad, aan wie alle stukken van de verkiezing worden bezorgd.
De stembiljetten worden vernietigd nadat de verkiezing definitief geldig of ongeldig verklaard is.
Art.30. <W 1987-08-21/32, art. 9, BS 26-09-1987> § 1. Deelneming aan de stemming is verplicht.
De bepalingen van de artikelen 207 tot 210 van het Kieswetboek betreffende de sanctie op de stemplicht zijn mede van toepassing op de agglomeratieraads- of federatieraadsverkiezingen.
De bepalingen van artikel 210 van dat wetboek, voor zover zij de herhaling van een niet-gewettigd verzuimt van de stemplicht betreffen, vinden alleen toepassing wanneer de verkiezingen van dezelfde aard zijn.
§ 2. De bepalingen van Titel V - Straffen - van het Kieswetboek zijn van toepassing op de agglomeratieraads- of federatieraadsverkiezingen.
De straffen gesteld door artikel 202 van dat wetboek zijn van toepassing op ieder die stemt met overtreding van de artikelen 6 tot 9bis en 142, zesde en zevende lid, van hetzelfde wetboek, of die op dezelfde dag achtereenvolgens in twee of meer stemafdelingen van dezelfde gemeente, of in verschillende gemeenten stemt, ook al is hij ingeschreven op de kiezersi1jsten van die verschillende gemeenten of stemafdelingen.
Art.31. <W 1987-08-21/32, art. 9, BS 26-09-1987> § 1. Alleen de kandidaten zijn gerechtigd bij de bestendige deputatie tegen de verkiezing bezwaar in te brengen.
Elk bezwaar moet, op straffe van verval, schriftelijk worden ingediend binnen tien dagen te rekenen van de dagtekening van het proces-verbaal en de identiteit en de woonplaats van de bezwaarde vermelden.
Het wordt overhandigd aan de provinciegriffier of ter post aangetekend verzonden.
De ambtenaar aan wie het bezwaarschrift wordt overhandigd, is verplicht een ontvangstbewijs af te geven.
Het is op straffe van gevangenis van één maand tot twee jaar verboden dit ontvangstbewijs te antidateren.
§ 2. De verkiezingen kunnen zowel door de bestendige deputatie als door de Raad van State alleen ongeldig worden verklaard op grond van onregelmatigheden die de zetelverdeling tussen de onderscheiden lijsten kunnen beïnvloeden.
Art.32. <W 1987-08-21/32, art. 9, BS 26-09-1987> § 1. De bestendige deputatie doet uitspraak over de bezwaren.
De uiteenzetting van de zaak door een lid van de bestendige deputatie en de uitspraak van de beslissing geschieden in openbare vergadering. De beslissing is met redenen omkleed en vermeldt de naam van de verslaggever en de namen van de aanwezige leden, alles op straffe van nietigheid.
De stembiljetten mogen alleen worden onderzocht wanneer de krachtens artikel 19, § 1, zevende lid, 1), aangewezen getuigen tegenwoordig of althans behoorlijk opgeroepen zijn; de omslagen die de stembiljetten bevatten, worden opnieuw verzegeld in hun bijzijn en door hun toedoen.
De bestendige deputatie doet uitspraak binnen dertig dagen na de dag van de verkiezing. Zij kan, bij een met redenen omklede beslissing genomen overeenkomstig het tweede lid van deze paragraaf, die termijn eenmaal verlengen met ten hoogste vijftien dagen.
Indien binnen deze termijn geen uitspraak is gedaan, wordt het bezwaar als verworpen beschouwd en is de uitslag van de verkiezing, zoals hij door het agglomeratie- of federatiebureau is afgekondigd, definitief.
§ 2. De bestendige deputatie kan de verkiezing alleen ongeldig verklaren op grond van een bezwaar.
Bij ontstentenis van bezwaren gaat de bestendige deputatie alleen de juistheid na van de zetelverdeling onder de lijsten en van de rangorde waarin de raadsleden en de opvolgers gekozen zijn verklaard. Zij wijzigt, in voorkomend geval ambtshalve de zetelverdeling en de rangorde.
Bij ontstentenis van een wijzigingsbeslissing binnen tien weken na de dag van de verkiezing is de uitslag van de verkiezing, zoals hij door het agglomeratie- of federatiebureau is afgekondigd, definitief.
§ 3. Van de beslissing van de bestendige deputatie of het uitblijven van enige beslissing binnen de voorgeschreven termijn, wordt door de provinciegriffier kennis gegeven aan de agglomeratie- of federatieraad en, bij een ter post aangetekende brief, aan de bezwaarden.
Bovendien wordt :
1) indien de verkiezing ongeldig verklaard is, van de beslissing van de bestendige deputatie op dezelfde wijze kennis gegeven aan de twee aftredende agglomeratieraads- of federatieraadsleden bedoeld in artikel 19, § 1, eerste lid of aan de drie ondertekenaars, bedoeld in artikel 19, § 1, tweede lid;
2) van de beslissing waarbij de bestendige deputatie, al dan niet uitspraak doende op een bezwaar, de zetelverdeling onder de lijsten, de rangorde van de gekozen raadsleden of die van de opvolgers wijzigt, op dezelfde wijze kennis gegeven aan de gekozen raadsleden, die hun hoedanigheid van gekozene verliezen, en aan de gekozen opvolgers, die hun rang van eerste of tweede opvolger verliezen.
Art.33. <W 1987-08-21/32, art. 9, BS 26-09-1987> Degenen aan wie kennis moet worden gegeven van de beslissing van de bestendige deputatie, kunnen binnen acht dagen na kennisgeving beroep instellen bij de Raad van State. De Raad van State doet onverwijld uitspraak over het beroep.
Art.34. <W 1987-08-21/32, art. 9, BS 26-09-1987> Het arrest van de Raad van State wordt door de griffier onmiddellijk ter kennis van de provinciegouverneur en van de agglomeratie- of federatieraad gebracht; is er geen beroep ingesteld, dan wordt de beslissing van de bestendige deputatie door de gouverneur onmiddellijk ter kennis van de agglomeratie- of federatieraad gebracht.
Bij gehele of gedeeltelijke ongeldigverklaring van de verkiezing gelast de voorzitter van het college van de agglomeratie of van de federatie de gemeenten die er deel van uitmaken, de lijst van de kiezers op te mallen op de dag van de kennisgeving van die beslissing aan de raad en de kiezers overeenkomstig artikel 16 op te roepen om nieuwe verkiezingen te houden binnen vijftig dagen na die kennisgeving.
Onderafdeling III. - Bevoegdheden.
Art.35. <W 1987-08-21/32, art. 9, BS 26-09-1987> § 1. De raad regelt alles wat, krachtens deze wet, tot de bevoegdheid van de agglomeratie of van de federatie behoort.
§ 2. Hij beraadslaagt over elk onderwerp dat hem door de hogere overheid wordt voorgelegd.
§ 3. De raad bepaalt de reglementen van inwendig bestuur en van politie van de agglomeratie of van de federatie. Die reglementen mogen niet strijdig zijn met de wetten, de decreten en de algemene en provinciale verordeningen.
§ 4. De raad kan politiestraffen stellen op de overtreding van zijn verordeningen en besluiten. In dit geval wordt een uitgifte van de beslissing gezonden aan de griffie van de rechtbank van eerste aanleg en van de politierechtbanken die voor het grondgebied van de agglomeratie of federatie bevoegd zijn, binnen vijf dagen volgend op de kennisgeving van de goedkeuring van die beslissing door de toezichthoudende overheid.
§ 5. De raad bepaalt de wedde van de voorzitter en van de leden van het college binnen de perken van de door de Koning vastgestelde algemene bepalingen.
Verzuimt de raad een beslissing te treffen, dan stelt de toezichthoudende overheid deze wedde vast en beveelt van ambtswege het uittrekken van de nodige kredieten op de begroting van de agglomeratie of van de federatie.
De voorzitter en de leden van het college mogen buiten die wedde geen bijkomende bezoldiging of verdienste om welke reden of onder welke benaming ook, ten laste van de agglomeratie of van de federatie genieten. De kosten die zij gemaakt hebben ter uitvoering van opdrachten die hen zijn toevertrouwd, worden terugbetaald.
Wanneer een lid van het college de voorzitter of wanneer een raadslid een lid van het college gedurende één maand of langer vervangt, wordt hem de aan dit ambt verbonden wedde toegekend voor de gehele tijd dat hij het mandaat waarneemt.
Het ter vervanging aangewezen lid van het college kan niet terzelfdertijd de wedde van voorzitter en van lid van het college ontvangen. Evenmin kan het ter vervanging aangewezen raadslid tegelijkertijd de wedde van lid van het college en het presentiegeld van raadslid ontvangen.
Wanneer een raadslid een lid van het college vervangt zonder dat hem de aan deze functie verbonden wedde wordt toegekend, kan hij, voor iedere vergadering van het college die hij bijwoont, het presentiegeld ontvangen dat aan de raadsleden wordt toegekend.
Binnen twaalf maanden na de afkondiging van deze wet zal de Koning, mutatis mutandis, de bepalingen van de wet van 5 juli 1954, gewijzigd bij de wetten van 20 april 1965 en van 11 juli 1969 betreffende het pensioen van de burgemeesters en schepenen en dit van hun rechtverkrijgenden, toepasselijk maken op de voorzitter en op de leden van het college.
Afdeling II. - Het college.
Art.36. Het college bestaat uit een voorzitter en leden door de raad uit zijn midden aangewezen voor een duur van (vijf) jaar. <W 1987-08-21/32, art. 10, BS 26-09-1987>
Het aantal leden, daaronder begrepen de voorzitter, wordt naar verhouding van het aantal raadsleden, door een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit vastgesteld. Dit aantal mag echter niet minder dan drie, noch meer dan negen bedragen.
Het lid van het college verliest die hoedanigheid wanneer hij geen deel meer uitmaakt van de raad.
Art.37. § 1. Na de installatie van zijn leden vergadert de raad onder het voorzitterschap van de oudste in jaren en verkiest hij de voorzitter van het college bij geheime stemming en met volstrekte meerderheid van stemmen.
§ 2. Indien na twee stemmingen, geen kandidaat de volstrekte meerderheid behaald heeft, wordt herstemd tussen de twee kandidaten die het grootste aantal stemmen behaalden bij de tweede stemming. Bij staking van stemmen bij de herstemming, is de oudste in jaren gekozen.
§ 3. De verkiezing van de voorzitter wordt door de Koning bekrachtigd.
Art.38. § 1. De andere leden van het college worden aangewezen overeenkomstig de bepalingen van dit artikel.
§ 2. Het agglomeratie- of federatiebureau bepaalt onmiddellijk na de afkondiging van de verkiezingsuitslag voor de raad, het aantal leden van het college dat, met uitzondering van de voorzitter, respectievelijk aan elke lijst toekomt.
Te dien einde past het bureau artikel 167 van het Kieswetboek toe, waarbij als stemcijfer in aanmerking wordt genomen het aantal in de raad op elke lijst verkozen kandidaten.
Wanneer een zetel met evenveel recht aan verscheidene lijsten toekomt, wordt artikel 168 van het Kieswetboek toegepast. In dit geval moet het in artikel 25 van deze wet bepaalde stemcijfer in aanmerking worden genomen.
Van de verdeling van de zetels wordt melding gemaakt in het proces-verbaal bedoeld in artikel 27.
§ 3. Na de verkiezing van de voorzitter overeenkomstig artikel 37, overhandigen de op elke kandidatenlijst verkozen raadsleden aan de voorzitter een lijst met de namen van de leden die zij in volgorde uit hun midden aanwijzen, om deel uit te maken van het college, tot beloop van het aantal vastgesteld met toepassing van § 2; elk van die lijsten is slechts geldig indien ze medeondertekend is door de meerderheid van de op dezelfde kandidatenlijst verkozen raadsleden.
De voorzitter verifieert of deze voorwaarden vervuld zijn, nodigt de voorgedragen leden uit om de bij artikel 8, § 2, 3°, voorgeschreven eed af te leggen en verklaart vervolgens het college zonder verdere formaliteit geïnstalleerd.
§ 4. De rangorde van de leden van het college wordt bepaald door de volgorde van het overeenstemmende quotiënt, berekend overeenkomstig § 2.
Art.39. Artikel 41, § 3, is van toepassing ingeval de gekozen voorzitter afstand doet of ingeval het ambt van voorzitter vacant is.
Is de voorzitter geschorst dan wordt zijn ambt uitgeoefend door het lid van het college dat het eerste in rang is.
In andere gevallen waarin de voorzitter tijdelijk in de onmogelijkheid is zijn ambt uit te oefenen, wordt die onmogelijkheid door het college vastgesteld. Het eerste lid is van toepassing, tenzij de raad een tijdelijke voorzitter verkiest volgens de procedure bepaald in artikel 37.
De in het derde lid bedoelde verkiezing wordt aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.
Art.40. De Koning kan de voorzitter en de leden van het college wegens kennelijk wangedrag of grove nalatigheid schorsen of afzetten. De betrokkene wordt vooraf gehoord door de Minister van Binnenlandse Zaken of zijn gemachtigde.
De schorsing mag drie maanden niet overschrijden.
Bij afzetting, kunnen de voorzitter of het lid van het college eerst na verloop van twee jaar worden herkozen en in geen geval vóór de eerstvolgende vernieuwing van de raad.
Art.41. § 1. De onverenigbaarheden die toepasselijk zijn op de schepenen, inzonderheid krachtens artikel 68 van de gemeentekieswet, zijn toepasselijk op de leden van het college. Bovendien mogen burgemeesters of schepenen van een gemeente van de agglomeratie of van de federatie geen deel uitmaken van het college.
Deze laatste bepaling treedt slechts in werking bij de tweede verkiezing van de raad; tijdens de overgangsperiode wordt de cumulatie van de wedden toegekend door de gemeente en door de agglomeratie of federatie alsmede van de bijkomende bezoldigingen, bij koninklijk besluit beperkt.
§ 2. Doet een aangewezen lid afstand of is een mandaat in het college vacant, dan voorzien de raadsleden die voorheen de desbetreffende zetel hebben toegewezen, in de vervanging door een nieuwe aanwijzing; de opvolger beëindigt het mandaat van zijn voorganger.
Bij ontstentenis of verhindering van een lid van het college wordt zijn ambt waargenomen door het raadslid dat de eerste plaats bekleedt op de ranglijst, en zo vervolgens, behoudens de onverenigbaarheden vermeld in § 1.
§ 3. De uittredende voorzitter of het uittredend lid van het college die tot raadslid wordt herkozen en de voorzitter of het lid die ontslagnemend is, zetten de uitoefening van hun ambt voort tot in hun vervanging is voorzien.
De voorzitter en het lid van het college die niet tot raadslid zijn herkozen, zetten de uitoefening van hun ambt voort tot de aanstelling van de nieuwe raad.
§ 4. De als burgemeester of schepenen van een gemeente die tot de agglomeratie of federatie behoort gepresteerde diensten, komen in aanmerking voor de vaststelling en de berekening van het rusten overlevingspensioen van de voorzitter en van de leden van het college.
Art.42. In het raam van de aan de agglomeratie of aan de federatie van gemeenten toevertrouwde bevoegdheden is het college belast met :
1° de uitvoering van de beslissingen van de raad;
2° de uitvoering van de wetten, decreten en algemene en provinciale besluiten;
3° het opmaken van het ontwerp van begroting van ontvangsten en uitgaven;
4° het beheer van de inkomsten, de afgifte van bevelschriften tot betaling van de uitgaven en het toezicht op de boekhouding;
5° het beheer van het vermogen en van de inrichtingen alsmede de vrijwaring van de rechten van de agglomeratie of federatie;
6° de leiding van de algemene diensten van de agglomeratie of federatie alsmede van hun regies;
7° de leiding van de werken;
8° de leiding van en het toezicht op het personeel;
9° de afgifte van vergunningen en machtigingen;
10° het optreden in rechte, hetzij als eiser, hetzij als verweerder. Nochtans is de machtiging van de raad vereist voor het optreden in rechte als eiser met uitzondering van de vorderingen in kort geding en de bezitsvorderingen, alsmede de handelingen tot bewaring van rechten of tot stuiting van verjaring en van verval.
Afdeling III. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Art.43. Onverminderd de toepassing van de bijzondere bepalingen van deze wet, zijn de bepalingen van de gemeentewet betreffende de werking van de gemeenteraad en van het college van burgemeester en schepenen, mutatis mutandis, van toepassing op de werking van de raad en van het college van de agglomeraties en van de federatie.
Art.44. De voorzitter leidt de werkzaamheden van de raad en van het college.
Hij zorgt voor het voorafgaand onderzoek van de zaken die aan de raad en aan het college worden voorgelegd.
Hij is belast met de uitvoering van de beslissingen van de raad en van het college wanneer hij daartoe opdracht heeft gekregen van het orgaan dat de beslissing genomen heeft.
Hij kan nochtans, onder zijn verantwoordelijkheid, zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk aan een lid van het college opdragen.
Art.45. § 1. De verordeningen en besluiten van de gemeenten mogen niet strijdig zijn met de verordeningen en besluiten van de agglomeraties en van de federaties.
§ 2. De verordeningen en besluiten van de raad en van het college worden bekendgemaakt.
De Koning bepaalt de nadere regelen van deze bekendmaking.
De verordeningen en besluiten zijn verbindend de vijfde dag na de bekendmaking, behalve wanneer de verordening of het besluit een kortere tijd bepaalt.
§ 3. De verordeningen en alle andere akten van de raad of van het college, de bekendmakingen, de openbare akten en de briefwisseling worden ondertekend door de voorzitter of door degene die hem vervangt en medeondertekend door de secretaris.
De ondertekening van briefwisseling mag, met de machtiging van het college, worden opgedragen aan een of meer van zijn leden.
HOOFDSTUK IV. - Administratie.
Afdeling I. - Personeel.
Art.46. § 1. In elke agglomeratie of federatie zijn er personeelsleden, waaronder een secretaris en een ontvanger die door de raad worden benoemd.
In de agglomeraties en federaties met 80 000 inwoners of meer mag er een adjunct-secretaris bestaan.
(...) <Derde lid opgeheven bij W 1989-01-12/30, art. 59, Inwerkingtreding : 01-01-1989>
(...) <Vierde lid opgeheven bij W 1976-06-04, art. 9, BS 17-07-1976>
§ 2. Inzake benoemingen in betrekkingen van het kader kunnen de rechten verleend bij de wet van 3 augustus 1919 en 27 mei 1947, de wetten betreffende het personeel in Afrika, gecoördineerd op 21 mei 1964, het koninklijk besluit nr. 3 van 18 april 1967 ter bevordering van een gemakkelijke werving of indienstneming, in overheidsdienst, van personen ontslagen wegens gehele of gedeeltelijke sluiting van steenkolenmijnen, gewijzigd door de wet van 4 juni 1970, alsmede bij de wet van 26 maart 1968 waarbij de aanwerving in openbare dienst wordt vergemakkelijkt van personen die bij de technische coöperatie met de ontwikkelingslanden diensten hebben gepresteerd, niet worden ingeroepen tegen de personeelsleden van openbare diensten die zijn overgedragen aan de agglomeratie of de federatie.
§ 3. Voor de eerste benoeming tot de graden van secretaris, adjunct-secretaris en ontvanger hebben de vastbenoemde gemeentesecretarissen, adjunct-secretarissen en -ontvangers van de gemeenten die deel uitmaken van de agglomeratie of de federatie, een recht van voorrang om in een gelijkwaardige graad benoemd te worden, indien zij aan de door de raad vastgestelde benoemingsvoorwaarden beantwoorden.
§ 4. Alvorens in dienst te treden leggen de personeelsleden in handen van de voorzitter de eed af overeenkomstig de desbetreffende wetsbepalingen.
Van de eedaflegging wordt proces-verbaal opgemaakt.
Het personeelslid dat de eed niet heeft afgelegd binnen vijftien dagen nadat hij daartoe werd uitgenodigd, wordt geacht ontslagnemend te zijn.
Art.47. § 1. De personeelsleden van de gemeentelijke instellingen en diensten betrokken bij de overdracht van bevoegdheden aan de agglomeratie of federatie, worden door deze ambtshalve overgenomen.
Zij worden met hun graad of met een gelijkwaardige graad en in hun hoedanigheid overgeplaatst.
Zij behouden ten minste de bezoldiging en de geldelijke anciënniteit die zij hadden of zouden bekomen hebben indien zij in hun dienst van herkomst het ambt dat zij bij hun overplaatsing bekleedden, verder hadden uitgeoefend.
De Koning bepaalt de algemene regelen tot vaststelling van de administratieve anciënniteit van deze personeelsleden. Hij bepaalt eveneens de voorwaarden waaronder deze personeelsleden terug in hun gemeente van herkomst kunnen worden opgenomen. Te dien einde kan hij afwijken van de in artikel 46, § 2, bedoelde wetten en het aldaar bedoeld besluit.
Op verzoek van de gemeenteraad of van de agglomeratie- of federatieraad doet de Minister van Binnenlandse Zaken uitspraak over elke betwisting betreffende de gevolgen van de overname van personeelsleden.
§ 2. (...) <W 1989-01-12/30, art 59, Inwerkingtreding : 01-01-1989>
Art. 47bis. <Ingevoegd bij W 1976-06-04, art. 7, BS 17-07-1976> § 1. (De artikelen 156 tot 168 van de nieuwe gemeente zijn) van toepassing op de personeelsleden van de agglomeratie en federatie van gemeente, en op hun rechtverkrijgenden. <W 1989-05-26/33, art. 4, Inwerkingtreding : 01-06-1989>
§ 2. In afwijking van artikel 3, tweede volzin, van de wet tot vaststelling van een zeker verband tussen de onderscheiden pensioenregelingen van de openbare sector, worden op het pensioen van de personeelsleden van de agglomeraties en de federaties van gemeenten, die ingevolge de bevoegdheidsoverdracht ambtshalve zijn overgenomen de bepalingen toegepast inzake toekenning en berekening van de rustpensioenen, van kracht in de regeling waaraan het personeelslid vóór de ipv opgenomen overdracht was onderworpen, en zoals deze was vestgesteld op het ogenblik van de overdracht.
In afwijking van artikel 3, derde volzin van de wet van 14 april 1965, worden de diensten, uit hoofde waarvan de personeelsleden van de agglomeraties en de federaties van gemeenten, die ingevolge de bevoegdheidsoverdracht ambtshalve zijn overgenomen, onderworpen waren aan de pensioenregeling van hun gemeente van herkomst, in aanmerking genomen naar rata van het zoveelste per jaar dienst, eigen aan die regeling, zoals deze op het ogenblik van de overdracht was vastgesteld.
In afwijking van artikel 2, eerste lid, van de wet van 14 april 1965, kunnen eveneens aanspraak maken op het enig rustpensioen de personeelsleden van de agglomeraties en de federaties van gemeenten, die ingevolge de bevoegdheidsoverdracht ambtshalve zijn overgenomen, en die voor de in de gemeente van herkomst en in de agglomeratie of de federatie van gemeenten gepresteerde diensten een dienstuur totaliseren, welke recht geeft op een pensioen in hun gemeentelijke pensioenregeling, zoals deze op het ogenblik van de overdracht was vastgesteld.
In afwijking van artikel 8 van de wet van 14 april 1965, wordt het enig overlevingspensioen aan de rechtverkrijgenden van de personeelsleden van de agglomeraties en federaties van gemeenten, die ingevolge de bevoegdheidsoverdracht ambtshalve zijn overgenomen, toegekend volgens de bepalingen inzake toekenning en berekening der pensioenen, van kracht in de regeling waaraan het personeelslid vóór de overdracht was onderworpen, en zoals deze op het ogenblik van de overdracht was vastgesteld.
§ 3. Het bepaalde in § 2 is eveneens van toepassing op de pensioenen van de personeelsleden, die door de agglomeratie of de federatie van gemeenten ambtshalve werden overgenomen en achteraf terug in hun gemeente van herkomst zijn opgenomen, overeenkomstig artikel 47, § 1, alsmede op de pensioenen van de rechtverkrijgenden van die personeelsleden.
De gemeenten zullen de nodige maatregelen treffen opdat de personeelsleden, die ze na de ambtshalve overdracht terug opnemen overeenkomstig het bepaalde in artikel 47, § 1, en ook hun rechtverkrijgenden het genot zouden kunnen hebben van het pensioenstelsel dat op hen toepasselijk was vóór de overdracht naar de agglomeratie of federatie van gemeenten.
§ 4. Het bepaalde in § 2 is eveneens van toepassing op de pensioenen van de personeelsleden van de verenigingen van gemeenten die ingevolge de bevoegdheidsoverdracht ophouden te bestaan, alsmede op de pensioenen van hun rechtverkrijgenden.
Afdeling II. - Financiën en goederen.
Art.48. § 1. Binnen de door de wet bepaalde grenzen kan de agglomeratie en de federatie heffen :
1° taksen;
2° opcentiemen op de provinciale belastingen;
3° opcentiemen op de onroerende voorheffing;
4° (...) <W 1977-12-22, art. 22, BS 24-12-1977>
5° (...) <W 1972-07-07, art. 4, BS 26-07-1972>
§ 2. Aan de goedkeuring van de Koning worden onderworpen de raadsbeslissingen inzake invoering, wijziging of afschaffing van de belastingen of van de desbetreffende verorderingen.
De Koning kan aan de provinciegouverneurs zijn bevoegdheid inzake goedkeuring van de federatiebelastingen toevertrouwen.
§ 3. De kohieren van de belastingen van de agglomeratie en van de federatie bedoeld in § 1, 1° en 2°, mogen slechts invorderbaar worden verklaard nadat de gouverneur voor wat de agglomeratie aangaat en de bestendige deputatie van de provinciale raad voor wat de federaties aangaat, ze uitvoerbaar heeft gemaakt.
De Koning bepaalt de nadere regelen inzake invordering, beroep en vervolging met betrekking tot die belastingen.
§ 4. De agglomeratie en de federatie kunnen onder de in § 2, bedoelde voorwaarden retributies heffen.
§ 5. (De wettelijke bepalingen betreffende de voorrechten inzake rechtstreekse belastingen ten bate van de Staat worden toepasselijk gemaakt op de rechtstreekse belastingen van de agglomeraties en de federaties van gemeenten.) <L 1972-07-07, art. 7, BS 26-07-1972>
Art.49. Wanneer een agglomeratie of federatie de in artikel 4 bedoelde bevoegdheden uitoefent, heft de Koning vanaf het daarop volgende belastingsjaar de verordeningen betreffende de verbaalbelastingen van de gemeenten die van de agglomeratie of federatie deel uitmaken op, rekening houdend met de verlichting van de door die gemeenten gedragen lasten en met de toepassing van artikel 52 van deze wet.
Art.50. § 1. De agglomeratie en de federatie kunnen toeslagen, schenkingen en legaten ontvangen.
De raadsbeslissingen betreffende de aanvaarding van schenkingen en legaten zijn, wanneer de waarde ervan een miljoen frank overschrijdt, aan de goedkeuring van de Koning onderworpen.
§ 2. De agglomeratie en de federatie kunnen leningen opnemen of uitschrijven.
De desbetreffende raadsbeslissingen zijn aan de goedkeuring van de Koning onderworpen.
De raad kan evenwel de leningsvoorwaarden regelen of het college met de regeling ervan belasten, zonder nieuwe goedkeuring, tenzij de Koning die regeling uitdrukkelijk tot zich heeft getrokken.
Art.51. Totdat ten behoeve van de agglomeraties, de federaties en de gemeenten in de oprichting van een Fonds van de plaatselijke besturen is voorzien, wordt ieder jaar op de Rijksbegroting een bijzonder krediet uitgetrokken.
Het bedrag van dit krediet, dat op de algemene inkomsten van de Schatkist wordt genomen, wordt jaarlijks bepaald.
Het wordt verdeeld volgens normen die jaarlijks door de Koning worden vastgesteld.
Art.52. De agglomeratie- of federatieraad kan, na raadpleging door het college van de betrokken gemeenteraden, aan de gemeenten een bijdrage vragen in de uitgaven, die voor de agglomeratie of federatie voortvloeien uit de bevoegdheden welke krachtens artikel 4, § 4, 20, worden uitgeoefend.
Het advies van de gemeenteraad moet binnen zestig dagen te rekenen van de ontvangst van de vraag worden verstrekt; wordt geen advies uitgebracht dan wordt het advies geacht gunstig te zijn.
De beslissing van de raad van de agglomeratie of federatie wordt aan de Koning ter goedkeuring voorgelegd.
Weigert een gemeenteraad op de gemeentebegroting de te haren laste gelegde bijdrage uit te trekken, dan wordt zij door de Koning ambtshalve uitgetrokken.
Art.53. § 1. Ieder jaar stelt de raad, op de voordracht van het college, de begroting van ontvangsten en uitgaven van het volgende jaar vast en sluit de rekeningen van het afgelopen jaar.
Al de ontvangsten en uitgaven van de agglomeratie of van de federatie worden in de begroting en in de rekeningen ingeschreven.
§ 2. De Koning bepaalt, bij in Ministerraad overlegd besluit, en naar analogie van de provincie- en gemeentewet, de budgettaire procedure, de verplichte uitgaven van de agglomeraties en van de federaties, alsmede de procedure betreffende uitgaven waarbij tegelijk de agglomeratie of de federatie en één of meer gemeenten betrokken zijn.
§ 3. De Koning bepaalt onder dezelfde voorwaarden, het stelsel van de rekeningen van de agglomeraties en federaties.
De rekeningen zijn respectievelijk onderworpen aan de goedkeuring van de Koning en van de bestendige deputatie van de provinciale raad; artikel 56, § 4, is ter zake niet van toepassing.
Art.54. § 1. De Koning kan de agglomeraties en federaties machtigen om over te gaan tot onteigeningen ten algemenen nutte.
De overeenkomsten inzake afstand in der minne, de kwijtingen en andere handelingen in verband met het verkrijgen van onroerende goederen, kunnen zonder kosten worden gesloten door toedoen van de voorzitter handelend in naam van de agglomeraties of federaties.
§ 2. De agglomeratie of federatie oefent, in plaats van de gemeenten, het openbaar domeinrecht uit over de roerende en onroerende goederen die onmisbaar zijn voor het uitoefenen van de haar opgedragen bevoegdheden. Behoren die goederen toe aan een gemeente, dan gaat de eigendom ervan ambtshalve over op de agglomeratie of de federatie.
De gemeente en de agglomeratie of de federatie plegen overleg omtrent het onmisbare van de overdracht en de desbetreffende voorwaarden met inachtneming van de investeringen en van de schuldenlast aangegaan met het oog op die investeringen.
Komen de agglomeratie of federatie en de gemeente niet overeen, dan wordt het geschil door de Koning beslecht, na advies van een commissie waarvan de samenstelling door Hem wordt bepaald. De Koning bepaalt de procedure aan de hand van de algemene beginselen die voor iedere rechtsprocedure gelden.
Art.55. Mogen rechtstreeks aan de naamloze vennootschap " Gemeentekrediet van België " gestort worden, voor boeking op de respectieve rekeningen der agglomeraties, der federaties van gemeenten en der drie commissies bedoeld bij artikel 72, § 1 :
1° het bedrag der aandelen in de verdelingsfondsen te hunnen behoeve opgericht;
2° de opbrengst der door de Rijksdiensten voor hun rekening geïnde belastingen;
3° de bijdragen, de dotaties, de tegemoetkomingen in hun uitgaven en over 't algemeen, alle sommen welke hun om niet door het Rijk, de provincies en de gemeenten worden verleend.
De naamloze vennootschap " Gemeentekrediet van België " is ertoe gemachtigd het bedrag der schulden door de agglomeraties, de federaties van gemeenten en de commissies tegenover haar aangegaan ambtshalve in mindering te brengen op het tegoed der rekeningen welke zij te hunnen behoeve heeft geopend.
HOOFDSTUK V. - Administratief toezicht.
Art.56. (Opgeheven) <ORD 1998-05-14/34, art. 19, 6°, Inwerkingtreding : 01-09-1998>
HOOFDSTUK VI. - Het overleg.
Art.57. § 1. Er bestaat voor elke agglomeratie en haar randfederaties een overlegorgaan, " overlegcomité " genoemd.
§ 2. Het overlegcomité is samengesteld uit vier afgevaardigden van de agglomeratie en twee afgevaardigden van dit van de in § 1 bedoelde federaties.
Het college van de agglomeratie en dit van de betrokken federaties duiden onder hun leden de afgevaardigden aan.
§ 3. Het overlegcomité wordt om beurten en voor zes maand door een afgevaardigde van de betrokken instellingen voorgezeten. Het wordt voor de eerste maal bijeengeroepen en geïnstalleerd op initiatief van de gouverneur van de provincie waartoe de agglomeratie behoort.
§ 4. Het overlegcomité kan tot de agglomeratie en de betrokken federaties adviezen, aanbevelingen en voorstellen van overeenkomst richten omtrent problemen met technisch karakter die tot de bevoegdheid van de agglomeratie en de betrokken federaties behoren en die meer dan één van deze instellingen betreffen.
HOOFDSTUK VII. - Verscheidene bepalingen.
Art.58. De burgemeesters van de gemeenten waarvan het grondgebied zich binnen de grenzen van de agglomeratie of van de federatie bevindt, zijn met de uitvoering van de politieverordeningen van de agglomeratie en van de federatie belast.
Art.59. De Koning kan, op voorstel van de raad, de instellingen of diensten aanduiden die in agglomeratie-bedrijven of federatie-bedrijven kunnen worden ingericht.
Hij bepaalt het statuut van deze bedrijven.
Art.60. De agglomeratie of de federatie treedt in de plaats van de gemeenten die haar grondgebied samenstellen in de verenigingen van gemeenten waarvan het doel aangelegenheden omvat betreffende welke de bevoegdheid haar krachtens artikel 4 werkelijk is overgedragen. Zij treedt in de rechten, verplichtingen en lasten van de gemeenten die zij in de vereniging opvolgt.
HOOFDSTUK VIII. - Bepalingen betreffende de Brusselse Agglomeratie en haar Randfederaties.
Afdeling I. - De Brusselse agglomeratie.
Art.61. De Brusselse agglomeratie strekt zich uit over het grondgebied van de gemeenten Anderlecht, Brussel, Elsene, Etterbeek, Evere, Ganshoren, Jette, Koekelberg, Oudergem, Schaarbeek, Sint-Agatha-Berchem, Sint-Gillis, Sint-Jans-Molenbeek, Sint-Joost-ten-Node, Sint-Wambrechts-Woluwe, Sint-Pieters-Woluwe, Ukkel, Vorst en Watermaal-Bosvoorde.
Art.62. (Opgeheven) <W 1989-01-12/30, art 59, Inwerkingtreding : 01-01-1989>
Art.63. (Opgeheven) <W 1989-01-12/30, art 59, Inwerkingtreding : 01-01-1989>
Art.64. (Opgeheven) <W 1989-01-12/30, art 59, Inwerkingtreding : 01-01-1989>
Art.65. (Opgeheven) <W 1989-01-12/30, art 59, Inwerkingtreding : 01-01-1989>
Art.66. (Opgeheven) <W 1989-01-12/30, art 59, Inwerkingtreding : 01-01-1989>
Art.67. (Opgeheven) <W 1989-01-12/30, art 59, Inwerkingtreding : 01-01-1989>
Art.68. (Opgeheven) <W 1989-01-12/30, art 59, Inwerkingtreding : 01-01-1989>
Art.69. (Opgeheven) <W 1989-01-12/30, art 59, Inwerkingtreding : 01-01-1989>
Art.70. (Opgeheven) <W 1987-08-21/32, art 20, BS 26-09-1987>
Art.71. (Opgeheven) <W 1989-01-12/30, art 59, Inwerkingtreding : 01-01-1989>
Art.72. (Opgeheven) <W 1989-01-12/30, art 78, Inwerkingtreding : 01-01-1989>
Art.73. (Opgeheven) <W 1989-01-12/30, art 78, Inwerkingtreding : 01-01-1989>
Art.74. (Opgeheven) <W 1989-01-12/30, art 78, Inwerkingtreding : 01-01-1989>
Art.75. (Opgeheven) <W 1989-01-12/30, art 78, Inwerkingtreding : 01-01-1989>
Art.76. (Opgeheven) <W 1989-01-12/30, art 78, Inwerkingtreding : 01-01-1989>
Art.77. (Opgeheven) <W 1989-01-12/30, art 78, Inwerkingtreding : 01-01-1989>
Art.78. (Opgeheven) <W 1989-01-12/30, art 78, Inwerkingtreding : 01-01-1989>
Art.79. (Opgeheven) <W 1989-01-12/30, art 78, Inwerkingtreding : 01-01-1989>
Art.80. (Opgeheven) <W 1989-01-12/30, art 78, Inwerkingtreding : 01-01-1989>
Art.81. (Opgeheven) <W 1989-01-12/30, art 78, Inwerkingtreding : 01-01-1989>
Art.82. (Opgeheven) <W 1989-01-12/30, art 78, Inwerkingtreding : 01-01-1989>
Art.83. (Opgeheven) <W 1989-01-12/30, art 78, Inwerkingtreding : 01-01-1989>
Afdeling II. - Randfederaties.
Art.84. (Opgeheven) <W 1975-12-30/30, 3, §1, BS 23-01-1976>
Art.85. (Opgeheven) <W 1975-12-30/30, 3, §1, BS 23-01-1976>
Afdeling III. - Het overleg.
Art.86. (Opgeheven) <W 1975-12-30/30, 3, §1, BS 23-01-1976>
HOOFDSTUK IX. - Wijzigende bepalingen.
Art.87. In artikel 1, § 1, 1°, van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 18 juli 1966, worden de woorden " van de agglomeraties, van de federaties van gemeenten " ingevoegd na het woord " provinciën ".
Art.88. § 1. Artikel 5 van de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs wordt vervangen door de volgende tekst :
" Artikel 5. In het arrondissement Brussel-Hoofdstad is de onderwijstaal het Nederlands of het Frans al naar de keuze van het gezinshoofd, wanneer dit in bedoeld arrondissement verblijft.
De afdelingen waar het Nederlands de onderwijstaal is en de afdelingen waar het Frans de onderwijstaal is, alsmede de afdelingen met verschillende taalstelsel van kinderkribben, kleintjesoorden en peutertuinen mogen niet onder dezelfde directie worden geplaatst en hangen af van de inspectie van hun taalstelsel.
In hetzelfde arrondissement organiseert de Staat en subsidieert hij onder de voorwaarden bepaald door de Koning, de kinderkribben, kleintjesoorden, peutertuinen, alsmede het kleuter- en lager onderwijs, noodzakelijk opdat de gezinshoofden het recht kunnen uitoefenen hun kinderen over een redelijke afstand naar een inrichting van hun keuze te sturen, waar naargelang van het geval, de voer- of onderwijstaal het Nederlands of het Frans is. "
§ 2. In artikel 17, eerste lid, van dezelfde wet, worden de woorden " van artikelen 5, 6 en 7 " vervangen door de woorden " van de artikelen 6 en 7 ".
HOOFDSTUK X. - Overgangsbepalingen.
Art.89. Met het oog op de samenstelling van de eerste raad van elke agglomeratie, neemt de gouverneur de eed af van de oudste onder de gekozen raadsleden en installeert hem.
Met het oog op de samenstelling van de eerste raad van elke federatie, neemt de gouverneur of de gemachtigde arrondissementscommissaris de eed af van de oudste onder de gekozen raadsleden en installeert hem.
Met het oog op de samenstelling van de eerste Nederlandse en de eerste Franse commissie voor de cultuur, neemt de gouverneur de eed af van de oudste onder de gekozen commissarissen en installeert hem.
De oudste in jaren neemt vervolgens de eed af van de andere raadsleden of commissarissen.
Art.90. (Opgeheven) <W 1987-08-21, art. 1, BS 26-09-1987>
Art. 90bis. (Opgeheven) <W 1987-08-21, art. 1, BS 26-09-1987>
Art.91. (Opgeheven) <W 1987-08-21, art. 1, BS 26-09-1987>
Art. 91bis. <Ingevoegd bij W 1972-05-30, art. 1, BS 31-05-1972> De bevoegdheden opgesomd onder 5°, 10° en 11° van artikel 4, § 2, worden eau de agglomeratie of aan de federatie overgedragen op 1 januari van het jaar dat volgt op dit van de installatie van haar raad.
Indien de termijn tussen die twee data kleiner is dan drie maanden, wordt de overdracht tot 1 januari van het daaropvolgend jaar uitgesteld.
HOOFDSTUK XI. - Slotbepalingen.
Art.92. De gemeentelijke besluiten en verordeningen inzake aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de agglomeratie en van de federatie worden gebracht, blijven van toepassing in de betrokken gemeente tot de dag, waarop en in de mate dat de agglomeratie of de federatie gebruik heeft gemaakt van baar reglementaire macht ter zake.
Art.93. Uiterlijk twaalf maanden na de oprichting van de agglomeratie of van de federatie, stellen de betrokken gemeenten de personeelsformatie vast, rekening houdend met de bevoegdheidswijzigingen die effectief hebben plaatsgevonden.
Die personeelsformatie wordt binnen het jaar, na elke overdracht van bevoegdheid herzien.
Art.94. § 1. De aanvragen, reclamaties of verzoekschriften die onder de bevoegdheid vallen van een agglomeratie of van een federatie van gemeenten worden ingediend, hetzij bij de burgemeester van de gemeente waar de aanvrager of bezwaarindiener zijn woonplaats of zetel heeft, hetzij bij de burgemeester van de gemeente waar de raad, de hoofdzetel van de agglomeratie of van de federatie is gevestigd, naar gelang de woonplaats of de zetel van de aanvrager of bezwaarindiener al dan niet in een gemeente van deze agglomeratie of van deze federatie is gevestigd.
De burgemeester zendt, zonder verwijl, de aanvraag, de reclamatie of het verzoekschrift aan het college van de agglomeratie of van de federatie.
§ 2. De akten, getuigschriften, machtigingen, vergunningen, formulieren en alle bescheiden die door de diensten van de agglomeratie of van de federatie van gemeenten zijn opgesteld, worden aan de natuurlijke en de rechtspersoon afgegeven door :
de burgemeester van de gemeente van de agglomeratie of van de federatie waar de woonplaats of de zetel van deze personen gevestigd is;
de burgemeester van de gemeente waar de hoofdzetel van de agglomeratie of van de federatie gelegen is, indien de woonplaats of de zetel van deze personen buiten de agglomeratie of de federatie gevestigd is.
De diensten van de agglomeraties en van de federatie zenden, zonder verwijl, de akten, getuigschriften, machtigingen, vergunningen, formulieren en andere bescheiden, bedoeld in het eerste lid, aan de bevoegde burgemeester.
Art.95. De Koning kan, bij in Ministerraad overlegde besluiten :
1° de tekst van de wetten die door deze wet stilzwijgend gewijzigd worden in overeenstemming brengen met deze wet;
2° de tekst van de wetten in overeenstemming brengen met de terminologie van deze wet.
De koninklijke besluiten bedoeld in het eerste lid zullen bij de wet bekrachtigd worden. Het ontwerp van de bekrachtigingswet zal ingediend worden binnen twee maanden na de bekendmaking van het koninklijk besluit.
Art.96. De Koning kan de codificatie vaststellen :
a) van de bepalingen van deze wet, van de bepalingen van de gemeentewet van 30 maart 1836 en van de wettelijke bepalingen betreffende de bevoegdheden, de organisatie, de aansprakelijkheid van de gemeenteoverheden en alle andere aangelegenheden met betrekking tot de gemeenten. Die codificatie zal als opschrift hebben : " Gemeentewetboek ";
b) van de bepalingen van deze wet en de bepalingen betreffende de parlementsverkiezingen, de provincieraads- en de gemeenteraadsverkiezingen. De codificatie zal als opschrift hebben : " Kieswetboek ".
De Koning houdt rekening met de bepalingen die onder a en b de bedoelde teksten uitdrukkelijk of sti1zwijgend gewijzigd mochten hebben, op het tijdstip dat de codificaties worden opgemaakt.
De Koning kan :
1° de volgorde, de nummering en, in het algemeen de inkleding van de te codificeren bepalingen wijzigen;
2° de verwijzingen die in de te codificeren bepalingen mochten voorkomen wijzigen, ten einde ze, onder meer, in overeenstemming te brengen met de nieuwe nummering;
3° de redactie van de te codificeren bepalingen wijzigen met het oog op de overeenstemming; die bepalingen vereenvoudigen en éénmaken en eenheid in de terminologie ervan brengen;
4° De Nederlandse tekst vaststellen van de bepalingen die dagtekenen van vóór de inwerkingtreding van de wet van 18 april 1898 betreffende het gebruik der Vlaamse taal in de officiële bekendmakingen.
Deze codificaties worden vastgesteld in ontwerpen van bekrachtigingswetten die aan de Wetgevende Kamers worden voorgelegd onmiddellijk indien deze zitting hebben, zo niet in hun eerstvolgende zitting.
De wetboeken hebben slechts uitwerking de dag waarop de wetten die ze bekrachtigen, in werking treden.
Art. 97. Deze wet treedt in werking de dag waarop de wet tot regeling van de culturele autonomie in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.