24 JUNI 2016. - Besluit van de Vlaamse Regering over de besteding van het budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over organisatiegebonden kosten voor vergunde zorgaanbieders(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 16-08-2016 en tekstbijwerking tot 29-01-2025)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-3
HOOFDSTUK 2. - Besteding van het budget
Art. 4-7
HOOFDSTUK 3. - Opstarten van het budget
Art. 8-9, 9/1, 10-12
HOOFDSTUK 4. - Het gebruik van een budget als voucher
Afdeling 1. - Bij een vergunde zorgaanbieder
Art. 13-14
Afdeling 2. - Bij een bijstandsorganisatie
Art. 15
HOOFDSTUK 5. - Het gebruik van een budget als cashbudget
Art. 16-18
HOOFDSTUK 6. - Verantwoording van de besteding en vrij besteedbaar bedrag
Art. 19-24
HOOFDSTUK 7. - Stopzetten van het budget
Art. 25-26, 26/1
HOOFDSTUK 8. [1 - Controle en begeleidende maatregelen]1
Afdeling 1. - Controle
Art. 27
Afdeling 2. - Begeleidende maatregelen bij oneigenlijk gebruik
Art. 27/1, 27/2, 27/3, 27/4
Afdeling 3. - Maatregelen bij onvoldoende besteding van een budget
Art. 27/8
HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
Art. 28-29
2017011335 2018010209 2018031673 2018031920 2019010325 2019013529 2019040424 2019040436 2019041069 2021041537
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder:
1° agentschap: het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, opgericht bij het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
2° beheerskosten: de kosten die de budgethouder moet maken voor de organisatie en het beheer van zijn budget als hij het gebruikt als cashbudget, op basis van een van de overeenkomsten, vermeld in artikel 7, 2° ;
3° besluit van 27 november 2015: het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over de terbeschikkingstelling van dat budget;
4° bijstandsorganisatie: een organisatie als vermeld in artikel 14 van het decreet van 25 april 2014 die door het agentschap vergund is om de budgethouder bij te staan voor de besteding van het cashbudget, de aanwending van de voucher en de organisatie van de zorg en ondersteuning, inclusief de onderhandelingen met vergunde zorgaanbieders, het zoeken en selecteren van mogelijke zorgbieders en het onderhandelen met die zorgaanbieders, het sluiten van overeenkomsten, het beheer van het budget, het verantwoorden van de besteding van het budget en het bemiddelen bij geschillen;
5° budget: een budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning als vermeld in hoofdstuk 5 van het decreet van 25 april 2014 dat is samengesteld uit de budgetcategorie die door het agentschap werd toegewezen aan de budgethouder eventueel aangevuld met een vergoeding voor beheerskosten, als vermeld in artikel 3, § 2, van dit besluit;
6° budgethouders: naar gelang van het geval de personen met een handicap die gebruik maken van een budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning of hun wettelijke vertegenwoordigers. Als de persoon met een handicap rechterlijk beschermd is met toepassing van de wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid, de persoon met een handicap en de bewindvoerder samen of de bewindvoerder;
7° cashbudget: een vorm van financiering van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning, waarbij de budgethouder beslist om de financiering van die zorg en ondersteuning in liquide middelen op de eigen bankrekening te ontvangen, met een maximumbudget per kalenderjaar, en waarbij de persoon met een handicap zelf zorgt voor het bekostigen van die zorg en ondersteuning;
8° decreet van 25 april 2014: het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en de ondersteuning;
[4 8/1° mantelzorger: de natuurlijke persoon die vanuit een sociale en emotionele band een of meer personen met een handicap, niet beroepshalve maar meer dan occasioneel, helpt en ondersteunt in het dagelijkse leven;]4
9° meer hoogdrempelige individuele bijstand: de bijstand verleend door een bijstandsorganisatie die bestaat uit deelname aan het bemiddelingsoverleg in de regio's, de vertaling van het ondersteuningsplan in feitelijke zorg en ondersteuning, het helpen opstellen van uitvoerings- en budgetplannen, het zoeken naar, selecteren en onderhandelen met zorgaanbieders, de bijstand bij het sluiten van overeenkomsten, bij het beheer van het budget en bij het verantwoorden van de besteding van het budget en de bemiddeling bij geschillen;
[2 9° /1 vergunde zorgaanbieder: een aanbieder van zorg en ondersteuning die conform het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende het vergunnen van aanbieders van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor personen met een handicap, vergund is door het agentschap;]2
10° voucher: de vorm van financiering waarbij de persoon met een handicap beslist om de financiering van de niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning of de bijstand bij de organisatie daarvan rechtstreeks tussen het agentschap en de vergunninghouder, gekozen door de persoon met een handicap, te laten verlopen;
11° zorgaanbieder: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die niet rechtstreeks toegankelijke zorg of ondersteuning aanbiedt aan een persoon met een handicap.
[1 12° Zorginspectie:[3 Zorginspectie als vermeld in artikel 4, § 2, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg]3.]1
----------
(1)<BVR 2018-06-08/23, art. 38, 004; Inwerkingtreding : 27-08-2018>
(2)<BVR 2019-12-28/01, art. 14, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(3)<BVR 2023-05-12/09, art. 379, 020; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
(4)<BVR 2024-02-23/03, art. 16, 021; Inwerkingtreding : 01-03-2024>
Art.2.[1 De budgetcategorie die ter beschikking gesteld wordt aan de budgethouder, wordt uitgedrukt in zorggebonden punten. Het aantal zorggebonden punten is een maximum voor een kalenderjaar.
De zorggebonden punten kunnen omgezet worden in bedragen in euro aan de hand van de omslagsleutel, vermeld in artikel 17, derde lid, van het besluit van 27 november 2015, die wordt geïndexeerd conform artikel 17, vierde lid, van het voormelde besluit.
[2 Om de zorggeboden punten om te zetten in bedragen in euro in het jaar 2022, wordt de omslagsleutel, vermeld in artikel 17, derde lid, van het besluit van 27 november 2015, die is geïndexeerd conform artikel 17, vierde lid, van het voormelde besluit, verhoogd met 3,204 %.]2
De budgethouder kan het budget gebruiken als een voucher, als een cashbudget of als een combinatie van beide.]1
----------
(1)<BVR 2018-06-08/23, art. 39, 004; Inwerkingtreding : 27-08-2018>
(2)<BVR 2022-11-25/13, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.3.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder:
1° organisatiegebonden kosten: organisatiegebonden personeelskosten en organisatiegebonden werkingskosten;
2° organisatiegebonden personeelskosten: de personeelskosten die ingezet worden voor het management en het beleid binnen de voorziening, en alle andere personeelsfuncties die niet gelieerd zijn aan de zorg en ondersteuning van de persoon met een handicap maar tot doel hebben de globale werking van de organisatie te faciliteren;
3° organisatiegebonden werkingsmiddelen: middelen die niet direct ingezet worden voor de zorg en ondersteuning van de persoon met een handicap, maar die tot doel hebben het functioneren van de organisatie als dusdanig mogelijk te maken.
§ 2. Als een budgethouder kiest voor een cashbudget ontvangt hij van het agentschap daarnaast nog een bedrag van [5 10,35%]5 van het gedeelte van het budget dat hij besteedt als een cashbudget voor de vergoeding van beheerskosten.
In afwijking van het eerste lid stelt het agentschap geen bedrag voor de vergoeding van beheerskosten ter beschikking als de budgethouder het cashbudget inzet bij een zorgaanbieder die vergund is door het agentschap.
§ 3. [4 Als een budgethouder ervoor kiest om zijn budget volledig of gedeeltelijk te gebruiken als een voucher, heeft de vergunde zorgaanbieder recht op organisatiegebonden personeelspunten.]4
[4 Het agentschap bepaalt voor elke vergunde zorgaanbieder jaarlijks het aantal organisatiegebonden personeelspunten, vermeld in het eerste lid. [8 Het agentschap berekent daarvoor het totaal aantal zorggebonden punten die de vergunde zorgaanbieder voor het kalenderjaar waarop de organisatiegebonden personeelspunten betrekking hebben, conform artikel 13, tweede lid, heeft geregistreerd bij het agentschap.]8
[8 Het jaarlijks aantal organisatiegebonden personeelspunten, vermeld in het tweede lid bedraagt 16,18% van de zorggebonden punten, vermeld in het tweede lid]8.
Het bedrag per punt bedraagt 864 euro (achthonderdvierenzestig euro).]4
[1 [4 De vergunde zorgaanbieder mag de organisatiegebonden personeelspunten, vermeld in het tweede en derde lid, omzetten in werkingsmiddelen tegen een bedrag per personeelspunt a rato van de navolgende percentage:
1° in het kalenderjaar 2020: 55%;
2° in het kalenderjaar 2021: 60%;
3° [6 vanaf het kalenderjaar 2022: 65%]6]4]1.
[1 [8 ...]8.
[10 Het bedrag, vermeld in het vierde lid, wordt jaarlijks op 1 januari aangepast, rekening houdend met het indexcijfer van de afgevlakte gezondheidsindex, vermeld in titel I, hoofdstuk II, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, hierna de G-index te noemen, volgens de volgende formule: bedrag X-1 x G-index december X-1/G-index december X-2, waarbij X het jaartal is waarin de indexering plaatsvindt.]10]1
§ 4. [4 Als een budgethouder ervoor kiest om zijn budget volledig of gedeeltelijk als cashbudget te gebruiken bij een vergunde zorgaanbieder, heeft de vergunde zorgaanbieder recht op een vergoeding voor organisatiegebonden kosten.]4
[4 Het agentschap bepaalt voor elke vergunde zorgaanbieder jaarlijks het bedrag van de vergoeding voor de organisatiegebonden kosten, vermeld in het eerste lid. [8 Het agentschap berekent daarvoor het totaal bedrag van de vergoedingen, vermeld in de overeenkomsten met vergunde zorgaanbieders, die de budgethouders conform artikel 17, § 1, eerste lid, voor het kalenderjaar waarvoor de organisatiegebonden kosten worden betaald, hebben geregistreerd bij het agentschap.]8
[8 De vergoeding voor organisatiegebonden kosten, vermeld in het tweede lid, bedraagt 16,18% van het bedrag, vermeld in het tweede lid.]8
[7 De vergoeding voor organisatiegebonden kosten die is bepaald conform het derde lid [10 ...]10, wordt verhoogd met 3,9%.]7
De vergunde zorgaanbieder mag de vergoeding, vermeld in het eerste lid, omzetten in personeelspunten tegen het bedrag per personeelspunt, vermeld in [4 paragraaf 3, vijfde lid]4.
[7 De vergunde zorgaanbieder ontvangt van het agentschap jaarlijks voor de bedragen van de vergoedingen, vermeld in de overeenkomsten met vergunde zorgaanbieders, die de budgethouders dat jaar conform artikel 17, § 1, eerste lid, hebben geregistreerd bij het agentschap, een vergoeding van 3,9% op het totaal van de voormelde bedragen.]7
§ 5. [8 ...]8
[4 § 5/1. De werkingsmiddelen, vermeld in paragraaf 3, [8 vijfde]8 lid, mogen niet worden aangewend voor de aanwerving van personeel of voor de vergoeding van eigen personeelskosten.
[8 In afwijking van het eerste lid kan het bedrag, vermeld paragraaf 3, vijfde lid, aangewend worden voor de vergoeding van variabele prestaties die niet vergoed worden conform [9 artikel 13/1 en 13/2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017 houdende de methodiek voor de berekening van de subsidies voor personeelskosten.]9]8]4
[8 De besteding van het bedrag, vermeld in paragraaf 3, vijfde lid, kan gespreid worden over meer dan een boekhoudkundig jaar.]8
[2 § 6. Het gedeelte van de werkingsmiddelen, vermeld in [4 paragraaf 3, vierde lid,]4 en het bedrag van de vergoeding voor de organisatiegebonden kosten, vermeld in [4 paragraaf 4]4, dat de verantwoorde kosten overschrijdt, mogen worden aangewend voor de aanleg van reserves tot maximaal 20 % van het subsidiebedrag, met uitzondering van het sociaal passief.
De totale gecumuleerde reserves, met uitzondering van het sociaal passief, kunnen maximaal 50 % van het subsidiebedrag van het laatst gesubsidieerde werkingsjaar bedragen.
Het sociaal passief, vermeld in het eerste en tweede lid, wordt beperkt tot 25 % van de jaarlijkse personeelskosten.
Als het maximum, vermeld in het eerste en tweede lid, overschreden wordt, wordt het overschreden bedrag teruggestort aan het agentschap, tenzij het agentschap na motivering beslist dat er van de maximumpercentages kan worden afgeweken.
Als de vergunde zorgaanbieder niet verder wordt gesubsidieerd, wordt het gecumuleerde bedrag van de reserves aan het agentschap teruggestort.
In afwijking van het vijfde lid hoeven de reserves die aangelegd zijn voor het sociaal passief, na expliciete goedkeuring door het agentschap, niet aan het agentschap te worden teruggestort.]2
----------
(1)<BVR 2017-12-22/43, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(2)<BVR 2019-01-11/13, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(3)<BVR 2019-05-10/09, art. 16, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(4)<BVR 2019-12-28/01, art. 15, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(5)<BVR 2021-03-05/14, art. 31,1°, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(6)<BVR 2021-03-05/14, art. 31,2°, 013; Inwerkingtreding : 09-05-2021>
(7)<BVR 2022-11-25/15, art. 7, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(8)<BVR 2024-03-22/19, art. 8, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(9)<BVR 2024-07-05/15, art. 5, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
(10)<BVR 2024-12-20/08, art. 14, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
HOOFDSTUK 2. - Besteding van het budget
Art.4.Het budget kan besteed worden aan:
1° zorg en ondersteuning die noodzakelijk is als gevolg van de handicap. Het gaat daarbij om een van de volgende vormen van ondersteuning:
a) woonondersteuning: de ondersteuning die tot doel heeft de persoon met een handicap tijdens de week te ondersteunen bij het wonen. De geleverde uren ondersteuning zijn moeilijk tot niet individueel planbaar of toewijsbaar. De ondersteuning heeft per definitie voor een deel een niet-instrumenteel karakter en bestaat uit begeleiding en permanentie;
b) dagondersteuning: de ondersteuning die gedurende de dag wordt geboden. De geleverde ondersteuning is moeilijk tot niet individueel planbaar of toewijsbaar. De ondersteuning heeft per definitie voor een deel een niet-instrumenteel karakter en bestaat uit begeleiding en permanentie;
c) individuele ondersteuningsfuncties:
1) psychosociale begeleiding: een-op-een-begeleiding die tot doel heeft de persoon met een handicap en de context te ondersteunen in de organisatie van zijn dagelijkse leven:
2) praktische hulp: ondersteuning bij algemene dagelijkse activiteiten van het leven in een een-op-een-relatie. Individuele praktische hulp is hoofdzakelijk instrumenteel van aard;
3) globale individuele ondersteuning: de ondersteuning die eerder ruimer is en verschillende levensdomeinen kan omvatten. De aard van de ondersteuning kan verschillen en de verschillende vormen van ondersteuning kunnen door elkaar lopen: stimulatie, coaching, training, assistentie bij activiteiten;
4) oproepbare permanentie: de beschikbaarheid van de begeleiding om na een oproep binnen een bepaalde tijd niet-planbare een-op-een-ondersteuning aan te bieden.
2° meer hoogdrempelige individuele bijstand en het lidgeld dat een bijstandsorganisatie aanrekent;
3° beheerskosten;
[1 4° casemanagement als het agentschap conform het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018 over de bemiddeling, de afstemming en de planning in het kader van persoonsvolgende financiering voor meerderjarige personen met een handicap beslist heeft dat daarop aanspraak gemaakt kan worden.]1
----------
(1)<BVR 2018-07-20/24, art. 26, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art.5.Het budget kan niet besteed worden aan:
1° de aankoop van hulpmiddelen of voor het financieren van aanpassingen;
2° [2 [4 medische en paramedische behandelingen, onderzoeken of therapieën die tot de bevoegdheid van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering behoren, ongeacht of ze daadwerkelijk worden terugbetaald;]4;]2
3° pedagogische en didactische begeleiding bij studies die overlapt met wat het gewoon onderwijs, het buitengewoon onderwijs of het geïntegreerd onderwijs aanbieden;
4° de kosten voor zorg en ondersteuning die al door het agentschap, door de federale, communautaire, regionale of lokale overheden worden gesubsidieerd.
In afwijking van het eerste lid, 2°, kunnen medische en paramedische behandelingen, onderzoekingen of therapieën vergoed worden bij het gebruik van het budget bij een zorgaanbieder die vergund is door het agentschap als het gaat om activiteiten in het kader van een medisch of paramedisch team in een handicapspecifieke context, als ze niet terugbetaald worden krachtens de wetgeving over de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.
[1 Het budget dat besteed wordt aan dagondersteuning als vermeld in artikel 4, 1°, b), van dit besluit, of begeleid werken als vermeld in artikel 9/1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap, kan niet gecombineerd worden met de arbeidsmatige activiteiten, vermeld in [3 hoofdstuk 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 november 2022 houdende de uitvoering van het decreet van 8 juli 2022 over de werk- en zorgtrajecten]3.]1
----------
(1)<BVR 2019-01-18/14, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<BVR 2020-12-11/20, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 01-02-2021>
(3)<BVR 2022-11-18/15, art. 70, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
(4)<BVR 2024-01-19/10, art. 1, 022; Inwerkingtreding : 21-03-2024>
Art.6. De budgethouder kan het budget of het gedeelte van het budget dat hij wil gebruiken als een voucher alleen besteden aan:
1° zorg en ondersteuning die worden geboden door een zorgaanbieder die vergund is door het agentschap;
2° meer hoogdrempelige individuele bijstand die wordt verleend door een bijstandsorganisatie.
Art.7.Het cashbudget kan alleen besteed worden aan zorg en ondersteuning die wordt verleend op basis van een van de volgende overeenkomsten die worden gesloten door de budgethouder:
1° een overeenkomst over het verlenen van zorg en ondersteuning met een zorgaanbieder die door het agentschap vergund is;
2° een van de volgende overeenkomsten waarbij wordt voorzien in het verlenen van zorg en ondersteuning in een een-op-een-relatie met de persoon met een handicap of aan verschillende personen met een handicap die op hetzelfde adres wonen en tot hetzelfde gezin behoren:
a) een arbeidsovereenkomst met inbegrip van een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten als vermeld in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
b) een overeenkomst met een erkend uitzendbureau;
c) een overeenkomst met een onderneming die door het bevoegde gewest is erkend als een dienstencheque-onderneming;
d) [1 een gebruikersovereenkomst met een organisator als vermeld in artikel 3, 4°, van het Wijk-werkendecreet van 7 juli 2017, om wijk-werkcheques te gebruiken]1;
e) een overeenkomst met een natuurlijke persoon of een rechtspersoon over het vervoer van de persoon met een handicap;
f) een overeenkomst met een organisatie die vrijwilligers ter beschikking stelt;
g) een overeenkomst over[7 meer]7 hoogdrempelige individuele bijstand met een bijstandsorganisatie;
h) een overeenkomst met een natuurlijke persoon of een rechtspersoon over het verlenen van individuele ondersteuningsfuncties als vermeld in artikel 4, 1°, c);
i) een overeenkomst met een familielid dat tot de tweede graad verwant is met de budgethouder of met een persoon die deel uitmaakt van het gezin van de budgethouder;
j) een overeenkomst met een organisatie of dienst die erkend of vergund is door een andere overheidsdienst van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over het verlenen van zorg en ondersteuning;
3° [2 een overeenkomst met een rechtspersoon die zorg en ondersteuning organiseert voor hoogstens vijftien personen met een handicap, die al of niet beschikken over een budget. De ingezette budgetten kunnen in solidariteit aangewend om zorg en ondersteuning te organiseren voor alle personen met een handicap. [6 Minimaal een derde van de leden van de organen van de rechtspersoon, vermeld in het wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019 zijn mantelzorgers of familie tot de tweede graad van de personen met een handicap die worden ondersteund]6. De rechtspersoon registreert zich bij het agentschap op de wijze die wordt vastgesteld door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen]2;
4° een overeenkomst met een organisatie of dienst die erkend of vergund is door een andere overheidsdienst van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over het verlenen van zorg en ondersteuning en die zorg en ondersteuning organiseert voor maximum vijftien personen met een handicap die deze ondersteuning vergoeden met een budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning als vermeld in hoofdstuk 5 van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en de ondersteuning voor personen met een handicap. [2 De zorg en ondersteuning wordt geboden buiten de capaciteit waarvoor de organisatie of dienst is erkend of vergund.]2
[4 5° [5 ° een overeenkomst over zorg en ondersteuning met een rechtspersoon die die ondersteuning aanbiedt buiten het Belgische grondgebied en die aantoont dat hij conform de wetgeving van het land van vestiging ondersteuning kan bieden aan personen met een handicap]5.]4
De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, kan vaststellen in welke gevallen en onder welke voorwaarden het cashbudget kan worden besteed voor dagondersteuning als vermeld in artikel 1, 3°, van het besluit van 27 november 2015, op basis van een overeenkomst met groene zorginitiatieven die ondersteuning bieden aan verschillende personen en die zich registeren bij het agentschap.
[3 Het cashbudget kan ook worden ingezet op basis van een overeenkomst voor casemanagement met een opdrachthouder consulentenwerking die erkend is door het agentschap als het agentschap conform hoofdstuk 2, afdeling 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018 over de bemiddeling, de afstemming en de planning in het kader van persoonsvolgende financiering voor meerderjarige personen met een handicap beslist heeft dat de budgethouder aanspraak kan maken op casemanagement.]3
----------
(1)<BVR 2018-06-08/23, art. 40, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(2)<BVR 2018-06-08/23, art. 41, 004; Inwerkingtreding : 27-08-2018>
(3)<BVR 2018-07-20/24, art. 27, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(4)<BVR 2019-03-29/31, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 13-05-2019>
(5)<BVR 2023-02-17/30, art. 14, 018; Inwerkingtreding : 09-07-2023>
(6)<BVR 2024-02-23/03, art. 17, 021; Inwerkingtreding : 01-03-2024>
(7)<BVR 2024-01-19/10, art. 2, 022; Inwerkingtreding : 21-03-2024>
HOOFDSTUK 3. - Opstarten van het budget
Art.8.Het agentschap deelt aan de budgethouder mee dat het budget dat het agentschap heeft toegewezen ter beschikking wordt gesteld, en brengt de budgethouder op de hoogte van de aanvangsdatum en periode.
Voor het eerste jaar wordt het budget ter beschikking gesteld naar rata de resterende [1 dagen]1 van het kalenderjaar.
[2 Als budgethouders aan het agentschap meedelen dat ze afzien van de terbeschikkingstelling van het budget, vervallen de beslissing over de toewijzing van het budget en de beslissing over de terbeschikkingstelling ervan. Het agentschap brengt de budgethouder een maand vóór de ingangsdatum van het verval van de beslissingen op de hoogte.]2
----------
(1)<BVR 2018-06-08/23, art. 42, 004; Inwerkingtreding : 27-08-2018>
(2)<BVR 2020-12-11/20, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 01-02-2021>
Art.9.De budgethouder start binnen vier maanden, te rekenen vanaf de aanvangsdatum, vermeld in de beslissing van het agentschap over de terbeschikkingstelling, met het besteden van het budget.
De budgethouder is met het besteden van het budget gestart als hij:
1° ofwel een overeenkomst heeft gesloten als vermeld in artikel 13 en de gegevens over die overeenkomst conform artikel 13, tweede lid, heeft meegedeeld aan het agentschap;
2° ofwel een overeenkomst heeft afgesloten als vermeld in artikel 7 en de gegevens over de overeenkomst conform artikel 17 heeft meegedeeld aan het agentschap.
[1 In afwijking van het eerste lid start de budgethouder met de besteding van het tijdelijk budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning, vermeld in artikel 28 van het besluit 27 november 2015, binnen de drie maanden te rekenen vanaf de aanvangsdatum, vermeld in de beslissing van het agentschap over de terbeschikkingstelling van dat budget.]1
----------
(1)<BVR 2023-01-27/04, art. 17, 015; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art.9/1.[1 Als het agentschap voor het eerst een budget ter beschikking stelt en er geen persoonlijke-assistentiebudget als vermeld in artikel 19/2 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, is toegekend, kunnen budgethouders aanspraak maken op bijstand bij de opstart van de besteding als vermeld in artikel 16/0, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015 houdende de vergunningsvoorwaarden en de subsidieregeling van bijstandsorganisaties om budgethouders bij te staan in het kader van persoonsvolgende financiering. Ze sluiten zich daarvoor als lid aan bij een bijstandsorganisatie die is vergund door het agentschap conform artikel 6 tot en met 8 van het voormelde besluit. Ze hoeven daarvoor geen lidgeld te betalen. Ze hoeven de bijstand ook niet te vergoeden met het budget.
[2 ...]2
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-07-09/31, art. 8, 014; Inwerkingtreding : 01-05-2021>
(2)<BVR 2023-01-27/04, art. 18, 015; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
Art.10.§ 1. De budgethouder kan met het oog op het starten met het besteden van het budget een deel van zijn budget als cashbudget of voucher gebruiken voor meer hoogdrempelige individuele bijstand die verleend wordt door een bijstandsorganisatie. Het deel van het budget dat hij daarvoor kan gebruiken bedraagt maximaal de kostprijs in euro's of zorggebonden punten voor vier sessies.
De budgethouder en de bijstandsorganisatie sluiten daarover een overeenkomst die de volgende elementen bevat:
1° de aard van de [2 meer]2 hoogdrempelige individuele bijstand;
2° het aantal sessies met een maximum aantal van vier;
3° de kostprijs per sessie in euro's of in zorggebonden punten.
§ 2. Als de budgethouder het budget gebruikt als cashbudget deelt hij de gegevens, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, mee aan het agentschap. De bijstandsorganisatie deelt aan het agentschap mee akkoord te gaan met de gegevens die de budgethouder heeft meegedeeld. Het agentschap stort het bedrag in euro's op de rekening van de budgethouder. Dat bedrag komt overeen met de kostprijs van het aantal sessies dat in de overeenkomst vermeld wordt met een maximum aantal van vier sessies. Het bedrag in euro wordt in mindering gebracht van het budget van de budgethouder.
§ 3. Bij gebruik als voucher deelt de bijstandsorganisatie de gegevens, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, mee aan het agentschap en deelt de budgethouder mee in te stemmen met die gegevens. De bijstandsorganisatie deelt aan het agentschap het aantal sessies mee die effectief plaats hebben gevonden. Het agentschap betaalt de vergoeding voor die sessies in euro's aan de bijstandsorganisatie. Het bedrag, uitgedrukt in zorgpunten, wordt in mindering gebracht van het budget van de budgethouder.
De zorggebonden punten worden naar euro's omgerekend aan de hand van de omslagsleutel, vermeld in artikel 2, [1 derde lid]1.
----------
(1)<BVR 2018-06-08/23, art. 43, 004; Inwerkingtreding : 27-08-2018>
(2)<BVR 2024-01-19/10, art. 3, 022; Inwerkingtreding : 21-03-2024>
Art.11.Als de budgethouder binnen de twee maanden, te rekenen vanaf de aanvangsdatum, vermeld in de beslissing over de ter beschikkingstelling, niet gestart is met de besteding van het budget, kan het agentschap de budgethouder doorverwijzen naar een bijstandsorganisatie.
[1 Het agentschap kan aan de budgethouder intensieve bemiddeling, vermeld in artikel 2, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018 over de bemiddeling, de afstemming en de planning in het kader van persoonsvolgende financiering voor meerderjarige personen met een handicap, voorstellen om het budget op te starten. De budgethouder kan die bemiddeling ook vragen]1.
----------
(1)<BVR 2018-07-20/24, art. 28, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art.12.[1 [3 De beslissing van het agentschap tot terbeschikkingstelling van het budget en de beslissing tot toewijzing van dat budget vervallen als de budgethouder binnen de termijn, vermeld in artikel 9, eerste of tweede lid, niet is gestart met het besteden van het budget. Als de budgethouder overmacht aantoont, kan het agentschap de termijn, vermeld in artikel 9, eerste lid, eenmalig verlengen met vier maanden. De termijn, vermeld in artikel 9, tweede lid, kan met drie maanden worden verlengd.]3.
[2 In afwijking van het eerste lid wordt de termijn, vermeld in artikel 9 van dit besluit, verlengd met een periode van acht maanden als het agentschap op het moment dat de termijn, vermeld in artikel 9 [3 ,eerste of tweede lid,]3 van dit besluit, afloopt, heeft beslist om in te stemmen met intensieve bemiddeling als vermeld in artikel 2, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018 over de bemiddeling, de afstemming en de planning in het kader van persoonsvolgende financiering voor meerderjarige personen met een handicap, conform artikel 4 van het voormelde besluit.]2
[4 In afwijking van het eerste lid vervalt de beslissing over de toewijzing van het budget niet als de budgethouder binnen de termijn, vermeld in artikel 9, eerste lid, van dit besluit, of binnen de termijn van acht maanden die conform het eerste lid is vastgesteld, niet is gestart met het besteden van het budget dat gedeeltelijk ter beschikking is gesteld conform het besluit van de Vlaamse Regering van 16 september 2022 over een experiment voor de gedeeltelijke terbeschikkingstelling van budgetten voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning aan personen met een handicap in prioriteitengroep twee.]4
Het agentschap brengt de budgethouder een maand vooraf ervan op de hoogte dat de beslissing van het agentschap tot toewijzing en terbeschikkingstelling van het budget over een maand vervalt. Als de termijn, vermeld in het eerste lid, is verstreken, brengt het agentschap de budgethouder er schriftelijk van op de hoogte dat de beslissing tot toewijzing en terbeschikkingstelling vervalt.]1
----------
(1)<BVR 2018-06-08/23, art. 44, 004; Inwerkingtreding : 27-08-2018>
(2)<BVR 2018-07-20/24, art. 29, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(3)<BVR 2023-01-27/04, art. 19, 015; Inwerkingtreding : 01-02-2023>
(4)<BVR 2023-02-17/30, art. 15, 018; Inwerkingtreding : 01-12-2022>
HOOFDSTUK 4. - Het gebruik van een budget als voucher
Afdeling 1. - Bij een vergunde zorgaanbieder
Art.13.[2 Als de budgethouder zijn budget volledig of gedeeltelijk gebruikt als een voucher bij een vergunde zorgaanbieder, registreert de vergunde zorgaanbieder met wie een overeenkomst over het verlenen van zorg en ondersteuning is gesloten, de volgende gegevens in de webapplicatie die het agentschap ter beschikking stelt :
1° de identificatiegegevens van de budgethouder;
2° de identificatiegegevens van de vergunde zorgaanbieder;
3° de duur van de overeenkomst;
4° de vormen van ondersteuning, vermeld in artikel 4, 1°, en de frequentie daarvan;
5° het aantal zorggebonden punten dat op jaarbasis nodig is om de overeenkomst uit te voeren.]2
[2 ...]2
[1 Met uitzondering van de budgetten die het agentschap met terugwerkende kracht ter beschikking stelt, registreert de vergunde zorgaanbieder de voucher in de webapplicatie, die het agentschap ter beschikking stelt, uiterlijk op de aanvangsdatum van de overeenkomst. Met uitzondering van de budgetten die het agentschap met terugwerkende kracht ter beschikking stelt, komt een voucher pas voor subsidiëring in aanmerking vanaf de datum dat hij in de webapplicatie geregistreerd is.
De vergunde zorgaanbieder registreert de beëindiging van de voucher in de webapplicatie, die het agentschap ter beschikking stelt, uiterlijk op de einddatum van de overeenkomst. Als de beëindiging van de voucher niet tijdig geregistreerd is, worden de laatste drie maanden niet in aanmerking genomen voor de subsidiëring.]1
----------
(1)<BVR 2019-01-18/14, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 11-03-2019>
(2)<BVR 2020-12-11/20, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 01-02-2021>
Art.14. Het agentschap controleert of het aantal zorggebonden punten, vermeld in de overeenkomst, niet groter is dan het resterend gedeelte van het jaarlijks budget na aftrek van het deel dat de budgethouder op jaarbasis al heeft vastgelegd in de vorm van een voucher of dat al werd besteed als cashbudget.
Als het saldo van het budget voldoende groot is, aanvaardt het agentschap de overeenkomst en wordt het aantal zorggebonden punten vastgelegd als voucher.
Als het saldo van het budget niet groot genoeg is, aanvaardt het agentschap de overeenkomst niet. Het agentschap brengt de budgethouder en de vergunde zorgaanbieder daarvan op de hoogte.
Afdeling 2. - Bij een bijstandsorganisatie
Art.15.§ 1. [2 Als budgethouders na het opstarten van de besteding van hun budget, een deel van hun budget willen gebruiken als een voucher bij een bijstandsorganisatie, deelt de bijstandsorganisatie de volgende gegevens over de overeenkomst over het verlenen van [3 meer]3 hoogdrempelige individuele bijstand die is afgesloten met de budgethouder, mee aan het agentschap :
1° de identificatiegegevens van de budgethouder;
2° de identificatiegegevens van de bijstandsorganisatie;
3° de duur van de overeenkomst;
4° de kostprijs per uur;
5° het bedrag in euro dat op jaarbasis nodig is om de overeenkomst uit te voeren.]2
[2 ...]2
Het agentschap kijkt na of [2 het bedrag in euro]2, vermeld in de overeenkomst, niet groter is dan het resterend gedeelte van het jaarlijks budget na aftrek van het deel dat de budgethouder op jaarbasis reeds al heeft vastgelegd in de vorm van een voucher of dat al werd besteed als cashbudget.
Als het saldo van het budget voldoende groot is, aanvaardt het agentschap de overeenkomst en wordt [2 het bedrag in euro]2 vastgelegd als voucher.
Als het saldo van het budget niet groot genoeg is, aanvaardt het agentschap de overeenkomst niet. Het agentschap brengt de budgethouder en de bijstandsorganisatie daarvan op de hoogte.
§ 2. [2 Het agentschap vergoedt de bijstandsorganisatie voor de meer hoogdrempelige individuele bijstand die wordt geleverd op basis van een voucher. De bijstandsorganisatie deelt aan het agentschap het bedrag in euro mee waarvoor [3 meer]3 hoogdrempelige individuele bijstand aan budgethouders is verleend en vermeldt de naam van de budgethouders.]2
----------
(1)<BVR 2018-06-08/23, art. 45, 004; Inwerkingtreding : 27-08-2018>
(2)<BVR 2020-12-11/20, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-02-2021>
(3)<BVR 2024-01-19/10, art. 4, 022; Inwerkingtreding : 21-03-2024>
HOOFDSTUK 5. - Het gebruik van een budget als cashbudget
Art.16. Als de budgethouder voor het eerst het volledige budget of een deel ervan wil gebruiken als een cashbudget, deelt hij aan het agentschap het bedrag in euro's mee dat hij op jaarbasis als cashbudget wil gebruiken.
Het agentschap controleert of het bedrag in euro dat de budgethouder als cashbudget wil gebruiken, niet groter is dan het resterende gedeelte van het budget, na aftrek van het deel dat op jaarbasis al werd vastgelegd in de vorm van een voucher. Als het resterende gedeelte van het budget kleiner is dan bedrag in euro dat de budgethouder als cashbudget wil inzetten, brengt het agentschap de budgethouder daarvan op de hoogte.
Als het resterende deel van het budget groter is dan of gelijk is aan het bedrag dat de budgethouder als cashbudget wil gebruiken, ontvangt de budgethouder van het agentschap een terugvorderbare voorschot ten bedrage van drie twaalfden van het bedrag in euro's, afgerond op het honderdtal, dat de budgethouder als cashbudget wil gebruiken. Daarvoor moet de budgethouder vooraf een eerste overeenkomst als vermeld in artikel 7 hebben gesloten en aan het agentschap de gegevens, die het agentschap over die overeenkomst heeft vastgesteld hebben meegedeeld en moet het agentschap hebben vastgesteld dat het om een overeenkomst gaat als vermeld in artikel 7.
Het terugvorderbare voorschot wordt niet aangerekend op het budget van de budgethouder.
Het terugvorderbare voorschot wordt aangepast als het bedrag dat de budgethouder als cashbudget besteedt, minstens vijftig procent meer of minder bedraagt dan het bedrag, vermeld in het eerste lid. Het terugvorderbare voorschot kan op initiatief van het agentschap of op vraag van de budgethouder worden aangepast als het bedrag dat de budgethouder als cashbudget besteedt gedurende meerdere jaren hoger of lager is dan het bedrag, vermeld in het eerste lid.
Het terugvorderbare voorschot wordt in de gevallen, vermeld in het vijfde lid, aangepast met een percentage dat overeenkomt met het percentage dat meer of minder wordt besteed dan het bedrag, vermeld in het eerste lid. Als het terugvorderbare voorschot verminderd wordt, stort de budgethouder het bedrag waarmee het terugvorderbare voorschot verminderd wordt, terug aan het agentschap
Art.17.§ 1. [2 Budgethouders sluiten voor de besteding van het deel van het budget dat ze als cashbudget willen gebruiken, overeenkomsten als vermeld in artikel 7, en delen aan het agentschap de volgende gegevens over die overeenkomsten mee :
1° de identificatiegegevens van de budgethouder;
2° de identificatiegegevens van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die zorg en ondersteuning biedt;
3° de startdatum en de duur van de overeenkomst;
4° de vormen van ondersteuning, vermeld in artikel 4, 1°, die worden geboden, en de frequentie ervan;
5° de kostprijs per prestatie-eenheid;
6° een beschrijving van de ondersteuning die wordt geboden.]2
[4 De budgethouder deelt de gegevens, vermeld in het eerste lid, aan het agentschap mee binnen vier maanden vanaf de datum waarop de overeenkomst, vermeld in artikel 7, is gesloten. Als de budgethouder overmacht aantoont, kan het agentschap de voormelde termijn één keer verlengen met vier maanden.]4
[1 Als een overeenkomst wordt gesloten als vermeld in artikel 7, eerste lid, 5°, bezorgt de budgethouder een attest van de bevoegde buitenlandse overheid aan het agentschap waaruit blijkt dat de zorgaanbieder erkend, vergund of gemachtigd is om ondersteuning te bieden aan personen met een handicap.]1 [2 Als het attest niet in het Nederlands is opgesteld, laat de budgethouder het attest naar het Nederlands vertalen door een beëdigd vertaler.]2
Het agentschap beoordeelt op basis van de meegedeelde gegevens of het om een overeenkomst gaat als vermeld in artikel 7. Als het agentschap vaststelt dat het gaat om een overeenkomst als vermeld in artikel 7 deelt het agentschap aan de budgethouder mee dat het agentschap akkoord gaat met de besteding van het budget als cashbudget op basis van de meegedeelde overeenkomsten. Als het agentschap vaststelt dat het niet gaat om een overeenkomst als vermeld in artikel 7, deelt het agentschap aan de budgethouder mee niet akkoord te gaan met de besteding van het budget als cashbudget op basis van de meegedeelde overeenkomst.
§ 2. De budgethouder deelt de kosten voor zorg en ondersteuning die hij vergoedt met het cashbudget mee aan het agentschap met kostenstaten als vermeld in artikel 22. Het agentschap betaalt de bedragen op de kostenstaten aan de budgethouder als de kosten verband houden met overeenkomsten waarover het agentschap heeft geoordeeld dat het gaat om een overeenkomst als vermeld in artikel 7.
[3 Als een overeenkomst wordt gesloten als vermeld in artikel 7, eerste lid, 5°, bezorgt de budgethouder een document waarin de rechtspersoon aantoont dat hij conform de wetgeving van het land waar hij gevestigd is ondersteuning kan bieden aan personen met een handicap]3.
De kostenstaten voor een kalenderjaar worden uiterlijk op [2 1 april]2 van het volgende kalenderjaar aan het agentschap meegedeeld. De kosten, op de kostenstaten, die na die datum worden ingediend worden niet betaald.
In afwijking van het derde lid kan de budgethouder in uitzonderlijke gevallen en na akkoord van het agentschap tot maximaal twee jaar na de datum, vermeld in het derde lid, kostenstaten indienen voor bijkomende kosten.
----------
(1)<BVR 2019-03-29/31, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 13-05-2019>
(2)<BVR 2020-12-11/20, art. 5, 012; Inwerkingtreding : 01-02-2021>
(3)<BVR 2023-02-17/30, art. 16, 018; Inwerkingtreding : 09-07-2023>
(4)<BVR 2024-01-19/10, art. 5, 022; Inwerkingtreding : 21-03-2024>
Art.18. De budgethouder deelt aan het agentschap het bankrekeningnummer mee dat hij exclusief voorbehoudt voor het beheer en de besteding van het cashbudget. Het agentschap stort het terugvorderbare voorschot en de bedragen, op de kostenstaten, die de budgethouder indient, op dit bankrekeningnummer.
HOOFDSTUK 6. - Verantwoording van de besteding en vrij besteedbaar bedrag
Art.19. De budgethouder verantwoordt de besteding van het budget, met uitzondering van het vrij besteedbare bedrag, vermeld in artikel 20.
Art.20.De budgethouder kan een deel van zijn budget besteden zonder dat te moeten verantwoorden.
[2 Het vrij besteedbare bedrag bedraagt :
1° 1800 euro als het budget dat ter beschikking is gesteld op jaarbasis tot en met 34, 8100 zorggebonden punten bedraagt;
2° 3600 euro als het budget dat ter beschikking is gesteld op jaarbasis meer dan 34, 8100 zorggebonden punten bedraagt.]2
[2 ...]2
Voor het eerste jaar dat het budget ter beschikking wordt gesteld wordt het vrij besteedbare bedrag vastgesteld naar rata van het aantal resterende [3 dagen]3 van het kalenderjaar.
De budgethouder deelt aan het agentschap met een kostenstaat de bedragen mee die hij vrij heeft besteed. Het agentschap stort die bedragen op de bankrekening van de budgethouder, vermeld in artikel 18, tot het vrij besteedbare bedrag, vermeld in het tweede lid, volledig is opgebruikt.
[3 Budgethouders kunnen pas een kostenstaat met bedragen die ze vrij hebben besteed, aan het agentschap bezorgen nadat ze conform artikel 9, tweede lid, met de besteding van het budget zijn gestart.]3
----------
(1)<BVR 2020-04-24/19, art. 8, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<BVR 2020-12-11/20, art. 6,1°, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(3)<BVR 2020-12-11/20, art. 6,3°-4°, 012; Inwerkingtreding : 01-02-2021>
Art.21. Voor het budget of het deel van het budget dat als voucher wordt gebruikt bij een zorgaanbieder die vergund is door het agentschap geldt de mededeling van de gegevens, vermeld in artikel 13, tweede lid, als een voldoende verantwoording.
Voor het budget of het deel van het budget dat als voucher wordt gebruikt bij een bijstandsorganisatie geldt de mededeling van de gegevens, vermeld in artikel 15, als een voldoende verantwoording.
Art.22. De budgethouder verantwoordt de besteding van het budget als cashbudget, met uitzondering van het vrij besteedbare bedrag, met kostenstaten die hij meedeelt aan het agentschap.
Op de kostenstaat worden de uitgaven gelinkt aan een van de overeenkomsten, vermeld in artikel 7.
Het agentschap stelt een model van kostenstaat ter beschikking en bepaalt de wijze waarop de kostenstaat wordt opgemaakt.
De budgethouder bewaart de overeenkomsten, vermeld in artikel 7, die hij heeft gesloten in het kader van de besteding van zijn budget als cashbudget en de bewijzen met betrekking tot de meegedeelde kosten, gedurende zeven jaar thuis. Het agentschap stelt vast op welke wijze de kosten, vermeld in artikel 24, bewezen moeten worden.
Art.23.[1 § 1. [3 Als budgethouders in het kader van de besteding van het budget als cashbudget een arbeidsovereenkomst sluiten, voldoen ze aan hun fiscale en sociaal-rechterlijke verplichtingen als werkgever, aan de bepalingen over de verplaatsingen, zoals vastgesteld binnen het paritair subcomité 319.01 en aan de bepalingen over het minimumloon en de eindejaarspremie die zijn opgenomen in de collectieve arbeidsovereenkomsten die hierover worden aangenomen binnen het paritair comité 337.]3
§ 2. Als budgethouders een beroep willen doen op een minderjarige voor het bieden van zorg en ondersteuning, kan dat alleen in het kader van een van de volgende overeenkomsten :
1° een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten als vermeld in Titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. De budgethouder voldoet als werkgever aan alle fiscale en sociaal rechtelijke verplichtingen, de bepalingen over het minimumloon en verplaatsingen, zoals vastgesteld binnen het paritair comité 319.01 en de bepalingen over de eindejaarspremie die zijn opgenomen in de collectieve arbeidsovereenkomsten die hierover worden aangenomen binnen het paritair comité 337;
2° een overeenkomst met een organisatie die vrijwilligers ter beschikking stelt.
Vóór de ingangsdatum van een overeenkomst als vermeld in het eerste lid, 1°, moet de budgethouder het schriftelijke bewijs van de machtiging door een ouder of de voogd, vermeld in artikel 43 van de wet van 3 juli 1978 betreffende arbeidsovereenkomsten, aan het agentschap bezorgen. Het agentschap stelt een model voor de machtiging ter beschikking.
[2 De budgethouder bezorgt een machtiging door een ouder of de voogd aan het agentschap voor de ingangsdatum van de overeenkomst, vermeld in het eerste lid, 2°. Het agentschap stelt een model voor de machtigingen ter beschikking.]2
§ 3. [4 In het geval, vermeld in paragraaf 1 en paragraaf 2, eerste lid, 1°, betaalt het agentschap een tegemoetkoming voor de eindejaarspremie waarvan het bedrag is vastgesteld binnen het paritair comité 337]4. De Vlaamse minister, bevoegd voor de personen met een beperking, bepaalt de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming wordt berekend en houdt daarbij rekening met het bedrag van de eindejaarspremie dat is vastgesteld binnen het paritair comité 337 en met de middelen die daarvoor op de begroting van het agentschap zijn ingeschreven.
[4 De eindejaarspremie, vermeld in het eerste lid, kan niet gecombineerd worden met een eenmalige premie.]4
Het agentschap vraagt met het oog op de berekening en de betaling van de tegemoetkoming voor de eindejaarspremie, vermeld in het tweede lid, de volgende gegevens op bij de Rijksdienst voor de Sociale Zekerheid :
1° de identiteit van de budgethouders die overeenkomsten als vermeld in het eerste lid hebben afgesloten;
de identiteit van de werknemers in kwestie en de gegevens over hun tewerkstelling]1
[3 § 4. In het geval, vermeld in paragraaf 1 en paragraaf 2, eerste lid, 1°, kan de budgethouder aanspraak maken op een verhoging van het budget met maximaal 8,75% van de volgende kosten die verband houden met een arbeidsovereenkomst en die vermeld worden op de kostenstaten, vermeld in artikel 22, die worden ingediend bij het agentschap:
1° brutolonen;
2° vakantiegeld;
3° kosten in verband met de dienstverlening door een sociaal secretariaat;
4° maaltijdcheques;
5° opzegvergoedingen.
De verhoging van het maximumbudget, vermeld in het eerste lid, kan alleen worden aangewend voor de vergoeding van de kosten, vermeld in het eerste lid.]3
----------
(1)<BVR 2020-12-11/20, art. 7, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<BVR 2020-12-11/20, art. 7, 012; Inwerkingtreding : 01-02-2021>
(3)<BVR 2022-11-25/15, art. 8, 017; Inwerkingtreding : 01-03-2021>
(4)<BVR 2025-01-17/08, art. 10, 026; Inwerkingtreding : 08-02-2025>
Art.24.De volgende kosten worden in het kader van de verantwoording van de besteding van het budget als cashbudget in aanmerking genomen:
1° lonen, met inbegrip van sociale en fiscale werkgeverslasten, alsook noodzakelijke verzekeringskosten, maaltijdcheques en diverse kosten die met de arbeidssituatie verbonden zijn alsook opleidingen;
2° de kosten, aangerekend door een sociaal secretariaat;
3° de kosten, aangerekend door een uitzendbureau voor zijn tussenkomst en de kosten van de zorg en ondersteuning die verleend worden door een zorgaanbieder die ter beschikking gesteld wordt door een uitzendbureau;
4° vergoedingen van vrijwilligers waarop de budgethouder een beroep doet via een vrijwilligersorganisatie;
5° het inschrijvingsgeld bij een vrijwilligersorganisatie;
6° de aankoop van dienstencheques;
7° verplaatsingskosten en administratieve kosten, aangerekend door een dienstenchequebedrijf;
8° [1 de aankoop van wijk-werkcheques]1;
9° [1 het inschrijvingsrecht bij een organisator als vermeld als vermeld in artikel 3, 4°, van het Wijk-werkendecreet van 7 juli 2017]1;
10° de kosten, aangerekend door een zorgaanbieder die vergund is door het agentschap voor het verlenen van zorg en ondersteuning [2 , in voorkomend geval met inbegrip van de kosten van vervoer]2;
11° de kosten, aangerekend door een bijstandsorganisatie eventueel met inbegrip van het lidgeld;
12° kosten voor tolkuren Vlaamse gebarentaal voor zover die niet al gesubsidieerd worden;
13° de kosten voor zorg en ondersteuning, die aangerekend worden door een organisatie of dienst, die erkend of vergund is door een andere overheidsdienst van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, die zorg en ondersteuning organiseert voor maximum vijftien personen met een handicap, die deze ondersteuning vergoeden met een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning als vermeld in hoofdstuk 5 van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en de ondersteuning voor personen met een handicap;
14 ° de kosten die voortvloeien uit een overeenkomst voor het vervoer van de persoon met een handicap;
15° de kosten voor het verlenen van zorg en ondersteuning op basis van een overeenkomst die gesloten wordt met een familielid dat tot de tweede graad verwant is met de budgethouder of met een persoon die deel uitmaakt van het gezin van de budgethouder;
16° de kosten die voortvloeien uit een overeenkomst met een natuurlijke persoon of met een rechtspersoon over het verlenen individuele ondersteuningsfuncties;
17° de kosten voor zorg en ondersteuning die voortvloeien uit een overeenkomst met een rechtspersoon die zorg en ondersteuning organiseert voor maximum vijftien personen met een handicap en waarbij minimaal [3 één derde van de leden van de organen van die rechtspersoon mantelzorgers of]3 familie tot de tweede graad zijn van de personen met een handicap die worden ondersteund;
18° de gebruikersbijdrage voor zorg en ondersteuning die aangerekend wordt door een organisatie of dienst die erkend of vergund is door een andere overheidsdienst van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en die zorg en ondersteuning verleent op basis van een overeenkomst als vermeld in artikel 7, 2°, j.
[4 19° de kosten voor een eenmalige premie tot maximaal de eindejaarspremie waarvan het bedrag is vastgesteld binnen het paritair comité 337.]4
----------
(1)<BVR 2018-06-08/23, art. 46, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(2)<BVR 2021-03-05/14, art. 32, 013; Inwerkingtreding : 09-05-2021>
(3)<BVR 2024-02-23/03, art. 18, 021; Inwerkingtreding : 01-03-2024>
(4)<BVR 2025-01-17/08, art. 11, 026; Inwerkingtreding : 08-02-2025>
HOOFDSTUK 7. - Stopzetten van het budget
Art.25.Als de budgethouder het gebruik van het budget als een voucher wil stopzetten bij een zorgaanbieder die het agentschap vergund heeft of bij een bijstandsorganisatie zegt hij de overeenkomst met de zorgaanbieder of met de bijstandsorganisatie op.
De overeenkomst met een zorgaanbieder die het agentschap vergund heeft wordt opgezegd conform artikel 38 tot en met 41 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap.
De overeenkomst met een bijstandsorganisatie wordt opgezegd conform de bepalingen van de overeenkomst.
De budgethouder deelt aan het agentschap mee dat hij de overeenkomst heeft opgezegd met de zorgaanbieder die het agentschap vergund heeft of met de bijstandsorganisatie en deelt de datum mee waarop de overeenkomst beëindigd wordt.
[2 ...]2.
[1 Als de persoon met een handicap overlijdt wordt er van uitgegaan dat de overeenkomst met de vergunde zorgaanbieder beëindigd wordt maximaal twee maanden na de datum van het overlijden van de budgethouder. Als binnen die periode een overeenkomst met een nieuwe budgethouder wordt afgesloten en ingaat, wordt de overeenkomst met de overleden budgethouder beëindigd op de dag waarop de overeenkomst van de nieuwe budgethouder ingaat. [3 ...]3]1
----------
(1)<BVR 2017-03-10/03, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(2)<BVR 2018-06-08/23, art. 47, 004; Inwerkingtreding : 27-08-2018>
(3)<BVR 2021-03-05/14, art. 33, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art.26.§ 1. Als de budgethouder niet langer gebruik wil maken van het budget als cashbudget deelt hij dat mee aan het agentschap.
Als hij al kosten heeft gemaakt met uitzondering van de kosten van de [1 meer]1 hoogdrempelige individuele bijstand, vermeld in artikel 10, deelt hij ook mee vanaf welke datum hij geen gebruik meer wil maken van het budget.
De budgethouder maakt een laatste kostenstaat als vermeld in artikel 22 op met vermelding van alle kosten voor zorg en ondersteuning tot op de datum, vermeld in het tweede lid, met inbegrip van de wettelijk verplichte opzegvergoedingen die hij nog niet heeft meegedeeld aan het agentschap. Na ontvangst van de laatste kostenstaat maakt het agentschap de eindafrekening van het gebruik van het budget als cashbudget.
Het agentschap betaalt de bedragen, vermeld op de laatste kostenstaat, die de budgethouder heeft ingediend, tot het jaarlijks budget volledig is opgebruikt, rekening houdend met het gedeelte van het budget dat op jaarbasis als voucher werd vastgelegd en het gedeelte dat al werd besteed als cashbudget.
Als de budgethouder stopt met het gebruik van zijn budget als een cashbudget dan betaalt hij het terugvorderbare voorschot, vermeld in artikel 16, terug aan het agentschap.
§ 2.[1 In deze paragraaf wordt verstaan onder verbrekingsvergoedingen: de vergoeding voor de verbreking van de overeenkomst voor een periode van maximaal drie maanden en het vertrekvakantiegeld.]1
Als de persoon met een handicap overlijdt kunnen de erfgenamen een kostenstaat bezorgen aan het agentschap met vermelding van alle kosten voor zorg en ondersteuning tot op de datum van het overlijden van de persoon met een handicap die nog niet werden meegedeeld aan het agentschap met inbegrip van verbrekingsvergoedingen, kosten die verband houden met het afsluiten van het administratief dossier en de kosten van[1 meer]1 hoogdrempelige individuele bijstand in het kader van het afsluiten van het dossier.
Na ontvangst van de kostenstaat maakt het agentschap de eindafrekening van het gebruik van het budget als cashbudget.
Het agentschap betaalt de bedragen, vermeld op de laatste kostenstaat, die de erfgenamen hebben ingediend, tot het jaarlijks budget volledig is opgebruikt, rekening houdend met het gedeelte van het als voucher vastgelegde budget dat nodig is om de zorg en ondersteuning te vergoeden die de zorgaanbieder die het agentschap heeft vergund of de bijstandsorganisatie verleend heeft tot op de datum waarop de persoon met een handicap is overleden.
[1 Als de persoon met een handicap overlijdt, kan maximaal een vierde van het cashbudget, vermeld in artikel 16, eerste lid, dat de budgethouder op het moment van overlijden besteedt, worden besteed aan verbrekingsvergoedingen. Als aan de hand van kostenstaten aangetoond wordt dat het beschikbare cashbudget, vermeld in artikel 16, eerste lid, niet volstaat, kan het agentschap alsnog maximaal een vierde van het cashbudget dat de budgethouder op het moment van overlijden besteedt, toekennen om de verbrekingsvergoedingen te betalen.]1
----------
(1)<BVR 2024-01-19/10, art. 6, 022; Inwerkingtreding : 21-03-2024>
Art.26/1. [1 Als budgethouders niet langer gebruik willen maken van het budget, noch als voucher, noch als cashbesteding, vervallen de beslissing over de toewijzing van het budget en de beslissing over de terbeschikkingstelling van het budget. Het agentschap brengt de budgethouder daarvan op de hoogte een maand voor de ingangsdatum van het verval van de beslissingen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2020-12-11/20, art. 8, 012; Inwerkingtreding : 01-02-2021>
HOOFDSTUK 8. [1 - Controle en begeleidende maatregelen]1
----------
(1)
Afdeling 1. - Controle
Art.27.[1 § 1. Zorginspectie controleert ter plaatse of op basis van stukken of de bepalingen, vermeld in dit besluit, worden nageleefd.
De budgethouders [2 , de bijstandsorganisaties en de vergunde zorgaanbieders]2 verlenen hun medewerking aan de uitoefening van het toezicht door Zorginspectie. Als daarom verzocht wordt, stellen ze de stukken die verband houden met de besteding van het budget, ter beschikking.
§ 2. Het agentschap kan de overeenkomsten, vermeld in artikel 7, die de budgethouder heeft gesloten [2 en de bewijzen voor de kosten die zijn meegedeeld in het kader van de besteding van het budget als cashbudget, bij de budgethouder of in voorkomend geval bij de bijstandsorganisatie of bij de vergunde zorgaanbieder opvragen]2.
§ 3. Als een budgethouder nalaat gevolg te geven aan drie opeenvolgende verzoeken van Zorginspectie om medewerking te verlenen aan de uitoefening van het toezicht, of nalaat gevolg te geven aan drie opeenvolgende verzoeken van Zorginspectie om de stukken, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, te bezorgen, of nalaat gevolg te geven aan drie opeenvolgende verzoeken van het agentschap om de overeenkomsten en bewijzen, vermeld in paragraaf 2, te bezorgen, betaalt het agentschap de kosten, vermeld op de kostenstaten, vermeld in artikel 22, niet langer terug [2 , vervalt]2 de beslissing van het agentschap over de terbeschikkingstelling van het budget [2 en kunnen de kosten die al zijn terugbetaald gedurende maximaal vijf jaar, voorafgaand aan de datum van de beslissing tot stopzetting van de terbeschikkingstelling van het budget, teruggevorderd worden]2.]1
----------
(1)<BVR 2018-06-08/23, art. 48, 004; Inwerkingtreding : 27-08-2018>
(2)<BVR 2020-12-11/20, art. 9, 012; Inwerkingtreding : 01-02-2021>
Afdeling 2. - Begeleidende maatregelen bij oneigenlijk gebruik
Art. 27/1. [1 Als het agentschap of Zorginspectie vaststelt dat het budget dat ter beschikking is gesteld en dat wordt ingezet als een cashbudget, niet wordt besteed conform artikel 4, 5, 7, 19 en 22 tot en met 24, kan het agentschap maatregelen opleggen als vermeld in artikel 27/2 en 27/3.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2018-06-08/23, art. 48, 004; Inwerkingtreding : 27-08-2018>
Art. 27/2. [1 Bij een eerste vaststelling van een niet-conforme besteding als vermeld in artikel 27/1, brengt het agentschap de betrokken budgethouder daarvan op de hoogte en informeert het de budgethouder over de aard van de niet-conformiteit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2018-06-08/23, art. 48, 004; Inwerkingtreding : 27-08-2018>
Art. 27/3.[1 § 1. Na twee verschillende vaststellingen van niet-conforme besteding als vermeld in artikel 27/1, binnen een periode van drie maanden kan het agentschap de betrokken budgethouder verwijzen naar een bijstandsorganisatie. De budgethouder is dan verplicht om zich voor het beheer van zijn budget te laten bijstaan door een bijstandsorganisatie. De budgethouder sluit een overeenkomst met een bijstandsorganisatie waarin wordt voorzien in ministens vier sessies [2 meer]2 hoogdrempelige individuele bijstand. De bijstand die wordt geboden door de bijstandsorganisatie, wordt vergoed met het budget van de betrokken persoon met een handicap.
De budgethouder deelt de overeenkomst, vermeld in het eerste lid, mee aan het agentschap.[2 De vier sessies, vermeld in het eerste lid, zijn afgerond binnen achttien maanden na de beslissing van het agentschap waarbij het de budgethouder naar een bijstandsorganisatie verwijst. ]2 De bijstandsorganisaties informeren het agentschap over de bijstand die is verleend conform het eerste lid.
§ 2. Als de budgethouder nalaat de overeenkomst, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, aan te gaan en zich te laten bijstaan door een bijstandsorganisatie[2 of de budgethouder nalaat de vier sessies, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, af te ronden binnen achttien maanden na de beslissing van het agentschap waarbij het de budgethouder naar een bijstandsorganisatie verwijst]2, of als het agentschap of Zorginspectie opnieuw tweemaal vaststelt dat het budget niet wordt besteed conform artikel 4, 5, 7, 19 en 22 tot en met 24, nadat de budgethouder is verplicht zich te laten bijstaan door een bijstandsorganisatie, kan het agentschap beslissen dat de budgethouder zich gedurende een periode van maximaal twee jaar moet laten bijstaan door een bijstandsorganisatie bij de opmaak van een overeenkomst als vermeld in artikel 7, voor de mededeling van de gegevens van die overeenkomsten, vermeld in artikel 17, § 1, eerste lid, en bij de opmaak en mededeling van de kostenstaten, vermeld in artikel 22.
Het agentschap informeert de budgethouder over zijn beslissing, vermeld in het eerste lid.
De budgethouder sluit een overeenkomst met een bijstandsorganisatie, die de taken, vermeld in het eerste lid, zal opnemen, waarin wordt voorzien in [2 meer]2 hoogdrempelige individuele bijstand, die wordt vergoed met het budget van de persoon met een handicap. De budgethouder deelt die overeenkomst mee aan het agentschap.
De bijstandsorganisatie, vermeld in de overeenkomst, vermeld in het derde lid, informeert het agentschap over de bijstand die wordt verleend in het kader van de voormelde overeenkomst.
§ 3. Als de budgethouder geen overeenkomst sluit als vermeld in paragraaf 2, derde lid, binnen twee maanden te rekenen vanaf de datum van de beslissing van het agentschap, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, kan het agentschap beslissen dat de budgethouder het budget gedurende twee jaar, te rekenen vanaf de datum vermeld in de beslissing van het agentschap, uitsluitend kan inzetten als een voucher bij een vergunde zorgaanbieder.
Het agentschap deelt zijn beslissing, vermeld in het eerste lid, mee aan de budgethouder.
De kosten vermeld op een kostenstaat als vermeld in artikel 22, worden niet meer terugbetaald vanaf de datum, vermeld in de beslissing van het agentschap.
§ 4. Als de budgethouder het budget na de beslissing van het agentschap, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, niet inzet als een voucher, vervalt de beslissing van het agentschap over de terbeschikkingstelling van het budget.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2018-06-08/23, art. 48, 004; Inwerkingtreding : 27-08-2018>
(2)<BVR 2024-01-19/10, art. 7, 022; Inwerkingtreding : 21-03-2024>
Art. 27/4. [1 Onverminderd de toepassing van artikel 27/1 tot en met 27/3 kan het agentschap de kosten, vermeld op de kostenstaten, vermeld in artikel 22, die terugbetaald zijn aan de budgethouder, terugvorderen als vastgesteld wordt dat die kosten verband houden met een niet-conforme besteding van het cashbudget als vermeld in artikel 27/1.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2018-06-08/23, art. 48, 004; Inwerkingtreding : 27-08-2018>
Afdeling 3. - Maatregelen bij onvoldoende besteding van een budget
Art. 27/8. [1 Het agentschap monitort de besteding van de budgetten op jaarbasis.
Als het agentschap vaststelt dat er gedurende een kalenderjaar geen overeenkomsten als vermeld in artikel 7 of 13, eerste lid, zijn meegedeeld aan het agentschap, of als de budgethouder die het budget inzet als een cashbudget, gedurende een kalenderjaar geen kostenstaten als vermeld in artikel 22 heeft ingediend, neemt het agentschap daarover met een brief en telefonisch contact op met de budgethouder.
Als de budgethouder niet reageert op de brief, vermeld in het tweede lid, binnen dertig dagen nadat hij is verzonden, stuurt het agentschap een herinneringsbrief naar de budgethouder.
Als de budgethouder niet reageert op die herinneringsbrief, kan het agentschap beslissen dat de budgethouder zich moet laten bijstaan door een bijstandsorganisatie. De budgethouder sluit een overeenkomst met een bijstandsorganisatie waarin wordt voorzien in ministens vier sessies hoogdrempelige individuele bijstand. De bijstand die wordt geboden door de bijstandsorganisatie, wordt vergoed met het budget van de persoon met een handicap.
De budgethouder deelt de overeenkomst, vermeld in het vierde lid, mee aan het agentschap. De bijstandsorganisaties informeren het agentschap over de bijstand die is verleend conform het vierde lid.
Als de budgethouder geen overeenkomst sluit als vermeld in het vierde lid, worden de kosten vermeld op een kostenstaat als vermeld in artikel 22, niet meer terugbetaald en vervalt de beslissing van het agentschap over de terbeschikkingstelling van het budget.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2018-06-08/23, art. 48, 004; Inwerkingtreding : 27-08-2018>
HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
Art.28. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2016.
Art. 29. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.