20 JULI 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de vervolmakingscursussen van de beroepsmilitairen van het actief kader en tot opheffing van de beroepsproeven van de vorming voor kandidaat hoofdofficier voor de beroepsofficieren van niveau A
Art. 1-32
1959040702 1963102507 1997007162 2003007090 2013007330 2022032389
Artikel 1. In artikel 5, § 3, van het koninklijk besluit van 7 april 1959 betreffende de stand en de bevordering van de beroepsofficieren, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 december 2013 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 juni 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in het eerste lid wordt de bepaling onder 2° vervangen als volgt:
"2° met succes de vorming voor kandidaat hoofdofficier gevolgd heeft.";
b) het tweede lid wordt vervangen als volgt:
"De kandidaat die nog niet voldoet aan de voorwaarden bedoeld in het eerste lid, waardoor de kandidatuur niet samen met die van de officieren met gelijke anciënniteit kan worden onderzocht, wordt ingeschreven op de eerste kandidatenlijst die zal worden onderzocht nadat hij aan deze voorwaarden voldoet.".
Art.2. In artikel 3, § 5, van het koninklijk besluit van 25 oktober 1963 betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief kader van de Krijgsmacht, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 december 2013, worden de woorden "eerste sergeant-majoor, het kwalificatie-examen voor de graad van adjudant-chef en de beroepsproeven voor de bevordering tot de graad van majoor" vervangen door de woorden "eerste sergeant-majoor en het kwalificatie-examen voor de graad van adjudant-chef".
Art.3. In artikel 14, § 1, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 december 2013, worden de woorden "nog slechts" opgeheven.
Art.4. In artikel 11, 3°, van het koninklijk besluit van 29 juli 1997 tot uitvoering van de wet van 25 mei 2000 tot instelling van de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek en de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap voor sommige militairen en tot wijziging van het statuut van de militairen met het oog op de instelling van de tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 december 2006, worden de woorden "en de beroepsproeven voor de bevordering tot de graad van majoor" opgeheven.
Art.5. In artikel 30, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 18 maart 2003 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en betreffende het stelsel van de dienstprestaties van de militairen van het actief kader beneden de rang van officier, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 september 2016, wordt de bepaling onder 2° vervangen als volgt:
"2° reeds minimum twee jaar de vorming voor kandidaat hoofdofficier met succes gevolgd hebben.".
Art.6. Het opschrift van het koninklijk besluit van 26 december 2013 betreffende de vervolmakingscursussen van de beroepsmilitairen van het actief kader van de Krijgsmacht, het examen voor overgang naar de graad van eerste sergeant-majoor, het kwalificatie-examen voor de graad van adjudant-chef en de beroepsproeven voor de bevordering tot de graad van majoor, wordt vervangen als volgt:
"Koninklijk besluit van 26 december 2013 betreffende de vervolmakingscursussen van de beroepsmilitairen van het actief kader van de Krijgsmacht, het examen voor overgang naar de graad van eerste sergeant-majoor en het kwalificatie-examen voor de graad van adjudant-chef".
Art.7. In artikel 1, eerste lid, 18°, van hetzelfde koninklijk besluit, worden de woorden "eerste sergeant-majoor, het kwalificatie-examen voor de graad van adjudant-chef of de beroepsproeven voor de bevordering tot de graad van majoor" vervangen door de woorden "eerste sergeant-majoor of het kwalificatie-examen voor de graad van adjudant-chef".
Art.8. In artikel 2, 2°, van hetzelfde koninklijk besluit, worden de woorden "en ter voorbereiding van de beroepsproeven voor de bevordering tot de graad van majoor" opgeheven.
Art.9. In artikel 9, § 2, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit, worden de woorden "aangeduid zal worden" vervangen door de woorden "zich wenst in te schrijven".
Art.10. Artikel 10 van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt:
"De DGHR stelt het juiste ogenblik vast waarop elke deelnemer de vervolmakingscursussen in het kader van de overgangen bedoeld in de artikelen 40, tweede lid, en 41, tweede lid, van de wet, moet volgen.
Voor de vervolmakingscursussen bedoeld in de artikelen 2, 1° en 2°, 3, 4 en 5, dient elke deelnemer, voor zover hij voldoet aan de bij dit besluit gestelde voorwaarden, zichzelf in te schrijven.
In functie van de beschikbare vormingscapaciteit en volgens de criteria bepaald in een reglement uitgevaardigd door de minister, aanvaardt de DGHR de inschrijving voor een vervolmakingscursus bedoeld in het tweede lid.".
Art.11. Artikel 11 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juli 2018, wordt vervangen als volgt:
"Iedere officier bedoeld in artikel 9, § 1, 3°, kan verzaken aan het aanvangen of de verderzetting van de hogere opleiding waarvoor zijn kandidatuur werd aanvaard.
De in het eerste lid bedoelde officier kan slechts één keer op zijn beslissing tot verzaking terugkomen, voor zover hij voordien niet reeds één keer teruggekomen is op zijn beslissing tot verzaking aan de bevordering bedoeld in artikel 37 van de wet. De beslissing tot verzaking wordt evenwel definitief en onherroepelijk drie jaar nadat de betrokken militair of de betrokken stagiair deze beslissing schriftelijk aan de DGHR heeft meegedeeld.".
Art.12. Artikel 12 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 juni 2016, wordt vervangen als volgt:
"Wegens uitzonderlijke redenen of wegens dienstredenen te beoordelen door de DGHR, kan een militair het vervroegen van zijn deelneming aan een vervolmakingscursus van de voortgezette vorming vragen, met uitzondering van de vervolmakingscursussen in het kader van de overplaatsingen bedoeld in de artikelen 40, tweede lid, en 41, tweede lid, van de wet, of de hogere opleidingen bedoeld in artikel 2, 3°.
Indien de DGHR een vervroeging van zijn deelneming verleent, dient de militair zich in te schrijven voor deze vervolmakingscursus.".
Art.13. Artikel 13 van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt:
" § 1. Wanneer een militair, aangeduid voor de verplichte deelneming aan de vervolmakingscursussen in het kader van de overplaatsingen bedoeld in de artikelen 40, tweede lid, en 41, tweede lid, van de wet, of aanvaard voor het volgen van een hogere opleiding bedoeld in artikel 2, 3°, zijn vervolmakingscursus of hogere opleiding niet kan aanvangen of wanneer een stagiair deze moet onderbreken, wegens ernstige gezondheidsredenen, wegens ernstige sociale redenen of dwingende dienstredenen die worden beoordeeld door de DGHR, wordt hij van rechtswege aangehecht, naargelang het geval, aan de eerstvolgende gelijkaardige vervolmakingscursus of hogere opleiding die wordt georganiseerd nadat de oorzaak van het niet aanvangen of de onderbreking een einde heeft genomen.
Wanneer het een vervolmakingscursus of een hogere opleiding in een extern vormingsorganisme betreft, en wanneer het niet meer mogelijk is om de betrokken militair of stagiair aan te hechten om, naargelang het geval, dezelfde vervolmakingscursus of dezelfde hogere opleiding later te volgen, overeenkomstig de bepalingen van het eerste lid, wordt de militair of de stagiair van rechtswege aangehecht aan een gelijkaardige, naargelang het geval, vervolmakingscursus of hogere opleiding georganiseerd in een vormingsorganisme van Defensie nadat de oorzaak van het niet aanvangen of de onderbreking een einde heeft genomen.
§ 2. De officier die, zonder verzaakt te hebben, of de militair die niet deelneemt aan, naargelang het geval, de vervolmakingscursus of de hogere opleiding waaraan hij werd aangehecht bij toepassing van de bepalingen bedoeld in paragraaf 1, wordt beschouwd als definitief mislukt te zijn voor deze vervolmakingscursus of deze hogere opleiding en verliest, in voorkomend geval, van rechtswege de hoedanigheid van stagiair.".
Art.14. Artikel 14 van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt:
"Wanneer een militair, na aanvaarding van zijn inschrijving overeenkomstig artikel 10, de vervolmakingscursus niet kan aanvangen of wanneer een stagiair deze moet onderbreken, wegens ernstige gezondheidsredenen, wegens ernstige sociale redenen of dwingende dienstredenen die worden beoordeeld door de DGHR, dient hij zich, na het verkrijgen van de toestemming door de DGHR, uit te schrijven en verliest, in voorkomend geval, van rechtswege de hoedanigheid van stagiair.
Voor zover hij voldoet aan de bij dit besluit gestelde voorwaarden kan de in het eerste lid bedoelde militair zich opnieuw inschrijven voor het geheel of een deel van de vervolmakingscursus, nadat de reden voor zijn uitschrijving een einde heeft genomen.".
Art.15. In artikel 16, § 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, worden de woorden "of 14" ingevoegd tussen de woorden "van artikel 13" en de woorden ", in de onmogelijkheid verkeert".
Art.16. Artikel 19 van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt:
"De vorming kan worden gevolgd door iedere beroepsofficier wanneer hij aan de volgende voorwaarden voldoet:
1° minstens bekleed zijn met de graad van kapitein of in de graad van luitenant, minstens de anciënniteit bezitten die door de DGHR vastgesteld wordt;
2° rekening houdend met de datum van zijn pensioen wegens leeftijdsgrens, minstens zeven jaar kunnen dienen vanaf 31 december van het jaar van zijn aanvaarding.".
Art.17. In artikel 24 van hetzelfde koninklijk besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in paragraaf 1, eerste lid, wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt:
"1° een gemeenschappelijk gedeelte dat bestaat uit modules in het domein "operaties", in het domein "management en leadership" en in het domein "veiligheid en Defensie";";
b) in paragraaf 1, eerste lid, wordt de bepaling onder 2° vervangen als volgt:
"2° een specifiek gedeelte dat uit de module "operaties eigen aan de component" van het domein "operaties" bestaat.";
c) in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden "of een stagiair toelaten om zich in te schrijven" ingevoegd tussen de woorden "De DGHR kan evenwel een stagiair aanduiden" en de woorden "om de module";
d) paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, luidende:
"Evenwel, voor de officier die behoort tot de vakrichting "medische technieken" bestaat de vorming voor kandidaat hoofdofficier enkel uit het gemeenschappelijke gedeelte bedoeld in het eerste lid, 1°. ";
e) de paragraaf 3 wordt opgegeven.
Art.18. In artikel 25 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 juni 2016 en 30 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in de inleidende zin van paragraaf 1, eerste lid, wordt het woord "wordt" vervangen door de woorden "kan worden";
b) in paragraaf 1, eerste lid, 6°, worden de woorden ", in een nationale instelling in het buitenland uitoefenen, waarvoor een uitstel wordt toegekend volgens de bepalingen bedoeld in artikel 13." vervangen door de woorden "of in een nationale instelling in het buitenland uitoefenen;";
c) paragraaf 1, eerste lid, wordt aangevuld met de bepaling onder 7°, luidende:
"7° rekening houdend met de datum van zijn pensioen wegens leeftijdsgrens, minstens zeven jaar kunnen dienen vanaf 31 december van het jaar van zijn aanvaarding.";
d) in paragraaf 1, derde lid, worden de woorden "de vorming van kandidaat hoofdofficier" vervangen door de woorden "de vorming voor kandidaat hoofdofficier";
e) paragraaf 3 wordt vervangen als volgt:
" § 3. In afwijking van de bepalingen van artikel 24, § 1, en in functie van de kaderbehoeften, kan de DGHR een officier die aan de in paragraaf 1 bedoelde voorwaarden voldoet, op zijn verzoek, toestaan om zich enkel voor het gemeenschappelijke gedeelte van de vorming bedoeld in artikel 24, § 1, eerste lid, 1°, in te schrijven.
De stagiair bedoeld in het eerste lid, die met succes enkel het gemeenschappelijke gedeelte heeft gevolgd, zal bijgevolg enkel de competenties bedoeld in artikel 111, eerste lid, 2°, van de wet, ontwikkelen, noodzakelijk om staffuncties in een nationaal of internationaal kader uit te oefenen.
De DGHR kan de stagiair bedoeld in het eerste lid, die met succes het gemeenschappelijke gedeelte heeft gevolgd, alsnog, op diens aanvraag, toelaten zich in te schrijven in dezelfde of een volgende sessie, voor het specifieke gedeelte bedoeld in artikel 24, § 1, eerste lid, 2°. ".
Art.19. In artikel 26 van hetzelfde koninklijk besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) de bepaling onder 1° wordt aangevuld met de woorden ", volgens de criteria bepaald in een reglement uitgevaardigd door de minister";
b) de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt:
"2° in voorkomend geval, de module van het specifieke gedeelte van de vorming, bedoeld in artikel 24, § 1, eerste lid, 2°, op regelmatige wijze gevolgd heeft, volgens de criteria bepaald in een reglement uitgevaardigd door de minister.";
c) de bepaling onder 3° wordt opgeheven.
Art.20. In hetzelfde koninklijk besluit, wordt een artikel 26/1 ingevoegd, luidende:
"Art. 26/1. Wanneer de stagiair niet aan de in artikel 26 bedoelde criteria tot slagen heeft voldaan, worden zijn beoordelingen en, in voorkomend geval, de vaststellingen aan de deliberatiecommissie van de voortgezette vorming voor officieren bedoeld in artikel 72, § 1, voorgelegd, die één van de beslissingen neemt bedoeld in artikel 113/1 van de wet.
De officier die de beslissing bedoeld in artikel 113/1, tweede lid, 3°, van de wet, bekomt, dient zich terug in te schrijven, naargelang het geval, voor de vorming of voor het gedeelte van de vorming waarvoor de beslissing werd toegekend.".
Art.21. Artikel 27 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 februari 2019, wordt vervangen als volgt:
"Na afloop van de vorming voor kandidaat hoofdofficier wordt voor elke stagiair een eindbeoordeling betreffende zijn competenties bedoeld in artikel 8, tweede lid, 2°, opgesteld door de commandant van de KMS.
Voor de stagiair die beide gedeeltes aaneensluitend heeft gevolgd, wordt bijkomend, door de directeur van de vorming, een advies betreffende de evaluatie van het potentieel opgesteld volgens de reglementaire bepalingen betreffende de evaluatie van het potentieel van de militairen.
De eindbeoordeling bedoeld in het eerste lid en het advies bedoeld in het tweede lid, worden opgesteld op basis van informatie geleverd door:
1° de lesgevers die cursussen hebben gegeven aan de stagiair;
2° in voorkomend geval, de departementschefs van de lesgevers die cursussen hebben gegeven aan de stagiair.".
Art.22. In hoofdstuk 4 van hetzelfde koninklijk besluit, wordt afdeling 3, die de artikelen 28 tot 33 bevat, opgeheven.
Art.23. In artikel 35, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 juni 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in het eerste lid, 2°, wordt het woord "maximum" ingevoegd tussen de woorden "een periode van" en de woorden "tien opeenvolgende jaren";
b) in het eerste lid wordt de bepaling onder 4° vervangen als volgt:
"4° de vorming voor kandidaat hoofdofficier met succes gevolgd hebben;";
c) het derde lid wordt vervangen als volgt:
"De kapitein-commandant, majoor of luitenant-kolonel bedoeld in artikel 25, § 3, eerste lid, die enkel het gemeenschappelijke gedeelte van de vorming voor kandidaat hoofdofficier met succes heeft gevolgd, kan enkel zijn kandidatuur indienen tot het volgen van de hogere opleiding voor militair administrateur.";
d) het vierde lid wordt vervangen als volgt:
"Evenwel, de officier bedoeld in het derde lid die, in een extern vormingsorganisme, op vraag van de organisatie, een bijkomende master heeft behaald na een opleiding, waarvan het geheel of een deel van de leerstof gelijkwaardig is met de leerstof onderwezen in één of meerdere domeinen van de hogere stafopleiding bedoeld in artikel 38, kan eveneens zijn kandidatuur indienen om de hogere stafopleiding te volgen.";
e) in de inleidende zin van het vijfde lid, wordt het woord "maximum" ingevoegd tussen de woorden "De periode van" en de woorden "tien jaar";
f) in het zesde lid, worden de woorden "van tien jaar" opgeheven.
Art.24. In artikel 36, § 1, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit, worden de woorden "die een uitstel bekomen heeft, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, of" opgeheven.
Art.25. In artikel 37, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 februari 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt:
"1° de uitslag behaald op het einde van de basis stafvorming;";
b) in de Franse tekst van de bepaling onder 2° worden de woorden "du stagiaire" opgeheven;
c) de bepaling onder 3° wordt opgeheven.
Art.26. In artikel 50, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in de inleidende zin wordt het woord "wordt" vervangen door de woorden "kan worden";
b) de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt:
"2° bekleed zijn met de graad van eerste sergeant-chef of in de graad van eerste sergeant, minstens de anciënniteit bezitten die door de DGHR vastgesteld wordt;";
c) in de bepaling onder 3°, worden de woorden ", in een nationale instelling in het buitenland uitoefenen, waarvoor een uitstel wordt toegekend volgens de bepalingen bedoeld in artikel 13." vervangen door de woorden "of in een nationale instelling in het buitenland uitoefenen;";
d) het eerste lid, wordt aangevuld met de bepaling onder 4°, luidende:
"4° rekening houdend met de datum van zijn pensioen wegens leeftijdsgrens, minstens zeven jaar kunnen dienen vanaf 31 december van het jaar van zijn aanvaarding.".
Art.27. In artikel 59, § 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in de inleidende zin wordt het woord "wordt" vervangen door de woorden "kan worden";
b) in de bepaling onder 3°, worden de woorden "uitoefenen, waarvoor een uitstel wordt toegekend volgens de bepalingen bedoeld in artikel 13." vervangen door het woord "uitoefenen;";
c) het eerste lid, wordt aangevuld met de bepaling onder 4°, luidende:
"4° rekening houdend met de datum van zijn pensioen wegens leeftijdsgrens, minstens zeven jaar kunnen dienen vanaf 31 december van het jaar van zijn aanvaarding.".
Art.28. In artikel 68, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in de inleidende zin worden de woorden "wordt de vorming voor kandidaat adjudant-chef van niveau B" vervangen door de woorden "kan de vorming voor kandidaat adjudant-chef van niveau B worden";
b) in het eerste lid, 2°, worden de woorden ", in een nationale instelling in het buitenland uitoefenen, waarvoor een uitstel wordt toegekend volgens de bepalingen bedoeld in artikel 13." vervangen door de woorden "of in een nationale instelling in het buitenland uitoefenen;";
c) het eerste lid, wordt aangevuld met de bepaling onder 3°, luidende:
"3° rekening houdend met de datum van zijn pensioen wegens leeftijdsgrens, minstens zeven jaar kunnen dienen vanaf 31 december van het jaar van zijn aanvaarding.".
Art.29. In artikel 72, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) de bepalingen onder 8° en 9° worden opgeheven;
b) de bepaling onder 10° wordt vervangen als volgt:
"10° wanneer de voorzitter dit nodig acht en naargelang het geval:
a) de directeurs van de hogere opleidingen van de voortgezette vorming;
b) de directeur van de vorming voor kandidaat hoofdofficier;
c) de arbeidsgeneesheer van de eenheid van de militaire instelling waar de stagiair zijn vorming volgt.".
Art.30. § 1. De officier of onderofficier die, overeenkomstig de bepalingen die toepasselijk waren de dag voor de inwerkingtreding van dit besluit, naargelang het geval:
1° niet definitief verzaakt heeft overeenkomstig artikel 11, derde lid, van het koninklijk besluit van 26 december 2013 betreffende de vervolmakingscursussen van de beroepsmilitairen van het actief kader van de Krijgsmacht, het examen voor overgang naar de graad van eerste sergeant-majoor, het kwalificatie-examen voor de graad van adjudant-chef en de beroepsproeven voor de bevordering tot de graad van majoor;
2° een uitstel heeft bekomen overeenkomstig artikel 12, van het voornoemde koninklijk besluit van 26 december 2013;
3° een vervolmakingscursus niet heeft kunnen aanvatten of deze heeft moeten onderbreken overeenkomstig artikel 13, van het voornoemde koninklijk besluit van 26 december 2013;
en die een vervolmakingscursus in de hoedanigheid van stagiair wenst te volgen na de datum van inwerkingtreding van dit besluit, is onderworpen aan de bepalingen van dit besluit.
§ 2. De officier of onderofficier die, de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, definitief verzaakt heeft aan de deelneming aan een vervolmakingscursus van zijn voortgezette vorming, kan opnieuw deelnemen aan deze cursus volgens de bepalingen van dit besluit, indien hij voldoet aan de gestelde voorwaarden tot deelname van de beoogde vervolmakingscursus van dit besluit.
§ 3. De officier die, de dag voor de inwerkingtreding van dit besluit, onderworpen was aan de bepaling bedoeld in artikel 30 van het koninklijk besluit van 18 maart 2003 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en betreffende het stelsel van de dienstprestaties van de militairen van het actief kader beneden de rang van officier, blijft onderworpen aan deze bepaling.
§ 4. De officier of onderofficier, die op 31 december van het jaar van de inwerkingtreding van dit besluit de leeftijd van 40 jaar heeft bereikt, is niet onderworpen aan de rendementsvoorwaarde bepaald in de artikelen 16, 18, 26, 27 en 28 van dit besluit voor zover hij gelijktijdig voldoet aan de volgende voorwaarden:
1° reeds weerhouden zijn door het selectiecomité bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 7 november 2013 betreffende de overgang binnen dezelfde personeelscategorie, de sociale promotie en de promotie op diploma naar een hogere personeelscategorie, of artikel 20 van het koninklijk besluit van 7 november 2013 betreffende het administratief statuut van de militair die een dienstneming van beperkte duur aangaat;
2° niet definitief verzaakt hebben overeenkomstig artikel 11, derde lid, van het koninklijk besluit van 26 december 2013 betreffende de vervolmakingscursussen van de beroepsmilitairen van het actief kader van de Krijgsmacht, het examen voor overgang naar de graad van eerste sergeant-majoor, het kwalificatie-examen voor de graad van adjudant-chef en de beroepsproeven voor de bevordering tot de graad van majoor;
3° na het volgen van de voortgezette vorming en rekening houdend met de datum van zijn pensioen wegens leeftijdsgrens, nog in aanmerking komen voor de bevordering in de eerstvolgende graad op anciënniteit of, in voorkomend geval, door onderzoek van zijn kandidatuur door het bevoegde bevorderingscomité.
Art.31. Treden in werking op 26 augustus 2022:
1° de wet van 2 juni 2022 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de vervolmakingscursussen van de beroepsmilitairen van het actief kader en tot opheffing van de beroepsproeven van de vorming voor kandidaat hoofdofficier voor de beroepsofficieren van niveau A;
2° dit besluit.
Art. 32. De minister bevoegd voor Defensie is belast met de uitvoering van dit besluit.