10 APRIL 2014. - Wet tot wijziging van verschillende bepalingen met het oog op de oprichting van een nationaal register voor gerechtsdeskundigen en tot oprichting van een nationaal register voor beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-12-2014 en tekstbijwerking tot 28-05-2024)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering
Art. 2-5
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 6-18
HOOFDSTUK 4. [1 - Wijziging van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering]1
Art. 19
HOOFDSTUK 5.
Art. 20-27
HOOFDSTUK 6. - Overgangsbepalingen
Art. 28-29
HOOFDSTUK 7. - Inwerkingtreding
Art. 30
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering
Art.2. In artikel 44 van het Wetboek van strafvordering, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 12 maart 1998, worden het tweede en het derde lid opgeheven.
Art.3. In artikel 44bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 15 april 1958, wordt § 2 opgeheven.
Art.4. In artikel 282, eerste lid van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 21 december 2009, wordt de zinsnede "ten minste eenentwintig jaar oud, en doet hem, eveneens op straffe van nietigheid, de eed afleggen dat hij trouw het gezegde zal vertalen, dat moet worden overgebracht aan degenen die een verschillende taal spreken" opgeheven.
Art.5. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 646 ingevoegd, luidende :
"Art. 646. Voor de in dit Wetboek bedoelde deskundigen, zijn de artikelen 991ter tot 991undecies van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing voor de taken die zij als gerechtsdeskundige uitvoeren.".
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art.6. Artikel 978, § 1, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 december 2009, wordt opgeheven.
Art.7. Artikel 985, derde lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 30 december 2009, wordt opgeheven.
Art.8. Artikel 986, derde lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 15 mei 2007, wordt opgeheven.
Art.9. In het vierde deel, boek II, titel III, hoofdstuk VIII, afdeling VI, van hetzelfde Wetboek wordt een onderafdeling 6 ingevoegd, luidende :
"Onderafdeling 6. De gerechtsdeskundigen"
Art.10. In onderafdeling 6, ingevoegd bij artikel 9, wordt een artikel 991ter ingevoegd, luidende :
"Art. 991ter. Behoudens de uitzondering bedoeld in artikel 991decies, zijn uitsluitend de personen die, op beslissing van de minister van Justitie, opgenomen zijn in het nationaal register voor gerechtsdeskundigen, gemachtigd de titel van gerechtsdeskundige te voeren en bevoegd om opdrachten als gerechtsdeskundige te aanvaarden en uit te voeren.".
Art.11. In dezelfde onderafdeling 6 wordt een artikel 991quater ingevoegd, luidende :
"Art. 991quater. Worden opgenomen in het nationaal register voor gerechtsdeskundigen, de natuurlijke personen die :
1° ten minste vijf jaar relevante ervaring gedurende een periode van acht jaar voorafgaand aan de aanvraag tot registratie aantonen in het domein van deskundigheid en specialisatie waarvoor zij zich als gerechtsdeskundige laten registeren;
2° onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie of er wettelijk verblijven;
3° een door het gemeentebestuur van hun woon- of verblijfplaats afgegeven uittreksel uit het strafregister bedoeld in artikel 595 van het Wetboek van strafvordering voorleggen dat niet ouder is dan drie maanden; personen die niet over een woon- of verblijfplaats in België beschikken, leggen een gelijkwaardig document voor van de lidstaat van de Europese Unie waar zij hun woon- of verblijfplaats hebben;
4° niet veroordeeld zijn, zelfs niet met uitstel, tot enige correctionele of criminele straf, bestaande uit een geldboete, een werkstraf of een gevangenisstraf, behoudens veroordelingen wegens inbreuken op de wetgeving betreffende de politie over het wegverkeer en behoudens veroordelingen die volgens de minister van Justitie kennelijk geen bezwaar vormen voor de uitvoering van onderzoeken in het domein van deskundigheid en specialisatie waarvoor ze zich als gerechtsdeskundige laten registreren. Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op personen die in het buitenland tot een soortgelijke straf zijn veroordeeld door een in kracht van gewijsde gegane veroordeling;
5° ten overstaan van de minister van Justitie schriftelijk verklaren dat zij zich ter beschikking stellen van de gerechtelijke overheden, die een beroep kunnen doen op hun diensten;
6° het bewijs leveren dat zij over de nodige beroepsbekwaamheid en juridische kennis beschikken;
7° ten overstaan van de minister van Justitie schriftelijk verklaren dat zij instemmen met de door de Koning op te stellen deontologische code, die minstens de principes van onafhankelijkheid en onpartijdigheid bevat;
8° de door artikel 991novies, § 1, voorgeschreven eed hebben afgelegd.".
Art.12. In dezelfde onderafdeling 6 wordt een artikel 991quinquies ingevoegd, luidende :
"Art. 991quinquies. § 1. Het nationaal register voor gerechtsdeskundigen wordt door de minister van Justitie beheerd en op regelmatige tijdstippen bijgewerkt.
§ 2. Het register bevat de volgende gegevens :
1° de naam, de voornaam en het geslacht van de gerechtsdeskundige;
2° de contactgegevens welke de gerechtelijke overheden die een beroep kunnen doen op zijn diensten in staat stellen hem te bereiken;
3° de deskundigheid en de specialisatie waarvoor hij is geregistreerd;
4° de gerechtelijke arrondissementen waarvoor hij beschikbaar is.
Dit register kan vrij worden geraadpleegd op de webstek van de Federale Overheidsdienst Justitie.".
Art.13. In dezelfde onderafdeling 6 wordt een artikel 991sexies ingevoegd, luidende :
"Art. 991sexies. Aan de gerechtsdeskundige die opgenomen wordt in het nationaal register voor gerechtsdeskundigen, wordt door de minister van Justitie een identificatienummer en een legitimatiekaart uitgereikt, waarvan het model wordt vastgesteld bij koninklijk besluit.
Het identificatienummer wordt opgenomen in het eindverslag dat wordt bedoeld in artikel 978, § 1.
In geval van verlies van de titel van gerechtsdeskundige, of ingeval de gerechtsdeskundige er afstand van doet, wordt de legitimatiekaart onverwijld aan de minister van Justitie teruggegeven en wordt het identificatienummer in het nationaal register voor gerechtsdeskundigen geschrapt.".
Art.14. In dezelfde onderafdeling 6 wordt een artikel 991septies ingevoegd, luidende :
"Art. 991septies. § 1 Indien bij herhaling kennelijk ontoereikende prestaties worden geleverd of het gedrag of de handelwijze van de gerechtsdeskundige de waardigheid van de functie schaadt of aan de in artikel 991quater, 7°, bedoelde deontologie tekortkomt, kan de minister van Justitie, op voorstel van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg waar de betrokkene zijn beroepsactiviteiten uitoefent of op voorstel van de procureur des Konings en na kennis te hebben genomen van de opmerkingen van de betrokkene, bij een met redenen omklede beslissing diens naam tijdelijk of definitief uit het nationaal register voor gerechtsdeskundigen schrappen. De duur van de tijdelijke schrapping wordt afhankelijk van de ernst van de tekortkoming door de minister bepaald, zonder dat zij één jaar te boven mag gaan.
§ 2. Indien de betrokkene geen woon- of verblijfplaats heeft in België, kan de minister van Justitie op voorstel van de eerste voorzitter van het hof van beroep te Brussel of op voorstel van de procureur des Konings, tot de in § 1 bedoelde schrapping beslissen in dezelfde gevallen en op dezelfde wijze als in § 1 wordt bepaald.".
Art.15. In dezelfde onderafdeling 6 wordt een artikel 991octies ingevoegd, luidende :
"Art. 991octies. Het in artikel 991quater, 6°, bedoelde bewijs wordt geleverd door het voorleggen aan de minister van Justitie van :
1° wat de beroepsbekwaamheid betreft, een diploma in het domein van deskundigheid waarvoor de kandidaat zich als gerechtsdeskundige laat registeren en een bewijs waaruit de vijf jaar relevante ervaring gedurende een periode van acht jaar voorafgaand aan de aanvraag tot registratie blijkt;
2° wat de juridische kennis betreft, een getuigschrift, waaruit deze kennis blijkt en dat is afgegeven door een door de Koning erkende instelling.".
Art.16. In dezelfde onderafdeling 6 wordt een artikel 991novies ingevoegd, luidende :
"Art. 991novies. § 1. De kandidaat die voldoet aan de bij artikel 991quater, 1° tot 7° bepaalde voorwaarden legt in handen van de voorzitter van het hof van beroep van het rechtsgebied van de plaats waar hij zijn beroepsactiviteiten uitoefent of, in geval van uitoefening van de beroepsactiviteiten binnen een vennootschap, de rechter van de maatschappelijke zetel of van de hoofdplaats van vestiging van de vennootschap, de volgende eed af :
"Ik zweer dat ik mijn opdracht in eer en geweten, nauwgezet en eerlijk zal vervullen", of :
"Je jure que je remplirai ma mission en honneur et conscience, avec exactitude et probité.", of
"Ich schwöre, dass ich den mir erteilten Auftrag auf Ehre und Gewissen genau und ehrlich erfüllen werde.".
Deze eed is geldig voor alle opdrachten die nadien aan de betrokkene in zijn hoedanigheid van gerechtsdeskundige zullen worden toevertrouwd.
§ 2. De kandidaat die geen woon- of verblijfplaats heeft in België, legt de eed af in handen van de eerste voorzitter van het hof van beroep te Brussel.".
Art.17. In dezelfde onderafdeling 6 wordt een artikel 991decies ingevoegd, luidende :
"Art. 991decies. Onverminderd artikel 991ter kan de gerechtelijke overheid die de opdracht geeft bij een met redenen omklede beslissing een deskundige aanwijzen die niet in het nationaal register van gerechtsdeskundigen is opgenomen, in de hierna genoemde gevallen:
- in spoedeisende gevallen;
- wanneer geen gerechtsdeskundige met de vereiste deskundigheid en specialisatie beschikbaar is;
- wanneer het nationaal register, gelet op de specifieke aard van het geschil, geen gerechtsdeskundige bevat die beschikt over de vereiste deskundigheid en specialisatie.
Enkel en alleen voor de hem toegewezen opdracht voert de in het eerste lid bedoelde deskundige de titel van gerechtsdeskundige. Hij ondertekent zijn verslag op straffe van nietigheid en zijn handtekening wordt voorafgegaan door de volgende schriftelijke eed:
"Ik zweer dat ik mijn opdracht in eer en geweten, nauwgezet en eerlijk vervuld heb", of
"Je jure avoir rempli ma mission en honneur et conscience, avec exactitude et probité.", of
"Ich schwöre dass ich den mir erteilten Auftrag auf Ehre und Gewissen, genau und erlich erfült habe.".
In voorkomend geval wordt er van deze procedure, van de beweegredenen en van de naam en voornaam van de aangestelde deskundige melding gemaakt in de beslissing tot aanstelling of op het zittingsblad.".
Art.18. In dezelfde onderafdeling 6 wordt een artikel 991undecies ingevoegd, luidende :
"Art. 991undecies. Gerechtsdeskundigen kunnen beslissen een opdracht niet te aanvaarden.".
HOOFDSTUK 4. [1 - Wijziging van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering]1
----------
(1)
Art.19.[1 In artikel 5, § 2, van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid aanvullen met de woorden "en die werd opgenomen in het nationaal register van gerechtsdeskundigen overeenkomstig artikel 991quater van het Gerechtelijk Wetboek";
2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende :
"Enkel in de gevallen en op de wijze bepaald in artikel 991decies van het Gerechtelijk Wetboek, kan het psychiatrisch deskundigenonderzoek uitgevoerd worden onder de leiding en de verantwoordelijkheid van een psychiater die geen houder is van de beroepstitel forensisch psychiater".]1
----------
(1)<W 2014-05-05/11, art. 131, 002; Inwerkingtreding : 01-10-2016>
HOOFDSTUK 5.
Art.20.
<Opgeheven bij W 2019-05-05/19, art. 69, 005; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
Art.21.
<Opgeheven bij W 2019-05-05/19, art. 69, 005; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
Art.22.
<Opgeheven bij W 2019-05-05/19, art. 69, 005; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
Art.23.
<Opgeheven bij W 2019-05-05/19, art. 69, 005; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
Art.24.
<Opgeheven bij W 2019-05-05/19, art. 69, 005; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
Art.25.
<Opgeheven bij W 2019-05-05/19, art. 69, 005; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
Art.26.
<Opgeheven bij W 2019-05-05/19, art. 69, 005; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
Art.27.
<Opgeheven bij W 2019-05-05/19, art. 69, 005; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
HOOFDSTUK 6. - Overgangsbepalingen
Art.28.[1 Deskundigen die werken voor de gerechtelijke overheden vóór 1 december 2016 dienen uiterlijk [2 op 1 december 2022]2 aan de bepalingen ervan te voldoen.
Na voorlegging van het bewijs van deze werkzaamheid worden de betrokken deskundigen voorlopig opgenomen in het nationaal register voor gerechtsdeskundigen met de vermelding van het voorlopig karakter van deze opname voor zover zij voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 555/8, 1°, 2° en 3° van het Gerechtelijk Wetboek. Zij zijn onderworpen aan de verplichtingen voorzien in artikel 555/9 van het Gerechtelijk Wetboek.
Uiterlijk op [2 30 november 2022]2 worden zij, nadat zij hiertoe een aanvraag hebben ingediend, opgenomen in het nationaal register voor gerechtsdeskundigen en voor beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken, voor zover zij bij hun opname voldoen aan de voorwaarden voorzien in artikel 555/8, 1° tot 4° van het Gerechtelijk Wetboek. In dat geval betalen de gerechtsdeskundigen uiterlijk op [2 30 november 2022]2 de bijdrage in de kosten, bedoeld in artikel 555/11 voor de opname in het register. Artikel 555/7 is op hen van toepassing. [3 Deskundigen die hiertoe een aanvraag hebben ingediend en waarvan de inschrijving in het nationaal register op 30 november 2022 nog niet is afgehandeld, blijven ingeschreven in het nationaal register totdat er een beslissing over hun inschrijving is genomen overeenkomstig artikel 555/7, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek.]3
De personen die nog niet actief waren als deskundige voor de gerechtelijke overheden op 1 december 2016, kunnen voorlopig worden opgenomen in het register, voor zover zij voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 555/8, 1°, 2° en 3° van het Gerechtelijk Wetboek en zij, voor wat betreft artikel 555/8, 4°, van het Gerechtelijk Wetboek enkel het bewijs leveren van de nodige beroepsbekwaamheid. Zij zijn onderworpen aan de verplichtingen voorzien in artikel 555/9 van het Gerechtelijk Wetboek. Hun voorlopige opname vervalt uiterlijk op [2 30 november 2022]2, tenzij zij worden opgenomen in het nationaal register overeenkomstig de bepalingen van het vorig lid. [3 Deskundigen die hiertoe een aanvraag hebben ingediend en waarvan de inschrijving in het nationaal register op 30 november 2022 nog niet is afgehandeld, blijven ingeschreven in het nationaal register totdat er een beslissing over hun inschrijving is genomen overeenkomstig artikel 555/7, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek.]3
De personen die vallen onder de toepassing van dit artikel leggen binnen de zes maanden na de inwerkingtreding van deze bepaling de eed af overeenkomstig artikel 555/14 van het Gerechtelijk Wetboek.]1
----------
(1)<W 2019-05-05/19, art. 66, 005; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
(2)<W 2020-12-20/02, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 24-12-2020>
(3)<W 2024-05-15/03, art. 118, 007; Inwerkingtreding : 01-12-2022>
Art.29.[1 Vertalers, tolken en vertaler-tolken die werkzaam zijn voor de bevoegde overheden voor 1 december 2016 dienen uiterlijk [2 op 1 december 2022]2 aan de bepalingen ervan te voldoen.
Na voorlegging van het bewijs van deze werkzaamheid worden zij voorlopig opgenomen in het nationaal register voor beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken met de vermelding van het voorlopig karakter van deze opname voor zover zij voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 555/8, 1°, 2° en 3° van het Gerechtelijk Wetboek. Zij zijn onderworpen aan de verplichtingen voorzien in artikel 555/9 van het Gerechtelijk Wetboek.
Uiterlijk op [2 30 november 2022]2 worden zij, nadat zij hiertoe een aanvraag hebben ingediend, opgenomen in het nationaal register voor gerechtsdeskundigen, voor beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken, voor zover zij bij hun opname voldoen aan de voorwaarden omschreven in artikel 555/8, 1° tot 4° van het Gerechtelijk Wetboek. In dat geval betalen de beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken uiterlijk op [2 30 november 2022]2 de bijdrage in de kosten, bedoeld in artikel 555/11 van het Gerechtelijk Wetboek. Artikel 555/7 van het Gerechtelijk Wetboek is op hen van toepassing. [3 De vertalers, tolken en vertaler-tolken die hiertoe een aanvraag hebben ingediend en waarvan de inschrijving in het nationale register op 30 november 2022 nog niet is afgehandeld, blijven ingeschreven in het nationale register totdat er een beslissing over hun inschrijving is genomen overeenkomstig artikel 555/7, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek.]3
De vertalers, tolken en vertalers-tolken die nog niet werkzaam zijn voor de overheden op 1 december 2016, kunnen voorlopig worden opgenomen in het register, voor zover zij voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 555/8, 1°, 2° en 3° van het Gerechtelijk Wetboek en zij, voor wat betreft artikel 555/8, 4°, van het Gerechtelijk Wetboek enkel het bewijs leveren van de nodige beroepsbekwaamheid. Zij zijn onderworpen aan de verplichtingen bedoeld in artikel 555/9 van het Gerechtelijk Wetboek. Hun voorlopige opname vervalt uiterlijk op [2 30 november 2022]2, tenzij zij worden opgenomen in het nationaal register overeenkomstig de bepalingen van het vorig lid. [3 De vertalers, tolken en vertaler-tolken die hiertoe een aanvraag hebben ingediend en waarvan de inschrijving in het nationale register op 30 november 2022 nog niet is afgehandeld, blijven ingeschreven in het nationale registerw totdat er een beslissing over hun inschrijving is genomen overeenkomstig artikel 555/7, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek.]3
De personen die vallen onder de toepassing van dit artikel leggen binnen de zes maanden na de inwerkingtreding van deze bepaling de eed af overeenkomstig artikel 555/14 van het Gerechtelijk Wetboek.]1
----------
(1)<W 2019-05-05/19, art. 67, 005; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
(2)<W 2020-12-20/02, art. 10, 006; Inwerkingtreding : 24-12-2020>
(3)<W 2024-05-15/03, art. 118, 007; Inwerkingtreding : 01-12-2022>
HOOFDSTUK 7. - Inwerkingtreding
Art. 30. Deze wet treedt in werking op de door de Koning te bepalen datum en uiterlijk op de eerste dag van de vierentwintigste maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.