Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

15 FEBRUARI 1961. - Wet houdende oprichting van een Landbouwinvesteringsfonds. (NOTA : Opgeheven wat het Waalse Gewest betreft bij DWG2013-06-27/15, art. 60, 004; Inwerkingtreding : 09-08-2013) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-03-1990 en tekstbijwerking tot 30-07-2013)



Inhoudstafel:


Art. 1-14



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

Artikel 1. Er wordt een Landbouwinvesteringsfonds opgericht met het doel bijkomende financiële hulpmiddelen, tot beloop van ten minste één miljard frank, ter beschikking te stellen van de land- en tuinbouwers alsmede van hun verenigingen en coöperaties, ten einde alle verrichtingen te bevorderen welke van die aard zijn, dat zij de produktiviteit van de land- en tuinbouwbedrijven verhogen, hun rendabiliteit verzekeren en opvoeren en de kostprijzen verminderen.
  Onder vereniging en coöperaties van land- en tuinbouwers moet worden verstaan die welke beantwoorden aan de bij de wet van 31 maart 1898 op de beroepsverenigingen gestelde voorwaarden of welke opgericht werden met inachtneming van de bepalingen van het Wetboek van koophandel betreffende de samenwerkende vennootschappen en die bovendien de door de Koning vastgestelde voorwaarden vervullen.

Art.2. Worden onder meer bij het eerste artikel bedoeld
  1° De investeringsverrichtingen, dit wil zeggen die welke erin bestaan ten behoeve van de bij het eerste artikel bedoelde natuurlijke of rechtspersonen, goederen van blijvende aard te verwerven, uit te breiden of te verbeteren, zoals grond, gebouwen en constructies, met inbegrip van de huisvesting van de exploitant en van zijn gezin, de bedrijfsuitrusting, de installaties, machines, werktuigen en materieel. Op aankoop van gronden en gebouwen kan deze wet alleen dan toepassing vinden, wanneer die aankoop economisch noodzakelijk is om de rendabiliteit van het bestaande bedrijf te verzekeren;
  2° De omschakeling van bedrijven ingevolge de gewijzigde economische omstandigheden;
  3° De installatie van landbouwers en tuinbouwers;
  4° De verwerking en de commercialisatie van land- en tuinbouwprodukten, voornamelijk bij wijze van coöperatie.

Art.3. Het Landbouwinvesteringsfonds dient :
  1° Als waarborg voor de terugbetaling hoofdsom, renten en bijkomende kosten van leningen toegestaan, met het oog op de bij artikel 2 bepaalde doeleinden, door te dien einde erkende openbare of private kredietinstellingen;
  2° Voor het toekennen van toelagen aan die organismen om hen in staat te stellen voor dezelfde doeleinden leningen tegen verminderde rentevoet toe te staan;
  3° Voor het toekennen van premiën of al dan niet terugvorderbare toelagen, om de bij artikel 2 bedoelde verrichtingen te helpen verwezenlijken;
  4° Om uitzonderlijk leningen toe te staan wanneer, wegens de bijzondere aard van de in het vooruitzicht gestelde verrichting, geen van de erkende kredietinstellingen zulke operatie zou kunnen doen.

Art.4. Het Landbouwinvesteringsfonds wordt gestijfd :
  1° Door een jaarlijkse dotatie van ten minste 100 miljoen frank, vanaf 1961, op de begroting van het Ministerie van Landbouw uitgetrokken.
  Die dotatie moet de financiering verzekeren van de in artikel 2 bedoelde verrichtingen tot beloop van ten minste 1 miljard frank per jaar;
  2° Door het saldo van het voorschot van 115 miljoen door de wetten van 24 maart 1952 en van 11 maart 1958 aan het Nationaal Instituut voor Landbouwkrediet verleend om het toekennen van leningen aan coöperatieve vennootschappen te vergemakkelijken, en door de terugbetalingen en de interesten verschuldigd ingevolge de met behulp van dat voorschot toegekende leningen;
  3° Door de terugbetaling van de terugvorderbare voorschoten, alsmede door de delgingen en de interesten van leningen eventueel met de gelden van het Fonds verleend;
  4° Door de intresten afgeworpen door de gelden van het Fonds.

Art.5. (Opgeheven) <W 1999-02-05/35, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1996>

Art.6. De waarborg van het Fonds kan gehecht worden aan de terugbetaling in hoofdsom, interesten en bijkomende kosten van de leningen toegestaan aan de bij het eerste artikel bedoelde natuurlijke en rechtspersonen, met het oog op de verwezenlijkingen van de in artikel 2 bedoelde verrichtingen, voor zover die leningen worden toegestaan door een te dien einde erkende openbare of private kredietinstelling.
  Die erkenning wordt door de Koning verleend op de gezamenlijke voordracht van de Minister van Landbouw en van de Minister van Financiën.

Art.7. De waarborg van het Fonds vult de door de kredietaanvrager gestelde zekerheden aan. Behoudens door de Minister van Landbouw, met instemming van de Minister van Financiën verleende afwijking, mag bedoelde waarborg niet méér dan 75 % van de toegekende lening dekken.

Art.8. (Het globaal bedrag ten belope waarvan de waarborg van het Fonds mag worden verleend is vastgesteld op 27 miljard frank.
  Bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit mag dit bedrag op (33 miljard frank) worden gebracht.) <W 1986-07-10, art. 1> <W 1990-02-15/35, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 07-04-1990>
  Het maximumbedrag van de ontleningen welke door de openbare kredietinstellingen, voor de uitvoering van deze wet, jaarlijks mogen worden gedaan, wordt door de Koning, op de gezamenlijke voordracht van de Minister van Landbouw en van de Minister van Financiën, vastgesteld.

Art.9. Toelagen kunnen, op de gelden van het Fonds, worden verleend aan de erkende kredietinstellingen, om hen in staat te stellen leningen tegen verlaagde rentevoet toe te staan aan de bij artikel 1 bedoelde natuurlijke of rechtspersonen en voor de bij artikel 2 bepaalde verrichtingen.
  (Die rentebijslag mag niet tot gevolg hebben de rentevoet tot minder dan 3 pct. te verminderen; hij mag niet meer bedragen dan 5 pct.) <W 1971-06-29, art. 1>
  (Indien de toelagen echter verleend worden aan de slachtoffers van een openbare ramp als zodanig erkend bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, kan de rentevoet bedoeld bij het eerste lid, verminderd worden tot 1 pct. voor een termijn van drie jaar.
  In dit geval mag de rentetoeslag meer dan 5 pct. bedragen.) <W 1976-03-15, art. 1>

Art.10. De bij artikelen 3, 6 en 9 bedoelde voordelen mogen cumulatief worden toegestaan.

Art.11. Onverminderd de maatregelen getroffen krachtens de artikelen 5, 6, tweede lid, 7 en 8, tweede lid, worden het bedrag en de voorwaarden van tussenkomst van het Landbouwinvesteringsfonds door de Minister van Landbouw bepaald. Hij kan de uitvoering van de getroffen maatregelen toevertrouwen aan door hem aangewezen openbare besturen of instellingen. In zulk geval komen de kosten voor de uitvoering van deze opdrachten ten bezware van het Fonds.
  Hij kan, onder door hem vastgestelde voorwaarden, aan een door hem aangewezen ambtenaar, comité of lichaam, bevoegdheid verlenen, om de voor de toepassing van de artikelen 3, 6, 7 en 9 vereiste beslissingen te nemen.
  De Koning bepaalt op welke wijze de inspecteur van Financiën zijn controle bij het Fonds uitoefent.
  Elk jaar, vóór 31 maart, brengt de Minister van Landbouw bij de Wetgevende Kamers verslag uit over de werkzaamheden van het Fonds tijdens het afgelopen jaar.

Art.12. Onverminderd de strafbepalingen, namelijk die vervat in het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen te doen in verband met subsidies, vergoedingen of toelagen van elke aard, die geheel of ten dele ten laste van de Staat zijn, mag de Minister van Landbouw voor goed of tijdelijk de voordelen van het Fonds ontzeggen aan degenen die om die voordelen te bekomen, valse verklaringen zouden gedaan hebben.

Art.13. <W 1971-06-29, art. 2> De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, in deze wet de wijzigingen aanbrengen die nodig zijn voor het nakomen van de verplichtingen welke het Verdrag tot instelling van de Europese Economische Gemeenschap en de krachtens dat verdrag genomen internationale akten meebrengen.

Art. 14. <Ingevoegd bij DWG 2004-02-12/53, art. 133; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De provincieraden en -colleges mogen krachtens het provinciaal belang niet beraadslagen en besluiten over investerings- en installatiehulpen ten gunste van de landbouwers en tuinders.