3 APRIL 2009. - Decreet betreffende het georganiseerde vrijwilligerswerk in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-09-2009 en tekstbijwerking tot 10-01-2024)
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Bepalingen over organisaties voor autonoom vrijwilligerswerk en organisaties met ingebouwd vrijwilligerswerk
Art. 4-7
HOOFDSTUK III. - Organisaties voor autonoom vrijwilligerswerk
Afdeling I. - Erkenning
Art. 8, 8/1, 9
Afdeling II. - Subsidiëring
Art. 10-11
HOOFDSTUK IV. - Organisaties met ingebouwd vrijwilligerswerk
Art. 12-13
HOOFDSTUK V. - Toezicht
Art. 14
HOOFDSTUK V/1. [1 - Ondersteuningsbeleid]1
Art. 14/1
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 15-17
2010035212 2010035215 2010205269 2011036040 2012035573 2013036147 2013204207 2015035965 2023046128
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
Art.2. Dit decreet is van toepassing op organisaties die vrijwilligers inzetten voor de verwezenlijking van hun doel in een of meer aangelegenheden als vermeld in artikel 5, § 1, I en II, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, die tot het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin behoren.
Art.3.In dit decreet wordt verstaan onder :
1° vrijwilligerswerk : elke activiteit :
a) die onbezoldigd en onverplicht wordt verricht;
b) die verricht wordt voor één of meer andere personen, dan de persoon die de activiteit verricht, voor een groep of organisatie of voor de samenleving als geheel;
c) die georganiseerd wordt door een andere organisatie dan het familie- of privéverband van degene die de activiteit verricht;
d) die niet door dezelfde persoon en voor dezelfde organisatie wordt verricht in het kader van een arbeidsovereenkomst, een dienstencontract of een statutaire aanstelling;
2° vrijwilliger : een natuurlijke persoon die een activiteit als vermeld in 1°, verricht of zich ertoe verbindt die te verrichten;
[1 2°/1 sectorale regelgeving : de regelgeving betreffende een aangelegenheid als vermeld in artikel 2, met uitzondering van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan;]1
3° [1 organisatie voor autonoom vrijwilligerswerk : een organisatie die haar doel uitsluitend of hoofdzakelijk met de inzet van vrijwilligers nastreeft en die niet door de Vlaamse overheid erkend of gesubsidieerd is conform een sectorale regelgeving;]1
4° [1 organisatie met ingebouwd vrijwilligerswerk : een organisatie die werkt in een aangelegenheid als vermeld in artikel 2, die daarvoor door de Vlaamse overheid erkend of gesubsidieerd is conform de sectorale regelgeving die op die organisaties van toepassing is, en die voor de verwezenlijking van haar doel ook vrijwilligers inzet;]1
5° organisatie : een organisatie voor autonoom vrijwilligerswerk die erkend is conform hoofdstuk III, afdeling I, of een organisatie met ingebouwd vrijwilligerswerk;
6° gezondheidsindex : het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen.
----------
(1)<DVR 2013-06-21/17, art. 76, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2013>
HOOFDSTUK II. - Bepalingen over organisaties voor autonoom vrijwilligerswerk en organisaties met ingebouwd vrijwilligerswerk
Art.4. De organisatie rekruteert vrijwilligers, zorgt voor een passend onthaal en passende vorming en ondersteuning van de vrijwilligers zodat ze het vrijwilligerswerk op een kwaliteitsvolle wijze kunnen verrichten. De Vlaamse Regering kan daarvoor nadere regels bepalen.
Art.5. Voor de vrijwilliger het vrijwilligerswerk aanvat, wordt er een afsprakennota opgesteld, die door de organisatie en de vrijwilliger wordt ondertekend. De vrijwilliger krijgt er een exemplaar van.
De afsprakennota vermeldt minstens :
1° de gegevens, vermeld in artikel 4 van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers;
2° de aard, de duur en de frequentie van het vrijwilligerswerk;
3° de werking van de organisatie en de plaats van de vrijwilliger en van het vrijwilligerswerk binnen de organisatie;
4° de contactpersoon voor de vrijwilliger binnen de organisatie;
5° de door de vrijwilliger te volgen vormingsactiviteiten.
De Vlaamse Regering kan de inhoud van de afsprakennota preciseren en aanvullen.
Art.6. De organisatie gaat een verzekering aan voor :
1° de burgerlijke aansprakelijkheid van de organisatie;
2° de burgerlijke aansprakelijkheid van elke vrijwilliger voor schade, toegebracht aan de organisatie, aan andere vrijwilligers, aan de hulpvrager of aan derden tijdens de uitvoering van het vrijwilligerswerk of op de weg naar en van het vrijwilligerswerk;
3° de lichamelijke en materiële schade, geleden door vrijwilligers bij ongevallen tijdens de uitvoering van het vrijwilligerswerk of op de weg naar en van het vrijwilligerswerk;
4° andere risico's tot welke de Vlaamse Regering de verplichte dekking kan uitbreiden.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot de omvang en de modaliteiten van de verzekering.
Art.7. De vrijwilligers kunnen alleen van de organisatie een onkostenvergoeding krijgen.
De organisatie kan de onkostenvergoeding verhalen op de hulpvrager, mits ze hem daarvan voor de aanvang van het vrijwilligerswerk in kennis heeft gesteld.
HOOFDSTUK III. - Organisaties voor autonoom vrijwilligerswerk
Afdeling I. - Erkenning
Art.8. Een organisatie voor autonoom vrijwilligerswerk kan door de Vlaamse Regering worden erkend als ze minstens aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° ze is opgericht als een rechtspersoon die geen winst nastreeft of als een specifiek initiatief van een openbaar bestuur;
2° ze beantwoordt aan de bepalingen van hoofdstuk II;
3° ze organiseert gedurende minstens één jaar autonoom vrijwilligerswerk;
4° de organisatie van het vrijwilligerswerk is haar hoofdzakelijke doelstelling.
De Vlaamse Regering kan aanvullende erkenningsvoorwaarden bepalen.
Art.8/1. [1 De organisaties voor autonoom vrijwilligerswerk garanderen een klachtenrecht voor de gebruiker door een procedure voor klachtenregistratie en klachtenbehandeling op te zetten die voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit de regelgeving over de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en het basiskader voor de klachtenprocedure dat de Vlaamse Regering vaststelt.
De klachtenprocedure, vermeld in het eerste lid, beschrijft al de volgende aspecten:
1° de wijze waarop de hulpvrager zijn klacht kan bekendmaken;
2° de wijze waarop de ontvankelijkheid van de klacht wordt beoordeeld;
3° de wijze waarop de klacht wordt behandeld;
4° de wijze waarop de hulpvrager wordt geïnformeerd over het resultaat van zijn klacht.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2023-12-01/10, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 20-01-2024>
Art.9. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de erkenning en de intrekking van de erkenning van een organisatie voor autonoom vrijwilligerswerk. Ze bepaalt de duur van de erkenning.
Afdeling II. - Subsidiëring
Art.10. Binnen de beschikbare begrotingskredieten wordt aan organisaties voor autonoom vrijwilligerswerk, erkend conform afdeling I, door de Vlaamse Regering een jaarlijkse subsidie toegekend.
De Vlaamse Regering bepaalt het subsidiebedrag, evenals de voorwaarden en de procedure voor de subsidiëring. Ze bepaalt op welke wijze het gebruik van de subsidie verantwoord wordt.
De subsidie wordt gekoppeld aan de schommelingen van de gezondheidsindex. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot de indexering.
Art.11. De subsidie wordt door de organisatie voor autonoom vrijwilligerswerk bij voorrang aangewend om de werkingskosten van de organisatie te dekken en de premie te betalen voor de verzekering, vermeld in artikel 6.
HOOFDSTUK IV. - Organisaties met ingebouwd vrijwilligerswerk
Art.12. De bepalingen van hoofdstuk II gelden als aanvullende erkenningsvoorwaarden voor de organisaties met ingebouwd vrijwilligerswerk.
Art.13. Binnen de beschikbare begrotingskredieten kan de Vlaamse Regering aan organisaties met ingebouwd vrijwilligerswerk een jaarlijkse subsidie verlenen.
De Vlaamse Regering bepaalt dan per sector het subsidiebedrag, alsook de voorwaarden en de procedure voor de subsidiëring van het ingebouwd vrijwilligerswerk.
HOOFDSTUK V. - Toezicht
Art.14. Door de Vlaamse Regering aangewezen ambtenaren oefenen toezicht uit op de naleving van de bepalingen van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan. Dat toezicht brengt het recht mee om de organisaties te bezoeken en ter plaatse zelf kennis te nemen van alle stukken en bescheiden die noodzakelijk zijn bij de uitoefening van hun ambt.
Van hun vaststellingen maken ze een verslag op waarvan een afschrift wordt toegestuurd aan de organisatie in kwestie. Het verslag heeft bewijskracht tot het tegenbewijs.
Het eerste en tweede lid gelden met behoud van de toepassing van de sectorale regels die voor de organisaties met ingebouwd vrijwilligerswerk het toezicht op de naleving van de erkenningsvoorwaarden regelen.
HOOFDSTUK V/1. [1 - Ondersteuningsbeleid]1
----------
(1)
Art. 14/1. [1 De Vlaamse Regering kan, onder de voorwaarden die ze bepaalt en binnen de perken van de begrotingskredieten, een subsidie verlenen aan een of meer organisaties die ondersteunende of aanvullende dienstverlening bieden op vlak van onder meer methodiekontwikkeling, begeleiding en coaching, deskundigheidstransfer, innovatief optreden, documentaire onderbouw en kennisopbouw, en promotie van het vrijwilligerswerk.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2022-12-16/10, art. 61, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art.15. Het decreet van 23 maart 1994 betreffende het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector wordt opgeheven.
Art.16. De organisaties die op datum van de inwerkingtreding van dit decreet erkend zijn, conformeren zich aan de bepalingen van hoofdstuk II binnen een jaar na de voormelde datum.
Art. 17. De Vlaamse Regering bepaalt de datum waarop dit decreet in werking treedt.
(NOTA : Inwerkingtreding vastgesteld op 01-01-2010 door BVR 2010-02-26/13, art. 10)