Details





Titel:

20 JULI 2018. - Besluit van de Vlaamse Regering over de bemiddeling, de afstemming en de planning in het kader van persoonsvolgende financiering voor meerderjarige personen met een handicap(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-10-2018 en tekstbijwerking tot 22-03-2022)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Intensieve bemiddeling
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 2-4
Afdeling 2. - Casemanagement
Art. 5-9
Afdeling 3. - Collectieve bemiddeling
Art. 10-11
HOOFDSTUK 3. - Afstemming
Art. 12-15
HOOFDSTUK 4. - Planning
Art. 16-18
HOOFDSTUK 5. - Wijzigingsbepalingen
Art. 19-29
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 30-31



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2006035891  2011035898  2016035015  2016035677  2016036148 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° agentschap: het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, opgericht bij het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
  2° bijstandsorganisatie: een organisatie als vermeld in artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015 houdende de vergunningsvoorwaarden en de subsidieregeling van bijstandsorganisaties om budgethouders bij te staan in het kader van persoonsvolgende financiering;
  3° budget: een budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning als vermeld in hoofdstuk 5 van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en de ondersteuning voor personen met een handicap;
  4° budgethouder: naargelang het geval de persoon met een handicap die gebruik maakt van een budget of zijn wettelijke vertegenwoordigers. Als de persoon met een handicap rechterlijk beschermd is met toepassing van de wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid, de persoon met een handicap en de bewindvoerder samen of de bewindvoerder;
  5° casemanagement: het casemanagement, vermeld in artikel 5;
  6° collectieve bemiddeling: de collectieve bemiddeling, vermeld in artikel 10;
  7° dienst Ondersteuningsplan: een dienst Ondersteuningsplan als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 september 2011 betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten Ondersteuningsplan en een mentororganisatie voor het voortraject van personen met een handicap.
  8° intensieve bemiddeling: de intensieve bemiddeling, vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid;
  9° opdrachthouder consulentenwerking: een dienst of organisatie die door het agentschap erkend is voor de coördinatie van de consulentenwerking;
  10° vergunde zorgaanbieder: de aanbieder van zorg en ondersteuning die vergund is door het agentschap conform het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende het vergunnen van aanbieders van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor personen met een handicap;
  11° zorgregio: de zorgregio's regionale stad, vermeld in de bijlage bij het decreet van 23 mei 2003 betreffende de indeling in zorgregio's en betreffende de samenwerking en programmatie van gezondheidsvoorzieningen en welzijnsvoorzieningen.

HOOFDSTUK 2. - Intensieve bemiddeling
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.2. § 1. Intensieve bemiddeling heeft tot doel om aanbieders van zorg en ondersteuning te zoeken die, binnen de grenzen van het budget dat ter beschikking is gesteld aan een persoon met een handicap, een antwoord bieden op de vraag naar zorg en ondersteuning als de budgethouder er niet in slaagt de zorg en ondersteuning te organiseren met het gebruik van het budget als voucher of als cashbudget, of bij een combinatie van beide. De intensieve bemiddeling kan bestaan uit casemanagement, uit collectieve bemiddeling, of uit een combinatie van beide.
  Collectieve bemiddeling kan opgestart worden als de ondersteuningsvraag duidelijk is en de mogelijke aanbieders van zorg en ondersteuning die de gewenste ondersteuning kunnen bieden, eenvoudig in kaart gebracht kunnen worden.
  Casemanagement kan ingezet worden als er nood is aan verduidelijking van de casus of aan bijkomende diagnostiek, of als het nog niet duidelijk is welke vorm van zorg en ondersteuning het meest geëigend is om tegemoet te komen aan de ondersteuningsnoden van de persoon met een handicap. De casemanager behartigt de bemiddeling, en als dat nodig is, kan hij een beroep doen op het agentschap om faciliterend op te treden als er met verschillende partners bemiddeld wordt.
  § 2. Het agentschap kan, met het oog op het organiseren van intensieve bemiddeling bij de bijstandsorganisaties die hoogdrempelige individuele bijstand hebben geboden, aan de budgethouder gegevens opvragen over de geboden bijstand.

Art.3.De persoon met een handicap komt in aanmerking voor bemiddeling als voldaan is aan al de volgende voorwaarden:
  1° het agentschap heeft een budget ter beschikking gesteld aan de persoon met een handicap;
  2° de budgethouder doet voor de besteding van het budget een beroep op hoogdrempelige individuele bijstand van een bijstandsorganisatie of heeft daar in de afgelopen twaalf maanden een beroep op gedaan [1"of een opdrachthouder consulentenwerking biedt ondersteuning conform artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018 houdende erkenning en subsidiëring van opdrachthouders Consulentenwerking ]1;
  3° de situatie van de persoon met een handicap is complex omdat expertise in verschillende disciplines nodig is, omdat er meervoudige diagnoses zijn, of omdat er een combinatie is van een handicap en bijkomende psychische problemen en gedragsproblemen.
  ----------
  (1)<BVR 2022-01-14/27, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.4.Intensieve bemiddeling moet door de budgethouder worden aangevraagd bij het agentschap.
  [1 De aanvraag voor intensieve bemiddeling wordt door de budgethouder bij het agentschap ingediend met een aanvraagformulier waarvan het model vastgesteld is door het agentschap. De budgethouder vermeldt in de aanvraag de bijstandsorganisatie die hem hoogdrempelige individuele bijstand heeft verleend of hij vermeldt de opdrachthouder consulentenwerking, vermeld in artikel 3, 2°]1.
  De aanvraag kan op papier of elektronisch worden ingediend, op de wijze die het agentschap bepaalt.
  Het agentschap behandelt de aanvraag binnen dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van de aanvraag. De datum van de aanvraag is de datum van de poststempel, of de datum waarop de aanvraag elektronisch wordt ingediend.
  Het agentschap beoordeelt of voldaan is aan al de voorwaarden, vermeld in artikel 3 [1 ...]1.
  De beslissing van het agentschap over de vraag naar intensieve bemiddeling wordt meegedeeld aan de budgethouder [1 en aan de bijstandsorganisatie of de opdrachthouder consulentenwerking, vermeld in het tweede lid]1.
  [1 Het agentschap stelt vast of collectieve bemiddeling of casemanagement of een combinatie van beide wordt ingezet.]1.
  ----------
  (1)<BVR 2022-01-14/27, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Afdeling 2. - Casemanagement
Art.5.Casemanagement omvat bemiddeling op een intensieve en vasthoudende wijze, om voor personen met een complexe ondersteuningsnood tot een stabiele en vraaggestuurde organisatie van hun ondersteuning te komen. Daarbij wordt samengewerkt met de bijstandsorganisatie,[1 als in het aanvraagformulier, vermeld in artikel 4, tweede lid, een bijstandsorganisatie is vermeld]1, en op een intensieve wijze overleg gepleegd met en bemiddeld bij potentiële aanbieders van zorg en ondersteuning. Als dat nodig is, worden bijkomende methoden ingezet zoals alternatieve beeldvorming, coaching van aanbieders van zorg en ondersteuning, vorming en intervisie, het opzetten van samenwerkingsverbanden en netwerken. In voorkomend geval wordt voorzien in nazorg.
  ----------
  (1)<BVR 2022-01-14/27, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.6. De opdrachthouder consulentenwerking organiseert het casemanagement van de personen met een handicap die hun woonplaats hebben in de provincie waarvoor de opdrachthouder consulentenwerking door het agentschap is erkend.
  De opdrachthouder consulentenwerking die voor de provincie Vlaams Brabant is erkend door het agentschap, organiseert het casemanagement voor de personen met een handicap die hun woonplaats hebben in de zorgregio Brussel.

Art.7. Het casemanagement wordt opgestart nadat de budgethouder een overeenkomst voor het casemanagement heeft afgesloten met de opdrachthouder consulentenwerking die het casemanagement moet organiseren conform artikel 5.
  De budgethouder betaalt de vergoeding voor het casemanagement, vermeld in de overeenkomst over het casemanagement, in euro's aan de opdrachthouder consulentenwerking met wie de overeenkomst is afgesloten, behalve als de resterende middelen van het budget van de persoon met een handicap ontoereikend zijn om het casemanagement te vergoeden, doordat het budget wordt ingezet voor langlopende overeenkomsten voor structurele zorg en ondersteuning.

Art.8. De opdrachthouders consulentenwerking maken jaarlijks een verslag op over het casemanagement en bezorgen dat aan het agentschap. Het agentschap bepaalt de inhoud van dat verslag.

Art.9.
  <Opgeheven bij BVR 2022-01-14/27, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Afdeling 3. - Collectieve bemiddeling
Art.10. Collectieve bemiddeling beoogt een vraaggestuurde oplossing te vinden voor een of meer casussen door op een dwingende wijze potentiële aanbieders van zorg en ondersteuning uit te nodigen voor een overleg over de casussen. Tijdens het overleg wordt aanspraak gemaakt op de collectieve verantwoordelijkheid van de aanbieders van zorg en ondersteuning in een zorgregio. Als dat noodzakelijk is om tot een oplossing te komen, kan ook een beroep gedaan worden op de specifieke expertise van aanbieders van zorg en ondersteuning van buiten de zorgregio.
  Het agentschap organiseert collectieve bemiddeling in de zorgregio waar de persoon met een handicap zijn woonplaats heeft, of op verzoek van de budgethouder, in de zorgregio waar de ondersteuning van de persoon met een handicap gerealiseerd zou moeten worden.

Art.11.Het agentschap nodigt minimaal de volgende personen, organisaties en diensten uit voor de collectieve bemiddeling:
  1° de budgethouder;
  2° de bijstandsorganisatie, vermeld in artikel 4, tweede lid;
  3° de vergunde zorgaanbieders die hun activiteiten uitoefenen in de zorgregio en die een antwoord kunnen bieden op de vraag naar zorg en ondersteuning van de persoon met een handicap of op een deel van de vraag;
  4° de vergunde zorgaanbieders die hun activiteiten uitoefenen in een andere zorgregio en die een antwoord kunnen bieden op de vraag naar zorg en ondersteuning van de persoon met een handicap;
  5° de aanbieders van zorg en ondersteuning die niet vergund of erkend zijn door het agentschap, maar die een rol kunnen spelen bij het vinden van een oplossing voor de persoon met een handicap.
  [1 6° de opdrachthouder consulentenwerking, vermeld in artikel 4, tweede lid.]1
  De bijstandsorganisatie, vermeld in het eerste lid, 2°, en de vergunde zorgaanbieders, vermeld in het eerste lid, 3°, zijn aanwezig op de collectieve bemiddeling. Die aanwezigheid houdt een actieve betrokkenheid bij het overleg in en een engagement om te zoeken naar oplossingen voor de budgethouder.
  Om de collectieve bemiddeling uit te voeren, worden de persoonsgegevens van de persoon met een handicap die nuttig zijn voor de collectieve bemiddeling, uitgewisseld tussen de partners die betrokken zijn bij de collectieve bemiddeling.
  ----------
  (1)<BVR 2022-01-14/27, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

HOOFDSTUK 3. - Afstemming
Art.12. Afstemming heeft de volgende doelstellingen:
  1° het aanbod aan zorg en ondersteuning voor personen met een handicap dat binnen de zorgregio geboden kan worden door reguliere diensten, door vergunde zorgaanbieders en door aanbieders van zorg en ondersteuning die niet vergund zijn door het agentschap, op elkaar afstemmen;
  2° garanderen dat de budgethouder met het budget binnen de zorgregio een kwaliteitsvol aanbod van zorg en ondersteuning vindt dat beantwoordt aan de noden van de persoon met een handicap en aan de verwachtingen;
  3° nagaan op welke wijze de rechtstreeks toegankelijke diensten, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2013 betreffende rechtstreeks toegankelijke hulp voor personen met een handicap, binnen de middelen die voor de subsidiëring van rechtstreeks toegankelijke diensten beschikbaar zijn op de begroting van het agentschap, binnen de zorgregio maximaal kunnen tegemoetkomen aan de vragen naar zorg en ondersteuning van personen met een handicap.

Art.13. Het agentschap is verantwoordelijk voor de sturing, de evaluatie en de bijsturing van het proces van afstemming.

Art.14. Het agentschap organiseert minstens een keer per kalenderjaar een afstemmingsoverleg, ofwel als afzonderlijke vergadering, ofwel aansluitend bij overleg dat alle betrokken partners in de zorgregio bij elkaar brengt.
  Het afstemmingsoverleg wordt georganiseerd binnen de zorgregio.
  Voor het afstemmingsoverleg worden de volgende partners uitgenodigd:
  1° de bijstandsorganisaties;
  2° de vergunde zorgaanbieders die hun activiteiten uitoefenen in de zorgregio;
  3° de verenigingen van personen met een handicap;
  4° de instanties, vermeld in artikel 22 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de inschrijving bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, die door het agentschap zijn erkend om een multidisciplinair verslag op te maken;
  5° de diensten Ondersteuningsplan die erkend zijn voor de provincie waartoe de zorgregio behoort;
  6° de aanbieders van zorg en ondersteuning die niet vergund zijn door het agentschap;
  7° de reguliere diensten;
  8° de intersectorale partners.

Art.15. Het agentschap bezorgt de jaarverslagen over het casemanagement, vermeld in artikel 8, aan het afstemmingsoverleg en bezorgt minstens eenmaal per jaar een rapport over de bevindingen bij de collectieve bemiddeling alsook een rapport over de toewijzing en terbeschikkingstelling van budgetten en over de besteding van die budgetten.

HOOFDSTUK 4. - Planning
Art.16. Planning heeft tot doel een inschatting te maken van de begrotingsmiddelen die noodzakelijk zijn om zorggarantie te bieden voor de personen met een handicap met de grootste ondersteuningsnood en in het bijzonder om een inschatting te maken van:
  1° de begrotingsmiddelen die nodig zijn om aan alle personen met een handicap het budget dat is toegewezen, ter beschikking te kunnen stellen;
  2° de begrotingsmiddelen die nodig zijn om tegemoet te kunnen komen aan de vragen van personen met een handicap naar een tegemoetkoming in de kosten van hulpmiddelen en aanpassingen;
  3° de begrotingsmiddelen die nodig zijn om een antwoord te kunnen bieden op de vragen van personen met een handicap of een vermoeden van handicap naar rechtstreeks toegankelijke hulp;
  4° de begrotingsmiddelen die nodig zijn opdat alle personen met een handicap of een vermoeden van handicap die zich willen laten bijstaan door een dienst Ondersteuningsplan, daar effectief de mogelijkheid toe hebben;
  5° de begrotingsmiddelen die nodig zijn om in voldoende capaciteit voor de opmaak van multidisciplinaire verslagen te voorzien;
  6° de begrotingsmiddelen die nodig zijn voor de ondersteuning van minderjarige personen met een handicap;
  7° het benodigde budget om tegemoet te komen aan de vragen van personen met een handicap naar ondersteuning van reguliere diensten.

Art.17. Het agentschap is verantwoordelijk voor het beleidsvoorbereidende proces op het gebied van de planning, de evaluatie en de bijsturing ervan.

Art.18. Het agentschap stelt in overleg met het raadgevend comité van het agentschap een meerjarenplan alsook een geactualiseerd jaarlijks plan op over de noodzakelijke ontwikkelingen van de begrotingsmiddelen die noodzakelijk zijn om zorggarantie te bieden voor de personen met een handicap met de grootste ondersteuningsnood, vermeld in artikel 16. Bij de opmaak van een meerjarenplan en een geactualiseerd jaarlijks plan wordt rekening gehouden met de te verwachten maatschappelijke evoluties die een impact kunnen hebben op het beleid voor personen met een handicap.

HOOFDSTUK 5. - Wijzigingsbepalingen
Art.19. In het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2006 betreffende de regie van de zorg en bijstand tot sociale integratie van personen met een handicap en betreffende de erkenning en subsidiëring van een Vlaams Platform van verenigingen van personen met een handicap worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° titel 1 wordt opgeheven met uitzondering van artikel 1, punt 1°, 3°, 5°, 6° en 7° ;
  2° titel II wordt opgeheven;
  3° in artikel 37 wordt punt 1° opgeheven;
  4° in artikel 46, § 1, tweede lid, worden de woorden "in het ROG" geschrapt;
  5° titel IV/1 en titel V worden opgeheven.

Art.20. In artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 september 2011 betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten Ondersteuningsplan en een mentororganisatie voor het voortraject van personen met een handicap wordt punt 1° opgeheven.

Art.21. In artikel 12, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015 houdende de vergunningsvoorwaarden en de subsidieregeling van bijstandsorganisaties om budgethouders bij te staan in het kader van persoonsvolgende financiering wordt punt 1° vervangen door wat volgt:
  "1° collectieve bemiddeling als vermeld in hoofdstuk 2, afdeling 3, van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018 over de bemiddeling, de afstemming en de planning in het kader van persoonsvolgende financiering voor meerderjarige personen met een handicap, actief bijwonen;".

Art.22. In artikel 3, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2016 over de oprichting van een regionale prioriteitencommissie, de toekenning van prioriteitengroepen, de vaststelling van de maatschappelijke noodzaak, de toeleiding naar ondersteuning, de afstemming en planning in het kader van persoonsvolgende financiering worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid, 3°, worden de woorden "of personeelsleden van de provincie die deel uitmaken van het coördinatiepunt" opgeheven;
  2° in het tweede lid worden de woorden "of één personeelslid van de provincie die deel uitmaakt van het coördinatiepunt" opgeheven;
  3° in het vijfde lid worden de woorden "of personeelslid van de provincie die deel uitmaakt van het coördinatiepunt" opgeheven.

Art.23. In artikel 4, § 1, van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen door wat volgt:
  "De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, benoemt de leden, voorzitters en plaatsvervangende voorzitters van de regionale prioriteitencommissie. De leden die geen ambtenaar zijn van het agentschap, de voorzitters en de plaatsvervangende voorzitters worden voorgedragen door het raadgevend comité bij het agentschap. De ambtenaren van het agentschap worden voorgedragen door de leidend ambtenaar van het agentschap.".

Art.24. In artikel 6, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt het woord "coördinatiepunt" vervangen door het woord "agentschap".

Art.25. In hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017, wordt hoofdstuk 4, dat bestaat uit artikel 17 tot en met 28, opgeheven.

Art.26. Aan artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 over de besteding van het budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over organisatiegebonden kosten voor vergunde zorgaanbieders wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "4° casemanagement als het agentschap conform het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018 over de bemiddeling, de afstemming en de planning in het kader van persoonsvolgende financiering voor meerderjarige personen met een handicap beslist heeft dat daarop aanspraak gemaakt kan worden.".

Art.27. Aan artikel 7 van hetzelfde besluit wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "Het cashbudget kan ook worden ingezet op basis van een overeenkomst voor casemanagement met een opdrachthouder consulentenwerking die erkend is door het agentschap als het agentschap conform hoofdstuk 2, afdeling 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018 over de bemiddeling, de afstemming en de planning in het kader van persoonsvolgende financiering voor meerderjarige personen met een handicap beslist heeft dat de budgethouder aanspraak kan maken op casemanagement.".

Art.28. In artikel 11 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door wat volgt:
  "Het agentschap kan aan de budgethouder intensieve bemiddeling, vermeld in artikel 2, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018 over de bemiddeling, de afstemming en de planning in het kader van persoonsvolgende financiering voor meerderjarige personen met een handicap, voorstellen om het budget op te starten. De budgethouder kan die bemiddeling ook vragen.".

Art.29. In artikel 12 van hetzelfde besluit wordt tussen het eerste lid en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "In afwijking van het eerste lid wordt de termijn, vermeld in artikel 9 van dit besluit, verlengd met een periode van acht maanden als het agentschap op het moment dat de termijn, vermeld in artikel 9 van dit besluit, afloopt, heeft beslist om in te stemmen met intensieve bemiddeling als vermeld in artikel 2, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018 over de bemiddeling, de afstemming en de planning in het kader van persoonsvolgende financiering voor meerderjarige personen met een handicap, conform artikel 4 van het voormelde besluit.".

HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art.30. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2018.

Art. 31. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.