11 JANUARI 2007. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het administratief statuut van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-01-2007 en tekstbijwerking tot 22-05-2024)
TITEL I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-5
TITEL II. - Werving.
HOOFDSTUK I. - Toelaatbaarheidsvereisten.
Art. 6-7
HOOFDSTUK II. - Werving van de statutaire ambtenaren.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen betreffende de vergelijkende selecties.
Art. 8-11
Afdeling 2. - Specifieke vergelijkende selecties.
Art. 12-15
Afdeling 3. - Vergelijkende selecties georganiseerd op eigen verantwoordelijkheid van het Instituut.
Art. 16-18
HOOFDSTUK III. - Werving in contractueel verband.
Art. 19-24
HOOFDSTUK IV. - Indiensttreding in statutair verband.
Art. 25-29
HOOFDSTUK V. - Dienst- en standplaatsaanwijzing.
Art. 30
HOOFDSTUK VI. - Proeftijd en benoeming in vast verband.
Art. 31-36
TITEL III. - Rechten en plichten.
Art. 37-42
TITEL IV. - Onverenigbaarheden.
Art. 43-45
TITEL V. - Overplaatsing.
Art. 46-48
TITEL VI. - Rangschikking en anciënniteit.
Art. 49-51
TITEL VII. - Functiebeschrijving en beoordeling.
HOOFDSTUK I. - Functiebeschrijving.
Art. 52-53
HOOFDSTUK II. - De beoordeling.
Art. 54-55
HOOFDSTUK III. - De beoordelingscyclus.
Art. 56-64
HOOFDSTUK IV. - De eindvermelding " onvoldoende ".
Art. 65-68
TITEL VIII. - Loopbaan.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 69-71
HOOFDSTUK II. - Bevordering door verhoging in graad.
Art. 72-81, 81/1, 81/2, 81/3, 81/4, 81/5
HOOFDSTUK II/1. [1 - Uitoefening van functies boven die van de graad.]1
Art. 81/6, 81/7, 81/8
HOOFDSTUK III. - Opdrachthouder.
Art. 82-88
HOOFDSTUK IV. [1 - Opleiding.]1
Art. 88/1, 88/2, 88/3, 88/4, 88/5, 88/6, 88/7
HOOFDSTUK V. [1 - Wachtdienst.]1
Art. 88/8, 88/9, 88/10
TITEL IX. - Tuchtregeling.
Art. 89-94
TITEL X. - Raad van Beroep.
Art. 95-104
TITEL XI. - Administratieve standen, verloven en afwezigheden.
HOOFDSTUK I. - Algemene regelen.
Art. 105-106
HOOFDSTUK II. - Dienstactiviteit.
Art. 107-109
HOOFDSTUK III. - Non-activiteit.
Art. 110-113
HOOFDSTUK IV. - Disponibiliteit.
Art. 114-115
HOOFDSTUK V. - Bepalingen die van toepassing zijn verklaard [1 op de statutaire ambtenaren en op de contractuele personeelsleden]1 van het Instituut.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art. 116-118
Afdeling 2. - Nadere regelen tot toepassing van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende de schorsing van rijksambtenaren in het belang van de dienst.
Art. 119-121
Afdeling 3. - Nadere regelen tot toepassing van het koninklijk besluit van 21 augustus 1970 betreffende de toekenning van verlof en van een vergoeding van sociale promotie aan sommige categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel.
Art. 122
Afdeling 4. - Nadere regelen tot toepassing van het koninklijk besluit van 2 april 1975 betreffende het verlof dat aan sommige personeelsleden in overheidsdienst wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de Gemeenschappen of de Gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen.
Art. 123-127
Afdeling 5. - Nadere regelen tot toepassing van het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 betreffende het verlof toegekend aan bepaalde, ter beschikking van de Koning of de Prinsen en Prinsessen van België, gestelde personeelsleden van de Rijksdiensten.
Art. 128
Afdeling 6. - Nadere regelen tot toepassing van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen.
Art. 129-148
Afdeling 7. - [1 Nadere regelen tot toepassing van het koninklijk besluit van 22 november 2006 betreffende het telewerk in het federaal administratief openbaar ambt.]1
Art. 148/1
TITEL XII. - Definitieve ambtsneerlegging.
Art. 149-150
TITEL XIII. - Overgangsbepalingen.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 151-152
HOOFDSTUK II. - Wijziging van de gradenstructuur opgenomen in het koninklijk besluit van 18 maart 1993 tot vaststelling van het statuut van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie.
Art. 153-157
TITEL XIV. - Slotbepalingen.
Art. 158-160
BIJLAGEN.
Art. N1-N2
2011011275 2011011296 2011011359 2012011230 2013011482 2013024426 2014011367 2014011386 2014011387 2018012294 2022032708
TITEL I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder :
1 " Instituut " : het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;
2° " Minister " : de minister of staatssecretaris die bevoegd is voor de aangelegenheden die de postdiensten of telecommunicatie betreffen;
3° " Raad " : de Raad bedoeld in afdeling 3 van hoofdstuk 3 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector;
4° " statutaire ambtenaar " : ieder persoon die, bij het Instituut, op proef of in vast verband, werd benoemd;
5° " contractueel personeelslid " : ieder persoon die, bij het Instituut, bij arbeidsovereenkomst in dienst werd genomen;
6° [2 ...]2
7° " Selor " : [3 het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de FOD Beleid en Ondersteuning]3;
8° [3 "directeur": de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]3;
9° " geldelijk statuut " : het koninklijk besluit van 11 januari 2007 houdende het geldelijk statuut van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;
[1 10° " werkdag " : elke dag van de week, met uitzondering van de zaterdag en de zondag [3 en de feestdagen, behoudens andersluidende bepaling]3.]1
----------
(1)<KB 2013-09-15/04, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 05-10-2013>
(2)<KB 2022-06-27/05, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
(3)<KB 2024-04-26/24, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.2.§ 1. Behoudens hoofdstuk III van Titel II is dit statuut van toepassing op elke statutaire ambtenaar.
§ 2. Behoudens waar het uitdrukkelijk wordt vermeld zijn voor de contractuele personeelsleden enkel de bepalingen van toepassing van :
1° Titel I;
2° Titel II, hoofdstukken III en V;
3° Titel III;
4° Titel IV;
5° Titel VII;
6° [1 de hoofdstukken II/1, III en IV]1
7° Titel X.
----------
(1)<KB 2022-06-27/05, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
Art.3.De statutaire ambtenaren worden door de Raad benoemd in graden.
De graad is de titel die de statutaire ambtenaar machtigt tot het bekleden van één van de betrekkingen welke met die graad overeenstemmen.
Iedere benoeming wordt ter kennis gebracht [1 van de statutaire ambtenaren en van de contractuele personeelsleden]1.
----------
(1)<KB 2022-06-27/05, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
Art.4. § 1. De graden worden verdeeld over vier niveaus, namelijk niveau A, dat het hoogste niveau is, en de niveaus B, C en D.
Het niveau van een graad bepaalt de plaats ervan in de hiërarchie.
§ 2. In niveau A worden de graden onderverdeeld in rangen naargelang hun hiërarchische positie in dit niveau. De rang wordt aangeduid door de letter van het niveau aan te vullen met een cijfer. Het laagste cijfer wordt toegekend aan de laagste rang.
De graden in de rangen A2 en A3 zijn " gelijkwaardige graden ".
§ 3. Binnen de niveaus B, C en D, zijn de graden gelijkwaardig.
Art.5. De verdeling van de graden, die de statutaire ambtenaren of contractuele personeelsleden kunnen bekleden, over de verschillende niveaus en, voor niveau A, over de rangen, gebeurt overeenkomstig bijlage I.
TITEL II. - Werving.
HOOFDSTUK I. - Toelaatbaarheidsvereisten.
Art.6. § 1. Niemand kan tot statutaire ambtenaar worden benoemd indien hij niet aan de volgende algemene voorwaarden voldoet :
1° Belg zijn indien de uit te oefenen betrekking al dan niet rechtstreekse deelneming aan de uitoefening van openbaar gezag inhoudt en werkzaamheden omvat strekkende tot de bescherming van de algemene belangen van de Staat, ofwel, in de overige gevallen, Belg zijn of burger van de Europese Economische Ruimte of van de Zwitserse Bondsstaat;
2° een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking;
3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;
4° behoudens voor niveau D, houder zijn van een diploma of studiegetuigschrift opgesomd in bijlage I bij het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel. Het diploma of studiegetuigschrift vereist voor de beoogde graad, wordt bepaald door de Minister op voorstel van de Raad en dient in overeenstemming te zijn met het niveau van de te verlenen graad;
5° voor de graden die in bijlage II worden opgesomd, geslaagd zijn voor een vergelijkende selectie.
§ 2. Wanneer de aard van het ambt het nodig maakt, worden, in overeenstemming met de wet van 28 januari 2003 betreffende de medische onderzoeken die binnen het kader van de arbeidsverhoudingen worden uitgevoerd, medische geschiktheidvoorwaarden vastgelegd. In dat geval moet de gegadigde bewijzen de medische geschiktheid voor het uit te oefenen ambt te bezitten.
Art.7. De Raad kan, bij gemotiveerde beslissing, bijzondere toelaatbaarheidsvereisten opleggen in functie van de specifieke vereisten van de betrekking door het bezit voor te schrijven van :
- specifieke diploma's of studiegetuigschriften die opgenomen zijn in de ministeriële verordening bedoeld in artikel 6, § 1, 4°;
- praktische kennis of een nuttige beroepservaring verworven in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte of in de Zwitserse Bondsstaat.
HOOFDSTUK II. - Werving van de statutaire ambtenaren.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen betreffende de vergelijkende selecties.
Art.8. Een vergelijkende selectie leidt tot een rangschikking van de geslaagden.
Onder geslaagden van twee of meer vergelijkende selecties, wordt voorrang verleend aan de geslaagden van de selectie waarvan het proces-verbaal op de verst afgelegen datum is afgesloten.
Art.9. Na het afsluiten van het proces-verbaal van de vergelijkende selectie ontvangt iedere deelnemer bericht van zijn uitslag en van zijn rangschikking.
In geval van benoeming worden de uitslagen die de statutaire ambtenaar in elk selectiegedeelte heeft behaald evenals zijn rangschikking vermeld in zijn persoonlijk dossier..
Art.10.§ 1. De vergelijkende selecties worden georganiseerd door [1 de directeur]1. De bij de organisatie te volgen regelen worden vastgelegd in een protocol afgesloten tussen [1 de directeur]1 en de Raad.
§ 2. [1 Het huishoudelijk reglement van 4 augustus 2020 van de Directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale overheidsdienst Beleid en Ondersteuning met betrekking tot de selecties en de taalexamens]1 is van toepassing voor het Instituut. De bepalingen die dit besluit mochten wijzigen, aanvullen of vervangen, vinden van rechtswege toepassing op het Instituut.
----------
(1)<KB 2024-04-26/24, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.11.[1 De directeur]1, of de Raad in geval van toepassing van artikel 16, stelt de datum vast waarop de gegadigden moeten voldoen aan de vereisten inzake diploma's of studiegetuigschriften en, in voorkomend geval, aan de vereiste bijzondere toelaatbaarheidsvereisten.
----------
(1)<KB 2024-04-26/24, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Afdeling 2. - Specifieke vergelijkende selecties.
Art.12.De Raad kan [1 de directeur]1 vragen een specifieke vergelijkende selectie te organiseren op basis van een door het Instituut opgesteld functieprofiel.
----------
(1)<KB 2024-04-26/24, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.13.[1 De Raad kan een wervingsreserve aanleggen, waarbij vooraf het aantal geslaagden bepaald wordt dat in de reserve wordt opgenomen op basis van het aantal verwachte vacante betrekkingen.]1
De geldigheidsduur van deze wervingsreserves, wordt bepaald op [1 een jaar]1. De Raad kan deze termijn [1 maximaal driemaal met één jaar]1 verlengen.
----------
(1)<KB 2022-06-27/05, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
Art.14.De selectiecommissies voor de specifieke vergelijkende selecties zijn samengesteld uit :
1° een voorzitter, die [1 de directeur]1 of zijn vertegenwoordiger is. Hij is stemgerechtigd;
2° ten minste twee assessoren en hun plaatsvervangers. Zij zijn stemgerechtigd.
De Raad wijst, na overleg met [1 de directeur]1 of de ambtenaar bedoeld in het eerste lid, 1°, de assessoren van de selectiecommissie aan onder :
1° de statutaire ambtenaren bekleed met een graad die ten minste gelijk is aan die van de te verlenen graad;
2° personen die, wegens hun bevoegdheid of hun specialisatie, bijzonder geschikt zijn.
----------
(1)<KB 2024-04-26/24, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.15. De door Ons in het kader van de selectie en de loopbaan van het rijkspersoneel vastgestelde uurtoelage, wordt toegekend aan de leden van de selectiecommissie voor de prestaties die verricht worden op zaterdagen, zondagen en feestdagen en gedurende een dienstvrijstelling toegekend door de Raad of door de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren.
Afdeling 3. - Vergelijkende selecties georganiseerd op eigen verantwoordelijkheid van het Instituut.
Art.16. In afwijking van art. 10, § 1, kan het Instituut, in geval van noodzaak gerechtvaardigd door dringende en specifieke behoeften van het Instituut, na overleg met de representatieve vakorganisaties en in akkoord met Selor, vergelijkende selecties organiseren op zijn eigen verantwoordelijkheid en onder kwaliteitscontrole door SELOR.
Art.17. De voorzitter en ten minste twee assessoren van de selectiecommissies worden aangeduid door de Raad.
De voorzitter en de assessoren worden aangeduid onder de personen bedoeld in artikel 14, tweede lid, 1° en 2°.
Art.18. De artikelen 13 en 15 zijn van toepassing op de selecties bedoeld in artikel 16.
HOOFDSTUK III. - Werving in contractueel verband.
Art.19. De contractuele personeelsleden worden door de Raad aangesteld in graden.
Zij moeten voldoen aan de algemene toelaatbaarheidsvereisten gesteld bij artikel 6, § 1.
Art.20.De aanwerving van contractuele personeelsleden om te voorzien in buitengewone en tijdelijke personeelsbehoeften, [1 zoals bedoeld in artikel 26bis, § 1, tweede lid, 1°, van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector]1, geschiedt bij voorrang onder de geslaagden voor een vergelijkende selectie voor de graad die overeenstemt met de te vervullen functies.
Zij kunnen in dienst genomen worden voor de duur van de buitengewone en tijdelijke behoeften, zonder dat die duur langer mag zijn dan vijf jaar.
----------
(1)<KB 2013-09-15/04, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 05-10-2013>
Art.21.§ 1. De contractuele personeelsleden aangeworven om taken van niveau A te vervullen welke een kennis of ervaring op hoog niveau vereisen, [1 zoals bedoeld in artikel 26bis, § 1, tweede lid, 2°, van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector]1, moeten door het bezit van één of meer aanvullende diploma's of door nuttige beroepservaring aantonen de vereiste kwalificaties te hebben voor de uit te voeren taken.
De uit te voeren taken en de vereiste bijzondere kwalificaties worden door de Raad bepaald en worden op de door de Raad vastgestelde wijze van bekendmaking ter kennis gebracht van het publiek.
De belangstellenden moeten ten minste over tien werkdagen beschikken om te solliciteren.
§ 2. De contractuele personeelsleden die krachtens § 1, eerste lid, in dienst zijn genomen, zijn dat voor de duur van de uit te voeren taken, zonder dat die duur langer mag zijn dan vijf jaar.
----------
(1)<KB 2013-09-15/04, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 05-10-2013>
Art.22.De aanwerving van contractuele personeelsleden om [2 statutaire ambtenaren of contractuele personeelsleden te vervangen]2 gedurende periodes van tijdelijke afwezigheid, [1 zoals bedoeld in artikel 26bis, § 1, tweede lid, 3°, van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector]1, geschiedt bij voorrang onder de geslaagden voor een vergelijkende selectie voor de graad die overeenstemt met de te vervullen functies.
Zij kunnen in dienst genomen worden voor de duur van de vervangingen waarin moet worden voorzien.
----------
(1)<KB 2013-09-15/04, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 05-10-2013>
(2)<KB 2022-06-27/05, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
Art.23. Bij ontstentenis van gegadigden die aan de voorwaarden vermeld in artikel 20, eerste lid, en artikel 22, eerste lid, voldoen, kan de Raad een beroep doen op andere gegadigden, zonder van artikel 19, tweede lid, af te wijken.
Art.24.§ 1. Onder personeel aangeworven om bijkomende taken uit te voeren, [1 zoals bedoeld in artikel 26bis, § 1, tweede lid, 4°, van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector]1, moet, voor de toepassing van dit besluit, worden verstaan :
1° de personen belast met onderhoudswerkzaamheden;
2° de studenten aangeworven tijdens de schoolvakanties;
3° het seizoenspersoneel.
§ 2. Onder personeel aangeworven om bijzondere taken uit te voeren, zoals bedoeld in artikel 73, § 2, tweede lid, 4° van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, moet voor de toepassing van dit besluit worden verstaan, het specifieke personeel dat nodig is voor de uitvoering van researchprogramma's of studies [2 of het personeel dat ervaring heeft opgedaan binnen een internationale instelling waarvan het Instituut stakeholder is of was of binnen een vereniging zonder winstoogmerk waarvan het Instituut lid is of was]2.
De in overeenstemming met het eerste lid verrichte indienstnemingen mogen niet afgesloten worden voor een duur welke die van het researchprogramma of de studie overschrijdt en verlenen de in dienst genomen werknemers geen aanspraak op het definitief bekleden van een ambt.
[2 Onverminderd het tweede lid kan personeel dat ervaring heeft opgedaan binnen een internationale instelling waarvan het Instituut stakeholder is of was of binnen een vereniging zonder winstoogmerk waarvan het Instituut lid is of was, in dienst worden genomen voor onbepaalde duur.]2
Onder specifiek personeel dient te worden verstaan het personeel dat de nodige wetenschappelijke of technische kwaliteiten bezit welke vereist zijn voor de uitvoering van het programma of de studie.
----------
(1)<KB 2013-09-15/04, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 05-10-2013>
(2)<KB 2022-06-27/05, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
HOOFDSTUK IV. - Indiensttreding in statutair verband.
Art.25.§ 1. De Raad beslist over de datum van indiensttreding.
§ 2. Werd de vergelijkende selectie georganiseerd door het Instituut of op vraag van het Instituut, dan is het Instituut bij de werving gebonden door de rangschikking, die voortvloeit uit die vergelijkende selectie.
§ 3. Het Instituut kan ook geslaagden contacteren uit vergelijkende selecties waarvan het algemene gedeelte georganiseerd werd [1 op initiatief van de directeur]1. In dat geval biedt [1 de directeur]1 de lijst van de geslaagden aan in de rangschikking van dit gedeelte.
Het Instituut organiseert een bijkomende proef, onder het toezicht van [1 de directeur]1, en nodigt het aantal geslaagden uit dat aangewezen is ten opzichte van het aantal toe te kennen betrekkingen, in de volgorde van hun rangschikking na het algemene gedeelte.
Na de bijkomende proef worden de gegadigden gerangschikt naargelang van hun geschiktheid voor de uit te oefenen functie. Bij de werving is de Raad gebonden door de rangschikking die voortvloeit uit de bijkomende proef.
----------
(1)<KB 2024-04-26/24, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.26.§ 1. De in dienst geroepen gegadigde dient uiterlijk in dienst te treden op de eerste dag van de derde maand volgend op de verzending van de beslissing van de Raad aan de gegadigde per aangetekende brief [1 , per elektronische aangetekende zending of volgend de overhandiging tegen ontvangstbewijs]1.
Wanneer de gegadigde een opzeggingsperiode moet volbrengen bij toepassing van de bepalingen van nationaal of internationaal recht, wordt de in het eerste lid vastgestelde termijn verlengd tot de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop de opzegging verstrijkt.
§ 2. De gegadigden uit eenzelfde vergelijkende selectie, die gelijktijdig opgeroepen zijn, nemen rang in op de datum van hun indiensttreding met behoud van hun rangschikking bij de selectie.
Indien de indiensttreding werd vertraagd omdat de geslaagde een opzeggingsperiode moet volbrengen bij toepassing van bepalingen van nationaal of internationaal recht of een onderzoek geboden was om uit te maken of het gedrag van de gegadigde wel in overeenstemming is met het uit te oefenen ambt, en indien de gegadigde door één of meer na hem gerangschikte geslaagden van dezelfde vergelijkende selectie voorbijgegaan is, dan neemt hij echter rang in op de datum waarop die geslaagde of de best gerangschikte van die geslaagden zijn proefperiode heeft aangevat.
De geslaagden die om andere redenen uitstel van indiensttreding vragen, verliezen het voordeel van hun rangschikking indien aan hun verzoek wordt voldaan.
----------
(1)<KB 2024-04-26/24, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.27. § 1. In de gevallen waarin een onderzoek naar de medische geschiktheid is vereist, kan de aangeworven geslaagde slechts tot benoeming worden toegelaten wanneer hij zich voor het onderzoek heeft aangemeld.
§ 2. Indien hij niet aan de medische geschiktheidvoorwaarden voldoet, wordt hij ambtshalve ontslagen met een opzeggingstermijn van drie maanden.
§ 3. Indien de aangeworven geslaagde die niet aan de medische geschiktheidvoorwaarden voldoet, reeds een betrekking bekleedde bij het Instituut, wordt hij teruggeplaatst in zijn vroegere graad.
Art.28.Behoudens in geval van organisatie van de vergelijkende selectie door het Instituut zelf, controleert [1 de directeur]1, in voorkomend geval, of de algemene toelaatbaarheidsvereisten bepaald in artikel 6, § 1, 4° en 5° en de bijzondere toelaatbaarheidsvereisten vervuld zijn.
Het Instituut controleert of de aangeworven geslaagden voldoen aan de toelaatbaarheidsvereisten voorzien in artikel 6, § 1, 1° tot 3°. Zo er een reserve van de geslaagden is aangelegd, brengt het [1 de directeur]1 op de hoogte van de aanwerving.
Wanneer, in overeenstemming met artikel 6, § 1, 2°, een nader onderzoek geboden is om uit te maken of een aangeworven geslaagde een gedrag heeft dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking, wordt het dossier voor beslissing [1 aan de directeur]1 bezorgd. Zolang het onderzoek duurt, wordt de geslaagde voorlopig geweerd; hij wordt op de hoogte gebracht van deze procedure.
----------
(1)<KB 2024-04-26/24, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.29. De statutaire ambtenaren leggen in handen van de Voorzitter van de Raad de eed af in de termen bepaald bij artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831 betreffende de eedaflegging bij de aanvang der grondwettelijke vertegenwoordigende monarchie.
HOOFDSTUK V. - Dienst- en standplaatsaanwijzing.
Art.30. § 1. De Raad duidt voor iedere statutaire ambtenaar of contractueel personeelslid aan :
1° de standplaats;
2° de dienst binnen deze standplaats;
3° de hiërarchische meerdere ten minste titularis van een graad van niveau B.
§ 2. Het Instituut erkent als standplaatsen :
1° de centrale dienst, waar de hoofdzetel gevestigd is;
2° de controlecentra of gewestelijke diensten.
HOOFDSTUK VI. - Proeftijd en benoeming in vast verband.
Art.31.§ 1. De benoeming in vast verband is afhankelijk van het effectief vervullen van een proeftijd van één jaar.
§ 2. Om de effectieve duur van de proeftijd te berekenen worden alle perioden waarin de op proef benoemde statutaire ambtenaar [1 zich in de administratieve stand dienstactiviteit bevindt]1, in aanmerking genomen.
Worden echter niet in aanmerking genomen de afwezigheden die zich voordoen nadat de op proef benoemde statutaire ambtenaar reeds vijftien werkdagen in één of verschillende malen afwezig is geweest, [1 zelfs indien hij zich gedurende deze afwezigheden in de administratieve stand dienstactiviteit bevindt]1. [2 De prestaties die niet werden geleverd in het kader van verminderde prestaties wegens ziekte worden inbegrepen in de berekening van de dagen afwezigheid.]2
Komen voor de berekening van deze dagen afwezigheid niet in aanmerking :
1° het jaarlijks vakantieverlof;
2° de vakbondsverloven toegestaan met toepassing van de artikelen 81, §§ 1 en 2, en 82 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 houdende uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;
3° het omstandigheidsverlof en het uitzonderlijk verlof bedoeld in de artikelen 15, 15bis en 20 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen;
4° de verloven voor sociale promotie.
§ 3. Behoudens in de in § 2, derde lid, opgesomde gevallen, hebben de afwezigheden die zich voordoen nadat de op proef benoemde statutaire ambtenaar gedurende vijftien werkdagen in één of verschillende malen afwezig is geweest, opschorting van de proefperiode tot gevolg.
----------
(1)<KB 2013-09-15/04, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 05-10-2013>
(2)<KB 2024-04-26/24, art. 9, 008; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.32. Na 6 maanden effectieve proeftijd maakt de in artikel 30, § 1, 3°, bedoelde hiërarchische meerdere een tussentijds verslag op over de wijze van dienen van de op proef benoemde statutaire ambtenaar.
Dit tussentijdse verslag, dat louter indicatief is, wordt ter kennis gebracht van de op proef benoemde statutaire ambtenaar, die er eventueel zijn opmerkingen aan toevoegt, en wordt in zijn persoonlijk dossier opgenomen.
Art.33. § 1. Op het einde van de proefperiode maakt de hiërarchische meerdere een eindverslag op waarin, naargelang van het geval, wordt voorgesteld :
1° de benoeming van de statutaire ambtenaar in vast verband;
2° de verlenging van de proeftijd;
3° het ambtshalve ontslag van de statutaire ambtenaar;
4° de terugplaatsing van de statutaire ambtenaar in zijn vroegere graad bij het Instituut.
Het eindverslag wordt binnen de vijftien werkdagen vóór het einde van de proeftijd door de statutaire ambtenaar op wie het betrekking heeft, geviseerd en wordt langs hiërarchische weg voor beslissing voorgelegd aan de Raad. Weigert de statutaire ambtenaar het eindverslag te viseren, dan wordt het hem per aangetekende zending met ontvangstmelding toegestuurd.
§ 2. De Raad kan de proeftijd éénmaal verlengen met maximaal zes maanden. In dat geval wordt na afloop van deze verlenging een nieuw omstandig verslag opgemaakt over de wijze van dienen van de statutaire ambtenaar. Er wordt te werk gegaan als vermeld in § 1.
§ 3. Het ambtshalve ontslag van de statutaire ambtenaren op proef wordt uitgesproken door de Raad met een opzeggingstermijn van drie maanden.
Art.34. § 1. Indien al tijdens de proeftijd voldoende vastgesteld wordt dat de statutaire ambtenaar niet voldoet of niet zal kunnen voldoen aan de vereisten van de dienst, kan de hiërarchische meerdere onmiddellijk een eindverslag opmaken waarin het ambtshalve ontslag van de statutaire ambtenaar of diens terugplaatsing in zijn vroegere graad bij het Instituut wordt voorgesteld. Hierbij wordt de in artikel 33 omschreven procedure gevolgd.
§ 2. De statutaire ambtenaar op proef die gedurende de proeftijd een zware fout begaat kan worden afgedankt zonder opzegging. Hij moet vooraf gehoord worden.
Art.35. Tegen de voorstellen bedoeld in de artikelen 33, § 1, 2° tot 4°, en 34, § 1, kan beroep worden ingesteld in overeenstemming met de bepalingen van titel X betreffende de Raad van Beroep.
Art.36.
<Opgeheven bij KB 2022-06-27/05, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
TITEL III. - Rechten en plichten.
Art.37. § 1. De statutaire ambtenaren en contractuele personeelsleden oefenen hun ambt op loyale, zorgvuldige en integere wijze uit onder het gezag van hun hiërarchische meerderen.
Daartoe dienen zij :
1° de van kracht zijnde wetten en reglementen evenals de richtlijnen, waaronder de nadere gedragsregels inzake de deontologie van het Instituut na te leven;
2° nauwgezet en correct hun taken uit te voeren;
3° de beslissingen zorgvuldig en plichtsbewust uit te voeren.
§ 2. De statutaire ambtenaren en contractuele personeelsleden moeten met waardigheid en hoffelijkheid worden behandeld, zowel door hun hiërarchische meerderen en hun collega's als door hun ondergeschikten. Ze dienen elk verbaal of niet-verbaal gedrag te vermijden dat deze waardigheid in het gedrang zou kunnen brengen.
Art.38. § 1. De statutaire ambtenaren en contractuele personeelsleden behandelen de gebruikers van hun dienst met begrip en zonder enige discriminatie.
§ 2. Buiten de uitoefening van hun ambt vermijden de statutaire ambtenaren en contractuele personeelsleden elke handelwijze die het vertrouwen van het publiek in hun dienst kan aantasten.
Zelfs buiten hun ambt doch ter oorzake ervan, mogen de statutaire ambtenaren en contractuele personeelsleden rechtstreeks of bij tussenpersoon, geen giften, beloningen of enig voordeel vragen, eisen of aannemen.
Art.39. De statutaire ambtenaren en contractuele personeelsleden hebben het recht op vrijheid van meningsuiting ten aanzien van de feiten waarvan zij kennis hebben uit hoofde van hun ambt.
Het is hun enkel verboden die feiten bekend te maken die betrekking hebben op 's lands veiligheid, de bescherming van de openbare orde, de financiële belangen van de overheid, het voorkomen en het bestraffen van strafbare feiten, het medische geheim, de rechten en de vrijheden van de burger, en in het bijzonder op het recht op eerbied voor het privé-leven; dit verbod geldt bovendien voor feiten die betrekking hebben op de voorbereiding van alle beslissingen zolang er nog geen eindbeslissing is genomen, evenals voor feiten die, wanneer zij bekend worden gemaakt, de positie van het Instituut kunnen schaden.
De bepalingen van de voorgaande leden gelden eveneens voor de statutaire ambtenaren en contractuele personeelsleden die hun ambt hebben neergelegd.
Art.40.§ 1. De statutaire ambtenaren en contractuele personeelsleden hebben recht op informatie wat alle aspecten betreft die nuttig zijn voor hun taakvervulling. Elke hiërarchische meerdere verzekert de informatiedoorstroming naar zijn ondergeschikten.
§ 2. De statutaire ambtenaren en contractuele personeelsleden houden zich permanent op de hoogte van de ontwikkeling van de technieken, regelingen en onderzoekingen in de materies waarmee ze beroepshalve belast zijn.
[1 ...]1
----------
(1)<KB 2022-06-27/05, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
Art.41. Elke inbreuk op de bepalingen van deze titel begaan door een statutaire ambtenaar, wordt bestraft met één van de tuchtstraffen die bepaald zijn bij artikel 89, onverminderd de toepassing van de strafwetten.
Art.42.Elke statutaire ambtenaar of contractueel personeelslid heeft het recht zijn persoonlijk dossier te raadplegen [1 ...]1.
----------
(1)<KB 2024-04-26/24, art. 10, 008; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
TITEL IV. - Onverenigbaarheden.
Art.43. Met de hoedanigheid van statutaire ambtenaar of contractueel personeelslid is onverenigbaar, elke bezigheid die door de betrokkene zelf, hetzij door zijn echtgenoot of de persoon met wie hij samenleeft, hetzij door een tussenpersoon, wordt verricht, en die het Instituut nadeel kan berokkenen, het vervullen van de ambtsplichten in de weg kan staan of met de waardigheid van het ambt in strijd is.
Art.44. § 1. De statutaire ambtenaren of contractuele personeelsleden mogen geen beroepsactiviteiten cumuleren.
Onder beroepsactiviteit moet worden verstaan elke bezigheid, behoudens een openbaar mandaat van politieke aard, waarvan de opbrengst een bedrijfsinkomen is als bedoeld in artikel 23 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen.
§ 2. In afwijking van § 1 wordt de cumulatie van beroepsactiviteiten die inherent zijn aan het uitoefenen van het ambt van rechtswege uitgeoefend.
Is inherent aan het uitoefenen van het ambt elke opdracht :
1° die als gevolg van een wettelijke of reglementaire bepaling is gekoppeld aan het ambt dat door een statutair ambtenaar of contractueel personeelslid wordt uitgeoefend;
2° waarvoor de statutaire ambtenaar of contractueel personeelslid ambtshalve wordt aangewezen door de Raad.
Art.45.[1 § 1. In afwijking van artikel 44, § 1, eerste lid, kan de Raad, op geschreven en voorafgaande aanvraag van de statutaire ambtenaar en na gemotiveerd advies van de in artikel 30, § 1, 3°, bedoelde hiërarchische meerdere, machtiging verlenen tot cumulatie van beroepsactiviteiten.
Een machtiging tot cumulatie kan enkel verleend worden als de activiteit wordt uitgeoefend buiten de uren waarop hij zijn dienst vervult. Zij dient in elk geval volledig bijkomstig te blijven ten overstaan van het uitgeoefende ambt en moet verenigbaar zijn met de hoedanigheid van statutair ambtenaar.
De machtiging tot cumulatie mag geen terugwerkende kracht hebben.
Een activiteit kan slechts worden uitgeoefend mits inachtneming van de wetten en reglementen die de uitoefening van die activiteit regelen. In voorkomend geval, wordt het bewijs daarvan gevoegd bij de vraag tot machtiging.
§ 2. De vraag tot cumulatie wordt door de ambtenaar ingediend bij zijn hiërarchische meerdere bedoeld in artikel 30, § 1, 3°. Zij dient verplicht te omvatten :
1° de zo nauwkeurig mogelijke aanwijzing van de beoogde activiteit;
2° de duur van de beoogde activiteit en het tijdstip waarop deze zal worden uitgeoefend;
3° de gemotiveerde bevestiging dat de activiteit geen aanleiding kan geven, zelfs in de toekomst, tot een toestand van belangenconflict zoals bedoeld in artikel 27 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatie-sector.
Wanneer hij het nodig acht, vraagt de hiërarchische meerdere aan de aanvrager bijkomende informatie of verantwoordingsstukken.
Uiterlijk binnen een termijn van 30 dagen na het indienen van een aanvraag houdende alle noodzakelijke gegevens, geeft de hiërarchische meerdere een gemotiveerd advies ter zake. Na deze termijn, wordt het advies geacht gunstig te zijn.
§ 3. De Raad doet uitspraak over de aanvraag van de statutaire ambtenaar binnen een termijn van 30 kalenderdagen die ingaat op de datum van ontvangst van het gemotiveerde advies van de hiërarchische meerdere. Na verloop van die termijn wordt de beslissing geacht gunstig te zijn.
§ 4. Na toekenning van de machtiging is de aanvrager verplicht om het Instituut op de hoogte te brengen van iedere wijziging die zich mocht voordoen aan de aard van de activiteiten, de duur van de prestaties of het tijdstip waarop deze worden uitgeoefend.
De machtiging kan worden herroepen door de Raad.]1
----------
(1)<KB 2013-09-15/04, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 05-10-2013>
TITEL V. - Overplaatsing.
Art.46. § 1. Overplaatsing is de aanwijzing van een statutair ambtenaar voor een andere standplaats van het Instituut.
§ 2. Overplaatsingen kunnen door de Raad worden opgelegd :
1° in het belang van de dienst;
2° ten gevolge van een bevordering of een verandering van graad;
3° wegens ontstentenis van betrekking;
4° wanneer zij noodzakelijk zijn wegens medische ongeschiktheid.
§ 3. De statutaire ambtenaar aan wie een overplaatsing wordt opgelegd tengevolge van een bevordering van graad mag die bevordering weigeren. In dit geval behoudt hij zijn rechten op een eventuele latere bevordering in die graad zolang hij al de benoemingsvoorwaarden vervult.
Art.47. Overplaatsingen wegens persoonlijke aangelegenheden kunnen door de statutaire ambtenaren worden aangevraagd en kunnen op de wijze bepaald door de Raad worden toegestaan.
Een overplaatsing wegens persoonlijke aangelegenheden is maar mogelijk indien een betrekking in de graad vacant is.
Art.48. Wanneer het door toedoen van de statutaire ambtenaar nodig blijkt hem in een andere werkkring te plaatsen, kan tegen dit voorstel tot overplaatsing beroep worden ingesteld bij de Raad van Beroep bedoeld in titel X.
TITEL VI. - Rangschikking en anciënniteit.
Art.49. Voor de toepassing van de reglementaire bepalingen die uitgaan van de anciënniteit, wordt onder de statutaire ambtenaren, van wie de anciënniteit moet worden vergeleken, de rangschikking als volgt bepaald :
1° de statutaire ambtenaar met de grootste graadanciënniteit;
2° bij gelijke graadanciënniteit :
a) naar de rangschikking opgemaakt in overeenstemming met het reglement van de vergelijkende selectie, indien het verkrijgen van de nieuwe graad afhankelijk is van het slagen voor een vergelijkende selectie;
b) naar de chronologische volgorde van de benoemingsbesluiten en, in geval van gelijkheid, naar de rangschikking in de vorige graad;
c) naar de rangschikking in de vorige graad, indien de verandering van graad zonder voorafgaande vergelijkende selectie wordt toegekend aan statutaire ambtenaren die titularis zijn van dezelfde graad;
d) indien de betrokken statutaire ambtenaren titularis zijn van verschillende graden, wordt achtereenvolgens de rang-, de niveau- en de dienstanciënniteit in aanmerking genomen;
e) in geval van gelijkheid : de oudste statutaire ambtenaar.
Art.50. De graad-, de rang-, de niveau- en de dienstanciënniteit zijn gelijk aan de som van de volle kalendermaanden begrepen in de voor het berekenen ervan in aanmerking komende diensten.
Art.51. § 1. Voor de berekening van de graad-, de rang-, de niveau- of de dienstanciënniteit komen enkel de werkelijke diensten die de statutaire ambtenaar zonder vrijwillige onderbreking bij het Instituut heeft verricht, in aanmerking. Vrijwillig is de onderbreking die het gevolg is van een vraag van de statutaire ambtenaar of door zijn schuld is veroorzaakt.
§ 2. Voor de graadanciënniteit worden de in aanmerking komende diensten aangerekend vanaf de datum waarop de statutaire ambtenaar is benoemd in de graden die door de toe te passen bepalingen in aanmerking worden genomen, of vanaf de datum waarop de statutaire ambtenaar voor latere bevordering is gerangschikt ingevolge uitdrukkelijke terugwerking van zijn benoeming in zulke graden.
§ 3. Voor de rang- en niveauanciënniteit worden de in aanmerking komende diensten aangerekend vanaf de datum waarop de statutaire ambtenaar in een graad van de betreffende rang of van het niveau is benoemd of vanaf de datum waarop hij voor latere bevordering is gerangschikt ten gevolge van de uitdrukkelijke terugwerking van zijn benoeming in zulke graad.
§ 4. Voor de berekening van de dienstanciënniteit komen in aanmerking de werkelijke diensten in de zin van § 5, welke de statutaire ambtenaar heeft verricht in enigerlei hoedanigheid, zonder vrijwillige onderbreking en als lid van het personeel van het Instituut.
§ 5. De statutaire ambtenaar wordt geacht werkelijke diensten te verrichten, zolang hij zich bevindt in een administratieve stand op grond waarvan hij, krachtens zijn statuut, zijn activiteitswedde of, bij gemis daarvan, zijn aanspraak op bevordering tot een hogere wedde behoudt.
TITEL VII. - Functiebeschrijving en beoordeling.
HOOFDSTUK I. - Functiebeschrijving.
Art.52. Onder functiebeschrijving wordt voor de toepassing van dit besluit verstaan, het doel van de functie en de dienst waarbinnen ze zich situeert, de algemene en dienst- of functiegebonden resultaatsgebieden en de algemene bekwaamheden die vereist zijn voor de functie en eventueel de beschrijving van de functiecontext waarin de statutaire ambtenaar of het contractueel personeelslid functioneert.
Art.53. Bij de indiensttreding van een statutair ambtenaar of van een contractueel personeelslid en telkens een andere functiebeschrijving wordt toegekend, nodigt de hiërarchische meerdere bedoeld in artikel 30, § 1, 3°, betrokkene uit voor een functiegesprek, waarbij de functiebeschrijving horende bij de uit te oefenen functie, wordt toegelicht.
HOOFDSTUK II. - De beoordeling.
Art.54.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° beoordeelde : iedere statutaire ambtenaar of contractueel personeelslid voor wie de beoordeling verplicht is;
2° beoordeling : het beschrijvend beoordelen van het functioneren, van de resultaatsgebieden, de algemene bekwaamheden van de beoordeelde, evenals van het bereiken van de vastgestelde doelstellingen door de beoordeelde;
3° beoordelaar : [1 de voorzitter of het lid van de Raad, de leden van de Ombudsdienst bedoeld in de artikelen 43bis en 43ter van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven of ]1 de statutaire ambtenaar, ten minste van niveau B, die aangewezen wordt door de Raad en die als functionele chef de dagelijkse leiding en/of het toezicht heeft over het functioneren van de beoordeelde en die de informele en formele communicatie in het kader van de beoordelingscyclus verzekert;
4° beheerstoelage : een halfjaarlijkse toelage van individuele aard waarvan de toekenningsvoorwaarden vastgelegd zijn in het geldelijk statuut.
----------
(1)<KB 2013-09-15/04, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 05-10-2013>
Art.55.De beoordeling is verplicht voor iedere statutaire ambtenaar of contractueel personeelslid die minstens twaalf al dan niet onderbroken kalendermaanden in dienst is en die effectieve diensten heeft verricht gedurende de volledige of een gedeelte van de beschouwde periode.
[1 Het eerste lid is niet van toepassing tijdens hun proeftijd voorafgaand aan de benoeming in vast verband of aan de bevordering.]1
----------
(1)<KB 2022-06-27/05, art. 9, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
HOOFDSTUK III. - De beoordelingscyclus.
Art.56.Tijdens de beoordelingscyclus loopt een proces dat beheerd wordt door de beoordelaar en dat gericht is op het verbeteren van de resultaten, het stimuleren van de communicatie tussen beoordelaar en beoordeelde, het bevorderen van de ontwikkeling van de bekwaamheden van de beoordeelde en op het bereiken van doelstellingen.
De beoordelingscyclus loopt over één jaar, gaande [1 van 1 oktober tot 30 september]1 van het volgende kalenderjaar, en vangt aan met een planningsgesprek tijdens hetwelk meetbare, resultaatgerichte en/of ontwikkelingsgerichte doelstellingen schriftelijk worden vastgelegd.
----------
(1)<KB 2013-09-15/04, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 05-10-2013>
Art.57.[1 § 1. In de loop van de maand oktober wordt een verplicht functioneringsgesprek gevoerd, waarna de beoordelaar aan de beoordeelde het waarderingscijfer meedeelt dat hij aan de Raad voorstelt voor de afgelopen periode van de beheerstoelage.
Tijdens dit verplicht jaarlijks functioneringsgesprek komen aan bod :
1° de functioneringscontext die de werking binnen de dienst mee bepaalt;
2° de resultaten die het personeelslid behaalde op de taken die in de individuele functiebeschrijving omschreven zijn, de algemene bekwaamheden waarvan hij blijk gegeven heeft, alsook de behaalde resultaten op de doelstellingen die tijdens het vorige planningsgesprek werden geformuleerd.
Daarenboven kan ook gesproken worden over :
1° de ontwikkeling van de beoordeelde binnen de huidige functie;
2° de loopbaanperspectieven en de carrièreverwachtingen van de beoordeelde en de ontwikkeling van de bekwaamheden die hiervoor wenselijk zijn.
§ 2. Is de beoordeelde afwezig in de periode waarin het verplicht functioneringsgesprek plaatsvindt, dan wordt dit gesprek uitgesteld tot zijn terugkeer.
Blijft hij gedurende de volledige beoordelingsperiode van twaalf maanden afwezig, dan is er geen functioneringsgesprek.
§ 3. Een facultatief functioneringsgesprek tijdens de beoordelingscyclus vindt plaats op eenvoudig verzoek van de beoordelaar of de beoordeelde, zonder dat hierbij evenwel een waarderingscijfer wordt toegekend.
§ 4. Een tussentijds functioneringsgesprek, evenwel zonder toekenning van een waarderingscijfer, is echter verplicht :
1° in de loop van de maand april volgend op een toegekend waarderingscijfer lager dan 60 % van het maximale waarderingscijfer dat in het kader van de beheerstoelage kan worden toegekend;
2° alvorens aan de beoordeelde een waarderingscijfer kan worden toegekend dat lager is dan de helft van het maximale waarderingscijfer dat in het kader van de beheerstoelage kan worden toegekend.
In dit gesprek moeten alle punten besproken worden waarop de beoordeelde geen voldoening geeft en hoe deze punten kunnen worden verholpen.
§ 5. Na ieder functioneringsgesprek maakt de beoordelaar binnen de tien werkdagen een verslag dat door de beoordeelde binnen de vijf werkdagen na ontvangst wordt geviseerd en terugbezorgd aan de beoordelaar, eventueel vergezeld van zijn opmerkingen.]1
----------
(1)<KB 2013-09-15/04, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 05-10-2013>
Art.58.§ 1. Er wordt een begeleidingsplan opgelegd aan de beoordeelde waarvan het [1 ...]1 functioneringsgesprek afgesloten wordt met een waarderingscijfer dat lager is dan de helft van het maximale waarderingscijfer dat kan worden toegekend in het kader van de beheerstoelage.
In het begeleidingsplan worden realistische en meetbare doelstellingen geformuleerd die erop gericht zijn de prestaties van de beoordeelde te verbeteren.
Tijdens het begeleidingsplan wordt maandelijks een gesprek gehouden waarvan de voornaamste vaststellingen en afspraken worden genoteerd. Dat begeleidingsplan loopt tot het volgende verplichte functioneringsgesprek en wordt tijdig gestart zodat het steeds minimaal drie maanden duurt.
§ 2. Aan de beoordeelde waarvan het [1 ...]1 functioneringsgesprek afgesloten wordt met een waarderingscijfer dat gelegen is tussen de helft en 59 % van het maximale waarderingscijfer dat kan worden toegekend in het kader van de beheerstoelage, worden individuele doelstellingen opgelegd voor die resultaatsgebieden of algemene bekwaamheden waarop minder dan de helft werd gepresteerd.
----------
(1)<KB 2013-09-15/04, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 05-10-2013>
Art.59.[1 Het verslag waarvan sprake in artikel 57, § 5, vormt de afsluiting van de beoordelingscyclus.]1
----------
(1)<KB 2022-06-27/05, art. 10, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
Art.60.[1 § 1. Indien de score die wordt toegekend in het verslag waarvan sprake in artikel 57, § 5, lager is dan vijftig, wordt automatisch de vermelding "onvoldoende" aangebracht en in het verslag gemotiveerd.
§ 2. Was de beoordeelde afwezig gedurende de volledige beoordelingsperiode, dan wordt het gemiddelde genomen van de twee laatst toegekende waarderingscijfers. Indien aan de beoordeelde nog geen twee waarderingscijfers werden toegekend, wordt de score van de vorige beoordelingsperiode hernomen.]1
----------
(1)<KB 2022-06-27/05, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
Art.61. § 1. Zowel de beoordeelde als de beoordelaar kunnen documenten laten opnemen in het beoordelingsdossier.
Zowel het bijgevoegde document als de eventuele opmerkingen daarop, moeten door beiden geviseerd worden.
§ 2. Als voorbereiding op een beoordelingsgesprek kan de beoordelaar alle inlichtingen inwinnen die aan de beoordeling een nuttige bijdrage kunnen leveren.
Art.62.§ 1. Het individuele beoordelingsdossier bestaat uit :
1° de functiebeschrijving waarin de identificatiegegevens opgenomen zijn;
2° het verslag van het planningsgesprek houdende de afgesproken doelstellingen;
3° het verslag van alle al dan niet verplichte functioneringsgesprekken;
4° de documenten toegevoegd door de beoordelaar of op verzoek van de beoordeelde;
5° [1 ...]1
6° het eventuele begeleidingsplan.
§ 2. Het individuele beoordelingsdossier van de beoordeelde is ter beschikking van :
- de beoordeelde zelf;
- de beoordelaar;
- de statutaire ambtenaar of het lid van de Raad die de dagelijkse leiding en/of toezicht heeft over het functioneren van de beoordelaar;
- [1 de dienst Personeelsmanagement]1 van het Instituut;
- de Raad;
[2 - de hiërarchische meerdere.]2
----------
(1)<KB 2022-06-27/05, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
(2)<KB 2024-04-26/24, art. 11, 008; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.63. De Raad spreekt zich uit over de beoordelingsvoorstellen na inzage van de individuele beoordelingsdossiers.
Art.64. Het niet respecteren van de bepalingen van de artikelen 57, § 4, 58 en 61, § 1, wordt beschouwd als een procedurefout. Enkel in die gevallen wordt een nieuw waarderingscijfer toegekend.
HOOFDSTUK IV. - De eindvermelding " onvoldoende ".
Art.65. De eerste vermelding " onvoldoende " houdt voor de beoordeelde een waarschuwing in en een uitnodiging tot beter functioneren.
Art.66.§ 1. In geval van twee opeenvolgende eindvermeldingen " onvoldoende ", wordt de beoordeelde ofwel ambtshalve ontslagen ofwel wordt een einde gesteld aan zijn arbeidsovereenkomst met inachtneming van de dwingende bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
§ 2. Het waarderingscijfer van de laatste beoordelingsperiode, dat leidt tot een tweede opeenvolgende eindvermelding " onvoldoende ", moet steeds betrekking hebben op een periode waarin minimaal 120 al dan niet onderbroken kalenderdagen effectieve prestaties werden geleverd. In afwijking van art. 57, § 2, tweede lid, wordt het laatste functioneringsgesprek uitgesteld tot het moment dat deze termijn wordt gehaald.
§ 3. Het ontslag of de afdanking na twee opeenvolgende vermeldingen " onvoldoende " worden uitgesproken door de Raad.
[1 § 4. Paragraaf 1 is niet van toepassing wanneer de tweede vermelding "onvoldoende" die de statutaire ambtenaar of het contractueel personeelslid krijgt, gegeven wordt in het kader van de uitoefening van hogere functies. In dergelijke gevallen worden de hogere functies beëindigd.]1
----------
(1)<KB 2022-06-27/05, art. 13, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
Art.67. Aan de wegens twee opeenvolgende vermeldingen " onvoldoende " ontslagen statutaire ambtenaar wordt een vergoeding wegens ontslag toegekend.
Deze vergoeding is gelijk aan twaalfmaal de laatste maandbezoldiging van de statutaire ambtenaar indien hij ten minste twintig jaar dienst heeft, aan achtmaal deze maandbezoldiging indien de statutaire ambtenaar ten minste tien jaar en minder dan twintig jaar dienst heeft en aan zesmaal deze maandbezoldiging indien de statutaire ambtenaar minder dan tien jaar dienst heeft op het tijdstip waarop het ontslag hem wordt betekend.
Voor de toepassing van dit artikel moet onder " bezoldiging " worden verstaan elke wedde, elk loon of elke vergoeding in de plaats van wedde of loon, rekening houdend met de verhogingen of verminderingen die te wijten zijn aan de schommelingen van de index der kleinhandelsprijzen. De in aanmerking te nemen bezoldiging is die welke verschuldigd is voor volledige prestaties, eventueel met inbegrip van de haard- of standplaatstoelage, rekening houdend met de verhogingen of verminderingen die te wijten zijn aan de schommelingen van de index der kleinhandelsprijzen.
Art.68.De beoordeelde kan, per aangetekende brief, tegen ieder voorstel van een vermelding " onvoldoende ", beroep instellen bij de Raad van Beroep bedoeld in titel X, binnen [1 een termijn van tien werkdagen die ingaat de dag]1 na ontvangst [2 van het verslag bedoeld in artikel 57, § 5]2.
----------
(1)<KB 2013-09-15/04, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 05-10-2013>
(2)<KB 2022-06-27/05, art. 14, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
TITEL VIII. - Loopbaan.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art.69.Er zijn twee soorten bevorderingen :
1° wat de administratieve loopbaan betreft, is de bevordering de benoeming [1 van een statutair ambtenaar of de aanstelling van een contractueel personeelslid in]1 een graad van een hoger niveau of van een hogere rang. Ze wordt " bevordering door verhoging in graad " genoemd;
2° wat de geldelijke loopbaan betreft is de bevordering de toekenning aan de statutaire ambtenaar of het contractuele personeelslid in zijn graad van de weddenschaal die hoger is dan die welke hij genoot. Ze wordt " bevordering door verhoging in weddenschaal " genoemd.
----------
(1)<KB 2022-06-27/05, art. 15, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
Art.70. § 1. Onverminderd andersluidende wettelijke of reglementaire bepalingen, is een bevordering door verhoging in graad slechts mogelijk indien er een vaste betrekking van de toe te kennen graad vacant is.
§ 2. De organisatie van een vergelijkende bevorderingsselectie of de vacature van een door verandering van graad te begeven betrekking, wordt ter kennis gebracht van de benoembare ambtenaren door een bekendmaking van de vacante betrekking.
Wanneer een statutair ambtenaar om welke reden ook tijdelijk uit de dienst verwijderd is, wordt hem de bekendmaking van vacante betrekking bij een ter post aangetekend schrijven gezonden aan het laatste door hem opgegeven adres.
§ 3. Alleen de inschrijvingen van de statutaire ambtenaren voor de bevorderingsselectie of de sollicitaties voor de verandering van graad, die volgens de vormvereisten en binnen de termijn bepaald door de Raad werden ingediend, komen in aanmerking.
Art.71.Iedere benoeming na een bevordering door verhoging in graad wordt ter kennis gebracht [1 van de statutaire ambtenaren en van de contractuele personeelsleden]1.
----------
(1)<KB 2022-06-27/05, art. 16, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
HOOFDSTUK II. - Bevordering door verhoging in graad.
Art.72. § 1. De bevordering door verhoging in graad wordt afhankelijk gesteld van het slagen voor een vergelijkende selectie.
De vergelijkende selecties voor verhoging in graad worden georganiseerd als de Raad oordeelt dat het belang van het Instituut het vergt.
§ 2. De vergelijkende selecties voor verhoging in graad worden georganiseerd onder de verantwoordelijkheid van Selor. In afwijking hiervan kan het Instituut, in geval van noodzaak door dringende en specifieke behoeften van het Instituut, na overleg met de representatieve vakorganisaties en onder kwaliteitscontrole door Selor, deze selecties op zijn eigen verantwoordelijkheid organiseren.
§ 3. Op voorstel van de Raad bepaalt de Minister voor elk der graden die toegankelijk zijn bij wege van bevordering door verhoging in graad de lijst van de graden die er toegang toe verlenen.
Art.73. § 1. Om aan een vergelijkende bevorderingsselectie te mogen deelnemen, moet de statutaire ambtenaar in vast verband benoemd zijn, zich in een administratieve stand bevinden waarin hij zijn aanspraken op bevordering kan doen gelden en bij de beoordeling niet de eindvermelding " onvoldoende " bekomen hebben.
De statutaire ambtenaar die tussen de selectieproeven in niet langer deze voorwaarden vervult, behoudt het voordeel van zijn eventuele slagen voor de proef die hij aflegde, doch mag niet meer deelnemen aan het vervolg van deze bevorderingsselectie.
§ 2. Om te mogen deelnemen aan een vergelijkende selectie voor bevordering in de graad van adviseur moet de statutaire ambtenaar ten minste twee jaar niveauanciënniteit hebben in het niveau B of ten minste vijf jaar niveauanciënniteit hebben in de niveaus B en C samen.
Art.74. De kandidaten worden verklaard geslaagd te zijn als zij :
- ten minste 50 % der punten hebben behaald op ieder onderdeel van de vergelijkende selectie;
- en ten minste 60 % der punten hebben behaald voor de volledige vergelijkende selectie.
Zij behouden onbeperkt het voordeel van hun uitslag.
Art.75. De geslaagden voor een vergelijkende selectie voor overgang naar het hogere niveau worden gerangschikt volgens de behaalde punten. Ingeval de vergelijkende selectie is opgesplitst, worden zij gerangschikt volgens de voor het bijzonder gedeelte of de bijzondere gedeelten behaalde punten. Bij gelijkheid der punten wordt de rangschikking bepaald in overeenstemming met artikel 49.
Art.76. Voor zover voldaan is aan de bepalingen van artikel 81, worden de geslaagden in de volgorde van hun rangschikking bevorderd tot de graad waarnaar zij hebben medegedongen en worden zij voor een vacante betrekking van die graad aangewezen.
Wanneer de geslaagden van verschillende vergelijkende selecties naar dezelfde bevordering dingen, worden zij gerangschikt volgens de datum van de processen-verbaal van afsluiting, te beginnen met de verst afgelegen datum, en, voor elke vergelijkende selectie, in de volgorde van hun rangschikking.
Art.77. Indien een vergelijkende selectie uit een algemeen en één of meer bijzondere gedeelten bestaat, worden de statutaire ambtenaren die geslaagd zijn voor het algemene gedeelte, op hun verzoek van dit gedeelte vrijgesteld wanneer zij later opnieuw deelnemen aan één of meer vergelijkende selecties van hetzelfde niveau.
Art.78.§ 1. [1 In de graden van adviseur en eerste adviseur worden vijf betrekkingen in elke taalrol voorbehouden voor bevordering.]1
§ 2. [1 ...]1
§ 3. [1 ...]1
§ 4. [1 ...]1
§ 5. [1 Indien de in paragraaf 1 vermelde betrekkingen niet effectief zijn ingevuld]1, is de Raad ertoe gehouden een nieuwe vergelijkende selectie voor bevordering in de graad van adviseur te organiseren ingeval de laatste selectie ten minste vierentwintig maanden geleden werd afgesloten en de bevorderingsreserve uitgeput is.
[1 ...]1
----------
(1)<KB 2022-06-27/05, art. 17, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
Art.79.In afwijking van de artikelen 70, § 1 en 72, § 1, eerste lid, worden de statutaire ambtenaren met acht jaar graadanciënniteit in de graden van " adviseur ", " ingenieur-adviseur " en " informaticus-adviseur " respectievelijk benoemd in de graden van " eerste adviseur ", " eerste ingenieur-adviseur " en " eerste informaticus-adviseur ".
[1 De contractuele personeelsleden met acht jaar graadanciënniteit in de graden van "adviseur", "ingenieur-adviseur" en "informaticus-adviseur" worden respectievelijk aangesteld in de graden van "eerste adviseur", "eerste ingenieur-adviseur" en "eerste informaticus-adviseur".]1
----------
(1)<KB 2022-06-27/05, art. 18, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
Art.80. § 1. In afwijking van artikel 70, § 1, eerste lid, kunnen de statutaire ambtenaren met de graad van controleur (in uitdoving) met ten minste drie jaar graadanciënniteit worden bevorderd tot de graad van hoofdcontroleur.
§ 2. De Raad bepaalt op welke wijze aan de statutaire ambtenaren die in aanmerking komen voor een bevordering met toepassing van § 1, kennis wordt gegeven van de vacature van een betrekking die bij wege van bevordering te verlenen is en niet afhankelijk is van het slagen voor een vergelijkende selectie.
Alleen de sollicitaties die in de vorm en binnen de termijn bepaald door de Raad zijn ingediend, worden in aanmerking genomen.
§ 3. De Raad onderzoekt de sollicitaties en brengt een voorlopig benoemingsvoorstel ter kennis van de gegadigden.
De statutaire ambtenaar die zich benadeeld acht kan bij de Raad een bezwaarschrift indienen. Hij wordt op zijn verzoek door de Raad gehoord. Na de bezwaarschriften te hebben onderzocht neemt de Raad een beslissing die aan de gegadigden ter kennis wordt gebracht.
Art.81. § 1. Om te worden bevorderd tot een graad van niveau B of C moeten de geslaagden een niveauanciënniteit van ten minste drie jaar hebben.
§ 2. Om te worden bevorderd tot de graad van adviseur moet de geslaagde ten minste drie jaar niveauanciënniteit hebben in het niveau B of ten minste zes jaar niveauanciënniteit hebben in de niveaus B en C samen.
Art.81/1. [1 § 1. De bevordering in vast verband is afhankelijk van het effectief vervullen van een proeftijd van één jaar.
§ 2. Om de effectieve duur van de proeftijd te berekenen worden alle perioden waarin de op proef bevorderde statutaire ambtenaar zich in de administratieve stand dienstactiviteit bevindt, in aanmerking genomen.
Worden echter niet in aanmerking genomen de afwezigheden die zich voordoen nadat de op proef bevorderde statutaire ambtenaar reeds vijftien werkdagen in één of verschillende malen afwezig is geweest, zelfs indien hij zich gedurende deze afwezigheden in de administratieve stand dienstactiviteit bevindt.
Komen voor de berekening van deze dagen afwezigheid niet in aanmerking :
1° het jaarlijks vakantieverlof;
2° de vakbondsverloven toegestaan met toepassing van de artikelen 81, §§ 1 en 2, en 82 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 houdende uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;
3° het omstandigheidsverlof en het uitzonderlijk verlof bedoeld in de artikelen 15, 15bis en 20 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen;
4° de verloven voor sociale promotie.
§ 3. Behoudens in de in paragraaf 2, derde lid, opgesomde gevallen, hebben de afwezigheden die zich voordoen nadat de op proef bevorderde statutaire ambtenaar reeds vijftien werkdagen in één of verschillende malen afwezig is geweest, een evenredige verlenging van de duur van de proeftijd tot gevolg.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-06-27/05, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
Art.81/2. [1 Na zes maanden effectieve proeftijd maakt de in artikel 30, § 1, 3°, bedoelde hiërarchische meerdere een tussentijds verslag op over de wijze van dienen van de op proef bevorderde statutaire ambtenaar.
Dit tussentijdse verslag, dat louter indicatief is, wordt ter kennis gebracht van de op proef bevorderde statutaire ambtenaar, die er eventueel zijn opmerkingen aan toevoegt, en wordt in zijn persoonlijk dossier opgenomen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-06-27/05, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
Art.81/3. [1 § 1. Op het einde van de proeftijd stelt de hiërarchische meerdere een eindverslag op waarin, naargelang van het geval, wordt voorgesteld :
1° de bevordering van de statutaire ambtenaar in vast verband;
2° de verlenging van de proeftijd;
3° de terugplaatsing van de statutaire ambtenaar in zijn vroegere graad bij het Instituut.
Het eindverslag wordt binnen vijftien werkdagen vóór het einde van de proeftijd door de statutaire ambtenaar op wie het betrekking heeft, geviseerd en wordt langs hiërarchische weg voor beslissing voorgelegd aan de Raad. Weigert de statutaire ambtenaar het eindverslag te viseren, dan wordt het hem per aangetekende zending met ontvangstmelding toegestuurd.
§ 2. De Raad kan de proeftijd slechts éénmaal verlengen met maximaal zes maanden. In dat geval wordt na afloop van deze verlenging een nieuw omstandig verslag opgesteld over de wijze van dienen van de statutaire ambtenaar. Er wordt te werk gegaan als vermeld in paragraaf 1.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-06-27/05, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
Art.81/4. [1 Indien al tijdens de proeftijd voldoende vastgesteld wordt dat de statutaire ambtenaar niet voldoet of niet zal kunnen voldoen aan de vereisten van de dienst, kan de hiërarchische meerdere onmiddellijk een eindverslag opstellen waarin de terugplaatsing van deze ambtenaar in zijn vroegere graad bij het Instituut wordt voorgesteld. Hierbij wordt de in artikel 81/3 omschreven procedure gevolgd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-06-27/05, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
Art.81/5. [1 Tegen de voorstellen bedoeld in de artikelen 81/3, § 1, 2° en 3°, en 81/4 kan beroep worden ingesteld in overeenstemming met de bepalingen van titel X betreffende de Raad van Beroep.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-06-27/05, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
HOOFDSTUK II/1. [1 - Uitoefening van functies boven die van de graad.]1
----------
(1)
Art.81/6. [1 § 1. Wanneer een betrekking openstaat of tijdelijk door de titularis niet wordt bekleed, kan de Raad beslissen om deze toe te kennen aan een statutaire ambtenaar van een lagere graad indien aan een van volgende voorwaarden is voldaan :
1° de statutaire ambtenaar, met uitzondering van die bedoeld onder 2°, oefent de hogere functie gedurende een ononderbroken periode van meer dan tien werkdagen uit, de vervanging gedurende het vakantieverlof van de statutaire ambtenaar of van het contractuele personeelslid komt niet in aanmerking tenzij de verlofdagen een ononderbroken periode van vervanging vormen met een aan andere redenen te wijten afwezigheid van meer dan tien dagen;
2° de statutaire ambtenaar bekleed met de graad van technicien oefent de hogere functie uit gedurende ten minste een dag, zelfs wanneer het gaat om de vervanging van een statutaire ambtenaar of van een contractueel personeelslid die/dat met verlof is.
§ 2. De uitoefening van een functie die aangegeven is als vacant of voorlopig niet door de titularis bekleed, wordt toevertrouwd aan de statutaire ambtenaar die het meest geschikt wordt geacht om in de onmiddellijke behoeften van de dienst te voorzien.
In de mate van het mogelijke moet bij voorkeur de ambtenaar worden aangewezen die aan de statutaire vereisten voldoet om in de bedoelde functie te worden benoemd.
§ 3. In de uitvoering van paragaaf 1 brengt het loutere feit dat een betrekking vacant is of tijdelijk niet wordt bekleed niet met zich dat zij voorlopig moet begeven worden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-06-27/05, art. 20, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
Art.81/7. [1 De uitoefening van een hogere functie verleent geen enkele aanspraak op een vaste benoeming in die functie.
Wordt de in artikel 81/6, § 1, bedoelde statutaire ambtenaar echter bevorderd in vast verband, dan komen de voorlopig verstrekte diensten in aanmerking, zowel voor de vaststelling van de wedde als voor de graadanciënniteit, zonder hierbij evenwel verder terug te gaan dan de datum waarop hij aan al de statutaire vereisten voldeed om toegang te krijgen tot de hogere graad.
Om het voordeel van de bepalingen van het tweede lid te kunnen genieten, is vereist dat de statutaire ambtenaar vast aangesteld wordt op de post waarvoor hij voorlopig was aangewezen en dat hij de eerste kandidaat aan de beurt is voor een benoeming tot de beschouwde graad. Bovendien moet de plaats werkelijk vacant zijn op het ogenblik van deze aanwijzing.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-06-27/05, art. 20, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
Art.81/8. [1 De Raad kan te allen tijde een einde maken aan de uitoefening van de hogere functie om functionele redenen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-06-27/05, art. 20, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
HOOFDSTUK III. - Opdrachthouder.
Art.82.§ 1. De kwalificatie " opdrachthouder " kan door de Raad toegekend worden aan de statutaire ambtenaren en aan de bij arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur in dienst genomen contractuele personeelsleden, die belast worden met een projectopdracht, een coördinatieopdracht [3 of een functieopdracht]3.
§ 2. Onder " projectopdracht " wordt het verwezenlijken verstaan van een specifiek, in de tijd beperkt, project of het uitvoeren van taken die niet inherent zijn aan een bij het Instituut bestaande functie.
§ 3. Onder " functieopdracht " wordt verstaan de tijdelijke aanstelling in een volwaardige functie die niet overeenstemt met een bestaande graad, die aantoonbare bijkomende vereisten en verantwoordelijkheden stelt en die niet onbeperkt door eenzelfde persoon wordt uitgevoerd. Er kunnen niet meer dan zes identieke functieopdrachten toegekend worden. In afwijking van § 1, kan een functieopdracht ook toegekend worden aan contractuele personeelsleden met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur.
[1 § 3/1. [2 ...]2 ]1
§ 4. Onder " coördinatieopdracht " wordt het leiden of coördineren verstaan van de activiteiten van minimaal vijf statutaire ambtenaren of contractuele personeelsleden van niveau A. Een coördinerende opdracht kan enkel worden toegekend aan statutaire ambtenaren van niveau A en aan contractuele personeelsleden van niveau A met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur. De coördinator doet zelf een deel van de conceptuele taken die gecoördineerd moeten worden.
§ 5. Opdrachten kunnen opengesteld worden in drie niveaus, namelijk :
1° niveau A;
2° de niveaus B en C samen;
3° niveau D.
[3 ...]3
§ 6. Opdrachten kunnen niet gelijktijdig gecumuleerd worden.
----------
(1)<KB 2009-11-16/02, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 30-11-2009>
(2)<W 2014-03-27/35, art. 41, 005; Inwerkingtreding : 08-05-2014>
(3)<KB 2022-06-27/05, art. 21, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
Art.83.§ 1. De duur van een opdracht, die uitgedrukt wordt in periodes van volle kalendermaanden, wordt verbonden aan de aard van de opdracht. Een opdracht kan nooit langer dan achtenveertig maanden duren en kan maximaal éénmaal voor een periode van maximaal achtenveertig maanden verlengd worden [3 ...]3.
Over een periode van honderd vierenveertig maanden mag een statutair ambtenaar of contractueel personeelslid nooit meer dan gedurende zesennegentig gecumuleerde maanden een opdracht uitgevoerd hebben.
Een statutair ambtenaar of contractueel personeelslid kan geen nieuwe opdracht toegewezen krijgen indien hij door toevoeging van de geraamde duur van de nieuwe opdracht de gecumuleerde termijn van zesennegentig maanden over een periode van honderd vierenveertig maanden, overschrijdt.
§ 2. In afwijking van § 1 [2 zijn]2 de functieopdracht [3 secretaris/]3 secretaresse" [3 ...]3 van de Voorzitter of van een Lid van de Raad " [2 en de functieopdrachten " secretaris [3 /secretaresse]3 van de Raad " en " plaatsvervangend secretaris [3 /plaatsvervangende secretaresse]3 van de Raad "]2, steeds verlengbaar. Gedurende de eerste achtenveertig maanden na beëindiging van deze functieopdracht, kan geen andere opdracht toegekend worden, behoudens een nieuwe opdracht van [3 secretaris of]3 " secretaresse ".
§ 3. De duur van een projectopdracht is gekoppeld aan de gemotiveerde geraamde duur van het project, die mits verantwoording éénmaal verlengbaar is.
Wordt het project beëindigd vóór de vooropgestelde einddatum, dan wordt de opdracht ambtshalve beëindigd op het einde van de begonnen kalendermaand.
§ 4. Een coördinatieopdracht wordt uitgeschreven voor een duur van achtenveertig maanden, tenzij onmiddellijk duidelijk is dat de opdracht minder lang zal duren.
§ 5. Voor de duur van de opdracht moet de statutaire ambtenaar of contractueel personeelslid minimaal viervijfde prestaties verrichten. Bij de uitschrijving kan de Raad bepalen dat voltijdse prestaties vereist zijn.
----------
(1)<KB 2009-11-16/02, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 30-11-2009>
(2)<KB 2014-04-25/D0, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 11-07-2014>
(3)<KB 2022-06-27/05, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
Art.84. § 1. Voor iedere opdracht wordt een opdrachtbeschrijving opgesteld die voor de duur van de opdracht de functiebeschrijving vervangt.
In de opdrachtbeschrijving worden vermeld :
- de situering van de opdracht in een niveau;
- het doel van de opdracht;
- de algemene en de opdrachtgebonden resultaatsgebieden;
- de vereiste algemene bekwaamheden;
- op welke wijze aan de aangeduide hiërarchische meerdere en aan de Raad gerapporteerd moet worden;
- in welke mate de opdracht gecombineerd kan worden met de taken verbonden aan de door de opdrachthouder beklede functie.
§ 2. In de opdrachtbeschrijving van een coördinatieopdracht wordt de te coördineren materie expliciet vermeld en afgelijnd.
Aangeduid wordt op welke statutaire ambtenaren of contractuele personeelsleden de coördinatie betrekking heeft en welke bevoegdheidsdelegaties aan de opdrachthouder worden toegekend.
Art.85.§ 1. De aanstelling tot opdrachthouder dient te zijn voorafgegaan door een oproep tot het indienen van kandidaturen.
De oproep vermeldt :
- voor welk niveau de opdracht opengesteld wordt en hoeveel niveauancienniteit er vereist is. De vereiste niveauanciënniteit mag niet lager zijn dan vier jaar, noch hoger dan twaalf jaar;
- welke competenties en ervaringen vereist zijn en welke een voordeel opleveren;
- welke vergoeding aan de opdracht verbonden wordt;
- de duur waarvoor de opdracht wordt toegekend;
- de dienst en locatie waar de opdracht wordt uitgevoerd;
- de hiërarchische meerdere waaraan gerapporteerd moet worden.
§ 2. [1 In afwijking van § 1 kan de Raad enkel afzien van een oproep tot de kandidaten als een functieopdracht [2 ...]2 gekenmerkt wordt door een bijzondere vertrouwensrelatie.]1
§ 3. De kandidaturen worden in een gesloten envelop, tegen ontvangstbevestiging, ingediend bij de Voorzitter van de Raad. Na een inschrijvingsperiode van ten minste vijftien werkdagen worden de enveloppen geopend op het secretariaat van de Raad.
----------
(1)<KB 2009-11-16/02, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 30-11-2009>
(2)<KB 2022-06-27/05, art. 23, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
Art.86. Na een onderhoud met de Raad of een vertegenwoordiging van de Raad onder voorzitterschap van een lid van de Raad, met de kandidaten die aangetoond hebben aan de gestelde eisen op het gebied van competenties, ervaring en niveauanciënniteit te voldoen, wijst de Raad de opdracht toe aan de kandidaat die kan aantonen het beste te voldoen aan de criteria welke een voordeel opleveren.
In geval van een coördinatieopdracht worden de kandidaten vooraf onderworpen aan een geschiktheidstest waarvan de aard, de draagwijdte en het verloop worden bepaald door de Minister.
Indien de aard van de opdracht dit rechtvaardigt, kunnen ook voor de project- en functieopdrachten geschiktheidstesten worden opgelegd.
Art.87. § 1. Tijdens de opdracht rapporteert de opdrachthouder maandelijks aan de hiërarchische meerdere en minimaal zesmaandelijks aan de Raad.
§ 2. Wanneer na drie opeenvolgende maandelijkse rapporteringen de hiërarchische meerdere oordeelt dat de uitvoering van de opdracht geen voldoening schenkt, kan hij aan de Raad de intrekking van de opdracht voorstellen. De Raad beslist, in voorkomend geval, tot de intrekking van de opdracht.
Uit het dossier moet blijken dat de hiërarchische meerdere uitdrukkelijk heeft aangegeven welke tekortkomingen er in de uitvoering van de opdracht zijn, met verwijzing naar de opdrachtbeschrijving, en dat hieraan onvoldoende gevolg werd gegeven.
De opdrachthouder wordt hiervan in kennis gesteld en kan vragen vooraf gehoord te worden door de Raad.
§ 3. Bij vaststelling van ernstige tekortkomingen kan de Raad, na de opdrachthouder gehoord te hebben, steeds de opdracht intrekken.
§ 4. De Raad kan ook te allen tijde een opdracht om functionele redenen intrekken. In dat geval mag in een periode van twaalf kalendermaanden geen gelijkaardige opdracht uitgeschreven worden.
Art.88.§ 1. Wanneer een opdrachthouder het recht verliest op [1 de opdrachttoelage]1, zoals bepaald in art. 56, § 3 van het geldelijk statuut, dan wordt gelijktijdig ook zijn aanstelling tot opdrachthouder ambtshalve ingetrokken.
In afwijking hiervan en wanneer het belang van de opdracht het vereist, heeft de Raad het recht te beslissen dat deze ambtshalve intrekking van de aanstelling tijdelijk is, zonder dat het tijdelijke karakter ervan langer kan duren dan zes kalendermaanden. [1 In dat geval zal de opdrachthouder zowel zijn aanstelling als zijn toelage herwinnen zodra hij opnieuw de voorwaarden vervult om de opdrachttoelage te genieten]1.
De Raad stelt de representatieve vakorganisaties in kennis van de beslissing om de opdracht bedoeld in het tweede lid ambtshalve in te trekken.
§ 2. De opdrachthouder heeft steeds het recht een einde te stellen aan de opdracht, mits een met de Raad overeen te komen opzegperiode die dertig kalenderdagen niet mag overschrijden.
§ 3. De intrekking van een opdracht, om welke redenen ook, kan nooit gelijkgesteld worden met een tuchtmaatregel, noch aangegrepen worden in latere beoordelingen van de opdrachthouder.
----------
(1)<KB 2013-09-15/04, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 05-10-2013>
HOOFDSTUK IV. [1 - Opleiding.]1
----------
(1)
Art.88/1. [1 Het Instituut moedigt de verwerving van nieuwe kennis en de ontwikkeling van nieuwe competenties aan, via opleidingen in of buiten het Instituut.
Rekening houdende met de vastgestelde strategische doelstellingen en met de behoeften van elke dienst, kan de Raad een beroepsopleiding voorstellen of goedkeuren.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-06-27/05, art. 24, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
Art.88/2. [1 § 1. De Raad bepaalt de behoeften van de diensten en hun doelstellingen inzake opleiding, met het oog op:
1° de basisopleiding verbonden aan de hiërarchische loopbaan, hetzij om de loopbaan te beginnen, hetzij om toegang te krijgen tot een hogere graad;
2° de permanente of continue opleiding die erop gericht is reeds verworven competenties aan te vullen, in stand te houden of te verbeteren;
3° de gespecialiseerde opleiding die erop gericht is bijzondere kennis of bijzondere competenties te verwerven.
Daartoe houdt de Raad rekening met de mogelijkheden inzake afstandsleren.
§ 2. Een dienstvrijstelling wordt gegeven aan de statutaire ambtenaar of aan het contractuele personeelslid die/dat een in paragraaf 1 bedoelde opleiding volgt.
De kosten worden ten laste genomen door het Instituut.
De uren opleiding gegeven na 18 uur of tijdens het weekend of op feestdagen, worden gecompenseerd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-06-27/05, art. 24, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
Art.88/3. [1 § 1. Een statutaire ambtenaar of een contractueel personeelslid mag de toestemming vragen om buiten de normale diensturen deel te nemen aan een beroepsopleiding die verband houdt met de uitgeoefende functie of met een andere, in de toekomst bij het Instituut uit te oefenen functie.
Bij wijze van uitzondering en mits een bijzondere rechtvaardiging wordt gegeven, mag een aanvraag betrekking hebben op een opleiding waarvan slechts een beperkt gedeelte plaatsvindt tijdens de diensturen.
§ 2. Deze aanvraag wordt schriftelijk geformuleerd en omvat alle onderstaande gegevens:
1° een volledige beschrijving van de voorgestelde opleiding, inclusief het aantal uren en het bedrag van de inschrijvingskosten;
2° het schriftelijke akkoord van de hiërarchische meerdere;
3° een individuele motivering met vermelding van:
a) de relevantie van de opleiding voor de in de dienst uitgeoefende functie of voor de uitoefening van een toekomstige functie bij het Instituut;
b) de persoonlijke redenen om de opleiding te volgen;
c) eventueel de rechtvaardiging waarom de opleiding tijdens de diensturen wordt gevolgd;
d) het aangevraagde aantal uren opleidingsverlof;
e) het eventuele bedrag dat door het Instituut ten laste moet worden genomen.
§ 3. Op straffe van onontvankelijkheid wordt de aanvraag ten minste dertig dagen voor het begin van de opleiding ingediend bij de dienst Personeelsmanagement.
De in het eerste lid bedoelde termijn is echter niet van toepassing op de statutaire ambtenaar of het contractuele personeelslid die/dat bij het Instituut wordt aangeworven wanneer hij al een opleiding volgt of waarvan de geplande opleiding minder dan dertig dagen na zijn indiensttreding aanvangt.
§ 4. De Raad spreekt zich uiterlijk vijf dagen voor het begin van de opleiding uit.
Wordt binnen die termijn geen besluit aangenomen, dan wordt het besluit geacht positief te zijn.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-06-27/05, art. 24, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
Art.88/4. [1 De Raad oordeelt vrij over de noodzaak tot de beoogde opleiding ten aanzien van de huidige of toekomstige functie en wijst een aanvraag voor opleiding af met name in de volgende gevallen:
1° een ontoereikende motivering van het dossier;
2° de opleiding is niet verenigbaar met de organisatie van de dienst;
3° gebrek aan belang van de opleiding voor de diensten van het Instituut;
4° het feit van eerder een identieke opleiding te hebben gevolgd en opgegeven;
5° het feit van voordien ten hoogste twee keer een identieke opleiding te hebben gevolgd;
6° de voorgestelde opleiding stemt niet overeen met de gewenste ontwikkeling voor de statutaire ambtenaar of het contractuele personeelslid.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-06-27/05, art. 24, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
Art.88/5. [1 De Raad kan een statutaire ambtenaar of een contractueel personeelslid de toestemming geven om de in artikel 88/3 bedoelde opleiding te volgen en verduidelijkt dan met name de volgende elementen:
1° de eventuele toekenning van uren opleidingsverlof;
2° het eventuele ten laste nemen van de inschrijvingskosten en van de voorwaarden daarvan.
Het in het eerste lid, 1°, bedoelde opleidingsverlof mag per statutaire ambtenaar of contractueel personeelslid de maximumgrens van 120 uur per jaar niet overschrijden en moet worden genomen tijdens de periode die voor de opleiding is vastgelegd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-06-27/05, art. 24, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
Art.88/6. [1 Een statutaire ambtenaar of een contractueel personeelslid die/dat de toestemming heeft gekregen om een opleiding bedoeld in artikel 88/3 te volgen, vraagt bij de directie van de instelling die de opleiding organiseert een attest van regelmatige inschrijving aan.
Na ontvangst van dat attest bezorgt hij het aan de dienst Personeelsmanagement.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-06-27/05, art. 24, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
Art.88/7. [1 § 1. De regelmatigheid van een inschrijving, het volgen van de opleiding en het beheer van de toegekende uren opleidingsverlof worden gecontroleerd door de dienst Personeelsmanagement, die daartoe van de statutaire ambtenaar of het contractueel personeelslid kan eisen dat alle nuttige documenten worden voorgelegd.
§ 2. Elk uitstel, elke schorsing of annulering van de opleiding en elke persoonlijke gebeurtenis die de deelname aan of voortzetting van de opleiding verhindert, wordt onmiddellijk door de statutaire ambtenaar of het contractuele personeelslid gemeld aan de dienst Personeelsmanagement.
§ 3. Onverminderd een eventuele tuchtprocedure worden de op grond van artikel 88/5 toegestane maatregelen geschorst indien uit de controle door de dienst Personeelsmanagement blijkt dat de statutaire ambtenaar of het contractueel personeelslid op enigerlei wijze de verplichtingen die vastgesteld zijn in dit hoofdstuk niet is nagekomen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-06-27/05, art. 24, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
HOOFDSTUK V. [1 - Wachtdienst.]1
----------
(1)
Art.88/8. [1 Bij het Instituut wordt, op vrijwillige basis, een wachtdienst opgericht door de Raad, die hiervoor de personeelsleden aanwijst of laat aanwijzen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2024-04-26/24, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.88/9. [1 Onder wachtperiode "tijdens de week" verstaat men de ononderbroken of onderbroken periode, met een minimumduur van 15 uur en met een maximumduur van 24 uur, van maandag tot vrijdag.
Onder wachtperiode "tijdens het weekend" verstaat men de ononderbroken of onderbroken periode, met een minimumduur van 15 uur en met een maximumduur van 24 uur, die volledig of gedeeltelijk plaatsvindt op zaterdag, zondag of een feestdag.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2024-04-26/24, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.88/10. [1 § 1. In elke taalrol worden per dag een coördinator van de wacht en twee statutaire ambtenaren of contractuele personeelsleden aangewezen.
§ 2. In elke taalrol wordt een lijst van maximaal tien statutaire ambtenaren of contractuele personeelsleden aangelegd om de wachtdienst te vervullen. Die lijst wordt een keer per jaar vernieuwd.
§ 3. In geval van terugroeping kunnen de twee personeelsleden waarvan sprake in paragraaf 1, in opdracht van de coördinator van de wacht, in voorkomend geval ertoe gebracht worden zich naar de plaats van interventie te begeven. Zij moeten bereikbaar en beschikbaar zijn en, behalve in geval van overmacht, mogen zij een terugroeping niet weigeren.
§ 4. Indien een of twee personeelsleden waarvan sprake in paragraaf 1 niet kon(den) worden aangewezen, dan wordt in geval van een terugroeping een beroep gedaan op een of twee personeelsleden die vermeld zijn op de in paragraaf 2 bedoelde lijst.
§ 5. De personeelsleden die zijn vermeld op de in paragraaf 2 bedoelde lijst mogen maximaal 3 keer per kalenderjaar een terugroeping weigeren. Niet bereikbaar zijn wordt beschouwd als een weigering, behalve in omstandigheden die gerechtvaardigd kunnen worden en die door de betrokken personeelsleden aangetoond moeten worden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2024-04-26/24, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
TITEL IX. - Tuchtregeling.
Art.89. § 1. De volgende tuchtstraffen kunnen worden uitgesproken :
1° terechtwijzing;
2° blaam;
3° inhouding van wedde;
4° de verplaatsing bij tuchtmaatregel;
5° de tuchtschorsing van ten minste één maand en ten hoogste drie maanden;
6° lagere inschaling;
7° terugzetting in graad;
8° ontslag van ambtswege;
9° afzetting.
§ 2. Inhouding van wedde wordt toegepast gedurende ten hoogste één maand en mag niet hoger liggen dan die welke bepaald is in artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.
§ 3. De lagere inschaling wordt, naargelang van het geval, opgelegd door toekenning van :
1° een lagere weddenschaal in dezelfde graad;
2° een graad van hetzelfde niveau met een lagere weddenschaal.
§ 4. De terugzetting in graad wordt opgelegd door toekenning van een graad van een lager niveau of, in niveau A, van een lagere rang.
De graad waarin de terugzetting plaatsheeft, moet voorkomen in de personeelsformatie. De statutaire ambtenaar neemt in deze nieuwe graad rang in op de datum waarop de toekenning uitwerking heeft.
Art.90.§ 1. Elk feit dat een disciplinaire maatregel tot gevolg kan hebben, moet het voorwerp uitmaken van een dringend en grondig onderzoek uitgevoerd door de hiërarchische meerdere.
De in artikel 30, § 1, bedoelde hiërarchische meerdere hoort vooraf de statutaire ambtenaar over de feiten die hem ten laste worden gelegd en gaat, in voorkomend geval, over tot het horen van getuigen. De betrokken statutaire ambtenaar kan zich hierbij laten bijstaan door de persoon van zijn keuze.
De verklaringen die in het kader van dit onderzoek van de statutaire ambtenaar worden afgenomen, worden schriftelijk vastgelegd. De statutaire ambtenaar viseert deze notities en geeft ze binnen de vijf werkdagen terug. Indien hij bezwaren heeft, geeft hij de notities terug vergezeld van een schriftelijke nota.
§ 2. De straffen kunnen, na afsluiting van het onderzoek waarvan sprake in § 1, door de in artikel 30, § 1, bedoelde hiërarchische meerdere voorgesteld worden. [1 ...]1.
----------
(1)<KB 2013-09-15/04, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 05-10-2013>
Art.91. § 1. Een tuchtstraf kan geen uitwerking hebben over een periode vóór de uitspraak, tenzij een verordeningsbepaling uitdrukkelijk anders luidt.
§ 2. Wanneer meer dan één feit ten laste van de statutaire ambtenaar gelegd wordt, kan dit niettemin slechts aanleiding geven tot één procedure en tot het uitspreken van één tuchtstraf.
Wanneer in de loop van een tuchtprocedure een nieuw feit ten laste van de statutaire ambtenaar wordt gelegd, kan dit tot een nieuwe procedure aanleiding geven zonder dat de lopende procedure onderbroken wordt.
§ 3. De tuchtvordering, die aanvangt met het strafvoorstel, mag alleen betrekking hebben op feiten die zich hebben voorgedaan of zijn vastgesteld binnen de verjaringstermijn van zes maanden voorafgaand aan de datum waarop de vordering wordt ingesteld.
§ 4. Behoudens nieuwe elementen die de heropening van het dossier rechtvaardigen en zich voordoen binnen de termijn vermeld in § 3, kan niemand het voorwerp van een tuchtvordering zijn voor reeds op tuchtrechtelijk vlak bestrafte feiten.
Art.92.[1 § 1. De statutaire ambtenaar waarvoor een straf is voorgesteld, mag een beroep inleiden bij de Raad van Beroep bedoeld in titel X.
De statutaire ambtenaar mag een beroep inleiden bij de Raad van Beroep indien de Raad een zwaardere straf meent te moeten opleggen dan deze voorgesteld door de hiërarchische meerdere en waartegen betrokkene geen beroep had ingediend.
§ 2. De tuchtstraffen worden uitgesproken door de Raad.
Ingeval het strafvoorstel uitgaat van de voorzitter of een lid van de Raad, dan wordt de definitieve beslissing genomen door de Raad in afwezigheid van de voorzitter of het betrokken lid van de Raad.]1
----------
(1)<KB 2013-09-15/04, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 05-10-2013>
Art.93. Strafvordering schorst de tuchtprocedure en -uitspraak. Ongeacht het resultaat van de strafvordering, oordeelt alleen de Raad over de gepastheid een tuchtstraf uit te spreken.
De tuchtvordering moet ingesteld worden binnen de zes maanden volgend op de datum van de einduitspraak van het gerecht.
Art.94. § 1. Elke tuchtstraf behalve de afzetting en het ontslag van ambtswege wordt in het persoonlijke dossier van de statutaire ambtenaar uitgewist onder de in § 2 bepaalde voorwaarden.
§ 2. De uitwissing van de tuchtstraffen geschiedt van ambtswege na een termijn waarvan de duur is vastgesteld op :
- zes maanden voor de terechtwijzing;
- negen maanden voor de blaam;
- één jaar voor de inhouding van wedde;
- achttien maanden voor de verplaatsing bij tuchtmaatregel;
- twee jaar voor de tuchtschorsing van ten minste één maand en ten hoogste drie maanden;
- drie jaar voor de lagere inschaling en de terugzetting in graad.
De termijn loopt vanaf de datum waarop de straf is uitgesproken.
Onverminderd de uitvoering van de straf, heeft de uitwissing tot gevolg dat met de uitgewiste tuchtstraf geen rekening meer mag worden gehouden inzonderheid bij de appreciatie van de aanspraken op bevordering van de statutaire ambtenaar, noch bij de toekenning van de beoordeling.
TITEL X. - Raad van Beroep.
Art.95.§ 1. De Raad van Beroep bestaat uit een Franstalige en een Nederlandstalige afdeling. De taalregeling waartoe de statutaire ambtenaar of het contractuele personeelslid behoort bepaalt voor welke afdeling hij verschijnt.
§ 2. Iedere afdeling van de Raad van Beroep is samengesteld uit een voorzitter, assessoren, een griffierrapporteur en plaatsvervangers.
De voorzitter, die magistraat is, wordt door Ons benoemd.
De assessoren worden gekozen [1 binnen het Instituut onder de statutaire ambtenaren in dienstactiviteit of bij ontstentenis buiten het Instituut onder de vastbenoemde ambtenaren in dienstactiviteit]1.
Zij worden voor de helft aangewezen door de Raad en voor de andere helft door de representatieve vakorganisaties die zitting hebben in het sectorcomité VIII naar rato van één assessor per organisatie.
De griffierrapporteur wordt aangewezen door de Raad. Hij is niet stemgerechtigd.
De plaatsvervangers voor de voorzitter, voor de assessoren en voor de griffierrapporteur worden op dezelfde wijze aangewezen als deze laatsten.
§ 3. In elke zaak wijst de Raad een statutair ambtenaar of contractueel personeelslid aan om het betwiste voorstel te verdedigen. Hij mag niet zetelen als assessor en kan worden bijgestaan door een advocaat indien de verzoeker zich laat bijstaan door een advocaat.
----------
(1)<KB 2022-06-27/05, art. 25, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
Art.96. § 1. De Raad van Beroep neemt kennis van de beroepen ingediend tegen de voorstellen waartegen kan worden opgekomen met toepassing van dit statuut, van de ter uitvoering ervan vastgestelde besluiten of van het geldelijk statuut.
§ 2. De Raad van Beroep maakt een huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de Raad.
Art.97. De statutaire ambtenaar of het contractuele personeelslid kan, per aangetekende brief gericht aan de griffierrapporteur van de afdeling van de taalrol waartoe de verzoeker behoort, beroep instellen bij de Raad van Beroep. Hij beschikt hiervoor over een termijn van tien werkdagen die ingaat de dag nadat hij het voorstel van maatregel of straf heeft geviseerd.
Indien de statutaire ambtenaar of het contractuele personeelslid het voorstel weigert te viseren, laat de statutaire ambtenaar van wie het voorstel uitgaat, dit vaststellen door een getuige. In dat geval gaat de termijn van tien werkdagen in de dag na die vaststelling.
Art.98. De Raad van Beroep oordeelt over de ontvankelijkheid van een beroep.
Art.99. § 1. In iedere zaak moeten de zetelende assessoren tot hetzelfde of een hoger niveau behoren als dat van de verzoeker.
§ 2. Elke afdeling van de Raad van Beroep houdt op geldige wijze zitting zodra het aantal assessoren ten minste de helft plus één bedraagt van het aantal assessoren waaruit de afdeling moet bestaan, zonder dat kan worden geëist dat de assessoren die door de vakorganisaties zijn aangewezen en degenen die door de Raad zijn aangewezen, even talrijk zijn. Aan de stemming moet deelgenomen worden door evenveel assessoren aangewezen door de Raad als door de vakorganisaties. In voorkomend geval wordt de pariteit hersteld door uitschakeling van één of meer bij loting aangewezen assessoren.
Indien de assessoren een wettige reden van verhindering hebben, moeten zij de voorzitter schriftelijk de reden van hun afwezigheid mededelen binnen de drie werkdagen volgend op de datum van de oproeping.
Art.100. § 1. De griffierrapporteur geeft kennis aan de verzoeker van de lijst van de gewone of plaatsvervangende assessoren die zijn opgeroepen voor het onderzoek van de hem betreffende zaak. De verzoeker ondertekent deze lijst voor ontvangst. In geval van afwezigheid van de verzoeker wordt de lijst hem bij ter post aangetekende brief opgestuurd.
§ 2. De verzoeker heeft het recht de assessoren te wraken. Dit recht kan slechts eenmaal tijdens eenzelfde zaak worden uitgeoefend.
Binnen een termijn van tien werkdagen vanaf de bekendmaking van de lijst overhandigt de verzoeker deze lijst aan de griffierrapporteur met vermelding van de naam der assessoren die hij wraakt. De griffierrapporteur overhandigt hem een bewijs van ontvangst van de wraking. In geval van afwezigheid van de verzoeker, stuurt hij de ontvangstmelding van de wraking op bij een ter post aangetekende brief.
Wanneer de in het tweede lid vastgelegde termijn verstreken is, wordt de verzoeker geacht af te zien van zijn recht om assessoren te wraken.
§ 3. Gewraakt wordt bovendien de assessor die naar het oordeel van de voorzitter als rechter in eigen zaak beschouwd zou kunnen worden.
Art.101. § 1. In iedere zaak moet de datum van de eerste zitting vastgelegd worden binnen een termijn van veertig werkdagen vanaf de dag waarop het beroep aanhangig werd gemaakt. Ingeval deze termijn niet geëerbiedigd kan worden, deelt de voorzitter aan de Raad de reden van de vertraging mee. Tussen de datum van de oproeping voor de zitting en de zitting zelf moet een termijn van ten minste tien werkdagen liggen.
§ 2. De verzoeker verschijnt persoonlijk voor de Raad van Beroep; hij mag worden bijgestaan door een persoon naar zijn keuze. De verdediger mag hoe dan ook geen deel uitmaken van de Raad van Beroep in de lopende zaak.
De verzoeker deelt aan de griffie van de Raad van Beroep de naam van zijn verdediger mee binnen de tien werkdagen volgend op de datum van de oproeping ter zitting. De verdediger wordt eveneens opgeroepen.
§ 3. Indien de verzoeker of zijn verdediger, ofschoon behoorlijk opgeroepen, zonder een voor de voorzitter van de Raad van Beroep aanvaardbare reden niet verschijnt, beschouwt de voorzitter de zaak als niet meer aanhangig bij de Raad van Beroep en doet hij het dossier toekomen aan de Raad.
Indien de verzoeker of zijn verdediger een geldige reden kan aanvoeren, wordt de termijn bedoeld in § 1 opgeschort. Zodra de zaak voor de tweede maal ter zitting komt, doet de Raad van Beroep steeds een uitspraak. Kan de verzoeker of zijn verdediger ook bij de tweede zitting een geldige reden voor zijn afwezigheid aanvoeren, dan gebeurt die uitspraak op grond van de stukken van het dossier.
Art.102. § 1. De voorzitter, de assessoren en de personen bedoeld in artikel 95, § 3 en in artikel 101, § 2 kunnen, in overeenstemming met het huishoudelijke reglement van de Raad van Beroep, op vertrouwelijke wijze en enkel in het kader van de zaak, kennis nemen van het dossier.
§ 2. Enkel de voorzitter en de assessoren nemen deel aan de beraadslaging, in aanwezigheid van de griffierrapporteur.
Art.103. Enkel de assessoren zijn stemgerechtigd. Bij staking van stemmen bepaalt de voorzitter de strekking van het advies.
Art.104.§ 1. De Raad van Beroep spreekt zich uit bij een ter zitting opgesteld gemotiveerd advies, dat onverwijld ter kennis wordt gebracht van de Raad. Het aantal stemmen, voor of tegen, wordt eveneens vermeld.
De griffierrapporteur brengt onverwijld de verzoeker en, in voorkomend geval, zijn verdediger op de hoogte van het uitgebrachte advies.
§ 2. De Raad neemt de definitieve beslissing.
Ingeval de Raad van Beroep een advies uitbrengt over een voorstel uitgaande van [1 de voorzitter of]1 een lid van de Raad, dan wordt de definitieve beslissing genomen door de Raad in afwezigheid van [1 de voorzitter of]1 het betrokken lid van de Raad.
§ 3. De Raad motiveert elke met het advies van de Raad van Beroep niet overeenstemmende beslissing. De Raad kan geen andere feiten ter sprake brengen dan die welke het advies van de Raad van Beroep gemotiveerd hebben. De Raad notificeert de beslissing aan de Raad van Beroep en aan de verzoeker.
----------
(1)<KB 2013-09-15/04, art. 19, 003; Inwerkingtreding : 05-10-2013>
TITEL XI. - Administratieve standen, verloven en afwezigheden.
HOOFDSTUK I. - Algemene regelen.
Art.105. De statutaire ambtenaar bevindt zich in een van de volgende standen :
1° dienstactiviteit;
2° non-activiteit;
3° disponibiliteit.
Art.106. De statutaire ambtenaar wordt voor de vaststelling van zijn administratieve stand altijd geacht in actieve dienst te zijn behoudens uitdrukkelijke bepaling die hem hetzij van rechtswege, hetzij bij beslissing van de bevoegde overheid in een andere administratieve stand plaatst.
HOOFDSTUK II. - Dienstactiviteit.
Art.107. Behoudens uitdrukkelijke strijdige bepaling heeft de statutaire ambtenaar in de administratieve stand dienstactiviteit recht op wedde en op bevordering in zijn weddenschaal.
Hij kan zijn aanspraken op bevordering doen gelden.
Art.108. De statutaire ambtenaar in de administratieve stand dienstactiviteit krijgt de verloven en afwezigheden onder de voorwaarden bepaald in de besluiten die bij artikel 116 van toepassing gesteld worden op het Instituut.
Art.109. De statutaire ambtenaar in de administratieve stand dienstactiviteit kan in het belang van de dienst worden geschorst onder de voorwaarden bepaald in het besluit dat bij artikel 116, 1° van toepassing wordt gesteld op het Instituut.
HOOFDSTUK III. - Non-activiteit.
Art.110. Behoudens uitdrukkelijke strijdige bepaling heeft de statutaire ambtenaar in de administratieve stand non-activiteit geen recht op wedde.
Hij kan alleen onder door Ons gestelde voorwaarden zijn aanspraken op bevordering in zijn weddenschaal doen gelden.
Art.111. Niemand kan in de administratieve stand non-activiteit gesteld of gehouden worden wanneer hij aan de vereisten voldoet om in ruste te worden gesteld.
Art.112.De statutaire ambtenaar bevindt zich in de administratieve stand non-activiteit [1 wanneer hij afwezig is van zijn dienst zonder dat hij een verlof of dienstvrijstelling gekregen heeft en]1 in de gevallen waarin dit uitdrukkelijk bepaald wordt in de besluiten die bij artikel 116 van toepassing gesteld worden op het Instituut.
----------
(1)<KB 2013-09-15/04, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 05-10-2013>
Art.113. Tuchtschorsing plaatst de statutaire ambtenaar ambtshalve in de administratieve stand non-activiteit.
Gedurende de periodes van tuchtschorsing kan de statutaire ambtenaar zijn aanspraken op bevordering in zijn weddenschaal niet doen gelden. Er kan hem geen hogere inhouding van wedde worden opgelegd dan die waarin wordt voorzien in artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.
HOOFDSTUK IV. - Disponibiliteit.
Art.114. De statutaire ambtenaar kan enkel in disponibiliteit worden gesteld onder de voorwaarden van indisponibiliteitstelling bepaald in het besluit dat bij artikel 116, 6° van toepassing gesteld wordt op het Instituut.
Niemand kan in disponibiliteit gesteld of gehouden worden, wanneer hij voldoet aan de eisen om in ruste te worden gesteld.
Art.115. Een wachtgeld kan worden verleend aan de statutaire ambtenaren die in disponibiliteit worden gesteld, onder de voorwaarden bepaald in het besluit dat bij artikel 116, 6° van toepassing gesteld wordt op het Instituut.
Het wachtgeld en de vergoedingen die eventueel worden toegekend aan de statutaire ambtenaren in disponibiliteit, zijn onderworpen aan de mobiliteitsregeling die geldt voor de bezoldiging van ambtenaren in actieve dienst.
HOOFDSTUK V. - Bepalingen die van toepassing zijn verklaard [1 op de statutaire ambtenaren en op de contractuele personeelsleden]1 van het Instituut.
----------
(1)
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art.116.Onder voorbehoud van de bij dit besluit bepaalde nadere regelen, zijn de volgende besluiten, van toepassing [2 op de statutaire ambtenaren en op de contractuele personeelsleden]2 van het Instituut :
1° Koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende de schorsing van rijksambtenaren in het belang van de dienst;
2° Koninklijk besluit van 1 juni 1964 tot vaststelling van de administratieve stand van sommige ambtenaren van de rijksbesturen die, in vredestijd, militaire prestaties verrichten of diensten volbrengen ter uitvoering van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden;
3° Koninklijk besluit van 21 augustus 1970 betreffende de toekenning van verlof en van een vergoeding van sociale promotie aan sommige categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel;
4° Koninklijk besluit van 2 april 1975 betreffende het verlof dat aan sommige personeelsleden in overheidsdienst wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de Gemeenschappen of de Gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen;
5° Koninklijk besluit van 12 augustus 1993 betreffende het verlof toegekend aan bepaalde, ter beschikking van de Koning of de Prinsen en Prinsessen van België, gestelde personeelsleden van de Rijksdiensten;
6° Koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen.
[1 7° Koninklijk besluit van 22 november 2006 betreffende het telewerk in het federaal administratief openbaar ambt.]1
De bepalingen die de hierboven genoemde besluiten mochten wijzigen, aanvullen of vervangen, vinden van rechtswege toepassing op het Instituut, tenzij zij afbreuk doen aan bepalingen die het voorwerp zijn geweest van de in dit besluit bepaalde aanpassingsmaatregelen.
----------
(1)<KB 2013-09-15/04, art. 21, 003; Inwerkingtreding : 05-10-2013>
(2)<KB 2022-06-27/05, art. 26, 007; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
Art.117.Behoudens andersluidende bepaling dienen, voor de toepassing [2 op de statutaire ambtenaren en op de contractuele personeelsleden]2 van de in artikel 116 bedoelde regelen, de termen vermeld in kolom 1, welke voorkomen in die regelen, vervangen te worden door de termen die ertegenover in kolom 2 geplaatst zijn :
Kolom 1 | Kolom 2 |
Het Ministerie, het departement, het rijksbestuur, de overheid, het bestuur, de federale overheidsdienst of andere vergelijkbare termen | Het Instituut |
De Minister [<font color="red">1</font> het directiecomité]<font color="red">1</font> | De Raad |
De voorzitter van het directiecomite, het hoofd van bestuur, de Secretaris-generaal | De Raad of zijn gemachtigde |
De rijksambtenaren die onder het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel vallen, de rijksambtenaar | De statutaire ambtenaren bedoeld in artikel 1, 4° |
De stagiair, de kandidaat-rijksambtenaar | De op proef benoemde statutaire ambtenaar |
(<font color="red">1</font>)<KB <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2013091504" target="_blank">2013-09-15/04</a>, art. 22, 003; Inwerkingtreding : 05-10-2013> |
Kolom 1 | Kolom 2 |
Administrateur-generaal, directeur-generaal en administrateur | Administrateur (in uitdoving) |
Controleur | Controleur (in uitdoving) |
Kolom 1 | Kolom 2 | ||||
Niveau | Rang | Graad | Niveau | Rang | Graad |
1 | 15 | Administrateur | A | A5 | Administrateur (in uitdoving) |
13 | Vertaler-directeur (vlakke loopbaan in uitdoving) | A3 | Eerste adviseur | ||
12 | Ingenieur-adviseur met en minste acht jaar graadanciënniteit | A3 | Eerste ingenieur-adviseur | ||
Ingenieur-adviseur met minder dan acht jaar graadanciënniteit | A2 | Ingenieur-adviseur | |||
12 | Adviseur met ten minste acht jaar graadanciënniteit | A3 | Eerste adviseur | ||
Adviseur met ten minste acht jaar graadanciënniteit die voldoet aan de bepalingen van art. 157 | A3 | Eerste informaticus-adviseur | |||
Adviseur met minder dan acht jaar graadanciënniteit | A2 | Adviseur | |||
Adviseur met minder dan acht jaar graadanciënniteit die voldoet aan de bepalingen van art. 157 | A2 | Informaticus-adviseur | |||
10 | Vertaler-revisor of Vertaler-revisor (vlakke loopbaan in uitdoving) met ten minste acht jaar graadanciënniteit | A3 | Eerste adviseur | ||
Vertaler-revisor of Vertaler-revisor (vlakke loopbaan in uitdoving) met minder dan acht jaar graadanciënniteit | A2 | Adviseur | |||
2 | 24 | Administratief sectiechef Technisch sectiechef Hoofdcontroleur | B | - - - | Administratief sectiechef Technisch sectiechef Hoofdcontroleur |
2 | 22 | Controleur | C | - | Controleur (in uitdoving) |
21 | Correspondent | - | Correspondent | ||
Technicien | - | Technicien | |||
3 | 32 | Adjunct-correspondent | D | - | Adjunct-correspondent |
Niveau | A | Rang | A5 | Administrateur (in uitdoving) |
Rang | A3 | Eerste adviseur | ||
Eerste ingenieur-adviseur | ||||
Eerste informaticus-adviseur | ||||
Rang | A2 | Adviseur | ||
Ingenieur-adviseur | ||||
Informaticus-adviseur | ||||
Niveau | B | Administratief sectiechef | ||
Technisch sectiechef | ||||
Hoofdcontroleur | ||||
Niveau | C | Correspondent | ||
Technicien | ||||
Controleur (in uitdoving) | ||||
Niveau | D | Adjunct-correspondent |
Niveau | A | Adviseur |
Ingenieur-adviseur | ||
Informaticus-adviseur | ||
Niveau | B | Administratief sectiechef |
Technisch sectiechef | ||
Niveau | C | Correspondent |
Technicien | ||
Niveau | D | Adjunct-correspondent |