Details





Titel:

18 JULI 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de uitvoering van het decreet van 18 januari 2008 houdende flankerende en stimulerende maatregelen ter bevordering van de participatie in cultuur, jeugdwerk en sport(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-08-2008 en tekstbijwerking tot 10-07-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Nadere bepalingen over de toekenning van projectsubsidies.
Afdeling I.
Art. 2
Afdeling II. - Participatieprojecten voor kansengroepen.
Art. 3
Afdeling III. - Projecten van gemeenschapscentra.
Art. 4
Afdeling IV.
Art. 5
Afdeling V.
Art. 6
HOOFDSTUK III. - Initiatieven en activiteiten van hobbyverenigingen.
Art. 7-8
HOOFDSTUK IV. - [1 Nadere bepalingen over de toekenning van werkingssubsidies ter uitvoering van artikel 3, 10 en 15 van het decreet]1
Art. 9-15
HOOFDSTUK V. - Nadere bepalingen over de subsidiëring van verenigingen met een specifieke opdracht.
Art. 16-18
HOOFDSTUK VI. - Subsidiëring van lokale netwerken voor de bevordering van de vrijetijdsparticipatie van personen in armoede.
Art. 19-26
HOOFDSTUK VII. - Subsidiëring van praktijkgerichte, laagdrempelige educatie.
Afdeling I. - Samenstelling van het aanbod.
Art. 27-29
Afdeling II. - Voorwaarden voor initiatiefnemers.
Art. 30-31
Afdeling III. - Subsidiebepalingen.
Art. 32-34
HOOFDSTUK VIII. - Tegemoetkoming in het organiseren van een bijzonder cultuuraanbod.
Afdeling I. - Samenstelling van het aanbod.
Art. 35
Afdeling II. - Tegemoetkoming voor organisatoren.
Art. 36
HOOFDSTUK IX. - Convenanten voor de bibliotheekwerking in gevangenissen.
Art. 37
HOOFDSTUK X.
Art. 38-41
HOOFDSTUK XI.
Art. 42-44
HOOFDSTUK XII. - Bepalingen over beoordelingscommissies, controle en evaluatie.
Art. 45-48, 48/1
HOOFDSTUK XIII. - Inwerkingtredingsbepaling.
Art. 49
HOOFDSTUK XIV. - Uitvoeringsbepaling.
Art. 50



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2010035906  2014203635  2019013699 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :
  1° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de culturele aangelegenheden;
  2° de administratie : de entiteiten van de Vlaamse overheid die bevoegd zijn voor cultuur, jeugd en sport;
  3° het decreet : het decreet van 18 januari 2008 houdende flankerende en stimulerende maatregelen ter bevordering van de participatie in cultuur, jeugdwerk en sport.

HOOFDSTUK II. - Nadere bepalingen over de toekenning van projectsubsidies.
Afdeling I.   
Art.2.
  <Opgeheven bij BVR 2014-05-09/09, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Afdeling II. - Participatieprojecten voor kansengroepen.
Art.3.§ 1. Ter uitvoering van hoofdstuk IV, afdeling II, van het decreet kan een vereniging zonder winstoogmerk een subsidieaanvraag indienen bij de administratie voor [1 een participatief project dat]1 kansengroepen toeleidt naar culturele, jeugdwerk- of sportieve activiteiten, of dat uitgaat van die kansengroepen.
  Subsidieaanvragen worden uiterlijk op [1 1 februari]1 ingediend voor projecten die van start gaan vanaf 1 juli van dat jaar of uiterlijk op [1 1 augustus]1 voor projecten die starten in het daaropvolgende jaar.
  [1 Projecten met een duurtijd van meer dan een jaar en maximaal drie jaar kunnen alleen uiterlijk op 1 augustus worden ingediend.]1
  [1 § 1/1. Subsidieaanvragen worden ingediend bij de administratie, met een aangetekende brief of tegen ontvangstmelding, en elektronisch. Als datum geldt de poststempel of het afgiftebewijs. De minister kan ook voorzien in een procedure voor een louter elektronische subsidieaanvraag.
   Een aanvraagdossier bevat minstens de volgende elementen:
   1° de administratieve gegevens : minstens de identificatiegegevens van de organisatie, het ondernemingsnummer als de aanvrager een rechtspersoon is en het rekeningnummer waarop de toegekende subsidie gestort mag worden;
   2° een algemene omschrijving van het initiatief: de visie en het concept;
   3° een beknopte uiteenzetting waarin het project geconcretiseerd en beargumenteerd wordt in het kader van de doelstellingen van het desbetreffende hoofdstuk in het decreet, met een beschrijving van de beoogde resultaten, zoveel mogelijk vertaald in concrete gegevens;
   4° de beoogde start- en einddatum;
   5° een gedetailleerde begroting met per kalenderjaar de inkomsten en de uitgaven van het project, waarbij duidelijk de andere verwachte inkomsten worden aangegeven;
   6° een plan voor de integratie van het project of de beoogde effecten ervan in de reguliere werking, als de aanvrager al een werkingssubsidie ontvangt van de Vlaamse overheid.]1
  § 2. De administratie legt de projecten voor aan een beoordelingscommissie. De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste zes leden, [1 allemaal deskundig met betrekking tot kansengroepen binnen de werkvelden cultuur, jeugd of sport]1.
  § 3. [1 ...]1.
  § 4. [1 ...]1.
  § 5. [1 De beoordelingscommissie beoordeelt de inhoudelijke aspecten van de aanvraag. De administratie beoordeelt de zakelijke en financiële aspecten en toetst de aanvraag aan het algemene beleidskader van de Vlaamse overheid. Op basis van deze beoordeling formuleert de administratie een ontwerp van beslissing en legt dat ontwerp voor aan de minister voor 1 april of 1 oktober.]1.
  § 6. De minister beslist over de toekenning van de subsidies uiterlijk op [1 1 mei of 1 november]1.
  § 7. [1 De aanvrager bezorgt uiterlijk twee maanden na de afloop van het project een financieel verslag en een werkingsverslag aan de administratie.
   De aanvrager van de projecten, vermeld in paragraaf § 1, derde lid, bezorgt aan de administratie uiterlijk op 15 februari een financieel verslag en een werkingsverslag over het voorbije kalenderjaar en, als dat van toepassing is, een planning en een begroting voor het lopende kalenderjaar. Eventuele bijsturingen in de loop van het project of afwijkingen van het oorspronkelijke aanvraagdossier worden grondig gemotiveerd. Projecten die op 15 februari minder dan zes maanden in uitvoering zijn worden daarvan vrijgesteld en nemen de verantwoording op in het volgende financieel verslag en in het volgende werkingsverslag.
   De administratie deelt uiterlijk op 15 maart mee of het project kan worden verdergezet.]1
  [1 § 7/1. De uitbetaling van de subsidie per kalenderjaar verloopt als volgt:
   1° een voorschot van 80 procent wordt uitbetaald na de ondertekening van het besluit waarin de subsidie wordt toegekend;
   2° het saldo van 20 procent wordt uitbetaald nadat de administratie heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend is, nageleefd zijn, en dat de subsidie aangewend is voor de doeleinden waarvoor ze is verleend. Dat moet blijken uit het financieel verslag en uit het werkingsverslag.]1
  § 8. [1 De subsidieaanvrager die al een werkingssubsidie ontvangt van de Vlaamse overheid toont aan welke resultaten worden vooropgesteld met het project en geeft aan wat het beoogde effect daarvan is op de reguliere werking. In het werkingsverslag wordt opgenomen op welke manier het initiatief na afloop van de subsidieperiode binnen de reguliere werking wordt opgenomen.]1
  § 9. [1 ...]1.
  ----------
  (1)<BVR 2014-05-09/09, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Afdeling III. - Projecten van gemeenschapscentra.
Art.4.
  <Opgeheven bij BVR 2019-04-26/53, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 24-08-2019>

Afdeling IV.   
Art.5.
  <Opgeheven bij BVR 2014-05-09/09, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Afdeling V.   
Art.6.
  <Opgeheven bij BVR 2014-05-09/09, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

HOOFDSTUK III. - Initiatieven en activiteiten van hobbyverenigingen.
Art.7.§ 1. Ter uitvoering van hoofdstuk V van het decreet kan elke hobbyvereniging jaarlijks een subsidieaanvraag indienen bij de administratie, uiterlijk op 1 oktober van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor ze de subsidie aanvraagt.
  § 2. De administratie formuleert, op basis van de criteria in artikel 25 en 26 van het decreet, een ontwerp van beslissing en legt dat ontwerp voor aan de minister voor [1 1 november]1.
  De minister beslist over de toekenning van de subsidies uiterlijk op [1 1 december]1.
  § 3. [1 ...]1.
  ----------
  (1)<BVR 2014-05-09/09, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art.8.§ 1. Subsidieaanvragen worden ingediend bij de administratie, [1 ...]1 per aangetekende brief of tegen ontvangstmelding, en elektronisch. Als datum geldt de poststempel of het afgiftebewijs. De minister kan ook voorzien in een procedure voor een loutere elektronische subsidieaanvraag.
  § 2.[1 ...]1.
  § 3. Een aanvraagdossier bevat minstens volgende elementen :
  1° administratieve gegevens : minstens de identificatiegegevens van de organisatie, het ondernemingsnummer, het rekeningnummer waarop de toegekende subsidie gestort mag worden;
  2° [1 een concrete omschrijving van de initiatieven en activiteiten waarvoor een subsidie wordt gevraagd, met vermelding van de geplande data van de uitvoering in het komende jaar;]1
  3° [1 ...]1;
  4° een gedetailleerde begroting met inkomsten en uitgaven, waarbij duidelijk de andere verwachte inkomsten worden aangegeven;
  5° [1 ...]1.
  Bij de subsidieaanvraag wordt een nota gevoegd waarin aangegeven wordt dat de hobbyvereniging voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 25 van het decreet. Als er geen wijzigingen zijn opgetreden, wordt een hobbyvereniging waarvan het dossier al in het bezit is van de administratie, bij een nieuwe aanvraag vrijgesteld van de indiening van die nota.
  § 4. De uitbetaling van de subsidie verloopt als volgt :
  1° een voorschot van 80 procent wordt uitbetaald na de ondertekening van het besluit waarin de subsidie wordt toegekend;
  2° een saldo van 20 procent wordt uitbetaald nadat de administratie heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend werd, nageleefd werden, en dat de subsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend. Dat moet blijken uit het financieel en werkingsverslag.
  § 5.[1 ...]1.
  § 6. De aanvrager stuurt uiterlijk [1 op 1 april]1 en activiteiten een financieel en werkingsverslag naar de administratie, volgens de door de administratie geformuleerde voorwaarden.
  ----------
  (1)<BVR 2014-05-09/09, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

HOOFDSTUK IV. - [1 Nadere bepalingen over de toekenning van werkingssubsidies ter uitvoering van artikel 3, 10 en 15 van het decreet]1   ----------   (1)
Art.9.Ter uitvoering van artikel [1 3, 10 en 15]1 van het decreet kunnen verenigingen zonder winstoogmerk een subsidieaanvraag indienen bij de administratie uiterlijk op 1 juni van het jaar dat voorafgaat aan de periode waarvoor de subsidie wordt gevraagd zolang geen vereniging met dat doel is gesubsidieerd of in het jaar dat de lopende overeenkomst van een vereniging die reeds gesubsidieerd wordt op basis van het betreffende artikelen [1 3, 10 en 15]1 van het decreet, afloopt.
  Subsidieaanvragen worden ingediend bij de administratie, [1 ...]1 per aangetekende brief of tegen ontvangstmelding, en elektronisch. Als datum geldt de poststempel of het afgiftebewijs. De minister kan ook voorzien in een procedure voor een loutere elektronische subsidieaanvraag.
  ----------
  (1)<BVR 2014-05-09/09, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art.10. De aanvraag omvat minstens de volgende gegevens :
  1° een nota waarin de vereniging verduidelijkt hoe ze haar doelstelling zal realiseren;
  2° de begroting van de vereniging;
  3° het gevraagde subsidiebedrag;
  4° de periode waarvoor de subsidie wordt gevraagd. Die periode bedraagt maximaal vijf jaar.

Art.11. Bij de beoordeling van de aanvraagdossiers worden de volgende criteria in aanmerking genomen :
  1° de mate waarin wordt tegemoetgekomen aan de vooropgestelde doelstellingen;
  2° de mate waarin complementair wordt gewerkt aan en wordt samengewerkt met deskundige actoren uit de cultuur-, jeugd- en sportsector;
  3° de verhouding tussen de voorziene kosten en baten;
  4° de expertise van de aanvrager.

Art.12. De administratie formuleert een ontwerp van beslissing met inbegrip van een inhoudelijk advies en een indicatieve waardering ten aanzien van het gevraagde bedrag, dat uiterlijk op 15 augustus aan de minister wordt bezorgd.
  De minister beslist over de toekenning van de subsidies uiterlijk op 15 september.

Art.13.[1 De overeenkomsten bedoeld in artikel 4 en 11 van het decreet, worden gesloten door de Vlaamse minister, bevoegd voor de culturele aangelegenheden, de Vlaamse minister, bevoegd voor het jeugdbeleid en de Vlaamse minister, bevoegd voor de lichamelijke opvoeding, de sport en het openluchtleven. De overeenkomst bedoeld in artikel 16 van het decreet, wordt gesloten door de Vlaamse minister bevoegd voor de culturele aangelegenheden en de Vlaamse minister, bevoegd voor de lichamelijke opvoeding, de sport en het openluchtleven.]1. In de overeenkomst worden ten minste de strategische en operationele doelstellingen en de bijbehorende resultaats- en inspanningsindicatoren bepaald, alsook het subsidiebedrag, de duurtijd van de overeenkomst, de procedure voor het indienen van het meerjarenplan en het jaarlijkse voortgangsrapport.
  [1 Met behoud van de toepassing van het eerste lid wordt in de overeenkomst, vermeld in artikel 11 van het decreet, een bedrag bepaald dat wordt ingezet ter uitvoering van de opdracht, vermeld in artikel 10, eerste lid, 4°, [2 b),]2 van het decreet.]1
  ----------
  (1)<BVR 2014-05-09/09, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (2)<BVR 2019-04-26/53, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 24-08-2019>

Art.14. Jaarlijks bezorgen de verenigingen aan de administratie een voortgangsrapport, dat een terugblik biedt op het voorbije jaar en een vooruitblik op het komende jaar. Dat voortgangsrapport bestaat minimaal uit :
  1° een werkingsverslag en een financieel verslag van het voorbije jaar; samen met het financieel verslag wordt een verslag ingediend van een bedrijfsrevisor die lid is van het Instituut der Bedrijfsrevisoren, of van een externe accountant die geen andere opdrachten vervult voor de vereniging;
  2° een jaarplan voor het komende jaar, waarin per concrete actie een beoogd resultaat wordt vermeld met opgave van een of meer resultaatsindicatoren, alsook de manier waarop de bereikte resultaten geëvalueerd zullen worden ten aanzien van de vooropgestelde doelstellingen. Bij dat jaarplan moet een door de algemene vergadering goedgekeurde begroting gevoegd worden.

Art.15.De subsidies worden verstrekt per kalenderjaar. De verenigingen ontvangen [1 twee zesmaandelijkse voorschotten van vijfenveertig procent]1 van het voor dat jaar toe te kennen subsidiebedrag. Het saldo wordt uitbetaald voor 1 juli van het volgende jaar, nadat de administratie heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend werd, nageleefd werden en dat de subsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend. Dat moet blijken uit het voortgangsrapport.
  ----------
  (1)<BVR 2014-05-09/09, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

HOOFDSTUK V. - Nadere bepalingen over de subsidiëring van verenigingen met een specifieke opdracht.
Art.16. § 1. Ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet sluit de minister een overeenkomst met verenigingen zonder winstoogmerk die een specifieke expertise ter beschikking stellen voor de cultuur-, jeugdwerk- en sportsector. Het gaat meer bepaald om de volgende opdrachten :
  1° vrijwilligerswerk promoten en ondersteunen in de sectoren cultuur, jeugdwerk en sport door vorming, advisering en informatieverstrekking;
  2° in de cultuur-, jeugdwerk- en sportsector werken aan een verenigingsvriendelijk klimaat door verenigingen te ondersteunen, het verenigingsleven te promoten bij het grote publiek en doelgroepen, en te fungeren als ontmoetingsplaats voor verenigingen;
  3° verenigingen in de cultuur-, jeugdwerk- en sportsector ondersteunen om situaties van armoede en uitsluiting aan te pakken.
  De Vlaamse Regering kan opdrachten toevoegen of schrappen na advies van de strategische adviesraad Cultuur, Jeugd, Sport en Media.
  § 2. In de overeenkomst zijn minstens de volgende gegevens opgenomen :
  1° een motivering in verband met de uitzonderlijke of unieke positie van de vereniging, als vermeld in artikel 13, tweede lid, van het decreet;
  2° een concrete omschrijving van de opdracht;
  3° resultaats- en inspanningsindicatoren en de wijze van evaluatie ervan;
  4° het subsidiebedrag;
  5° de duurtijd van de overeenkomst;
  6° de wijze waarop de overeenkomst kan worden verlengd of ontbonden.

Art.17.Jaarlijks uiterlijk op 1 april bezorgen de verenigingen aan de administratie een voortgangsrapport, dat een terugblik biedt op het voorbije jaar en een vooruitblik [1 op het lopende jaar]1. Dat voortgangsrapport bestaat minimaal uit :
  1° een werkingsverslag en een financieel verslag van het voorbije jaar.
  2° [1 een jaarplan voor het lopende jaar, waarin per operationele doelstelling acties en een beoogd resultaat worden vermeld. Bij dat jaarplan wordt begroting gevoegd die goedgekeurd is door de algemene vergadering.]1
  ----------
  (1)<BVR 2014-05-09/09, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art.18.De subsidies worden verstrekt per kalenderjaar. De verenigingen ontvangen [1 twee zesmaandelijkse voorschotten van vijfenveertig procent]1 van het voor dat jaar toe te kennen subsidiebedrag. Het saldo wordt uitbetaald voor 1 juli van het volgende jaar, nadat de administratie heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend werd, nageleefd werden en dat de subsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend. Dat moet blijken uit het voortgangsrapport.
  ----------
  (1)<BVR 2014-05-09/09, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

HOOFDSTUK VI. - Subsidiëring van lokale netwerken voor de bevordering van de vrijetijdsparticipatie van personen in armoede.
Art.19.
  <Opgeheven bij BVR 2024-04-26/63, art. 93, 005; Inwerkingtreding : 20-07-2024>

Art.20.
  <Opgeheven bij BVR 2024-04-26/63, art. 93, 005; Inwerkingtreding : 20-07-2024>

Art.21.
  <Opgeheven bij BVR 2024-04-26/63, art. 93, 005; Inwerkingtreding : 20-07-2024>

Art.22.
  <Opgeheven bij BVR 2024-04-26/63, art. 93, 005; Inwerkingtreding : 20-07-2024>

Art.23.
  <Opgeheven bij BVR 2024-04-26/63, art. 93, 005; Inwerkingtreding : 20-07-2024>

Art.24.
  <Opgeheven bij BVR 2024-04-26/63, art. 93, 005; Inwerkingtreding : 20-07-2024>

Art.25.
  <Opgeheven bij BVR 2024-04-26/63, art. 93, 005; Inwerkingtreding : 20-07-2024>

Art.26.
  <Opgeheven door BVR 2014-05-09/09, art. 19, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

HOOFDSTUK VII. - Subsidiëring van praktijkgerichte, laagdrempelige educatie.
Afdeling I. - Samenstelling van het aanbod.
Art.27.§ 1. Ter uitvoering van hoofdstuk IV, afdeling IV, van het decreet kunnen verenigingen als vermeld in artikel 23, § 1, van het decreet, een subsidieaanvraag indienen bij de administratie.
  § 2. Aanvragen worden bij de administratie ingediend uiterlijk op 1 september van het jaar dat voorafgaat aan de periode waarvoor de subsidie wordt gevraagd, zolang geen [1 vijf]1 verenigingen met dat doel worden gesubsidieerd, of in het jaar dat een overeenkomst afloopt, rekening houdend met de onderverdeling, vermeld in artikel 23, § 1, van het decreet. De aanvragen worden ingediend [1 ...]1 per aangetekende brief of tegen ontvangstmelding, en elektronisch. Als datum geldt de poststempel of het afgiftebewijs. De minister kan ook voorzien in een procedure voor een louter elektronische subsidieaanvraag.
  § 3. De aanvraag omvat minstens de volgende gegevens :
  1° de nodige administratieve gegevens : minstens de identificatiegegevens van de vereniging, het ondernemingsnummer en het rekeningnummer waarop de toegekende subsidie gestort mag worden;
  2° een nota waarin minstens twee jaar ervaring met een divers en op praktische vaardigheden gericht laagdrempelig en kwaliteitsvol aanbod op jaarbasis, aangetoond wordt;
  3° een visienota waarin voor een periode van vijf jaar wordt aangetoond :
  a) welke activiteiten, gegroepeerd per cluster of deeldomein, gericht op het bijbrengen van elementaire vaardigheden die de zelfredzaamheid van deelnemers verhogen, de vereniging kan aanbieden;
  b) hoe de activiteiten van de vereniging inspelen op de behoeften van kansengroepen;
  c) welke doelstellingen en visie op de educatieve begeleiding de vereniging vooropstelt;
  4° de begroting van de vereniging voor het volgende jaar.
  Verenigingen die al minstens twee jaar door de Vlaamse overheid met dit doel worden gesubsidieerd, zijn vrijgesteld van de nota in 2°.
  § 4. Voor de verenigingen, vermeld in artikel 23, § 1, 1°, van het decreet, beoogt de visienota, vermeld in § 3, 3°, a), een aanbod van minstens tienduizend uren op jaarbasis.
  ----------
  (1)<BVR 2014-05-09/09, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art.28.§ 1. De administratie gaat na of de vereniging in aanmerking komt voor subsidiëring en formuleert een ontwerp van beslissing, dat uiterlijk op 30 september aan de minister wordt bezorgd. Daarvoor worden uit de visienota de vormingsactiviteiten geselecteerd die in aanmerking komen voor subsidies.
  § 2. [1 ...]1.
  § 3. De minister beslist over de toekenning van de subsidies uiterlijk op 31 oktober.
  § 4. [1 Met de verenigingen, vermeld in artikel 23, § 1, van het decreet, sluit de Vlaamse Regering een overeenkomst om minstens het te presteren aantal vormingsuren op jaarbasis, de aanpak en het bereik van initiatieven bij kansengroepen en het subsidiebedrag te bepalen.
   Met behoud van de toepassing van het eerste lid wordt met de verenigingen, vermeld in artikel 23, § 1, 1°, van het decreet in 2014 een overeenkomst gesloten voor de resterende duur van de subsidieperiode 2014-2018.]1
  ----------
  (1)<BVR 2014-05-09/09, art. 21, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art.29.
  <Opgeheven bij BVR 2014-05-09/09, art. 22, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Afdeling II. - Voorwaarden voor initiatiefnemers.
Art.30. § 1. Voor een activiteit uit het aanbod van de verenigingen vermeld, in artikel 23, § 1, van het decreet, komen lokale initiatiefnemers in aanmerking die zich richten tot kansengroepen.
  Kansengroepen worden voor dit hoofdstuk bepaald als laaggeschoolden, personen in armoede, personen met een handicap of personen met een etnisch-cultureel diverse achtergrond.
  Voor een activiteit uit het aanbod van de verenigingen, vermeld in artikel 23, § 1, 1°, van het decreet, komen ook lokale initiatiefnemers uit het sociaal-cultureel volwassenenwerk, het jeugdwerk en de sportsector in aanmerking.
  § 2. Van de totale hoeveelheid gepresteerde uren van de verenigingen, vermeld in artikel 23, § 1, 1°, van het decreet, wordt minstens een derde besteed aan de kansengroepen, vermeld in artikel 30, § 1, eerste lid.

Art.31.
  <Opgeheven bij BVR 2014-05-09/09, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Afdeling III. - Subsidiebepalingen.
Art.32.De aanbieders, vermeld in artikel 23, § 1, van het decreet, worden gesubsidieerd op basis van een bedrag van 30 euro per uur vormingsactiviteit.
  [1 ...]1.
  ----------
  (1)<BVR 2014-05-09/09, art. 24, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art.33.[1 Jaarlijks uiterlijk op 1 april bezorgen de verenigingen aan de administratie een voortgangsrapport, dat een terugblik biedt op het voorbije jaar en een vooruitblik op het lopende jaar. Dat voortgangsrapport bestaat minimaal uit een werkingsverslag en een financieel verslag van het voorbije jaar en een jaarplan en een begroting voor het lopende jaar.]1
  Samen met het financieel verslag wordt een verslag ingediend van een bedrijfsrevisor die lid is van het Instituut der Bedrijfsrevisoren, of van een externe accountant die geen andere opdrachten vervult voor de vereniging.
  Deze documenten moeten goedgekeurd zijn door de algemene vergadering van de vereniging.
  ----------
  (1)<BVR 2014-05-09/09, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art.34.De subsidies worden verstrekt per kalenderjaar. De verenigingen ontvangen [1 twee zesmaandelijkse voorschotten van vijfenveertig procent]1 van het voor dat jaar toe te kennen subsidiebedrag. Het saldo wordt uitbetaald voor 1 juli van het volgende jaar, nadat de administratie heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend werd, nageleefd werden, en dat de subsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend.
  [1 ...]1.
  ----------
  (1)<BVR 2014-05-09/09, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

HOOFDSTUK VIII. - Tegemoetkoming in het organiseren van een bijzonder cultuuraanbod.
Afdeling I. - Samenstelling van het aanbod.
Art.35.
  <Opgeheven bij BVR 2019-04-26/53, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 24-08-2019>

Afdeling II. - Tegemoetkoming voor organisatoren.
Art.36.
  <Opgeheven bij BVR 2019-04-26/53, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 24-08-2019>

HOOFDSTUK IX. - Convenanten voor de bibliotheekwerking in gevangenissen.
Art.37.§ 1. Ter uitvoering van artikel 18 van het decreet sluit [1 de minister]1 convenanten met gemeenten op basis van de reële inspanningen van de bibliotheek van de gemeente op het vlak van samenwerking met een gevangenis.
  Een convenant geldt tot en met het eerste jaar van de volgende bestuursperiode van de gemeente, tenzij de gemeente of [1 de minister]1 de uitvoering van het convenant eerder wil stopzetten.
  § 2. Ter verantwoording van de subsidie moet de gemeente jaarlijks voor [1 1 mei]1 een goedgekeurde financiële afrekening over het voorbije jaar, in de vorm die de administratie bepaalt, ter beschikking stellen van de administratie.
  § 3. [1 De uitbetaling van de subsidies per kalenderjaar verloopt als volgt:
   1° een voorschot van 80 procent wordt uitbetaald na de ondertekening van het besluit waarin de subsidie wordt toegekend;
   2° het saldo van 20 procent wordt uitbetaald nadat de administratie heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend is, nageleefd zijn, en dat de subsidie aangewend is voor de doeleinden waarvoor ze is verleend. Dat moet blijken uit het financieel verslag en het werkingsverslag.]1
  ----------
  (1)<BVR 2014-05-09/09, art. 29, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

HOOFDSTUK X.   
Art.38.
  <Opgeheven bij BVR 2014-05-09/09, art. 30, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art.39.
  <Opgeheven bij BVR 2014-05-09/09, art. 30, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art.40.
  <Opgeheven bij BVR 2014-05-09/09, art. 30, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art.41.
  <Opgeheven bij BVR 2014-05-09/09, art. 30, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

HOOFDSTUK XI.   
Art.42.
  <Opgeheven bij BVR 2014-05-09/09, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art.43.
  <Opgeheven bij BVR 2014-05-09/09, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art.44.
  <Opgeheven bij BVR 2014-05-09/09, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

HOOFDSTUK XII. - Bepalingen over beoordelingscommissies, controle en evaluatie.
Art.45.[1 § 1. De Vlaamse minister, bevoegd voor de culturele aangelegenheden, de Vlaamse minister, bevoegd voor het jeugdbeleid en de Vlaamse minister, bevoegd voor de lichamelijke opvoeding, de sport en het openluchtleven, benoemen de leden van de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 3, voor een mandaat van drie jaar. De minister kan op verzoek van de betrokkene een mandaat van de voorzitter of van een lid van de beoordelingscommissie beëindigen. Bovendien kan de minister in de volgende gevallen ambtshalve een einde stellen aan een mandaat:
   1° als de mandaathouder drie keer na elkaar zonder voorafgaande kennisgeving de vergaderingen van de beoordelingscommissie niet bijwoont;
   2° als de mandaathouder activiteiten verricht of functies vervult die onverenigbaar zijn met het mandaat of die een strijdigheid van belangen tot gevolg hebben.
   § 2. De leden van beoordelingscommissie kunnen alle initiatieven nemen die ze nodig achten. Ze kunnen onder meer de organisatie die de aanvraag tot subsidiëring heeft ingediend, horen, deskundigen horen, aanvullende documenten en gegevens opvragen en een bezoek ter plaatse brengen of aan de administratie vragen een onderzoek ter plaatse uit te voeren.
   § 3. De beoordelingscommissie stelt een huishoudelijk reglement op binnen vier maanden nadat ze samengesteld. Dat reglement, en elke latere wijziging ervan, wordt met eenparige stemmen aangenomen door de aanwezige leden en wordt goedgekeurd door de minister. De werking van de beoordelingscommissie wordt geregeld in het huishoudelijk reglement.
   § 4. De zetel van de beoordelingscommissie is gevestigd in de lokalen van de administratie. Het secretariaat van de beoordelingscommissie wordt waargenomen door een personeelslid van de administratie. De werkingskosten van de beoordelingscommissie en van haar secretariaat worden aangerekend op de begroting van de administratie.
   § 5. De leden van de beoordelingscommissie ontvangen per vergadering een vergoeding die gelijk is aan het bedrag dat is vastgesteld voor de leden van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, opgericht bij het decreet van 30 november 2007 houdende de oprichting van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media.
   De vergoeding voor reiskosten die verbonden zijn aan de uitoefening van hun werkzaamheden, wordt toegekend conform de regeling die geldt voor de vergoeding van reiskosten van personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid.
   § 6. Het lidmaatschap van de beoordelingscommissie is niet verenigbaar met het lidmaatschap van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, en met de functie van personeelslid of lid van de raad van bestuur van een organisatie waarvan de subsidieaanvraag moet worden behandeld door de beoordelingscommissie.
   § 7. De beoordelingscommissie wordt bijgestaan door de administratie.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-04-26/53, art. 13, 004; Inwerkingtreding : 24-08-2019>

Art.46. Subsidieaanvragers gaan de verbintenis aan om de gegevens te verstrekken die door de administratie gevraagd worden. De aanvrager verbindt er zich toe alle informatie over de openbare activiteiten in het kader van de subsidies aan de administratie te melden.

Art.47.In het kader van de evaluatie van het participatiebeleid [1 ...]1, wordt minstens een longitudinale monitoring aangehouden van enerzijds het lokale aanbod van het verenigingsleven in de sectoren cultuur en jeugdwerk en sport en anderzijds de participatie op het niveau van individuele burgers aan het cultuur-, jeugdwerk- en sportaanbod. Het participatieonderzoek gebeurt door een externe instantie. De minister sluit hiervoor de nodige overeenkomsten.
  De minister bezorgt de monitoringrapporten eveneens aan de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, de Vlaamse Jeugdraad en aan het Vlaams Parlement.
  ----------
  (1)<BVR 2014-05-09/09, art. 33, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art.48.[1 Bij de berekening van het saldo van de subsidies die worden toegekend met toepassing van artikel 9, 16, 19, 27 en 37, wordt rekening gehouden met de uitgekeerde voorschotten. Als de uitgekeerde voorschotten hoger zijn dan de subsidie, wordt het verschil indien mogelijk in mindering gebracht op de volgende voorschotten.]1
  ----------
  (1)<BVR 2014-05-09/09, art. 34, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art. 48/1. [1 De administratie kan formulieren ter beschikking stellen voor subsidieaanvragen, werkingsverslagen en financiële verslagen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-05-09/09, art. 35, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

HOOFDSTUK XIII. - Inwerkingtredingsbepaling.
Art.49. Dit besluit treedt in werking op 25 juli 2008.

HOOFDSTUK XIV. - Uitvoeringsbepaling.
Art. 50. De Vlaamse minister, bevoegd voor de Culturele Aangelegenheden, is belast met de uitvoering van dit besluit.