10 AUGUSTUS 1998. - Koninklijk besluit tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezinsof familielid. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-09-1998 en tekstbijwerking tot 22-05-2019)
Art. 1-6, 6bis, 6ter, 6quater, 7-8, 8bis, 9-11
1999012477 2005012196 2005200074 2012205714 2017202563 2019202161
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de werknemers en hun werkgevers die onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.
(Dit besluit is eveneens van toepassing op het statutair en contractueel personeel van de provincies, de Gemeenten, de agglomeraties en federaties van gemeenten en hun werkgevers.
De openbare inrichtingen en de publiek rechtelijke verenigingen die afhangen van de besturen vermeld in het vorig lid worden eveneens gemachtigd op hun personeel de bepalingen van dit besluit toe te passen.) <KB 1999-06-04/40, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-05-1999>
Art.2. Voor zover er niet van afgeweken wordt door de bepalingen van dit besluit zijn de bepalingen van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen zijn uitvoeringsbesluiten en de besluiten die voornoemd koninklijk besluit van 2 januari 1991 wijzigingen, van toepassing op de schorsingen van de arbeidsovereenkomst of de vermindering van de arbeidsprestaties krachtens de bepalingen van dit besluit.
Art.3.[1 De werknemers bedoeld in artikel 1 hebben het recht de uitvoering van hun arbeidsovereenkomst volledig te schorsen op basis van artikel 100 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen of hun voltijdse arbeidsprestaties te verminderen met 1/5 of de helft op basis van artikel 102 van dezelfde wet, voor het verlenen van bijstand of verzorging aan een gezinslid of een familielid dat lijdt aan een zware ziekte.]1
Het recht op vermindering van de arbeidsprestaties zoals bedoeld in het vorige lid, is niet van toepassing voor de werknemers van kleine en middelgrote ondernemingen die op 30 juni van het voorgaande burgerlijk jaar minder dan 10 werknemers tewerkstelden.
In afwijking van het eerste lid hebben de werknemers die anders dan in toepassing van artikel 102 van de voormelde wet van 22 januari 1985, tewerkgesteld zijn in een deeltijdse arbeidsregeling waarvan het normaal gemiddeld aantal arbeidsuren per week ten minste gelijk is aan drie vierden van het gemiddeld voltijds aantal arbeidsuren van een werknemer die voltijds is tewerkgesteld in dezelfde onderneming, of bij ontstentenis, in dezelfde bedrijfstak, het recht om voor dezelfde redenen over te gaan naar een deeltijdse arbeidsregeling waarvan het aantal arbeidsuren gelijk is aan de helft van het aantal arbeidsuren van de voltijdse arbeidsregeling.
----------
(1)<KB 2017-05-23/07, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
Art.4.[1 Voor de toepassing van artikel 3, wordt verstaan onder gezinslid, elke persoon die samenwoont met de werknemer]1.
[1 Onder familielid wordt begrepen de bloedverwanten tot de tweede graad en de aanverwanten tot de eerste graad van de werknemer.
Wanneer de werknemer wettelijk samenwonend is, worden ook de ouders tot de eerste graad van de wettelijk samenwonende partner en de kinderen van de wettelijk samenwonende partner als familieleden van de werknemer beschouwd.
Onder "wettelijk samenwonend" wordt verstaan, de toestand van samenleven zoals geregeld door de artikelen 1475 e.v. van het Burgerlijk Wetboek.]1
Voor de toepassing van artikel 3 wordt onder zware ziekte verstaan elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende arts als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de arts oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of verzorging noodzakelijk is voor het herstel.
----------
(1)<KB 2017-05-23/07, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
Art.5.Het bewijs van de in artikel 3 aangehaalde reden tot schorsing van de arbeidsovereenkomst of tot vermindering van de arbeidsprestaties wordt geleverd door de werknemer bij middel van een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van het zwaar zieke gezinslid of familielid tot de tweede graad, waaruit blijkt dat de werknemer zich bereid verklaard heeft bijstand of verzorging te verlenen aan de zwaar zieke persoon.
[1 Met uitzondering van situaties waarin de schorsing van de uitvoering van de arbeidsprestaties of de vermindering van de arbeidsprestaties wordt gevraagd voor het verlenen van bijstand of verzorging aan zijn minderjarig zwaar ziek kind of aan een minderjarig zwaar ziek kind dat gezinslid is, dient uit het in het eerste lid bedoelde attest ook te blijken dat de zorgbehoefte, naast de eventuele professionele ondersteuning waarop deze persoon kan rekenen, daadwerkelijk een voltijdse loopbaanonderbreking, een vermindering met 1/5 of de helft behoeft.]1
----------
(1)<KB 2017-05-23/07, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
Art.6. § 1. Het in artikel 3 bedoelde recht op schorsing van de arbeidsovereenkomst wordt beperkt tot maximum 12 maanden per patiënt.
De onderbrekingsperioden kunnen enkel opgenomen worden met periodes van minimum 1 maand of maximum 3 maanden, aaneensluitend of niet, tot de maximumtermijn van 12 maanden bereikt is.
§ 2. Het in artikel 3 bedoelde recht op vermindering van de arbeidsprestaties wordt beperkt tot maximum 24 maanden per patiënt.
De periodes van vermindering van arbeidsprestaties kunnen enkel opgenomen worden met periodes van minimum 1 maand tot maximum 3 maanden, aaneensluitend of niet tot de maximumtermijn van 24 maanden bereikt is.
Art. 6bis. <KB 2005-07-15/35, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 07-08-2005 ; zie ook art. 4> Voor de werknemer die alleenstaand is, wordt, in geval van zware ziekte van zijn kind dat hoogstens 16 jaar oud is, de maximumperiode van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 6, § 1, eerste lid uitgebreid naar vierentwintig maanden en wordt de maximumperiode van vermindering van arbeidsprestaties bedoeld in artikel 6, § 2, eerste lid uitgebreid naar achtenveertig maanden.
De periodes van schorsing en van vermindering van arbeidsprestaties kunnen enkel worden opgenomen met periodesvan minimum één maand en maximum drie maanden, aaneensluitend of niet.
Onder alleenstaande in de zin van dit artikel wordt verstaan de werknemer die uitsluitend en effectief samenwoont met één of meerdere van zijn kinderen.
Art. 6ter. [1 § 1. In afwijking van art. 6, § 1, tweede lid, kan de werknemer bedoeld in het derde lid, voor de bijstand of de verzorging van een minderjarig kind, tijdens of vlak na de hospitalisatie van het kind als gevolg van een zware ziekte, de uitvoering van de arbeidsovereenkomst volledig schorsen voor een duur van één week, aansluitend verlengbaar met één week.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder zware ziekte, elke ziekte of medische ingreep die door de behandelend geneesheer van het zwaar zieke kind als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de geneesheer oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of verzorging noodzakelijk is.
De door het eerste lid geboden mogelijkheid staat open voor :
- de werknemer die ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en ermee samenwoont;
- de werknemer die samenwoont met het zwaar zieke kind en belast is met de dagelijkse opvoeding.
Wanneer de in het derde lid bedoelde werknemers geen gebruik kunnen maken van de door het eerste lid geboden mogelijkheid, kunnen ook de volgende werknemers zich op die mogelijkheid beroepen :
- de werknemer die ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en er niet mee samenwoont;
- of, wanneer laatstgenoemde werknemer in de onmogelijkheid verkeert dit verlof op te nemen, een familielid van het zwaar zieke kind tot de tweede graad.
§ 2. In afwijking van artikel 6, § 1, tweede lid, kan de duur van de volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst korter zijn dan 1 maand wanneer de werknemer aansluitend op de in de eerste paragraaf bedoelde schorsing zijn recht bedoeld in artikel 3, eerste lid, wenst uit te oefenen voor hetzelfde zwaar zieke kind.
§ 3. Onverminderd artikel 5, wordt het bewijs van hospitalisatie van het kind geleverd door een attest van het betrokken ziekenhuis.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2012-10-10/01, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-11-2012>
Art. 6quater. [1 In afwijking van artikel 6, § 1, tweede lid, en artikel 6bis, tweede lid, kan de minimumperiode van schorsing mits akkoord van de werkgever worden ingekort tot hetzij een week, hetzij twee weken, hetzij drie weken.
Wanneer het resterend gedeelte van de maximumperiode van schorsing als bedoeld in artikel 6, § 1, eerste lid, en artikel 6bis, eerste lid, ingevolge de toepassing van het eerste lid, minder bedraagt dan de minimale schorsingsperiode van één maand, heeft de werknemer het recht om dit saldo zonder akkoord van de werkgever op te nemen.
De werkgever kan de uitoefening van het in het eerste lid bedoelde recht weigeren. In dit geval dient de werkgever zijn beslissing schriftelijk mede te delen aan de werknemer die de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst als bedoeld in het eerste lid heeft aangevraagd, binnen twee werkdagen na de ontvangst van de schriftelijke kennisgeving zoals gebeurd overeenkomstig artikel 8.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2019-05-05/09, art. 10, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art.7.In afwijking aan hetgeen bepaald is in artikel 6 en onverminderd de bepalingen van artikel 3, tweede lid, kan in een kleine of middelgrote onderneming de werkgever voor de werknemers die reeds 6 maanden volledige schorsing van hun arbeidsovereenkomst of reeds 12 maanden vermindering van hun arbeidsprestaties bekomen hebben voor dezelfde persoon, een verdere uitoefening van het recht weigeren wegens organisatorische redenen.
In dit geval dient de werkgever zijn beslissing schriftelijk mede te delen aan de werknemer die de schorsing van de arbeidsovereenkomst of de vermindering van de arbeidsprestaties aangevraagd heeft met een omstandige uiteenzetting van de redenen van organisatorische aard die de verdere uitoefening van het recht verhinderen.
Wordt voor de toepassing van dit besluit als kleine of middelgrote onderneming beschouwd voor de ganse duur van een burgerlijk jaar, de onderneming die op 30 juni van het voorgaande burgelijk jaar 50 of minder werknemers tewerkstelde.
Voor de toepassing van het vorig lid en van artikel 3, tweede lid, wordt voor de nieuwe ondernemingen die het voorgaand kalenderjaar nog niet bestonden rekening gehouden met het aantal werknemers verbonden met een arbeidsovereenkomst op het ogenblik van het indienen van de aanvraag.
[1 Het eerste lid is niet van toepassing wanneer de werknemer zijn recht op een volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst uitoefent in het kader van artikel 6ter [2 of artikel 6quater, eerste lid]2.]1
----------
(1)<KB 2012-10-10/01, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-11-2012>
(2)<KB 2019-05-05/09, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art.8.(De werknemer die van het recht gebruik wenst te maken dient hiervan schriftelijk kennis te geven aan de werkgever. Deze kennisgeving gebeurt minstens zeven dagen vóór de ingangsdatum van de schorsing of de vermindering van de arbeidsprestaties, tenzij de partijen schriftelijk een andere termijn overeenkomen.) <KB 2005-01-19/32, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-02-2005>
[1 In het kader van artikel 6ter kan, wanneer de hospitalisatie van het kind onvoorzienbaar is, worden afgeweken van voormelde termijn. In dat geval bezorgt de werknemer zo spoedig mogelijk aan de werkgever een attest van de behandelend geneesheer van het zwaar zieke kind waaruit het onvoorzienbaar karakter van de hospitalisatie blijkt. Deze mogelijkheid geldt ook ingeval het verlof verlengd wordt met een week op basis van artikel 6ter.]1
Deze kennisgeving kan gebeuren door de overhandiging van een geschrift aan de werkgever waarbij deze laatste een duplicaat tekent als bericht van ontvangst of bij middel van een aangetekend schrijven dat geacht wordt ontvangen te zijn de derde werkdag na de afgifte ervan bij de post.
[1 In dit geschrift dient de werknemer de periode te vermelden waarin hij de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst schorst of zijn arbeidsprestaties vermindert en hij dient er de attesten bij te voegen bedoeld in artikel 5, 6ter, § 3.]1
(In geval van toepassing van artikel 6bis moet de werknemer bovendien het bewijs leveren van de samenstelling van zijn gezin door middel van een attest dat wordt afgeleverd door de gemeentelijke overheid en waaruit blijkt dat de werknemer op het moment van de aanvraag uitsluitend en effectief samenwoont met één of meerdere van zijn kinderen.) <KB 2005-07-15/35, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 07-08-2005 ; zie ook art. 4>
(Vierde lid opgeheven) <KB 2005-01-19/32, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-02-2005>
(Voor iedere verlenging van een periode van schorsing van de uitvoering van d)e arbeidsovereenkomst of voor vermindering van de arbeidsprestaties dient de werknemer dezelfde procedure te volgen en de door de artikel 5 en in voorkomend geval de door artikel 6bis vereiste attest(en) in te dienen.) <KB 2005-07-15/35, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 07-08-2005 ; zie ook art. 4>
----------
(1)<KB 2012-10-10/01, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-11-2012>
Art. 8bis.<Ingevoegd bij KB 2005-01-19/32, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 07-02-2005>Binnen twee werkdagen na de ontvangst van de schriftelijke kennisgeving zoals gebeurd overeenkomstig artikel 8, kan de werkgever de werknemer ervan in kennis stellen dat de ingangsdatum wordt uitgesteld om redenen die verband houden met het functioneren van de onderneming.
De kennisgeving van het uitstel gebeurt door de overhandiging van een geschrift aan de werknemer waarin de reden en de duur van het uitstel worden vermeld.
De duur van het uitstel bedraagt zeven dagen.
[1 Deze bepaling is niet van toepassing wanneer de werknemer een volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst geniet in het kader van artikel 6ter [2 of artikel 6quater, eerste lid]2.]1
----------
(1)<KB 2012-10-10/01, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-11-2012>
(2)<KB 2019-05-05/09, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art.9. Onverminderd de bepalingen van Hoofdstuk 4, Afdeling V, van de voormelde wet van 22 januari 1985 dienen de in dit besluit bedoelde werknemers enkel vervangen te worden in de volgende gevallen :
- de aangevraagde periode bedraagt drie maand;
- de betrokken werknemer heeft reeds twee maanden zijn arbeidsovereenkomst geschorst of zijn arbeidsprestaties verminderd en vraagt opnieuw een verlenging.
In voormelde gevallen dient de werknemer vervangen te worden door een vergoede volledige werkloze die uitkeringen geniet voor alle dagen van de week of een daarmee gelijkgestelde persoon voor de duur van de aangevraagde periode en de eventuele verlengingen.
Art.10. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van het trimester volgend op de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Art. 11. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.