Details





Titel:

26 APRIL 2019. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de uitvoering van het decreet van 29 maart 2019 houdende diverse bepalingen in het beleidsveld cultuur(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-08-2019 en tekstbijwerking tot 14-11-2023)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Uitvoering van het decreet van 29 maart 2019 houdende diverse bepalingen in het beleidsveld cultuur
Art. 1-7
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingsbepalingen
Afdeling 1. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 houdende de uitvoering van het decreet van 22 december 2000 betreffende de amateurkunsten
Art. 8-9
Afdeling 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 betreffende de uitvoering van het decreet van 18 januari 2008 houdende flankerende en stimulerende maatregelen ter bevordering van de participatie in cultuur, jeugdwerk en sport
Art. 10-13
Afdeling 3. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 oktober 2012 ter uitvoering van het decreet van 6 juli 2012 betreffende het lokaal cultuurbeleid
Art. 14-15
HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art. 16-17



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2007036673  2008036008  2012206816 



Uitvoeringsbesluit(en):

2020010156  2020030416  2020030634  2022020258  2024009795 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Uitvoering van het decreet van 29 maart 2019 houdende diverse bepalingen in het beleidsveld cultuur
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° decreet van 29 maart 2019: het decreet van 29 maart 2019 houdende diverse bepalingen in het beleidsveld cultuur;
  2° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de culturele aangelegenheden.

Art.2. De aanvraagdossiers, vermeld in artikel 5 van het decreet van 29 maart 2019, worden bij de administratie ingediend uiterlijk op 15 juli van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin het project start.
  Nadat de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 9 van het decreet van 29 maart 2019, haar advies heeft uitgebracht, formuleert de administratie een ontwerp van beslissing en bezorgt dat uiterlijk op 15 oktober aan de minister.
  De minister neemt uiterlijk op 31 oktober een beslissing over de aanvragen van een subsidie.

Art.3. De minister stelt de beoordelingscommissie samen, vermeld in artikel 9 van het decreet van 29 maart 2019.
  De stemgerechtigde leden van de beoordelingscommissie kunnen aanspraak maken op de volgende vergoedingen:
  1° een presentiegeld van 60 euro per dagdeel tot maximaal twee dagdelen per dag voor de deelname aan vergaderingen;
  2° een forfaitaire vergoeding van 15 euro per aanvraagdossier voor de eventuele schriftelijke voorbereiding van het voorstel van beslissing voor een projectsubsidie;
  3° een reisvergoeding overeenkomstig de regels die van toepassing zijn op de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid.
  Het presentiegeld en de reisvergoeding worden uitbetaald aan de hand van de presentielijst die tijdens de vergadering is opgesteld. De vergoeding voor de voorbereiding van dossiers wordt uitbetaald nadat het voorbereidingsverslag is ingediend.
  De bedragen, vermeld in dit artikel, worden aangepast aan de evolutie van het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen.

Art.4. Het verantwoordingsdossier, vermeld in artikel 14 van het decreet van 29 maart 2019, bevat al de volgende stukken:
  1° een inhoudelijk verslag waarin gerapporteerd wordt over de uitvoering van het project. Eventuele afwijkingen ten opzichte van de aanvraag of, in voorkomend geval, van de aangepaste projectplanning worden daarbij toegelicht;
  2° een financiële afrekening van het project met bewijsstukken voor de besteding van de projectsubsidie. De boekhouding wordt zo georganiseerd dat de financiële controle op de aanwending van de projectsubsidie mogelijk is.
  De organisatie waaraan een projectsubsidie is toegekend, bezorgt het verantwoordingsdossier aan de administratie uiterlijk drie maanden nadat het project beëindigd is.
  De administratie kan op ieder ogenblik aan de organisatie waaraan de projectsubsidie is toegekend, aanvullende informatie en documenten vragen.

Art.5. De secretaris-generaal van het Departement Cultuur, Jeugd en Media of zijn gemandateerde is gedelegeerd ordonnateur van de DAB Frans Masereel Centrum.
  De ordonnateur, vermeld in het eerste lid, is gemachtigd om alle verbintenissen inzake het financiële of begrotingstechnisch beheer van de DAB Frans Masereel Centrum, aan te gaan die noodzakelijk zijn voor de culturele en administratieve werking van de DAB Frans Masereel Centrum, met behoud van de toepassing van de reglementaire bepalingen daarover en afhankelijk van de beschikbare kredieten.
  De delegatie, vermeld in het tweede lid, wordt ook verleend aan het personeelslid dat de ordonnateur vervangt als hij tijdelijk afwezig of verhinderd is. Dat personeelslid plaatst in dat geval boven de vermelding van zijn graad en zijn handtekening de formule "voor de ordonnateur, afwezig". Het personeelslid wordt aangewezen door de ordonnateur.

Art.6.Het Kunstensteunpunt, het steunpunt voor cultureel erfgoed en het steunpunt voor sociaal-cultureel werk bezorgen uiterlijk op 31 december van het jaar van het begin van een nieuwe regeerperiode hun input aan de administratie voor de overleg betreffende het Afsprakenkader Onderzoek, vermeld in[1 artikel 68 en 70 van het Kunstendecreet van 23 april 2021, artikel 52 van het Cultureelerfgoeddecreet van 23 december 2021 en artikel 39 van het decreet van 10 maart 2023 over de subsidiыring van het sociaal-cultureel volwassenenwerk]1. Deze steunpunten gaan bij hun input uit van de beleidskeuzes die zijn opgenomen in de beleidsnota Cultuur. De administratie bezorgt tegen dezelfde datum, na goedkeuring of aanvulling door de minister, eveneens haar input voor het overleg aan deze steunpunten.
  De in het eerste lid vermelde partijen voeren een dialoog over de inhoud van het Afsprakenkader Onderzoek. Uiterlijk op 28 februari van het jaar dat volgt op het begin van een nieuwe regeerperiode bezorgt de administratie het ontwerp van Afsprakenkader Onderzoek aan de minister.
  Na goedkeuring of aanvulling door de minister, sluiten de bovenvermelde partijen uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op het begin van een nieuwe regeerperiode het Afsprakenkader Onderzoek. Deze wordt gesloten voor een periode van vijf jaar.
  Het Afsprakenkader Onderzoek, vermeld in het eerste lid, bevat een generiek deel en een specifiek deel per steunpunt.
  In het Afsprakenkader Onderzoek wordt bepaald hoe de wetenschappelijke kwaliteit van het onderzoek wordt bewaakt.
  De administratie maakt het Afsprakenkader Onderzoek en de tussentijdse aanpassingen ervan bekend op haar website.
  Naar aanleiding van het Afsprakenkader Onderzoek kunnen de beheersovereenkomsten met de steunpunten, vermeld in het eerste lid, tussentijds worden aangepast met een addendum.
  ----------
  (1)<BVR 2023-09-15/32, art. 44, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2024>

Art.7. Het indienen van de aanvraag van een subsidie-enveloppe als vermeld in artikel 47/3 van het decreet van 7 juli 2017 houdende de subsidiëring en erkenning van het sociaal-cultureel volwassenenwerk, de doorstroming bij de beoordeling van deze aanvraag en de communicatie met de aanvragers gebeurt digitaal.

HOOFDSTUK 2. - Wijzigingsbepalingen
Afdeling 1. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 houdende de uitvoering van het decreet van 22 december 2000 betreffende de amateurkunsten
Art.8. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 houdende de uitvoering van het decreet van 22 december 2000 betreffende de amateurkunsten, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 21 maart 2014 en 27 februari 2015, wordt punt 5° opgeheven.

Art.9. In artikel 4, § 2, 8°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 maart 2014, wordt de zinsnede "de samenwerking met het forum voor de disciplineoverschrijdende materies," opgeheven.

Afdeling 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 betreffende de uitvoering van het decreet van 18 januari 2008 houdende flankerende en stimulerende maatregelen ter bevordering van de participatie in cultuur, jeugdwerk en sport
Art.10. Artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 betreffende de uitvoering van het decreet van 18 januari 2008 houdende flankerende en stimulerende maatregelen ter bevordering van de participatie in cultuur, jeugdwerk en sport, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2014, wordt opgeheven.

Art.11. In artikel 13, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2014, wordt tussen de zinsnede "artikel 10, eerste lid, 4°, " en de woorden "van het decreet" de zinsnede "b)," ingevoegd.

Art.12. In hetzelfde besluit worden de volgende artikelen opgeheven:
  1° artikel 35, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2014;
  2° artikel 36, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2014.

Art.13. Artikel 45 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2014, wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 45. § 1. De Vlaamse minister, bevoegd voor de culturele aangelegenheden, de Vlaamse minister, bevoegd voor het jeugdbeleid en de Vlaamse minister, bevoegd voor de lichamelijke opvoeding, de sport en het openluchtleven, benoemen de leden van de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 3, voor een mandaat van drie jaar. De minister kan op verzoek van de betrokkene een mandaat van de voorzitter of van een lid van de beoordelingscommissie beëindigen. Bovendien kan de minister in de volgende gevallen ambtshalve een einde stellen aan een mandaat:
  1° als de mandaathouder drie keer na elkaar zonder voorafgaande kennisgeving de vergaderingen van de beoordelingscommissie niet bijwoont;
  2° als de mandaathouder activiteiten verricht of functies vervult die onverenigbaar zijn met het mandaat of die een strijdigheid van belangen tot gevolg hebben.
  § 2. De leden van beoordelingscommissie kunnen alle initiatieven nemen die ze nodig achten. Ze kunnen onder meer de organisatie die de aanvraag tot subsidiëring heeft ingediend, horen, deskundigen horen, aanvullende documenten en gegevens opvragen en een bezoek ter plaatse brengen of aan de administratie vragen een onderzoek ter plaatse uit te voeren.
  § 3. De beoordelingscommissie stelt een huishoudelijk reglement op binnen vier maanden nadat ze samengesteld. Dat reglement, en elke latere wijziging ervan, wordt met eenparige stemmen aangenomen door de aanwezige leden en wordt goedgekeurd door de minister. De werking van de beoordelingscommissie wordt geregeld in het huishoudelijk reglement.
  § 4. De zetel van de beoordelingscommissie is gevestigd in de lokalen van de administratie. Het secretariaat van de beoordelingscommissie wordt waargenomen door een personeelslid van de administratie. De werkingskosten van de beoordelingscommissie en van haar secretariaat worden aangerekend op de begroting van de administratie.
  § 5. De leden van de beoordelingscommissie ontvangen per vergadering een vergoeding die gelijk is aan het bedrag dat is vastgesteld voor de leden van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, opgericht bij het decreet van 30 november 2007 houdende de oprichting van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media.
  De vergoeding voor reiskosten die verbonden zijn aan de uitoefening van hun werkzaamheden, wordt toegekend conform de regeling die geldt voor de vergoeding van reiskosten van personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid.
  § 6. Het lidmaatschap van de beoordelingscommissie is niet verenigbaar met het lidmaatschap van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, en met de functie van personeelslid of lid van de raad van bestuur van een organisatie waarvan de subsidieaanvraag moet worden behandeld door de beoordelingscommissie.
  § 7. De beoordelingscommissie wordt bijgestaan door de administratie.".

Afdeling 3. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 oktober 2012 ter uitvoering van het decreet van 6 juli 2012 betreffende het lokaal cultuurbeleid
Art.14. In artikel 16, 17 en 18 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 oktober 2012 ter uitvoering van het decreet van 6 juli 2012 betreffende het lokaal cultuurbeleid van hetzelfde besluit van de Vlaamse Regering wordt de zinsnede ", vermeld in artikelen 20, 22, 28, 31, 34 en 36 van het decreet van 6 juli 2012," vervangen door de zinsnede "vermeld in artikel 20, 22, 28 en 31 van het decreet van 6 juli 2012".

Art.15. Artikel 25 en 26 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art.16. Artikel 5 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2019.

Art. 17. De Vlaamse minister, bevoegd voor de culturele aangelegenheden, is belast met de uitvoering van dit besluit.