23 MAART 1970. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen een tegemoetkoming verleent in het loon en de sociale lasten, die door de beschermde werkplaatsen worden gedragen. (NOTA 1 : opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij MB 1970-03-23/02, art. 14, Inwerkingtreding : 01-01-1997) - (NOTA 2 : opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWG 1997-01-23/36, art. 27, Inwerkingtreding : 01-01-1997) (NOTA 3 : opgeheven voor de Franse Gemeenschap van Brussel bij BESL 1997-03-13/46, art. 12, Inwerkingtreding : 01-01-1997) - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-09-1981 en tekstbijwerking tot 20-10-2021)
Art. 1
HOOFDSTUK I. - TEGEMOETKOMING BETREFFENDE DE MINDER-VALIDE WERKNEMERS.
Art. 2-3
Art. 3 Duitstalige gemeenschap
Art. 4
Art. 4 Franse gemeenschap
Art. 4 Duitstalige gemeenschap
Art. 5
Art. 5 Duitstalige gemeenschap
Art. 6
Art. 6 Duitstalige gemeenschap
Art. 6 Vlaams Gewest
Art. 6bis Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 6bis WAALS GEWEST
Art. 6ter Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 6ter WAALS GEWEST
Art. 6quater WAALS GEWEST
Art. 6quinquies WAALS GEWEST
Art. 7
Art. 7 Duitstalige gemeenschap
Art. 8-9
HOOFDSTUK II. TEGEMOETKOMING BETREFFENDE HET KADERPERSONEEL.
Art. 10
Art. 10 Duitstalige gemeenschap
Art. 10bis
Art. 10bis Duitstalige gemeenschap
Art. 11
Art. 11 Vlaams Gewest
Art. 11 Duitstalige gemeenschap
Art. 11 Franse gemeenschap
Art. 12
Art. 12 Vlaams Gewest
Art. 12bis, 13
HOOFDSTUK III. BEPALINGEN GEMEENSCHAPPELIJK AAN DE TEGEMOETKOMINGEN BEDOELD BIJ DE HOOFDSTUKKEN I EN II.
Art. 14, 14bis, 15-16
Art. 16 Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK IV. OVERGANGSBEPALINGEN.
Art. 17-18
HOOFDSTUK V. EINDBEPALINGEN.
Art. 19-20
1993029522 1994027506 1994027575 1994036134 1994112851 1995027276 1995027277 1995027627 1995031555 1995036750 1996027669 1996031127 1996031439 1996031657 1996031658 1996031659 1996035391 1997027003 1997027677 1997033014 1997033034 1998033038 2000033057 2001033038 2002033025 2002033026 2002033085 2005033052 2008033032 2013203850 2017200505 2017200897 2017204351 2019206049 2020202740 2021200154 2021204814 2023203818 2024204957
Artikel 1. De tegemoetkoming van het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen in het loon dat wordt betaald en in de sociale lasten die worden gedragen door de krachtens artikel 48 of 144 van het koninklijk besluit van 5 juli 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen erkende beschermde werkplaatsen, wordt verleend volgens de in dit besluit bepaalde voorwaarden.
HOOFDSTUK I. - TEGEMOETKOMING BETREFFENDE DE MINDER-VALIDE WERKNEMERS.
Art.2. De tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten wordt verleend voor elke tewerkgestelde minder-valide werknemer voor wie in het omscholings- en sociale reclasseringsproces, vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van voornoemd koninklijk besluit van 5 juli 1963, wordt besloten dat een voorlopige of definitieve plaatsing in een beschermde werkplaats noodzakelijk is.
Evenwel mag de tegemoetkoming ook worden verleend voor de tewerkgestelde minder-valide werknemers wier omscholings- en sociale reclasseringsproces nog niet is vastgesteld, voor zover zij bij het Rijksfonds een aanvraag om inschrijving hebben ingediend en omtrent deze aanvraag geen afwijzende beslissing werd genomen.
Art.3.Het bedrag van de tegemoetkoming varieert in functie van het bedrag van het loon en van de aard van de handicap van elke werknemer, alsmede in functie van het aantal jaren sedert hetwelk de beschermde werkplaats is erkend.
Art. 3_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. <BDG 2002-07-18/75, art. 1, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2002> De tegemoetkoming vermeld in artikel 2 stemt overeen met een forfaitaire toelage per uur en per rendementscategorie. De rendementscategorie stemt telkens overeen met het rendement van de werknemer, bepaald overeenkomstig artikel 5. In de forfaitaire toelage zijn de kosten voor het bedrijfsgeneeskundig onderzoek inbegrepen.
Art.4.<MB 26-7-1977, art. 1> § 1. Het basisbedrag van de tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten is vastgesteld op 65 pct. van het bedrag van het loon dat aan elk minder-valide werknemer wordt betaald.
Het percentage voorzien bij het eerste lid wordt gebracht :
1° op 70 pct. gedurende een periode van twee jaar die volgt op het begin van de maand vanaf dewelke de beschutte werkplaats voor de eerste maal erkend is;
2° op 67,5 pct. gedurende een periode van één jaar die volgt op de periode van twee jaar bedoeld bij het 1° hierboven.
§ 2. Voor het vaststellen van het basisbedrag van de tegemoetkoming bedoeld in § 1, wordt echter geen rekening gehouden met het gedeelte van het uurloon dat (68,52)F overschrijdt. <MB 1981-06-01/01, art. 1, 002>
Dit bedrag van (68,52)F wordt gekoppeld aan de spilindex 114,20 en wordt aangepast overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de Openbare Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan zelfstandigen, aan het indexcijfer der consumptieprijzen worden gekoppeld. <MB 1981-06-01/01, art. 1, 002>
Daarenboven wordt dit bedrag van (68,52)F op 1 april van elk jaar, en dit voor de eerste maal op 1 april 1976, geherwaardeerd naargelang van de algemene evolutie van de lonen : de toe te passen herwaarderingscoëfficiënt is gelijk aan deze die van toepassing is op de bedragen van het minimumuurloon vastgesteld in de reglementering tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden van toekenning van het loon aan de minder-validen die in de beschutte werkplaatsen zijn tewerkgesteld. <MB 1981-06-01/01, art. 1, 002>
Art. 4_FRANSE_GEMEENSCHAP. <MB 26-7-1977, art. 1> § 1. Het basisbedrag van de tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten is vastgesteld op (70 pct.) van het bedrag van het loon dat aan elk minder-valide werknemer wordt betaald. <BFG 1991-07-19/37, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-01-1991; Opheffing : 01-01-1996; BFG 1992-12-14/34, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 09-11-1992; verlengd voor één jaar vanaf 01-01-1994 bij BESL 1994-12-01/53, art. 1; verlengd voor één jaar vanaf 01-01-1995 bij BESL 1995-03-16/58, art. 1> <BWG 1995-03-23/60, art. 2, Inwerkingtreding : 23-03-1995>; verlengd voor 6 maand vanaf 01-01-1996 bij BESL 1996-02-29/42, art. 2> Het percentage voorzien bij het eerste lid wordt gebracht : 1° op (75 pct.) gedurende een periode van twee jaar die volgt op het begin van de maand vanaf dewelke de beschutte werkplaats voor de eerste maal erkend is; <BFG 1991-07-19/37, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-1991; Opheffing : 01-01-1996; BFG 1992-12-14/34, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 09-11-1992; verlengd voor 1 jaar vanaf 01-01-1994 bij BESL 1994-12-01/53, art. 1; verlengd voor één jaar vanaf 01-01-1995 bij BESL 1995-03-16/58, art. 1> <BWG 1995-03-23/60, art. 2, Inwerkingtreding : 23-03-1995>; verlengd voor 6 maand vanaf 01-01-1996 bij BESL 1996-02-29/42, art. 2> 2° op (72,5 pct.) gedurende een periode van één jaar die volgt op de periode van twee jaar bedoeld bij het 1° hierboven. <BFG 1991-07-19/37, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-1991; Opheffing : 01-01-1996; BFG 1992-12-14/34, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 09-11-1992; verlengd voor 1 jaar vanaf 01-01-1994 bij BESL 1994-12-01/53, art. 1; verlengd voor één jaar vanaf 01-01-1995 bij BESL 1995-03-16/58, art. 1> <BWG 1995-03-23/60, art. 2, Inwerkingtreding : 23-03-1995>; verlengd voor 6 maand vanaf 01-01-1996 bij BESL 1996-02-29/42, art. 2> § 2. Voor het vaststellen van het basisbedrag van de tegemoetkoming bedoeld in § 1, wordt echter geen rekening gehouden met het gedeelte van het uurloon dat (68,52)F overschrijdt. <MB 1981-06-01/01, art. 1, 002> Dit bedrag van (68,52)F wordt gekoppeld aan de spilindex 114,20 en wordt aangepast overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de Openbare Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan zelfstandigen, aan het indexcijfer der consumptieprijzen worden gekoppeld. <MB 1981-06-01/01, art. 1, 002> Daarenboven wordt dit bedrag van (68,52)F op 1 april van elk jaar, en dit voor de eerste maal op 1 april 1976, geherwaardeerd naargelang van de algemene evolutie van de lonen : de toe te passen herwaarderingscoëfficiënt is gelijk aan deze die van toepassing is op de bedragen van het minimumuurloon vastgesteld in de reglementering tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden van toekenning van het loon aan de minder-validen die in de beschutte werkplaatsen zijn tewerkgesteld. <MB 1981-06-01/01, art. 1, 002>
Art. 4_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. <BDG 2002-07-18/75, art. 2, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2002> [1 § 1. [4 [3 [5 De forfaitaire subsidie vermeld in artikel 3 wordt als volgt vastgelegd : voor prestatiecategorie A: 2,0942 euro voor prestatiecategorie B: 3,2112 euro voor prestatiecategorie C: 4,9621 euro voor prestatiecategorie D: 6,9276 euro voor prestatiecategorie E: 9,6387 euro. ]5 ]3]4 § 2. De bedragen vermeld in § 1 volgen de indexering van de lonen en wedden in de beschermde werkplaatsen met toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de beschermde werkplaatsen en de sociale werkplaatsen, betreffend de koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 juni 2003. De spilindex is gebaseerd op het prijsindexcijfer (basis 2004 = 100) dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen van het land. De bedragen vermeld in § 1 worden gekoppeld aan de spilindex 104,14 van kracht op 1 november 2006.]1
§ 3. Bij ziekte wordt de in § 1 vermelde toelage slechts voor de periode toegekend waar 100 % van het loon verder betaald wordt.
§ 4. Andere toelagen op de loonkosten van de gehandicapte werknemers worden naar rata van het rendement afgetrokken.
----------
(1)<BDG 2008-02-07/39, art. 1, 022; Inwerkingtreding : 01-04-2007>
(2)<BDG 2009-06-04/24, art. 1, 023; Inwerkingtreding : 01-11-2008>
(3)<BDG 2013-06-13/15, art. 1, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(4)<BDG 2014-11-13/13, art. 1, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(5)<BDG 2016-12-22/48, art. 1, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.5.Het bedrag van de tegemoetkoming verleend voor elke minder-valide werknemer wordt bekomen door het basisbedrag vastgesteld overeenkomstig artikel 4, te vermenigvuldigen met een coëfficiënt dat zoals hierna aangeduid varieert volgens de categorie waarin de minder-valide werknemer, gelet op de aard van zijn handicap, door het Rijksfonds geclasseerd is :
Categorie A : coëfficiënt 1 :
medisch gehandicapten waarvan de handicap voortspruit uit aandoeningen van het longstelsel, het hartstelsel, het spijsverteringsstelsel, de waterwegen of uit metabolische of allergische stoornissen;
locomotorisch gehandicapten waarvan de handicap voortspruit uit aandoeningen van de beenderen, de gewrichten of het zenuwstelsel, met uitzondering van deze die voorkomen in categorie B en C;
Categorie B : coëfficiënt 1,23 :
zintuiglijk gehandicapten;
locomotorisch gehandicapten aangetast door letsel van het centraal zenuwstelsel, met uitzondering van deze die voorkomen in categorie C;
Categorie C : coëfficiënt 1,54 :
mentaal gehandicapten (debielen, karakteriëlen en geesteszieken);
gehandicapten die lijden aan epilepsie;
gehandicapten die lijden aan myopathie;
gehandicapten die lijden aan choreoathetose;
gehandicapten die lijden aan spasticiteit van de bovenste ledematen.
Art. 5_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. <BDG 1997-12-12/60, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 01-01-1998>) § 1. [1 Het rendement van elke mindervalide werknemer wordt berekend door middel van een beoordelingsinstrument dat is goedgekeurd door de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven, hierna "Dienst" genoemd, en wordt door de Dienst gecontroleerd.]1 Naargelang de rendement van de persoon met een handicap keurt de Dienst zijn indeling in één van de vijf categorieën goed die door de letters A, B, C, D of E aangeduid worden. (De rendementscategorie A, B, C, D en E, stemt overeen met een rendement van 20, 35, 50, 70 resp. 90 %.) <BDG 2002-07-18/75, art. 3, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2002> Indien men bij de aanwerving van de minder-valide werknemer over geen omstandige beoordeling van zijn bekwaamheden beschikt, dan wordt tijdens drie maanden de categorie C in aanmerking genomen. Zo nodig kan de rangschikking één keer per jaar aangepast worden. In uitzonderlijke gevallen kan een evaluatie, op met redenen omklede aanvraag, na afloop van 3 maanden aangepast worden. § 2. De subsidiëring door de Dienst gebeurt op grond van de rangschikking van de minder-valide werknemer in één van de vijf categorieën vermeld in § 1.
----------
(1)<BDG 2019-10-22/01, art. 1, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.6.Een bijkomende tegemoetkoming ten belope van 0,50 pct. van het bedrag van de tegemoetkoming verschuldigd in toepassing van de artikelen 4 en 5, wordt aan de beschermde werkplaatsen verleend ten einde het hen mogelijk te maken de lasten te dekken die op hen rusten krachtens de bepalingen van het Algemeen reglement voor de arbeidsbescherming betreffende het geneeskundig toezicht op de werknemers en het gezondheidstoezicht op de werkplaatsen.
Art. 6_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 De kosten van de tegemoetkoming van de werkgever in de vervoerkosten van de werknemer overeenkomstig het toepasselijke sociaal abonnement van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, zoals bepaald in het koninklijk besluit van 28 juli 1962 tot vaststelling van het bedrag en de wijze van betaling van de werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden, worden voor alle medewerkers van de beschutte werkplaatsen, onafhankelijk van het vervoermiddel, vanaf de eerste kilometer tussen woonplaats en werkplek, voor alle gewerkte dagen volledig gesubsidieerd.]1 ----------
(1)<BDG 2016-12-22/48, art. 2, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 6_VLAAMS_GEWEST. (Opgeheven) <BVR 1994-07-20/40, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 01-01-1995>
Art. 6bis_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [Van het bedrag van de in uitvoering van de artikelen 4, 5 en 6 verschuldigde tussenkomst wordt 65 % afgetrokken van het bedrag van de vermindering van de patronale bijdragen voor de lage lonen waarvan elke beschutte werkplaats geniet uit hoofde van titel VII van het koninklijk besluit van 24 december 1993 houdende uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bevestigd en gewijzigd door de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen.] <BESL 1994-07-16/36, art. 2, Inwerkingtreding : 01-04-1994)
Art. 6bis_WAALS_GEWEST. [Van het bedrag van de tegemoetkoming verschuldigd overeenkomstig de artikelen 4, 5 en 6 worden 65 % van het verminderingsbedrag van de werkgeversbijdragen voor lage lonen afgetrokken, waarvoor elke beschermde werkplaats in aanmerking komt krachtens titel II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd en gewijzigd bij de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen.] BWG 1994-07-18/38, art. 1, Inwerkingtreding : 01-04-1994>
Art. 6ter_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [Binnen de grenzen van het globaal bedrag van de in toepassing van artikel 6 bis doorgevoerde verminderingen genieten de beschermde werkplaatsen een bijkomende tussenkomst ten belope van 5,8 % van de bruto bezoldigingen die worden uitbetaald aan de gehandicapte werknemers die in de vierde of vijfde functiecategorie zijn ingedeeld in toepassing van artikel 3 van het koninklijk besluit van 23 maart 1970 "tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden van toekenning van het loon aan de minder-validen die in de beschermde werkplaatsen zijn tewerkgesteld] <BESL 1995-03-23/73, art. 2, Inwerkingtreding : 01-04-1994)
Art. 6ter_WAALS_GEWEST. [Binnen de grenzen van het totale bedrag van de overeenkomstig artikel 6bis uitgevoerde aftrekken genieten de beschermde werkplaatsen een bijkomende tegemoetkoming gelijk aan 5,8 % van de brutolonen betaald aan minder-valide werknemers die in de vierde of vijfde zijn ingedeeld, overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk besluit van 23 maart 1970 tot vaststelling van het en de voorwaarden van toekenning van het loon aan de minder-validen die in de beschermde werkplaatsen zijn tewerkgesteld en voor wie de beschermde werkplaats, voor de in artikel tot 5 bedoelde lage lonen, geen aanspraak kan maken op een vermindering van de werkgeversbijdragen.] <BWG 1995-03-30/61, art. 2, Inwerkingtreding : 01-04-1994)
Art. 6quater_WAALS_GEWEST. [Alle beschermde werkplaatsen krijgen bij voorbaat een buitengewone subsidie van 50 000 000 frank voor het boekjaar 1997 opdat ze hun verplichtingen inzake het gewaarborgd minimum maandinkomen zouden kunnen nakomen. Deze subsidie wordt berekend op basis van het verschil tussen de lonen vermeld in de aangifte voor het eerste trimester 1996 en diezelfde lonen na aanpassing ervan, met inachtneming van artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 43septies van 2 juli 1996.] <BWG 1996-11-21/31, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 21-11-1996>)
Art. 6quinquies_WAALS_GEWEST. [Aan de beschermde werkplaatsen wordt voor 1996 een bijkomende tegemoetkoming van 35 000 000 frank verleend die overeenstemt met het verschil tussen het totaalbedrag van de overeenkomstig artikel 6bis verrichte aftrekken en de overeenkomstig artikel 6ter verleende bijkomende tegemoetkomingen. Dat bedrag wordt verdeeld naar verhouding van de door het beheerscomité van de "Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées" op 1 december 1996 vastgestelde quota, op grond van de reglementaire beslissing van de raad van beheer van het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen van 7 februari 1964 houdende vaststelling van de voorschriften en de voorwaarden van voorlopige erkenning van de beschermde werkplaatsen, gewijzigd bij de reglementaire beslissing van de raad van beheer van het Rijksfonds van 23 maart 1973 en de reglementaire beslissingen van de raad van beheer van het Gemeenschapsfonds voor de sociale integratie van de gehandicapte personen en hun inschakeling in het arbeidsproces van 30 juni 1992 en 24 juni 1993.] <BWR 1996-12-12/43, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1996>)
Art.7.Het Rijksfonds bepaalt voor elke minder-valide werknemer, hetzij in de beslissing houdende vaststelling van zijn omscholings- en sociale reclasseringsproces, hetzij in een afzonderlijke beslissing, de bij artikel 5 bedoelde categorie waartoe hij, gelet op de aard van zijn voornaamste handicap, behoort.
Het Rijksfonds stelt de beschermde werkplaats ervan in kennis of de minder-valide werknemers voor welke de tegemoetkoming wordt gevraagd al dan niet de bij artikel 2 voorziene voorwaarden vervullen en het duidt haar, in bevestigend geval, de bij artikel 5 bedoelde categorie aan waartoe zij behoren.
Art. 7_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Aan alle medewerkers die 10 jaar tot de sector van de beschutte werkplaatsen behoren, wordt een extra vakantiedag voor 15 november toegekend en forfaitair met 47,06 euro gesubsidieerd. Dat bedrag stemt overeen met de spilindex van 104,14 op 1 november 2006 en wordt overeenkomstig de regeling vervat in artikel 4, § 2, aangepast.]1 [2 Als de beschermde werkplaatsen aan alle medewerkers die 20 jaar tot de sector van de beschermde werkplaatsen behoren een extra vakantiedag toekennen, dan subsidieert de Dienst die extra vakantiedag forfaitair met 47,06 euro. Dat bedrag stemt overeen met de spilindex van 104,14 op 1 november 2006 en wordt overeenkomstig de regeling vervat in artikel 4, § 2, aangepast.]2 [3 Onverminderd het eerste en het tweede lid en op voorwaarde dat de beschermde werkplaatsen vanaf 2021 aan alle medewerkers een extra vakantiedag toekennen, subsidieert de Dienst voor zelfbeschikkend leven die extra vakantiedag forfaitair met 47,06 euro. Dat bedrag stemt overeen met de spilindex van 104,14 op 1 november 2006 en wordt overeenkomstig de regeling vervat in artikel 4, § 2, aangepast.]3
----------
(1)<BDG 2016-12-22/48, art. 3, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<BDG 2019-10-22/01, art. 2, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(3)<BDG 2021-09-16/37, art. 1, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art.8. De tegemoetkoming voorzien bij dit hoofdstuk wordt geweigerd ten opzichte van de minder-valide werknemers die een functie uitoefenen waarvan het Rijksfonds oordeelt dat zij, gelet op de bepalingen betreffende de vaststelling van de minimalonen, niet geclasseerd is in een adekwate categorie.
Art.9. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op de minder-validen die het statuut bezitten van als moeilijk te plaatsen beschouwde uitkeringsgerechtigde werkloze, tewerkgesteld in een beschermde werkplaats door bemiddeling van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening.
Wat hen betreft, maken de voorwaarden van toekenning van een tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten het voorwerp uit van een afzonderlijk besluit.
HOOFDSTUK II. _ TEGEMOETKOMING BETREFFENDE HET KADERPERSONEEL.
Art.10.<Ingevoegd bij MB 23-10-1975, art. 1> De tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten wordt verleend voor de volgende leden van het kaderpersoneel
1° de leider, voor zover de beschermde werkplaats ten minste 25 minder-valide werknemers tewerkstelt;
2° de assistenten van de leider, ten belope van één assistent per volle groep van 100 tewerkgestelde minder-valide werknemers;
3° de monitors, ten belope van één monitor per volle groep van 10 tewerkgestelde minder-valide werknemers;
4° de bedienden, ten belope van één bediende per volle groep van 50 tewerkgestelde minder-valide werknemers;
5° de maatschappelijke assistenten of gegradueerde sociale verplegers, ten belope van een maatschappelijke assistent of een gegradueerd sociaal verpleger per volle groep van tewerkgestelde minder-valide werknemers.
Art. 10_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. <Ingevoegd bij MB 23-10-1975, art. 1> De tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten wordt verleend voor de volgende leden van het kaderpersoneel 1° de leider, voor zover de beschermde werkplaats ten minste 25 minder-valide werknemers tewerkstelt; 2° de assistenten van de leider, ten belope van één assistent per volle groep van 100 tewerkgestelde minder-valide werknemers; 3° [2 per volle groep van tien tewerkgestelde minder-valide werknemers wordt één monitor toegekend. Per minstens zes en hoogstens negen tewerkgestelde minder-valide werknemers die bovenop een volle groep komen, wordt een extra monitor toegekend]2; 4° de bedienden, ten belope van één bediende per volle groep van 50 tewerkgestelde minder-valide werknemers; 5° [de sociale assistenten, d.w.z. een sociaal assistent met een halftijdse betrekking aangeworven door de beschermde werkplaatsen die tussen 35 en 99 gehandicapte werknemers tewerkstellen.] <BDG 1993-05-07/31, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-01-1992> [1 6° de personen die op 1 januari 2007 via een Maribel I-maatregel in een beschutte werkplaats werkzaam waren als productiemedewerker, verkoper of voorarbeider, resp. hun plaatsvervangers.]1
---------
(1)<BDG 2009-06-04/24, art. 2, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<BDG 2016-12-08/44, art. 1, 026; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art. 10bis.<Ingevoegd bij MB 23-10-1975; art 2> § 1. Het aantal tewerkgestelde minder-valide werknemers, in aanmerking te nemen voor de toepassing van de quota bepaald in artikel 10, wordt per kwartaal vastgesteld, rekening houdend met de minder-valide werknemers die gedurende één der maanden van het kwartaal (tenminste 62 arbeidsuren) hebben gepresteerd, betaald aan een loon dat niet lager ligt dan het voorgeschreven minimum. <MB 1981-06-01/01, art. 2, 002>
Voor de berekening van het aantal gepresteerde arbeidsuren worden met werkelijke arbeidsdagen gelijkgesteld de dagen van inaktiviteit die het voorwerp uitmaken van een dergelijke gelijkstelling voor de toekenning der toelagen voor onderhoud van de beschermde werkplaatsen.
§ 2. De beschermde werkplaats die ophoudt één of meerdere der quota bepaald in artikel 10 te bereiken, blijft gedurende twee opeenvolgende kwartalen de tegemoetkoming ontvangen welke haar in functie van dit quotum werd uitgekeerd, voor zover het aantal tewerkgestelde minder-valide werknemers niet meer dan 10 t.h. lager ligt dan het aantal voorzien in het quotum.
Wanneer de bevolking van een beschermde werkplaats een aantal bereikt dat lager is dan 10 minder-valide werknemers, wordt de maatregel voorzien in het eerste lid toegepast gedurende 4 opeenvolgende kwartalen.
Art. 10bis_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 Het aantal tewerkgestelde minder-valide werknemers, in aanmerking te nemen voor de toepassing van de quota bepaald in artikel 10, wordt per kwartaal vastgesteld, rekening houdend met de minder-valide werknemers die gedurende het kwartaal ten minste 62 arbeidsuren hebben gepresteerd, betaald aan een loon dat niet lager ligt dan het voorgeschreven minimum.]1 Voor de berekening van het aantal gepresteerde arbeidsuren worden met werkelijke arbeidsdagen gelijkgesteld de dagen van inaktiviteit die het voorwerp uitmaken van een dergelijke gelijkstelling voor de toekenning der toelagen voor onderhoud van de beschermde werkplaatsen. § 2. De beschermde werkplaats die ophoudt één of meerdere der quota bepaald in artikel 10 te bereiken, blijft gedurende twee opeenvolgende kwartalen de tegemoetkoming ontvangen welke haar in functie van dit quotum werd uitgekeerd, voor zover het aantal tewerkgestelde minder-valide werknemers niet meer dan 10 t.h. lager ligt dan het aantal voorzien in het quotum. Wanneer de bevolking van een beschermde werkplaats een aantal bereikt dat lager is dan 10 minder-valide werknemers, wordt de maatregel voorzien in het eerste lid toegepast gedurende 4 opeenvolgende kwartalen.
----------
(1)<BDG 2016-12-08/44, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 10-02-2017>
Art.11.<MB 26-7-1977, art. 2>. § 1. Het bedrag van de tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten wordt vastgesteld op 50 pct. van het loon dat werkelijk wordt betaald aan de leden van het kaderpersoneel bedoeld bij artikel 10 van onderhavig besluit.
Vanaf 1 januari 1976 wordt het bedrag voorzien bij het eerste lid gebracht :
1° op 100 pct. gedurende een periode van twee jaar die volgt op het begin van de maand vanaf dewelke de beschutte werkplaats voor de eerste maal erkend is;
2° op 75 pct. gedurende een periode van één jaar die volgt op de periode van twee jaar bedoeld bij het 1° hierboven.
§ 2. De tegemoetkoming voorzien bij § 1,eerste lid mag volgende jaarlijkse bedragen niet overschrijden :
1° leider.170 850 F
2° assistenten van de leider.128 138 F
3° monitors.102 510 F
4° bedienden.102 510 F
5° maatschappelijke assistenten of
gegradueerde sociale verplegers.128 138 F
De maximumbedragen van tegemoetkoming bedoeld bij het eerste lid zijn de bedragen toepasselijk vanaf 1 april 1975; ze worden op 1 april van elk jaar, en dit voor de eerste maal op 1 april 1976, geherwaardeerd naargelang van de algemene evolutie van de lonen.
(...).
Art. 11_VLAAMS_GEWEST. <MB 26-7-1977, art. 2>. § 1. Het bedrag van de tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten wordt vastgesteld op 50 pct. van het loon dat werkelijk wordt betaald aan de leden van het kaderpersoneel bedoeld bij artikel 10 van onderhavig besluit. Vanaf 1 januari 1976 wordt het bedrag voorzien bij het eerste lid gebracht : 1° op 100 pct. gedurende een periode van twee jaar die volgt op het begin van de maand vanaf dewelke de beschutte werkplaats voor de eerste maal erkend is; 2° op 75 pct. gedurende een periode van één jaar die volgt op de periode van twee jaar bedoeld bij het 1° hierboven. § 2. De tegemoetkoming voorzien bij § 1,eerste lid mag volgende jaarlijkse bedragen niet overschrijden : 1° leider.170 850 F 2° assistenten van de leider.128 138 F 3° monitors.102 510 F 4° bedienden.102 510 F 5° maatschappelijke assistenten of gegradueerde sociale verplegers.128 138 F De maximumbedragen van tegemoetkoming bedoeld bij het eerste lid zijn de bedragen toepasselijk vanaf 1 april 1975; ze worden op 1 april van elk jaar, en dit voor de eerste maal op 1 april 1976, geherwaardeerd naargelang van de algemene evolutie van de lonen. (...).
Art. 11_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. <ACG 2002-01-10/49, art. 1, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2001> § 1. [1 Onverminderd de in lid 2 vastgelegde overgangsregeling gelden de loonschalen die in bijlage III van het besluit van de Regering van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gesondheid" zijn vastgelegd, als grondslag voor de berekening van de subsidiëring van de lonen en salarissen van het in artikel 10 voorziene kaderpersoneel. Voor de periode van 1 januari 2008 tot 31 december 2012 geldt voor het in punt 6 van artikel 10 vermelde personeel als berekeningsgrondslag voor de subsidiëring van hun lonen en salarissen de grondslag van de beroepscategorie die op 31 december 2007 contractueel is overeengekomen en die door de Dienst [6 ...]6 is goedgekeurd. Vanaf 1 januari 2013 wordt de in het eerste lid vastgelegde regeling ook toegepast op het personeel dat onder punt 6 van artikel 10 vermeld staat. Om in aanmerking te komen voor de in lid 1 vermelde berekeningssgrondslag, moeten de betrokken personen met succes hebben deelgenomen aan een bijkomende opleiding die door de Dienst [6 ...]6 is georganiseerd of die door deze dienst is erkend, of moeten zij zich ertoe bereid verklaren, binnen de drie jaar met deze opleiding te beginnen.]1 § 2. Het kaderpersoneel bedoeld in artikel 10 zal gerangschikt worden overeenkomstig de bijlage IV van het besluit van de Regering van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gezondheid" en overeenkomstig de in de bijlage V van dit besluit opgenomen beschrijving van de betrokken ambten. De rangschikking moet door de Dienst voor personen met een handicap aangenomen worden. § 3. In toepassing van de in §§ 1 en 2 vermelde bepalingen bedraagt de subsidiëring voor de in § 1 vermelde lonen en wedden : 1° 53 % van 1 januari 2001 tot 31 december 2001, rekening houdend met de in het besluit van de Regering van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gezondheid" bepaalde regeling inzake dienstanciënniteit ten belope van 60 %; 2° [3[4 [5 60 % vanaf 1 januari 2017, rekening houdend met de onder 1° vermelde regeling inzake dienstanciënniteit ten belope van 72 % en met de 13e maandwedde, waarin het onder 1° vermeld besluit voorziet, ten belope van 62 % .]5]4]3 [7 3° 62 % vanaf 1 januari 2020, rekening houdend met de onder 1° vermelde regeling inzake dienstanciënniteit ten belope van 73,6 % en met de 13e maandwedde, waarin het onder 1° vermeld besluit voorziet, ten belope van 62 % . Voor de onder 1° vermelde regeling inzake dienstanciënniteit wordt vanaf 1 januari 2021 75,2 % in aanmerking genomen, vanaf 1 januari 2022 76,8 %, vanaf 1 januari 2023 78,4 % en vanaf 1 januari 2024 80 % .]7 ----------
(1)<BDG 2009-06-04/24, art. 3, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<BDG 2009-06-04/24, art. 4, 023; Inwerkingtreding : 01-11-2008>
(3)<BDG 2013-06-13/15, art. 2, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(4)<BDG 2016-12-22/48, art. 4, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(5)<BDG 2017-06-29/22, art. 1, 028; Inwerkingtreding : 17-09-2017>
(6)<BDG 2019-10-22/01, art. 3, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(7)<BDG 2020-05-28/25, art. 1, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 11_FRANSE_GEMEENSCHAP. <MB 26-7-1977, art. 2>. § 1. Het bedrag van de tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten wordt vastgesteld op 50 pct. van het loon dat werkelijk wordt betaald aan de leden van het kaderpersoneel bedoeld bij artikel 10 van onderhavig besluit. Vanaf 1 januari 1976 wordt het bedrag voorzien bij het eerste lid gebracht : 1° op 100 pct. gedurende een periode van twee jaar die volgt op het begin van de maand vanaf dewelke de beschutte werkplaats voor de eerste maal erkend is; 2° op 75 pct. gedurende een periode van één jaar die volgt op de periode van twee jaar bedoeld bij het 1° hierboven. § 2. De tegemoetkoming voorzien bij § 1,eerste lid mag volgende jaarlijkse bedragen niet overschrijden : 1° leider.170 850 F 2° assistenten van de leider.128 138 F 3° monitors.102 510 F 4° bedienden.102 510 F 5° maatschappelijke assistenten of gegradueerde sociale verplegers.128 138 F De maximumbedragen van tegemoetkoming bedoeld bij het eerste lid zijn de bedragen toepasselijk vanaf 1 april 1975; ze worden op 1 april van elk jaar, en dit voor de eerste maal op 1 april 1976, geherwaardeerd naargelang van de algemene evolutie van de lonen. (De herwaarderingscoëfficiënt is gelijk aan het percentage van de verhoging, voor het voorlaatste kalenderjaar, van de gemiddelde dagverdiensten van de handarbeiders in de nijverheid van de particuliere sector, zoals het wordt bekomen door het opmaken van het rekenkundig gemiddelde van de driemaandelijkse indexcijfers van de bij overeenkomst bepaalde lonen van de werklieden, zoals die door het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid vastgesteld zijn.) <BFG 1990-10-05/31, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-04-1990>
Art.12.In geval van cumul in hoofde van eenzelfde persoon van de tegemoetkoming voorzien bij hoofdstuk I en van deze voorzien bij dit hoofdstuk, wordt laatstgenoemde tot de helft herleid.
Art. 12_VLAAMS_GEWEST. (opgeheven. <BVR 1996-12-19/45, art. 14, 013; Inwerkingtreding : 01-01-1997>)
Art. 12bis. <Ingevoegd bij MB 27-2-1974, art. 1 en 2> Bij afwijking van artikel 1, wordt de bij dit hoofdstuk bedoelde tegemoetkoming verleend aan de rechtspersoon van publiek recht voor zijn personeelsleden onder statutair verband die hij kosteloos en full-time ter beschikking stelt van de beschermde werkplaats.
Art.13. De tegemoetkoming voorzien bij dit hoofdstuk kan geweigerd worden ten opzichte van de leden van het kaderpersoneel waarvan het Rijksfonds oordeelt dat zij niet passen in de functies die zij uitoefenen.
HOOFDSTUK III. _ BEPALINGEN GEMEENSCHAPPELIJK AAN DE TEGEMOETKOMINGEN BEDOELD BIJ DE HOOFDSTUKKEN I EN II.
Art.14. De tegemoetkomingen worden slechts verleend op voorwaarde dat de beschermde werkplaats :
1° voldoet aan alle wettelijke en reglementaire verplichtingen waaraan zij onderworpen is, en inzonderheid :
a) de werknemer aanwerft krachtens een arbeidsovereenkomst voor werklieden, een arbeidsovereenkomst voor bedienden of een arbeidsovereenkomst voor huisarbeiders;
b) de werknemer een loon betaalt dat niet lager is dan de voorziene minima;
c) de sociale lasten betaalt die door haar gedragen moeten worden;
2° voor elke tewerkgestelde minder-valide werknemer, een individuele steekkaart opmaakt en bijhoudt waarop de bedragen van het aan de betrokkene betaalde loon worden vermeld, alsmede alle nuttige opmerkingen in verband met zijn rendement en zijn sociale gedragingen in het beroepsmilieu;
3° aan het Rijksfonds alle bewijsstukken overlegt die het vergt, inzonderheid een driemaandelijks verslag betreffende het aan elke minder-valide werknemer en aan elk lid van het kaderpersoneel toegekend loon;
4° aan de afgevaardigden van het Rijksfonds de toelating verleent de arbeidsplaatsen te bezoeken en alle onderzoekingen in te stellen die ze noodzakelijk achten om het rendement en het loon van de minder-valide werknemers en de leden van het kaderpersoneel na te gaan.
Art. 14bis. <Ingevoegd bij MB 27-2-1974, art. 1 en 2> De bij artikel 12bis bedoelde tegemoetkoming wordt slechts verleend voor zover de rechtspersoon van publiek recht, wat hem betreft, de bij artikel 14, 3° en 4°, vastgestelde voorwaarden naleeft.
Art.15. Het bedrag van de verleende tegemoetkomingen wordt vastgesteld en uitbetaald bij het verstrijken van elk kalenderkwartaal, op basis van de overgelegde driemaandelijkse verklaringen.
Art.16.§ 1. Het Rijksfonds kan aan de beschermde werkplaats een driemaandelijks voorschot toekennen aan te rekenen op de tegemoetkomingen die haar bij het verstrijken van het kwartaal verleend zullen worden.
§ 2.Het bedrag van het driemaandelijks voorschot mag niet meer bedragen dan 100 pct. van het bedrag van de tegemoetkomingen dat aan de beschermde werkplaats uitgekeerd werd voor het kwartaal dat het voorlaatste kwartaal voorafgaat.
Wanneer voor het kwartaal dat het voorlaatste kwartaal voorafgaat geen tegemoetkoming aan de beschermde werkplaats werd toegekend, mag het bedrag van het driemaandelijks voorschot niet meer bedragen dan 14 000 F per tewerkgestelde minder-valide werknemer.
Wanneer de toegekende tegemoetkoming voor het kwartaal dat het voorlaatste kwartaal voorafgaat slechts gedeeltelijk was omwille van het feit dat de erkenning van de werkplaats een aanvang heeft genomen in de loop van dat kwartaal, wordt toepassing gemaakt van deze van de beperkingen voorzien bij de leden 1 en 2, die het gunstigst voor de werkplaats uitvalt.
§ 3. Het driemaandelijks voorschot wordt maandelijks voor één derde vereffend, behalve in geval van herziening van het bedrag in de loop van het kwartaal.
Art. 16_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. Het Rijksfonds kan aan de beschermde werkplaats een driemaandelijks voorschot toekennen aan te rekenen op de tegemoetkomingen die haar bij het verstrijken van het kwartaal verleend zullen worden. § 2. [Het bedrag van het driemaandelijks voorschot mag niet meer bedragen dan 100 % van het bedrag van de tegemoetkomingen dat aan een beschermde werkplaats uitgekeerd werd voor het vorige kwartaal. Het driemaandelijks voorschot kan op grond van het voorlaatste kwartaal worden berekend, indien het met de werkelijke kosten van de beschermde werkplaatsen eerder overeenstemt. Wanneer voor het kwartaal dat het voorlaatste kwartaal voorafgaat geen tegemoetkoming aan een beschermde werkplaats werd toegekend, mag het bedrag van het driemaandelijks voorschot niet meer bedragen dan 14.000 F per tewerkgestelde minder-valide werknemer. In afwijking van § 3 en mits toestemming van de Raad van Beheer van de Dienst [1 ...]1 kan ten hoogste twee keer per jaar de beschermde werkplaatsen een maandelijks voorschot voortijdig uitbetaald worden om hen in staat te stellen bijzondere uitgaven te dekken m.b.t. loonkosten. Het maandelijks voorschot dat in afwijking van § 3 voortijdig wordt uitbetaald, wordt verrekend na het verstrijken van het kwartaal waarop dit voorschot betrekking heeft.] <BDG 1996-12-19/95, art. 1; Inwerkingtreding : 18-11-1996>) § 3. Het driemaandelijks voorschot wordt maandelijks voor één derde vereffend, behalve in geval van herziening van het bedrag in de loop van het kwartaal.
----------
(1)<BDG 2019-10-22/01, art. 4, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
HOOFDSTUK IV. _ OVERGANGSBEPALINGEN.
Art.17. <overgangsbepaling>
Art.18. <overgangsbepaling>
HOOFDSTUK V. _ EINDBEPALINGEN.
Art.19. <opheffingsbepaling>
Art. 20. Dit besluit treedt in werking de eerste dag van het kalenderkwartaal dat volgt op zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.