16 DECEMBER 1808. - WETBOEK VAN STRAFVORDERING. - BOEK II, TITEL VII. (Art. 589 tot en met 648) (NOTA : Om technische redenen is het Wetboek van Strafvordering ingedeeld in 8 delen waarvan het achtste deel Titel VII van het tweede Boek omvat) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 05-02-1991 en tekstbijwerking tot 04-07-2024)
TITEL VII. - ENIGE ZAKEN VAN OPENBAAR BELANG EN VAN ALGEMENE VEILIGHEID.
HOOFDSTUK I. - (OVER HET CENTRAAL STRAFREGISTER.) <W 1997-08-08/14, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 03-09-2001> (NOTA : de artikelen 589 tot en met 599, opgeheven bij W 10-07-1967, art. 1, 229°, zijn ingevoegd in dit deel van het SV, bij W 1997-08-08/14)
Art. 589-596, 596bis, 597-602
HOOFDSTUK II. (GEVANGENISSEN). <W 2005-01-12/39, art. 171, 010; Inwerkingtreding : 15-01-2007>
Art. 603, 603bis, 604-606
Art. 606 Franse gemeenschap
Art. 606 Vlaams Gewest
Art. 607-614
HOOFDSTUK III. - MIDDELEN OM DE PERSOONLIJKE VRIJHEID TE VERZEKEREN TEGEN WEDERRECHTELIJKE VRIJHEIDSBEROVING OF ANDERE DADEN VAN WILLEKEUR.
Art. 615-618
HOOFDSTUK IV. - (UITWISSING VAN VEROORDELINGEN EN HERSTEL IN EER EN RECHTEN IN STRAFZAKEN.) <W 07-04-1964, art. 1>
AFDELING I. - UITWISSING VAN VEROORDELINGEN.
Art. 619-620
AFDELING II. - HERSTEL IN EER EN RECHTEN IN STRAFZAKEN.
Art. 621-634
HOOFDSTUK V. - VERJARING.
Art. 635-643
HOOFDSTUK VI. - BIJZONDERE BEPALING.
Art. 644-648
2001009579 2001009580 2009009781 2009009782 2009009783 2010009395 2010009615 2013009013 2016009125 2017030009 2018203613 2022033663
TITEL VII. - ENIGE ZAKEN VAN OPENBAAR BELANG EN VAN ALGEMENE VEILIGHEID.
HOOFDSTUK I. - (OVER HET CENTRAAL STRAFREGISTER.)
Art. 589.<W 1997-08-08/14, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 03-09-2001> Het Centraal Strafregister, hierna " Strafregister " genoemd, is een systeem van geautomatiseerde verwerking gehouden onder het gezag van de Minister van Justitie waarin, overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk, gegevens betreffende beslissingen genomen in strafzaken of ter bescherming van de maatschappij worden geregistreerd, bewaard en gewijzigd. [3 De Federale Overheidsdienst Justitie wordt beschouwd als de verantwoordelijke voor de verwerking in de zin van artikel 4, 7), van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.]3
De doelstelling van het Strafregister bestaat erin de daarin geregistreerde gegevens mede te delen aan :
1° de overheden belast met de uitvoering van de opdrachten van de rechterlijke macht in strafzaken;
[3 1° /1 de leden van de politiediensten bedoeld in artikel 593 belast met de uitvoering van opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie overeenkomstig de artikelen 14 en 15 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt;]3
2° de administratieve overheden met het oog op de toepassing van bepalingen waarvoor kennis is vereist van het gerechtelijk verleden van de personen op wie administratieve maatregelen betrekking hebben;
[3 2° /1 de leden van de politiediensten bedoeld in artikel 593 die in het kader van andere opdrachten voorzien bij of krachtens de wet kennis moeten hebben van het gerechtelijk verleden van een natuurlijke persoon of een rechtspersoon;
2° /2 de personeelsleden van het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten en van zijn Dienst Enquêtes, bedoeld in artikel 593, in het kader van de uitoefening van hun wettelijke opdrachten;
2° /3 de personeelsleden van het Vast Comité van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en van zijn Dienst Enquêtes, bedoeld in artikel 593, in het kader van de uitoefening van hun wettelijke opdrachten;
2° /4 de leden en personeelsleden van het Controleorgaan op de politionele informatie en van zijn Dienst Onderzoeken, bedoeld in artikel 593, in het kader van de uitoefening van hun wettelijke opdrachten;
2° /5 de personeelsleden van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie, bedoeld in artikel 593 in het kader van de uitoefening van hun wettelijke opdrachten;]3
3° [2 natuurlijke personen en rechtspersonen ingeval zij een uittreksel uit het Strafregister moeten voorleggen;]2
4° buitenlandse overheden in de gevallen omschreven in internationale overeenkomsten [1 of een regel van afgeleid recht van de Europese Unie waardoor België is gebonden]1.
De gegevens worden geregistreerd door de griffies van de hoven en rechtbanken of door de dienst van het Strafregister van [2 de Federale Overheidsdienst Justitie]2.
[2 Deze gegevens kunnen dienen als grondslag voor statistieken uitgewerkt en verspreid op initiatief van de Federale Overheidsdienst Justitie.]2
----------
(1)<W 2014-04-25/23, art. 7, 021; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
(2)<W 2016-12-25/14, art. 18, 030; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
(3)<W 2019-05-05/19, art. 28, 033; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
Art.590.<W 1997-08-08/14, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 03-09-2001> Volgende persoonsgegevens worden in het Strafregister opgenomen :
1° veroordelingen tot criminele, correctionele of politiestraffen;
2° beslissingen tot opschorting van de uitspraak van de veroordeling of tot probatie-opschorting, beslissingen tot herroeping van de opschorting of van de probatie-opschorting, alsook beslissingen waarbij een gewone opschorting wordt vervangen door een probatie-opschorting, overeenkomstig de artikelen 3 tot 6 en 13 van de wet van 29 juni 1964 betreffende het uitstel, de opschorting en de probatie;
2°bis. [5 ...]5
3° beslissingen tot herroeping van het [10 , gewone of]10 probatie-uitstel, overeenkomstig artikel 14 van dezelfde wet;
4° [9 beslissingen tot internering, tot toekenning of herroeping van de invrijheidstelling op proef of vervroegde invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering en tot definitieve invrijheidstelling die genomen zijn overeenkomstig de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering.]9 [13 evenals beslissingen tot een beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij, de beslissingen tot vrijheidsbeneming die overeenkomstig artikel 13 van de wet van 29 februari 2024 tot invoering van een beveiligingsmaatregel van de maatschappij zijn genomen en de beslissingen tot toekenning of herroeping van de invrijheidstelling op proef of vervroegde invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering en tot definitieve invrijheidstelling die overeenkomstig deze wet zijn genomen;]13
5° [4 beslissingen tot terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank en tot vrijheidsbeneming die overeenkomstig de artikelen 34bis tot en met 34quater van het Strafwetboek en artikel 95/7 van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten zijn genomen.]4
6° beslissingen tot internering van de veroordeelden bedoeld in artikel 21 van dezelfde wet, alsook beslissingen op grond waarvan hun terugkeer naar de strafinrichting wordt gelast;
7° [1 de ontzettingen uit de ouderlijke macht en herstel ervan, de maatregelen uitgesproken ten aanzien van minderjarigen opgesomd in artikel 63 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, alsook opheffingen of wijzigingen van die maatregelen die met toepassing van artikel 60 van dezelfde wet door de jeugdrechtbank worden uitgesproken;]1
8° vernietigingsarresten uitgesproken op grond van de artikelen 416 tot 442 of van de artikelen 443 tot 447bis van dit wetboek;
9° intrekkingsbeslissingen genomen op grond van de artikelen 10 tot 14 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het [2 Grondwettelijk Hof]2;
10° beslissingen tot uitlegging of verbetering;
11° arresten van herstel in eer en rechten uitgesproken op grond van de artikelen 621 tot 634 van dit wetboek;
12° besluiten tot herstel in eer en rechten uitgevaardigd overeenkomstig de besluitwet van 9 december 1943 op het herstel in eer en rechten van zeelieden en op het verdwijnen van strafvervolgingen en straffen voor bepaalde maritieme inbreuken;
13° besluiten tot herstel in eer en rechten uitgevaardigd overeenkomstig de besluitwet van 22 april 1918 op het militair eerherstel;
14° genadebesluiten;
15° beslissingen tot toekenning of herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling;
16° beslissingen in strafzaken genomen door buitenlandse rechtscolleges ten aanzien van Belgen [10 of rechtspersonen die hun maatschappelijke zetel of een exploitatiezetel in België hebben]10, die krachtens internationale overeenkomsten [6 of een regel van afgeleid recht van de Europese Unie waardoor België is gebonden,]6 ter kennis van de Belgische regering worden gebracht, alsook maatregelen tot amnestie, uitwissing van de veroordeling of herstel in eer en rechten, genomen door een buitenlandse overheid, welke een invloed kunnen hebben op die beslissingen en aan de Belgische Regering zijn medegedeeld.
[1 17° de veroordelingen met eenvoudige schuldigverklaring uitgesproken met toepassing van [14 artikel 27]14 van de wet van 17 april 1878, houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering;]1
[1 18° het in artikel 35, § 1, tweede lid, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis bedoelde verbod [10 ...]10;]1
[8 19° [11 het verval van de strafvordering overeenkomstig de artikelen 216bis, § 2 en 216ter, § 6;]11]8
[15 20° de havenverboden zoals bedoeld in artikel 4, § 3bis, van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen en in artikel 4.1.2.48, § 4, van het Belgisch Scheepvaartwetboek.]15
In het Strafregister worden ook bijkomende straffen, vervangende straffen en veiligheidsmaatregelen geregistreerd, alsook het gewone of het probatie-uitstel verbonden aan veroordelingen.
Reeds geregistreerde veroordelingen vernietigd ingevolge een verzet aangetekend tijdens de buitengewone verzetstermijn of een verwijzing na nietigverklaring, worden uit het Strafregister gewist.
[12 Naast de in het eerste lid bedoelde persoonsgegevens worden door het Strafregister de unieke dactyloscopische referenties zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 11 maart 2019 betreffende de nadere regels voor de rechtstreekse bevraging van de Algemene Nationale Gegevensbank bedoeld in artikel 44/7 van de wet op het politieambt ten behoeve van de Federale Overheidsdienst Justitie met het oogmerk bij te dragen tot de unieke identificatie van gedetineerden, indien deze gegevens beschikbaar zijn, geregistreerd en verwerkt ten behoeve van de overheden en personen bedoeld in artikel 589, tweede lid, 4°, en artikel 593 van dit Wetboek.
De administratieve overheden bedoeld in artikel 594 van hetzelfde Wetboek kunnen kennis nemen van deze unieke dactyloscopische referenties indien deze informatie noodzakelijk is voor de uitoefening van hun wettelijke bevoegdheden en indien de mededeling van de unieke dactyloscopische referenties aan deze autoriteiten uitdrukkelijk is toegestaan door de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit.
Betreffende de onderdanen van een derde land in de zin van artikel 3 van de Verordening (EU) 2019/816 van het Europees parlement en de Raad tot invoering van een gecentraliseerd systeem voor de vaststelling welke lidstaten over informatie beschikken inzake veroordelingen van onderdanen van derde landen en staatlozen (Ecris-TCN) ter aanvulling van het Europees Strafregisterinformatiesysteem en tot wijziging van de Verordening (EU) 2018/1726 worden de biometrische gegevens zoals bedoeld in artikel 44/1, § 2, 1°, van de wet op het politieambt door het Strafregister bij de bevoegde dienst van de directie van de technische en wetenschappelijke politie, bedoeld in artikel 102, 4°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, opgevraagd aan de hand van de unieke dactyloscopische referentie en onverwijld uit het Strafregister verwijderd nadat deze gegevens werden overgezonden overeenkomstig artikel 5 van de Verordening.
De technische en functionele modaliteiten van deze transactie worden bepaald in een protocol tussen de Federale Overheidsdienst Justitie en de Federale Politie. Dit protocol omvat minstens de veiligheidsmaatregelen met betrekking tot deze communicatie en de bewaartermijn van de gegevens en informatie.]12
----------
(1)<W 2009-07-31/20, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 30-06-2009>
(2)<W 2010-02-21/03, art. 4, 017; Inwerkingtreding : 08-03-2010>
(4)<W 2007-04-26/89, art. 7, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(5)<W 2012-04-22/27, art. 4, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(6)<W 2014-04-25/23, art. 8, 021; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
(8)<W 2016-02-05/11, art. 119, 027; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(9)<W 2014-05-05/11, art. 89, 024; Inwerkingtreding : 01-10-2016 (zie ook art. 136) , modifié par L 2016-05-04/03, art. 232>
(10)<W 2016-12-25/14, art. 2, 030; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
(11)<W 2018-03-18/14, art. 17, 032; Inwerkingtreding : 12-05-2018>
(12)<W 2023-12-19/08, art. 30, 037; Inwerkingtreding : 08-01-2024>
(13)<W 2024-02-29/11, art. 34, 039; Inwerkingtreding : 18-04-2024>
(14)<W 2024-04-09/07, art. 43, 040; Inwerkingtreding : 28-04-2024>
(15)<W 2024-05-16/55, art. 2, 042; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.591.[1 § 1. De schriftelijk bij naam aangewezen ambtenaren van niveau A van de dienst van het Strafregister van de Federale Overheidsdienst Justitie, de hoofdgriffiers, de griffiers-hoofden van dienst en de griffiers van de hoven en rechtbanken van de rechterlijke orde hebben, uitsluitend in het kader van het beheer van het Strafregister, toegang tot de gegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 8°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen [2 en tot de gegevens bedoeld in artikel 590, vierde lid]2.
De personen bedoeld in artikel 593 hebben in het kader van de raadpleging van het Strafregister toegang tot de gegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9° en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen [2 en tot de gegevens bedoeld in artikel 590, vierde lid]2.
§ 2. De personen bedoeld in paragraaf 1 mogen de identificatienummers van het Rijksregister van de natuurlijke personen [2 en de unieke dactyloscopische referentie van de gegevens bedoeld in artikel 590, vierde lid,]2 alleen gebruiken voor de identificatie van de in het Strafregister opgenomen of op te nemen personen.
Zij mogen het inschrijvingsnummer in de Kruispuntbank van Ondernemingen bedoeld in artikel III.49 van het Wetboek van economisch recht alleen gebruiken voor de identificatie van de in het Strafregister opgenomen of op te nemen rechtspersonen.
§ 3. De personen bedoeld in paragraaf 1 kunnen de bevoegdheden bedoeld in paragraaf 2 overdragen aan één of meer schriftelijk bij naam aangewezen personen binnen hun dienst. Dergelijke delegaties moeten met redenen zijn omkleed en verantwoord door de behoeften van de dienst.
De Koning bepaalt de voorwaarden waaronder die delegaties worden verleend.]1
----------
(1)<W 2016-12-25/14, art. 20, 030; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
(2)<W 2023-12-19/08, art. 31, 037; Inwerkingtreding : 08-01-2024>
Art.592.<W 1997-08-08/14, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 03-09-2001> De griffiers maken de in artikel 590 opgesomde beslissingen over aan het Strafregister, binnen de drie dagen volgend op de dag waarop die in kracht van gewijsde zijn gegaan.
[1 Indien de beslissing is uitgesproken door van een rechtscollege, dat noch een politierechtbank noch een rechtbank van eerste aanleg zetelend in hoger beroep tegen een vonnis van een politierechtbank is, en die beslissing heeft betrekking op een rechtspersoon die zijn statuten in België heeft neergelegd, zenden de griffiers bovendien een uittreksel van deze beslissing aan de griffie van het rechtscollege waar de statuten van deze rechtspersoon zijn neergelegd.]1
Ze zijn verantwoordelijk voor de conformiteit van de overgezonden gegevens met de door de rechtscolleges uitgesproken beslissingen.
----------
(1)<W 2016-12-25/14, art. 21, 030; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
Art.593.<W 1997-08-08/14, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 03-09-2001> De magistraten van het openbaar ministerie (onder wie het Belgische lid bij Eurojust), de onderzoeksrechters, [3 de vrederechters,]3 [1 de rechters en de assessoren van de strafuitvoeringsrechtbanken,]1 de schriftelijk bij naam aangewezen ambtenaren van [1 niveau A]1 van de administratieve overheden belast met de tenuitvoerlegging van beslissingen in strafzaken en van maatregelen ter bescherming van de maatschappij, [4 de leden van de politiediensten die een kennisbehoefte hebben en die voorafgaandelijk en bij naam worden aangewezen door de korpschefs van de lokale politie en de commissaris-generaal, de directeurs-generaal en de directeurs van de federale politie, de personeelsleden van het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten en van zijn Dienst Enquêtes, opgericht door de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten en op het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse, die een kennisbehoefte hebben en die voorafgaandelijk en bij naam worden aangewezen door de voorzitter van dit Comité, de leden en personeelsleden van het Controleorgaan op de politionele informatie, opgericht door de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens die een kennisbehoefte hebben en die voorafgaandelijk en bij naam worden aangewezen door de voorzitter van dit Controleorgaan, de personeelsleden van het Vast Comité van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en van zijn Dienst Enquêtes, opgericht door dezelfde wet, die een kennisbehoefte hebben en die voorafgaandelijk en bij naam zijn aangewezen door de voorzitter van dit Comité, de leden van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie, zoals bedoeld in artikel 4 van de wet van 15 mei 2007 op de Algemene Inspectie en houdende diverse bepalingen betreffende de rechtspositie van sommige leden van de politiediensten, die een kennisbehoefte hebben en die voorafgaandelijk en bij naam worden aangewezen door de Inspecteur-generaal]4, de schriftelijk bij naam aangewezen ambtenaren van niveau 1 van de inlichtingendiensten in de zin van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten, de leden van de Cel voor de verwerking van financiële informatie alsook de personeelsleden ervan die bekleed zijn met een graad welke overeenstemt met niveau 1 bij de ambtenaren, schriftelijk bij naam aangewezen, hebben steeds en uitsluitend in het kader van hun bij wet bepaalde opdrachten waarvoor kennis van gegevens uit het Strafregister is vereist, toegang tot de daarin opgenomen persoonsgegevens, met uitzondering van : <W 2004-06-21/35, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 12-08-2004>
1° veroordelingen waarvoor amnestie is verleend;
2° beslissingen vernietigd op grond van artikel 416 tot 442 of artikel 443 tot 447bis van dit wetboek;
3° beslissingen tot intrekking genomen op grond van de artikelen 10 tot 14 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het [2 Grondwettelijk Hof]2;
4° veroordelingen en beslissingen uitgesproken op grond van een opgeheven wetsbepaling, op voorwaarde dat de strafbaarheid van het feit is opgeheven. [5 Zij hebben eveneens, in het kader van de uitoefening van hun wettelijke bevoegdheden, toegang tot de informatie met betrekking tot de strafrechtelijke veroordelingen in een andere lidstaat van de Europese Unie via het Strafregister in zijn hoedanigheid van centrale autoriteit in de zin van artikel 3 van het Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten.]5
[1 De in het eerste lid bedoelde magistraten van het openbaar ministerie, onderzoeksrechters, [3 vrederechters,]3 rechters en assessoren van de strafuitvoeringsrechtbanken, en ambtenaren van niveau A, kunnen deze bevoegdheid overdragen aan één of meer schriftelijk en bij naam aangewezen personen die onder hun gezag ressorteren.]1
[4 De toegangsmodaliteiten maken het voorwerp uit van een protocolakkoord in de zin van artikel 20 van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens tussen de verantwoordelijke van de verwerking van het Strafregister en de aanvrager, zijnde de diensten bedoeld in artikel 593, eerste lid. Dit protocol bevat eveneens de gepaste maatregelen om de rechten en vrijheden van de betrokken personen te beschermen, in het bijzonder deze met betrekking tot :
a) de registratie van de toegangen;
b) de verplichting gehouden te zijn aan het beroepsgeheim of aan de vertrouwelijkheidsplicht;
c) de technische en organisatorische maatregelen betreffende het beheer van de toegangen.
De registratie van de toegangen dient ten minste toe te laten vast te stellen wie toegang had wanneer, tot welke gegevens en vanuit welke post en voor welke doeleinden de toegang werd gerealiseerd.]4
----------
(1)<W 2009-07-31/20, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 30-06-2009>
(2)<W 2010-02-21/03, art. 5, 017; Inwerkingtreding : 08-03-2010>
(3)<W 2016-12-25/14, art. 22, 030; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
(4)<W 2019-05-05/19, art. 29, 033; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
(5)<W 2023-12-19/08, art. 32, 037; Inwerkingtreding : 08-01-2024>
Art.594.<W 1997-08-08/14, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 03-09-2001> De Koning kan bij in Ministerraad overlegd besluit en na advies van de Commissie ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer aan bepaalde administratieve overheden toegang verlenen tot in het Strafregister opgenomen gegevens, zulks uitsluitend in het kader van door of krachtens de wet bepaalde doeleinden, en met uitzondering van :
1° de veroordelingen en beslissingen bedoeld in artikel 593, 1° tot 4°;
2° arresten van herstel in eer en rechten en veroordelingen waarop dat herstel in eer en rechten betrekking heeft;
3° beslissingen tot opschorting van de uitspraak van de veroordeling en tot probatie-opschorting [5 of [6 het verval van de strafvordering overeenkomstig de artikelen 216bis, § 2 en 216ter, § 6]6]5;
4° [2 [3 de beslissingen die veroordelen tot een werkstraf overeenkomstig artikel 37quinquies van het Strafwetboek, met uitzondering voor het opmaken van de voorbereidende lijst van gezworenen overeenkomstig artikel 224, 13°, van het Gerechtelijk Wetboek;]3 ]2.
[3 5° de beslissingen die veroordelen tot een straf onder elektronisch toezicht overeenkomstig artikel 37ter van het Strafwetboek, met uitzondering voor het opmaken van de voorbereidende lijst van gezworenen overeenkomstig artikel 224, 13°, van het Gerechtelijk Wetboek;]3
[4 6° de beslissingen die veroordelen tot een autonome probatiestraf overeenkomstig artikel 37octies van het Strafwetboek, behalve voor het opmaken van de voorbereidende lijst van gezworenen overeenkomstig artikel 224, 13°, van het Gerechtelijk Wetboek.]4
Zij hebben geen toegang meer tot gegevens betreffende veroordelingen tot gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden [1 , tot veroordelingen bij eenvoudige schuldigverklaring]1, tot geldboete van ten hoogste [1 500 euro]1 en tot geldboete, ongeacht het bedrag ervan, die is opgelegd krachtens het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, na een termijn van drie jaar te rekenen van de dag van de rechterlijke beslissing waarbij zij zijn uitgesproken, behalve indien deze veroordelingen een vervallenverklaring of een ontzetting inhouden waarvan de gevolgen zich over meer dan drie jaar uitstrekken, uitgesproken in het vonnis of waarvan die overheden absoluut kennis moeten hebben om een wets- of verordeningsbepaling te kunnen toepassen.
Zij hebben wel toegang tot gegevens inzake de ontzettingen en maatregelen bedoeld in artikel 63 van [de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade], onder de voorwaarden vastgesteld in dat artikel. <W 2006-05-15/35, art. 16; 011; Inwerkingtreding : 16-10-2006>
[7 Zij hebben eveneens, in het kader van de uitoefening van hun wettelijke bevoegdheden en voor zover zij hiertoe door de Koning individueel werden gemachtigd bij in Ministerraad overlegd besluit, toegang tot de informatie met betrekking tot de strafrechtelijke veroordelingen in een andere lidstaat van de Europese Unie via het Strafregister in zijn hoedanigheid van centrale autoriteit in de zin van artikel 3 van het Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten.]7
----------
(1)<W 2009-07-31/20, art. 4, 015; Inwerkingtreding : 30-06-2009>
(2)<W 2009-12-21/14, art. 204, 016; Inwerkingtreding : 21-01-2010; vernietigd bij arrest van het Grondwettelijk Hof nr. 137/2011 van 22-08-2011, behalve in zoverre het betrekking heeft op de burgemeester die het centraal strafregister moet consulteren om een lijst van gezworenen samen te stellen ; zie B.St. 22-08-2011, p. 48092-48096>
(3)<W 2014-02-07/15, art. 2, 022; Inwerkingtreding : 01-05-2016 (zie W 2014-05-08/55, art. 6)>
(4)<W 2014-04-10/80, art. 16, 023; Inwerkingtreding : 01-05-2016 (zie W 2014-05-08/55, art. 6)>
(5)<W 2016-02-05/11, art. 120, 027; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(6)<W 2018-03-18/14, art. 18, 032; Inwerkingtreding : 12-05-2018>
(7)<W 2023-12-19/08, art. 33, 037; Inwerkingtreding : 08-01-2024>
Art.595.<W 1997-08-08/14, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 03-09-2001, gelet op de opheffing van art. 29 van W 1997-08-08/14> [4 Elke natuurlijke persoon of elke persoon bekwaam om een rechtspersoon te vertegenwoordigen,]4 die zijn identiteit bewijst, kan een uittreksel uit het Strafregister verkrijgen, dat een overzicht bevat van de daarin opgenomen persoonsgegevens die op hem [4 of, naar gelang het geval, op de rechtspersoon]4 betrekking hebben, met uitzondering van :
1° [3 de veroordelingen, beslissingen of maatregelen opgesomd in artikel 594, 1° tot 6° ;]3
2° maatregelen getroffen ten aanzien van abnormalen op grond van de wet van 1 juli 1964;
3° de ontzettingen en maatregelen bedoeld in artikel 63 van [de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade]. <W 2006-05-15/35, art. 17, 011; Inwerkingtreding : 16-10-2006>
Veroordelingen tot gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden [1 , veroordelingen bij eenvoudige schuldigverklaring, en veroordelingen]1 tot geldboete van ten hoogste [1 500 euro]1 en tot geldboete, ongeacht het bedrag ervan, die is opgelegd krachtens het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, worden niet meer op dit uittreksel vermeld na een termijn van drie jaar te rekenen van de dag van de definitieve rechterlijke beslissing waarbij zij zijn uitgesproken, behalve als ze in het vonnis, voorzien in een ontzetting of een vervallenverklaring waarvan de gevolgen de duur van 3 jaar overstijgen.
[4 De Koning bepaalt de voorwaarden en de nadere regels voor het uitreiken van dit uittreksel. Voor een natuurlijke persoon die een woon- of verblijfplaats heeft in België, wordt het uittreksel uitgereikt door het gemeentebestuur van de woon- of verblijfplaats. Indien de betrokkene in België geen woon- of verblijfplaats heeft, wordt het uittreksel uitgereikt door de dienst van het Strafregister van de Federale Overheidsdienst Justitie. Wanneer het een rechtspersoon betreft, wordt dit uittreksel uitgereikt door de dienst van het Strafregister van de Federale Overheidsdienst Justitie.]4
[4 Elke natuurlijke persoon, voor zover hij zijn identiteit bewijst, geniet het recht op mededeling van de rechtstreeks op hem betrekking hebbende gegevens uit het Strafregister, overeenkomstig artikel 10 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. Ieder persoon bevoegd om een rechtspersoon te vertegenwoordigen, voor zover hij zijn identiteit bewijst, geniet het recht op mededeling van gegevens uit het Strafregister die betrekking hebben op de rechtspersoon die hij vertegenwoordigt.]4
[5 De gegevens uit het strafregister die worden opgevraagd door onderdanen van een lidstaat of onderdanen van een derde land en die op henzelf betrekking hebben, worden onverwijld door het Strafregister opgevraagd bij de lidstaat waarvan de betrokkene de nationaliteit heeft respectievelijk de lidstaat of lidstaten die over gegevens uit het strafregister aangaande de betrokken derdelander beschikken overeenkomstig artikel 6, paragrafen 3 en 3bis, van het Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten en vervolgens meegedeeld aan de betrokken persoon.]5
----------
(1)<W 2009-07-31/20, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 30-06-2009>
(3)<W 2014-04-10/80, art. 17, 023; Inwerkingtreding : 01-05-2016 (zie W 2014-05-08/55, art. 6)>
(4)<W 2016-12-25/14, art. 23, 030; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
(5)<W 2023-12-19/08, art. 34, 037; Inwerkingtreding : 08-01-2024>
Art.596.<W 1997-08-08/14, art. 10, 006; Inwerkingtreding : 03-09-2001, gelet op de opheffing van art. 29 van W 1997-08-08/14> Wanneer het uittreksel evenwel wordt aangevraagd teneinde toegang te krijgen tot een activiteit waarvan de toegangs- of uitoefeningsvoorwaarden bij wets- of verordeningsbepalingen zijn vastgesteld, worden de veroordelingen bedoeld in artikel 595, tweede lid vermeld indien zij een ontzetting of een vervallenverklaring inhouden waarvan de gevolgen zich over meer dan drie jaar uitstrekken en die de betrokkene verbieden deze activiteit uit te oefenen.
[1 Wanneer het uittreksel wordt aangevraagd ten einde toegang te krijgen tot een activiteit die onder opvoeding, psycho-medisch-sociale begeleiding, hulpverlening aan de jeugd, kinderbescherming, animatie of begeleiding van minderjarigen valt, vermeldt het uittreksel behalve de veroordelingen en de beslissingen bedoeld in het eerste lid, ook [3 de beslissingen bedoeld in artikel 594, 4° tot 6°,]3 de veroordelingen bedoeld in artikel 590, eerste lid, 1° en 17°, en de beslissingen bedoeld in artikel 590, eerste lid, 2°, 4°, 5° en 16°, voor feiten gepleegd ten aanzien van een minderjarige en voor zover dit een constitutief element van de inbreuk is of de straf verzwaart. De gemeentelijke administratie vermeldt bovendien of de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een verbod om een activiteit uit te oefenen die hem in contact zou brengen met minderjarigen, uitgesproken door een rechter of een onderzoeksgerecht met toepassing van artikel 35, § 1, tweede lid, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis. Het verbod dient op het uittreksel te worden vermeld tot op het moment dat de daarop volgende rechterlijke uitspraak kracht van gewijsde heeft verkregen. [5 ...]5]1
[4 De Koning bepaalt de voorwaarden en de nadere regels voor het uitreiken van dit uittreksel. Voor een natuurlijke persoon die een woon- of verblijfplaats heeft in België, wordt het uittreksel uitgereikt door het gemeentebestuur van de woon- of verblijfplaats. Indien de betrokkene in België geen woon- of verblijfplaats heeft, wordt het uittreksel uitgereikt door de dienst van het Strafregister van de Federale Overheidsdienst Justitie. Wanneer het een rechtspersoon betreft, wordt dit uittreksel uitgereikt door de dienst van het Strafregister van de Federale Overheidsdienst Justitie.]4
[1 Het in het tweede lid bedoelde uittreksel mag niet worden afgeleverd aan een persoon die zich in voorlopige hechtenis bevindt.]1
(NOTA : bij arrest nr 1/2011 van 13-01-2011 (B.St. 15-03-2011, p. 16342-16350), heeft het Grondwettelijk Hof in artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering, vervangen bij artikel 6, 1°, van de wet van 31 juli 2009 betreffende diverse bepalingen met betrekking tot het Centraal Strafregister, de woorden " tot op het moment dat de daarop volgende rechterlijke uitspraak kracht van gewijsde heeft verkregen " vernietigd)
----------
(1)<W 2009-07-31/20, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 30-06-2009>
(3)<W 2014-04-10/80, art. 18, 023; Inwerkingtreding : 01-05-2016 (zie W 2014-05-08/55, art. 6), art. 18 gewijzigd bij W 2016-02-05/11, art. 57, 027>
(4)<W 2016-12-25/14, art. 24, 030; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
(5)<W 2019-05-05/19, art. 30, 033; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
Art.596bis. [1 Wanneer het uittreksel bedoeld in artikel 596, eerste lid, wordt aangevraagd ten einde toegang te krijgen tot een activiteit in een haven, een havenfaciliteit, een terminal gelegen in het binnenland of een vestigingseenheid met impact op de maritieme beveiliging, zoals bedoeld in artikel 2.5.2.3, 4°, 5°, 16° en 17°, van het Belgisch Scheepvaartwetboek, vermeldt het uittreksel:
1° de veroordelingen en de beslissingen bedoeld in artikel 596, eerste lid;
2° de veroordelingen bedoeld in artikel 590, eerste lid, 1°, 3°, 17° en 20° ;
3° gedurende drie jaar vanaf de dag van de veroordeling de beslissingen bedoeld in artikel 594, 4° tot 6° in het geval deze betrekking hebben op inbreuken op:
i. de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen, en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen;
ii. één van de misdrijven bedoeld in boek II, titel VI, hoofdstuk I van het Strafwetboek;
iii. één van de misdrijven bedoeld in boek II, titel IX, hoofdstuk I, afdeling I van het Strafwetboek;
iv. één van de misdrijven bedoeld in boek II, titel IX, hoofdstuk III, afdeling VIIIbis van het Strafwetboek;
v. een ongeoorloofde actie in de zin van artikel 4.1.2.48, § 2 of § 3, van het Belgisch Scheepvaartwetboek.
De Koning bepaalt de voorwaarden en de nadere regels voor het uitreiken van dit uittreksel. Voor een natuurlijke persoon die een woon- of verblijfplaats heeft in België, wordt het uittreksel uitgereikt door het gemeentebestuur van de woon- of verblijfplaats. Indien de betrokkene in België geen woon- of verblijfplaats heeft, wordt het uittreksel uitgereikt door de dienst van het Strafregister van de Federale Overheidsdienst Justitie. Wanneer het een rechtspersoon betreft, wordt dit uittreksel uitgereikt door de dienst van het Strafregister van de Federale Overheidsdienst Justitie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2024-05-16/55, art. 3, 042; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.597.<W 1997-08-08/14, art. 11, 006; Inwerkingtreding : 03-09-2001> Uittreksels uit het Strafregister worden aan buitenlandse overheden uitgereikt in de gevallen omschreven in internationale overeenkomsten [1 of een regel van afgeleid recht van de Europese Unie waardoor België is gebonden]1.
----------
(1)<W 2014-04-25/23, art. 9, 021; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
Art.598.[1 De gegevens van het Strafregister die betrekking hebben op overleden natuurlijke personen of rechtspersonen na afsluiting van de vereffening, gerechtelijke ontbinding of ontbinding zonder vereffening, worden eenmaal per jaar aan het Algemeen Rijksarchief toegezonden.]1
----------
(1)<W 2016-12-25/14, art. 25, 030; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
Art.599. <W 1997-08-08/14, art. 13, 006; Inwerkingtreding : 03-09-2001> De raadpleging van het Strafregister en de afgifte van uittreksels kunnen aanleiding geven tot vergoedingen vastgesteld door de Koning.
Art.600. <W 1997-08-08/14, art. 14, 006; Inwerkingtreding : 03-09-2001> De door het Strafregister meegedeelde gegevens vormen geen bewijs van de rechterlijke of administratieve beslissingen waarop zij betrekking hebben.
Art.601. <W 1997-08-08/14, art. 15, 006; Inwerkingtreding : 03-09-2001> De personen die in de uitoefening van hun ambt meewerken aan het verzamelen, het verwerken of het toezenden van de in artikel 590 bedoelde gegevens, zijn gebonden door het beroepsgeheim. Artikel 458 van het Strafwetboek is op hen van toepassing.
Zij moeten alle maatregelen nemen die nodig zijn om de veiligheid van de geregistreerde gegevens te waarborgen, waarbij zij inzonderheid moeten verhinderen dat zij worden vervalst, beschadigd of meegedeeld aan personen die geen machtiging hebben om kennis ervan te nemen.
Zij moeten nagaan of de programma's voor de geautomatiseerde verwerking van de gegevens geschikt zijn en rechtmatig worden toegepast.
Zij moeten ervoor zorgen dat de gegevens op rechtmatige wijze worden overgezonden.
De identiteit van de personen die om raadpleging van het Strafregister verzoeken, wordt geregistreerd in een controlesysteem. Deze gegevens worden gedurende zes maanden bewaard.
Art.602. <W 1997-08-08/14, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 03-09-2001> De Koning kan maatregelen vaststellen die erop zijn gericht de veiligheid van de gegevens opgenomen in het Strafregister te waarborgen.
HOOFDSTUK II. (GEVANGENISSEN).
Art.603. <W 1999-05-07/61, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-07-1999> Behalve de (strafinrichtingen), bestemd voor de uitvoering van de straffen, zal er in ieder arrondissement bij de Rechtbank van eerste aanleg een Huis van arrest zijn om er de verdachten in op te nemen. Eveneens zal er bij ieder Hof van Assisen een Huis van arrest zijn om er degenen in op te nemen tegen wie een beschikking tot gevangenneming is uitgevaardigd. <W 2005-01-12/39, art. 172, 010; Inwerkingtreding : 15-01-2007>
Art. 603bis. [1 Door de Koning wordt een beveiligd klinisch observatiecentrum opgericht waar verdachten ter observatie in voorhechtenis kunnen opgesloten worden, overeenkomstig de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-05-05/11, art. 90, 024; Inwerkingtreding : 01-10-2016> (zie ook art. 136, modifié par L 2016-05-04/03, art. 233)
Art.604. De huizen van arrest (...) zijn volkomen onderscheiden van de (strafinrichtingen) bestemd voor de uitvoering van de straffen. <W 1999-0-07/61, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-07-1999> <W 2005-01-12/39, art. 172, 010; Inwerkingtreding : 15-01-2007>
Art.605. De gouverneurs dragen zorg dat die verschillende huizen niet alleen veilig, maar ook zindelijk zijn, en in zodanige staat dat de gezondheid van de gevangenen generlei schade kan lijden.
Art.606.[1 De personen tegen wie, ingevolge een uithandengeving die uitgesproken is op grond van artikel 57bis van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, een aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, worden geplaatst in een gemeenschapscentrum voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd.
Indien voornoemde personen veroordeeld zijn tot een hoofdgevangenisstraf of een bijkomende gevangenisstraf, zitten zij die straf uit in de strafvleugel van een gemeenschapscentrum voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd.
Wanneer deze personen achttien jaar of ouder zijn en het aantal plaatsen van de gemeenschapscentra op het tijdstip van de plaatsing of later ontoereikend is, worden zij evenwel in een strafinrichting voor volwassenen geplaatst. Ze worden ook in een strafinrichting voor volwassenen geplaatst of ernaar overgebracht wanneer ze drieëntwintig jaar of ouder zijn.
Ingeval de jongere die de volle leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, het leven in het centrum ernstig verstoort of de integriteit van de andere jongeren of van het personeel van het centrum in gevaar brengt, richt de bevoegde overheid van de gemeenschap een omstandig verslag aan de minister van Justitie. Deze kan de jongere dan naar een strafinrichting voor volwassenen verwijzen.]1
----------
(1)<W 2014-01-06/65, art. 26, 020; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art.606_FRANSE_GEMEENSCHAP. [1 De personen tegen wie, ingevolge een uithandengeving die uitgesproken is op grond van artikel 57bis van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade [2 en artikel 125 van het decreet van 18 januari 2018 houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming]2, een aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, worden geplaatst in een gemeenschapscentrum voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd. Indien voornoemde personen veroordeeld zijn tot een hoofdgevangenisstraf of een bijkomende gevangenisstraf, zitten zij die straf uit in de strafvleugel van een gemeenschapscentrum voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd. Wanneer deze personen achttien jaar of ouder zijn en het aantal plaatsen van de gemeenschapscentra op het tijdstip van de plaatsing of later ontoereikend is, worden zij evenwel in een strafinrichting voor volwassenen geplaatst. Ze worden ook in een strafinrichting voor volwassenen geplaatst of ernaar overgebracht wanneer ze drieëntwintig jaar of ouder zijn. Ingeval de jongere die de volle leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, het leven in het centrum ernstig verstoort of de integriteit van de andere jongeren of van het personeel van het centrum in gevaar brengt, richt de bevoegde overheid van de gemeenschap een omstandig verslag aan de minister van Justitie. Deze kan de jongere dan naar een strafinrichting voor volwassenen verwijzen.]1 ----------
(1)<W 2014-01-06/65, art. 26, 020; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<DFG 2023-12-07/09, art. 59, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 606_VLAAMS_GEWEST. [1 De personen tegen wie, ingevolge een uithandengeving die uitgesproken is op grond van artikel [2 38 van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht]2, een aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, worden geplaatst in een gemeenschapscentrum voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd. Indien voornoemde personen veroordeeld zijn tot een hoofdgevangenisstraf of een bijkomende gevangenisstraf, zitten zij die straf uit in de strafvleugel van een gemeenschapscentrum voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd. Wanneer deze personen achttien jaar of ouder zijn en het aantal plaatsen van de gemeenschapscentra op het tijdstip van de plaatsing of later ontoereikend is, worden zij evenwel in een strafinrichting voor volwassenen geplaatst. Ze worden ook in een strafinrichting voor volwassenen geplaatst of ernaar overgebracht wanneer ze drieëntwintig jaar of ouder zijn. Ingeval de jongere die de volle leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, het leven in het centrum ernstig verstoort of de integriteit van de andere jongeren of van het personeel van het centrum in gevaar brengt, richt de bevoegde overheid van de gemeenschap een omstandig verslag aan de minister van Justitie. Deze kan de jongere dan naar een strafinrichting voor volwassenen verwijzen.]1 ----------
(1)<W 2014-01-06/65, art. 26, 020; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<DVR 2019-03-15/10, art. 2, 034; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.607. De bewaarders van de huizen van arrest, (...) en van de gevangenissen zijn verplicht een register te bezitten. <W 1999-05-07/61, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-07-1999>
(Dit register wordt op alle bladzijden getekend en geparafeerd door de onderzoekrechter voor de huizen van arrest bij de rechtbanken van eerste aanleg, door de voorzitter van de Rechtbank van eerste aanleg voor de huizen van arrest bij de hoven van assisen en door de provinciegouverneur voor de gevangenissen bestemd voor de uitvoering van de straffen.) <W 1999-05-07/61, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-07-1999>
Art.608. Ieder uitvoerder van een bevel tot aanhouding, van een beschikking tot gevangenneming, van een veroordelend arrest of vonnis is verplicht de akte waarvan hij houder is, op het register te doen inschrijven, voordat hij de door hem opgebrachte persoon aan de bewaarder overgeeft; de akte van overgifte wordt in zijn bijzijn geschreven.
Een en ander wordt door hem en door de bewaarder getekend.
De bewaarder geeft hem, te zijner ontlasting, een afschrift dat hij ondertekent.
Art.609. Geen bewaarder mag, op straffe van vervolging en veroordeling wegens willekeurige vrijheidsberoving, iemand in de gevangenis opnemen of vasthouden dan uit kracht hetzij van een bevel tot bewaring, hetzij van een bevel tot aanhouding in de bij de wet vereiste vorm uitgevaardigd, hetzij van een arrest van verwijzing naar het hof van assisen (...), van een arrest of vonnis van veroordeling tot een criminele straf of een gevangenisstraf, en zonder dat de overschrijving ervan op zijn register gedaan is. <W 10-07-1967, art. 1, 237°>
Art.610. Het voormelde register bevat eveneens, op de kant van de akte van overgifte van de gevangene, de datum van zijn ontslag, alsook de beschikking, het arrest of het vonnis uit kracht waarvan het ontslag geschiedt.
Art.611.De onderzoeksrechter is verplicht ten minste eens in de maand de in het huis van arrest (bij de rechtbank van eerste aanleg) van het arrondissement opgesloten personen te bezoeken. <W 1999-05-07/61, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 01-07-1999>
[1 Tweede lid opgeheven.]1
De gouverneur is verplicht ten minste eens in het jaar alle (huizen van arrest bij de hoven van assisen en alle gevangenissen) en alle gevangenen van de provincie te bezoeken. <W 1999-05-07/61, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 01-07-1999>
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 205, 016; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
Art.612. Bovendien is ook de burgemeester van elke gemeente waar (...), (...), (...) een gevangenis bestaat (...) verplicht die huizen ten minste eens in de maand te bezoeken. <W 10-07-1967, art. 1, 239°> <W 1999-05-07/61, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 01-07-1999> <W 2005-01-12/39, art. 173, 010; Inwerkingtreding : 15-01-2007>
Art.613. De burgemeester (...) waakt ervoor dat de gevangenen voldoende en gezond voedsel krijgen; de handhaving van de orde in die huizen behoort tot zijn bevoegdheid. <W 10-07-1967, art. 1, 240°>
(De voorzitter van het hof van assisen kan alle voor de berechting noodzakelijke bevelen geven die in de huizen van arrest bij de hoven van assisen moeten worden uitgevoerd.) <W 2005-01-12/39, art. 174, 010; Inwerkingtreding : 15-01-2007>
Art.614. De gevangene die zich schuldig maakt aan bedreigingen, beledigingen of gewelddaden hetzij tegen (het personeel (van de gevangenissen)), hetzij tegen andere gevangenen, wordt, op bevel van wie daartoe bevoegd is, strenger bewaakt (of afgezonderd), onverminderd de vervolgingen waartoe zijn gedrag aanleiding kan geven. <W 10-07-1967, art. 1, 241°> <W 2005-01-12/39, art. 175, 010; Inwerkingtreding : 15-01-2007>
HOOFDSTUK III. - MIDDELEN OM DE PERSOONLIJKE VRIJHEID TE VERZEKEREN TEGEN WEDERRECHTELIJKE VRIJHEIDSBEROVING OF ANDERE DADEN VAN WILLEKEUR.
Art.615. (...) Ieder die ervan kennis draagt dat iemand gevangen gehouden wordt in een plaats welke niet bestemd is om tot huis van arrest, (...) of (strafinrichting) te dienen, is verplicht daarvan bericht te geven aan de (rechter in de politierechtbank), aan de procureur des Konings (...) of aan de onderzoeksrechter, of aan de procureur-generaal bij het hof van beroep. <W 10-07-1967, art. 1, 242°> <W 10-10-1967, art. 91, § 3> <W 1999-05-07/61, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-07-1999> <W 2005-01-12/39, art. 176, 010; Inwerkingtreding : 15-01-2007>
Art.616. Ieder (rechter in de politierechtbank), ieder ambtenaar belast met het openbaar ministerie, ieder onderzoeksrechter is gehouden, op straffe van te worden vervolgd als medeplichtig aan willekeurige vrijheidsberoving, zich ambtshalve of na ontvangen bericht dadelijk ter plaatse te begeven en de gevangen gehouden persoon in vrijheid te doen stellen, of, indien er een wettelijke grond tot hechtenis aangevoerd wordt, hem terstond voor de bevoegde magistraat te doen brengen. <W 10-10-1967, art. 91, § 3>
Hij maakt van alles proces-verbaal op.
Art.617. Desnoods geeft hij een beschikking in de vorm bij artikel 95 van dit wetboek voorgeschreven.
Ingeval hij weerstand ondervindt, kan hij zich door de nodige macht doen bijstaan en ieder die wordt opgevorderd, is verplicht hulp te bieden.
Art.618. Als schuldig of medeplichtig aan willekeurige vrijheidsberoving wordt vervolgd ieder bewaarder die weigert hetzij, op de daartoe gedane vordering, de gevangene te vertonen aan de houder van het bevel van de burgerlijke officier die belast is met het toezicht op het huis van arrest, (...) of de gevangenis, hetzij het bevel te vertonen dat hem zulks verbiedt, hetzij aan de (rechter in de politierechtbank) zijn registers over te leggen of hem van een gedeelte van zijn registers zodanig afschrift te laten nemen als deze nodig oordeelt. <W 10-10-1967, art. 91, § 3> <W 1999-05-07/61, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 01-07-1999> <W 2004-06-21/35, art. 176, 010; Inwerkingtreding : 15-01-2007 (AR 2006-12-28/40, art. 1 à 3)>
HOOFDSTUK IV. - (UITWISSING VAN VEROORDELINGEN EN HERSTEL IN EER EN RECHTEN IN STRAFZAKEN.)
AFDELING I. - UITWISSING VAN VEROORDELINGEN.
Art.619.<W 07-04-1964, art. 2> (Veroordelingen tot een politiestraf worden uitgewist na een termijn van drie jaar te rekenen van de dag van de definitieve rechterlijke beslissing waarbij zij zijn uitgesproken. (De uitwissing verhindert evenwel niet de invordering van de door die definitieve rechterlijke beslissing opgelegde geldboete.) [1 Onder dezelfde voorwaarden worden de veroordeling bij eenvoudige schuldigverklaring en de beslissing tot opschorting van de uitspraak van de veroordeling uitgewist indien het feit waarvoor de beslissing werd uitgesproken strafbaar is met een politiestraf. De beslissing tot opschorting van de uitspraak van de veroordeling wordt niet vóór het verstrijken van de proeftermijn uitgewist.]1 <W 2006-12-27/32, art. 301, 012; Inwerkingtreding : 07-01-2007>
Het vorige lid is niet van toepassing op veroordelingen die een vervallenverklaring of ontzetting inhouden uitgesproken volgens het vonnis waarvan de gevolgen zich over meer dan drie jaar uitstrekken, tenzij het gaat om een verval van het recht tot sturen wegens lichamelijke ongeschiktheid, uitgesproken op grond van de bepalingen van het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer.) <W 1997-08-08/14, art. 17, 006; Inwerkingtreding : 03-09-2001>
----------
(1)<W 2024-05-15/03, art. 45, 041; Inwerkingtreding : 07-06-2024>
Art.620. <W 07-04-1964, art. 3> Uitwissing van veroordelingen heeft de gevolgen van herstel in eer en rechten.
AFDELING II. - HERSTEL IN EER EN RECHTEN IN STRAFZAKEN.
Art.621.<W 12-07-1984, art. 1> Iedere veroordeelde tot straffen die niet kunnen worden uitgewist overeenkomstig artikel 619, kan in eer en rechten hersteld worden, indien hij sedert ten minste tien jaar geen zodanig herstel heeft genoten. (...). <W 1991-01-09/33, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 15-02-1991>
[1 Het eerste lid geldt eveneens voor de personen veroordeeld bij eenvoudige schuldigverklaring of die de opschorting van de uitspraak van de veroordeling genieten, indien de beslissing niet kan worden uitgewist over-eenkomstig artikel 619.]1
(Indien het herstel in eer en rechten sedert minder dan tien jaar is verleend en alleen betrekking heeft op de veroordelingen bedoeld in artikel 627, kan het Hof evenwel beslissen dat zulks geen beletsel vormt voor een nieuw herstel in eer en rechten voor het verstrijken van deze termijn.) <W 1997-08-08/14, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 03-09-2001>
----------
(1)<W 2024-05-15/03, art. 46, 041; Inwerkingtreding : 07-06-2024>
Art.622. <W 07-04-1964, art. 5> De veroordeelde moet de vrijheidsstraffen hebben ondergaan en de geldstraffen hebben gekweten, tenzij die straffen krachtens het recht van genade kwijtgescholden zijn, of, indien zij voorwaardelijk zijn uitgesproken of voorwaardelijk zijn geworden bij genademaatregel, als niet bestaande worden beschouwd. Is de straf verjaard, dan kan de veroordeelde alleen in eer en rechten hersteld worden wanneer de niet-uitvoering niet aan hem te wijten is.
Art.623. <W 07-04-1964, art. 6> De veroordeelde moet voldaan hebben aan de in het vonnis bepaalde verplichting tot teruggave, schadevergoeding en betaling van kosten, en (indien hij veroordeeld is wegens overtreding van artikel 489ter van het Strafwetboek) moet hij het passief van het faillissement, hoofdsom, interesten en kosten, hebben gekweten. <W 1997-08-08/80, art. 125, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Het hof dat over het verzoek tot eerherstel moet beslissen, kan de veroordeelde evenwel van deze voorwaarde ontslaan, indien hij aantoont dat hij in de onmogelijkheid verkeerde om aan de verplichtingen te voldoen hetzij wegens zijn onvermogen, hetzij wegens enig ander feit waaraan hij geen schuld heeft. Het hof kan in dat geval, onverminderd de rechten van de schuldeisers, ook het gedeelte bepalen van de teruggave, de schadevergoeding, de gerechtskosten en het passief, dat de veroordeelde moet hebben voldaan alvorens hem herstel in eer en rechten kan worden toegestaan.
Art.624.<W 07-04-1964, art. 7> [1 Herstel in eer en rechten is afhankelijk van een proeftijd gedurende dewelke de verzoeker die een natuurlijke persoon is in België of in het buitenland een vaste verblijfplaats moet hebben gehad en blijk moet hebben gegeven van verbetering en van goed gedrag.
Wanneer het een rechtspersoon betreft, is het herstel in eer en rechten afhankelijk van een proeftijd gedurende dewelke de rechtspersoon zijn bedrijfszetel of een exploitatiezetel in België moet hebben gehad en worden de elementen die in aanmerking komen om de aanvraag tot herstel in eer en rechten te beoordelen door de procureur des Konings bepaald.]1
Het hof moet bij zijn beoordeling inzonderheid rekening houden met de moeite door de verzoeker gedaan om de uit de misdrijven voortvloeiende schade die niet gerechtelijk mocht zijn vastgesteld, te herstellen.
(...) <W 1997-08-08/14, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 03-09-2001>
----------
(1)<W 2016-12-25/14, art. 26, 030; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
Art.625.<W 07-04-1964, art. 8> De proeftijd, (die voortduurt tot de dag waarop het arrest van eerherstel wordt gewezen), loopt <W 1991-01-09/33, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 15-02-1991> :
1° Van de dag van de voorwaardelijke veroordeling [2 , van de veroordeling bij eenvoudige schuldigverklaring of de beslissing tot opschorting van de uitspraak van de veroordeling]2;
2° Van de dagtekening van het koninklijk genadebesluit waarbij de straf voorwaardelijk wordt gemaakt;
3° Van de dag van de voorwaardelijke invrijheidstelling, mits de definitieve invrijheidstelling verkregen is ten tijde van het indienen van de aanvraag;
[1 3°bis van de dag van de invrijheidstelling onder toezicht, mits de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank een einde heeft genomen ten tijde van het indienen van de aanvraag;]1
4° In de overige gevallen bedoeld bij artikel 622, van de dag van het verval van de straffen of van de dag waarop zij verjaren, voor zover de niet-uitvoering niet te wijten is aan de verzoeker.
----------
(1)<W 2007-04-26/89, art. 8, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(2)<W 2024-05-15/03, art. 47, 041; Inwerkingtreding : 07-06-2024>
Art.626.[1 § 1. De minimumduur van de proeftijd is bepaald op drie jaar voor veroordelingen tot politiestraffen of correctionele straffen die een gevangenisstraf van vijf jaar niet te boven gaan.
In het geval van veroordelingen bij eenvoudige schuldigverklaring, bedraagt de minimumduur van de proeftijd drie jaar, als de feiten die ten grondslag liggen van de veroordeling strafbaar zijn met een politiestraf of een correctionele straf.
Die termijn wordt echter op ten minste zes jaar gebracht, indien de verzoeker wegens wettelijke herhaling veroordeeld is overeenkomstig de artikelen 54 tot 57bis van het Strafwetboek, of indien hij ter beschikking van de strafuitvoeringsrechtbank is gesteld ingevolge de artikelen 34bis, 34ter of 34quater van het Strafwetboek.
§ 2. De minimumduur van de proeftijd is bepaald op vijf jaar voor veroordelingen tot criminele straffen of tot correctionele straffen die een gevangenisstraf van vijf jaar te boven gaan.
In het geval van veroordelingen bij eenvoudige schuldigverklaring, bedraagt de minimumduur van de proeftijd vijf jaar, als de feiten die ten grondslag liggen van de veroordeling strafbaar zijn met een criminele straf.
Die termijn wordt echter op ten minste tien jaar gebracht, indien de verzoeker wegens wettelijke herhaling veroordeeld is overeenkomstig de artikelen 54 tot 57bis van het Strafwetboek, of indien hij ter beschikking van de strafuitvoeringsrechtbank is gesteld ingevolge de artikelen 34bis, 34ter of 34quater van het Strafwetboek.
§ 3. Wat de voorwaardelijke veroordelingen betreft, mag de duur van de proeftijd niet minder bedragen dan de duur van het uitstel, tenzij deze bij genade werd verminderd. Wat de beslissing tot opschorting van de uitspraak van de veroordeling betreft, mag de duur van de proeftijd niet minder zijn dan de duur van de proeftermijn waarin de opschorting van de uitspraak is voorzien.]1
----------
(1)<W 2024-05-15/03, art. 48, 041; Inwerkingtreding : 07-06-2024>
Art.627.<W 1997-08-08/14, art. 20, 006; Inwerkingtreding : 03-09-2001> Indien de verzoeker tijdens de proeftijd bedoeld in de vorige artikelen [1 veroordeeld is bij eenvoudige schuldigverklaring, hij het voorwerp is geweest van een beslissing waarbij de opschorting van de uitspraak van een veroordeling wordt gelast of]1 veroordeeld is tot een politiestraf, tot een correctionele geldboete of tot een correctionele hoofdgevangenisstraf van ten hoogste een maand wegens overtreding van :
de artikelen 242, 263, 283, 285, 294, 295, tweede lid, 361, 362, 419, 420, 421, 422 en 519 van het Strafwetboek;
de artikelen 333 en 334 van hetzelfde Wetboek, die betrekking hebben op gevallen van nalatigheid;
bijzondere wetten en verordeningen,
kan het Hof beslissen dat deze veroordelingen geen beletsel vormen voor de toekenning van het herstel in eer en rechten.
----------
(1)<W 2024-05-15/03, art. 49, 041; Inwerkingtreding : 07-06-2024>
Art.628.<W 07-04-1964, art. 11> [1 De verzoeker richt zijn aanvraag tot herstel in eer en rechten aan de procureur des Konings van het arrondissement waarin hij verblijft of indien het een rechtspersoon betreft, waarin zijn maatschappelijke zetel of een exploitatiezetel gevestigd is, onder opgave van de veroordelingen waarop de aanvraag betrekking heeft en van de plaatsen waar hij gedurende de proeftijd verbleven heeft of zijn maatschappelijke zetel of een exploitatiezetel heeft gehad.
Wanneer de verzoeker in het buitenland verblijft of indien het een rechtspersoon betreft die zijn maatschappelijke zetel of een exploitatiezetel in het buitenland heeft, wordt de aanvraag gericht aan de procureur des Konings van het arrondissement Brussel.]1
(De aanvraag kan ten vroegste een jaar vóór het verstrijken van de in artikel 626 bedoelde termijn worden ingediend.) <W 1991-01-09/33, art. 6,2°, 002; Inwerkingtreding : 15-02-1991>
----------
(1)<W 2016-12-25/14, art. 27, 030; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
Art.629.[1 § 1. Wanneer de verzoeker een natuurlijke persoon is, laat de procureur des Konings zich afgeven :
1° een uittreksel uit het strafregister van de verzoeker;
2° een voor eensluidend verklaard uittreksel uit alle arresten en vonnissen in strafzaken die de verzoeker betreffen;
3° een uittreksel uit het moraliteitsregister van de verzoeker gehouden tijdens de uitvoering van de vrijheidsstraffen of de maatregelen van vrijheidsbeneming die hij heeft ondergaan;
4° de verklaringen van de burgemeesters van de gemeenten waar hij gedurende de proeftijd heeft verbleven, betreffende het tijdstip en de duur van zijn verblijf in elke gemeente, zijn beroepsarbeid, zijn middelen van bestaan en zijn gedrag gedurende die tijd.
De in het eerste lid, 2°, bedoelde uittreksels vermelden, benevens de juiste aard van de feiten en de uitgesproken straffen of maatregelen, iedere veroordeling tot teruggave, tot schadevergoeding jegens een burgerlijke partij en in de proceskosten.
§ 2. Wanneer de verzoeker een rechtspersoon is, laat de procureur des Konings zich afgeven :
1° een uittreksel uit het strafregister van de verzoeker;
2° een voor eensluidend verklaard uittreksel uit alle arresten en vonnissen in strafzaken de verzoeker betreffende.
Die uittreksels vermelden, benevens de juiste aard van de feiten en de uitgesproken straffen of maatregelen, iedere veroordeling tot teruggave, tot schadevergoeding jegens een burgerlijke partij en in de proceskosten.
3° de verklaringen van de burgemeesters van de gemeenten waar de rechtspersoon zijn maatschappelijke zetel of een exploitatiezetel gevestigd was tijdens de proeftijd, betreffende de elementen die door de procureur des Konings worden bepaald om de aanvraag tot herstel in eer en rechten te beoordelen.
Wanneer de verzoeker een rechtspersoon is met maatschappelijke zetel of een exploitatiezetel in het buitenland, bepaalt de procureur des Konings welke verklaringen moeten worden overgelegd ter vervanging van de hierboven bedoelde, of verschaft zich de nodige bescheiden.
§ 3. De procureur des Konings wint ambtshalve of op verzoek van de procureur-generaal alle nodig geachte inlichtingen in. Hij zendt het dossier met de stukken en zijn advies aan de procureur-generaal.
[3 Wanneer de verzoeker een natuurlijke persoon is en het voorwerp is geweest van een beslissing waarbij de opschorting van de uitspraak van de veroordeling is gelast of is veroordeeld voor feiten bedoeld in de artikelen 417/7 tot 417/24, 417/55 en 417/58 van het Strafwetboek of voor feiten bedoeld in de artikelen 417/25 tot 417/48, 417/52 tot 417/54, 417/59, 417/62 en 417/63 van hetzelfde Wetboek]3 indien ze gepleegd werden op minderjarigen of met hun deelneming, bevat het dossier het advies van een dienst die gespecialiseerd is in de begeleiding of de behandeling van seksuele delinquenten]1
----------
(1)<W 2016-12-25/14, art. 28, 030; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
(2)<W 2022-03-21/01, art. 113, 036; Inwerkingtreding : 01-06-2022>
(3)<W 2024-05-15/03, art. 50, 041; Inwerkingtreding : 07-06-2024>
Art.630.<W 07-04-1964, art. 13> Binnen twee maanden na ontvangst van de aanvraag legt de procureur-generaal de processtukken voor aan de kamer van inbeschuldigingstelling die binnen een maand de zaak behandelt en beslist met gesloten deuren.
Oordeelt de procureur-generaal dat het verschijnen van de verzoeker niet onontbeerlijk is en dat er grond bestaat om de aanvraag in te willigen, dan kan het hof zonder verdere formaliteiten herstel in eer en rechten verlenen.
In de overige gevallen worden de procureur-generaal, de verzoeker en zijn raadsman gehoord.
Het dossier wordt gedurende ten minste vijf dagen ter beschikking gesteld van de verzoeker en van zijn raadsman.
De verzoeker verschijnt op een dagvaarding die hem door de procureur-generaal ten minste acht vrije dagen vóór de vastgestelde dag wordt gedaan.
Oordeelt het hof, na de verschijning, dat een onderzoek nodig is, dan bepaalt het de feiten waarop dit moet slaan, wijst het de getuigen aan en stelt een dag vast voor hun verhoor.
Dadelijk na het verhoor van de getuigen worden de procureur-generaal, de verzoeker en zijn raadsman opnieuw gehoord.
De getuigen worden opgeroepen door de zorg van de procureur-generaal. Hun verschijning, verhoor en vergoedingen worden geregeld als voor de getuigen in correctionele zaken.
[1 De verzoeker moet verschijnen op elke terechtzitting, behalve op die waarop het arrest wordt uitgesproken. De verzoeker die natuurlijke persoon is, verschijnt in persoon. De verzoeker die rechtspersoon is, verschijnt in de persoon van degene die bevoegd is om de rechtspersoon te vertegenwoordigen.]1
Indien hij niet verschijnt zonder een wettige reden van verschoning aan te voeren, wijst het hof zijn aanvraag af.
Voert hij zodanige reden wel aan, dan zet het hof, na de raadsman te hebben gehoord, de behandeling van de zaak voort of stelt deze uit.
----------
(1)<W 2016-12-25/14, art. 29, 030; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
Art.631. <W 07-04-1964, art. 14> Indien het hof de aanvraag afwijst, mag deze pas worden hernieuwd na verloop van twee jaren na de dagtekening van het arrest. In het afwijzend arrest mag het hof een kortere termijn stellen, behalve wanneer het herstel in eer en rechten geweigerd wordt wegens gemis van verbetering of van goed gedrag.
Indien het hof het herstel verleent, wordt het arrest door de zorg van de procureur-generaal ten uitvoer gelegd.
Art.632.<W 07-04-1964, art. 15> [1 Van het herstel in eer en rechten wordt melding gemaakt op de kant van de eindarresten of -vonnissen waarvoor het wordt verleend; een uittreksel uit het arrest wordt gezonden aan de minister van Justitie, aan de procureur des Konings die verslag heeft gedaan, aan de burgemeester van de gemeente waar de verzoeker zijn woonplaats of indien het een rechtspersoon betreft, zijn maatschappelijke zetel of een exploitatiezetel heeft. Indien de in eer en rechten herstelde een privaatrechtelijke rechtspersoon is die zijn statuten in België heeft neergelegd, dan wordt een uittreksel van het arrest toegezonden aan de griffie van het rechtscollege waar de statuten van deze zijn neergelegd.]1
De in eer en rechten herstelde kan zich een uitgifte van het arrest van herstel doen afgeven.
----------
(1)<W 2016-12-25/14, art. 30, 030; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
Art.633. <W 07-04-1964, art. 16> (De kosten van de rechtspleging tot herstel in eer en rechten komen ten laste van de verzoeker. Zij worden geregeld zoals in correctionele zaken.
De griffier van het Hof stelt de verzoeker bij een ter post aangetekende brief in kennis van het bedrag van de procedurekosten, waarbij aan betrokkene wordt gevraagd daarvan binnen twee maanden na de uitspraak ter griffie betaling te doen.
Een kopie van de kwitantie wordt bij het dossier gevoegd en het arrest wordt vervolgens ten uitvoer gelegd overeenkomstig artikel 631, tweede lid.) <W 1997-08-08/14, art. 23, 006; Inwerkingtreding : 03-09-2001>
Art.634. <W 07-04-1964, art. 17> Herstel in eer en rechten doet voor het toekomende alle gevolgen van de veroordeling ophouden in de persoon van de veroordeelde, onverminderd de rechten door derden verkregen.
en met name :
Het doet in de persoon van de veroordeelde de onbekwaamheden ophouden die uit de veroordeling zijn voortgevloeid;
Het verhindert dat die beslissing als grondslag dient voor de herhaling, een beletsel vormt voor de voorwaardelijke veroordeling of in de uittreksels uit het strafregister of uit het militair stamboek wordt vermeld;
Het herstelt de veroordeelde niet in de titels, graden, openbare ambten, bedieningen en betrekkingen die hij door afzetting verloren heeft;
Het ontheft hem niet van de onwaardigheid om te erven;
Het verhindert noch de rechtsvordering tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed, noch de rechtsvordering tot schadevergoeding, die op de rechterlijke beslissing gegrond is.
HOOFDSTUK V. - VERJARING.
Art.635. (Opgeheven) <W 10-07-1967, art. 1, 244°>
Art.636. (Opgeheven) <W 10-07-1967, art. 1, 244°>
Art.637. (Opgeheven) <W 10-07-1967, art. 1, 244°>
Art.638. (Opgeheven) <W 10-07-1967, art. 1, 244°>
Art.639. (Opgeheven) <W 10-07-1967, art. 1, 244°>
Art.640. (Opgeheven) <W 10-07-1967, art. 1, 244°>
Art.641. In geen geval kunnen de bij verstek of bij weerspannigheid aan de wet veroordeelden wier straf verjaard is, toegelaten worden om zich te zuiveren van het verstek of de weerspannigheid.
Art.642. (Opgeheven) <W 10-07-1967, art. 1, 245°>
Art.643. (Opgeheven) <W 10-07-1967, art. 1, 245°>
HOOFDSTUK VI. - BIJZONDERE BEPALING.
Art.644. <W 23-12-1963, enig art.> Wanneer de wettelijke termijn om een proceshandeling in strafzaken te verrichten, eindigt op een zaterdag, op een zondag of een andere wettelijke feestdag, wordt hij verlengd tot de eerstvolgende werkdag.
Wanneer de wettelijke termijn om een handeling in strafzaken op een griffie te verrichten, eindigt op een dag dat deze gesloten is, wordt de handeling er op geldige wijze verricht, de eerstvolgende dag dat de griffie geopend is.
Art.645.<Ingevoegd bij W 2008-07-24/35, art. 136; Inwerkingtreding : 17-08-2008> De politieambtenaren, de directeurs van de penitentiaire inrichtingen en de vertegenwoordigers van de directeurs van de penitentiaire inrichtingen, [1 de directeurs van de gemeenschapscentra voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en hun vertegenwoordigers]1 kunnen, net als de gerechtsdeurwaarders, maar zonder kosten, door het openbaar ministerie worden belast met de betekening of kennisgeving van alle gerechtelijke akten in strafzaken.
----------
(1)<W 2014-12-19/24, art. 4, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.646.[1 De categorieën van informatie afkomstig van de door een correctionele rechtbank, een hof van assisen of een hof van beroep, in kracht van gewijsde gegane, gevelde beslissingen, die de in de algemene nationale gegevensbank bedoeld in artikel 44/7 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, hierna A.N.G genoemd, geregistreerde informatie zouden kunnen wijzigen, worden binnen de dertig dagen aan de politie meegedeeld volgens de door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bepaalde nadere regels.
De categorieën van informatie afkomstig van beslissingen tot buitenvervolgingstelling van de onderzoeksgerechten, die de in de A.N.G. geregistreerde informatie zouden kunnen wijzigen, worden binnen de dertig dagen aan de politie meegedeeld volgens de door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bepaalde nadere regels.
De categorieën van informatie afkomstig van door het openbaar ministerie genomen beslissingen tot seponering zonder gevolg wegens onvoldoende bezwaren of afwezigheid van inbreuk, die de in de A.N.G. geregistreerde informatie zouden kunnen wijzigen, worden binnen de dertig dagen aan de politie meegedeeld volgens de door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bepaalde nadere regels.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-03-18/05, art. 56, 019; Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op 07-04-2018 (art. 57, tweede lid)>
Art.647.
<Opgeheven bij W 2019-05-05/19, art. 69, 033; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
Art. 648.[1 In alle gevallen waarin processtukken worden verzonden, voegt de griffier daarbij een inventaris van deze processtukken.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-03-23/18, art. 15, 035; Inwerkingtreding : 01-01-2020>