9 DECEMBER 1808. - WETBOEK VAN STRAFVORDERING. - BOEK II, TITEL II. (Art. 217 tot en met 406) (Om technische redenen is het Wetboek van Strafvordering ingedeeld in 8 delen waarvan het vierde deel Titel II van het tweede Boek omvat) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-08-1990 en tekstbijwerking tot 17-06-2024)
TITEL II. - [1 Het hof van assisen]1
Hoofdstuk I. [1 Algemene bepaling]1
Art. 216octies
Hoofdstuk II. [1 De bevoegdheid van het hof van assisen]1
Art. 216novies
Hoofdstuk III. - [1 De inbeschuldigingstelling]1
Art. 217-235, 235bis, 235ter, 235quater, 235quinquies, 236-250
Hoofdstuk IV. - [1 Voorziening tegen het verwijzingsarrest]1.
Art. 251-253
Hoofdstuk V. [1 Procedure voorafgaand aan de zitting ten gronde]1
Afdeling 1. [1De ambtsverrichtingen van de voorzitter]1
Art. 254-258, 258/1, 258/2
Afdeling 2. [1 De ambtsverrichtingen van de procureur-generaal]1
Art. 259-265
§ I.
Art. 266-270
§ II.
Art. 271-273
Hoofdstuk VI. [1 Rechtspleging voor het hof van assisen ]1
Afdeling 1. [1 De preliminaire zitting]1
Art. 274-278, 278bis, 279, 279bis
Afdeling 2. [1 De zitting ten gronde]1
Onderafdeling 1. [1 Algemene bepaling]1
Art. 280
Onderafdeling 2. [1 De ambtsverrichtingen van de voorzitter]1
Art. 281-282, 282bis, 283
Onderafdeling 3. [1 De ambtsverrichtingen van de procureur-generaal]1
§ 3. (...) < W 10-07-1967, art. 1, 140 °>
Art. 284, 284bis
Onderafdeling 4. [1 De oproeping en verschijning van de partijen]1
Art. 285-286
Onderafdeling 5. [1 De samenstelling van de jury]1
Art. 287-290
HOOFDSTUK III.
Onderafdeling 6. [1 De behandeling ter terechtzitting]1
Art. 291-292, 292bis, 292ter, 293-309
HOOFDSTUK IV.
AFDELING I.
Art. 310-312, 312bis, 313-315, 315bis, 316-317, 317bis, 317ter, 317quater, 317quinquies, 318-321
Onderafdeling 7. [1 De schuldvraag]1
Art. 322-327, 327bis, 328-329, 329bis, 329ter, 329quater, 329quinquies, 329sexies, 330-335, 335bis, 336-340
Onderafdeling 8. [1 De straftoemeting]1
Art. 341-346, 346/1
Afdeling 3. [1 De burgerrechtelijke belangen]1
Art. 347-352
Afdeling 4. [1 Algemene bepalingen]1
Art. 353-354
Hoofdstuk VII. [1 De rechtsmiddelen]1
Afdeling 1. [1 Algemene bepaling]1
Art. 355
Afdeling 2. [1 Verzet]1
Art. 356
AFDELING II.
Art. 357-358
Afdeling 3. [1 Voorziening in cassatie]1
Art. 359
Hoofdstuk VIII. [1 De tenuitvoerlegging van de beslissing]1
Art. 360-363
Titel IIbis . [1 Algemene bepalingen betreffende de ambtsverrichtingen en opdrachten van het parket-generaal.]1
Art. 364, 364bis, 365-369, 369bis, 370-380
HOOFDSTUK V.
AFDELING I.
Art. 381-392
AFDELING II.
Art. 393-406
TITEL II. - [1 Het hof van assisen]1
----------
(1)
Hoofdstuk I. [1 Algemene bepaling]1
----------
(1)
Art. 216octies. [1 Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder " hof " : de voorzitter en de twee assessoren. Het hof wordt bijgestaan door een jury.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2009-12-21/14, art. 12, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Hoofdstuk II. [1 De bevoegdheid van het hof van assisen]1
----------
(1)
Art. 216novies. [1 Het hof van assisen neemt kennis van misdaden, met uitzondering van de gevallen waarin toepassing gemaakt wordt van artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2009-12-21/14, art. 14, 020; Inwerkingtreding : 01-05-2010>
Hoofdstuk III. - [1 De inbeschuldigingstelling]1
----------
(1)
Art.217.[1 De procureur-generaal bij het hof van beroep is gehouden de zaak in gereedheid te brengen binnen de kortst mogelijke tijd na ontvangst van de stukken die hem zijn toegezonden ter voldoening aan artikel 133 of aan artikel 135 en de regeling van de rechtspleging te vorderen voor de kamer van inbeschuldigingstelling.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 16, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.218.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 17, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.219.[1 Wanneer de kamer van inbeschuldigingstelling de zaak in beraad houdt om haar beschikking uit te spreken, bepaalt zij de dag voor die uitspraak.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 18, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.220. Indien de zaak behoort tot die welke voorbehouden zijn (...) aan het Hof van Cassatie, is de procureur-generaal gebonden de schorsing en de verwijzing te vorderen en is de kamer gehouden die te bevelen. <W 10-07-1967, art. 1, 118°>
Art.221.Behoudens het geval van het vorige artikel, onderzoeken de rechters of er tegen de verdachte bewijzen of aanwijzingen bestaan omtrent [1 een feit dat tot de bevoegdheid van het hof van assisen behoort]1, en of die bewijzen of aanwijzingen sterk genoeg zijn om de inbeschuldigingstelling uit te spreken.
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 19, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.222.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 20, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.223.[2 De procureur-generaal deelt de plaats, de dag en het uur van verschijning met alle passende middelen aan de gekende slachtoffers mee. De slachtoffers die de taal van de procedure niet verstaan, hebben het recht een vertaling van die inlichtingen te verkrijgen in een taal die zij verstaan. Het verzoek dient ter griffie van de bevoegde rechtbank te worden neergelegd. De vertaling wordt verstrekt binnen een redelijke termijn. De kosten van vertaling zijn ten laste van de Staat.]2
<W 19-08-1920, enig art.> De verdachte, de burgerlijke partij en hun raadslieden worden gehoord.
Te dien einde wordt het dossier, ten minste [1 vijftien dagen]1 vóór de verschijning, te hunner beschikking gesteld op de griffie. Zij mogen een afschrift ervan doen nemen.
De getuigen zullen niet verschijnen.
(De burgerlijke partij en de verdachte kunnen zich laten vertegenwoordigen met inachtneming van de regels die gelden inzake verschijning voor de raadkamer.) <W 16-02-1961, art. 3, § 2>
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 21, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2016-10-28/07, art. 10, 031; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
Art.224. De procureur-generaal, na zijn schriftelijke en ondertekende vordering ter tafel te hebben neergelegd, verwijdert zich, evenals de griffier.
Art.225. De rechters beraadslagen zonder verwijl en zonder met iemand in verbinding te komen.
Art.226.[1 De kamer van inbeschuldigingstelling beslist bij een en hetzelfde arrest over de samenhangende misdrijven waarvan de stukken terzelfder tijd zijn voorgelegd.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 22, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.227. (Misdrijven zijn samenhangend :
1° hetzij wanneer zij tegelijkertijd gepleegd zijn door verscheidene personen tezamen;
2° hetzij wanneer zij gepleegd zijn door verschillende personen, zelfs op onderscheiden tijdstippen en op onderscheiden plaatsen, maar ten gevolge van een door hen tevoren gemaakte afspraak, hetzij wanneer de schuldigen het ene misdrijf hebben gepleegd om zich de middelen te verschaffen tot het plegen van het andere, om de uitvoering ervan te vergemakkelijken of te voltooien, of om de straffeloosheid ervan te verzekeren;
3° hetzij wanneer de band die bestaat tussen twee of meer misdrijven van zodanige aard is dat hij, met het oog op een goede rechtsbedeling en onder voorbehoud van de eerbiediging van de rechten van verdediging, vereist dat die misdrijven samen aan dezelfde strafrechtbank ter beoordeling worden voorgelegd.) <W 2001-06-21/42, art. 58, 011; Inwerkingtreding : 21-05-2002>
Art.228.[1 De kamer van inbeschuldigingstelling kan, zo nodig, binnen de kortst mogelijke tijd :
1° nieuwe onderzoekingen bevelen;
2° de overbrenging bevelen van overtuigingsstukken die [2 ...]2 in bewaring zijn gebleven.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 24, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2018-05-25/02, art. 4, 034; Inwerkingtreding : 09-06-2018>
Art.229.[1 Indien de kamer van inbeschuldigingstelling van oordeel is dat er tegen de inverdenkinggestelde geen voldoende bezwaren bestaan, verklaart zij dat er geen reden is tot vervolging.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 25, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.230.Indien [1 de kamer van inbeschuldigingstelling]1 oordeelt dat de verdachte moet worden verwezen naar een politierechtbank of naar een correctionele rechtbank, spreekt [1 zij]1 de verwijzing uit en wijst de rechtbank aan die van de zaak kennis moet nemen.
[1 Tweede lid opgeheven]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 26, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.231.[1 Indien het een feit betreft dat behoort tot de bevoegdheid van het hof van assisen, en de kamer van inbeschuldigingstelling voldoende bezwaren aanwezig acht om de inbeschuldigingstelling te wettigen, verwijst zij de inverdenkinggestelde naar het hof van assisen, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden.
Indien de misdaad in de beschikking tot gevangenneming verkeerd omschreven is, vernietigt de kamer van inbeschuldigingstelling die beschikking en geeft een nieuwe.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 27, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.232.[1 De partijen zijn gehouden in België keuze van woonplaats te doen, indien zij er hun woonplaats of verblijfplaats niet hebben, uiterlijk op het ogenblik van de verwijzing door de kamer van inbeschuldigingstelling naar het hof van assisen. De keuze van woonplaats geldt voor de procedure voor het hof van assisen, voor de uitvoering van het arrest dat erop volgt en voor het rechtsmiddel dat tegen dit arrest wordt aangewend. Hebben de partijen geen woonplaats gekozen, dan kunnen zij het verzuim van de betekening niet inroepen tegen de akten die hen luidens de wet moesten worden betekend. Elke betekening wordt geldig op de gekozen woonplaats gedaan, zolang de partij niet bij een ter post aangetekende brief met ontvangstmelding aan de procureur-generaal een wijzigingsbericht doet geworden.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 28, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.233.[1 De beschikking tot gevangenneming, door de raadkamer of door de kamer van inbeschuldigingstelling gegeven overeenkomstig artikel 26, § 5, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, wordt opgenomen in het arrest van inbeschuldigingstelling.
Dit arrest houdt het bevel in de beschuldigde bij de uitvoering ervan te brengen naar het huis van arrest gevestigd bij het hof van assisen waarnaar hij wordt verwezen.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 29, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.234.De arresten worden ondertekend door alle rechters die ze hebben gewezen; zij vermelden, op straffe van nietigheid, [1 ...]1 de naam van iedere rechter.
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 30, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.235.In alle zaken kunnen de [1 kamers van inbeschuldigingstelling]1, zolang zij niet beslist hebben of de inbeschuldigingstelling dient te worden uitgesproken, om het even of de eerste rechters al dan niet een onderzoek hebben ingesteld, ambtshalve vervolgingen gelasten, zich de stukken doen overleggen, de zaak onderzoeken of doen onderzoeken, en daarna beschikken zoals het behoort.
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 31, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art. 235bis.<Ingevoegd bij W 1998-03-12/39, art. 32; Inwerkingtreding : 1998-10-02> § 1. Bij de regeling van de rechtspleging onderzoekt de kamer van inbeschuldigingstelling, op vordering van het openbaar ministerie of op verzoek van een van de partijen, de regelmatigheid van de haar voorgelegde procedure. Zij kan dit zelfs ambtshalve doen.
§ 2. De kamer van inbeschuldigingstelling handelt op dezelfde wijze in de andere gevallen waarin ze kennis neemt van de zaak.
§ 3. Wanneer de kamer van inbeschuldigingstelling ambtshalve de regelmatigheid van de rechtspleging onderzoekt en er een nietigheid, een grond van niet- ontvankelijkheid of van verval van de strafvordering kan bestaan, beveelt ze de debatten te heropenen.
§ 4. De kamer van inbeschuldigingstelling hoort, in openbare terechtzitting indien ze op verzoek van een partij daartoe besluit, de opmerkingen van de procureur-generaal, de burgerlijke partij en de inverdenkinggestelde [3 , en zulks ongeacht of het toezicht op de regeling van de rechtspleging gebeurt op verzoek van een partij dan wel op vordering van het openbaar ministerie.]3. [5De kamer van inbeschuldigingstelling kan beslissen dat de inverdenkinggestelde die zich in voorlopige hechtenis bevindt in een videoconferentie verschijnt.]5
§ 5. De onregelmatigheden, verzuimen of nietigheden als bedoeld in artikel 131, § 1, of met betrekking tot de verwijzingsbeschikking die door de kamer van inbeschuldigingstelling zijn onderzocht, kunnen niet meer opgeworpen worden voor de feitenrechter, behoudens de middelen die verband houden met de bewijswaardering [1 ...]1. Hetzelfde geldt voor de gronden van niet-ontvankelijkheid of van verval van de strafvordering, behalve wanneer ze zijn ontstaan na de debatten voor de kamer van inbeschuldigingstelling. De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing ten aanzien van de partijen die pas na de verwijzing naar het vonnisgerecht in de rechtspleging betrokken zijn, behalve indien de stukken uit het dossier worden verwijderd overeenkomstig artikel 131, § 2, of overeenkomstig § 6 van dit artikel.
§ 6. Wanneer de kamer van inbeschuldigingstelling een onregelmatigheid, verzuim of nietigheid als bedoeld in artikel 131, § 1, of een grond van niet-ontvankelijkheid of van verval van de strafvordering vaststelt, spreekt zij, als daartoe grond bestaat, de nietigheid uit van de handeling die erdoor is aangetast en van een deel of het geheel van de erop volgende rechtspleging. Nietigverklaarde stukken worden uit het dossier verwijderd en neergelegd ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg [4 ...]4. (De ter griffie neergelegde stukken mogen niet worden ingezien, en mogen niet in de strafprocedure worden aangewend.) [2 De kamer van inbeschuldigingstelling oordeelt, met inachtneming van de rechten van de andere partijen, in welke mate de ter griffie neergelegde stukken nog in de strafprocedure mogen worden ingezien en aangewend door een partij. De kamer van inbeschuldigingstelling geeft in haar beslissing aan, aan wie de stukken moeten worden teruggegeven, dan wel wat er gebeurt met de nietigverklaarde stukken.]2 <W 2001-07-04/40, art. 8, 012; Inwerkingtreding : 03-08-2001>
(NOTA : bij arrest nr. 86/2002 van 8 mei 2002, heeft het Arbitragehof, in artikel 235bis, § 6, de zin " De ter griffie neergelegde stukken mogen niet worden ingezien, en mogen niet in de strafprocedure worden aangewend. " vernietigd, zie B.S. 24-05-2002, p. 22509 - 22514)
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 32, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2012-12-14/52, art. 3, 023; Inwerkingtreding : 02-05-2013>
(3)<W 2012-12-14/52, art. 7, 023; Inwerkingtreding : 02-05-2013>
(4)<W 2016-02-05/11, art. 99, 027; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(5)<W 2016-01-29/08, art. 5, 028; Inwerkingtreding : 01-09-2017, (NOTA : bij arrest nr.76/2018 van 21-06-2018 (B.St. 02-07-2018, p. 53419), heeft het Grondwettelijk Hof dit artikel 5 vernietigd)>
Art. 235ter.<ingevoegd bij W 2005-12-27/34, art. 23; Inwerkingtreding : 30-12-2005> § 1. De kamer van inbeschuldigingstelling is belast met de controle over de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden [4 observatie, infiltratie en burgerinfiltratie]4 [2 , en over de toepassing van de maatregel bedoeld in artikel 46sexies indien daarbij een vertrouwelijk dossier werd aangelegd]2.
De kamer van inbeschuldigingstelling onderzoekt, op vordering van het openbaar ministerie, de regelmatigheid van de bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie bij het afsluiten van het opsporingsonderzoek waarin deze methoden werden toegepast en alvorens het openbaar ministerie tot rechtstreekse dagvaarding overgaat [2 bij het afsluiten van het opsporingsonderzoek]2.
De kamer van inbeschuldigingstelling onderzoekt op het ogenblik dat de onderzoeksrechter zijn dossier aan de procureur des Konings overzendt krachtens artikel 127, § 1, eerste lid, op vordering van het openbaar ministerie, de regelmatigheid van de bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie [2 en van de maatregel bedoeld in artikel 46sexies]2 die werden toegepast in het kader van het gerechtelijk onderzoek of in het daaraan voorafgaande opsporingsonderzoek.
§ 2. De kamer van inbeschuldigingstelling doet uitspraak binnen dertig dagen na ontvangst van de vordering van het openbaar ministerie. Deze termijn wordt teruggebracht tot acht dagen indien één van de inverdenkinggestelden zich in voorlopige hechtenis bevindt.
De kamer van inbeschuldigingstelling hoort, afzonderlijk en buiten de aanwezigheid van de partijen, de opmerkingen van de procureur-generaal.
Zij hoort, (in aanwezigheid van de procureur-generaal, afzonderlijk de burgerlijke partijen en de inverdenkinggestelden,) na kennisgeving die hen door de griffier ten laatste achtenveertig uur vóór de zitting [5 per faxpost, bij gewone brief of langs elektronische weg]5 wordt gedaan. De griffier stelt hen in dezelfde post eveneens ter kennis dat het strafdossier tijdens deze periode op de griffie in origineel of in kopie ter inzage ligt. [3De kamer van inbeschuldigingstelling kan beslissen dat de inverdenkinggestelde die zich in voorlopige hechtenis bevindt in een videoconferentie verschijnt.]3 <W 2009-01-16/31, art. 3, 019; Inwerkingtreding : 16-01-2009>
[2 Zij kan, met betrekking tot de toegepaste bijzondere opsporingsmethoden [4</font> observatie, infiltratie en burgerinfiltratie]4 en de maatregel bedoeld in artikel 46sexies, de onderzoeksrechter, [4 de in de artikelen 47sexies, § 3, 6°, 47octies, § 3, 6°, en 47novies/1, § 4, 6°, bedoelde officier van gerechtelijke politie]4 en de officier van gerechtelijke politie belast met de leiding over de uitvoering van de maatregel bedoeld in artikel 46sexies, afzonderlijk en buiten de aanwezigheid van de partijen horen.]2
[2 De kamer van inbeschuldigingstelling kan de onderzoeksrechter gelasten [4 de politieambtenaren die belast zijn met de uitvoering van de observatie, de infiltratie en de burgerinfiltratie, de burgerinfiltrant en de in artikelen 47octies, § 1, tweede lid, en 47novies/1, § 1, tweede lid, bedoelde burger]4 de politieambtenaren die belast zijn met de uitvoering van de observatie en infiltratie, en de in artikel 47octies, § 1, tweede lid, bedoelde burger, te horen met toepassing van de artikelen 86bis en 86ter. Zij kan beslissen bij het verhoor door de onderzoeksrechter aanwezig te zijn of één van haar leden daartoe af te vaardigen.]2
§ 3. Het openbaar ministerie legt aan de voorzitter van de kamer van inbeschuldigingstelling het vertrouwelijk dossier voor bedoeld in [2 [4 de artikelen 46sexies, § 3, zevende lid, 47septies, § 1, tweede lid, 47novies, § 1, tweede lid, of 47novies/3, § 1, tweede lid]4]2 dat betrekking heeft op het opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek bedoeld in § 1. Enkel de magistraten van de kamer van inbeschuldigingstelling hebben het recht dit vertrouwelijk dossier in te zien.
De voorzitter van de kamer van inbeschuldigingstelling neemt de nodige maatregelen ter beveiliging van het vertrouwelijk dossier. Hij bezorgt het vertrouwelijk dossier, na kennisname ervan, onmiddellijk aan het openbaar ministerie terug.
§ 4. [4 In het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling mag geen gewag worden gemaakt van de inhoud van het vertrouwelijk dossier, noch van enig element dat de afscherming van de gebruikte technische hulpmiddelen en de politionele onderzoekstechnieken of de vrijwaring van de veiligheid en de afscherming van de identiteit van de informant, de burgerinfiltrant, de politieambtenaren die belast zijn met de uitvoering van de observatie, de infiltratie en de burgerinfiltratie, of de maatregel bedoeld in artikel 46sexies, en de in de artikelen 46sexies, § 1, derde lid, 47octies, § 1, tweede lid, en 47novies/1, § 1, tweede lid, bedoelde burger in het gedrang kan brengen.]4
§ 5. Er wordt verder gehandeld overeenkomstig artikel 235bis, §§ 5 en 6.
§ 6. [1 ...]1.
----------
(1)<W 2016-02-05/11, art. 100, 027; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(2)<W 2016-12-25/37, art. 26, 030; Inwerkingtreding : 27-01-2017>
(3)<W 2016-01-29/08, art. 6, 028; Inwerkingtreding : 01-09-2017, (NOTA : bij arrest nr.76/2018 van 21-06-2018 (B.St. 02-07-2018, p. 53419), heeft het Grondwettelijk Hof dit artikel 6 vernietigd)>
(4)<W 2018-07-22/04, art. 12, 035; Inwerkingtreding : 17-08-2018>
(5)<W 2024-03-27/02, art. 13, 044; Inwerkingtreding : 08-04-2024>
Art. 235quater.<ingevoegd bij W 2005-12-27/34, art. 24; Inwerkingtreding : 30-12-2005> § 1. Onverminderd de uitoefening van de controle bedoeld in artikel 235ter, kan de kamer van inbeschuldigingstelling voorlopig, ambtshalve, op verzoek van de onderzoeksrechter of op vordering van het openbaar ministerie, tijdens het gerechtelijk onderzoek, de regelmatigheid onderzoeken van de bijzondere opsporingsmethoden [2 observatie, infiltratie en burgerinfiltratie]2 [1 en van de maatregel bedoeld in artikel 46sexies indien daarbij een vertrouwelijk dossier werd aangelegd,]1 die werden toegepast in het kader van dit gerechtelijk onderzoek of in het daaraan voorafgaande opsporingsonderzoek.
Opdat de kamer van inbeschuldigingstelling haar controle ambtshalve zou kunnen uitoefenen, informeren de procureurs des Konings van haar rechtsgebied systematisch en onmiddellijk de voorzitter van de kamer van inbeschuldigingstelling over de dossiers waarvoor tot [2 observaties, infiltraties of burgerinfiltraties]2 werd beslist door het openbaar ministerie of door de onderzoeksrechter.
§ 2. De kamer van inbeschuldigingstelling hoort, afzonderlijk en buiten de aanwezigheid van de partijen, de opmerkingen van de procureur-generaal.
[1 Zij kan, met betrekking tot de toegepaste bijzondere opsporingsmethoden [2 observatie, infiltratie of burgerinfiltratie]2 en de maatregel bedoeld in artikel 46sexies, de onderzoeksrechter, [2 de in de artikelen 47sexies, § 3, 6°, 47octies, § 3, 6°, en 47novies/1, § 4, 6°, bedoelde officier van gerechtelijke politie]2 en de officier van gerechtelijke politie belast met de leiding over de uitvoering van de maatregel bedoeld in artikel 46sexies afzonderlijk en buiten de aanwezigheid van de partijen horen.]1
§ 3. Het openbaar ministerie legt aan de voorzitter van de kamer van inbeschuldigingstelling het vertrouwelijk dossier voor bedoeld in [1 [2 de artikelen 46sexies, § 3, zevende lid, 47septies, § 1, tweede lid, 47novies, § 1, tweede lid, of 47novies/3, § 1, tweede lid]2]1, dat betrekking heeft op het gerechtelijk onderzoek bedoeld in § 1. Enkel de magistraten van de kamer van inbeschuldigingstelling hebben het recht dit vertrouwelijk dossier in te zien.
De voorzitter van de kamer van inbeschuldigingstelling neemt de nodige maatregelen ter beveiliging van het vertrouwelijk dossier. Hij bezorgt het vertrouwelijk dossier, na kennisname ervan, onmiddellijk aan het openbaar ministerie terug.
§ 4. [2 In het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling mag geen gewag worden gemaakt van de inhoud van het vertrouwelijk dossier, noch van enig element dat de afscherming van de gebruikte technische hulpmiddelen en de politionele onderzoekstechnieken of de vrijwaring van de veiligheid en de afscherming van de identiteit van de informant, de burgerinfiltrant, de politieambtenaren die belast zijn met de uitvoering van de observatie, de infiltratie, de burgerinfiltratie of de maatregel bedoeld in artikel 46sexies, en de in de artikelen 46sexies, § 1, derde lid, 47octies, § 1, tweede lid, en 47novies/1, § 1, tweede lid, bedoelde burger in het gedrang kan brengen]2.
----------
(1)<W 2016-12-25/37, art. 26, 030; Inwerkingtreding : 27-01-2017>
(2)<W 2018-07-22/04, art. 13, 035; Inwerkingtreding : 17-08-2018>
Art. 235quinquies. [1 § 1. Onverminderd de controle bedoeld in de artikelen 235ter en 235quater, onderzoekt de kamer van inbeschuldigingstelling, op vordering van het openbaar ministerie, driemaandelijks en dit zolang deze niet is beëindigd, de regelmatigheid van de bijzondere opsporingsmethode burgerinfiltratie.
Uiterlijk drie maanden te rekenen van de datum van de machtiging bedoeld in artikel 47novies/1, § 4 en telkenmale uiterlijk drie maanden te rekenen vanaf de datum van het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling overeenkomstig dit artikel, legt het openbaar ministerie aan de voorzitter van de kamer van inbeschuldigingstelling het vertrouwelijk dossier voor bedoeld in artikel 47novies/3, § 1, tweede lid. Enkel de magistraten van de kamer van inbeschuldigingstelling hebben het recht dit vertrouwelijk dossier in te zien.
De voorzitter van de kamer van inbeschuldigingstelling neemt de nodige maatregelen ter beveiliging van het vertrouwelijk dossier. Hij bezorgt het vertrouwelijk dossier, na kennisname ervan, onmiddellijk aan het openbaar ministerie terug.
§ 2. De kamer van inbeschuldigingstelling doet uitspraak binnen acht dagen na ontvangst van de vordering van het openbaar ministerie. De kamer van inbeschuldigingstelling hoort, afzonderlijk en buiten de aanwezigheid van de partijen, de opmerkingen van de procureur-generaal.
Zij kan, met betrekking tot de toegepaste bijzondere opsporingsmethode burgerinfiltratie de onderzoeksrechter en de in de artikel 47novies/1, § 4, 6°, bedoelde officier van gerechtelijke politie afzonderlijk en buiten de aanwezigheid van de partijen horen.
§ 3. In het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling mag geen gewag worden gemaakt van de inhoud van het vertrouwelijk dossier, noch van enig element dat de afscherming van de gebruikte technische hulpmiddelen en de politionele onderzoekstechnieken of de vrijwaring van de veiligheid en de afscherming van de identiteit van de informant, de burgerinfiltrant, en de politieambtenaren die belast zijn met de uitvoering van de observatie, de infiltratie en de burgerinfiltratie in het gedrang kan brengen.
Het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling wordt slechts door het openbaar ministerie bij het strafdossier gevoegd op het ogenblik dat de zaak bij de kamer van inbeschuldigingstelling wordt aanhangig gemaakt op basis van artikel 235ter.
§ 4. De procureur des Konings beslist over de voortzetting van de lopende burgerinfiltratie, rekening houdend met het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-07-22/04, art. 14, 035; Inwerkingtreding : 17-08-2018>
Art.236.[1 In het geval van artikel 235 wijst de kamer van inbeschuldigingstelling een magistraat als raadsheer-onderzoeker aan. Zij kan een van haar leden aanwijzen.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 33, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.237.De rechter hoort de getuigen of geeft aan een van de rechters in de rechtbank van eerste aanleg binnen wier rechtsgebied zij wonen, opdracht om hun getuigenissen af te nemen, ondervraagt de verdachte, doet alle bewijzen of aanwijzingen die kunnen worden ingewonnen, schriftelijk vaststellen en [1 geeft]1 naar gelang van de omstandigheden een bevel tot medebrenging, tot bewaring of tot aanhouding.
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 34, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.238.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 35, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.239.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 35, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.240.[1 De overige bepalingen van dit Wetboek die niet in strijd zijn met de artikelen van titel II, zijn mede van toepassing.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 36, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.241.[1 Na de verwijzing behoudt de beschuldigde het recht om vrij verkeer te hebben met zijn raadsman.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 37, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.242.[1 Ter griffie wordt aan de beschuldigde en aan de burgerlijke partij inzage in het dossier verleend. De beschuldigde alsook de burgerlijke partij kunnen, op hun verzoek, kosteloos een afschrift van het dossier verkrijgen.]1 [2 Het kosteloos afschrift van het dossier kan ook in digitale vorm ter beschikking worden gesteld.]2
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 38, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2024-03-27/02, art. 14, 044; Inwerkingtreding : 08-04-2024>
Art.243. (Opgeheven) <W 2000-06-30/47, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 27-03-2001>
Art.244. (Opgeheven) <W 2000-06-30/47, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 27-03-2001>
Art.245. De procureur-generaal geeft bericht van het arrest van verwijzing naar het hof van assisen (...) zowel aan de burgemeester van de woonplaats van de beschuldigde, indien zij bekend is, als aan die van de plaats waar het misdrijf is gepleegd. <W 10-07-1967, art. 1, 128°>
Art.246.De verdachte te wiens aanzien [1 de kamer van inbeschuldigingstelling]1 beslist heeft dat er geen grond is om hem naar het hof van assisen (...) te verwijzen, kan wegens hetzelfde feit niet meer voor dat hof worden gebracht, tenzij nieuwe bezwaren zijn ingekomen. <W 10-07-1967, art. 1, 129°>
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 39, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.247.Als nieuwe bezwaren worden beschouwd de verklaringen van getuigen, de stukken en de processen-verbaal, die niet konden worden onderworpen aan het onderzoek van [1 de kamer van inbeschuldigingstelling]1 en toch geschikt zijn om de bewijzen te versterken die [1 de kamer van inbeschuldigingstelling]1 te zwak heeft bevonden, of om aangaande de feiten nadere gegevens te verstrekken die het vinden van de waarheid kunnen bevorderen.
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 40, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.248. In dat geval zendt de officier van gerechtelijke politie of de onderzoeksrechter onverwijld afschrift van de stukken en bezwaren aan de procureur-generaal bij het hof van beroep; op vordering van de procureur-generaal wijst de voorzitter van de kamer van inbeschuldigingstelling de rechter aan, voor wie op vervolging van de ambtenaar van het openbaar ministerie een nieuw onderzoek zal plaatsvinden overeenkomstig hetgeen voorgeschreven is.
[1 Evenwel kan de onderzoeksrechter, indien er reden toe is, op grond van de nieuwe bezwaren en vóór hun verzending aan de procureur-generaal een bevel tot aanhouding uitvaardigen tegen de verdachte die reeds in vrijheid mocht zijn gesteld overeenkomstig artikel 26, § 1, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 41, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.249. De procureur des Konings zendt om de acht dagen aan de procureur-generaal een staat van alle criminele, correctionele of politiezaken die zich hebben voorgedaan.
Art.250. Wanneer de procureur-generaal in die staat correctionele of politiezaken vindt die kenmerken van een zwaarder misdrijf vertonen, kan hij binnen vijftien dagen na de ontvangst van de staat de overbrenging van de stukken bevelen; daarna binnen een andere termijn van vijftien dagen na de dag van de ontvangst van de stukken doet hij zodanige vorderingen als hij geraden had, waarna het hof binnen drie dagen beschikt zoals het behoort.
Hoofdstuk IV. - [1 Voorziening tegen het verwijzingsarrest]1.
----------
(1)
Art.251.
<Opgeheven bij W 2014-02-14/02, art. 2, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2015>
Art.252.
<Opgeheven bij W 2014-02-14/02, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2015>
Art.253.
<Opgeheven bij W 2014-02-14/02, art. 4, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2015>
Hoofdstuk V. [1 Procedure voorafgaand aan de zitting ten gronde]1
----------
(1)
Afdeling 1. [1De ambtsverrichtingen van de voorzitter]1
----------
(1)
Art.254.[1 [2 Ten laatste vijftien dagen na de dagvaarding om te verschijnen op de preliminaire zitting]2 vergewist de voorzitter er zich van dat de beschuldigde een raadsman heeft gekozen om hem in zijn verdediging bij te staan. Indien dit niet het geval is, voegt hij hem, in overleg met de stafhouder, dadelijk een raadsman toe, op straffe van nietigheid van alles wat zal volgen.
Die toevoeging wordt als ongedaan beschouwd en de nietigheid wordt niet uitgesproken, indien de beschuldigde een raadsman kiest.
De voorzitter kan de beschuldigde ondervragen. In dat geval wordt de ondervraging vastgesteld bij een proces-verbaal dat wordt ondertekend door de voorzitter, de griffier en de beschuldigde.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 48, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2019-05-05/10, art. 44, 037; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art.255.[1 Zo de voorzitter het gerechtelijk onderzoek onvolledig acht of zo er sedert het afsluiten van het onderzoek nieuwe gegevens aan het licht zijn gekomen, kan hij alle onderzoeksdaden bevelen die hij nuttig acht, met uitzondering van een bevel tot aanhouding. De processen-verbaal en andere stukken of documenten die tijdens dat aanvullend gerechtelijk onderzoek worden verzameld, worden neergelegd ter griffie en bij het dossier van de rechtspleging gevoegd.
De griffier stelt de procureur-generaal en de partijen van die neerlegging in kennis en bezorgt aan elk van de partijen kosteloos een afschrift van het aanvullend dossier.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 49, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.256.[1 Vóór de opening van de zitting kan de voorzitter van ambtswege of op verzoek van het openbaar ministerie, de beschuldigde of de burgerlijke partij bevelen een zaak die niet in staat van wijzen is, naar een latere zitting te verwijzen of het tijdstip waarop de debatten zullen aanvangen, uitstellen.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 50, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.257.[1 Wanneer wegens een zelfde misdrijf verscheidene akten van beschuldiging zijn opgemaakt tegen verschillende beschuldigden, kan de procureur-generaal de samenvoeging vorderen en kan de voorzitter deze zelfs ambtshalve bevelen.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 51, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.258.[1 Wanneer de akte van beschuldiging verscheidene niet samenhangende misdrijven bevat, kan de voorzitter ambtshalve of op vordering van de procureur-generaal bevelen dat de beschuldigden vooralsnog niet terechtstaan dan voor één of verscheidene van die misdrijven.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 52, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art. 258/1. [1 § 1. De voorzitter kan beslissen, in het belang van een goede rechtsbedeling, hetzij door de onevenredigheid tussen de fysieke onthaalcapaciteit van het hof van assisen en het aantal procespartijen, hetzij door het groot aantal slachtoffers met een woonplaats in het buitenland, dat het verloop van de terechtzitting het voorwerp zal uitmaken van een geluidsopname of van een audiovisuele opname die de uitgestelde uitzending ervan mogelijk maakt, door middel van een telecommunicatiemiddel dat de vertrouwelijkheid van de verzending garandeert, voor de slachtoffers en hun advocaten die om de toegang tot de uitzending hebben verzocht. Hij motiveert zijn beslissing rekening houdend met de voormelde criteria.
§ 2. De voorzitter kan evenwel verbieden om alle of een deel van de debatten uit te zenden om de sereniteit van de debatten te garanderen of om de verstoring van de openbare orde te voorkomen en kan om die reden de uitzending ten allen tijde onderbreken.
§ 3. Het opnemen van deze opname of het uitzenden ervan aan derden wordt bestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot twee jaar en met geldboete van tweehonderd euro tot tienduizend euro of met een van die straffen alleen.
§ 4. Wanneer de voorzitter beslist om dit artikel toe te passen, wordt dit met alle passende middelen meegedeeld aan de gekende slachtoffers en hun advocaten. De slachtoffers en hun advocaten moeten ten minste acht dagen voor aanvang van de zitting aan de griffie of aan het parket meedelen dat zij de uitzending van de geluidsopname of van de audiovisuele opname van de terechtzittingen willen ontvangen.
§ 5. Wanneer de slachtoffers en hun advocaten worden geïnformeerd over de praktische modaliteiten van toegang tot de uitzending van de debatten worden zij expliciet op de hoogte gebracht van de bepaling in paragraaf 3.
§ 6. Het gebruik van het systeem vereist de verwerking van de volgende gegevens:
1° Voor elke verschijnende natuurlijke persoon:
a) de naam en voornamen;
b) in voorkomend geval, de geboortedatum en -plaats;
c) in voorkomend geval, de woonplaats;
d) in voorkomend geval, het rijksregisternummer;
e) in voorkomend geval, het ondernemingsnummer van de onderneming die hij vertegenwoordigt;
f) in voorkomend geval, het adres van maatschappelijke zetel van de onderneming die hij vertegenwoordigt.
2° voor elke gebruiker, de metagegevens gegenereerd door de connectie met het systeem;
3° de stem en, in voorkomend geval, de afbeelding van de personen die deelnemen aan de zitting;
4° de gegevens, met inbegrip van de persoonsgegevens, meegedeeld in de loop van de zitting.
§ 7. De gegevens worden bewaard voor de duur van het proces en de opnames kunnen in geen geval langer dan een jaar worden bewaard.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2022-07-30/03, art. 2, 040; Inwerkingtreding : 18-08-2022>
Art. 258/2. [1 Onverminderd hetgeen bepaald is in artikel 258/1 kan de voorzitter beslissen dat het verloop van de terechtzitting het voorwerp zal uitmaken van een geluidsopname of van een audiovisuele opname wanneer deze opname van belang is voor het aanleggen van historische justitiearchieven.
In geval van geluidsopname of audiovisuele opname, zoals voorzien in het eerste lid en in artikel 258/1, wordt de digitale drager met de volledige opname van de debatten, na het sluiten van de debatten, bij het strafdossier gevoegd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2022-07-30/03, art. 3, 040; Inwerkingtreding : 18-08-2022>
Afdeling 2. [1 De ambtsverrichtingen van de procureur-generaal]1
----------
(1)
Art.259.[1 De procureur-generaal vervolgt, hetzij zelf, hetzij door de door hem afgevaardigde magistraat, elke persoon die in beschuldiging gesteld is in de vorm voorgeschreven in hoofdstuk III. De inbeschuldigingstelling, van deze titel. Hij mag geen andere beschuldiging voor het hof brengen op straffe van nietigheid, en, indien daartoe grond bestaat, kan tegen hem verhaal op de rechter worden ingesteld.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 54, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.260.[1 Zodra de procureur-generaal of de door hem afgevaardigde magistraat de stukken ontvangt, ziet hij erop toe dat de voorbereidende handelingen worden verricht en dat alles in gereedheid is voor de debatten.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 55, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.261.[1 In alle gevallen waarin de beschuldigde naar het hof van assisen wordt verwezen, is de procureur-generaal gehouden een akte van beschuldiging op te stellen.
De akte van beschuldiging beschrijft :
1° de aard van het misdrijf dat aan de beschuldiging ten grondslag ligt;
2° het feit en alle omstandigheden die de straf kunnen verzwaren of verminderen; de beschuldigde wordt met name erin genoemd en duidelijk aangewezen.
De akte van beschuldiging eindigt aldus :
" Bijgevolg wordt N... beschuldigd die bepaalde doodslag, die bepaalde diefstal, of die andere bepaalde misdaad, met die en die omstandigheid, te hebben gepleegd.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 56, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.262.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 57, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.263. (Opgeheven) <W 10-07-1967, art. 1, 133° en W 10-10-1967, art. 32>
Art.264.[1 Hij doet in naam van de wet alle vorderingen die hij nuttig oordeelt; het hof is gehouden hem akte ervan te verlenen en erover te beslissen.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 58, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.265.[1 De procureur-generaal ondertekent zijn vorderingen. Vorderingen die worden gedaan tijdens de debatten, worden door de griffier in zijn proces-verbaal opgenomen en eveneens door de procureur-generaal ondertekend. Alle beslissingen waartoe die vorderingen aanleiding hebben gegeven, worden ondertekend door de rechter-voorzitter en door de griffier.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 59, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
§ I.
Art.266.[1 Wanneer het hof de vordering van de procureur-generaal niet inwilligt, wordt noch het onderzoek noch de uitspraak gestuit of geschorst, met dien verstande evenwel dat de procureur-generaal na het arrest zich in cassatie kan voorzien, indien daartoe grond bestaat.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 61, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.267.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 62, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.268.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 62, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.269.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 62, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.270.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 62, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
§ II.
Art.271.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 64, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.272.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 64, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.273.[1 In alle gevallen waarin de procureurs des Konings en de voorzitters gemachtigd zijn om de ambtsverrichtingen van officier van gerechtelijke politie of van onderzoeksrechter waar te nemen, kunnen zij aan de procureur des Konings, de onderzoeksrechter en de vrederechter, zelfs van een gerechtelijk arrondissement gelegen nabij de plaats van het misdrijf, de ambtsverrichtingen waarmee zij onderscheidenlijk belast zijn, opdragen, met uitzondering van het verlenen tegen de verdachten van de bevelen tot medebrenging en tot aanhouding.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 65, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Hoofdstuk VI. [1 Rechtspleging voor het hof van assisen ]1
----------
(1)
Afdeling 1. [1 De preliminaire zitting]1
----------
(1)
Art.274.[1 Vóór de terechtzitting ten gronde houdt de voorzitter een preliminaire zitting voor het samenstellen van de in artikel 278 bedoelde lijst van getuigen.
De voorzitter doet uitspraak binnen de kortst mogelijke termijn.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 68, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.275.[1 De procureur-generaal laat in één exploot de akte van beschuldiging en de dagvaarding voor de preliminaire zitting betekenen aan de beschuldigde en de andere partijen. Hij voegt daar een kopie van het arrest van verwijzing aan toe. Indien de beschuldigde zich in hechtenis bevindt, moet die betekening aan de persoon worden gedaan.]1
[2 [3 De beschuldigden die de taal van de procedure niet verstaan, ontvangen de schriftelijke vertaling van de relevante passages van de akte van beschuldiging in een taal die zij verstaan en die ze hebben gekozen voorafgaand aan het eerste verhoor overeenkomstig artikel 47bis van dit Wetboek of artikel 16, § 6bis, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, zodat zij kennis hebben van de hen ten laste gelegde feiten en zij zich effectief kunnen verdedigen. Het secretariaat van het parket staat in voor de opdracht tot vertaling van het document en de verzending ervan.]3
De burgerlijke partijen die de taal van de procedure niet verstaan, hebben het recht een vertaling van de inlichtingen betreffende de plaats, de dag en het uur van de verschijning te verkrijgen in een taal die zij verstaan.
De verzoeken om vertaling dienen ter griffie van de bevoegde rechtbank te worden neergelegd.
De vertalingen worden verstrekt binnen een redelijke termijn.
De kosten van vertaling zijn ten laste van de Staat.]2
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 69, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2016-10-28/07, art. 11, 031; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
(3)<W 2024-04-25/24, art. 8, 046; Inwerkingtreding : 27-06-2024>
Art.276.[1 De termijn van dagvaarding is ten minste twintig dagen, tenzij de partijen daar uitdrukkelijk afstand van doen.
Bij niet-naleving van deze termijn en op voorwaarde dat een van de partijen die niet-naleving opwerpt uiterlijk bij de opening van de preliminaire zitting en vóór alle exceptie of verweer, bepaalt de voorzitter van het hof van assisen bij beschikking ambtshalve een nieuwe datum en een nieuw uur voor de preliminaire zitting.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 70, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.277.[1 De beschuldigde en de burgerlijke partij verschijnen persoonlijk of worden vertegenwoordigd door een advocaat.
Ingeval de beschuldigde persoonlijk verschijnt, verschijnt hij ongeboeid en slechts vergezeld door bewakers om te beletten dat hij ontvlucht. De voorzitter vraagt hem zijn naam, zijn voornamen, zijn leeftijd, zijn beroep, zijn woonplaats en zijn geboorteplaats.
Het bepaalde in artikel 190, eerste lid, en in de artikelen 282, eerste tot derde lid, en 283 is van toepassing.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 71, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.278.[1 § 1. [2 Uiterlijk tien dagen voor de preliminaire zitting legt de procureur-generaal ter griffie de lijst neer van de getuigen die hij wenst te horen. Uiterlijk vijf dagen voor de preliminaire zitting leggen de overige partijen de lijst neer van de bijkomende getuigen die zij wensen te horen. De lijsten bevatten de gegevens van die getuigen. Zo de gegevens van bepaalde getuigen ontbreken of onvolledig zijn, verricht de procureur-generaal het nodige opzoekingswerk. Bij die lijsten wordt een motivering van de keuze van de getuigen gevoegd.]2
In de lijst wordt een onderscheid gemaakt tussen de personen die zullen getuigen over de feiten en de schuld, enerzijds, en de moraliteitsgetuigen anderzijds.
§ 2. Nadat de voorzitter de opmerkingen van de procureur-generaal en de partijen heeft gehoord, stelt hij de lijst van getuigen vast en bepaalt hij de volgorde waarin ze zullen worden gehoord. De moraliteitsgetuigen van de beschuldigde zullen steeds het laatst worden gehoord.
Indien een moraliteitsgetuige evenwel ook moet worden gehoord over de feiten of de schuld, kan de voorzitter beslissen dat diens moraliteitsgetuigenis tegelijk zal worden ontvangen met diens getuigenis over de feiten of de schuld.
De voorzitter streeft ernaar om de duur van de terechtzitting zo kort mogelijk te houden.
[2 De voorzitter kan de verzoeken van de partijen afwijzen wanneer vaststaat dat de voorgedragen getuigen kennelijk niet kunnen bijdragen tot de waarheidsvinding met betrekking tot het aan de beschuldigde ten laste gelegde feit, diens schuld of onschuld, of tot de moraliteit van de beschuldigde of het slachtoffer.]2
Wat de personen betreft die over de feiten zullen getuigen, worden in elk geval een of meer politieambtenaren die verantwoordelijk zijn voor het opstellen van de chronologische synthese van de feiten, de eerste vaststellingen en het verloop van het onderzoek opgenomen op de lijst van getuigen.
Wat de moraliteitsgetuigen betreft, worden in elk geval een of meer politieambtenaren die verantwoordelijk zijn voor het opstellen van het moraliteitsonderzoek opgenomen op de lijst van getuigen.
§ 3. De lijst van getuigen die tijdens de terechtzitting zullen worden gehoord, wordt opgenomen in het arrest van de preliminaire zitting. Die lijst bevat de namen, het beroep en de verblijfplaats van de getuigen, evenals het aantal getuigen van wie bepaalde identiteitsgegevens overeenkomstig artikel 296 ter terechtzitting niet zullen worden vermeld, onverminderd de door artikel 281 aan de voorzitter verleende bevoegdheid.
In voorkomend geval kunnen ook reeds de nadere regels inzake het verhoor van bepaalde getuigen overeenkomstig de artikelen 294, 298 en 299 worden bepaald.
§ 4. [3 Tegen dit arrest kan een voorziening in cassatie worden ingesteld samen met de voorziening in cassatie tegen het eindarrest.]3]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 72, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2019-05-05/10, art. 45, 037; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
(3)<W 2024-01-18/06, art. 11, 043; Inwerkingtreding : 05-02-2024>
Art. 278bis. [1 Op straffe van verval omschrijven de partijen bij conclusie alle onregelmatigheden, verzuimen of nietigheden en alle gronden van niet-ontvankelijkheid of verval van de strafvordering die zij overeenkomstig artikel 235bis, § 5, voor de feitenrechter kunnen opwerpen. De voorzitter doet hierover uitspraak in een afzonderlijk arrest dan dit bedoeld in artikel 278, § 3. De eis tot cassatie tegen dit arrest wordt ingesteld samen met de eis tegen het eindarrest, bedoeld in artikel 359.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-05-05/10, art. 46, 037; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art.279.[1 De voorzitter kan, op basis van concrete gegevens, die aan het licht zijn gekomen na de controle van de kamer van inbeschuldigingstelling krachtens artikel 235ter, hetzij ambtshalve, hetzij op vordering van het openbaar ministerie, hetzij op verzoek van de beschuldigde, de burgerlijke partij of hun advocaten, de kamer van inbeschuldigingstelling gelasten de controle over de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden [2 observatie, infiltratie of burgerinfiltratie]2 uit te oefenen met toepassing van artikel 235ter.
Deze vordering of dit verzoek dient, op straffe van verval, voor ieder ander rechtsmiddel te worden opgeworpen, behalve indien het middel betrekking heeft op nieuwe en concrete elementen die tijdens de terechtzitting aan het licht zijn gekomen.
De voorzitter zendt het dossier aan het openbaar ministerie over, teneinde de zaak daartoe bij de kamer van inbeschuldigingstellling aan te brengen.
Buiten het in het eerste lid bedoelde geval kan de voorzitter bij wettigheidsincidenten met betrekking tot de controle op de bijzondere opsporingsmethoden [2 observatie, infiltratie en burgerinfiltratie]2, de zaak aan het openbaar ministerie overzenden teneinde deze bij de bevoegde kamer van inbeschuldigingstelling aan te brengen voor de in artikel 235ter bepaalde controle.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 73, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2018-07-22/04, art. 15, 035; Inwerkingtreding : 17-08-2018>
Art. 279bis.[1 Bij het onderzoek ten gronde van een dossier dat een niet geclassificeerd proces-verbaal bevat als bedoeld in artikel 19/1 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten kan de voorzitter, hetzij ambtshalve, hetzij op vordering van het openbaar ministerie, hetzij op verzoek van de beschuldigde, de burgerlijke partij of hun advocaten, het Vast Comité I een schriftelijk advies vragen over de wettelijkheid van de methode voor de verzameling van gegevens.
Deze vordering of dit verzoek dient, op straffe van verval, vóór ieder ander rechtsmiddel te worden opgeworpen, behalve indien het middel betrekking heeft op concrete en nieuwe elementen die tijdens de terechtzitting aan het licht zijn gekomen.
De voorzitter zendt het dossier aan het openbaar ministerie over, teneinde de zaak daartoe voor het Vast Comité I aan te brengen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2010-02-04/26, art. 37, 021; Inwerkingtreding : onbepaald , ten laatste op 01-09-2010>
Afdeling 2. [1 De zitting ten gronde]1
----------
(1)
Onderafdeling 1. [1 Algemene bepaling]1
----------
(1)
Art.280.[1 Het onderzoek ter terechtzitting wordt mondeling gevoerd.
De beschuldigde verschijnt ongeboeid en wordt slechts vergezeld door bewakers om te beletten dat hij ontvlucht. De voorzitter vraagt hem zijn naam, zijn voornamen, zijn leeftijd, zijn beroep, zijn woonplaats en zijn geboorteplaats.
Het bepaalde in artikel 190, eerste lid, geldt eveneens voor het hof van assisen.
Wanneer de debatten eenmaal begonnen zijn, moeten zij worden voortgezet zonder onderbreking, en zonder enigerlei verbinding met de buitenwereld, tot na de beslissing over de schuldvraag. De voorzitter mag ze alleen schorsen voor de nodige rustpozen ten behoeve van het hof, de gezworenen, de getuigen, de beschuldigden en de burgerlijke partijen.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 76, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Onderafdeling 2. [1 De ambtsverrichtingen van de voorzitter]1
----------
(1)
Art.281.[1 § 1. De voorzitter is er persoonlijk mee belast de gezworenen bij de uitoefening van hun taak te begeleiden en hen te informeren over instanties waar ze na de beëindiging van hun taak terecht kunnen voor psychologische ondersteuning, hen op hun plichten te wijzen, in het bijzonder op hun plicht tot discretie, en hen aan te sporen om zich afzijdig te houden van de media. Hij is er ook persoonlijk mee belast het gehele onderzoek voor te zitten en de volgorde te bepalen waarin het woord wordt verleend aan hen die het vragen.
Hij is belast met de handhaving van de orde ter terechtzitting.
Hij mag evenwel op voorbehouden plaatsen geen personen toelaten waarvan de tegenwoordigheid niet is verantwoord, hetzij door het onderzoek van de zaak of door de dienst bij de terechtzitting, hetzij wegens hun ambt of beroep.
§ 2. De voorzitter neemt, zelfs ambtshalve, elke nuttige maatregel om alle bewijzen à charge en à décharge te verzamelen. Hij leidt de debatten op een objectieve en onpartijdige wijze. De voorzitter bezit een discretionaire macht, krachtens welke hij alles vermag te doen wat hij nuttig acht om de waarheid te vinden; de wet schrijft hem voor naar eer en geweten al zijn krachten in te spannen om de waarheid aan het licht te brengen.
De voorzitter kan in de loop van de debatten alle personen oproepen, zelfs bij bevel tot medebrenging, en hen verhoren, of zich alle nieuwe stukken doen brengen, die, volgens de nadere gegevens ter terechtzitting verstrekt door de beschuldigden of door de getuigen, naar zijn oordeel op het betwiste feit meer licht kunnen werpen.
De aldus opgeroepen getuigen worden gehoord overeenkomstig de bij de artikelen 295 tot 299 bepaalde voorschriften.
Alles wat de debatten zou verlengen zonder hoop te geven op meer zekerheid omtrent de uitkomst, moet door de voorzitter worden afgewezen.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 78, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.282.[1 [3 Ingeval de beschuldigde, de burgerlijke partij, de getuigen of een van hen niet dezelfde taal spreken, benoemt de voorzitter ambtshalve een beëdigd tolk. Het proces-verbaal van de terechtzitting maakt melding van de bijstand door de beëdigd tolk, alsmede van diens naam en hoedanigheid. De kosten van vertolking zijn ten laste van de Staat.]3
De beschuldigde, de burgerlijke partij en de procureur-generaal kunnen de tolk wraken, op voorwaarde dat zij de reden van hun wraking opgeven.
De voorzitter doet uitspraak.
Zelfs met instemming van de beschuldigde, van de burgerlijke partij en van de procureur-generaal kan de tolk niet worden gekozen uit de getuigen en de gezworenen, zulks op straffe van nietigheid.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 79, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2014-04-10/90, art. 4, 025; Inwerkingtreding : 01-12-2016>
(3)<W 2016-10-28/07, art. 12, 031; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
Art. 282bis.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 80, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.283.[1 [2 Indien de beschuldigde of de burgerlijke partij lijdt aan gehoor- of spraakstoornissen, benoemt de voorzitter ambtshalve een beëdigd tolk. De betrokkene heeft het recht te vragen dat die bijstand wordt aangevuld met de bijstand door de persoon die het meest gewoon is met hem om te gaan. In voorkomend geval maakt het proces-verbaal van de terechtzitting melding van de naam van de derde die de bijstand heeft verleend. De kosten van vertolking zijn ten laste van de Staat.]2
[2 Hetzelfde geschiedt ten aanzien van de getuige die lijdt aan gehoor- of spraakstoornissen en die niet kan schrijven.]2
De overige bepalingen van artikel 282 zijn van toepassing.
[2 Ingeval de getuige die lijdt aan gehoor- of spraakstoornissen kan schrijven, worden de tot hem gerichte vragen en opmerkingen door de griffier op schrift gesteld; zij worden overhandigd aan de getuige, die zijn of haar antwoord of verklaring schriftelijk geeft. De griffier leest alles voor.]2]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 81, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2016-10-28/07, art. 13, 031; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
Onderafdeling 3. [1 De ambtsverrichtingen van de procureur-generaal]1
----------
(1)
§ 3. (...) < W 10-07-1967, art. 1, 140 °>
Art.284.[1 De procureur-generaal neemt deel aan de debatten; hij vordert de toepassing van de strafwet; hij is aanwezig bij de uitspraak van het arrest.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 83, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art. 284bis. [1 De in de artikelen 264, 265 en 266 vervatte bepalingen met betrekking tot de ambtsverrichtingen van de procureur-generaal zijn van toepassing.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2009-12-21/14, art. 84, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Onderafdeling 4. [1 De oproeping en verschijning van de partijen]1
----------
(1)
Art.285.[1 § 1. De procureur-generaal laat in één exploot aan de beschuldigde en aan de burgerlijke partij betekenen :
1° het arrest betreffende de preliminaire zitting;
2° de dagvaarding om te verschijnen op de zitting die wordt gewijd aan de samenstelling van de jury, en
3° de dagvaarding om te verschijnen op de zitting ten gronde.
§ 2. Die betekening moet aan de persoon worden gedaan indien de beschuldigde zich in hechtenis bevindt. De termijn van dagvaarding is vijftien dagen, tenzij de partijen daar uitdrukkelijk afstand van doen. Bij niet-naleving van deze termijn en op voorwaarde dat één van de partijen die niet-naleving opwerpt uiterlijk bij de opening van de zitting en vóór alle exceptie of verweer, bepaalt de voorzitter bij beschikking ambtshalve een nieuwe datum en een nieuw uur voor de opening van de zitting.]1
[2 § 3. [3 De beschuldigden ontvangen binnen een redelijke termijn de schriftelijke vertaling van de relevante passages van die documenten in een taal zij verstaan en die zij hebben gekozen voorafgaand aan het eerste verhoor overeenkomstig artikel 47bis van dit Wetboek of artikel 16, § 6bis, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, zodanig dat zij zich effectief kunnen verdedigen. De griffie van de rechtbank of, in voorkomend geval, het secretariaat van het parket, staat in voor de opdracht tot vertaling van het document en de verzending ervan.]3 De [3 ...]3 burgerlijke partijen die de taal van de procedure niet verstaan, hebben het recht om de vertaling van de relevante passages van die documenten te vragen in een taal die zij verstaan, zodanig dat zij zich effectief kunnen verdedigen. De verzoeken om vertaling dienen ter griffie van de bevoegde rechtbank te worden neergelegd. De vertalingen worden verstrekt binnen een redelijke termijn. De kosten van vertaling zijn ten laste van de Staat.]2
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 86, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2016-10-28/07, art. 14, 031; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
(3)<W 2024-04-25/24, art. 9, 046; Inwerkingtreding : 27-06-2024>
Art.286.[1 Wanneer de beschuldigde, die zich niet in hechtenis bevindt, zich niet persoonlijk aanmeldt of zich niet laat vertegenwoordigen door een advocaat, op de voor de opening van de debatten vastgestelde datum, geeft de voorzitter van het hof van assisen terstond een beschikking houdende dat die beschuldigde bij verstek zal worden berecht.
Vervolgens zal te werk worden gegaan zoals bepaald in hoofdstuk VII, afdeling 2.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 87, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Onderafdeling 5. [1 De samenstelling van de jury]1
----------
(1)
Art.287.[1 Ten minste twee werkdagen voor de zitting ten gronde, worden de gezworenen opgeroepen voor het hof van assisen in aanwezigheid van de procureur-generaal, van de beschuldigde of zijn raadsman en van de burgerlijke partij of haar raadsman.
Niettegenstaande het bij artikel 234 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalde vermoeden, ontslaat de voorzitter ambtshalve de personen die sedert hun inschrijving op de gemeentelijke lijst niet meer voldoen aan de voorwaarden van artikel 217 van het vermelde wetboek of die een van de hoedanigheden hebben verworven welke vermeld worden in artikel 224 van hetzelfde wetboek.
Hij doet uitspraak over de verzoeken tot vrijstelling van de opgeroepen gezworenen.
Hij ontslaat degenen die kennelijk niet in staat zijn de taak van gezworene te vervullen.
De namen van de aanwezige niet vrijgestelde gezworenen worden in een bus gelegd.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 89, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.288.[1 Zijn er niet voldoende gezworenen aanwezig, dan gelast de voorzitter van het hof van assisen de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg overeenkomstig de artikelen 238 en 239 van het Gerechtelijk Wetboek, zoveel gezworenen te doen uitloten als hij bepaalt. Dezen worden onmiddellijk met alle nuttige middelen opgeroepen om te verschijnen op de dag die de voorzitter bepaalt. Met de aldus opgeroepen, aanwezige en niet vrijgestelde gezworenen wordt het vereiste aantal aangevuld, in de orde die het lot bepaalt.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 90, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.289.[1 § 1. De voorzitter neemt een voor een de namen van de gezworenen uit de bus.
§ 2. Eerst de beschuldigde, daarna de procureur-generaal, mag dan een gelijk aantal gezworenen wraken, namelijk zes indien er geen plaatsvervangende gezworenen zijn, zeven indien er één of twee zijn en acht indien er drie of vier zijn, negen indien er vijf of zes zijn, tien indien er zeven of acht zijn, elf indien er negen of tien zijn [2 , twaalf indien er elf of twaalf zijn, dertien indien er dertien of veertien zijn, veertien indien er vijftien of zestien zijn, vijftien indien er zeventien of achttien zijn, zestien indien er negentien of twintig zijn, zeventien indien er eenentwintig of tweeëntwintig zijn en achttien indien er drieëntwintig of vierentwintig zijn]2. De beschuldigde en de procureur-generaal mogen hun reden voor de wraking niet bekendmaken.
Zijn er verscheidene beschuldigden, dan kunnen zij afzonderlijk wraken of overeenkomen om te wraken, doch zij mogen het getal van de wrakingen waartoe één beschuldigde recht zou hebben niet overschrijden.
Komen de beschuldigden niet overeen, dan regelt de voorzitter van het hof van assisen bij loting de orde waarin zij voor iedere gezworene kunnen wraken. In dit geval zijn de door één beschuldigde gewraakte gezworenen gewraakt voor allen, totdat het aantal wrakingen geheel heeft plaatsgehad.
De beschuldigden kunnen overeenkomen om een gedeelte van de wrakingen te verrichten en de overige doen naar de orde die het lot aanwijst.
De voorzitter mag gezworenen wraken teneinde te voldoen aan de bij § 3 bepaalde vereiste.
§ 3. De jury is rechtsgeldig samengesteld zodra twaalf gezworenen zijn aangewezen. Op het ogenblik waarop de jury wordt samengesteld, is ten hoogste twee derde van de leden ervan van hetzelfde geslacht. Vervolgens loot de voorzitter van het hof van assisen het aantal plaatsvervangende gezworenen uit dat bepaald is ter uitvoering van artikel 124 van het Gerechtelijk Wetboek.
§ 4. Voor de gezworenen en de plaatsvervangende gezworenen wordt voorzien in een informatiesessie waarvan de nadere regels worden bepaald door de Koning.
§ 5. In geval van uitstel van de zaak naar een onbepaalde datum wordt de lijst van de gezworenen voor die zaak vernietigd en wordt overgegaan tot de samenstelling van een nieuwe jury.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 91, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010, met uitzondering § 4 , inwerkingtreding : onbepaald >
(2)<W 2022-10-16/03, art. 21, 041; Inwerkingtreding : 24-10-2022>
Art.290.[1 Vervolgens richt de voorzitter tot de gezworenen de volgende toespraak :
"U belooft de aan N. ten laste gelegde feiten onpartijdig en met de grootste aandacht te zullen onderzoeken rekening houdende met de belangen van de beschuldigde, de burgerlijke partij en de maatschappij. U belooft tevens tot na uw verklaring met niemand te zullen communiceren en uw beslissing enkel te zullen steunen op de bewijzen en de middelen van verdediging die tijdens de openbare zitting werden uiteengezet."
of :
"Vous promettez d'examiner de manière impartiale et avec l'attention la plus scrupuleuse les charges qui seront portées contre N., en tenant compte des intérêts de l'accusé, de la partie civile et de la société. Vous promettez également de ne communiquer avec personne jusqu'après votre déclaration et de fonder votre décision uniquement sur les preuves et les moyens de défense qui auront été présentés lors de l'audience publique."
of :
"Sie versprechen, die gegen N. erhobenen Beschuldigungen unparteiisch und mit grö;szlig;ter Aufmerksamkeit zu prüfen, unter Berücksichtigung der Interessen des Angeklagten, der Zivilpartei und der Gesellschaft. Sie versprechen ebenfalls, mit niemandem in Verbindung zu treten, bis Sie Ihre Erklärung abgegben haven, und Ihre Entscheidung nur aufgrund der während der öffentlichen Sitzung vorgebrachten Belastungs- und Entlastungsmittel zu fällen."
De gezworenen, een voor een door de voorzitter genoemd, antwoorden met opgeheven hand "Ik zweer het", op straffe van nietigheid.]1
----------
(1)<W 2019-05-05/10, art. 47, 037; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
HOOFDSTUK III.
Onderafdeling 6. [1 De behandeling ter terechtzitting]1
----------
(1)
Art.291.
<Opgeheven bij W 2019-05-05/10, art. 48, 037; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art.292.[1 [2 ...]2
De griffier overhandigt aan elke gezworene een afschrift van de akte van beschuldiging en van de akte van verdediging, zo er één bestaat.
De procureur-generaal leest de akte van beschuldiging [2 geheel of ten dele]2 voor en de beschuldigde of zijn raadsman de akte van verdediging. [2 Bij gedeeltelijke voorlezing leest de procureur de betekenisvolle delen voor, waarbij hij acht slaat op het beginsel van de loyaliteit van de procedure.]2
De procureur-generaal zet het onderwerp van de beschuldiging uiteen.
Indien hij dit wenst, zet de beschuldigde of zijn raadsman beknopt zijn verdediging uiteen.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 96, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2019-05-05/10, art. 49, 037; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. 292bis.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 97, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art. 292ter.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 97, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.293.[1 De voorzitter beveelt aan de getuigen zich te begeven naar de voor hen bestemde kamer. Zij verlaten die slechts om hun getuigenis af te leggen. Zo nodig neemt de voorzitter maatregelen om de getuigen te beletten zich vóór het afleggen van hun getuigenis met elkaar te onderhouden over het misdrijf en over de beschuldigde.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 98, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.294.[1 De getuige wiens identiteit met toepassing van de artikelen 86bis en 86ter verborgen werd gehouden, kan niet als getuige ter terechtzitting worden gedagvaard, tenzij hij daarin toestemt. De voorzitter leest zijn getuigenverklaring voor ter terechtzitting en vermeldt dat de identiteitsgegevens van deze getuige verborgen werden gehouden met toepassing van de artikelen 86bis en 86ter. Indien de getuige erin toestemt ter terechtzitting te getuigen, behoudt hij zijn volledige anonimiteit. In dit geval neemt de voorzitter de nodige maatregelen om de anonimiteit van de getuige te waarborgen.
De voorzitter kan, hetzij ambtshalve, hetzij op vordering van het openbaar ministerie, hetzij op verzoek van de beschuldigde, de burgerlijke partij of hun raadslieden, de onderzoeksrechter gelasten om deze getuige opnieuw te verhoren of om een nieuwe getuige te verhoren met toepassing van de artikelen 86bis en 86ter, teneinde de waarheid aan de dag te brengen. De voorzitter kan beslissen dat hij aanwezig zal zijn bij het verhoor van de getuige door de onderzoeksrechter.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 99, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.295.[1 [2 De getuigen worden gehoord, in de door de voorzitter bepaalde volgorde. De voorzitter vraagt ze hun naam, voornamen, leeftijd en beroep. Hij vraagt hen de eed af te leggen en te beloven dat zij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zullen zeggen. Daarna leggen de getuigen mondeling hun verklaring af.]2
[2 ...]2
Niettemin kan de voorzitter de personen die als deskundige of getuige worden gehoord, de toestemming geven of verzoeken tijdens hun verklaring notities te gebruiken, die vooraf of ter zitting worden neergelegd en bij het dossier worden gevoegd.
Getuigen van wie de identiteit veranderd is, overeenkomstig artikel 104, § 2, leggen hun verklaring steeds onder hun oude identiteit af.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 100, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2019-05-05/10, art. 50, 037; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art.296.[1 De voorzitter die een getuige wil verhoren die niet door de onderzoeksrechter gehoord is, kan, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de getuige, hetzij op vordering van het openbaar ministerie of op verzoek van de beschuldigde, de burgerlijke partij of hun raadslieden, beslissen dat ter terechtzitting en in het proces-verbaal van de terechtzitting geen melding wordt gemaakt van bepaalde identiteitsgegevens bedoeld in artikel 295, indien er een redelijk vermoeden bestaat dat de getuige, of een persoon uit diens naaste omgeving, ingevolge het bekend geraken van deze gegevens en ingevolge het afleggen van zijn verklaring een ernstig nadeel zou kunnen ondervinden. De voorzitter vermeldt de redenen hiervan ter terechtzitting. Deze worden opgenomen in het proces-verbaal.
De getuige aan wie gedeeltelijke anonimiteit werd toegekend overeenkomstig artikel 75bis, behoudt zijn gedeeltelijke anonimiteit. De gedeeltelijke anonimiteit toegekend overeenkomstig artikel 75bis of overeenkomstig het eerste lid staat het verhoor van de getuige ter terechtzitting niet in de weg.
De procureur-generaal houdt een register bij van alle getuigen waarvan identiteitsgegevens overeenkomstig dit artikel niet werden vermeld ter terechtzitting.
De procureur-generaal en de voorzitter nemen ieder voor zich de maatregelen die redelijkerwijze nodig zijn om de onthulling van de in het eerste lid bedoelde identiteitsgegevens te voorkomen.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 101, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.297.[1 [2 Er dient]2 geen melding te worden gemaakt van de woonplaats of verblijfplaats van de personen die in de uitoefening van hun beroepsactiviteit belast zijn met de vaststelling van en het onderzoek naar een misdrijf of naar aanleiding van de toepassing van de wet kennis nemen van omstandigheden waarin het misdrijf werd gepleegd, en die in die hoedanigheid als getuigen worden gehoord. In de plaats daarvan is het hun toegestaan hun dienstadres of het adres waarop zij gewoonlijk hun beroep uitoefenen, op te geven. De dagvaarding om te getuigen op de terechtzitting kan regelmatig op dit adres worden betekend.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 102, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2019-05-05/10, art. 51, 037; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art.298.[1 § 1. Op met redenen omklede vordering van de procureur-generaal kan het hof beslissen de volgende personen te horen via een videoconferentie :
1° een bedreigde getuige aan wie de Getuigenbeschermingscommissie een beschermingsmaatregel heeft toegekend,
2° een in het buitenland verblijvende getuige of deskundige wanneer ter zake wederkerigheid is gewaarborgd, en dit met zijn instemming, indien het niet wenselijk of mogelijk is dat de te horen persoon in persoon ter zitting verschijnt.
§ 2. Op met redenen omklede vordering van de procureur-generaal kan het hof beslissen een bedreigde getuige aan wie de Getuigenbeschermingscommissie een beschermingsmaatregel heeft toegekend, met zijn instemming te horen via een gesloten televisiecircuit, indien het niet wenselijk of mogelijk is dat de te horen persoon in persoon ter zitting verschijnt.
§ 3. Bij de te horen persoon bevindt zich een officier van gerechtelijke politie of, wanneer de te horen persoon zich in het buitenland bevindt, een buitenlandse justitiële autoriteit. Deze stelt de identiteit van de te horen persoon vast en stelt daarvan een proces-verbaal op dat ondertekend wordt door de te horen persoon.
§ 4. De persoon die via een videoconferentie of gesloten televisiecircuit is gehoord, wordt geacht te zijn verschenen en aan de oproeping te hebben voldaan.
§ 5. Op met redenen omklede vordering van de procureur-generaal kan het hof beslissen beeld- en stemvervorming toe te staan. In dat geval kunnen de via de videoconferentie of het gesloten televisiecircuit afgelegde verklaringen slechts in aanmerking genomen worden als bewijs op voorwaarde dat zij in afdoende mate steun vinden in andersoortige bewijsmiddelen.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 103, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.299.[1 § 1. Op met redenen omklede vordering van de procureur-generaal kan het hof beslissen de volgende personen te horen via een teleconferentie :
1° een bedreigde getuige aan wie de Getuigenbeschermingscommissie een beschermingsmaatregel heeft toegekend,
2° een in het buitenland verblijvende getuige of deskundige wanneer ter zake wederkerigheid is gewaarborgd, en dit met zijn instemming, indien het niet wenselijk of mogelijk is dat de te horen persoon persoonlijk verschijnt of gehoord wordt via een videoconferentie of een gesloten televisiecircuit.
§ 2. Bij de te horen persoon bevindt zich een officier van gerechtelijke politie of, wanneer de te horen persoon zich in het buitenland bevindt, een buitenlandse justitiële autoriteit. Deze stelt de identiteit van de te horen persoon vast en stelt daarvan een proces-verbaal op dat ondertekend wordt door de te horen persoon.
§ 3. De persoon die via een teleconferentie is gehoord, wordt geacht te zijn verschenen en aan de oproeping te hebben voldaan.
§ 4. De via een teleconferentie afgelegde verklaringen kunnen slechts in aanmerking genomen worden als bewijs op voorwaarde dat zij in afdoende mate steun vinden in andersoortige bewijsmiddelen.
§ 5. Op met redenen omklede vordering van de procureur-generaal kan het hof beslissen stemvervorming toe te staan.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 104, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.300.[1 De voorzitter kan hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van één van de partijen, de griffier opdragen aantekening te houden van de toevoegingen, veranderingen of verschillen die in het getuigenis mochten voorkomen ten opzichte van de vorige verklaringen van de getuige.]1
----------
(1)<W 2019-05-05/10, art. 52, 037; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art.301.[1 De voorzitter kan aan de getuigen en de beschuldigde alle ophelderingen vragen die hij nodig acht om de waarheid aan het licht te brengen.
De assessoren en de gezworenen hebben hetzelfde recht, maar moeten aan de voorzitter het woord vragen. De beschuldigde en zijn raadsman kunnen, bij monde van de voorzitter, aan de getuige vragen stellen. De procureur-generaal, de burgerlijke partij en haar raadsman kunnen, bij monde van de voorzitter, vragen stellen aan de getuige of aan de beschuldigde.
De voorzitter kan evenwel verbieden dat bepaalde vragen worden gesteld.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 106, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.302.[1 Na elke getuigenis vraagt de voorzitter aan de getuige of deze bij zijn verklaringen blijft. Is dat het geval, dan vraagt hij aan de procureur-generaal, de beschuldigde en de burgerlijke partij of ze opmerkingen hebben in verband met hetgeen werd gezegd.
Nadat de getuige zijn getuigenis heeft afgelegd, kan de voorzitter hem bevelen ter beschikking van het hof van assisen te blijven totdat het hof zich in de beraadslagingskamer heeft teruggetrokken.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 107, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.303.[1 § 1. De volgende personen worden niet toegelaten om te getuigen :
1° de vader, de moeder, de grootvader, de grootmoeder en de andere bloedverwanten in de opgaande lijn van de beschuldigde of van een van de medebeschuldigden die aanwezig zijn en in hetzelfde debat betrokken zijn;
2° de zoon, de dochter, de kleinzoon, de kleindochter en de andere bloedverwanten in de nederdalende lijn;
3° de broeders en de zusters;
4° de aanverwanten in dezelfde graden;
5° de echtgenoten, zelfs na de scheiding of echtscheiding en de wettelijk samenwonenden, zelfs nadat zij hun wettelijke samenwoning hebben beëindigd;
6° kinderen onder de leeftijd van vijftien jaar.
§ 2. Het horen van de personen vermeld in § 1 kan geen nietigheid teweegbrengen wanneer noch de procureur-generaal, noch de burgerlijke partij, noch de beschuldigde zich ertegen verzet hebben dat zij gehoord worden.
In geval van verzet van de procureur-generaal of van één of meer partijen, kan de voorzitter die personen buiten eed horen. Hun verklaringen worden als gewone inlichtingen beschouwd.
§ 3. Kinderen onder de leeftijd van vijftien jaar en wettelijk ontzetten mogen nooit onder eed worden gehoord.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 108, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.304.[1 De getuigen, voorgebracht door de procureur-generaal, door de beschuldigde of door de burgerlijke partij worden bij de debatten gehoord, zelfs wanneer zij tevoren geen schriftelijk getuigenis hebben afgelegd en zelfs wanneer zij geen dagvaarding hebben ontvangen, mits die getuigen in elk geval opgenomen zijn in het arrest bedoeld in artikel 278.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 109, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.305.[1 De burgerlijke partij wordt, indien zij dit vraagt, gehoord als partij en niet als getuige.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 110, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.306.[1 In de loop van de debatten kan de procureur-generaal vorderen en de beschuldigde of de burgerlijke partij kunnen verzoeken dat getuigen, die niet zijn vermeld in het arrest bedoeld in artikel 278, worden gedagvaard. De voorzitter laat het verhoor van deze getuigen toe wanneer dit noodzakelijk lijkt in het licht van elementen die zijn opgedoken tijdens de debatten.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 111, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.307.[1 De getuigen vermeld in het arrest bedoeld in artikel 278 worden gedagvaard op verzoek van de procureur-generaal. De kosten van de dagvaardingen, op verzoek van de beschuldigde en de burgerlijke partij gedaan overeenkomstig artikel 306, komen te hunnen laste, evenals het loon van de gedagvaarde getuigen, indien zij loon verlangen; de procureur-generaal en de voorzitter kunnen evenwel de getuigen die de beschuldigde of de burgerlijke partij hen hebben aangewezen, op eigen verzoek doen dagvaarden, indien zij oordelen dat hun verklaring dienstig kan zijn om de waarheid aan het licht te brengen.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 112, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.308.[1 De getuigen, door welke partij ook voorgebracht, mogen nooit tot elkaar het woord richten.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 113, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.309.[1 De beschuldigde en de burgerlijke partij kunnen vragen dat de getuigen die zij aanwijzen, na hun getuigenis de zittingszaal verlaten, en dat een of meer onder hen opnieuw binnengeroepen en, hetzij afzonderlijk, hetzij in elkaars bijzijn, gehoord worden.
De procureur-generaal heeft hetzelfde recht.
De voorzitter kan zulks ook ambtshalve bevelen]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 114, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
HOOFDSTUK IV.
AFDELING I.
Art.310.[1 De voorzitter kan voor, gedurende of na het verhoor van een getuige een of meer beschuldigden doen verwijderen en hen afzonderlijk ondervragen over bepaalde omstandigheden van de zaak; maar hij draagt zorg dat de algemene debatten niet worden hervat dan nadat hij elke beschuldigde heeft ingelicht over wat in zijn afwezigheid gedaan is en over wat eruit gevolgd is.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 116, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.311.[1 Wat de minderjarige [2 of de kwetsbare meerderjarige]2 getuigen betreft, past de voorzitter in voorkomend geval de artikelen 92 tot 101 inzake het opgenomen verhoor toe.
Wanneer hij de verschijning van de minderjarige [2 of de kwetsbare meerderjarige]2 noodzakelijk vindt om de waarheid aan het licht te brengen, wordt deze verschijning bij wege van videoconferentie georganiseerd, [2 tenzij de getuige]2 de wil uitdrukt op de zitting te getuigen.
In geval van verhoor door middel van videoconferentie wordt de minderjarige [2 of de kwetsbare meerderjarige]2 gehoord in een afzonderlijk lokaal in aanwezigheid, in voorkomend geval, van de in artikel 91bis bedoelde persoon, zijn advocaat, een lid of leden van de technische dienst en een [2 deskundige]2.
Wanneer de voorzitter het noodzakelijk vindt voor de sereniteit van de getuigenis, kan hij het oogcontact tussen de minderjarige [2 of de kwetsbare meerderjarige]2 en de beschuldigde in alle gevallen beperken of uitsluiten.
Dit artikel is van toepassing op minderjarigen van wie het verhoor werd opgenomen met toepassing van artikel 92 en die de leeftijd van de meerderjarigheid hebben bereikt op het moment van de zitting.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 117, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2019-05-05/10, art. 53, 037; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art.312.[1 Gedurende het onderzoek kunnen de gezworenen, de procureur-generaal en het hof optekenen wat hun gewichtig lijkt in de verklaringen van de getuigen of in de verdediging van de beschuldigde, mits het debat daardoor niet onderbroken wordt.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 118, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art. 312bis.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 119, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.313.[1 In de loop van het getuigenverhoor of daarna doet de voorzitter, ambtshalve of op verzoek van één van de partijen, aan de beschuldigde of aan de getuigen één of meerdere stukken met betrekking tot het misdrijf voorleggen. De voorzitter doet alle voor de waarheidsvinding nuttige stukken van het dossier voorleggen.]1
----------
(1)<W 2019-05-05/10, art. 54, 037; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art.314.[1 Indien volgens de debatten de verklaring van een getuige vals schijnt te zijn, kan de voorzitter, op vordering van de procureur-generaal, van de burgerlijke partij of van de beschuldigde en zelfs ambtshalve, de getuige terstond doen aanhouden en hij kan zelf het ambt van onderzoeksrechter tegenover hem waarnemen, of hem in staat van aanhouding naar de bevoegde onderzoeksrechter verwijzen.
Wanneer de voorzitter het ambt van onderzoeksrechter waarneemt, treedt de procureur-generaal op als officier van gerechtelijke politie en spreekt de kamer van inbeschuldigingstelling zich uit zowel over de bevestiging van het bevel tot aanhouding als over de inbeschuldigingstelling]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 121, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.315.[1 In het in artikel 314 bedoelde geval kan de procureur-generaal dadelijk vorderen en de burgerlijke partij of de beschuldigde dadelijk verzoeken en kan het hof, zelfs ambtshalve, bevelen dat de zaak naar een onbepaalde datum wordt verwezen.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 122, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art. 315bis.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 123, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.316.[1 Wanneer een gedagvaarde getuige niet verschijnt of wanneer een getuige overleden is, kan de voorzitter voorlezing doen van diens tijdens het onderzoek, zelfs onder eed, afgelegde verklaringen. De voorzitter kan, behoudens verzet van de partijen, beslissen dat een gedagvaarde getuige die verschijnt, niet in zijn getuigenis wordt gehoord.
Hij kan, onder dezelfde voorwaarde, beslissen dat er geen grond is om de persoon die met toepassing van artikel 281, § 2, tweede lid, is opgeroepen om te getuigen, in zijn getuigenis te horen.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 124, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.317.[1 Indien de zaak naar een onbepaalde datum wordt verwezen omdat een getuige niet verschenen is, komen alle kosten van dagvaarding, akten, reizen van getuigen, en andere die strekken tot het vonnissen van de zaak, ten laste van die getuige; hij wordt in die kosten veroordeeld, op vordering van de procureur-generaal, bij het arrest dat de debatten naar een onbepaalde datum verwijst.
Niettemin wordt de getuige die niet verschijnt of die weigert hetzij de eed te doen, hetzij zijn getuigenis af te leggen, in alle gevallen veroordeeld tot de bij artikel 80 bepaalde straf.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 125, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art. 317bis.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 126, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art. 317ter.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 126, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art. 317quater.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 126, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art. 317quinquies.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 126, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.318.[1 De veroordeelde getuige kan tegen deze veroordelingen in verzet komen binnen een termijn van vijftien dagen nadat ze aan hem of aan zijn woonplaats zijn betekend; het verzet wordt ontvangen, indien hij bewijst dat hij wettig verhinderd was of dat de tegen hem uitgesproken geldboete moet worden verminderd]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 127, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.319.[1 De voorzitter wijst uit de beschuldigden diegene aan die bij de debatten het eerst aan de beurt moet komen, te beginnen met de hoofdbeschuldigde, indien er een is.
Vervolgens wordt een bijzonder debat gehouden over elk van de andere beschuldigden.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 128, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.320.[1 Na de verklaringen van de getuigen en de beweringen waartoe die over en weer aanleiding hebben gegeven, worden de burgerlijke partij of haar raadsman en de procureur-generaal gehoord en zetten zij de middelen tot staving van de beschuldiging uiteen.
De beschuldigde en zijn raadsman kunnen hen antwoorden.
De burgerlijke partij en de procureur-generaal hebben recht van repliek; maar de beschuldigde of zijn raadsman heeft altijd het laatste woord.
De voorzitter verklaart vervolgens de debatten gesloten.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 1292, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.321.[1 De voorzitter kan, op basis van nieuwe en concrete elementen die tijdens de terechtzitting aan het licht zijn gekomen, hetzij ambtshalve, hetzij op vordering van het openbaar ministerie, hetzij op verzoek van de beschuldigde, de burgerlijke partij of hun advocaten, de kamer van inbeschuldigingstelling gelasten de controle over de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden [2 observatie, infiltratie of burgerinfiltratie]2 uit te oefenen met toepassing van artikel 235ter.
Deze vordering of dit verzoek dient, op straffe van verval, voor ieder ander rechtsmiddel te worden opgeworpen.
De voorzitter zendt het dossier aan het openbaar ministerie over, teneinde de zaak daartoe bij de kamer van inbeschuldigingstelling aan te brengen.
De voorzitter kan bij wettigheidsincidenten met betrekking tot de controle op de bijzondere opsporingsmethoden [2 observatie, infiltratie of burgerinfiltratie]2, de zaak aan het openbaar ministerie overzenden teneinde deze bij de bevoegde kamer van inbeschuldigingstelling aan te brengen voor de in artikel 235ter bepaalde controle.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 1, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2018-07-22/04, art. 16, 035; Inwerkingtreding : 17-08-2018>
Onderafdeling 7. [1 De schuldvraag]1
----------
(1)
Art.322.[1 De voorzitter herinnert de gezworenen aan de ambtsverrichtingen die zij te vervullen hebben alvorens zij zich terugtrekken voor de beraadslaging.
Hij stelt de vragen zoals hierna bepaald is.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 132, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.323.[1 De vraag die uit de akte van beschuldiging volgt, wordt gesteld in de volgende bewoordingen :
" Is de beschuldigde schuldig aan die bepaalde doodslag, die bepaalde diefstal of die bepaalde andere misdaad ?]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 133, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.324.[1 Indien de debatten een of meer verzwarende omstandigheden naar voren doen komen, die niet vermeld zijn in de akte van beschuldiging, stelt de voorzitter nog de volgende vraag :
" Heeft de beschuldigde de misdaad gepleegd met die of die omstandigheid ? ]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 134, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.325.[1 Wanneer de beschuldigde een verschonend feit heeft aangevoerd, dat als zodanig door de wet wordt aangemerkt, wordt de vraag aldus gesteld :
" Staat dat feit vast ?]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 135, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.326.[1 Na de vragen gesteld te hebben, overhandigt de voorzitter die aan de gezworenen [2 ...]2; hij overhandigt hun tevens de akte van beschuldiging, in voorkomend geval de akte van verdediging, de processen-verbaal die het misdrijf vaststellen, en de processtukken.
De voorzitter herinnert de gezworenen aan de door hen afgelegde eed. Hij wijst hen erop dat een veroordeling enkel kan worden uitgesproken indien uit de toegelaten en aan de tegenspraak van de partijen onderworpen bewijselementen voortvloeit dat de beschuldigde boven elke redelijke twijfel schuldig is aan de hem ten laste gelegde feiten.
In voorkomend geval waarschuwt de voorzitter de gezworenen dat getuigenverklaringen die ingevolge de toepassing van de artikelen 86bis, 86ter, 112bis, § 6, 294, 298, § 5, en 299, §§ 4 en 5. werden verkregen slechts in aanmerking kunnen genomen worden als bewijs op voorwaarde dat zij in afdoende mate steun vinden in andere bewijsmiddelen.
[2 ...]2.
De voorzitter van het hof van assisen geeft aan de gezworenen bij het overhandigen van de vragen kennis van de wijze waarop zij behoren tewerk te gaan en te stemmen. De artikelen 329bis tot 329sexies worden gedrukt met grote letters en aangeplakt in de beraadslagingskamer [2 ...]2.
Hij doet de beschuldigde uit de zittingszaal verwijderen.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 136, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2016-02-05/11, art. 101, 027; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art.327.[1 [2 Nadat de vragen gesteld zijn, begeven de gezworenen zich met het hof naar de beraadslagingskamer.]2
[2 Het aldus samengestelde college, voorgezeten door de voorzitter van het hof, beraadslaagt over de schuldvraag.]2
Alvorens de beraadslaging te beginnen, [2 leest de voorzitter aan dit college]2 de volgende aanwijzingen voor, die bovendien in grote letters op de meest in het oog vallende plaats van de beraadslagingskamer worden opgehangen : " De wet voorziet dat een veroordeling enkel kan worden uitgesproken indien uit de toegelaten bewijselementen voortvloeit dat de beschuldigde boven elke redelijke twijfel schuldig is aan de ten laste gelegde feiten.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 137, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2016-02-05/11, art. 102, 027; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 327bis.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 138, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.328.[1 De [2 leden van het college]2 mogen de beraadslagingskamer eerst verlaten wanneer zij hun verklaring hebben opgemaakt.
Niemand heeft tijdens de beraadslaging, om welke reden ook, toegang tot de beraadslagingskamer, zonder schriftelijk verlof van de voorzitter. [2 ...]2. Van het incident wordt melding gemaakt in het proces-verbaal.
De voorzitter [2 geeft het bepaalde bevel schriftelijk aan de bevelhebber van de betrokken politiedienst]2 om de uitgangen van de beraadslagingskamer te doen bewaken.
De voorzitter neemt de maatregelen die nodig zijn opdat de plaatsvervangende gezworenen gedurende de beraadslaging van de [2 het college]2 niet in contact komen met andere personen.
Het hof kan de gezworene die het bevel overtreedt, straffen met geldboete van ten hoogste duizend euro. Ieder ander die het bevel overtreedt, of hij die het niet doet uitvoeren, kan worden gestraft met dezelfde straf.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 139, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2016-02-05/11, art. 103, 027; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art.329.[1 [2 Het college beraadslaagt]2 voor elke beschuldigde over het hoofdfeit en daarna over elke omstandigheid.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 140, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2016-02-05/11, art. 104, 027; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 329bis.[1 Over de vragen gesteld ingevolge de artikelen 323 en volgende wordt [2 ...]2 gestemd bij gesloten briefjes.
Ten dien einde, worden de briefjes gedrukt en gestempeld met het zegel van het hof van assisen.
Deze bevatten bovenaan de woorden : " in eer en geweten, mijn antwoord is ";
In het midden, met zeer leesbare letters, het woord : " ja ";
En onderaan, met zeer leesbare letters, het woord : " neen ".]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2009-12-21/14, art. 141, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2016-02-05/11, art. 105, 027; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 329ter.[1 Na de beraadslaging, ontvangt elke gezworene een van deze briefjes, dat hem door [2 de voorzitter]2 ongesloten wordt overhandigd.
De gezworene die verkiest " ja " te antwoorden, haalt het woord " neen " door. De gezworene die verkiest " neen " te antwoorden, haalt het woord " ja " door.
Daarna sluit hij het briefje en overhandigt het [2 aan de voorzitter]2, die het in een daartoe bestemde bus legt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2009-12-21/14, art. 142, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2016-02-05/11, art. 106, 027; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 329quater. [1 De voorzitter van het hof van assisen overhandigt aan de gezworenen de vragen waarop zij behoren afzonderlijk en de ene na de andere te antwoorden, vooreerst op het hoofdfeit, daarna op elke verzwarende omstandigheid.
De gezworenen antwoorden elk afzonderlijk en de ene na de andere op elke vraag die aldus wordt gesteld en, desnoods op elke vraag die in de bij artikel 325 bepaalde gevallen wordt gesteld.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2009-12-21/14, art. 143, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art. 329quinquies.[1 De tafel dienende tot de werkzaamheden van het college wordt zodanig geschikt dat niemand kan zien waarmee een ander lid van het college bezig is.]1
----------
(1)<W 2016-02-05/11, art. 107, 027; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 329sexies.[1 Het stembriefje waarop beide woorden " ja " en " neen " of de overeenkomstige woorden in het Frans of het Duits zijn doorgehaald, of waarop geen van deze beide woorden is doorgehaald, wordt berekend als bevattende een gunstig antwoord voor de beschuldigde.
Na iedere stemopneming worden de briefjes in tegenwoordigheid van [2 het college]2 verbrand.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2009-12-21/14, art. 145, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2016-02-05/11, art. 108, 027; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art.330.[1 Na iedere stemming neemt [2 de voorzitter de stemmen op in tegenwoordigheid van het college]2 en tekent de beslissing onmiddellijk aan naast de vraag, zonder het aantal stemmen te vermelden, behalve in geval dat de bevestigende verklaring omtrent het hoofdfeit slechts bij eenvoudige meerderheid is tot stand gekomen.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 146, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2016-02-05/11, art. 109, 027; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art.331.[1 De beslissing van de jury voor of tegen de beschuldigde wordt genomen bij meerderheid van stemmen, op straffe van nietigheid.
Bij staking van stemmen is de beslissing ten gunste van de beschuldigde.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 147, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.332.
<Opgeheven bij W 2016-02-05/11, art. 110, 027; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art.333.
<Opgeheven bij W 2016-02-05/11, art. 111, 027; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art.334.[1 [2 ...]2.
[2 Zonder dat het moet antwoorden op alle neergelegde conclusies, formuleert het college de voornaamste redenen van de beslissing van de jury.]2
[2 De vragenlijst met de beslissing van de jury wordt bij de formulering van de redenen gevoegd.]2
De beslissing wordt ondertekend door de voorzitter [3 ...]3 en de griffier.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 150, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2016-02-05/11, art. 112, 027; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(3)<W 2017-07-06/24, art. 206, 032; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art.335.[1 Indien de beschuldigde slechts bij eenvoudige meerderheid aan het hoofdfeit schuldig wordt verklaard, spreekt het hof zich uit. De beschuldigde wordt vrijgesproken indien de meerderheid van het hof het standpunt van de meerderheid van de jury niet volgt.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 151, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art. 335bis.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 152, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.336.[1 Indien het hof naar aanleiding van het opstellen van de motivering, eenparig overtuigd is dat de gezworenen zich kennelijk hebben vergist betreffende de voornaamste redenen, inzonderheid wat betreft het bewijs, de inhoud van juridische begrippen of de toepassing van rechtsregels, die hebben geleid tot de beslissing, verklaart het hof, bij een met redenen omkleed arrest, dat de zaak wordt uitgesteld en het verwijst ze naar een nieuwe zitting, om te worden onderworpen aan een nieuwe jury en aan een nieuw hof. Geen van de eerste gezworenen of beroepsrechters mag hiervan deel uitmaken.
Niemand heeft het recht deze maatregel uit te lokken; het hof kan hem slechts ambtshalve gelasten, naar aanleiding van het opstellen van de motivering inzake de schuldvraag, en alleen in geval de beschuldigde schuldig is bevonden; nooit wanneer hij niet schuldig is verklaard.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 153, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.337.[1 Het hof en de gezworenen komen daarna in de zittingszaal terug en nemen opnieuw hun plaats in.
[3 De voorzitter doet de beschuldigde binnenkomen en leest in zijn aanwezigheid [5 het beschikkend gedeelte van]5 het arrest voor [5 , zelfs in afwezigheid van de andere rechters maar in aanwezigheid van het openbaar ministerie]5. Het arrest bevat de beslissing van het college, en maakt melding van de motivering.]3
[5 Het gepseudonimiseerde arrest wordt binnen een redelijke termijn bekendgemaakt via het Centraal register bedoeld in artikel 782, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek.
In afwijking van het derde lid en bij een met redenen omklede beslissing die in het arrest wordt opgenomen, kan het hof dat het arrest wijst, ambtshalve of op verzoek van een partij en na de partijen gehoord te hebben, de bekendmaking van het gepseudonimiseerde arrest verbieden, of beslissen dat bepaalde onderdelen van de in het arrest opgenomen motivering worden weggelaten uit het publiek raadpleegbare gepseudonimiseerde arrest, wanneer de bekendmaking van dit gepseudonimiseerde arrest of de betrokken onderdelen ervan onevenredig het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de partijen of andere personen betrokken in de zaak aantast, of hun andere fundamentele rechten en vrijheden, zoals zij zijn erkend in de Grondwet en in de internationale instrumenten die België binden. Indien het hof gebruik maakt van deze mogelijkheid, wordt het arrest integraal uitgesproken of ter beschikking gesteld van het publiek in de zittingszaal tot aan het einde van de zitting. Tegen de beslissing van het hof over de omvang van de pseudonimisering of houdende verbod op bekendmaking van het gepseudonimiseerd arrest, staat geen enkel rechtsmiddel open.
Ingeval de bekendmaking bedoeld in het derde lid onmogelijk is, spreekt de voorzitter het arrest integraal uit, of stelt hij het arrest ter beschikking van het publiek in de zittingszaal tot aan het einde van die zitting. De bekendmaking vindt plaats van zodra de onmogelijkheid ophoudt te bestaan.
Onverminderd het derde lid kan de voorzitter van de kamer die het arrest heeft gewezen, in alle gevallen, hetzij ambtshalve, hetzij op een met redenen omkleed verzoek van een van de partijen, beslissen de uitspraak van het arrest in openbare terechtzitting niet te beperken tot het beschikkend gedeelte.]5
Behoudens in geval van vrijspraak [3 ...]3, dient de voorziening in cassatie tegen dit arrest te worden ingesteld samen met de voorziening in cassatie tegen het eindarrest [2 ...]2 .]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 154, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2014-02-14/02, art. 6, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2015>
(3)<W 2016-02-05/11, art. 113, 027; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(4)<W 2019-05-05/05, art. 3, 038; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(5)<W 2022-10-16/03, art. 6, 041; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.338.[1 Wanneer de beschuldigde niet-schuldig verklaard wordt, spreekt de voorzitter hem vrij van de beschuldiging en beveelt dat hij in vrijheid zal worden gesteld, indien hij niet om een andere reden wordt gevangen gehouden.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 155, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.339.[1 De beschuldigde die door een hof van assisen is vrijgesproken kan niet meer worden vervolgd wegens dezelfde feiten, ongeacht de juridische omschrijving daarvan.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 156, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.340.[1 Wanneer in de loop van de debatten een ander feit aan de beschuldigde wordt ten laste gelegd, hetzij op grond van stukken, hetzij op grond van verklaringen van getuigen, geeft de voorzitter, na hem te hebben vrijgesproken van de beschuldiging, het bevel dat hij wegens het nieuwe feit zal worden vervolgd; dientengevolge verwijst hij hem naar de bevoegde procureur des Konings.
Deze bepaling wordt alleen toegepast ingeval het openbaar ministerie, vóór het sluiten van de debatten, voorbehoud heeft gemaakt met het oog op vervolging.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 157, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Onderafdeling 8. [1 De straftoemeting]1
----------
(1)
Art.341.[1 Wanneer de beschuldigde schuldig verklaard is, vordert de procureur-generaal de toepassing van de wet.
De voorzitter verleent het woord aan de beschuldigde en zijn raadsman.
De beschuldigde en zijn raadsman mogen niet meer pleiten over de schuld.
De burgerlijke partij kan vorderen dat de te verbeuren zaken, die aan haar toebehoren, aan haar worden teruggegeven.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 159, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.342.[1 Het hof ontslaat de beschuldigde van rechtsvervolging, indien het feit waaraan hij schuldig is verklaard, niet strafbaar is of indien de strafvordering uit hoofde van dit feit vervallen is.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 160, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.343.[1 Indien dit feit strafbaar is, zelfs wanneer het niet meer behoort tot de bevoegdheid van het hof van assisen, doet de voorzitter de beschuldigde verwijderen uit de zittingszaal en het hof begeeft zich met de gezworenen naar de beraadslagingskamer. Het aldus samengestelde college, door de voorzitter van het hof voorgezeten, beraadslaagt over de straf die overeenkomstig de strafwet moet worden uitgesproken en over haar motivering.
De beslissingen worden genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen.
De voorzitter doet hoofdelijke omvraag; eerst brengen de gezworenen hun mening uit, te beginnen met de jongste, vervolgens de magistraten-assessoren, te beginnen met de jongstbenoemde, en ten slotte de voorzitter.
Indien verschillende meningen zijn uitgedrukt, wordt opnieuw gestemd.
Blijven na deze tweede stemming meer dan twee meningen bestaan zonder dat een ervan de volstrekte meerderheid heeft behaald, dan zijn het hof of de gezworenen, die zich het minst gunstig ten aanzien van de beschuldigde hebben uitgesproken, verplicht zich met een van de andere meningen te verenigen.
Blijven nadien nog meer dan twee meningen bestaan zonder dat een ervan de volstrekte meerderheid heeft behaald, dan wordt de bepaling van het vijfde lid opnieuw toegepast, totdat een van de meningen de volstrekte meerderheid heeft behaald.
Op voorstel van de voorzitter wordt bij volstrekte meerderheid vervolgens beslist over de formulering van de redenen die geleid hebben tot de bepaling van de opgelegde straf.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 161, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.344. [1 Ieder veroordelend arrest maakt melding van de redenen die geleid hebben tot de bepaling van de opgelegde straf.
Het arrest vermeldt de aanwijzing van de toegepaste strafwet.]1
[6 Artikel 195, tweede tot vierde lid, is van overeenkomstige toepassing op het hof van assisen.]6
[2 In voorkomend geval vermeldt het veroordelend arrest of de veroordeelde zich bevindt in de bij artikel 25, § 2, d) of e), of artikel 26 § 2, d) of e), van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, bepaalde voorwaarden.]2
[3 In geval van een veroordeling tot een vrijheidsstraf waarvan het uitvoerbaar gedeelte meer dan drie jaar bedraagt en minder dan dertig jaar, wegens feiten bedoeld in boek II, titels I, Ibis en Iter, [5 in artikel 417/12,]5 in artikel 394, indien gepleegd ten aanzien van één of meer politieambtenaren wegens hun hoedanigheid, [5 in artikel 417/2, derde lid, 2°,]5 of in artikel 428, § 5, van het Strafwetboek, kan het arrest bepalen dat de voorwaardelijke invrijheidstelling of de voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering pas kan worden toegekend nadat de veroordeelde twee derde van die straf heeft ondergaan.
In geval van een veroordeling tot een correctionele gevangenisstraf van dertig jaar of meer, een opsluiting of hechtenis van dertig jaar of meer of tot een levenslange opsluiting of hechtenis, kan het arrest bepalen dat de voorwaardelijke invrijheidstelling of de voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering pas kan worden toegekend nadat de veroordeelde meer dan vijftien jaar tot maximaal vijfentwintig jaar van die straf heeft ondergaan.]3
[4 Het arrest wordt integraal opgenomen in de databank bedoeld in artikel 782bis van het Gerechtelijk Wetboek. In de databank worden de arresten geanonimiseerd op de wijze die door de Koning wordt bepaald.]4
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 162, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2013-03-17/02, art. 2, 022; Inwerkingtreding : 19-03-2013>
(3)<W 2017-12-21/19, art. 3, 033; Inwerkingtreding : 21-01-2018>
(4)<W 2019-05-05/05, art. 4, 038; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(5)<W 2022-03-21/01, art. 112, 039; Inwerkingtreding : 01-06-2022>
(6)<W 2023-12-19/08, art. 6, 042; Inwerkingtreding : 08-01-2024>
Art.345.[1 De beschuldigde die veroordeeld wordt, wordt verwezen in de kosten jegens de Staat.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 163, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.346.[1 Het hof en de gezworenen keren vervolgens naar de zittingszaal terug en nemen opnieuw hun plaats in. De voorzitter doet de beschuldigde binnenkomen en leest [2 het beschikkend gedeelte van]2 het arrest voor; hij wijst ook de tekst aan van de wet waarop de veroordeling gegrond is.
[3 Het gepseudonimiseerde arrest wordt binnen een redelijke termijn bekendgemaakt via het Centraal register bedoeld in artikel 782, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek.
Het hof dat het arrest wijst, kan, in afwijking van het tweede lid en bij een met redenen omklede beslissing die in het arrest wordt opgenomen, ambtshalve of op verzoek van een partij en na de partijen gehoord te hebben, de bekendmaking van het gepseudonimiseerde arrest verbieden, of beslissen dat bepaalde onderdelen van de in het arrest opgenomen motivering worden weggelaten uit het publiek raadpleegbare gepseudonimiseerde arrest, wanneer de bekendmaking van dit gepseudonimiseerde arrest of de betrokken onderdelen ervan onevenredig het recht van de partijen of andere personen betrokken in de zaak op de bescherming van hun persoonlijke levenssfeer aantast, of hun andere fundamentele rechten en vrijheden, zoals zij zijn erkend in de Grondwet en in de internationale instrumenten [1 die België binden. Indien het hof gebruik maakt van deze mogelijkheid, wordt het arrest integraal uitgesproken of ter beschikking gesteld van het publiek in de zittingszaal tot aan het einde van de zitting. Tegen de beslissing van het hof over de omvang van de pseudonimisering of houdende verbod op bekendmaking van het gepseudonimiseerd arrest, staat geen enkel rechtsmiddel open]1.
Ingeval de bekendmaking bedoeld in het tweede lid onmogelijk is, spreekt de voorzitter het arrest integraal uit, of stelt hij het arrest ter beschikking van het publiek in de zittingszaal tot aan het einde van die zitting. De bekendmaking bedoeld in het tweede lid vindt plaats van zodra de onmogelijkheid ophoudt te bestaan.
Onverminderd het tweede lid kan de voorzitter van de kamer die het arrest heeft gewezen, in alle gevallen, hetzij ambtshalve, hetzij op een met redenen omkleed verzoek van een van de partijen, beslissen de uitspraak van het arrest in openbare terechtzitting niet te beperken tot het beschikkend gedeelte.]3
Na uitspraak [3 ...]3 kan de voorzitter naar gelang van de omstandigheden de beschuldigde aansporen tot moed, tot gelatenheid of tot verbetering van zijn gedrag. Hij deelt hem mee dat hij zich in cassatie kan voorzien en binnen welke termijn.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 164, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2019-05-05/05, art. 5, 038; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<W 2022-10-16/03, art. 7, 041; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art. 346/1.
<Opgeheven bij W 2024-04-14/02, art. 6, 045; Inwerkingtreding : 02-05-2024>
Afdeling 3. [1 De burgerrechtelijke belangen]1
----------
(1)
Art.347.[1 De eisen tot schadevergoeding ingesteld hetzij door de beschuldigde tegen de burgerlijke partij, hetzij door de burgerlijke partij tegen de beschuldigde of tegen de veroordeelde, worden voor het hof van assisen gebracht.
De burgerlijke partij is gehouden haar eis tot schadevergoeding in te stellen vóór het vonnis; later is die niet ontvankelijk.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 166, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.348.[1 In geval van ontslag van rechtsvervolging zowel als in geval van veroordeling, doet het hof, zonder de jury, uitspraak over de schadevergoeding of de teruggaven waarop de burgerlijke partij aanspraak maakt.
Deze stelt haar eis. De beschuldigde en zijn raadsman mogen slechts pleiten dat het feit geen grond oplevert tot schadevergoeding aan de burgerlijke partij of dat deze de haar verschuldigde schadevergoeding te hoog stelt.
Het hof neemt kennis van de stukken en hoort de partijen.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 167, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.349.[1 Het hof neemt de zaak in beraad en beslist vervolgens.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 168, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.350.[1 Het hof veroordeelt de beschuldigde die in het ongelijk wordt gesteld, in de kosten jegens de burgerlijke partij; het kan de burgerlijke partij die in het ongelijk wordt gesteld, veroordelen in de kosten jegens de Staat en jegens de beschuldigde of in een gedeelte ervan.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 169, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.351.[1 Het hof veroordeelt de beschuldigde die in het ongelijk wordt gesteld ten aanzien van de burgerlijke partij tot het betalen van de vergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 170, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.352.[1 Het hof beveelt dat de in beslag genomen voorwerpen aan de eigenaar worden teruggegeven.
In geval van veroordeling evenwel geschiedt die teruggave slechts indien de eigenaar bewijst dat de veroordeelde de termijn heeft laten verstrijken zonder zich in cassatie te voorzien of, heeft hij zich wel voorzien, dat de zaak definitief afgedaan is.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 171, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Afdeling 4. [1 Algemene bepalingen]1
----------
(1)
Art.353.[1 De arresten worden geschreven door de voorzitter, bijgestaan door de griffier, en door hen ondertekend of, indien de voorzitter verhinderd is te tekenen, door de oudstbenoemde rechter en de griffier.
De griffier staat het hof bij in de verschillende fasen van de procedure.]1
[2 Artikel 164 is van toepassing op de arresten van het hof van assisen.]2
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 173, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2016-10-28/07, art. 15, 031; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
Art.354.[1 De griffier maakt een proces-verbaal van de terechtzitting op, teneinde vast te stellen dat de voorgeschreven vormen in acht genomen zijn.
In het proces-verbaal wordt geen melding gemaakt van de antwoorden der beschuldigden of van de inhoud der getuigenissen, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 300.
Het proces-verbaal wordt getekend door de voorzitter en door de griffier.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 174, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Hoofdstuk VII. [1 De rechtsmiddelen]1
----------
(1)
Afdeling 1. [1 Algemene bepaling]1
----------
(1)
Art.355.[1 De arresten van het hof van assisen kunnen, onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen van afdeling 2, slechts worden bestreden door het rechtsmiddel van cassatie en in de vorm bij de wet bepaald.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 177, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Afdeling 2. [1 Verzet]1
----------
(1)
Art.356.[1 De arresten van het hof van assisen houdende veroordeling bij verstek van de beschuldigde worden aan deze laatste betekend.
De bij verstek veroordeelde kan in verzet komen op de wijze bepaald in artikel 187 [2 met uitzondering van paragraaf 6]2.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 179, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2016-02-05/11, art. 114, 027; Inwerkingtreding : 01-03-2016>
AFDELING II.
Art.357.[1 Het verzet wordt betekend aan de procureur-generaal en aan de partijen tegen wie het gericht is.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 181, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.358.[1 De kamer van inbeschuldigingstelling doet uitspraak over de ontvankelijkheid van het verzet. Indien de eiser in verzet of de advocaat die hem vertegenwoordigt niet verschijnt, wordt het verzet ongedaan verklaard.
Zo het verzet ontvankelijk wordt verklaard, wordt de veroordeling nietig verklaard en wordt de zaak berecht overeenkomstig de bepalingen van de hoofdstukken V en VI van deze titel.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 182, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Afdeling 3. [1 Voorziening in cassatie]1
----------
(1)
Art.359.[1 [2 De veroordeelde heeft vijftien dagen na de dag waarop het arrest op tegenspraak is uitgesproken, om ter griffie te verklaren dat hij een eis tot cassatie instelt.]2
De procureur-generaal kan binnen dezelfde termijn ter griffie verklaren dat hij zich in cassatie voorziet tegen het arrest.
De burgerlijke partij beschikt ook over dezelfde termijn; maar zij kan de eis tot cassatie slechts instellen ten opzichte van de beschikkingen betreffende haar burgerlijke belangen.
De tenuitvoerlegging van het arrest van het hof is geschorst gedurende die vijftien dagen en, indien er een voorziening in cassatie is ingesteld, [2 tot de uitspraak van het arrest van het Hof van Cassatie]2.
De regels uit Boek II, Titel III, Hoofdstuk II zijn van toepassing.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 184, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2014-02-14/02, art. 7, 024; Inwerkingtreding : 01-02-2015>
Hoofdstuk VIII. [1 De tenuitvoerlegging van de beslissing]1
----------
(1)
Art.360.[1 De veroordeling wordt ten uitvoer gelegd binnen vierentwintig uren na de in artikel 359 vermelde termijnen, indien er geen voorziening in cassatie is, of, in geval van voorziening, binnen vierentwintig uren na de ontvangst van het arrest van het Hof van Cassatie waarbij de eis is verworpen.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 186, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.361.[1 De veroordeling wordt ten uitvoer gelegd op bevel van de procureur-generaal; hij heeft het recht te dien einde rechtstreeks de bijstand van de openbare macht te vorderen.
Wanneer het veroordelend vonnis de bijzondere verbeurdverklaring inhoudt van zaken of sommen die zich bevinden of in te vorderen zijn buiten het Koninkrijk, maakt het openbaar ministerie een afschrift van de relevante stukken van het strafdossier over aan de Minister van Justitie. Hij licht het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring daarvan in door toezending van een kopie.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 187, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.362.[1 Wanneer aan de beschuldigde, tijdens de debatten die het veroordelend arrest zijn voorafgegaan, andere misdaden dan die waarvan hij beschuldigd was, worden ten laste gelegd, hetzij op grond van stukken, hetzij op grond van verklaringen van getuigen, en indien op deze nieuw aan het licht gekomen misdaden een zwaardere straf staat dan op de eerste, of indien de beschuldigde aangehouden medeplichtigen heeft, beveelt het hof dat hij wegens deze nieuwe feiten zal worden vervolgd met inachtneming van de bij dit Wetboek voorgeschreven vormen.
In beide gevallen schorst de procureur-generaal de tenuitvoerlegging van het arrest waarbij de eerste veroordeling is uitgesproken, tot dat uitspraak is gedaan in het tweede geding.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 188, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.363.[1 Alle minuten van de arresten, door de assisen gewezen, worden verzameld en neergelegd op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg in de hoofdplaats van de provincie.
Dit geldt niet voor de minuten van de arresten, gewezen door het hof van assisen van de provincie of van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad waar het hof van beroep zijn zetel heeft; zij blijven op de griffie van dit hof berusten.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 189, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Titel IIbis . [1 Algemene bepalingen betreffende de ambtsverrichtingen en opdrachten van het parket-generaal.]1
----------
(1)
Art.364.[1 De procureur-generaal geeft aan de procureur des Konings ambtshalve of op bevel van de Minister van Justitie opdracht om de misdrijven waarvan hij kennis draagt, te vervolgen.]1
[2 De procureur-generaal en de andere magistraten van de parketten-generaal en auditoraten-generaal hebben het recht de politie- en inspectiediensten te vorderen op de wijze in artikel 28ter, §§ 3 en 4 bepaald.]2
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 191, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<W 2016-05-04/03, art. 3, 029; Inwerkingtreding : 23-05-2016>
Art. 364bis.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 192, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.365.[1 Hij ontvangt de aangiften en de klachten die rechtstreeks bij hem ingediend worden, hetzij door het hof van beroep, hetzij door een openbaar ambtenaar, hetzij door een gewoon burger, en hij tekent ze op in een register.
Hij doet ze aan de procureur des Konings toekomen indien het tot diens bevoegdheid behoort.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 193, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.366.[1 De procureur-generaal kan, zelfs indien hij aanwezig is, zijn ambtsverrichtingen opdragen aan een door hem afgevaardigde magistraat. Deze bepaling geldt voor het hof van beroep en voor het hof van assisen.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 194, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.367.[1 Alle officieren van gerechtelijke politie staan onder toezicht van, al naar gelang van het door de wet gemaakte onderscheid, de procureur-generaal bij het hof van beroep of de federale procureur.
Al degenen die, volgens artikel 9, uit hoofde van een ambt, zelfs van een bestuursambt, door de wet belast zijn met het verrichten van sommige daden van gerechtelijke politie, staan, doch alleen in dit verband, onder hetzelfde toezicht.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 195, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.368.[1 De officieren van gerechtelijke politie worden, in geval van nalatigheid, door de procureur-generaal gewaarschuwd; hij tekent deze waarschuwing op in een daartoe gehouden register.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 196, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.369.[1 In geval van herhaling klaagt de procureur-generaal hen aan bij het hof van beroep.
Met machtiging van het hof van beroep doet de procureur-generaal hen dagvaarden voor de raadkamer.
Het hof van beroep maant hen aan in het vervolg nauwgezetter te zijn en veroordeelt hen in de kosten zowel van de dagvaarding als van de uitgifte en van de betekening van het arrest.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 197, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art. 369bis.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 198, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.370.[1 Herhaling bestaat wanneer de ambtenaar in enigerlei zaak opnieuw in gebreke wordt bevonden binnen een jaar te rekenen van de dag van de in het register opgetekende waarschuwing.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 199, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.371.[1 De aanmaning, krachtens artikel 369 door het hof van beroep gedaan, evenals elke nieuwe waarschuwing door de procureur-generaal gegeven aan de politieambtenaren van de lokale politie en de federale politie, die bekleed zijn met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, of aan een boswachter, zelfs na verloop van een jaar te rekenen van de eerste waarschuwing, hebben het verlies van acht dagen wedde tengevolge.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 200, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.372.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 201, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.373.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 201, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.374. (Opgeheven) <W 05-07-1939, art. 2>
Art.375.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 201, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.376.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 201, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.377.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 201, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.378.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 201, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.379.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 201, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.380.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 201, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
HOOFDSTUK V.
AFDELING I.
Art.381.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 201, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.382.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 201, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.383.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 201, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.384.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 201, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.385.
<Opgeheven bij W 2009-12-21/14, art. 201, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.386. (Opgeheven) W 15-05-1838, art. 28>
Art.387. (Opgeheven) W 10-07-1967, art. 1, 152°>
Art.388. (Opgeheven) W 10-07-1967, art. 1, 152°>
Art.389. (Opgeheven) <W 10-10-1967, art. 32>
Art.390. (Opgeheven) <W 10-10-1967, art. 32>
Art.391. (Opgeheven) <W 10-10-1967, art. 32>
Art.392. (Opgeheven) <W 10-10-1967, art. 32>
AFDELING II.
Art.393. (Opgeheven) <W 10-10-1967, art. 32>
Art.394. (Opgeheven) <W 10-10-1967, art. 32>
Art.395. (Opgeheven) <W 10-10-1967, art. 32>
Art.396. (Opgeheven) <W 10-10-1967, art. 32>
Art.397. (Opgeheven) <W 10-10-1967, art. 32>
Art.398. (Opgeheven) <W 10-10-1967, art. 32>
Art.399. (Opgeheven) <W 10-10-1967, art. 32>
Art.400. (Opgeheven) <W 10-10-1967, art. 32>
Art.401. (Opgeheven) <W 10-10-1967, art. 32>
Art.402. (Opgeheven) <W 10-10-1967, art. 32>
Art.403. (Opgeheven) <W 10-10-1967, art. 32>
Art.404. (Opgeheven) <W 10-10-1967, art. 32>
Art.405. (Opgeheven) <W 10-10-1967, art. 32>
Art. 406. (Opgeheven) <W 10-10-1967, art. 32>