14 FEBRUARI 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van verscheidene bepalingen betreffende betaalde sportbeoefenaars
Art. 1-17
1969112813 1987022238 1988022270 1989022134 2000022082 2003012302
Artikel 1. In artikel 17, § 1, eerste lid, 6°, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 november 1987, worden de woorden "sportbeoefenaars bedoeld in artikel 6 en 6bis" vervangen door de woorden "de personen die de verplichting aangaan zich voor te bereiden op of deel te nemen aan een sportcompetitie of -exhibitie onder het gezag van een ander persoon tegen loon in toepassing van de wet van 24 februari 1978 betreffende de betaalde sportbeoefenaars of van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten of op de houders van een vergunning van "eliterenner met contract" afgeleverd door de Koninklijke Belgische Wielrijdersbond".
Art.2. In artikel 19, § 1, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 24 september 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden de woorden ", a)" ingevoegd tussen de woorden "derde lid, 1° " en de woorden "van de wet";
2° het vierde lid wordt vervangen als volgt:
" Met afwijking van artikel 2, derde lid, 1°, c), van voornoemde wet van 12 april 1965, worden eveneens als loon beschouwd, de als aanvulling bij het wettelijk dubbel vakantiegeld uitbetaalde bedragen, met uitzondering van de aanvullende bedragen die bepaald zijn bij nationale collectieve arbeidsovereenkomsten die voor 31 december 1974 in paritair comité zijn gesloten, en de bedragen die betaald worden aan de begunstigden bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 juni 2006, afgesloten in het nationaal paritair comité voor de sport, betreffende het vakantiegeld van de betaalde voetballer, ten belope van het deel van de daarin vermelde vergoeding dat het wettelijk dubbel vakantiegeld overschrijdt.".
Art.3. In artikel 43 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1985, worden de woorden "artikel 6bis" vervangen door de woorden "artikel 1quater van de wet".
Art.4. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 10 augustus 1987 houdende vaststelling van de bijzondere regelen in verband met de toepassing van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 op de sportbeoefenaars wordt vervangen als volgt:
"Dit besluit is van toepassing op:
1° de beroepsvoetballers die krachtens een arbeidsovereenkomst worden tewerkgesteld in de toepassing van de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars;
2° beroepsvoetballers die niet onderworpen zijn aan dezelfde wet van 24 februari 1978 en die een minimumbedrag vastgesteld op 1239,47 EUR als vaste jaarlijkse bezoldiging verdienen, zoals voorzien in de arbeidsovereenkomst;
3° de houders van een vergunning van "eliterenner met contract" afgeleverd door de Koninklijke Belgische Wielrijdersbond.".
Art.5. In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de woorden ", eerste lid," opgeheven.
Art.6. In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de woorden ", eerste lid," opgeheven.
Art.7. Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
" § 1. In afwijking van de bepalingen van de artikelen 34 tot en met 39 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 wordt, voor de sporters bedoeld in artikel 1, 2°, van dit besluit, het basisloon vastgesteld op 11 456,43 EUR.
In afwijking van het eerste lid, indien de tijdelijke arbeidsongeschiktheid zich beperkt tot de uitoefening van de sportactiviteit, wordt het basisloon voor de vaststelling van de vergoedingen wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 4957,87 EUR.
§ 2. In afwijking van de bepalingen van de artikelen 34 tot en met 39 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 wordt, voor de sporters bedoeld in artikel 1, 1° en 3°, van dit besluit, het basisloon vastgesteld op het maximaal bedrag dat in aanmerking genomen wordt voor de berekening van de werkloosheidsuitkering, zoals bepaald in artikel 111 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering.".
Art.8. In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de woorden ", § 1," ingevoegd tussen de woorden "bedoeld in artikel 5" en de woorden "van dit besluit".
Art.9. Het opschrift van het koninklijk besluit van 17 januari 2000 tot uitvoering van artikel 2 van de wet van 20 december 1999 tot toekenning van een werkbonus onder de vorm van een vermindering van de persoonlijke bijdragen van sociale zekerheid aan werknemers met lage lonen en aan sommige werknemers die het slachtoffer waren van een herstructurering, wordt vervangen als volgt:
"Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 20 december 1999 tot toekenning van een werkbonus onder de vorm van een vermindering van de persoonlijke bijdragen van sociale zekerheid aan werknemers met lage lonen, aan sommige werknemers die het slachtoffer waren van een herstructurering en aan de betaalde sportbeoefenaars.".
Art.10. In artikel 1 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 maart 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in § 2, 1°, wordt in de bepaling onder c) het laatste lid opgeheven;
2° in § 2, 1°, wordt in de bepaling onder cbis) het laatste lid opgeheven;
3° een paragraaf 3bis/1 wordt ingevoegd, luidende:
" § 3bis/1. De werknemers bedoeld in artikel 3bis/2 van voornoemde wet van 20 december 1999 bekomen een forfaitaire vermindering van de persoonlijke bijdragen van 281,73 euro per maand. Voor deze werknemers die in de loop van het kalenderjaar niet minstens 19 jaar worden, bedraagt de forfaitaire vermindering van de persoonlijke bijdragen 137,81 euro per maand.
Bij voltijdse werknemers met onvolledige prestaties en bij deeltijdse werknemers wordt de forfaitaire vermindering van de persoonlijke bijdragen bedoeld in het vorig lid bekomen door de forfaitaire vermindering te vermenigvuldigen met phi.
Bovenop de vermindering bedoeld in het eerste lid, bekomen de werknemers eveneens een vermindering van 60 % van het saldo van de resterende werknemersbijdragen.
De vermindering aldus bekomen kan niet gecumuleerd worden met de vermindering bekomen in paragraaf 3 of 3bis.";
4° in § 4, eerste lid, worden de woorden "in § 2, 2° en § 3" vervangen door de woorden "in de §§ 2, 2°, 3, 3bis en 3bis/1" en worden de woorden "in § 3," vervangen door de woorden "in de §§ 3, 3bis of 3bis/1, en".
Art.11. In Titel III van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen, laatstelijk gewijzigd bij koninklijk besluit van 25 maart 2021 wordt een hoofdstuk XV ingevoegd, luidende "Hoofdstuk XV. Betaalde sportbeoefenaars".
Art.12. In hoofdstuk XV van hetzelfde besluit, ingevoegd bij artikel 7, wordt een artikel 28/16 ingevoegd, luidende:
"Art. 28/16. Een doelgroepvermindering G19 wordt toegekend voor de personen bedoeld in artikel 353bis/16 van de programmawet van 24 december 2002, gedurende de volledige duur van de tewerkstelling.
G19 is gelijk aan 65 procent van het saldo van de verschuldigde bijdragen bedoeld in artikel 326, eerste lid, van dezelfde programmawet na toepassing van artikel 326, tweede, derde, vierde en vijfde lid, en na aftrek van de structurele vermindering. Artikel 337 van dezelfde programmawet is met uitzondering van de ondergrens inzake de globale arbeidsprestaties, niet van toepassing.".
Art.13. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 8 april 1989 tot uitvoering van artikel 38, § 3bis, derde lid van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers worden de woorden "de betaalde sportbeoefenaars beoogd bij de artikelen 6 en 6bis van hetzelfde besluit," opgeheven.
Art.14. In het koninklijk besluit van 28 november 1969, worden de volgende artikelen opgeheven:
1° artikelen 6 en 6bis, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 april 2014;
2° artikel 31, vervangen bij de wet van 15 mei 2007.
Art.15. Het koninklijk besluit van 9 mei 1988 tot uitvoering van artikel 1 van het koninklijk besluit van 10 augustus 1987 houdende vaststelling van de bijzondere regelen in verband met de toepassing van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 op de sportbeoefenaars wordt opgeheven.
Art.16. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2022.
Art. 17. De minister bevoegd voor Werk en de minister bevoegd voor Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.