Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

8 DECEMBER 2016. - Besluit van de Regering tot wijziging van het besluit van de Regering van 22 mei 2014 tot uitvoering van het decreet van 18 november 2013 betreffende de ondersteuning van cultuur in de Duitstalige Gemeenschap



Inhoudstafel:


Art. 1-16



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2014203914 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1 (Geldt alleen voor de Duitse tekst).

Art.2. In artikel 7 van het besluit van de Regering van 22 mei 2014 tot uitvoering van het decreet van 18 november 2013 betreffende de ondersteuning van cultuur in de Duitstalige Gemeenschap worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° paragraaf 1, tweede lid, wordt aangevuld met een bepaling onder 6°, luidende :
  "6° voor cultuurorganisatoren en cultuurproducenten: activiteiten die door of in opdracht van de Regering worden georganiseerd en waarvan de kosten door de Regering worden gedragen."
  2° paragraaf 3 wordt aangevuld met een tweede lid, luidende :
  "In afwijking van het eerste lid, 2° en 3°, worden tentoonstellingen hoogstens als één culturele activiteit beschouwd."
  3° paragraaf 4, eerste lid, 2°, wordt vervangen als volgt :
  "2° indien de cultuurproducent op één dag twee of meer culturele activiteiten met een verschillende culturele inhoud organiseert op verschillende plaatsen, tellen deze per plaats hoogstens als twee culturele activiteiten en per dag hoogstens als zes culturele activiteiten."
  4° paragraaf 4, tweede lid, 2°, wordt vervangen als volgt :
  "2° indien de cultuurproducent op één dag twee of meer culturele activiteiten met een verschillende culturele inhoud organiseert op verschillende plaatsen, tellen deze per plaats hoogstens als twee culturele activiteiten en per dag hoogstens als zes culturele activiteiten."
  5° paragraaf 4, derde lid, 2°, wordt vervangen als volgt :
  "2° indien de cultuurproducent op één dag twee of meer culturele activiteiten met een verschillende culturele inhoud organiseert op verschillende plaatsen, tellen deze per plaats hoogstens als twee culturele activiteiten en per dag hoogstens als zes culturele activiteiten."
  6° in paragraaf 5, eerste lid, wordt de tweede zin opgeheven;
  7° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 6, luidende :
  " § 6 - Om te bepalen of wordt voldaan aan de kwantitatieve criteria vermeld in artikel 14, 5°, artikel 16, § 2, en artikel 18, § § 2 tot 5, van het decreet, worden het aantal toeschouwers en het aantal dagen evenredig, overeenkomstig het tweede en het vierde lid, in aanmerking genomen wanneer die culturele activiteit ondersteund wordt :
  1° via een ander bevoegdheidsterrein van de Duitstalige Gemeenschap of overeenkomstig een andere afdeling van het decreet;
  2° door de Europese Unie.
  Voor de culturele activiteiten die overeenkomstig het eerste lid, 1°, ondersteund werden, stemt de evenredige verdeling overeen met de voorafgaande afspraak om samen te werken tussen een professionele cultuuraanbieder en een rechtspersoon die voor die culturele activiteit via een ander bevoegdheidsterrein van de Duitstalige Gemeenschap of overeenkomstig een andere afdeling van het decreet ondersteund wordt. In deze afspraak worden de verschillende in § 1, eerste lid, 2° tot 4°, vermelde taken over de betrokken cultuuraanbieders verdeeld. Een evenredige verdeling is pas mogelijk indien de cultuuraanbieder minstens 30 % van de financiële middelen die voor de organisatie van de culturele activiteiten noodzakelijk zijn, bijeenbrengt. Voor cultuurorganisatoren komt het ter beschikking stellen van infrastructuur niet in aanmerking voor de evenredige verdeling. De afspraak over de samenwerking wordt bij het overzichtsformulier voor culturele activiteiten gevoegd.
  Voor de culturele activiteiten die overeenkomstig het eerste lid, 2°, ondersteund werden, worden het aantal toeschouwers en het aantal dagen evenredig verminderd met de procentuele subsidiëring van die activiteiten door de Europese Unie om te bepalen of wordt voldaan aan de kwantitatieve criteria vermeld in artikel 14, 5°, artikel 16, § 2, en artikel 18, § § 2 tot 5, van het decreet."

Art.3. Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende :
  " § 4 - Van de bewijsstukken vermeld in de § § 2 en 3 bewaren de professionele cultuuraanbieders het origineel exemplaar en een exemplaar in elektronische vorm. De elektronische beveiliging geschiedt via twee verschillende informatiedragers die op twee verschillende plaatsen worden bewaard."

Art.4. Artikel 9, § 1, eerste lid, 3°, artikel 9, § 1, derde lid, en artikel 9, § 2, derde lid, van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art.5. (Geldt alleen voor de Duitse tekst).

Art.6. (Geldt alleen voor de Duitse tekst).

Art.7. (Geldt alleen voor de Duitse tekst).

Art.8. (Geldt alleen voor de Duitse tekst).

Art.9. Artikel 17, § 3, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt na de woorden "toegankelijk zijn" aangevuld met de volgende zinsnede :
  ", waarbij de amateurkunstvereniging voor de uitbetaling van de forfaitaire bedragen vermeld in paragraaf 1, eerste lid, hoogstens éénmaal per jaar zelf als organisator kan fungeren."

Art.10. (Geldt alleen voor de Duitse tekst).

Art.11. Artikel 21, § 3, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt na de woorden "toegankelijk zijn" aangevuld met de volgende zinsnede :
  ", waarbij de amateurkunstvereniging voor de uitbetaling van de forfaitaire bedragen vermeld in paragraaf 1, eerste lid, hoogstens éénmaal per jaar zelf als organisator kan fungeren."

Art.12. (Geldt alleen voor de Duitse tekst).

Art.13. Artikel 24, § 3, van hetzelfde besluit wordt na de woorden "toegankelijk zijn" aangevuld met de volgende zinsnede :
  ", waarbij de amateurkunstvereniging voor de uitbetaling van de forfaitaire bedragen vermeld in paragraaf 1, eerste lid, hoogstens éénmaal per jaar zelf als organisator kan fungeren."

Art.14. In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk 5.1 ingevoegd, dat artikel 27.1 bevat, luidende :
  "Art. 27.1 - Kunstcommissie
  § 1 - De kunstcommissie vermeld in artikel 89.1 van het decreet kan beraadslagen en besluiten in niet-openbare vergaderingen of via een schriftelijke procedure. De commissie vergadert twee keer per jaar en zo nodig op verzoek van de Minister die bevoegd is voor Cultuur.
  § 2 - De volgende personen kunnen geen lid van de kunstcommissie worden :
  1° de personeelsleden van de diensten van de Regering en van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap;
  2° de leden van het Europees Parlement, van het federale parlement, van een gemeenschaps- of gewestparlement, van een regering, van een provincie- of gemeenteraad, of van het provinciecollege;
  3° een provinciegouverneur;
  4° personeelsleden of leden van de raad van bestuur van een museum van de Duitstalige Gemeenschap dat erkend is overeenkomstig hoofdstuk 2 van het decreet van 7 mei 2007 over de bevordering van de musea en van de cultureel-erfgoedpublicaties of personeelsleden of leden van de raad van bestuur van een professionele cultuuraanbieder die ondersteund wordt overeenkomstig hoofdstuk 2 van het cultuurondersteuningsdecreet van 18 november 2013.
  Een lid van de kunstcommissie dat beroepsmatig of als particulier rechtstreeks voor- of nadeel kan hebben bij het te beoordelen kunstwerk, mag in die aangelegenheid geen raadgevende of meebeslissende rol vervullen. Tijdens de behandeling van die zaak verlaat het lid de vergadering of neemt het niet deel aan de schriftelijke procedure. Uiterlijk bij het begin van de vergadering of de schriftelijke procedure moet het lid eventuele belangenconflicten aan het departement meedelen.
  § 3 - De leden ontvangen per commissievergadering een honorarium van 175 euro, alsook een reisvergoeding en een verblijfsvergoeding. De verblijfsvergoeding stemt overeen met de werkelijke kosten die in verband met de vergadering zijn ontstaan. De reisvergoeding voor de verplaatsing met de eigen personenauto wordt berekend overeenkomstig de bepalingen inzake reisvergoedingen die voor het personeel van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap gelden."

Art.15. Artikel 2 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2016.

Art. 16. De minister bevoegd voor Cultuur is belast met de uitvoering van dit besluit.