Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

1 APRIL 2004. - Ministerieel besluit betreffende het in overeenstemming brengen van de opslaginfrastructuren voor dierlijke mest. (VERTALING) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 09-09-2004 en tekstbijwerking tot 07-03-2008)



Inhoudstafel:


Art. 1-13
BIJLAGEN.
Art. N1-N3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2005203251  2008027033 



Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder :
  1° "Bestuur" : het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest;
  2° "Bestuur Leefmilieu" : het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Ministerie van het Waalse Gewest;
  3° [1 " Nitraatreglementering " : hoofdstuk IV van titel VII van deel II van het besluit van de Waalse Regering van 3 maart 2005 betreffende Boek II van het van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, met als opschrift " duurzaam stikstofbeheer in de landbouw ", gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 15 februari 2007;]1
  4° [1 " landbouwbedrijfshoofd " : de natuurlijke persoon of, voor een rechtspersoon, elke afgevaardigd bestuurder, beheerder of vennoot-beheerder van de rechtspersoon die zich in een bedrijf aan de landbouwactiviteit wijdt en die die activiteit al dan niet als hoofdberoep uitoefent. Het landbouwbedrijfshoofd moet zijn briefwisselingsadres in het Waalse Gewest hebben en zijn productie-eenheid of -eenheden dient of dienen in het Waalse Gewest gelegen te zijn.]1
  5° "dierlijke mest" of "mest" : organische meststof uit de landbouw, namelijk dierlijke uitwerpselen of mengsels, ongeacht de verhoudingen, van dierlijke uitwerpselen en andere samenstellende delen zoals stalstro, zelfs na verwerking. Onder dierlijke mest wordt inzonderheid verstaan :
  a) " mest " : een vast mengsel van stalstro, urine en dierlijke uitwerpselen, met uitzondering van aalt van pluimvee;
  b) " aalt " : een mengsel van feces en urine, in vloeibare of brijachtige vorm;
  c) " gier " : uitsluitend urine, al dan niet verdund, die uit de verblijfplaats van de dieren wegvloeit;
  d) " aalt van pluimvee " : pluimveemest en -uitwerpselen;
  6° " pluimveemest " : uitwerpselen van pluimvee, gemengd met stalstro (meer bepaald houtkrullen of stro);
  7° "pluimveepoep " : zuivere uitwerpselen van pluimvee, die vochtig, vooraf gedroogd of gedroogd kunnen zijn;
  8°" mestvaalt " : mestbewaarplaats, met uitzondering van de stallen en de verblijfplaats van de dieren;
  9° " mestvocht " : vloeistof uit de landbouwbedrijvigheid, met uitzondering van gier en aalt, die afvloeit uit diens productie- of bewaarplaats; regenwater wordt niet als beschouwd;
  10° [1 " hofwater " : water afkomstig uit stenen of cementen vloeren, af en toe bezoedeld door de doorgang van dieren en door de bediening van landbouwvoertuigen, met uitzondering van de eigenlijke opslagplaatsen;]1
  11° "bruin water" : water afkomstig uit niet-overdekte oppervlakten voor het verkeer of het wachten van dieren;
  12° "wit water" : water afkomstig uit de reiniging van het materieel voor het melken en de melkopslag;
  13° "groen water" : water afkomstig uit de reiniging van melkstallen. Het komt voor in plaatsen die de dieren regelmatig bezoeken. Het ressorteert onder het beheer van dierlijke mest;
  14° "verkeersplaatsen" : wegen die de dieren nemen als ze zich begeven van een plaats naar een andere zonder wachtperiode;
  15° "vertrek- of wachtplaatsen" : wegen die de dieren regelmatig nemen en die ingericht zijn om die op te sluiten;
  16° "onvermijdelijk regenwater" : het regenwater dat rechtstreeks valt zonder af te vloeien in of op de niet-overdekte opslaginfrastructuren.
  ----------
  (1)<MB 2007-12-28/32, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art.2. § 1. [1 Overeenkomstig de artikelen R.193 tot R.200 van de nitraatreglementering en binnen de bij dit besluit vastgestelde grenzen, komen enkel in aanmerking voor de steun, de werken voor het in overeenstemming brengen van de opslaginstallaties voor mestvocht en dierlijke mest afkomstig uit de veestapel die geregistreerd is of die overeenstemt met de huisvestingscapaciteit van de gebouwen op 9 december 2002.
   Namelijk :
   1° de bouw of de installatie van al dan niet ingegraven opslaginfrastructuren;
   2° de aanleg van opslagputten en van mestzakken met geomembranen;
   3° de bouw van niet-overdekte mestvaalten en de opslagwerken voor het daaruit voortvloeiende mestvocht;
   4° de aanleg van gepaste systemen voor een constante en gemakkelijke verificatie van de waterdichtheid van de opslagkuipen en -putten;
   5° de aanleg van lineaire elementen bestemd voor de terugwinning van gier en mestvocht;
   6° de bouw van vaste meng-, ventilatie- of overdrachtinstallaties voor vloeibare mest;
   7° de bouw van gebetonneerde opslagplaatsen voor pluimveemest en opslagwerken voor het daaruitvoortvloeiende mestvocht;
   8° niet-overdekte verkeers- of wachtplaatsen voor dieren in geval van risico voor bruin water;
   9° de werken mbt de verbetering, renovatie en waterdichtheid van bestaande opslaginfrastructuren met het oog op het in overeenstemming brengen daarvan;
   10° de ontgravings- en aanaardingswerken bestemd voor de integratie van de voor de subsidiëring in aanmerking komende werken, in een straal van 50 m daarvan;
   11° de inrichtingen bestemd om het onvermijdelijke binnensijpelen van regenwater in opslagwerken te voorkomen;]1
  [1 12° de inrichtingen bestemd ter voorkoming van de verspreiding in de atmosfeer van broeikasgassen en geurhinder door open kuipen;
   13° middels een voorafgaandelijk en gunstig technisch advies van de administratie kan de bouw van de bedekking van een mestvaalt in overweging worden genomen.]1
  § 2. Wat betreft het bruine water, komen enkel in aanmerking voor de steun :
  1° de werken ter verbetering van de opslagcapaciteit of de capaciteit voor de bouw van opslaginfrastructuren voor het bruine water;
  2° de werken bestemd voor het vervoer van het bruine water naar de opslaginfrastructuren langs geulen of leidingen.
  § 3. Wat betreft het mestvocht voortvloeiend uit opgeslagen plantaardige stoffen, komt enkel in aanmerking voor de steun, met een voorafgaand gunstig technisch advies van het bestuur, de bouw van onafhankelijke tanks voor het beheer van het afvloeiende hemelwater.
  § 4. Wanneer de toestand van het landbouwbedrijf het verantwoordt en binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, na voorafgaand akkoord van het bestuur, worden studie- of expertisekosten, beperkt tot maximum 7 % van het in aanmerking komende totaalbedrag, in aanmerking genomen.
  ----------
  (1)<MB 2007-12-28/32, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art.3. Om in aanmerking te worden genomen :
  1° [1 de werken dienen te worden uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften van de artikelen R.193 tot R.200 van de nitraatreglementatie;]1
  2° moeten de infrastructuren waterdicht zijn, een voldoende capaciteit hebben en ingericht worden om het onbeheersbare binnensijpelen van afvloeiend hemelwater of van dakwater te voorkomen;
  3° moeten de nieuwe opslaginfrastructuren voor aalt, gier of mestvocht uitgerust zijn met een drainagesysteem dat een gemakkelijke en constante verificatie van de waterdichtheid van het gebouw mogelijk maakt;
  4° mogen de infrastructuren geen ander water ontvangen dan het onvermijdelijke regenwater.
  ----------
  (1)<MB 2007-12-28/32, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art.4. Worden in geen geval in aanmerking genomen :
  1° inrichtingen om het onbeheersbare binnensijpelen van afvloeiend hemelwater of van dakwater te voorkomen;
  2° de inrichtingen bestemd voor het beheer, de opvang of de opslag van hof-, dak-, wit en afvloeiend hemelwater;
  3° de sloop, de opvulling of de ontruiming van vervallen infrastructuren.

Art.5. Voor elk huisvestingssysteem en diercategorie, wordt de maximale dimensionering van de in aanmerking komende opslagcapaciteit berekend op grond van het product van twee getallen :
  1° [1 het eerste, betreffende het aantal dieren, neemt het grootste van volgende aantallen in aanmerking : hetzij het toegestaan aantal dieren of die kunnen worden gehuisvestigd in de gebouwen op 9 december 2002, hetzij het gemiddelde aantal dieren die in 2002 gehouden zijn en berekend op grond van het SANITEL-bestand of, bij gebrek aan die laatste verwijzing, op grond van elk bewijsstuk mbt de samenstelling van de veestapel.
   Voor het bijzondere geval van de eenheden van pluimveehouderijen die zuivere pluimveemest voortbrengen, gekenmerkt door een droge stofgehalte hoger dan 55° is de referentiedatum waarmee rekening gehouden moet worden voor het aantal pluimveestuks evenwel 1 januari 2007;]1
  2° [1 het tweede, betreffende het productievolume van dierlijke mest per diercategorie, staat vermeld in bijlage XXII bij de nitraatreglementatie.
   De berekening van de in aanmerking komende maximum dimensionering kan worden uitgevoerd op grond van andere normen als een afwijking wordt verkregen krachtens de artikelen R.197, § 7, R.198, § 8 en R.199, § 3, van de nitraatreglementatie.
   Indien de mestkuip gelegen is onder een roosterstal, wordt in de berekening van het opslagvolume geen rekening gehouden met de 10 eerste centimeter gelegen over de gehele oppervlakte van de kuip.
   In afwijking van artikel 4 van dit besluit kan, wanneer een opslagkuip voor dierlijke mest ook gebruikt wordt voor de opslag van bruin water en/of voor specifiek water verbonden met de melkveehouderij, overeenkomstig artikel R.199, § 3, van de nitraatreglementering een hogere dimensionering in aanmerking worden genomen op voorwaarde dat die handelingen worden uitgevoerd inzonderheid met inachtneming van de sanitaire normen, van het dierenwelzijn of van het goede landbouwkundige beheer. Het storten van wit water dat chloorhoudende reinigingsproducten bevat in de mestkuip wordt meer bepaald toegelaten met strikte inachtneming van de doseringen aanbevolen door de fabricanten van dergelijke reinigingsproducten.]1
  ----------
  (1)<MB 2007-12-28/32, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art.6. [1 Ongeacht de financieringswijze van de werken, via kredietname of uit eigen gelden, bestaat de steun in een kapitaalpremie die gelijk is aan maximum 40 % van het bedrag van de in aanmerking komende investering. Die wordt betaald in één schijf als het bedrag lager is dan euro 10 000, in twee schijven als het bedrag tussen euro 10 000 en 20 000 schommelt en in drie schijven als het bedrag hoger is dan euro 20 000.]1
  Het minimum bedrag van de in aanmerking komende investering wordt vastgesteld op 2.500,00 EUR buiten BTW.
  Voor de vaststelling van het bedrag van de in aanmerking komende investering, worden de volgende maximum bedragen buiten BTW in aanmerking genomen :
  1° Gebetoneerde vloeren voor de bouw van een mesthof of een oppervlakte voor vee met terugwinning van mestvocht : 30 EUR/m2
  2° [1 Als fundering gebruikte vlakke oppervlakten en opslagtankbodem met inbegrip van een stelstel voorwaterdichtheidscontrole met buitenste rand van maximum 50 cm in verhouding tot de interne kant van het werk :
   50 EUR/m2;]1
  3° [1 Verticale oprichtingen van muren of scheidingsmuurtjes die de oppervlakten voor mestopslag omringen, met inbegrip van de fundering van het werk, waarbij enkel de buitengrondse oppervlakte in aanmerking wordt genomen :
   60 EUR/m2;]1
  4° [1 Verticale muren van kuipen voor aalt, gier of mestvocht :
   a) rechte wanden : 80 EUR/m2;
   b) ronde wanden : 100 EUR/m2.]1
  5° Waterdichte dekzeilen bestemd voor de bouw van lagunes, met inbegrip van de stelsels voor waterdichtheidscontrole 30 EUR/m2
  Het in aanmerking komende bedrag van de werken voor de verbetering, de renovatie en de waterdichtheid van bestaande opslaginfrastructuren mag niet hoger zijn dan het theoretische bedrag dat gelijkstaat met de inrichting van nieuwe opslaginfrastructuren met een gelijkwaardige capaciteit.
  ----------
  (1)<MB 2007-12-28/32, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art.7. Het erkenningsaanvraagdossier wordt bij aangetekende brief gestuurd aan het Bestuur om de steun te bekomen en bevat het in bijlage 1 gevoegde aanvraagformulier, behoorlijk ingevuld, dat onderstaande elementen bevat :
  1° de berekeningswijze van de opslagcapaciteit van de infrastructuren;
  2° een beschrijving van de opslagcapaciteiten op het ogenblik van de aanvraag;
  3° een beschrijving van de werken;
  4° de plannen van de geplande werken met een opmetingsstaat (planmatige overzichten en doorsneden);
  5° een vestigingsschets;
  6° de vermelding van de gebruikte materialen;
  7° een kostenraming;
  8° onverminderd de voorschriften van het "Code wallon de l'aménagement du territoire, de l'urbanisme et du patrimoine", een afschrift van de stedenbouwkundige en/of milieu- en/of unieke en/of exploitatievergunning en/of bestaansverklaringen. Indien die stukken worden behandeld, wordt een afschrift van de ingediende aanvragen bijgevoegd;
  9° [1 de eventuele toegestane afwijking krachtens de artikelen R.197, § 7, R.198, § 8, en R.199, § 3, van de nitraatreglementering.]1
  10° [1 een nota met de middelen uitgevoerd om de voorschriften van de artikelen R.193 tot R.200 van de nitraatreglementering in acht te nemen, en inzonderheid de waterdichtheid van de infrastructuren en de inrichtingen ter voorkoming van het onbeheersbare binnensijpelen van afvloeiend hemelwater of van dakwater.]1
  Het Bestuurt stuurt de landbouwer de beslissing over de volledige of onvolledige aard van de erkenningsaanvraag binnen een termijn van dertig dagen vanaf de dag waarop de erkenningsaanvraag wordt ontvangen. Indien deze laatste onvolledig is, wijst het Bestuur de landbouwer op de ontbrekende stukken.
  Zonder advies van het Bestuur binnen een termijn van dertig dagen, wordt de erkenningsaanvraag beschouwd als volledig.
  ----------
  (1)<MB 2007-12-28/32, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art.8. De dag waarop de erkenningsaanvraag verklaard of beschouwd wordt als volledig, maakt het Bestuur een afschrift van het dossier over aan het Bestuur Leefmilieu. Dit laatste beschikt over een termijn van 45 dagen te rekenen vanaf de datum van notificatie van genoemd afschrift om kennis te geven van zijn akkoord aan het Bestuur. Na deze termijn, wordt het advies van het Bestuur Leefmilieu beschouwd als gunstig.
  [1 De Administratie Leefmilieu beschikt over een termijn van 30 dagen te rekenen vanaf de datum van kennisgeving van de ontvangst van het afschrift van het dossier met de erkenningsaanvraag om van zijn instemming kennis te geven aan de Administratie. Als die termijn eenmaal verstreken is, wordt het advies van de Administratie Leefmilieu gunstig geacht.]1
  De erkenning wordt bij aangetekende brief gestuurd door het Bestuur aan de landbouwer. De notificatie van de erkenning vermeldt de voorwaarden inzake werken en technische keuring die moeten worden nageleefd tijdens en na de werken.
  In geval van niet-erkenning, kan de landbouwer een nieuwe aanvraag indienen.
  ----------
  (1)<MB 2007-12-28/32, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art.9. Wanneer de werken beëindigd zijn, maakt de landbouwer een aangetekende brief aan het Bestuur over waarbij het einde van de werken wordt meegedeeld met het oog op de keuring daarvan.
  Binnen een termijn van dertig dagen vanaf de ontvangst van genoemde brief, verifieert het Bestuur of laat verifiëren, in samenwerking met het Bestuur Leefmilieu, of de werken uitgevoerd en conform zijn.
  [1 Een proces-verbaal van technische oplevering van de werken wordt opgesteld en gericht aan het landbouwbedrijfshoofd. Elke vaststelling van niet-conformiteit van de uitgevoerde werken met het aanvaarde project of met de artikelen R.193 tot R.200 van de nitraatreglementering verantwoordt de weigering tot technische oplevering van de werken.]1
  Elke vaststelling van niet-conformiteit van de werken met het aanvaarde project of met de artikelen 8 tot 15 van het nitratenbesluit rechtvaardigt de weigering van technische keuring.
  Vanaf de ontvangst van het proces-verbaal van technische keuring of na de termijn van 30 dagen vanaf de datum van ontvangst door het bestuur van de aangetekende brief waarbij het einde van de werken wordt genotificeerd, mogen de installaties worden gebruikt.
  ----------
  (1)<MB 2007-12-28/32, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art.10. De steunaanvraag mag pas worden ingediend na de voltooiing en de ontvangst van voornoemd proces-verbaal. Die aanvraag wordt ingediend bij het Bestuur.
  Het dossier bevat :
  1° het aanvraagformulier volgens het in bijlage 3 gevoegde model;
  2° de erkenning van het werkproject;
  3° een afschrift van het proces-verbaal van keuring;
  4° een afschrift van de facturen;
  5° onverminderd de voorschriften van het "Code wallon de l'aménagement de l'urbanisme et du patrimoine", een afschrift van de stedenbouwkundige of unieke vergunning afgegeven als de dossiers m.b.t. de milieu-, stedenbouwkundige of unieke vergunning nog behandeld werden bij de indiening van het aanvraagdossier.
  De beslissing over de toekenning van de steun wordt genotificeerd aan de landbouwer. Een aangifte van schuldvordering wordt gevoegd bij die notificatie.

Art.11. De toekenning van de steun is verbonden met de naleving van de minimale normen inzake leefmilieu, hygiëne en dierenwelzijn.

Art.12. De termijnen bedoeld in de artikelen 8 en 9 worden opgeschort van 16 juli tot 15 augustus.

Art.13. [1 NOTA : voorheen art. 14. Vernummerd als art. 13 bij opheffing van vorig art. 13.]1 Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
  ----------
  (1)<MB 2007-12-28/32, art. 9 en 10, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

  Namen, 1 april 2004.
  De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden,
  J. HAPPART


BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. - Erkenningsaanvraagformulier betreffende het in overeenstemming brengen van opslaginfrastructuren voor dierlijke mest.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 09-09-2004, p. 65753-65763).
  (Gewijzigd bij :
  )
  <MB 2007-12-28/32, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2007; zie B.St. 07-03-2008, p. 13640-13649>

Art. N2. Bijlage 2. - Verplichte technische voorschriften voor de opslag van boerderijmest.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 09-09-2004, p. 65764-65782).
  (Gewijzigd bij :
  )
  <MB 2007-12-28/32, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2007; zie B.St. 07-03-2008, p. 13651-13682>

Art. N3. Bijlage 3. - Steunaanvraag : in overeenstemming brengen van opslaginfrastructuren met de normen.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 09-09-2004, p. 65783-65784.)
  (Gewijzigd bij :
  )
  <MB 2007-12-28/32, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2007; zie B.St. 07-03-2008, p. 13683-13684>