27 JUNI 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van sommige bepalingen van de statuten van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie
HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 11 januari 2007 tot vaststelling van het administratief statuut van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie
Art. 1-29
HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 11 januari 2007 houdende het geldelijk statuut van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie
Art. 30-50
BIJLAGE.
Art. N
HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 11 januari 2007 tot vaststelling van het administratief statuut van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie
Artikel 1. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 11 januari 2007 tot vaststelling van het administratief statuut van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 september 2013, wordt de bepaling onder 6° opgeheven.
Art.2. In artikel 2, § 2, 6°, van hetzelfde besluit worden de woorden "hoofdstuk III" vervangen door de woorden "de hoofdstukken II/1, III en IV".
Art.3. In artikel 3, derde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "van het personeel" vervangen door de woorden "van de statutaire ambtenaren en van de contractuele personeelsleden".
Art.4. In artikel 13 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het eerste lid wordt vervangen als volgt:
"De Raad kan een wervingsreserve aanleggen, waarbij vooraf het aantal geslaagden bepaald wordt dat in de reserve wordt opgenomen op basis van het aantal verwachte vacante betrekkingen.";
2° in het tweede lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) de woorden "drie jaar" worden vervangen door de woorden "een jaar";
b) de woorden "éénmaal met een maximum van drie jaar" worden vervangen door de woorden "maximaal driemaal met één jaar".
Art.5. In artikel 22, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 september 2013, worden de woorden "personeel te vervangen" vervangen door de woorden "statutaire ambtenaren of contractuele personeelsleden te vervangen".
Art.6. In artikel 24, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 september 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het eerste lid wordt aangevuld met de woorden "of het personeel dat ervaring heeft opgedaan binnen een internationale instelling waarvan het Instituut stakeholder is of was of binnen een vereniging zonder winstoogmerk waarvan het Instituut lid is of was.";
2° er wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, luidende:
"Onverminderd het tweede lid kan personeel dat ervaring heeft opgedaan binnen een internationale instelling waarvan het Instituut stakeholder is of was of binnen een vereniging zonder winstoogmerk waarvan het Instituut lid is of was, in dienst worden genomen voor onbepaalde duur.".
Art.7. Artikel 36 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.8. In artikel 40, § 2, van hetzelfde besluit, wordt het tweede lid opgeheven.
Art.9. Artikel 55 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid, luidende:
"Het eerste lid is niet van toepassing tijdens hun proeftijd voorafgaand aan de benoeming in vast verband of aan de bevordering.".
Art.10. Artikel 59 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 september 2013, wordt vervangen als volgt:
"Art. 59. Het verslag waarvan sprake in artikel 57, § 5, vormt de afsluiting van de beoordelingscyclus.".
Art.11. Artikel 60 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 september 2013, wordt vervangen als volgt:
"Art. 60. § 1. Indien de score die wordt toegekend in het verslag waarvan sprake in artikel 57, § 5, lager is dan vijftig, wordt automatisch de vermelding "onvoldoende" aangebracht en in het verslag gemotiveerd.
§ 2. Was de beoordeelde afwezig gedurende de volledige beoordelingsperiode, dan wordt het gemiddelde genomen van de twee laatst toegekende waarderingscijfers. Indien aan de beoordeelde nog geen twee waarderingscijfers werden toegekend, wordt de score van de vorige beoordelingsperiode hernomen.".
Art.12. In artikel 62 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 5° opgeheven;
2° in paragraaf 2, vierde streepje, worden de woorden "de personeelsdienst en de dienst Human Resources" vervangen door de woorden "de dienst Personeelsmanagement".
Art.13. Artikel 66 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende :
" § 4. Paragraaf 1 is niet van toepassing wanneer de tweede vermelding "onvoldoende" die de statutaire ambtenaar of het contractueel personeelslid krijgt, gegeven wordt in het kader van de uitoefening van hogere functies. In dergelijke gevallen worden de hogere functies beëindigd.".
Art.14. In artikel 68 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 september 2013, worden de woorden "van het beschrijvende beoordelingsverslag dat volgt op het eindgesprek" vervangen door de woorden "van het verslag bedoeld in artikel 57, § 5".
Art.15. In artikel 69, 1°, van hetzelfde besluit worden de woorden "van een statutair ambtenaar tot" vervangen door de woorden "van een statutair ambtenaar of de aanstelling van een contractueel personeelslid in".
Art.16. In artikel 71 van hetzelfde besluit worden de woorden "van het personeel" vervangen door de woorden "van de statutaire ambtenaren en van de contractuele personeelsleden".
Art.17. In artikel 78 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt:
" § 1. In de graden van adviseur en eerste adviseur worden vijf betrekkingen in elke taalrol voorbehouden voor bevordering.";
2° de paragrafen 2 tot 4 worden opgeheven;
3° in paragraaf 5 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in het eerste lid worden de woorden "In afwijking van artikel 72, § 1, tweede lid" vervangen door de woorden "Indien de in paragraaf 1 vermelde betrekkingen niet effectief zijn ingevuld";
b) het tweede lid wordt opgeheven.
Art.18. Artikel 79 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid, luidende:
"De contractuele personeelsleden met acht jaar graadanciënniteit in de graden van "adviseur", "ingenieur-adviseur" en "informaticus-adviseur" worden respectievelijk aangesteld in de graden van "eerste adviseur", "eerste ingenieur-adviseur" en "eerste informaticus-adviseur".".
Art.19. In titel VIII, hoofdstuk II, van hetzelfde besluit worden de artikelen 81/1 tot 81/5 ingevoegd, luidende:
"Art. 81/1. § 1. De bevordering in vast verband is afhankelijk van het effectief vervullen van een proeftijd van één jaar.
§ 2. Om de effectieve duur van de proeftijd te berekenen worden alle perioden waarin de op proef bevorderde statutaire ambtenaar zich in de administratieve stand dienstactiviteit bevindt, in aanmerking genomen.
Worden echter niet in aanmerking genomen de afwezigheden die zich voordoen nadat de op proef bevorderde statutaire ambtenaar reeds vijftien werkdagen in één of verschillende malen afwezig is geweest, zelfs indien hij zich gedurende deze afwezigheden in de administratieve stand dienstactiviteit bevindt.
Komen voor de berekening van deze dagen afwezigheid niet in aanmerking :
1° het jaarlijks vakantieverlof;
2° de vakbondsverloven toegestaan met toepassing van de artikelen 81, §§ 1 en 2, en 82 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 houdende uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;
3° het omstandigheidsverlof en het uitzonderlijk verlof bedoeld in de artikelen 15, 15bis en 20 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen;
4° de verloven voor sociale promotie.
§ 3. Behoudens in de in paragraaf 2, derde lid, opgesomde gevallen, hebben de afwezigheden die zich voordoen nadat de op proef bevorderde statutaire ambtenaar reeds vijftien werkdagen in één of verschillende malen afwezig is geweest, een evenredige verlenging van de duur van de proeftijd tot gevolg.
Art. 81/2. Na zes maanden effectieve proeftijd maakt de in artikel 30, § 1, 3°, bedoelde hiërarchische meerdere een tussentijds verslag op over de wijze van dienen van de op proef bevorderde statutaire ambtenaar.
Dit tussentijdse verslag, dat louter indicatief is, wordt ter kennis gebracht van de op proef bevorderde statutaire ambtenaar, die er eventueel zijn opmerkingen aan toevoegt, en wordt in zijn persoonlijk dossier opgenomen.
Art. 81/3. § 1. Op het einde van de proeftijd stelt de hiërarchische meerdere een eindverslag op waarin, naargelang van het geval, wordt voorgesteld :
1° de bevordering van de statutaire ambtenaar in vast verband;
2° de verlenging van de proeftijd;
3° de terugplaatsing van de statutaire ambtenaar in zijn vroegere graad bij het Instituut.
Het eindverslag wordt binnen vijftien werkdagen vóór het einde van de proeftijd door de statutaire ambtenaar op wie het betrekking heeft, geviseerd en wordt langs hiërarchische weg voor beslissing voorgelegd aan de Raad. Weigert de statutaire ambtenaar het eindverslag te viseren, dan wordt het hem per aangetekende zending met ontvangstmelding toegestuurd.
§ 2. De Raad kan de proeftijd slechts éénmaal verlengen met maximaal zes maanden. In dat geval wordt na afloop van deze verlenging een nieuw omstandig verslag opgesteld over de wijze van dienen van de statutaire ambtenaar. Er wordt te werk gegaan als vermeld in paragraaf 1.
Art. 81/4. Indien al tijdens de proeftijd voldoende vastgesteld wordt dat de statutaire ambtenaar niet voldoet of niet zal kunnen voldoen aan de vereisten van de dienst, kan de hiërarchische meerdere onmiddellijk een eindverslag opstellen waarin de terugplaatsing van deze ambtenaar in zijn vroegere graad bij het Instituut wordt voorgesteld. Hierbij wordt de in artikel 81/3 omschreven procedure gevolgd.
Art. 81/5. Tegen de voorstellen bedoeld in de artikelen 81/3, § 1, 2° en 3°, en 81/4 kan beroep worden ingesteld in overeenstemming met de bepalingen van titel X betreffende de Raad van Beroep.".
Art.20. In titel VIII van hetzelfde besluit, wordt een hoofdstuk II/1 ingevoegd, dat de artikelen 81/6 tot 81/8 bevat, luidende:
"HOOFDSTUK II/1. Uitoefening van functies boven die van de graad
Art. 81/6. § 1. Wanneer een betrekking openstaat of tijdelijk door de titularis niet wordt bekleed, kan de Raad beslissen om deze toe te kennen aan een statutaire ambtenaar van een lagere graad indien aan een van volgende voorwaarden is voldaan :
1° de statutaire ambtenaar, met uitzondering van die bedoeld onder 2°, oefent de hogere functie gedurende een ononderbroken periode van meer dan tien werkdagen uit, de vervanging gedurende het vakantieverlof van de statutaire ambtenaar of van het contractuele personeelslid komt niet in aanmerking tenzij de verlofdagen een ononderbroken periode van vervanging vormen met een aan andere redenen te wijten afwezigheid van meer dan tien dagen;
2° de statutaire ambtenaar bekleed met de graad van technicien oefent de hogere functie uit gedurende ten minste een dag, zelfs wanneer het gaat om de vervanging van een statutaire ambtenaar of van een contractueel personeelslid die/dat met verlof is.
§ 2. De uitoefening van een functie die aangegeven is als vacant of voorlopig niet door de titularis bekleed, wordt toevertrouwd aan de statutaire ambtenaar die het meest geschikt wordt geacht om in de onmiddellijke behoeften van de dienst te voorzien.
In de mate van het mogelijke moet bij voorkeur de ambtenaar worden aangewezen die aan de statutaire vereisten voldoet om in de bedoelde functie te worden benoemd.
§ 3. In de uitvoering van paragaaf 1 brengt het loutere feit dat een betrekking vacant is of tijdelijk niet wordt bekleed niet met zich dat zij voorlopig moet begeven worden.
Art. 81/7. De uitoefening van een hogere functie verleent geen enkele aanspraak op een vaste benoeming in die functie.
Wordt de in artikel 81/6, § 1, bedoelde statutaire ambtenaar echter bevorderd in vast verband, dan komen de voorlopig verstrekte diensten in aanmerking, zowel voor de vaststelling van de wedde als voor de graadanciënniteit, zonder hierbij evenwel verder terug te gaan dan de datum waarop hij aan al de statutaire vereisten voldeed om toegang te krijgen tot de hogere graad.
Om het voordeel van de bepalingen van het tweede lid te kunnen genieten, is vereist dat de statutaire ambtenaar vast aangesteld wordt op de post waarvoor hij voorlopig was aangewezen en dat hij de eerste kandidaat aan de beurt is voor een benoeming tot de beschouwde graad. Bovendien moet de plaats werkelijk vacant zijn op het ogenblik van deze aanwijzing.
Art. 81/8. De Raad kan te allen tijde een einde maken aan de uitoefening van de hogere functie om functionele redenen.".
Art.21. In artikel 82 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 november 2009 en van 27 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 worden de woorden "een functieopdracht of een bijzondere opdracht" vervangen door de woorden "of een functieopdracht";
2° in paragraaf 5 wordt het tweede lid opgeheven.
Art.22. In artikel 83 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 november 2009 en van 25 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden " met uitzondering van de bijzondere opdracht die een periode van 72 maanden duurt en niet verlengbaar is" opgeheven;
2° in paragraaf 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) de woorden "secretaris/" worden ingevoegd tussen de woorden "de functieopdracht" en de woorden "secretaresse van";
b) de woorden "van een Administrateur (in uitdoving)," worden opgeheven;
c) de woorden "/secretaresse" worden ingevoegd tussen de woorden "en de functieopdrachten "secretaris"" en de woorden "van de Raad";
d) de woorden "/plaatsvervangende secretaresse" worden ingevoegd tussen de woorden "plaatsvervangend secretaris" en de woorden "van de Raad";
e) de woorden "secretaris of" worden ingevoegd tussen de woorden "nieuwe opdracht van" en het woord "secretaresse".
Art.23. In artikel 85, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 november 2009, worden de woorden "of een bijzondere opdracht" opgeheven.
Art.24. In titel VIII van hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk IV ingevoegd, dat de artikelen 88/1 tot 88/7 bevat, luidende:
"HOOFDSTUK IV. Opleiding
Art. 88/1. Het Instituut moedigt de verwerving van nieuwe kennis en de ontwikkeling van nieuwe competenties aan, via opleidingen in of buiten het Instituut.
Rekening houdende met de vastgestelde strategische doelstellingen en met de behoeften van elke dienst, kan de Raad een beroepsopleiding voorstellen of goedkeuren.
Art. 88/2. § 1. De Raad bepaalt de behoeften van de diensten en hun doelstellingen inzake opleiding, met het oog op:
1° de basisopleiding verbonden aan de hiërarchische loopbaan, hetzij om de loopbaan te beginnen, hetzij om toegang te krijgen tot een hogere graad;
2° de permanente of continue opleiding die erop gericht is reeds verworven competenties aan te vullen, in stand te houden of te verbeteren;
3° de gespecialiseerde opleiding die erop gericht is bijzondere kennis of bijzondere competenties te verwerven.
Daartoe houdt de Raad rekening met de mogelijkheden inzake afstandsleren.
§ 2. Een dienstvrijstelling wordt gegeven aan de statutaire ambtenaar of aan het contractuele personeelslid die/dat een in paragraaf 1 bedoelde opleiding volgt.
De kosten worden ten laste genomen door het Instituut.
De uren opleiding gegeven na 18 uur of tijdens het weekend of op feestdagen, worden gecompenseerd.
Art. 88/3. § 1. Een statutaire ambtenaar of een contractueel personeelslid mag de toestemming vragen om buiten de normale diensturen deel te nemen aan een beroepsopleiding die verband houdt met de uitgeoefende functie of met een andere, in de toekomst bij het Instituut uit te oefenen functie.
Bij wijze van uitzondering en mits een bijzondere rechtvaardiging wordt gegeven, mag een aanvraag betrekking hebben op een opleiding waarvan slechts een beperkt gedeelte plaatsvindt tijdens de diensturen.
§ 2. Deze aanvraag wordt schriftelijk geformuleerd en omvat alle onderstaande gegevens:
1° een volledige beschrijving van de voorgestelde opleiding, inclusief het aantal uren en het bedrag van de inschrijvingskosten;
2° het schriftelijke akkoord van de hiërarchische meerdere;
3° een individuele motivering met vermelding van:
a) de relevantie van de opleiding voor de in de dienst uitgeoefende functie of voor de uitoefening van een toekomstige functie bij het Instituut;
b) de persoonlijke redenen om de opleiding te volgen;
c) eventueel de rechtvaardiging waarom de opleiding tijdens de diensturen wordt gevolgd;
d) het aangevraagde aantal uren opleidingsverlof;
e) het eventuele bedrag dat door het Instituut ten laste moet worden genomen.
§ 3. Op straffe van onontvankelijkheid wordt de aanvraag ten minste dertig dagen voor het begin van de opleiding ingediend bij de dienst Personeelsmanagement.
De in het eerste lid bedoelde termijn is echter niet van toepassing op de statutaire ambtenaar of het contractuele personeelslid die/dat bij het Instituut wordt aangeworven wanneer hij al een opleiding volgt of waarvan de geplande opleiding minder dan dertig dagen na zijn indiensttreding aanvangt.
§ 4. De Raad spreekt zich uiterlijk vijf dagen voor het begin van de opleiding uit.
Wordt binnen die termijn geen besluit aangenomen, dan wordt het besluit geacht positief te zijn.
Art. 88/4. De Raad oordeelt vrij over de noodzaak tot de beoogde opleiding ten aanzien van de huidige of toekomstige functie en wijst een aanvraag voor opleiding af met name in de volgende gevallen:
1° een ontoereikende motivering van het dossier;
2° de opleiding is niet verenigbaar met de organisatie van de dienst;
3° gebrek aan belang van de opleiding voor de diensten van het Instituut;
4° het feit van eerder een identieke opleiding te hebben gevolgd en opgegeven;
5° het feit van voordien ten hoogste twee keer een identieke opleiding te hebben gevolgd;
6° de voorgestelde opleiding stemt niet overeen met de gewenste ontwikkeling voor de statutaire ambtenaar of het contractuele personeelslid.
Art. 88/5. De Raad kan een statutaire ambtenaar of een contractueel personeelslid de toestemming geven om de in artikel 88/3 bedoelde opleiding te volgen en verduidelijkt dan met name de volgende elementen:
1° de eventuele toekenning van uren opleidingsverlof;
2° het eventuele ten laste nemen van de inschrijvingskosten en van de voorwaarden daarvan.
Het in het eerste lid, 1°, bedoelde opleidingsverlof mag per statutaire ambtenaar of contractueel personeelslid de maximumgrens van 120 uur per jaar niet overschrijden en moet worden genomen tijdens de periode die voor de opleiding is vastgelegd.
Art. 88/6. Een statutaire ambtenaar of een contractueel personeelslid die/dat de toestemming heeft gekregen om een opleiding bedoeld in artikel 88/3 te volgen, vraagt bij de directie van de instelling die de opleiding organiseert een attest van regelmatige inschrijving aan.
Na ontvangst van dat attest bezorgt hij het aan de dienst Personeelsmanagement.
Art. 88/7. § 1. De regelmatigheid van een inschrijving, het volgen van de opleiding en het beheer van de toegekende uren opleidingsverlof worden gecontroleerd door de dienst Personeelsmanagement, die daartoe van de statutaire ambtenaar of het contractueel personeelslid kan eisen dat alle nuttige documenten worden voorgelegd.
§ 2. Elk uitstel, elke schorsing of annulering van de opleiding en elke persoonlijke gebeurtenis die de deelname aan of voortzetting van de opleiding verhindert, wordt onmiddellijk door de statutaire ambtenaar of het contractuele personeelslid gemeld aan de dienst Personeelsmanagement.
§ 3. Onverminderd een eventuele tuchtprocedure worden de op grond van artikel 88/5 toegestane maatregelen geschorst indien uit de controle door de dienst Personeelsmanagement blijkt dat de statutaire ambtenaar of het contractueel personeelslid op enigerlei wijze de verplichtingen die vastgesteld zijn in dit hoofdstuk niet is nagekomen.".
Art.25. In artikel 95, § 2, derde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "onder de vastbenoemde ambtenaren in actieve dienst, die ten minste 35 jaar oud zijn en die de voorbije zes jaar niet de eindvermelding "onvoldoende" kregen" vervangen door de woorden "binnen het Instituut onder de statutaire ambtenaren in dienstactiviteit of bij ontstentenis buiten het Instituut onder de vastbenoemde ambtenaren in dienstactiviteit".
Art.26. In het opschrift van Hoofdstuk V van Titel XI van hetzelfde besluit, in de artikelen 116 en 117, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 september 2013, en in de artikelen 118 en 122 van hetzelfde besluit, worden de woorden "op het personeel" telkens vervangen door de woorden "op de statutaire ambtenaren en op de contractuele personeelsleden".
Art.27. Artikel 130 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
"Art. 130. Artikel 7, § 1, eerste lid, moet als volgt gelezen worden:
"Art. 7. § 1. De Raad bepaalt de functies en opdrachten waarvan de titularissen, om redenen die inherent zijn aan de goede werking van de dienst, uitgesloten zijn van:
- de verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid;
- de voltijdse en de halftijdse loopbaanonderbreking;
- de afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden."".
Art.28. Artikel 149, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 december 2013, wordt aangevuld met de bepalingen onder 10° tot 11°, luidende :
"10° de statutaire ambtenaar die zich in het geval bevindt waarvan sprake in artikel 66, § 1;
11° de statutaire ambtenaar die in vast dienstverband benoemd is in een andere overheidsdienst.".
Art.29. In artikel 150 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt:
"1° het vrijwillige ontslag, na een opzeggingstermijn van drie maanden vanaf de ontvangst van de ontslagbrief.";
2° de bepalingen onder 3 en 4° worden opgeheven;
3° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende:
"De partijen kunnen overeenkomen om de in het eerste lid, 1°, bedoelde termijn te verkorten.".
HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 11 januari 2007 houdende het geldelijk statuut van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie
Art.30. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 11 januari 2007 houdende het geldelijk statuut van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 september 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de bepaling onder 6° wordt vervangen als volgt:
"6° "werkdag": elke dag van de week, met uitzondering van de zaterdag en de zondag en de feestdagen, behoudens andersluidende bepalingen.";
2° de bepalingen onder 7° tot 11° worden opgeheven.
Art.31. In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de woorden "van de statutaire ambtenaren" vervangen door de woorden " van de statutaire ambtenaren of van de contractuele personeelsleden".
Art.32. In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 2 worden de woorden "van een op proef benoemde statutaire ambtenaar" vervangen door de woorden "van een statutaire ambtenaar of van een contractueel personeelslid die/dat sedert minder dan twaalf al dan niet onderbroken kalendermaanden bij het Instituut in dienst is";
2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt:
" § 3. In schaal II wordt vastgesteld:
1° de wedde van een statutaire ambtenaar of van een contractueel personeelslid die/dat één jaar graadanciënniteit heeft;
2° de wedde van de statutaire ambtenaar benoemd bij wege van bevordering;
3° de wedde van een statutaire ambtenaar of van een contractueel personeelslid die/dat het bezit van minstens één jaar nuttige ervaring kan aantonen en voor zover het bezit van nuttige vroegere ervaring van minstens één jaar uitdrukkelijk was vereist bij de selectieprocedure, in overeenstemming met artikel 7 van het administratief statuut. ";
3° in de paragrafen 4 en 5 woorden de woorden "van de statutaire ambtenaar die" telkens vervangen door de woorden "van een statutaire ambtenaar of van een contractueel personeelslid die/dat".
Art.33. Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.34. Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.35. In artikel 16, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "alsof de nieuwe bezoldigingsregeling altijd al had bestaan" opgeheven.
Art.36. Artikel 17, § 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 september 2013, wordt aangevuld met een lid, luidende:
"Het verzoek om erkenning wordt ingediend vanaf de indiensttreding en is niet meer ontvankelijk vanaf de zevende maand die volgt op de indiensttreding.".
Art.37. In de Franse tekst van artikel 29, § 2, van hetzelfde besluit worden de woorden "L'agent contractuel" vervangen door de woorden "Le membre du personnel contractuel".
Art.38. Artikel 31 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 oktober 2010, 15 september 2013, 25 april 2014 en 10 augustus 2015 wordt vervangen als volgt:
"Art. 31. Onder voorbehoud van de bij dit besluit bepaalde nadere regelen, zijn van toepassing op het Instituut:
1° het koninklijk besluit van 26 maart 1965 betreffende de kinderbijslag voor bepaalde categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel;
2° het ministerieel besluit van 24 maart 1967 betreffende de toekenning aan de personeelsleden van de Regie van Telegrafie en Telefonie van een vergoeding voor tijdens de dienstuitvoering opgelopen verlies, diefstal of beschadiging van persoonlijke voorwerpen;
3° het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende toekenning van een gewaarborgde bezoldiging aan sommige personeelsleden van de federale overheidsdiensten;
4° het koninklijk besluit van 11 juni 1990 betreffende de toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties en een toelage voor nachtprestaties aan de personeelsleden van Proximus;
5° het ministerieel besluit van 15 september 2017 houdende vaststelling van verblijfsvergoedingen toegekend aan afgevaardigden en ambtenaren afhangend van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking die zich in officiële opdracht naar het buitenland begeven of zetelen in internationale commissies;
6° titel II, de hoofdstukken I, de artikelen 13 tot 20 en 22, III en IV, en titel III, de hoofdstukken III en V, van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.
De bepalingen die de hierboven genoemde besluiten zouden wijzigen, aanvullen of vervangen, vinden van rechtswege toepassing op het Instituut, tenzij zij afbreuk doen aan de bepalingen die het voorwerp zijn geweest van de in dit besluit bepaalde aanpassingsmaatregelen.".
Art.39. In artikel 32, kolom 1, van hetzelfde besluit worden de woorden ", P&O-directeur, leidend ambtenaar" ingevoegd tussen de woorden "Algemene Zaken" en de woorden "of andere".
Art.40. Artikel 33 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.41. In titel II, hoofdstuk I, worden de afdelingen I tot IV, die de artikelen 34 tot 46 bevatten, opgeheven.
Art.42. In artikel 49, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 september 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de bepaling onder 1° wordt opgeheven;
2° in de bepaling onder 2° wordt het woord "statutaire" ingevoegd tussen de woorden "voor de" en de woorden "ambtenaren die";
3° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende:
" In afwijking van het eerste lid wordt de halfjaarlijkse beheerstoelage voor de statutaire ambtenaren of de contractuele personeelsleden die hogere functies uitoefenen, voor de betrokken periode betaald op basis van de weddeschaal waarin de functie daadwerkelijk wordt uitgeoefend.".
Art.43. In artikel 51 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 september 2013 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 worden de woorden "aan de op proef benoemde statutaire ambtenaren en aan de contractuele personeelsleden die minder dan twaalf al dan niet onderbroken kalendermaanden in dienst zijn bij het Instituut" vervangen door de woorden "aan een statutaire ambtenaar of aan een contractueel personeelslid die/dat bij het Instituut minder dan twaalf al dan niet onderbroken kalendermaanden in dienst is, alsook aan de statutaire ambtenaren tijdens hun proeftijd voor benoeming of bevordering in vast verband";
2° in paragraaf 2 wordt het tweede lid opgeheven;
3° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende:
" § 3. In afwijking van paragraaf 1, behouden de op proef benoemde statutaire ambtenaren die, onmiddellijk vóór hun benoeming op proef in dezelfde betrekking tewerkgesteld waren als contractueel personeelslid, tijdens hun proefperiode het laatste hen toegekende waarderingscijfer.".
Art.44. In artikel 52 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt het woord "navermeld" vervangen door de woorden "het hierna vermelde";
2° de bepaling onder 1° wordt opgeheven.
Art.45. In titel II, hoofdstuk II, van hetzelfde besluit, wordt een afdeling IV ingevoegd, die artikel 62/1 bevat, luidende:
"Afdeling IV. Toelage voor uitoefening van functies boven die van de graad.
Art. 62/1. Een toelage voor uitoefening van functies boven die van de graad wordt toegekend aan de statutaire ambtenaar bedoeld in artikel 81/6 van het administratief statuut, wanneer de uitgeoefende functie hem een hogere bezoldiging zou opleveren dan de bezoldiging die hij zou krijgen in de waargenomen graad.
Deze toelage wordt bepaald op het verschil tussen de jaarbezoldiging die de statutaire ambtenaar of het contractuele personeelslid zou genieten in de graad van de voorlopig uitgeoefende functie en de jaarbezoldiging die hij geniet in zijn werkelijke graad.
De bezoldigingen waarvan sprake in het voorgaande lid omvatten:
1° de brutowedde;
2° eventueel de haard- of standplaatstoelage.
Deze toelage is onderworpen aan de mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van het Instituut en wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.".
Art.46. In titel II, hoofdstuk II, van hetzelfde besluit wordt een afdeling V ingevoegd die de artikelen 62/2 tot 62/5 bevat, luidende:
"Afdeling V. Vergoeding voor verblijfskosten.
Art. 62/2. Een vergoeding voor verblijfskosten wordt toegekend aan een statutaire ambtenaar of aan een contractueel personeelslid die/dat zich moet verplaatsen voor het uitoefenen van zijn functie.
Art. 62/3. § 1. De vergoeding voor verblijfskosten omvat:
1° een jaarlijkse forfaitaire vergoeding voor verblijfskosten wanneer het gaat om een statutaire ambtenaar of een contractueel personeelslid van niveau A, van niveau B of van niveau C met de hoedanigheid van controleur; of
2° een jaarlijkse forfaitaire vergoeding voor reiskosten wanneer het gaat om een statutaire ambtenaar of een contractueel personeelslid van niveau C die/dat niet de hoedanigheid van controleur heeft; of
3° een dagelijkse verblijfsvergoeding in de andere gevallen.
De respectieve bedragen van deze vergoedingen zijn vastgesteld in bijlage V.
§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde vergoeding dekt allerlei uitgaven die inherent zijn aan de beroepsmatige verplaatsingen binnen het Rijk.
De verschillende soorten van vergoeding voor verblijfskosten mogen niet worden gecumuleerd.
Het bedrag van de vergoeding voor verblijfskosten wordt onderworpen aan de mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van het Instituut en gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.
Art. 62/4. De statutaire ambtenaren belast met functies boven die van hun graad genieten de jaarlijkse vergoeding overeenkomstig de graad waarvan ze voorlopig de functie uitoefenen.
Art. 62/5. De dagelijkse vergoeding voor verblijfkosten wordt slechts toegekend op voorwaarde dat de opdrachten een traject omvatten van meer dan vijf kilometer zonder omweg gerekend van het punt van vertrek tot dat van bestemming.
Als vertrekpunt voor het traject geldt het station of de halteplaats dat of die de administratieve standplaats of de woonplaats bedient die zich het dichtst bij de plaats van de opdracht bevindt.
Wanneer de reis met een motorvoertuig geschiedt, moet het traject meer dan 25 kilometer bedragen tussen het punt van vertrek en dat van bestemming, om aanspraak te kunnen geven op de vergoeding. In dit geval wordt het traject gerekend vanaf het gebouw van het Instituut waarin het voertuig geparkeerd staat.".
Art.47. In titel II, hoofdstuk II, van hetzelfde besluit wordt een afdeling VI ingevoegd, die de artikelen 62/6 tot 62/7 bevat, luidende:
"Afdeling VI. Vergoeding wegens dienstopdracht in het buitenland.
Art. 62/6. § 1. De Raad bepaalt in welke hypotheses, onder welke voorwaarden en volgens welke nadere regelen een statutaire ambtenaar of een contractueel personeelslid zich mag verplaatsen voor het uitoefenen van zijn functie en buiten het Instituut mag verblijven wegens een dienstopdracht in het buitenland, alsook de nadere regelen voor het financieel ten laste nemen van de kosten die met die opdracht verband houden.
§ 2. De Raad organiseert de opdracht.
Hij staat de verplaatsing toe met het meest geschikte openbaar vervoermiddel met inachtneming van de kosten, de tijd die aan de uitvoering van de opdracht wordt besteed en de financiële belangen van het BIPT.
Hij mag het gebruik van een dienstwagen of van een privévoertuig uitzonderlijk toestaan indien het financieel voordeliger blijkt voor het Instituut en de voorwaarden voor dat gebruik preciseren.
Art. 62/7. § 1. De vergoeding voor verblijfskosten in verband met een dienstopdracht in het buitenland bestaat uit:
1° een dagelijkse forfaitaire vergoeding op basis van de periode die nodig is voor de opdracht;
2° in voorkomend geval, een vergoeding om de huisvestingskosten te dekken.
De vergoeding om de huisvestingskosten te dekken wordt betaald op basis van de werkelijke uitgaven die naar behoren zijn gerechtvaardigd en ten belope van de per land vastgestelde maximumrichtprijzen.
De bedragen van de dagelijkse forfaitaire vergoeding en de maximumrichtprijzen voor huisvesting worden door de Raad vastgesteld overeenkomstig de tabel bij het ministerieel besluit van 15 september 2017 houdende vaststelling van verblijfsvergoedingen toegekend aan afgevaardigden en ambtenaren afhangend van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking die zich in officiële opdracht naar het buitenland begeven of zetelen in internationale commissies.
§ 2. De andere werkelijke kosten die tijdens de opdracht gedragen zijn, mogen los van de vergoedingen bedoeld in paragraaf 1, worden terugbetaald.".
Art.48. In hetzelfde besluit wordt een bijlage V ingevoegd die wordt bijgevoegd als bijlage bij dit besluit.
Art.49. Opgeheven worden:
1° het koninklijk besluit van 13 september 1998 betreffende de opleiding van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;
2° het ministerieel besluit van 13 september 1998 tot uitvoering van het koninklijk besluit van 13 september 1998 betreffende de opleiding van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie.
Art.50. De minister bevoegd voor het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N.
Bijlage V bij het koninklijk besluit van 11 januari 2007 houdende het geldelijk statuut van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie
A) Jaarlijkse forfaitaire vergoeding voor verblijfskosten:
Rang/Niveau | Graad | Bedrag |
A3 | Eerste adviseur | 1.003,68 EUR |
Eerste ingenieur-adviseur | ||
Eerste informaticus-adviseur | ||
A2 | Adviseur | 1.003,68 EUR |
Ingenieur-adviseur | ||
Informaticus-adviseur | ||
B | Administratief sectiechef | 975,00 EUR |
Technisch sectiechef | ||
Hoofdcontroleur | ||
C | Controleur (in uitdoving) | 975,00 EUR |
Graad | Voorwaarden | Bedrag | |
Normale vergoeding | Personeel van niveau C dat niet de hoedanigheid van controleur heeft | Verplaatsing binnen of buiten de agglomeraties of plaatsen | 573,52 EUR |
Rang/Niveau | Bedrag | |
Reis van meer dan 5 uur tot minder dan 8 uur zonder middagpauze | a) Reis van meer dan 5 uur tot minder dan 8 uur waaronder de middagpauze b) Reis van 8 uur en meer | |
A3 en A2 | 2,39 EUR | 10,04 EUR |
Niveaus B, C en D | 2,39 EUR | 8,13 EUR |