Artikels:
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Definities.
Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder :
1° cultuur : de culturele aangelegenheden vermeld in artikel 4, 1°, 3° en 4°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
2° culturele activiteiten : activiteiten, goederen en diensten die op het tijdstip dat ze uit het oogpunt van een specifiek kenmerk, een specifieke aanwending of een specifiek doel beschouwd worden, cultuuruitingen belichamen of overbrengen, ongeacht hun commerciële waarde;
3° cultuurpactwet : de wet van 16 juli 1973 waarbij de bescherming van de ideologische en filosofische strekkingen gewaarborgd wordt;
4° cultuuroverdracht : het doorgeven van cultuur, het bevorderen van de toegang tot cultuur en het bevorderen van inzicht in culturele processen;
5° kunstproductie : cultuuruiting die ontstaat door de creativiteit van individuen, groepen en gemeenschappen en die een culturele inhoud heeft;
6° kunstdiscipline : een kunstgenre of een samenhangende groep van kunstvormen;
7° amateurkunst : niet-professionele uitoefening van culturele activiteiten;
8° amateurkunstvereniging : elke autonome vereniging van natuurlijke personen die vooral actief is op het gebied van amateurkunst;
9° folklorevereniging : elke autonome vereniging van natuurlijke personen waarvan de activiteiten geheel of gedeeltelijk betrekking hebben op volksgebruiken;
10° professionele cultuuraanbieders : de cultuurcentra van de Duitstalige Gemeenschap, de cultuurorganisatoren en de cultuurproducenten;
11° ondersteuningsperiode : periode waarvoor overeenkomstig dit decreet ondersteuning wordt toegekend en die altijd begint op 1 januari[1 ;]1
[1 12° koepelorganisatie: de in artikel 73 vermelde koepelorganisatie voor muziek in de Duitstalige Gemeenschap.]1
----------
(1)<DDG 2023-10-16/08, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.2. Ingekort opschrift.
Dit decreet wordt ook "cultuurondersteuningsdecreet" genoemd.
Art.3. Gelijkheid van de geslachten.
In dit decreet gelden de hoedanigheden voor beide geslachten.
Art.4. Culturele activititeiten die in aanmerking komen voor ondersteuning.
Dit decreet geldt onverminderd andere rechtsvoorschriften die ook in subsidies voorzien en die niet bij dit decreet vervangen worden.
Art.5. Principiële erkenning.
Principieel worden instellingen die overeenkomstig dit decreet een jaarlijkse forfaitaire ondersteuning ontvangen, tegelijk beschouwd als instellingen die door de Duitstalige Gemeenschap overeenkomstig de cultuurpactwet zijn erkend.
HOOFDSTUK 2. - Ondersteuning van de professionele cultuuraanbieders
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.6. Ondersteuningsprincipes.
Binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen ondersteunt de Regering cultuur zoals bepaald in dit hoofdstuk.
Art.7. Soorten van ondersteuning.
De professionele cultuuraanbieders doen een aanvraag om ondersteuning als cultuurcentrum van de Duitstalige Gemeenschap overeenkomstig afdeling 2 van dit hoofdstuk, als cultuurorganisator overeenkomstig afdeling 3 van dit hoofdstuk of als cultuurproducent overeenkomstig afdeling 4 van dit hoofdstuk.
Art.8. Algemene voorwaarden voor de ondersteuning van professionele cultuuraanbieders.
§ 1. Professionele cultuuraanbieders komen in aanmerking voor ondersteuning indien ze :
1° hun zetel in het Duitse taalgebied hebben;
2° over het in artikel 9 vermelde cultuurconcept beschikken;
3° culturele activiteiten organiseren of mogelijk maken die :
a) een regionale en supraregionale uitstraling hebben;
b) bijdragen tot een cultureel aantrekkelijke levensruimte door cultuur toegankelijk te maken voor de bevolking van het Duitse taalgebied en bezoekers van buiten het Duitse taalgebied te laten kennismaken met hedendaagse cultuurcreaties in de Duitstalige Gemeenschap;
4° samenwerken met andere cultuuraanbieders binnen en buiten het Duitse taalgebied;
5° publiekgericht werken;
6° aan cultuuroverdracht doen en zorg dragen voor de public relations;
7° voldoen aan de andere specifieke voorwaarden die in dit decreet worden vermeld.
§ 2. Uiterlijk op 31 maart van het jaar dat aan de volgende ondersteuningsperiode voorafgaat, wordt de ondersteuningsaanvraag ingediend bij de Regering.
Het in artikel 9 vermelde cultuurconcept wordt bij de aanvraag gevoegd.
De Regering legt de vorm van de aanvraag, de aanvraagprocedure en de andere in te dienen stukken vast.
§ 3. De ondersteuningsperiode bedraagt vijf jaar en wordt eenvormig op alle ondersteunde professionele cultuuraanbieders toegepast.
Nieuwe ondersteuningsaanvragen kunnen tot 31 maart van elk kalenderjaar tijdens een ondersteuningsperiode worden ingediend. De ondersteuning loopt op het einde van de eenvormige ondersteuningsperiode af.
De eerste ondersteuningsperiode loopt van 1 januari 2015 tot 31 december 2019.
Art.9. Cultuurconcept.
Het cultuurconcept omvat :
1° de beschrijving van de manier waarop wordt voldaan aan de algemene ondersteuningsvoorwaarden vermeld in artikel 8 en aan de andere specifieke voorwaarden die naargelang van het geval vermeld zijn in de artikelen 14, 16 of 18;
2° een beschrijving van de culturele activiteiten en doelstellingen van de aanvrager voor de duur van de betrokken ondersteuningsperiode;
3° een beschrijving van de middelen op het gebied van infrastructuur, financiën, personeel en logistiek die beschikbaar zijn om de culturele activiteiten en doelstellingen te verwezenlijken.
Art.10. Advies.
§ 1. De Regering bezorgt de aanvragen om ondersteuning als professionele cultuuraanbieder :
1° voor advies aan een beoordelingscommissie;
2° aan het gemeentecollege van de gemeente waar de voornaamste culturele activiteiten plaatsvinden, met het verzoek een standpunt daaromtrent in te nemen.
De Regering bepaalt binnen welke termijn het standpunt ter kennis moet worden gebracht. Die termijn bedraagt minstens dertig kalenderdagen. Indien na het verstrijken van die termijn geen standpunt ter kennis is gebracht, wordt de procedure voortgezet.
§ 2. Zodra de professionele cultuuraanbieder kennis heeft gekregen van het advies of van het standpunt, kan hij in de loop van de volgende dertig dagen een standpunt daaromtrent innemen. Indien na het verstrijken van die termijn geen standpunt ter kennis is gebracht, wordt de procedure voortgezet.
§ 3. De beoordelingscommissie beoordeelt in haar advies :
1° of voldaan is aan de algemene ondersteuningsvoorwaarden vermeld in artikel 8 en aan de andere specifieke voorwaarden die naargelang van het geval vermeld zijn in de artikelen 14, 16 of 18;
2° in hoeverre de in artikel 9, 3°, vermelde middelen om het concept in de praktijk te brengen voorhanden zijn.
De Regering bepaalt de samenstelling en de werkwijze van de beoordelingscommissie, zorgt voor het secretariaat en regelt de kostenvergoeding voor de leden van de beoordelingscommissie.
Bij de samenstelling van de beoordelingscommissie wordt rekening gehouden met de categorie en de kunstdiscipline van de cultuuraanbieder waarop het advies betrekking heeft.
De Regering bepaalt hoe te werk wordt gegaan bij wraking van leden van de beoordelingscommissie.
Art.11.Beslissing van de Regering.
Na de ontvangst van het advies en van het eventuele standpunt neemt de Regering, uiterlijk op 31 oktober van het jaar waarin de aanvraag is ingediend, een beslissing omtrent de aanvraag om ondersteuning als professionele cultuuraanbieder.
Overeenkomstig de artikelen 16 en 18 classificeert de Regering de ondersteunde [1 cultuurorganisatoren in tien categorieën en de cultuurproducenten in vijf categorieën]1.
Indien de Regering in haar beslissing van het advies van de beoordelingscommissie afwijkt, moet ze haar beslissing met bijzondere redenen omkleden.
----------
(1)<DDG 2019-12-12/19, art. 15, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art.12. Beheerscontract en cultuurconvenant.
§ 1. Indien de Regering de ondersteuning toezegt, sluit ze met het te ondersteunen cultuurcentrum van de Duitstalige Gemeenschap, voor de ondersteuningsperiode, een beheerscontract overeenkomstig artikel 105 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap.
§ 2. Indien de Regering de ondersteuning toezegt, sluit ze met de te ondersteunen cultuurorganisator of cultuurproducent een cultuurconvenant voor de ondersteuningsperiode.
In het cultuurconvenant wordt de uitvoering van het cultuurconcept geregeld.
Afdeling 2. - Cultuurcentra van de Duitstalige Gemeenschap
Art.13. Aantal cultuurcentra.
De Regering kan één cultuurcentrum van de Duitstalige Gemeenschap met zetel in het kanton Eupen en één met zetel in het kanton Sankt Vith ondersteunen.
Art.14. Specifieke ondersteuningsvoorwaarden.
Om in aanmerking te komen voor ondersteuning als cultuurcentrum van de Duitstalige Gemeenschap moeten de aanvragers voldoen aan de algemene ondersteuningsvoorwaarden vermeld in artikel 8 en moeten ze bovendien :
1° in het Duitse taalgebied over de nodige infrastructuur beschikken om culturele activiteiten te organiseren in het kader van kleine, middelgrote en grote evenementen met regionale en supraregionale uitstraling;
2° als ruimte voor culturele diversiteit de kadervoorwaarden voor alle soorten van culturele activiteiten scheppen;
3° een behoorlijke, autonome boekhouding overleggen die altijd kan worden ingezien en financiële controle mogelijk maakt;
4° voor de permanente vorming van hun medewerkers zorgen;
5° op minstens 150 dagen per jaar minstens 75 culturele activiteiten in het centrum doen plaatsvinden, waaraan op zijn minst 10 000 bezoekers deelnemen;
6° minstens 20 pct. van de jaarlijkse inkomsten zelf genereren;
7° jaarlijks de noodzakelijke stukken inzake boekhouding, statuten, activiteiten en personeel overleggen.
De Regering bepaalt in welke vorm de stukken moeten worden ingediend.
Art.15. Subsidies.
De ondersteuning bestaat uit een jaarlijks vast bedrag dat vastgelegd wordt in het beheerscontract met het cultuurcentrum van de Duitstalige Gemeenschap.
Afdeling 3. - Cultuurorganisatoren
Art.16.Specifieke ondersteuningsvoorwaarden.
§ 1. Om in aanmerking te komen voor ondersteuning als cultuurorganisator moeten de aanvragers voldoen aan de algemene ondersteuningsvoorwaarden vermeld in artikel 8 en moeten ze bovendien :
1° als vereniging zonder winstoogmerk opgericht zijn;
2° op 1 januari van het jaar waarin de aanvraag om ondersteuning wordt ingediend, al minstens drie jaar bestaan en hoofdzakelijk een regelmatige culturele activiteit in het Duitse taalgebied uitoefenen;
3° een behoorlijke, autonome boekhouding overleggen die altijd kan worden ingezien en financiële controle mogelijk maakt;
4° jaarlijks, uiterlijk op [1 30 juni]1, een balans en een resultatenrekening van het vorige boekjaar en een begroting voor het volgende boekjaar indienen, alsook andere stukken over de activiteiten, het personeel en de statuten;
5° minstens één keer per jaar een cultuurproductie ondersteunen van een kunstenaar die zijn woonplaats heeft in het Duitse taalgebied of die voor zijn kunstwerk een onderwerp heeft gekozen dat inhoudelijk verband houdt met de Duitstalige Gemeenschap;
6° in één of meer kunstdisciplines de regionale, nationale en internationale kunstproducties volgen en in het Duitse taalgebied optredens van kunstenaars organiseren voor verschillende doelgroepen;
7° kunstenaars resp. cultuurproducenten, bezoekers en aanbieders van culturele locaties bij elkaar brengen, de planning, uitwerking, organisatie en financiering van culturele activiteiten coördineren en de uitvoering van culturele activiteiten waarborgen;
8° aankomende kunstenaars, jongeren en kunstenaars ondersteunen;
9° minstens 20 pct. van de jaarlijkse inkomsten zelf genereren.
De Regering bepaalt in welke vorm de stukken moeten worden ingediend.
§ 2. [4 Aanvragers komen in aanmerking voor ondersteuning als cultuurorganisator als ze voldoen aan de voorwaarden vermeld in § 1, alsook aan de volgende kwantitatieve criteria:
a) voor categorie 10: op minstens 10 dagen per jaar culturele activiteiten in het Duitse taalgebied organiseren, waaraan op zijn minst 2.500 bezoekers deelnemen;
b) voor categorie 9: op minstens 14 dagen per jaar culturele activiteiten in het Duitse taalgebied organiseren, waaraan op zijn minst 3.250 bezoekers deelnemen;
c) voor categorie 8: op minstens 18 dagen per jaar culturele activiteiten in het Duitse taalgebied organiseren, waaraan op zijn minst 4.000 bezoekers deelnemen;
d) voor categorie 7: op minstens 22 dagen per jaar culturele activiteiten in het Duitse taalgebied organiseren, waaraan op zijn minst 5.000 bezoekers deelnemen;
e) voor categorie 6: op minstens 26 dagen per jaar culturele activiteiten in het Duitse taalgebied organiseren, waaraan op zijn minst 6.000 bezoekers deelnemen;
f) voor categorie 5: op minstens 30 dagen per jaar culturele activiteiten in het Duitse taalgebied organiseren, waaraan op zijn minst 8.000 bezoekers deelnemen;
g) voor categorie 4: op minstens 34 dagen per jaar culturele activiteiten in het Duitse taalgebied organiseren, waaraan op zijn minst 10.000 bezoekers deelnemen;
h) voor categorie 3: op minstens 38 dagen per jaar culturele activiteiten in het Duitse taalgebied organiseren, waaraan op zijn minst 11.666 bezoekers deelnemen;
i) voor categorie 2: op minstens 42 dagen per jaar culturele activiteiten in het Duitse taalgebied organiseren, waaraan op zijn minst 13.332 bezoekers deelnemen;
j) voor categorie 1: op minstens 46 dagen per jaar culturele activiteiten in het Duitse taalgebied organiseren, waaraan op zijn minst 15.000 bezoekers deelnemen.]4
§ 3. Voor de berekening van de subsidie voor de eenvormige ondersteuningsperiode 2015-2019 wordt bij de kwantitatieve indelingscriteria rekening gehouden met het gemiddelde van de drie kalenderjaren vóór de inwerkingtreding van dit decreet.
[2 Voor verdere indelingen in categorieën die in latere ondersteuningsperiodes plaatsvinden, wordt bij de kwantitatieve indelingscriteria rekening gehouden met het gemiddelde van de laatste vijf kalenderjaren die aan het jaar van de aanvraag voorafgaan.]2 [5 Als een cultuurorganisator in het laatste jaar van een ondersteuningsperiode voor het eerst ondersteuning krijgt, wordt bij de kwantitatieve indelingscriteria rekening gehouden met het gemiddelde van de vier kalenderjaren die aan het jaar van de aanvraag voorafgaan.]5
[3 Voor de berekening van de subsidie voor cultuurorganisatoren die voor het eerst ondersteuning krijgen [5 ...]5, wordt bij de kwantitatieve indelingscriteria rekening gehouden met het gemiddelde van de laatste drie kalenderjaren [5 die aan het jaar van de aanvraag voorafgaan]5.]3
----------
(1)<DDG 2018-02-26/08, art. 14, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(2)<DDG 2018-12-11/11, art. 19,3°, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(3)<DDG 2018-12-11/11, art. 19,3°, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(4)<DDG 2018-12-11/11, art. 19,1°, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(5)<DDG 2019-12-12/19, art. 16, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art.17.Subsidies.
§ 1. De in dit artikel vermelde forfaitaire ondersteuning dient in de zin van de cultuurpactwet gelijktijdig als subsidiëring voor een stabiele kern van personeelsleden, als forfaitaire subsidiëring voor de werking en als subsidiëring van de werkelijk gepresteerde activiteiten die op hun beurt de basis vormen voor de indeling in een ondersteuningscategorie overeenkomstig artikel 16, § 2.
§ 2. [1 De jaarlijkse ondersteuning van cultuurorganisatoren bestaat uit een vaste basissubsidie:
a) 120.000 euro voor cultuurorganisatoren van categorie 10;
b) 140.000 euro voor cultuurorganisatoren van categorie 9;
c) 160.000 euro voor cultuurorganisatoren van categorie 8;
d) 180.000 euro voor cultuurorganisatoren van categorie 7;
e) 200.000 euro voor cultuurorganisatoren van categorie 6;
f) 220.000 euro voor cultuurorganisatoren van categorie 5;
g) 240.000 euro voor cultuurorganisatoren van categorie 4;
h) 260.000 euro voor cultuurorganisatoren van categorie 3;
i) 280.000 euro voor cultuurorganisatoren van categorie 2;
j) 300.000 euro voor cultuurorganisatoren van categorie 1.
Een cultuurorganisator kan een jaarlijks modulair personeelsforfait voor cultureel werk krijgen ten belope van 21.250 euro per voltijds equivalent:
a) voor cultuurorganisatoren van categorie 10: hoogstens 2,00 voltijdsequivalenten personeel;
b) voor cultuurorganisatoren van categorie 9: hoogstens 3,00 voltijdsequivalenten personeel;
c) voor cultuurorganisatoren van categorie 8: hoogstens 4,00 voltijdsequivalenten personeel;
d) voor cultuurorganisatoren van categorie 7: hoogstens 4,80 voltijdsequivalenten personeel;
e) voor cultuurorganisatoren van categorie 6: hoogstens 5,60 voltijdsequivalenten personeel;
f) voor cultuurorganisatoren van categorie 5: hoogstens 6,40 voltijdsequivalenten personeel;
g) voor cultuurorganisatoren van categorie 4: hoogstens 7,20 voltijdsequivalenten personeel;
h) voor cultuurorganisatoren van categorie 3: hoogstens 8,00 voltijdsequivalenten personeel;
i) voor cultuurorganisatoren van categorie 2: hoogstens 8,80 voltijdsequivalenten personeel;
j) voor cultuurorganisatoren van categorie 1: hoogstens 9,60 voltijdsequivalenten personeel.]1
§ 3. [2 Het aantal voltijdse equivalenten voor cultureel werk overeenkomstig § 2, tweede lid, wordt proportioneel meegerekend, als die voltijdse equivalenten via een ander bevoegdheidsterrein van de Duitstalige Gemeenschap of overeenkomstig een andere bepaling van dit decreet ondersteund worden.
Voor de overeenkomstig § 2, tweede lid, ondersteunde voltijdse equivalenten wordt het aantal in aanmerking komende voltijdse equivalenten evenredig verminderd met de in het eerste lid vermelde en niet op basis van dit artikel toegekende procentuele subsidiëring van de loonkosten van die voltijdse equivalenten.
[3 De Regering kan:
1° voor de toepassing van § 2, tweede lid, bepalen, welke functies die door het personeel kunnen worden uitgeoefend, beschouwd worden als functies die in het cultureel werk aanvaardbaar zijn;
2° nog andere verrekeningscriteria en verrekeningsregels voor de toepassing van deze paragraaf vastleggen.]3]2
§ 4. [1 ...]1
§ 5. [1 ...]1
----------
(1)<DDG 2018-12-11/11, art. 20, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2019-12-12/19, art. 17, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(3)<DDG 2020-12-10/38, art. 18, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Afdeling 4. - Cultuurproducenten
Art.18.Specifieke ondersteuningsvoorwaarden.
§ 1. Om als cultuurproducent in aanmerking te komen voor ondersteuning moeten de aanvragers voldoen aan de algemene ondersteuningsvoorwaarden vermeld in artikel 8 en moeten ze bovendien :
1° als vereniging zonder winstoogmerk opgericht zijn;
2° op 1 januari van het kalenderjaar waarin de aanvraag om ondersteuning wordt ingediend, al minstens drie jaar bestaan en hun voornaamste culturele activiteiten in het Duitse taalgebied uitoefenen;
3° een behoorlijke, autonome boekhouding overleggen die altijd kan worden ingezien en financiële controle mogelijk maakt;
4° jaarlijks, uiterlijk op [1 30 juni]1, een balans en een resultatenrekening van het vorige boekjaar en een begroting voor het volgende boekjaar indienen, alsook andere stukken inzake activiteiten, personeel en statuut;
5° op zijn minst één eigen cultuurproductie in een kunstdiscipline per jaar ontwikkelen en die op zijn minst eenmaal in het Duitse taalgebied opvoeren;
6° door innovatieve initiatieven bijdragen tot de ontwikkeling van kunst via de kunst, belangrijke tradities uit de kunstgeschiedenis assimileren en die tradities op een eigentijdse manier voortzetten;
7° aankomende kunstenaars, jongeren en kunstenaars ondersteunen;
8° minstens 20 pct. van de jaarlijkse inkomsten zelf genereren.
De Regering bepaalt in welke vorm de stukken moeten worden ingediend.
§ 2. [4 Aanvragers die actief zijn in de kunstdiscipline theater komen in aanmerking voor ondersteuning indien ze voldoen aan de voorwaarden vermeld in § 1, alsook aan de volgende kwantitatieve criteria:
a) voor categorie 5: jaarlijks op zijn minst 30 culturele activiteiten organiseren;
b) voor categorie 4: jaarlijks op zijn minst 45 culturele activiteiten organiseren;
c) voor categorie 3: jaarlijks op zijn minst 60 culturele activiteiten organiseren;
d) voor categorie 2: jaarlijks op zijn minst 90 culturele activiteiten organiseren;
e) voor categorie 1: jaarlijks op zijn minst 120 culturele activiteiten organiseren.]4
§ 3. [5 Aanvragers die actief zijn in de kunstdiscipline dans komen in aanmerking voor ondersteuning indien ze voldoen aan de voorwaarden vermeld in § 1, alsook aan de volgende kwantitatieve criteria:
a) voor categorie 5: jaarlijks op zijn minst 20 culturele activiteiten organiseren;
b) voor categorie 4: jaarlijks op zijn minst 27,5 culturele activiteiten organiseren;
c) voor categorie 3: jaarlijks op zijn minst 35 culturele activiteiten organiseren;
d) voor categorie 2: jaarlijks op zijn minst 57,5 culturele activiteiten organiseren;
e) voor categorie 1: jaarlijks op zijn minst 80 culturele activiteiten organiseren.]5
§ 4. [6 Aanvragers die actief zijn in de kunstdiscipline literatuur komen in aanmerking voor ondersteuning indien ze voldoen aan de voorwaarden vermeld in § 1, alsook aan de volgende kwantitatieve criteria:
a) voor categorie 5: jaarlijks op zijn minst 10 culturele activiteiten organiseren;
b) voor categorie 4: jaarlijks op zijn minst 15 culturele activiteiten organiseren;
c) voor categorie 3: jaarlijks op zijn minst 20 culturele activiteiten organiseren;
d) voor categorie 2: jaarlijks op zijn minst 25 culturele activiteiten organiseren;
e) voor categorie 1: jaarlijks op zijn minst 30 culturele activiteiten organiseren.]6
§ 5. [7 Aanvragers die actief zijn in de kunstdiscipline muziek komen in aanmerking voor ondersteuning indien ze voldoen aan de voorwaarden vermeld in § 1, alsook aan de volgende kwantitatieve criteria:
a) voor categorie 5: jaarlijks op zijn minst 30 culturele activiteiten organiseren;
b) voor categorie 4: jaarlijks op zijn minst 45 culturele activiteiten organiseren;
c) voor categorie 3: jaarlijks op zijn minst 60 culturele activiteiten organiseren;
d) voor categorie 2: jaarlijks op zijn minst 90 culturele activiteiten organiseren;
e) voor categorie 1: jaarlijks op zijn minst 120 culturele activiteiten organiseren.]7
§ 6. Voor de berekening van de subsidie voor de eenvormige ondersteuningsperiode 2015-2019 wordt bij de kwantitatieve indelingscriteria rekening gehouden met het gemiddelde van de drie kalenderjaren vóór de inwerkingtreding van dit decreet.
[2 Voor verdere indelingen in categorieën die in latere ondersteuningsperiodes plaatsvinden, wordt bij de kwantitatieve indelingscriteria rekening gehouden met het gemiddelde van de laatste vijf kalenderjaren die aan het jaar van de aanvraag voorafgaan.]2 [8 Als een cultuurproducent in het laatste jaar van een ondersteuningsperiode voor het eerst ondersteuning krijgt, wordt bij de kwantitatieve indelingscriteria rekening gehouden met het gemiddelde van de vier kalenderjaren die aan het jaar van de aanvraag voorafgaan.]8
[3 Voor de berekening van de subsidie voor cultuurproducenten die voor het eerst ondersteuning krijgen [8 ...]8, wordt bij de kwantitatieve indelingscriteria rekening gehouden met het gemiddelde van de laatste drie kalenderjaren [8 die aan het jaar van de aanvraag voorafgaan]8.]3
----------
(1)<DDG 2018-02-26/08, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(2)<DDG 2018-12-11/11, art. 21,5°, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(3)<DDG 2018-12-11/11, art. 21,6°, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(5)<DDG 2018-12-11/11, art. 21,1°, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(5)<DDG 2018-12-11/11, art. 21,2°, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(6)<DDG 2018-12-11/11, art. 21,3°, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(7)<DDG 2018-12-11/11, art. 21,4°, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(8)<DDG 2019-12-12/19, art. 18, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art.19.Subsidies.
§ 1. De in dit artikel vermelde forfaitaire ondersteuning dient in de zin van de cultuurpactwet gelijktijdig als subsidiëring voor een stabiele kern van personeelsleden, als forfaitaire subsidiëring voor de werking en als subsidiëring van de werkelijk gepresteerde culturele activiteiten die op hun beurt de basis vormen voor de indeling in een ondersteuningscategorie overeenkomstig artikel 18, § 2.
§ 2. [1 De jaarlijkse ondersteuning van de cultuurproducenten uit de kunstdiscipline theater bestaat uit een vast basisbedrag van:
a) 150.000 euro voor cultuurproducenten van categorie 5;
b) 202.500 euro voor cultuurproducenten van categorie 4;
c) 255.000 euro voor cultuurproducenten van categorie 3;
d) 307.500 euro voor cultuurproducenten van categorie 2;
e) 360.000 euro voor cultuurproducenten van categorie 1.]1
§ 3. [1 De jaarlijkse ondersteuning van de cultuurproducenten uit de kunstdiscipline dans bestaat uit een vast basisbedrag van:
a) 100.000 euro voor cultuurproducenten van categorie 5;
b) 135.000 euro voor cultuurproducenten van categorie 4;
c) 170.000 euro voor cultuurproducenten van categorie 3;
d) 205.000 euro voor cultuurproducenten van categorie 2;
e) 240.000 euro voor cultuurproducenten van categorie 1.]1
§ 4. [1 De jaarlijkse ondersteuning van de cultuurproducenten uit de kunstdiscipline literatuur bestaat uit een vast basisbedrag van:
a) 50.000 euro voor cultuurproducenten van categorie 5;
b) 62.500 euro voor cultuurproducenten van categorie 4;
c) 75.000 euro voor cultuurproducenten van categorie 3;
d) 87.500 euro voor cultuurproducenten van categorie 2;
e) 100.000 euro voor cultuurproducenten van categorie 1.]1
§ 5. [1 De jaarlijkse ondersteuning van de cultuurproducenten uit de kunstdiscipline muziek bestaat uit een vast basisbedrag van:
a) 127.500 euro voor cultuurproducenten van categorie 5;
b) 172.125 euro voor cultuurproducenten van categorie 4;
c) 216.750 euro voor cultuurproducenten van categorie 3;
d) 261.375 euro voor cultuurproducenten van categorie 2;
e) 306.000 euro voor cultuurproducenten van categorie 1.]1
§ 6. [1 Een cultuurproducent kan een jaarlijks modulair personeelsforfait voor cultureel werk krijgen ten belope van 21.250 euro per voltijds equivalent:
a) voor cultuurproducenten van categorie 5: hoogstens 2,50 voltijdsequivalenten personeel;
b) voor cultuurproducenten van categorie 4: hoogstens 4,00 voltijdsequivalenten personeel;
c) voor cultuurproducenten van categorie 3: hoogstens 5,33 voltijdsequivalenten personeel;
d) voor cultuurproducenten van categorie 2: hoogstens 6,66 voltijdsequivalenten personeel;
e) voor cultuurproducenten van categorie 1: hoogstens 8,00 voltijdsequivalenten personeel.]1
§ 7. [2 Het aantal voltijdse equivalenten voor cultureel werk overeenkomstig § 6 wordt proportioneel meegerekend, als die voltijdse equivalenten via een ander bevoegdheidsterrein van de Duitstalige Gemeenschap of overeenkomstig een andere bepaling van dit decreet ondersteund worden.
Voor de overeenkomstig § 6 ondersteunde voltijdse equivalenten wordt het aantal in aanmerking komende voltijdse equivalenten evenredig verminderd met de in het eerste lid vermelde en niet op basis van dit artikel toegekende procentuele subsidiëring van de loonkosten van die voltijdse equivalenten.
[3 De Regering kan:
1° voor de toepassing van § 6 bepalen, welke functies die door het personeel kunnen worden uitgeoefend, beschouwd worden als functies die in het cultureel werk aanvaardbaar zijn;
2° nog andere verrekeningscriteria en verrekeningsregels voor de toepassing van deze paragraaf vastleggen.]3]2
§ 8. [1 ...]1
----------
(1)<DDG 2018-12-11/11, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<DDG 2019-12-12/19, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(3)<DDG 2020-12-10/38, art. 19, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
HOOFDSTUK 3. - Ondersteuning van cultuurprojecten en kunstenaars
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.20. Principiële ondersteuningsvoorwaarde.
Binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen ondersteunt de Regering cultuurprojecten en kunstenaars zoals bepaald in dit hoofdstuk.
Art.21.Uitbetaling.
[1 De subsidies bepaald in dit hoofdstuk worden toegekend in de vorm van voorschotten die [2 100]2 % van het te verwachten bedrag bedragen.]1
[2 De voor de ondersteuning noodzakelijke documenten worden binnen drie maanden na het einde van het project of van de culturele activiteiten bij de Regering ingediend.]2 Daartoe behoren :
1° een eindverslag;
2° een overzicht van de subsidiabele uitgaven en de daarbij horende bewijzen;
3° [2 ...]2
[2 ...]2
[1 [3 Het eerste lid en het tweede lid gelden niet voor de in artikel 43, tweede lid, vermelde subsidies in het kader van de onderscheiding "kunstenaar van Oost-België]3 ]1
----------
(1)<DDG 2016-02-22/24, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 14-04-2016>
(2)<DDG 2018-02-26/08, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 26-03-2018>
(3)<DDG 2020-12-10/38, art. 20, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Afdeling 2. - Ondersteuning van bijzondere cultuurprojecten
Art.22.Ondersteuningsprincipes.
Bijzondere cultuurprojecten komen in aanmerking voor ondersteuning indien ze :
1° [1 innovatief of buitengewoon zijn in vergelijking met de normale activiteiten van de aanvrager; ]1
2° [1 ...]1 een regionale of supraregionale uitstraling hebben;
3° inhoudelijk verband houden met de Duitstalige Gemeenschap;
4° voldoende publiekgericht zijn;
5° qua inhoud en vakbekwaamheid voldoende kwaliteitskenmerken en een artistieke eigenheid bezitten;
6° niet leiden tot een overlappend aanbod in de Duitstalige Gemeenschap;
7° gepaard gaan met een totale kostprijs van minstens 1.000 euro.
[2 oor de ondersteuning wordt daarbij in het bijzonder prioriteit gegeven aan:
1° cultuurprojecten in scholen die het culturele inzicht en in het bijzonder de culturele creativiteit van de leerlingen en van de schoolgemeenschap duurzaam stimuleren;
2° cultuurprojecten die tot doel hebben de toegang tot culturele activiteiten voor kansarme bevolkingsgroepen te vergemakkelijken.]2
----------
(1)<DDG 2016-02-22/24, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 14-04-2016>
(2)<DDG 2018-02-26/08, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 26-03-2018>
Art.23.Aanvraag.
§ 1. De aanvraag kan worden ingediend door :
1° natuurlijke personen;
2° verenigingen zonder winstoogmerk die door de Duitstalige Gemeenschap of door een andere, voor cultuur bevoegde overheidsinstantie buiten het Duitse taalgebied ondersteund worden;
3° amateurkunstverenigingen die op basis van artikel 12 van het decreet van 15 december 2008 betreffende de financiering van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn door de Duitstalige Gemeenschap basisondersteuning krijgen van één van de gemeenten van het Duitse taalgebied of die een subsidie van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap ontvangen hebben;
4° voor cultuur bevoegde overheidsinstanties van buiten het Duitse taalgebied;
[2 5° autonome gemeentebedrijven die door de Duitstalige Gemeenschap of door een andere, voor cultuur bevoegde overheidsinstantie buiten het Duitse taalgebied ondersteund worden om culturele activiteiten te organiseren;
6° de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde, erkende of gesubsidieerde onderwijsinstellingen.]2
§ 2. De aanvraag wordt ingediend bij de Regering.
Voor projecten die tussen 1 januari en [1 30 juni]1 van het organisatiejaar plaatshebben, wordt de aanvraag [1 uiterlijk op 31 oktober van het vorige kalenderjaar]1 ingediend.
[1 Voor projecten die tussen 1 juli en 31 december van het organisatiejaar plaatshebben, wordt de aanvraag uiterlijk op 31 maart van hetzelfde jaar ingediend.]1
§ 3. Bij de aanvraag moeten de volgende documenten worden gevoegd :
1° een gedetailleerde beschrijving van het project;
2° een overzicht van de geraamde ontvangsten en uitgaven.
----------
(1)<DDG 2016-02-22/24, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 14-04-2016>
(2)<DDG 2019-12-12/19, art. 20, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art.24.Subsidie.
[1 Nadat de ingediende stukken gecontroleerd zijn,]1 kan de Regering de subsidie voor bijzondere cultuurprojecten toekennen.
De subsidie bedraagt ten hoogste 50 pct. van de nuttige uitgaven.
----------
(1)<DDG 2016-02-22/24, art. 19, 003; Inwerkingtreding : 14-04-2016>
Afdeling 3.
Art.25.
<Opgeheven bij DDG 2018-02-26/08, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art.26.
<Opgeheven bij DDG 2018-02-26/08, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art.27.
<Opgeheven bij DDG 2018-02-26/08, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Afdeling 4.
Art.28.
<Opgeheven bij DDG 2018-02-26/08, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art.29.
<Opgeheven bij DDG 2018-02-26/08, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art.30.
<Opgeheven bij DDG 2018-02-26/08, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Afdeling 5. - Cultuurprojecten van jongeren
Art.31. Ondersteuningsprincipes.
Cultuurprojecten van jonge cultuurmakers die 14 tot 30 jaar oud zijn, komen in aanmerking voor ondersteuning.
Art.32. Oproep.
De Regering organiseert elk jaar een oproep waarbij op de mogelijkheid wordt gewezen om een aanvraag voor de ondersteuning van cultuurprojecten van jongeren in te dienen.
Art.33. Aanvraag.
§ 1. De aanvraag kan worden ingediend door de volgende personen, op voorwaarde dat ze hun woonplaats in het Duitse taalgebied hebben :
1° jonge cultuurmakers van 14 tot 30 jaar;
2° groeperingen van jonge cultuurmakers.
§ 2. De aanvraag wordt ingediend bij de Regering.
In de in artikel 32 vermelde oproep bepaalt de Regering tot wanneer de aanvragen kunnen worden ingediend.
§ 3. Bij de aanvraag moeten de volgende documenten worden gevoegd :
1° een gedetailleerde beschrijving van het project;
2° een overzicht van de geraamde uitgaven en ontvangsten;
3° de namen en adressen van de betrokken jonge cultuurmakers.
Art.34. Beoordelingscommissie.
De Regering legt de aanvragen die binnen de gestelde termijn zijn ingediend en volledig zijn, voor aan een beoordelingscommissie.
De beoordelingscommissie bestaat uit jongeren van 18 tot 30 jaar. Ze telt minstens drie en hoogstens zeven leden die de jeugdraad van de Duitstalige Gemeenschap na een openbare oproep heeft aangewezen voor een verlengbare periode van twee jaar. Een personeelslid van het Ministerie begeleidt de beoordelingscommissie.
De beoordelingscommissie verstrekt de Regering een advies over elk project.
De beoordelingscommissie bepaalt vooraf de beoordelingscriteria. Voorts stelt ze een huishoudelijk reglement op. De beoordelingscriteria en het huishoudelijk reglement moeten door de Regering goedgekeurd worden. De criteria hebben in het bijzonder betrekking op de kunstdisciplines, de autonomie van de aanvragers, het bekendmaken van het project, de financiële planning en de haalbaarheid.
De Regering bepaalt hoe te werk wordt gegaan bij wraking van commissieleden.
Art.35.Subsidie.
[1 Nadat de ingediende stukken gecontroleerd zijn,]1 kan de Regering de subsidie voor cultuurprojecten van jongeren toekennen.
De subsidie bedraagt ten hoogste 1.250 euro.
----------
(1)<DDG 2016-02-22/24, art. 22, 003; Inwerkingtreding : 14-04-2016>
Afdeling 6. - Beurzen voor kunstenaars
Art.36. Ondersteuningsprincipes.
De Regering kan kunstenaars beurzen voor een cultuurproject toekennen.
De ondersteuning die nodig is voor het project bedraagt minstens 1.000 euro.
Art.37.Aanvraag.
§ 1. De aanvraag kan worden ingediend door :
1° kunstenaars die hun woonplaats in het Duitse taalgebied hebben of
2° kunstenaars waarvan de werken op grond van het behandelde onderwerp inhoudelijk verband houden met de Duitstalige Gemeenschap.
§ 2. [2 - De aanvraag wordt ingediend bij de Regering.
Voor projecten die tussen 1 januari en 30 juni beginnen, wordt de aanvraag uiterlijk op 31 oktober van het voorgaande kalenderjaar ingediend.
Voor projecten die tussen 1 juli en 31 december beginnen, wordt de aanvraag uiterlijk op 31 maart van hetzelfde jaar ingediend.]2
§ 3. Bij de aanvraag moeten de volgende documenten worden gevoegd :
1° het artistieke curriculum vitae van de aanvrager;
2° de beschrijving van zijn artistieke project;
3° een overzicht van zijn uitgaven en ontvangsten.
----------
(1)<DDG 2015-03-02/05, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(2)<DDG 2022-12-15/54, art. 9, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.38. Vakjury.
De Regering legt de volledige aanvragen voor aan een vakjury.
De vakjury verstrekt de Regering een advies over elke aanvraag.
De Regering bepaalt welke beoordelingscriteria worden gehanteerd en hoe te werk wordt gegaan bij wraking van leden van de vakjury.
De Regering bepaalt de samenstelling en de werkwijze van de vakjury, zorgt voor het secretariaat en regelt de kostenvergoeding voor de leden van de vakjury.
Art. 38.1. [1 - Beurs
Nadat de ingediende stukken gecontroleerd zijn, kan de Regering de beurs voor een cultuurproject toekennen. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-02-22/24, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 14-04-2016>
Afdeling 7. - Onderscheiding "kunstenaar [1 van Oost-België]1"
----------
(1)
Art.39.Ondersteuningsprincipes.
De Regering kan de onderscheiding "kunstenaar [1 van Oost-België]1" toekennen aan een kunstenaar of een groep kunstenaars.
----------
(1)<DDG 2018-02-26/08, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 26-03-2018>
Art.40.Oproep.
De Regering organiseert alle drie jaar - en voor het eerst in 2014 - een oproep waarin erop gewezen worden dat kunstenaars of groepen van kunstenaars naar de onderscheiding 'kunstenaar [1 van Oost-België]1' kunnen dingen.
----------
(1)<DDG 2018-02-26/08, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 26-03-2018>
Art.41.Aanvraag.
§ 1. De onderscheiding kan worden toegekend :
1° aan een kunstenaar met woonplaats in het Duitse taalgebied hebben of
2° kunstenaars waarvan de werken op grond van het behandelde onderwerp inhoudelijk verband houden met de Duitstalige Gemeenschap.
§ 2. De aanvraag wordt ingediend bij de Regering.
In de in artikel 40 vermelde oproep bepaalt de Regering tot wanneer de aanvragen kunnen worden ingediend. Die termijn bedraagt minstens 30 kalenderdagen.
§ 3. Bij de aanvraag moeten de volgende documenten worden gevoegd :
1° het artistieke curriculum vitae van de aanvrager;
2° de beschrijving van zijn artistieke oeuvre;
[1 3° het concept van een kunstproject dat tijdens een drie jaar durende ondersteuningsfase dient te worden omgezet.]1
[1 De Regering bepaalt in welke vorm de documenten moeten worden ingediend.]1
----------
(1)<DDG 2020-12-10/38, art. 21, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art.42. Vakjury.
De Regering legt de volledige aanvragen voor aan een vakjury.
De vakjury verstrekt de Regering een advies over elke aanvraag.
De Regering bepaalt welke beoordelingscriteria worden gehanteerd en hoe te werk wordt gegaan bij wraking van leden van de vakjury.
De Regering bepaalt de samenstelling en de werkwijze van de vakjury, zorgt voor het secretariaat en regelt de kostenvergoeding voor de leden van de vakjury.
Art.43.Bedrag.
Nadat is nagegaan dat de ondersteuningsvoorwaarden vervuld zijn, kan de Regering de onderscheiding "kunstenaar [1 van Oost-België]1" toekennen.
[2 Aan de onderscheiding is het volgende verbonden:
1° een eenmalig forfaitair bedrag van 5.000 euro dat aan de winnaar wordt toegekend aan het begin van de drie jaar durende ondersteuningsfase;
2° een werkbeurs die wordt toegekend aan de winnaar om zijn kunstproject om te zetten en die, in functie van de behoefte en de ontwikkeling van het project, in de loop van de drie jaar durende ondersteuningsfase wordt uitbetaald. Daartoe sluit de Regering een overeenkomst met de winnaar waarin wordt bepaald hoe het kunstproject zal verlopen, hoe hoog de ondersteuning is, alsook hoe de uitbetaling van de subsidie en de bewijsvoering in de tijd worden gespreid.]2
----------
(1)<DDG 2018-02-26/08, art. 22, 005; Inwerkingtreding : 26-03-2018>
(2)<DDG 2020-12-10/38, art. 22, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
HOOFDSTUK 3.1. [1 - Ondersteuning van literatuur]1
----------
(1)
Art. 43.1. [1 - Ondersteuningsprincipes
Binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen kan de Regering literatuurpublicaties ondersteunen.
De ondersteuning die nodig is voor het project bedraagt minstens 1.000 euro.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2017-02-20/13, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 43.2.[1 - Aanvraag
§ 1. De aanvraag kan worden ingediend door natuurlijke personen en rechtspersonen van wie de literatuurpublicaties aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° de publicatie houdt op grond van de woonplaats van de auteur of op grond van het behandelde onderwerp inhoudelijk verband met de Duitstalige Gemeenschap;
2° de publicatie heeft een regionale en eventueel grensoverschrijdende draagwijdte;
3° de publicatie bezit kwaliteitskenmerken qua inhoud, taal, methode en vormgeving;
4° er kan bewezen worden dat voor voldoende publiekgerichtheid en voldoende distributie gezorgd wordt;
5° er wordt een degelijke financiële onderbouw en een degelijk zakelijk beheer met het oog op de publicatie gewaarborgd.
De volgende literatuurpublicaties komen niet in aanmerking voor ondersteuning:
1° de publicaties die op grond van een ander decreet van de Duitstalige Gemeenschap gesubsidieerd kunnen worden;
2° de regelmatige publicaties.
§ 2. De aanvraag wordt ingediend bij de Regering.
De aanvraag wordt [2 uiterlijk op 31 maart of uiterlijk op 31 oktober]2 ingediend op het daartoe door de Regering vastgelegde formulier.
§ 3. Bij de aanvraag moeten de volgende documenten worden gevoegd:
1° het bewijs van het verband tussen de inhoud van de publicatie en de Duitstalige Gemeenschap en het bewijs van de regionale of eventueel grensoverschrijdende uitstraling ervan;
2° een samenvatting;
3° een biografie van de auteur;
4° een beschrijving van de geplande verspreiding;
5° een beschrijving van de geplande publiciteit;
6° een gedetailleerd overzicht van ontvangsten en uitgaven.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2017-02-20/13, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<DDG 2022-12-15/54, art. 10, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. 43.3.[1 Subsidie en aankoop van boeken
§ 1. Nadat de ingediende stukken gecontroleerd zijn, kan de Regering literatuurpublicaties ondersteunen door :
1° een subsidie toe te kennen;
2° exemplaren van het boek aan te kopen na voltooiing van de publicatie.
Er kan geen subsidie worden toegekend voor literatuurpublicaties die al verschenen zijn. [2 ...]2.
§ 2. De subsidie wordt berekend op basis van de nuttige uitgaven die rechtstreeks verband houden met het verschijnen van de literatuurpublicatie. In het formulier vermeld in artikel 43.2, § 2, tweede lid, bepaalt de Regering welke categorieën van nuttige uitgaven in aanmerking komen.
[4 De aanvrager heeft 24 maanden de tijd, te rekenen vanaf de toezegging van de subsidie, om zijn werk te publiceren. Op schriftelijk verzoek kan de Regering die termijn één keer met maximaal twaalf maanden verlengen. Als die publicatietermijn niet wordt nagekomen, vordert de Regering de subsidie terug.]4
[3 De subsidie wordt toegekend in de vorm van een voorschot dat 100 % van het te verwachten bedrag bedraagt.]3
Voor de uitbetaling van de subsidie worden, binnen drie maanden na het verschijnen van de literatuurpublicatie, de volgende stukken ingediend:
1° een overzicht van de nuttige uitgaven;
2° een exemplaar van de publicatie.
Het bedrag van de subsidies kan vermenigvuldigd worden met een coëfficiënt om het aan de beschikbare begrotingsmiddelen aan te passen.
§ 3. De als bewijsstuk ingediende facturen zijn voor kwijting getekend of gaan vergezeld van het rekeninguittreksel. Financiële bescheiden die gecertificeerd zijn door erkende boekhouders of erkende financiële controleurs kunnen ook als bewijsstuk gelden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2017-02-20/13, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<DDG 2018-02-26/08, art. 23, 005; Inwerkingtreding : 26-03-2018>
(3)<DDG 2019-12-12/19, art. 21, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(4)<DDG 2021-12-15/17, art. 32, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK 4. - Ondersteuning van amateurkunst en folklore
Afdeling 1. - Algemene bepaling
Art.44. Ondersteuningsprincipes.
Binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen ondersteunt de Regering op basis van dit hoofdstuk amateurkunstverenigingen die actief zijn in de kunstdisciplines muziek, dans of theater, alsook folkloreverenigingen.
Afdeling 2. - Ondersteuning van amateurkunstverenigingen
Onderafdeling 1. - Algemene bepaling
Art.45. Algemene ondersteuningsvoorwaarden.
Amateurkunstverenigingen komen in aanmerking voor ondersteuning als het gaat om georganiseerde groepen van personen die actief zijn in de kunstdisciplines muziek, dans of theater en die :
1° hun zetel in de Duitstalige Gemeenschap hebben en daar hun culturele hoofdactiviteiten uitoefenen;
2° geen winstoogmerk hebben;
3° sinds ten minste één jaar bestaan en binnen het Duitse taalgebied eigen culturele activiteiten organiseren of binnen het Duitse taalgebied aan culturele activiteiten deelnemen;
4° op basis van artikel 12 van het decreet van 15 december 2008 betreffende de financiering van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn door de Duitstalige Gemeenschap basisondersteuning krijgen van één van de gemeenten van het Duitse taalgebied of in het jaar dat aan de classificatie voorafgaat, een subsidie van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap ontvangen hebben;
5° op basis van de artikelen 51, 57 of 63 in een categorie gerangschikt zijn.
Onderafdeling 2. - Ondersteuning van amateurkunstverenigingen voor muziek
Art.46. Principe.
Een amateurkunstvereniging die actief is in de kunstdiscipline muziek komt in aanmerking voor ondersteuning als ze voldoet aan de algemene ondersteuningsvoorwaarden vermeld in artikel 45 en overeenkomstig deze onderafdeling geclassificeerd is.
Art.47.Oproep.
De Regering publiceert alle vier jaar een oproep voor kandidaten die geclassificeerd willen worden als amateurkunstvereniging in de kunstdiscipline muziek. [1 In die oproep wordt de datum van de classificatie vastgelegd.]1
[1 ...]1
----------
(1)<DDG 2017-02-20/13, art. 17, 004; Inwerkingtreding : 15-03-2017>
Art.48.Aanvraag.
§ 1. De aanvraag wordt [1 uiterlijk negen maanden vóór de overeenkomstig artikel 47 vastgelegde datum]1 bij de Regering ingediend.
§ 2. Bij de aanvraag moeten de volgende documenten worden gevoegd :
1° de contactgegevens van de aanvrager;
2° de beoogde categorie of het beoogde niveau;
3° een voorstel van stukken die de aanvrager bij de classificatie wil brengen en die aangepast zijn aan de betrokken categorie;
4° de partituren van de overeenkomstig 3° voorgestelde stukken, in origineel of in kopie.
De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van het aanvraagformulier.
§ 3. In opdracht van de Regering onderzoekt de [2 koepelorganisatie]2 of de aanvragen volledig zijn en stelt ze een lijst van de aanvragers op.
De federatie kan administratiekosten in rekening brengen die de kostprijs niet mogen overschrijden.
----------
(1)<DDG 2017-02-20/13, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 15-03-2017>
(2)<DDG 2023-10-16/08, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.49. Lijsten.
De aanvragers hebben tot uiterlijk drie maanden vóór de classificatie de tijd om de volgende stukken bij de Regering in te dienen :
1° de volledige lijst van de musici en/of zangers;
2° de dirigentenpartituren van alle op te voeren werken in drievoud, waaronder op zijn minst één originele partituur.
Art.50.Classificatie.
§ 1. Op de voordracht van de [1 koepelorganisatie]1 installeert de Regering een vakjury die de in aanmerking komende kandidaten classificeert.
De Regering bepaalt welke beoordelingscriteria worden gehanteerd en hoe te werk wordt gegaan bij wraking van leden van de vakjury.
De Regering bepaalt de samenstelling en de werkwijze van de vakjury, zorgt voor het secretariaat en regelt de kostenvergoeding voor de leden van de vakjury.
§ 2. Op de dag van de opvoering voor de betrokken vakjury leggen de verantwoordelijken van de amateurkunstvereniging een verklaring op erewoord af dat alleen gewone leden aan de classificatie deelnemen.
§ 3. De vakjury kiest uit het in artikel 48, § 2, eerste lid, 3°, vermelde voorstel de werken die bij de classificatie opgevoerd worden.
De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van het voorstel vermeld in het eerste lid.
§ 4. Voor elke deelnemende amateurkunstvereniging vult de vakjury een beoordelingsformulier in dat na de classificatie aan de verantwoordelijken van de betrokken amateurkunstvereniging wordt bezorgd.
----------
(1)<DDG 2023-10-16/08, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.51.Categorieën.
§ 1. De vakjury classificeert de amateurkunstverenigingen die actief zijn in de kunstdiscipline muziek in één van de volgende categorieën :
1° [1 instrumentale ensembles, kamermuziekensembles en muziekverenigingen]1 :
a) hoogste categorie;
b) eredivisie;
c) categorie 'uitmuntend';
d) eerste categorie;
e) tweede categorie;
f) derde categorie;
2° koren en vocale ensembles :
a) categorie 'uitmuntend';
b) eerste categorie;
c) tweede categorie;
d) derde categorie;
3° kinderkoren en jeugdkoren :
a) categorie A;
b) categorie B.
[1 ...]1
§ 2. Met uitzondering van de kinderkoren en jeugdkoren ontvangt een amateurkunstvereniging die actief is in de kunstdiscipline muziek, voorzover ze zich gekwalificeerd heeft voor de hoogste categorie of de categorie 'uitmuntend' bij de vocale ensembles en daar meer dan 90 % heeft behaald, het predicaat 'met bijzonder artistiek niveau'.
§ 3. De classificatie van de amateurkunstverenigingen geldt telkens tot de volgende classificatiewestrijd.
----------
(1)<DDG 2020-12-10/38, art. 23, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art.52.Subsidies.
§ 1. De Regering kent de subsidie toe nadat is nagegaan dat de ondersteuningsvoorwaarden vervuld zijn.
Aan de geclassificeerde amateurkunstverenigingen en amateurkunstverenigingen met bijzonder artistiek niveau die actief zijn in de kunstdiscipline muziek worden forfaitaire subsidies toegekend overeenkomstig bijlage 1, naargelang van de classificatiecategorie en het aantal culturele activiteiten per jaar.
§ 2. De geclassificeerde amateurkunstverenigingen dienen uiterlijk op 31 januari van het daaropvolgende kalenderjaar het bewijs van de georganiseerde culturele activiteiten in.
§ 3. Naast de subsidie die wordt toegekend met toepassing van § 1, kent de Regering aan de amateurkunstverenigingen met bijzonder artistiek niveau een jaarlijkse subsidie toe die betrekking heeft op de activiteiten van het vorige jaar en dit ten belope van :
1° 75 pct. van de uitgaven vermeld in § 4, 1°;
2° 60 pct. van de uitgaven vermeld in § 4, 3°;
3° 50 pct. van de uitgaven vermeld in § 4, 2°, 4° en 5°.
§ 4. Voor de berekening van de jaarlijkse subsidie vermeld in § 3 wordt rekening gehouden met de volgende bewezen uitgaven, voorzover die nog niet via subsidies van de Duitstalige Gemeenschap of van andere instanties gedekt worden :
1° uitgaven voor de bezoldiging van de artistieke leiders;
2° uitgaven voor secretariaat, reclame, verzekering en bijdragen aan federaties;
3° uitgaven die direct verbonden zijn aan de organisatie van eventementen;
4° uitgaven voor reiskosten die ontstaan naar aanleiding van optredens in het buitenland waarvoor de Regering de subsidiëring heeft goedgekeurd op basis van een programma dat in het begin van het jaar is ingediend;
5° uitgaven voor de aankoop van partituren.
§ 5. Naast de subsidie die wordt toegekend met toepassing van § 1, kent de Regering aan de kamermuziekensembles met bijzonder artistiek niveau een jaarlijkse subsidie toe die betrekking heeft op de activiteiten van het vorige jaar en dit ten belope van een bedrag van hoogstens 2.000 euro dat berekend wordt op basis van § 4.
Subsidies worden slechts ten belope van het subsidiabele gedeelte van de bewezen uitgaven uitbetaald. De Regering kan categorieën voor de aanneembare uitgaven en maximumbedragen per categorie vastleggen.
De eerste subsidie wordt uitbetaald op basis van de activiteiten in het kalenderjaar na de classificatie.
[1 § 6. De subsidies vermeld in de §§ 3 tot 5 worden alleen uitbetaald voor optredens die werkelijk hebben plaatsgevonden. De bewijzen daarvoor worden overeenkomstig § 2 ingediend.]1
----------
(1)<DDG 2016-02-22/24, art. 24, 003; Inwerkingtreding : 14-04-2016>
Onderafdeling 3. - Ondersteuning van amateurkunstverenigingen voor dans
Art.53. Principe.
Een amateurkunstvereniging die actief is in de kunstdiscipline dans komt in aanmerking voor ondersteuning als ze voldoet aan de algemene ondersteuningsvoorwaarden vermeld in artikel 45 en overeenkomstig deze onderafdeling geclassificeerd is.
Art.54.Oproep.
De Regering publiceert alle vier jaar [1 ...]1 een oproep voor kandidaten die geclassificeerd willen worden als amateurkunstvereniging in de kunstdiscipline dans. [1 In die oproep wordt de datum van de classificatie vastgelegd.]1
----------
(1)<DDG 2017-02-20/13, art. 19, 004; Inwerkingtreding : 15-03-2017>
Art.55.Aanvraag.
§ 1. De aanvraag wordt [1 uiterlijk negen maanden vóór de overeenkomstig artikel 54 vastgelegde datum]1 bij de Regering ingediend.
§ 2. Bij de aanvraag moeten de volgende documenten worden gevoegd :
1° de contactgegevens van de aanvrager;
2° de beoogde categorie;
3° een voorstel van stukken die de aanvrager bij de classificatie wil brengen en die aangepast zijn aan de betrokken categorie.
De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van het aanvraagformulier.
----------
(1)<DDG 2017-02-20/13, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 15-03-2017>
Art.56. Classificatie.
§ 1. De Regering installeert een vakjury die de in aanmerking komende kandidaten classificeert.
De Regering bepaalt welke beoordelingscriteria worden gehanteerd en hoe te werk wordt gegaan bij wraking van leden van de vakjury.
De Regering bepaalt de samenstelling en de werkwijze van de vakjury, zorgt voor het secretariaat en regelt de kostenvergoeding voor de leden van de vakjury.
§ 2. Op de dag van de opvoering voor de betrokken vakjury leggen de verantwoordelijken van de amateurkunstvereniging een verklaring op erewoord af dat alleen gewone leden aan de classificatiewedstrijd deelnemen.
§ 3. Voor elke deelnemende amateurkunstvereniging vult de vakjury een beoordelingsformulier in dat na de classificatie aan de verantwoordelijken van de betrokken amateurkunstvereniging wordt bezorgd.
Art.57. Categorieën.
De vakjury classificeert de amateurkunstverenigingen die actief zijn in de kunstdiscipline dans in één van de volgende categorieën :
1° categorie 1;
2° categorie 2.
De classificatie van de amateurkunstverenigingen geldt telkens tot de volgende classificatiewedstrijd.
Art.58. Subsidies.
§ 1. De Regering kent de subsidie toe nadat is nagegaan dat de ondersteuningsvoorwaarden vervuld zijn.
Aan de geclassificeerde amateurkunstverenigingen die actief zijn in de kunstdiscipline dans worden forfaitaire subsidies toegekend overeenkomstig bijlage 1, naargelang van de classificatiecategorie en het aantal culturele activiteiten per jaar.
§ 2. De geclassificeerde amateurkunstverenigingen dienen uiterlijk op 31 januari van het daaropvolgende kalenderjaar het bewijs van de georganiseerde culturele activiteiten in.
Onderafdeling 4. - Ondersteuning van amateurkunstverenigingen voor theater
Art.59. Principe.
Een amateurkunstvereniging die actief is in de kunstdiscipline theater komt in aanmerking voor ondersteuning als ze voldoet aan de ondersteuningsvoorwaarden vermeld in artikel 45 en overeenkomstig deze onderafdeling geclassificeerd is.
Art.60.Oproep.
De Regering publiceert jaarlijks - en voor het eerst in 2014 - een oproep voor kandidaten die geclassificeerd willen worden als amateurkunstvereniging in de kunstdiscipline theater.
[1 De jaarlijkse oproep voor kandidaten geldt telkens voor één theaterseizoen dat loopt van 1 juli van het jaar van de oproep voor kandidaten tot 30 juni van het daaropvolgende kalenderjaar. ]1
----------
(1)<DDG 2016-02-22/24, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 14-04-2016>
Art.61.Aanvraag.
§ 1. De aanvraag wordt uiterlijk op 15 september van het jaar [1 van de oproep voor kandidaten]1, bij de Regering ingediend.
§ 2. Bij de aanvraag moeten de volgende documenten worden gevoegd :
1° de contactgegevens van de aanvrager;
2° de beoogde categorie;
3° een voorstel voor een stuk dat aangepast is aan de betrokken categorie en dat de aanvrager bij de classificatie wil opvoeren.
De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van het aanvraagformulier.
----------
(1)<DDG 2016-02-22/24, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 14-04-2016>
Art.62. Classificatie.
§ 1. De Regering installeert een vakjury die de in aanmerking komende kandidaten classificeert.
De Regering bepaalt welke beoordelingscriteria worden gehanteerd en hoe te werk wordt gegaan bij wraking van leden van de vakjury.
De Regering bepaalt de samenstelling en de werkwijze van de vakjury, zorgt voor het secretariaat en regelt de kostenvergoeding voor de leden van de vakjury.
§ 2. Op de dag van de opvoering voor de betrokken vakjury leggen de verantwoordelijken van de amateurkunstvereniging een verklaring op erewoord af dat alleen gewone leden aan de classificatie deelnemen.
§ 3. Voor elke deelnemende amateurkunstvereniging vult de vakjury een beoordelingsformulier in dat na de classificatie aan de verantwoordelijken van de betrokken amateurkunstvereniging wordt bezorgd.
Art.63. Categorieën.
De vakjury classificeert de amateurkunstverenigingen die actief zijn in de kunstdiscipline theater in één van de volgende categorieën :
1° categorie 1;
2° categorie 2;
3° categorie 3.
De classificatie van de amateurkunstverenigingen geldt telkens tot de volgende classificatie.
Art.64.Subsidies.
§ 1. De Regering kent de subsidie toe nadat is nagegaan dat de ondersteuningsvoorwaarden vervuld zijn.
Aan de geclassificeerde amateurkunstverenigingen die actief zijn in de kunstdiscipline theater worden forfaitaire subsidies toegekend overeenkomstig bijlage 1, naargelang van de classificatiecategorie en het aantal culturele activiteiten per [1 seizoen]1.
§ 2. De geclassificeerde amateurkunstverenigingen dienen uiterlijk op 31 mei van het daaropvolgende kalenderjaar het bewijs van de georganiseerde culturele activiteiten in.
----------
(1)<DDG 2016-02-22/24, art. 27, 003; Inwerkingtreding : 14-04-2016>
Afdeling 3. - Ondersteuning van jubileumvieringen van amateurkunstverenigingen en folkloreverenigingen
Art.65. Ondersteuningsprincipes.
Jubileumvieringen van amateurkunstverenigingen en folkloreverenigingen die in het Duitse taalgebied gevestigd zijn, komen in aanmerking voor ondersteuning.
De Regering bepaalt welke jubileumvieringen ondersteund kunnen worden.
Art.66. Aanvraag.
§ 1. De aanvraag kan worden ingediend door verenigingen zonder winstoogmerk die ondersteund worden op basis van artikel 12 van het decreet van 15 december 2008 betreffende de financiering van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn door de Duitstalige Gemeenschap of die al op andere wijze door de Duitstalige Gemeenschap ondersteund worden.
§ 2. De aanvraag wordt minstens één maand voor het begin van de jubileumvieringen bij de Regering ingediend.
§ 3. Bij de aanvraag moeten de volgende documenten worden gevoegd :
1° een bewijs waaruit blijkt hoelang de vereniging al bestaat;
2° een beschrijving van het project die informatie bevat over de inhoud, de duur, de doelgroep en de bekendmaking van de jubileumvieringen.
Art.67. Subsidie.
Nadat is nagegaan dat de ondersteuningsvoorwaarden vervuld zijn, kan de Regering de subsidie voor jubileumvieringen van amateurkunstverenigingen en folkloreverenigingen toekennen.
Het bedrag van de subsidie wordt bepaald overeenkomstig bijlage 2.
Art.68.Uitbetaling.
De in deze afdeling vermelde subsidies worden alleen uitbetaald als de voor de ondersteuning noodzakelijke documenten binnen drie maanden na het einde van de jubileumvieringen bij de Regering zijn ingediend. Daartoe behoren :
1° een eindverslag;
2° een overzicht van de subsidiabele uitgaven en de daarbij horende bewijzen;
3° [1 ...]1
Na afloop van die termijn kunnen geen subsidies meer worden uitbetaald.
----------
(1)<DDG 2018-02-26/08, art. 24, 005; Inwerkingtreding : 26-03-2018>
Afdeling 4. - Ondersteuning van amateurkunstverenigingen
Art.69.Ondersteuningsprincipes.
Amateurkunstverenigingen die in het Duitse taalgebied gevestigd zijn, kunnen één keer per jaar ondersteuning krijgen voor hun reiskosten voor optredens in het buitenland.
De volgende voorwaarden zijn van toepassing :
1° alleen de reiskosten voor optredens op niet-commerciële evenementen van algemeen nut worden in aanmerking genomen;
2° reiskosten voor optredens waarvan de aard niet voldoende aangetoond is, worden niet in aanmerking genomen;
3° [1 ...]1.
----------
(1)<DDG 2015-03-02/05, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2015>
Art.70.Aanvraag.
§ 1. Aanvragen kunnen worden ingediend door amateurkunstverenigingen die van één van de gemeenten van het Duitse taalgebied basisondersteuning krijgen op basis van artikel 12 van het decreet van 15 december 2008 betreffende de financiering van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn door de Duitstalige Gemeenschap of die reeds op andere wijze door de Duitstalige Gemeenschap ondersteund worden.
§ 2. De aanvraag wordt minstens [1 twee]1 weken vóór het vertrek naar het optreden bij de Regering ingediend.
§ 3. Bij de aanvraag moeten de volgende documenten worden gevoegd :
1° een gedetailleerd overzicht van de gegevens over de bestemming, de reisdatum, het geplande programma en van de gegevens over de organisator, de datum en de plaats van het optreden;
2° een lijst van de deelnemende leden;
3° de kostenraming van een vervoersonderneming.
----------
(1)<DDG 2018-02-26/08, art. 25, 005; Inwerkingtreding : 26-03-2018>
Art.71.Subsidie.
Nadat is nagegaan dat de ondersteuningsvoorwaarden vervuld zijn, kan de Regering de subsidie voor de reiskosten van amateurkunstverenigingen naar optredens in het buitenland toekennen.
[1 De subsidie bedraagt 30 euro per deelnemend lid en is beperkt tot hoogstens 1.250 euro en tot 50 % van de reiskosten.]1
[1 In afwijking van het tweede lid bedraagt de subsidie voor kinderkoren 50 euro per deelnemend lid en is de subsidie beperkt tot maximaal 2.000 euro en tot 80 % van de reiskosten.]1
----------
(1)<DDG 2018-02-26/08, art. 26, 005; Inwerkingtreding : 26-03-2018>
Art.72. Uitbetaling.
De in deze afdeling vermelde subsidies worden alleen uitbetaald als de voor de ondersteuning noodzakelijke documenten binnen drie maanden na het einde van de reis naar het optreden bij de Regering zijn ingediend. Daartoe behoren :
1° de voor kwijting getekende factuur van de vervoeronderneming of de factuur waarbij een rekeninguittreksel is gevoegd;
2° een verslag over het evenement of de bevestiging van het optreden.
Na afloop van die termijn kunnen geen subsidies meer worden uitbetaald.
Afdeling 5. [1Ondersteuning van een koepelorganisatie voor muziek in de Duitstalige Gemeenschap]1
----------
(1)
Art.73.Principe.
De Regering erkent één [1 koepelorganisatie voor muziek in de Duitstalige Gemeenschap]1.
[1 De koepelorganisatie heeft in het bijzonder de volgende taken:
1° projecten in de kunstdiscipline muziek plannen en uitvoeren die de opleiding en voortgezette opleiding van zangers en musici aanmoedigen, de artistieke kwaliteit binnen en buiten de verenigingen uit de kunstdiscipline muziek bevorderen en het verenigingswerk versterken;
2° de belangen van de aangesloten verenigingen vertegenwoordigen;
3° voor de praktische organisatie van de classificaties op het gebied van muziek zorgen, in samenwerking met de diensten van de Regering;
4° een centraal aankoopbureau voor leveringen en diensten ter beschikking stellen;
5° voor een centraal secretariaat zorgen dat minstens 200 dagen per jaar bereikbaar is;
6° in samenwerking met de bevoegde dienst van de Regering een adviesaanbod creëren dat verenigingen uit de kunstdiscipline muziek advies kan geven over alle administratieve en juridische belangen inzake vrijwilligerswerk en verenigingswerk;
7° een ondersteuningsaanbod creëren voor het plannen en uitvoeren van evenementen voor aangesloten verenigingen uit de kunstdiscipline muziek;
8° een documentatiecentrum leiden, in het bijzonder voor bladmuziek en specifieke literatuur;
9° contacten onderhouden en vormen van synergie creëren met andere muziekkoepelorganisaties in binnen- en buitenland.]1
----------
(1)<DDG 2023-10-16/08, art. 5, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.74.Ondersteuningsprincipes.
Als federatie van amateurkunstverenigingen voor de kunstdiscipline muziek kan slechts één vzw worden ondersteund die aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° haar zetel in het Duitse taalgebied hebben;
2° uit verenigingen bestaan die uit ten minste [2 acht]2 gemeenten van het Duitse taalgebied stammen;
3° minstens 80 pct. van de amateurkunstverenigingen voor muziek die door de gemeenten van het Duitse taalgebied ondersteund worden, tot lid hebben;
4° onpartijdig zijn ten aanzien van alle amateurkunstverenigingen die aan de classificatievoorwaarden voldoen en die een aanvraag indienen;
5° over het in artikel 75 vermelde uitvoeringsconcept beschikken;
6° [2 het in artikel 78 vermelde beheerscontract]2 met de Regering sluiten;
[2 6.1° de hele public relations verzorgen;]2
7° een behoorlijke, autonome boekhouding overleggen die altijd kan worden ingezien en financiële controle mogelijk maakt;
[2 7.1 minstens 20 % van de jaarlijkse inkomsten zelf genereren;]2
8° jaarlijks, uiterlijk op [1 30 juni]1, een activiteitenverslag van het vorige jaar, een balans en een resultatenrekening van het vorige boekjaar, alsook een begroting voor het volgende boekjaar[2 en eventuele wijzigingen van de statuten]2 indienen.
----------
(1)<DDG 2018-02-26/08, art. 27, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(2)<DDG 2023-10-16/08, art. 6, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.75.Uitvoeringsconcept.
Het uitvoeringsconcept omvat :
1° een beschrijving van de activiteiten [1 en doelstellingen voor de duur van de betrokken ondersteuningsperiode]1 om de taken vermeld in artikel 73 te vervullen;
2° een beschrijving van de middelen op het gebied van infrastructuur, financiën, personeel en logistiek die noodzakelijk zijn om het uitvoeringsconcept tijdens de ondersteuningsperiode uit te voeren, uitgaande van de al beschikbare middelen.
Het uitvoeringsconcept geldt voor de duur van de ondersteuningsperiode. Die periode bedraagt vijf jaar.
[1 De eerste ondersteuningsperiode begint op 1 januari 2024 en eindigt op 31 december 2028]1.
----------
(1)<DDG 2023-10-16/08, art. 7, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.76.Aanvraag.
De aanvraag wordt uiterlijk op [1 30 juni]1 van het jaar dat aan de ondersteuningsperiode voorafgaat, bij de Regering ingediend.
Het in artikel 75 vermelde uitvoeringsconcept wordt bij de aanvraag gevoegd.
De Regering legt de vorm van het concept, de procedure voor de indiening van het concept en de andere in te dienen stukken vast.
----------
(1)<DDG 2023-10-16/08, art. 8, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.77.Subsidie.
Nadat is nagegaan dat de ondersteuningsvoorwaarden vervuld zijn, kan de Regering de forfaitaire ondersteuning voor de [1 koepelorganisatie]1 toekennen.
De in dit artikel vermelde forfaitaire ondersteuning dient in de zin van de cultuurpactwet gelijktijdig als subsidiëring voor een stabiele kern van personeelsleden, als forfaitaire subsidiëring voor de werking en als subsidiëring van de culturele activiteiten die werkelijk worden gepresteerd in het kader van de taken die in artikel 73 worden beschreven.
----------
(1)<DDG 2023-10-16/08, art. 9, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.78.[1 Beheerscontract
Indien de Regering de ondersteuning toezegt, sluit ze met de koepelorganisatie, voor de duur van de ondersteuningsperiode, overeenkomstig artikel 105 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap een beheerscontract waarin de concretisering van het uitvoeringsconcept wordt geregeld.]1
----------
(1)<DDG 2023-10-16/08, art. 10, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK 5. - Uitrustingsvoorwerpen
Art.79. Ondersteuningsprincipes.
§ 1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen kan de Regering subsidie toekennen voor de aankoop van uitrustingsvoorwerpen die bestemd zijn voor de uitoefening van een culturele activiteit en die niet tot een infrastructuur behoren; die subsidie is bedoeld om een deel van de kosten voor de vernieuwing of uitbreiding van de basisuitrusting te dekken.
§ 2. Subsidies voor uitrustingsvoorwerpen worden alleen toegekend :
1° wanneer de Regering voor elke bestelling of elke aankoop haar schriftelijke toestemming heeft gegeven;
2° wanneer de aanvrager zich schriftelijk ertoe verplicht :
a) geen afstand te doen van de gesubsidieerde voorwerpen gedurende een periode van vijf jaar die ingaat op de dag van de uitbetaling van de subsidies en dit noch gratis, noch tegen betaling, behalve indien het instrument ter beschikking wordt gesteld van een andere, in artikel 80, § 1, 3°, vermelde amateurkunstvereniging;
b) de Regering te allen tijde toe te staan de gegevens te controleren en alle daarop betrekking hebbende documenten in te zien;
c) zijn ontbinding onmiddellijk mee te delen aan de Regering.
In geval van ontbinding worden de gesubsidieerde voorwerpen, in overleg met de Regering, ter beschikking gesteld van een andere federatie of vereniging voor amateurkunst.
Art.80.Aanvraag.
§ 1. De aanvraag kan worden ingediend door :
1° ondersteunde professionele cultuuraanbieders;
2° de [2 ondersteunde federatie van amateurkunstverenigingen ]2;
3° amateurkunstverenigingen die op basis van artikel 12 van het decreet van 15 december 2008 betreffende de financiering van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn door de Duitstalige Gemeenschap basisondersteuning krijgen van één van de gemeenten van het Duitse taalgebied of die een subsidie van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap ontvangen hebben;
[1 4° de rechtspersonen vermeld in artikel 11 van het decreet van 18 maart 2002 betreffende de infrastructuur die overeenkomstig hetzelfde decreet subsidie voor bouw- en/of uitrustingsprojecten in de culturele sector kunnen krijgen van de Duitstalige Gemeenschap;
[3 5° creatieve ateliers en gespecialiseerde creatieve ateliers die worden ondersteund overeenkomstig het decreet van 27 februari 2023 ter ondersteuning van de buitenschoolse culturele vorming.]3]1
§ 2. Om de subsidie tijdens het lopende begrotingsjaar te kunnen ontvangen, moeten de aanvragers hun aanvraag voor 31 maart van het betreffende jaar bij de Regering indienen.
§ 3. Bij de aanvraag moeten de volgende documenten worden gevoegd :
1° een verklaring waaruit blijkt waarom de uitrusting moet worden aangeschaft;
2° een kostenstaat.
In afwijking van het eerste lid, 2°, dient de aanvrager drie kostenramingen in indien de uitrusting zonder btw 5.500 euro of meer kost.
----------
(1)<DDG 2015-03-02/05, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 26-03-2015>
(2)<DDG 2023-10-16/08, art. 11, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
(3)<DDG 2023-02-27/09, art. 40, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.81.Subsidie.
§ 1. [1 Nadat is nagegaan dat de ondersteuningsvoorwaarden vervuld zijn, kan de Regering de in artikel 80, § 1, vermelde aanvragers een subsidie voor uitrustingsvoorwerpen toekennen. De subsidie bedraagt hoogstens 50 % van de subsidieerbare uitgaven.]1
§ 2. [1 ...]1
----------
(1)<DDG 2020-12-10/38, art. 24, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art.82. Plichten.
Uitrustingsvoorwerpen die aangekocht werden met subsidies die op grond van deze afdeling werden toegekend, moeten vijf jaar lang in een permanente inventaris worden opgenomen. Deze inventaris bevat ten minste volgende gegevens :
1° de aankoopdatum;
2° de aankoopprijs;
3° het bedrag van de toegekende subsidie;
4° eventuele opmerkingen over de toestand van de voorwerpen.
De uitrustingsvoorwerpen die aangekocht werden met subsidies die op grond van deze afdeling werden toegekend, moeten tegen brand worden verzekerd wanneer ze op een en dezelfde plaats worden opgeslagen.
HOOFDSTUK 6. - Bescherming en ondersteuning van het immaterieel cultureel erfgoed van de Duitstalige Gemeenschap
Afdeling 1. - Opmaak van en registratie in de inventaris
Art.83. Opmaak.
De Regering houdt een inventaris van het immaterieel cultureel erfgoed van de Duitstalige Gemeenschap bij. Die inventaris bevat de volgende categorieën :
1° mondelinge tradities en uitdrukkingen, inclusief taal als vehikel van immaterieel cultureel erfgoed;
2° podiumkunsten;
3° sociale gewoonten, rituelen en feestelijke gebeurtenissen;
4° kennis en praktijken betreffende de natuur en het universum;
5° vakkennis over traditionele ambachtelijke vaardigheden.
Art.84. Opname in de inventaris.
De opname in de inventaris kan op basis van een voorstel of van ambtswege geschieden.
De voorstellen worden ingediend aan de hand van het door de Regering vastgelegde aanvraagformulier. De Regering laat de voorstellen vakkundig onderzoeken en beslist op basis van die vakkundige beoordeling of het voorgestelde goed in de inventaris wordt opgenomen.
Afdeling 2. - Sensibiliseringsmaatregelen
Art.85. Voorlichtings- en opleidingsmaatregelen.
De Regering kan informatiecampagnes en opleidingsmaatregelen organiseren om het publiek inzicht te geven in de waarde van het immaterieel cultureel erfgoed en in de gevaren die dat cultureel erfgoed bedreigen, alsook om dat inzicht te ontwikkelen.
De Regering publiceert informatie over het immaterieel cultureel erfgoed dat in de inventaris opgenomen is.
Art.86. Studies.
Onverminderd afdeling 3 van dit hoofdstuk kan de Regering het maken van wetenschappelijke, technische en artistieke studies stimuleren om het immaterieel cultureel erfgoed doeltreffend te beschermen.
Afdeling 3. - Ondersteuning van het immaterieel cultureel erfgoed
Art.87. Ondersteuningsprincipes.
Maatregelen ter bescherming van immaterieel cultureel erfgoed dat opgenomen is in de inventaris van het immaterieel cultureel erfgoed van de Duitstalige Gemeenschap komen in aanmerking voor ondersteuning.
Bescherming betekent maatregelen treffen die erop gericht zijn de leefbaarheid van het immaterieel cultureel erfgoed te verzekeren, inclusief de identificatie, de documentatie, het wetenschappelijk onderzoek, de bewaring, de bescherming, de promotie, de versterking, de overdracht van immaterieel cultureel erfgoed, in het bijzonder door formeel en niet-formeel onderwijs, en het revitaliseren van verschillende aspecten van dat erfgoed.
Art.88. Aanvraag.
§ 1. De aanvraag wordt ingediend bij de Regering.
§ 2. Bij de aanvraag moeten de volgende documenten worden gevoegd :
1° een gedetailleerde beschrijving van de maatregel;
2° een gedetailleerd overzicht van de ontvangsten en uitgaven.
Art.89. Subsidie.
Nadat is nagegaan dat de ondersteuningsvoorwaarden vervuld zijn, kan de Regering de subsidie voor maatregelen ter bescherming van immaterieel cultureel erfgoed toekennen.
De subsidie bedraagt ten hoogste 2.500 euro per maatregel, waarbij de nuttige uitgaven tot 100 pct. ten laste kunnen worden genomen.
HOOFDSTUK 6.1. [1 - Kunstcommissie van de Duitstalige Gemeenschap ]1
----------
(1)
Art. 89.1. [1 Oprichting
Er wordt een kunstcommissie van de Duitstalige Gemeenschap opgericht. De Regering zorgt voor de begeleiding van de commissie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-02-22/24, art. 29, 003; Inwerkingtreding : 14-04-2016>
Art. 89.2.[1 - Taken
De kunstcommissie heeft de volgende taken :
1° de Regering adviseren bij kunstaankopen en op verzoek advies geven over kunstaankopen;
2° voorstellen voor kunstaankopen uitwerken.]1
[2 De Regering bepaalt de beoordelingscriteria volgens welke de kunstcommissie haar in het eerste lid vermelde taken vervult.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-02-22/24, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 14-04-2016>
(2)<DDG 2019-12-12/19, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 89.3. [1 - Samenstelling
De kunstcommissie bestaat uit ten minste drie en ten hoogste vijf deskundige leden die na een openbare oproep door de Regering aangewezen worden voor een verlengbare termijn van vier jaar.
De Regering wijst de voorzitter aan onder de leden van de kunstcommissie.
Als een lid zijn mandaat vroegtijdig beëindigt, wordt het mandaat door een nieuw aangewezen lid voleindigd.
De kunstcommissie vat haar activiteiten aan in 2017.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-02-22/24, art. 29, 003; Inwerkingtreding : 14-04-2016>
Art. 89.4. [1 - Werkwijze
De kunstcommissie komt zo nodig op uitnodiging van de voorzitter bijeen. De vergaderingen zijn niet openbaar.
De kunstcommissie neemt haar beslissingen per consensus. Ze kan rechtsgeldig beraadslagen en besluiten, indien ten minste de helft van de leden aanwezig is. Ze stelt een huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de Regering.
De Regering bepaalt hoe te werk wordt gegaan bij wraking van de leden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-02-22/24, art. 29, 003; Inwerkingtreding : 14-04-2016>
Art. 89.5. [1 - Aanbevelingen
De kunstcommissie legt de Regering na elke vergadering een verslag voor waarin ze aanbevelingen over de kunstaankopen doet.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-02-22/24, art. 29, 003; Inwerkingtreding : 14-04-2016>
Art. 89.6. [1 - Vergoedingen
De leden van de kunstcommissie krijgen presentiegeld en reisvergoedingen overeenkomstig de door de Regering vastgelegde bepalingen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-02-22/24, art. 29, 003; Inwerkingtreding : 14-04-2016>
HOOFDSTUK 7. - Bepalingen die voor alle subsidies gelden
Art.90. Coëfficiënt.
Met het oog op hun aanpassing aan de beschikbare begrotingsmiddelen en aan het indexcijfer van de consumptieprijzen kan de Regering alle of enkele van de in voorliggend decreet bepaalde bedragen met een coëfficiënt vermenigvuldigen.
Art.91. Controle.
Overeenkomstig artikel 12 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, kan de Regering te allen tijde laten onderzoeken of de bepalingen van dit decreet worden nageleefd.
Art.92. Terugvordering van subsidies.
Overeenkomstig artikel 13, eerste lid, van de voormelde wet van 16 mei 2003, vordert de Regering een subsidie terug indien :
1° de subsidiëringsvoorwaarden niet vervuld zijn;
2° de subsidie voor andere doeleinden werd gebruikt;
3° de in dit decreet bepaalde controle belemmerd of verhinderd werd.
De subsidieontvanger die niet overeenkomstig artikel 11 van dezelfde wet kan verantwoorden dat de subsidie werd aangewend voor de doeleinden waarvoor zij werd verleend, is overeenkomstig artikel 13, tweede lid, van de voormelde wet van 16 mei 2003 gehouden tot terugbetaling ten belope van het deel dat niet werd verantwoord.
Indien de ontvanger van de subsidie in de loop van het jaar ontbonden wordt of zijn culturele activiteiten stopzet, vordert de Regering de subsidie die voor het lopende jaar werd uitbetaald proportioneel terug.
Art.93. Wijzigingsbepalingen.
In artikel 35 van het decreet van 18 maart 2002 betreffende de infrastructuur, gewijzigd bij de decreten van 3 februari 2003 en 20 februari 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het opschrift van het artikel wordt vervangen door de woorden "Cultuurcentra van de Duitstalige Gemeenschap";
2° in het eerste lid worden de woorden "erkende culturele centra met een regionaal karakter" vervangen door de woorden "cultuurcentra van de Duitstalige Gemeenschap in de zin van het decreet van 18 november 2013 betreffende de ondersteuning van cultuur in de Duitstalige Gemeenschap";
3° het tweede en het derde lid worden opgeheven.
HOOFDSTUK 7.1. [1 - Tijdelijke maatregelen om de negatieve gevolgen van de coronacrisis te beperken]1
----------
(1)
Art. 93.1.[2 § 1.]2 [1 - Specifieke ondersteuningsvoorwaarden voor cultuurcentra
In afwijking van artikel 14, eerste lid, 5°, worden de daarin vermelde kwantitatieve criteria voor het kalenderjaar 2021 [3 opgeschort en voor het kalenderjaar 2022 met één derde verlaagd]3.
[2 Voor cultuurcentra die voor het eerst ondersteuning krijgen, worden de kalenderjaren 2020 en 2021 buiten beschouwing gelaten, voor zover dit gunstig is voor de aanvraag.]2 [3 Voor het kalenderjaar 2022 worden de kwantitatieve criteria vermeld in het eerste lid met één derde verlaagd.]3
[4 Voor cultuurcentra worden de kalenderjaren 2020 en 2021 buiten beschouwing gelaten voor de classificatie in het jaar 2024 met het oog op de ondersteuningsperiode 2025-2029, voor zover dit gunstig is voor de aanvraag. Voor het kalenderjaar 2022 worden de kwantitatieve criteria vermeld in het eerste lid met één derde verlaagd.]4
Als de aldus berekende kwantitatieve criteria een decimaal bevatten, wordt het getal tot de hogere of lagere eenheid afgerond, naargelang de decimaal al dan niet 0,5 bereikt.]1
[2 § 2. In afwijking van artikel 14, eerste lid, 6°, wordt het daarin vermelde criterium inzake het zelf genereren van inkomsten voor het kalenderjaar 2021 opgeschort.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2020-12-10/38, art. 26, 008; Inwerkingtreding : 10-12-2020>
(2)<DDG 2021-04-26/06, art. 35, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(3)<DDG 2022-12-15/54, art. 11, 013; Inwerkingtreding : 15-12-2022>
(4)<DDG 2023-12-14/58, art. 24, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 93.2.[2 § 1.]2 [1 - Specifieke ondersteuningsvoorwaarden voor cultuurorganisatoren
In afwijking van artikel 16, § 2, worden de daarin vermelde kwantitatieve criteria voor het kalenderjaar 2021 [2 opgeschort]2. [3 Voor het kalenderjaar 2022 worden de daarin vermelde bezoekersaantallen met één derde verlaagd.]3
[2 Voor cultuurorganisatoren die voor het eerst ondersteuning krijgen, worden de kalenderjaren 2020 en 2021 buiten beschouwing gelaten, voor zover dit gunstig is voor de aanvraag.]2 [3 Voor het kalenderjaar 2022 worden de bezoekersaantallen bedoeld in het eerste lid met één derde verlaagd.]3
[4 Voor cultuurorganisatoren worden de kalenderjaren 2020 en 2021 buiten beschouwing gelaten voor de classificatie in het jaar 2024 met het oog op de ondersteuningsperiode 2025-2029, voor zover dit gunstig is voor de aanvraag. Voor het kalenderjaar 2022 worden de bezoekersaantallen vermeld in het eerste lid met één derde verlaagd.]4
Als de aldus berekende kwantitatieve criteria een decimaal bevatten, wordt het getal tot de hogere of lagere eenheid afgerond, naargelang de decimaal al dan niet 0,5 bereikt.]1
[2 § 2 - In afwijking van artikel 16, § 1, eerste lid, 9°, wordt het daarin vermelde criterium inzake het zelf genereren van inkomsten voor het kalenderjaar 2021 opgeschort.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2020-12-10/38, art. 27, 008; Inwerkingtreding : 10-12-2020>
(2)<DDG 2021-04-26/06, art. 36, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(3)<DDG 2022-12-15/54, art. 12, 013; Inwerkingtreding : 15-12-2022>
(4)<DDG 2023-12-14/58, art. 25, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 93.3.[2 § 1.]2 [1 - Specifieke ondersteuningsvoorwaarden voor cultuurproducenten
In afwijking van artikel 18, § 2 tot § 5, worden de daarin vermelde kwantitatieve criteria voor het kalenderjaar 2021 [3 opgeschort en voor het kalenderjaar 2022 met één derde verlaagd]3.
[2 Voor cultuurproducenten die voor het eerst ondersteuning krijgen, worden de kalenderjaren 2020 en 2021 buiten beschouwing gelaten, voor zover dit gunstig is voor de aanvraag.]2 [3 Voor het kalenderjaar 2022 worden de kwantitatieve criteria vermeld in het eerste lid met één derde verlaagd.]3
[4 Voor cultuurproducenten worden de kalenderjaren 2020 en 2021 buiten beschouwing gelaten voor de classificatie in het jaar 2024 met het oog op de ondersteuningsperiode 2025-2029, voor zover dit gunstig is voor de aanvraag. Voor het kalenderjaar 2022 worden de kwantitatieve criteria vermeld in het eerste lid met één derde verlaagd.]4
Als de aldus berekende kwantitatieve criteria een decimaal bevatten, wordt het getal tot de hogere of lagere eenheid afgerond, naargelang de decimaal al dan niet 0,5 bereikt.]1
[2 § 2. In afwijking van artikel 18, § 1, eerste lid, 8°, wordt het daarin vermelde criterium inzake het zelf genereren van inkomsten voor het kalenderjaar 2021 opgeschort.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2020-12-10/38, art. 28, 008; Inwerkingtreding : 10-12-2020>
(2)<DDG 2021-04-26/06, art. 37, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(3)<DDG 2022-12-15/54, art. 13, 013; Inwerkingtreding : 15-12-2022>
(4)<DDG 2023-12-14/58, art. 26, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 93.4.[1 - Ondersteuning van amateurkunstverenigingen
In afwijking van artikel 59 krijgt een amateurkunstvereniging die actief is in de kunstdiscipline theater voor de kalenderjaren 2020 en 2021 een ondersteuning op basis van de meest recente classificatie, als door de federale dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus (COVID-19) in te dijken, geen classificatie kan plaatsvinden.
[2 In afwijking van artikel 46 krijgt een amateurkunstvereniging die actief is in de kunstdiscipline muziek voor de kalenderjaren 2022 en 2023 een ondersteuning op basis van de meest recente classificatie.]2
In afwijking van de artikelen 52, § 1, 58, § 1, en 64, § 1, krijgen geclassificeerde amateurkunstverenigingen voor het kalenderjaar 2021 forfaitaire subsidies die overeenstemmen met het hoogste aantal culturele activiteiten die in bijlage 1 per classificatiecategorie zijn voorzien, ook als dat aantal culturele activiteiten niet werkelijk heeft plaatsgevonden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2020-12-10/38, art. 29, 008; Inwerkingtreding : 10-12-2020>
(2)<DDG 2021-12-15/17, art. 33, 011; Inwerkingtreding : 15-12-2021>
Art. 93.5. [1 - Classificatie van de amateurkunstverenigingen in de kunstdiscipline dans
In afwijking van artikel 54 publiceert de Regering de eerstvolgende oproep voor kandidaten die geclassificeerd willen worden als amateurkunstvereniging in de kunstdiscipline dans in het kalenderjaar 2022.
Onverminderd artikel 53 wordt de classificatie van de amateurkunstverenigingen in de kunstdiscipline dans die op 1 januari 2021 al ondersteund werden, met één jaar verlengd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2021-04-26/06, art. 38, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art. 93.6.[1 - Ondersteuning van bijzondere cultuurprojecten
In afwijking van artikel 23, § 2, tweede en derde lid, worden de daarin vermelde termijnen om de ondersteuning van bijzondere cultuurprojecten aan te vragen, [2 voor de kalenderjaren 2021 en 2022]2 opgeschort. [2 De aanvraag moet echter vóór het begin van het project worden ingediend.]2
In afwijking van artikel 24, tweede lid, wordt het daarin vermelde subsidieerbare maximumbedrag voor het kalenderjaar 2021 opgeschort.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2021-04-26/06, art. 39, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(2)<DDG 2022-03-28/05, art. 12, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 93.7.[1 - Ondersteuning van literatuurpublicaties
In afwijking van artikel 43.2, § 2, tweede lid, worden de daarin vermelde termijnen om de ondersteuning van literatuurpublicaties aan te vragen, [2 voor de kalenderjaren 2021 en 2022]2 opgeschort.]1[2 De aanvraag moet echter vóór de publicatie worden ingediend. ]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2021-04-26/06, art. 40, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(2)<DDG 2022-03-28/05, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 93.8. [1 - IT-uitrusting voor amateurkunstverenigingen
In afwijking van artikel 80, § 2, kunnen de amateurkunstverenigingen voor het kalenderjaar 2021 hun aanvragen voor de subsidiëring van IT-uitrustingsvoorwerpen uiterlijk tot 15 juni indienen bij de Regering.
In afwijking van artikel 81, § 1, bedraagt de subsidie voor de uitrustingsvoorwerpen vermeld in het eerste lid 100 % van de uitgaven die voor subsidiëring in aanmerking komen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2021-04-26/06, art. 41, 009; Inwerkingtreding : 27-05-2021>
Art. 93.9. [1 - Equipement nécessaire au respect des mesures " Corona "
Par dérogation à l'article 80, § 2, les opérateurs culturels professionnels soutenus et les sociétés d'art amateur peuvent, pour l'année calendrier 2022, introduire à tout moment auprès du Gouvernement leurs demandes de subsides pour de l'équipement nécessaire au respect des mesures d'urgence adoptées par l'autorité fédérale en vue de contenir la propagation du coronavirus (COVID-19) aux fins d'activités culturelles se déroulant dans un cadre organisé.
Par dérogation à l'article 81, § 1er, le subside s'élève, en ce qui concerne l'équipement mentionné à l'alinéa 1er, à 100 % des dépenses subsidiables. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2022-03-28/05, art. 14, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 93.10. [1 - Classificatie en ondersteuning van de amateurkunstverenigingen in de kunstdiscipline muziek
In afwijking van artikel 47 publiceert de Regering de volgende oproep voor:
1° de rangschikking van de muziekverenigingen in het kalenderjaar 2023;
2° de rangschikking van de instrumentale ensembles, kamermuziekensembles, koren, vocale ensembles en kinder- en jeugdkoren in het kalenderjaar 2024.
Onverminderd artikel 46 wordt de classificatie van de amateurkunstverenigingen in de kunstdiscipline muziek die op 1 januari 2022 al ondersteund werden, met twee jaar verlengd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2021-12-15/17, art. 34, 011; Inwerkingtreding : 15-12-2021>
HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen
Art.94. Opheffingsbepalingen
De volgende regelingen worden opgeheven :
1° het reglementair besluit van 4 februari 1980 tot vaststelling van de voorwaarden voor toekenning van toelagen voor de aankoop van uitrustingsvoorwerpen, die tot de uitoefening van een culturele activiteit dienen en niet tot een infrastructuur behoren;
2° het decreet van 28 juni 1988 betreffende de classificatie en subsidiëring van amateurkunstverenigingen en kamermuziekensembles;
3° het besluit van de Regering van 19 december 1988 tot uitvoering van het decreet van 28 juni 1988 houdende regeling van de erkenning en de subsidiëring van kamermuziekensembles;
4° het besluit van de Regering van 17 mei 1995 betreffende de vaststelling van de toelagenregeling voor de aankoop van uitrustingsvoorwerpen door federaties en verenigingen voor de uitoefening van amateurkunst.
Art.95. Verhouding tot sommen die vroeger werden uitbetaald.
De subsidies die op basis van dit decreet moeten worden uitbetaald, vervangen alle uitbetalingen waarop de ontvangers van de subsidies op grond van de vroegere, bij artikel 94 opgeheven regelingen aanspraak kunnen maken.
Reeds vroeger uitbetaalde sommen blijven onaangetast.
Art.96.Overgangsbepalingen.
§ 1. Voor verenigingen waarmee de Regering in 2013 een cultuurovereenkomst heeft gesloten, geldt een overgangsperiode van één jaar om overeenkomstig de artikelen 16 en 18 te voldoen aan de criteria om als cultuurorganisator of als cultuurproducent te worden ondersteund; die overgangsperiode gaat in op 1 januari 2014. Uiterlijk op 31 maart 2014 dienen de aanvragers overeenkomstig artikel 9 van dit decreet een cultuurconcept in. In het kalenderjaar waarin ze hun aanvraag hebben ingediend, ontvangen de aanvragers een ondersteuning op basis van dit decreet. Die ondersteuning wordt berekend op basis van het gemiddelde aantal culturele activiteiten in de jaren 2010-2012.
§ 2. Cultuurcentra van de Duitstalige Gemeenschap die met de Regering een beheerscontract hebben gesloten, dienen uiterlijk op 31 maart 2014 een cultuurconcept in overeenkomstig artikel 9 van dit decreet.
§ 3. Instellingen die uiterlijk op 31 maart 2014 een erkenningsaanvraag hebben ingediend overeenkomstig artikel 5 van het decreet van 7 mei 2007 over de bevordering van de musea en van de cultureel-erfgoedpublicaties, ontvangen voor het jaar 2014 bij wijze van overgangsregeling hetzelfde bedrag als in 2013.
§ 4. Voor de in artikel 13 vermelde cultuurcentra is de specifieke ondersteuningsvoorwaarde vermeld in artikel 14, eerste lid, 5°, alleen in het eerste jaar dat ze ondersteund worden niet van toepassing.
[1 § 5. [3 ...]3]1
[2 § 6 - In afwijking van artikel 54 publiceert de Regering de volgende oproep voor kandidaten die geclassificeerd willen worden als amateurkunstvereniging in de kunstdiscipline dans vijf jaar na de dansclassificatie van 2015.]2
----------
(1)<DDG 2018-02-26/08, art. 29, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(2)<DDG 2018-12-11/11, art. 23,2°, 006; Inwerkingtreding : 21-01-2019>
(3)<DDG 2018-12-11/11, art. 23,1°, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art.97.Inwerkingtreding.
Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2014.
BIJLAGEN.
Art. N1.[1
<td colspan="3" valign="top">
Muziekverenigingen en instrumentale ensembles (met uitzondering van kamermuziekensembles)
Classificatie | Aantal optredens per jaar (binnen of buiten de Duitstalige Gemeenschap) | Subsidie (uitgedrukt in euro) |
Met bijzonder artistiek niveau | 5 | 1.000,00 |
Hoogste categorie | 4 | 877,00 |
Eredivisie | 3 | 877,00 |
Categorie 'uitmuntend' | 2 | 877,00 |
Eerste categorie | 2 | 627,00 |
Tweede categorie | 1 | 577,00 |
Derde categorie | 1 | 457,00 |
<td colspan="3" valign="top">Reisvergoeding: max. 250 euro voor busreizen van minstens 50 km per optreden
<td colspan="3" valign="top">
KOREN/VOCALE ENSEMBLES
Classificatie | Aantal optredens per jaar (binnen of buiten de Duitstalige Gemeenschap) | Subsidie (uitgedrukt in euro) |
Met bijzonder artistiek niveau | 5 | 1.000,00 |
Categorie 'uitmuntend' | 3 | 743,00 |
Eerste categorie | 2 | 593,00 |
Tweede categorie | 1 | 543,00 |
Derde categorie | 1 | 443,00 |
<td colspan="3" valign="top">Reisvergoeding: max. 250 euro voor busreizen van minstens 50 km per optreden
<td colspan="3" valign="top">
KINDERKOREN EN JEUGDKOREN
Classificatie | Aantal optredens per jaar (binnen of buiten de Duitstalige Gemeenschap) | Subsidie (uitgedrukt in euro) |
Categorie A | 3 | 500,00 |
Categorie B | 1 | 500,00 |
<td colspan="3" valign="top">Reisvergoeding: max. 250 euro voor busreizen van minstens 50 km per optreden
<td colspan="3" valign="top">
KAMERMUZIEKENSEMBLES Ten minste 4 en ten hoogste 6 werkende leden naast de artistieke leider
Classificatie | Aantal optredens per jaar (binnen of buiten de Duitstalige Gemeenschap) | Subsidie (uitgedrukt in euro) |
Met bijzonder artistiek niveau | 5 | 600,00 |
Hoogste categorie | 4 | 576,00 |
Eredivisie | 3 | 576,00 |
Categorie 'uitmuntend' | 2 | 576,00 |
Eerste categorie | 2 | 426,00 |
Tweede categorie | 1 | 376,00 |
Derde categorie | 1 | 296,00 |
<td colspan="3" valign="top">Reisvergoeding: max. 50 euro voor busreizen van minstens 50 km per optreden
<td colspan="3" valign="top">
DANS
Classificatie | Aantal optredens per jaar (binnen of buiten de Duitstalige Gemeenschap) | Subsidie (uitgedrukt in euro) |
Categorie 1 | 3 | 500,00 |
Categorie 2 | 1 | 500,00 |
<td colspan="3" valign="top">Reisvergoeding: max. 130 euro voor busreizen van minstens 50 km per optreden
<td colspan="3" valign="top">
TONEELGROEPEN
Classificatie | Aantal optredens per jaar (binnen of buiten de Duitstalige Gemeenschap) | Subsidie (uitgedrukt in euro) |
Categorie 1 | 2 | [<font color="red">1</font> 1 200,00 ]<font color="red">1</font> |
Categorie 2 | 2 | [<font color="red">1</font> 1 000,00 ]<font color="red">1</font> |
Categorie 3 | 1 | [<font color="red">1</font> 950,00]<font color="red">1</font> |
<td colspan="3" valign="top">Reisvergoeding: max. 130 euro voor busreizen van minstens 50 km per optreden
<td colspan="3" valign="top">(<font color="red">1</font>)<DDG <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2022121554" target="_blank">2022-12-15/54</a>, art. 15, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
]1
----------
(1)<DDG 2020-12-10/38, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 10-12-2020>
Art. N2. Subsidie voor jubileumvieringen van amateurkunstverenigingen en folkloreverenigingenmet uitzondering van de carnavalsverenigingen
25 jaar : | 250 euro |
50 jaar : | 500 euro |
75 jaar : | 750 euro |
100 jaar : | 1.000 euro |
125 jaar : | 1.250 euro |
150 jaar : | 1.500 euro |
175 jaar : | 1.750 euro |
200 jaar : | 2.000 euro |
Subsidie voor carnavalsverenigingen
3 x 11 (33 jaar) : | 333 euro |
5 x 11 (55 jaar) : | 555 euro |
7 x 11 (77 jaar) : | 777 euro |
9 x 11 (99 jaar) : | 999 euro |
11 x 11 (121 jaar) : | 1.210 euro |
13 x 11 (143 jaar) : | 1.430 euro |
15 x 11 (165 jaar) : | 1.650 euro |
17 x 11 (187 jaar) : | 1.870 euro |