Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

5 MEI 2019. - Koninklijk besluit tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de thematische verloven



Inhoudstafel:

Hoofdstuk 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen
Art. 1
Hoofdstuk 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 maart 1995 inzake palliatief verlof en houdende uitvoering van artikel 100bis, § 4, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen
Art. 2
Hoofdstuk 3. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan
Art. 3-9
Hoofdstuk 4. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid
Art. 10-12
Hoofdstuk 5. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven betreffende het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking
Art. 13-14
Hoofdstuk 6. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 10 april 2014 houdende toekenning van het recht op ouderschapsverlof en verlof voor het verlenen van bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid aan bepaalde werknemers
Art. 15-25
Hoofdstuk 7. - Slotbepalingen
Art. 26-27



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1991013073  1995012187  1997012760  1998012671  2001013224  2014202327 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Hoofdstuk 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen
Artikel 1. In artikel 8, § 2bis, van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 augustus 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid, wordt 2°, opgeheven bij koninklijk besluit van 15 juli 2005, hersteld in de volgende lezing :
  "2° voor de voltijdse werknemers die hun arbeidsprestaties met één tiende verminderen in het kader van ouderschapsverlof op 43,16 euro. Voor de werknemer die uitsluitend samenwoont met één of meerdere kinderen die hij ten laste heeft, wordt dit bedrag van 43,16 euro vervangen door 58,04 euro;";
  2° in het tweede lid, wordt 2°, opgeheven bij koninklijk besluit van 15 juli 2005, hersteld in de volgende lezing :
  "2° voor de werknemers die hun arbeidsprestaties verminderen met één tiende in het kader van ouderschapsverlof op 64,74 euro;";
  3° een nieuw derde lid wordt ingevoegd, luidend als volgt :
  "Als een werknemer, op grond van een koninklijk besluit genomen in uitvoering van artikel 105, § 1, vierde lid, 2°, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, met zijn werkgever overeenkomt het recht op een onderbreking van de beroepsloopbaan in het kader van ouderschapsverlof of voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid te verdelen in weken, is het bedrag van de uitkering van de wekelijkse onderbreking gelijk aan het maandbedrag gedeeld door 26 en vermenigvuldigd met het aantal dagen van het verlof.".

Hoofdstuk 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 maart 1995 inzake palliatief verlof en houdende uitvoering van artikel 100bis, § 4, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen
Art.2. In artikel 1, vierde lid, van het koninklijk besluit van 22 maart 1995 inzake palliatief verlof en houdende uitvoering van artikel 100bis, § 4, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen, wordt het woord "twee" vervangen door het woord "drie".

Hoofdstuk 3. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan
Art.3. In artikel 2 van het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 juli 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° paragraaf 1, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 mei 2012, wordt aangevuld met een vierde gedachtestreep, luidende :
  "- hetzij gedurende een periode van veertig maanden zijn arbeidsprestaties deeltijds verder te zetten in de vorm van een vermindering met één tiende zoals bedoeld in artikel 102 van voornoemde wet wanneer hij voltijds is tewerkgesteld en mits akkoord van de werkgever; deze periode kan worden opgesplitst in periodes van tien maanden of een veelvoud hiervan.";
  2° in paragraaf 2 wordt de tweede zin, die aanvangt met de woorden "Bij een wijziging" en eindigt met de woorden "met één vijfde" vervangen als volgt :
  "Bij een wijziging van opnamevorm moet rekening worden gehouden met het principe dat één maand schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst gelijk is aan twee maanden halftijdse verderzetting van de arbeidsprestaties, aan vijf maanden vermindering van de arbeidsprestaties met één vijfde en aan tien maanden vermindering van de arbeidsprestaties met één tiende.".

Art.4. In hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 mei 2012, wordt een artikel 2/1 ingevoegd, luidende :
  "Art. 2/1. § 1. In afwijking van artikel 2, § 1, eerste gedachtestreep, kan de periode van vier maanden mits akkoord van de werkgever geheel of gedeeltelijk worden opgesplitst in periodes van een week of een veelvoud hiervan. Bij een opsplitsing in weken moet rekening worden gehouden met het principe dat vier maanden schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst gelijk is aan zestien weken schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst.
  De werknemer heeft de mogelijkheid om bij het opnemen van zijn ouderschapsverlof gebruik te maken van de verschillende modaliteiten vermeld in het eerste lid en in artikel 2, § 1. Onverminderd artikel 2, § 2, moet bij een wijziging van opnamevorm na een gedeeltelijke opsplitsing in weken, rekening worden gehouden met het principe dat vier weken schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst gelijk is aan één maand schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst.
  Wanneer ingevolge een gedeeltelijke opsplitsing in weken, het resterend gedeelte minder dan vier weken bedraagt, heeft de werknemer het recht om dit saldo zonder akkoord van de werkgever op te nemen.
  § 2. In afwijking van artikel 2, § 1, tweede gedachtestreep, kan de periode van acht maanden mits akkoord van de werkgever geheel of gedeeltelijk worden opgesplitst in periodes van een maand of een veelvoud hiervan.
  Wanneer ingevolge een gedeeltelijke opsplitsing in maanden, het resterend gedeelte een maand bedraagt, heeft de werknemer het recht om dit saldo zonder akkoord van de werkgever op te nemen.".

Art.5. In hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 mei 2012, wordt een artikel 2/2 ingevoegd, luidende :
  "Art. 2/2. De werkgever kan de uitoefening van het in artikel 2, § 1, vierde gedachtestreep, artikel 2/1, § 1, eerste lid, en artikel 2/1, § 2, eerste lid, bedoelde recht weigeren.
  In dit geval dient de werkgever zijn beslissing schriftelijk mede te delen aan de werknemer die de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 2/1, § 1, eerste lid, of de vermindering van de arbeidsprestaties als bedoeld in artikel 2, § 1, vierde gedachtestreep, of artikel 2/1, § 2, eerste lid, heeft aangevraagd, binnen een maand na de schriftelijke kennisgeving zoals gebeurd overeenkomstig artikel 6.".

Art.6. In artikel 3, § 1, van hetzelfde besluit, wordt het tweede lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 31 mei 2012, aangevuld met de woorden "of dat ten minste 9 punten toegekend worden in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag".

Art.7. Artikel 6, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 juli 2005, wordt aangevuld met een lid, luidende :
  "In afwijking van het tweede lid, kan, bij toepassing van artikel 2/1, § 1, eerste lid, elke aanvraag betrekking hebben op verschillende niet aaneengesloten periodes van een week of een veelvoud hiervan, op voorwaarde dat de aldus aangevraagde weken gespreid zijn over een periode van maximum drie maanden. Het in 1° van deze paragraaf bedoelde geschrift vermeldt in dat geval de begin- en einddatum van elk van deze periodes.".

Art.8. Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende :
  " § 3. Het bepaalde in § 1 geldt niet bij toepassing van artikel 2, § 1, vierde gedachtestreep, artikel 2/1, § 1, eerste lid, en artikel 2/1, § 2, eerste lid.".

Art.9. In artikel 7/1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 31 mei 2012, wordt de eerste zin aangevuld met de woorden ", behoudens wanneer het ouderschapsverlof slechts drie aaneengesloten weken of minder omvat.".

Hoofdstuk 4. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid
Art.10. In het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 mei 2017, wordt een artikel 6quater ingevoegd, luidende :
  "Art. 6quater. In afwijking van artikel 6, § 1, tweede lid, en artikel 6bis, tweede lid, kan de minimumperiode van schorsing mits akkoord van de werkgever worden ingekort tot hetzij een week, hetzij twee weken, hetzij drie weken.
  Wanneer het resterend gedeelte van de maximumperiode van schorsing als bedoeld in artikel 6, § 1, eerste lid, en artikel 6bis, eerste lid, ingevolge de toepassing van het eerste lid, minder bedraagt dan de minimale schorsingsperiode van één maand, heeft de werknemer het recht om dit saldo zonder akkoord van de werkgever op te nemen.
  De werkgever kan de uitoefening van het in het eerste lid bedoelde recht weigeren. In dit geval dient de werkgever zijn beslissing schriftelijk mede te delen aan de werknemer die de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst als bedoeld in het eerste lid heeft aangevraagd, binnen twee werkdagen na de ontvangst van de schriftelijke kennisgeving zoals gebeurd overeenkomstig artikel 8.".

Art.11. Artikel 7, vijfde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 oktober 2012, wordt aangevuld met de woorden "of artikel 6quater, eerste lid".

Art.12. Artikel 8bis, vierde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 oktober 2012, wordt aangevuld met de woorden "of artikel 6quater, eerste lid".

Hoofdstuk 5. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven betreffende het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking
Art.13. In artikel 6/3 van het koninklijk besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven betreffende het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, ingevoegd bij koninklijk besluit van 23 mei 2017 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 juni 2017 en 22 april 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf 1, wordt een nieuw punt 4° ingevoegd, luidend als volgt :
  "4° voor de voltijdse werknemers die hun arbeidsprestaties met één tiende in het kader van ouderschapsverlof verminderen op 43,16 euro. Voor de werknemer die uitsluitend samenwoont met één of meerdere kinderen die hij ten laste heeft, wordt dit bedrag van 43,16 euro vervangen door 58,04 euro. Voor de werknemer die de leeftijd van 50 jaar bereikt heeft worden de bedragen van 43,16 en 58,04 euro vervangen door 64,74 euro.";
  2° in de tweede paragraaf, wordt een derde lid ingevoegd, luidend als volgt :
  "Voor de werknemer bedoeld in de eerste paragraaf, 4°, wordt het vermelde bedrag van de onderbrekingsuitkering verhoogd tot 80,06 euro indien de werknemer zijn prestaties vermindert voor de zorg van zijn kind, voor zover voldaan wordt aan de voorwaarden van paragraaf 3.".

Art.14. In hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 april 2019, wordt een nieuw artikel 6/4 ingevoegd, luidend als volgt :
  "Art. 6/4. Als een werknemer, op grond van een koninklijk besluit genomen in uitvoering van artikel 105, § 1, vierde lid, 2°, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, met zijn werkgever overeenkomt het recht op een onderbreking van de beroepsloopbaan in het kader van ouderschapsverlof of voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid te verdelen in weken, is het bedrag van de uitkering van de wekelijkse onderbreking gelijk aan het maandbedrag bepaald in artikel 6/2 gedeeld door 26 en vermenigvuldigd met het aantal dagen van het verlof.".

Hoofdstuk 6. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 10 april 2014 houdende toekenning van het recht op ouderschapsverlof en verlof voor het verlenen van bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid aan bepaalde werknemers
Art.15. In artikel 3 van het koninklijk besluit van 10 april 2014 houdende toekenning van het recht op ouderschapsverlof en verlof voor het verlenen van bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid aan bepaalde werknemers, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° paragraaf 1 wordt aangevuld met een vierde gedachtestreep, luidende :
  "- hetzij gedurende een periode van veertig maanden zijn arbeidsprestaties deeltijds verder te zetten in de vorm van een vermindering met één tiende, zoals bedoeld in artikel 102 van voornoemde wet, wanneer hij voltijds is tewerkgesteld en mits akkoord van de werkgever; deze periode kan worden opgesplitst in periodes van tien maanden of een veelvoud hiervan.";
  2° in paragraaf 2 wordt de tweede zin, die aanvangt met de woorden "Bij een wijziging" en eindigt met de woorden "met één vijfde" vervangen als volgt :
  "Bij een wijziging van opnamevorm moet rekening worden gehouden met het principe dat één maand schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst gelijk is aan twee maanden halftijdse verderzetting van de arbeidsprestaties, aan vijf maanden vermindering van de arbeidsprestaties met één vijfde en aan tien maanden vermindering van de arbeidsprestaties met één tiende.".

Art.16. In hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 december 2018, wordt een artikel 3/1 ingevoegd, luidende :
  "Art. 3/1. § 1. In afwijking van artikel 3, § 1, eerste gedachtestreep, kan de periode van vier maanden mits akkoord van de werkgever geheel of gedeeltelijk worden opgesplitst in periodes van een week of een veelvoud hiervan. Bij een opsplitsing in weken moet rekening worden gehouden met het principe dat vier maanden schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst gelijk is aan zestien weken schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst.
  De werknemer heeft de mogelijkheid om bij het opnemen van zijn ouderschapsverlof gebruik te maken van de verschillende modaliteiten vermeld in het eerste lid en in artikel 3, § 1. Onverminderd artikel 3, § 2, moet bij een wijziging van opnamevorm na een gedeeltelijke opsplitsing in weken, rekening worden gehouden met het principe dat vier weken schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst gelijk is aan één maand schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst.
  Wanneer ingevolge een gedeeltelijke opsplitsing in weken, het resterend gedeelte minder dan vier weken bedraagt, heeft de werknemer het recht om dit saldo zonder akkoord van de werkgever op te nemen.
  § 2. In afwijking van artikel 3, § 1, tweede gedachtestreep, kan de periode van acht maanden mits akkoord van de werkgever geheel of gedeeltelijk worden opgesplitst in periodes van een maand of een veelvoud hiervan.
  Wanneer ingevolge een gedeeltelijke opsplitsing in maanden, het resterend gedeelte een maand bedraagt, heeft de werknemer het recht om dit saldo zonder akkoord van de werkgever op te nemen.".

Art.17. In hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 december 2018, wordt een artikel 3/2 ingevoegd, luidende :
  "Art. 3/2. De werkgever kan de uitoefening van het in artikel 3, § 1, vierde gedachtestreep, artikel 3/1, § 1, eerste lid, en artikel 3/1, § 2, eerste lid, bedoelde recht weigeren.
  In dit geval dient de werkgever zijn beslissing schriftelijk mede te delen aan de werknemer die de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 3/1, § 1, eerste lid, of de vermindering van de arbeidsprestaties als bedoeld in artikel 3, § 1, vierde gedachtestreep, of artikel 3/1, § 2, eerste lid, heeft aangevraagd, binnen een maand na de schriftelijke kennisgeving zoals gebeurd overeenkomstig artikel 7.".

Art.18. In artikel 4, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden "of dat ten minste 9 punten toegekend worden in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag" ingevoegd tussen de woorden "betreffende de kinderbijslag" en de woorden ", wordt de leeftijdsgrens".

Art.19. Artikel 7, § 1, van hetzelfde besluit, wordt aangevuld met een lid, luidende :
  "In afwijking van het tweede lid, kan, bij toepassing van artikel 3/1, § 1, eerste lid, elke aanvraag betrekking hebben op verschillende niet aaneengesloten periodes van een week of een veelvoud hiervan, op voorwaarde dat de aldus aangevraagde weken gespreid zijn over een periode van maximum drie maanden. Het in 1° van deze paragraaf bedoelde geschrift vermeldt in dat geval de begin- en einddatum van elk van deze periodes.".

Art.20. Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende :
  " § 3. Het bepaalde in paragraaf 1 geldt niet bij toepassing van artikel 3, § 1, vierde gedachtestreep, artikel 3/1, § 1, eerste lid, en artikel 3/1, § 2, eerste lid.".

Art.21. In artikel 9, eerste lid, van hetzelfde besluit, wordt de eerste zin aangevuld met de woorden ", behoudens wanneer het ouderschapsverlof slechts drie aaneengesloten weken of minder omvat.".

Art.22. In hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 december 2018, wordt een artikel 15/1 ingevoegd, luidende :
  "Art. 15/1. In afwijking van artikel 13, § 1, tweede lid, en artikel 14, tweede lid, kan de minimumperiode van schorsing mits akkoord van de werkgever worden ingekort tot hetzij een week, hetzij twee weken, hetzij drie weken.
  Wanneer het resterend gedeelte van de maximumperiode van schorsing als bedoeld in artikel 13, § 1, eerste lid, en artikel 14, eerste lid, ingevolge de toepassing van het eerste lid, minder bedraagt dan de minimale schorsingsperiode van één maand, heeft de werknemer het recht om dit saldo zonder akkoord van de werkgever op te nemen.
  De werkgever kan de uitoefening van het in eerste lid bedoelde recht weigeren. In dit geval dient de werkgever zijn beslissing schriftelijk mede te delen aan de werknemer die de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst als bedoeld in het eerste lid heeft aangevraagd, binnen twee werkdagen na de ontvangst van de schriftelijke kennisgeving, zoals gebeurd overeenkomstig artikel 16.".

Art.23. Artikel 17, vierde lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de woorden "of artikel 15/1, eerste lid".

Art.24. Artikel 19 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  "Art. 19. Met betrekking tot het ouderschapsverlof is er geen recht op een onderbrekingsuitkering tijdens de vierde maand volledig ouderschapsverlof, noch tijdens de zevende en achtste maand halftijds ouderschapsverlof, noch de zestiende tot twintigste maand ouderschapsverlof met één vijfde, noch de eenendertigste tot veertigste maand ouderschapsverlof met één tiende, wanneer dit verlof wordt genomen voor kinderen geboren of geadopteerd vóór 8 maart 2012.".

Art.25. In artikel 20, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 mei 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf 2 wordt een 4° ingevoegd, luidend als volgt :
  "4° voor de werknemers die hun arbeidsprestaties met één tiende verminderen op 50,57 euro. Voor de werknemer die alleen woont met één of meerdere van de kinderen die hij ten laste heeft, wordt het bedrag van 50,57 euro vervangen door een bedrag van 68 euro.";
  2° in paragraaf 3 wordt een 4° ingevoegd, luidend als volgt :
  "4° voor de werknemers die hun arbeidsprestaties met één tiende verminderen op 75,85 euro.".

Hoofdstuk 7. - Slotbepalingen
Art.26. Dit besluit treedt in werking de tiende dag volgend op de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van artikel 2 dat uitwerking heeft met ingang van 1 februari 2017 en de artikelen 6 en 18 die uitwerking hebben met ingang van 31 december 2018.
  Dit besluit is van toepassing op de aanvragen die bij de werkgever worden ingediend vanaf de in het eerste lid bedoelde datum van inwerkingtreding.

Art. 27. De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.