2 JUNI 2006. - Decreet betreffende de externe evaluatie van de verworven kennis van leerlingen van het leerplichtonderwijs [...] (VERTALING). (Opschrift gewijzigd door DFG2019-05-03/54, art. 9, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2020) (NOTA : geleidelijk opgeheven bij de inwerkingtreding van de gemeenschappelijke kern bepaald in artikel 20 van wijzigende tekst, met uitzondering van artikel 35 en Titel III/2, bij DFG2019-05-03/54, art. 4, 6°,019; Inwerkingtreding : onbepaald ) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 23-08-2006 en tekstbijwerking tot 10-01-2024)
TITEL I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-3
TITEL II. - De externe evaluatie die niet bekrachtigd wordt met een getuigschrift.
HOOFDSTUK I. - Definitie en doelstellingen.
Art. 4-7
HOOFDSTUK II. - Organisatie.
Art. 8-15
HOOFDSTUK III. - Verwerk van resultaten.
Art. 16-18
TITEL III. - De toekenning van het getuigschrift van basisonderwijs na het lager onderwijs.
Art. 19-36
Titel III/I. [2 De organisatie van de gemeenschappelijke externe proeven die bekrachtigd worden met een getuigschrift op het einde van de derde fase van het pedagogisch continuüm.]2
Art. 36/1, 36/2, 36/3, 36/4, 36/5, 36/5/1, 36/5/2, 36/5/3, 36/5/4, 36/6, 36/7, 36/8, 36/9, 36/10
Titel III/2. - [1 De organisatie van de gemeenschappelijke externe proeven bekrachtigd door een getuigschrift op het einde van het hoger secundair onderwijs]1
Art. 36/11, 36/11/1, 36/12, 36/13, 36/14, 36/15, 36/16, 36/17
TITEL III/3. - [1 Materiële organisatie van de in dit decreet bedoelde proeven betreffende de externe evaluatie, al dan niet bekrachtigd door een getuigschrift, maatregelen voor de bescherming van de geheimhouding van de inhoud ervan, en procedure ingeval de inhoud van een proef wordt onthuld.]1
HOOFDSTUK 1. - [1 Materiële organisatie van de externe evaluatie die met een getuigschrift wordt bekrachtigd]1
Art. 36/18, 36/19
HOOFDSTUK 2. - [1 Maatregelen tot bescherming van de vertrouwelijkheid van de inhoud van de externe proeven die niet met een getuigschrift worden bekrachtigd en van de externe proeven die met een getuigschrift worden bekrachtigd]1
Art. 36/20, 36/21, 36/22
HOOFDSTUK 3. - [1 Procedure bij onthulling van de inhoud van een proef]1
Art. 36/23
TITEL IV. - Overgangs-, wijzigings- en slotbepalingen.
Art. 37-39
2006203413 2006203477 2007029141 2008029101 2009029429 2011029308 2012029066 2012029093 2012029399 2014029138 2014029391 2015029122 2015029144 2016029229 2016029230 2016029445 2017010092 2017010613 2017012014 2017013710 2017030386 2018010945 2018030766 2018031960 2018032426 2019013965 2019014923 2019030279 2020015041 2020015298 2020031300 2020041702 2020043475 2021042158 2021042163 2022015187 2022041912 2023040476 2023044449 2023044459
TITEL I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Dit decreet is van toepassing op het basis- en secundair onderwijs dat georganiseerd of gesubsidieerd wordt door de Franse Gemeenschap.
Art.2. Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder :
1° " Externe evaluatie " : evaluatie waarbij het concept en de uitvoering worden toevertrouwd aan mensen die geen deel uitmaken van het onderwijsteam van een schoolinrichting;
2° " Sturingscommissie " : de Sturingscommissie van het door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde onderwijs, opgericht door het decreet van 27 maart 2002 betreffende de sturing van het onderwijssysteem van de Franse Gemeenschap.
Art.3. Het gebruik in dit decreet van mannelijke namen voor de verschillende ambten geldt voor beide geslachten en is bedoeld om de leesbaarheid van de tekst te verhogen, niettegenstaande de bepalingen van het decreet van 21 juni 1993 betreffende de vervrouwelijking van beroepsnamen.
TITEL II. - De externe evaluatie die niet bekrachtigd wordt met een getuigschrift.
HOOFDSTUK I. - Definitie en doelstellingen.
Art.4. De externe evaluatie die niet bekrachtigd wordt met een getuigschrift, betreft ofwel de leerlingen van het geheel van de schoolinrichtingen, ofwel een representatieve steekproef van de leerlingen van de Franse Gemeenschap.
De schoolinrichtingen worden ertoe gehouden hun leerlingen te onderwerpen aan de externe evaluaties die niet bekrachtigd worden met een getuigschrift en die hen betreffen.
De schoolinrichtingen die, overeenkomstig het decreet van 17 juli 2002, in aanmerking komen voor een afwijking van de basisvaardigheden, hebben de vrije hand om niet deel te nemen aan de externe evaluaties die niet bekrachtigd worden met een getuigschrift. De Regering bepaalt de nadere regels volgens dewelke de betrokken schoolinrichtingen laten weten of ze al dan niet deelnemen aan de externe evaluaties die niet bekrachtigd worden met een getuigschrift.
Art.5. De externe evaluaties die niet bekrachtigd worden met een getuigschrift, hebben betrekking op de beheersing van de vaardigheden bepaald in de basisvaardigheden en bekwaamheden en kennis bedoeld in de artikelen 16, 25 en 35 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren.
Art.6. De externe evaluaties die niet bekrachtigd worden met een getuigschrift, geven informatie over het bevorderingsniveau van de leerlingen waarbij minstens één van de volgende doelstellingen wordt nagestreefd :
1° het mogelijk maken voor elke pedagogische ploeg om de doeltreffendheid van haar actie te waarderen door de verworven kennis van haar leerlingen vast te stellen ten aanzien van de verwachte bekwaamheden en door de resultaten van haar leerlingen te situeren ten aanzien van de globale resultaten van de leerlingen van de Franse Gemeenschap;
2° het mogelijk maken om ook de doeltreffendheid van deze actie te waarderen op het gebied van elke zone;
3° de overheden en het geheel van de actoren in te lichten over de verworven kennis van de leerlingen van een studiejaar of van een bepaalde leeftijd die naar het geheel van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichtingen gaan;
4° de overheden en het geheel van de actoren in te lichten over de evolutie van de verworven kennis van een groep leerlingen op verschillende ogenblikken van het studieprogramma.
Art.7.Onverminderd de bepalingen bedoeld in artikel 17, § 1, vijfde lid, worden de resultaten van de leerlingen en van de schoolinrichtingen voor de externe evaluaties die niet bekrachtigd worden met een getuigschrift, anoniem gehouden behalve voor de betrokken schoolinrichting [3 en de steun- en begeleidingscellen]3 en dit, onverminderd de hierna vermelde bepalingen bedoeld in artikel 18, § 2.
Het is verboden dit te vermelden, inzonderheid voor doeleinden inzake reclame of concurrentie tussen schoolinrichtingen. <DFG 2007-03-08/46, art. 213, 1°, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
[2 Onverminderd de analyse die toestaat scholen die beduidend afwijken te identificeren zoals bedoeld in artikel 68, paragraaf 1, van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, kunnen de resultaten verkregen in de externe evaluatie die niet bekrachtigd wordt met een getuigschrift niet aanleiding geven tot een rangschikking van de leerlingen of schoolinrichtingen.]2
De inspecteurs, de personeelsleden en de inrichtende machten van schoolinrichtingen die de resultaten kennen van de externe evaluatie die niet bekrachtigd wordt met een getuigschrift, zijn daartoe gehouden tot het beroepsgeheim. Bij overtreding wordt artikel 458 van het Strafwetboek van toepassing.
De niet-naleving van het verbod op openbaarmaking is een oneerlijke praktijk in de zin van artikel 41, tweede lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.
----------
(1)<DFG 2014-04-11/28, art. 40, 011; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
(2)<DFG 2018-09-13/14, art. 38, 016; Inwerkingtreding : 12-09-2018>
(3)<DFG 2019-03-28/43, art. 39, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
HOOFDSTUK II. - Organisatie.
Art.8.§ 1. Wat betreft het pedagogisch continuüm bepaald in artikel 13 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, worden de externe evaluaties die niet bekrachtigd worden met een getuigschrift, georganiseerd volgens de volgende driejaarlijkse cyclus.
[2 Tijdens het eerste jaar van de driejaarlijkse cyclus wordt een externe evaluatie die niet bekrachtigd wordt met een getuigschrift, georganiseerd, die betrekking heeft op de beheersing van het lezen en het produceren van geschreven stukken voor het geheel van de leerlingen van het derde jaar en het vijfde jaar van het lager onderwijs.]2
[2 Tijdens het tweede jaar van de driejaarlijkse cyclus wordt een externe evaluatie die niet bekrachtigd wordt met een getuigschrift, georganiseerd, die betrekking heeft op de beheersing van wiskundige basishulpmiddelen voor het geheel van de leerlingen van het derde jaar en het vijfde jaar van het lager onderwijs.]2
[2 Tijdens het derde jaar van de driejaarlijkse cyclus wordt een externe evaluatie die niet bekrachtigd wordt met een getuigschrift georganiseerd, die betrekking heeft op de beheersing van sommige domeinen bepaald in artikel 16, § 3, tweede lid van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren voor het geheel van de leerlingen van het derde jaar en het vijfde jaar van het lager onderwijs. In dit kader zal een bijzondere aandacht geschonken worden aan de opvoeding door technologie en aan de wetenschappelijke opvoeding alsook aan de structuur van tijd en ruimte en de eerste sensibilisatie, daarna aan de initiatie tot geschiedenis en aardrijkskunde.]2
[2 ...]2
De Regering bepaalt de maturiteitsgraden alsook de vormen van het gespecialiseerd onderwijs die betrokken zijn bij de externe evaluaties die niet bekrachtigd worden met een getuigschrift zoals bedoeld in de vorige leden.
Door de externe evaluaties die niet bekrachtigd worden met een getuigschrift, zoals bedoeld in de bovenvermelde leden, zal ervoor gezorgd worden dat de evolutie van de beheersing van dezelfde bekwaamheden op de bedoelde diverse ogenblikken van de schooljaren beoordeeld wordt.
Op basis van een advies uitgebracht door de Sturingscommissie kan de Regering beslissen om één of meer bijkomende externe evaluaties te organiseren die niet bekrachtigd worden met een getuigschrift.
§ 2. Wat betreft de algemene en technologische humaniora bepaald in artikel 24 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren en de beroeps- en technische humaniora bepaald in artikel 34 van hetzelfde decreet, stelt de Regering, om de drie jaar, op voorstel van de Sturingscommissie, een driejarenplan vast met betrekking tot de externe evaluaties die niet bekrachtigd worden met een getuigschrift. Dit plan stelt het kalender voor van het geheel van de externe evaluaties die niet bekrachtigd worden met een getuigschrift en die op dat gebied georganiseerd worden en maakt een onderscheid tussen :
- de externe evaluaties die niet bekrachtigd worden met een getuigschrift, die betrekking hebben op het geheel van de schoolinrichtingen en deze die betrekking hebben op een representatieve steekproef;
- de bedoelde domeinen van bekwaamheden alsook de betrokken studiejaren of leeftijdscategorieën;
- in voorkomend geval de bedoelde types en vormen van gespecialiseerd onderwijs.
Het driejarenplan van de externe evaluaties die niet bekrachtigd worden met een getuigschrift, houdt rekening met de volgende prioritaire assen :
- elk jaar wordt minstens één proef van externe evaluatie georganiseerd die niet bekrachtigd wordt met een getuigschrift;
- een proef van externe evaluatie die betrekking heeft op de beheersing van het lezen wordt minstens één keer tijdens de driejaarlijkse cyclus georganiseerd voor het geheel van de leerlingen [2 van het vierde jaar]2 van het secundair onderwijs;
[2 ...]2
[2 Wat de moderne talen betreft worden de externe evaluaties die niet bekrachtigd worden met een getuigschrift volgens de volgende nadere regels georganiseerd :
1° Om de drie jaar wordt een externe evaluatie die niet bekrachtigd wordt met een getuigschrift georganiseerd voor het geheel van de leerlingen van het vierde jaar van het secundair onderwijs met betrekking tot de eerste moderne taal;
2° Na advies van de Sturingscommissie kan de Regering beslissen om één of meer bijkomende externe evaluaties te organiseren die niet bekrachtigd worden met een getuigschrift en die betrekking hebben op de beheersing van de tweede en, in voorkomend geval, van de derde gestudeerde moderne taal;
3° In het kader van de externe evaluaties die niet bekrachtigd worden met een getuigschrift, zoals bedoeld in dit lid, worden de specifieke proeven bestemd voor de leerlingen die het taalbadonderwijs volgen, zoals bepaald bij het decreet van 11 mei 2007 betreffende het taalbadonderwijs.]2
§ 3. [2 ...]2
§ 4. [1 De externe evaluaties die niet bekrachtigd worden met een getuigschrift zoals bepaald in bovenvermelde §§ 1, 2 en 3, worden voorgelegd aan de leerlingen [2 tussen 1 en 31 oktober]2 van hetzelfde schooljaar.
Elke evaluatie bedoeld in het vorige lid wordt op dezelfde datum voorgelegd aan het geheel van de betrokken leerlingen.]1
§ 5. [2 ...]2
----------
(1)<DFG 2009-04-30/C9, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 22-08-2009>
(2)<DFG 2013-03-28/22, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Art.9.§ 1. Voor de opvatting van elke externe evaluatie die niet bekrachtigd wordt met een getuigschrift, wordt een werkgroep opgericht die als volgt wordt samengesteld :
- de Voorzitter van de Sturingscommissie of zijn afgevaardigde, die het voorzitterschap van de werkgroep waarneemt;
- een universitair of interuniversitair onderzoeksteam;
- vier leden (van de algemene inspectiedienst) aangewezen door de Regering op voorstel van de administrateur-generaal van het Onderwijs en het Wetenschappelijk Onderzoek; <DFG 2007-03-08/46, art. 213, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
- zes leerkrachten die zorgen voor hun volledige of gedeeltelijke opdracht tijdens het studiejaar waarop de evaluatie betrekking heeft, aangewezen door de Regering op voorstel, wat betreft het gesubsidieerd onderwijs, van de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de inrichtende machten en na toestemming van hun inrichtende macht.
[1 [4 - leden van de steun- en begeleidingscellen, benoemd door de Regering op voordracht van WBE of het coördinatie- en vertegenwoordigingsorgaan waaronder zij ressorteren,]4]1
Wat betreft het lager onderwijs zal de werkgroep samengesteld zijn uit drie leerkrachten die voor hun volledige of gedeeltelijke opdracht in het gesubsidieerd officieel onderwijs zorgen, twee leerkrachten die voor hun volledige of gedeeltelijke opdracht in het vrij onderwijs zorgen en een leerkracht die voor zijn volledige of gedeeltelijke opdracht in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs zorgt.
Wat betreft het secundair onderwijs zal de werkgroep samengesteld zijn uit één of twee leraar(en) die voor een volledige of gedeeltelijke opdracht in het gesubsidieerd officieel onderwijs zorgt(en), drie leraren die voor hun volledige of gedeeltelijke opdracht in het vrij onderwijs zorgen en één of twee leraar(en) die voor een volledige of gedeeltelijke opdracht in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs zorgt(en).
[2 Die leerkrachten worden belast met een opdracht in de zin van het decreet van 24 juni 1996 houdende regeling van de opdrachten, verloven wegens opdracht en terbeschikkingstelling wegens opdracht in het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs.
De Regering stelt de nadere regels vast voor de detachering van de leerkrachten die deelnemen aan de werkgroep belast met de externe proeven die niet met een getuigschrift worden bekrachtigd.]2
Het secretariaat van de werkgroep wordt waargenomen door een ambtenaar van het algemeen bestuur Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek.
[1 Wat het lager onderwijs betreft, bevat de werkgroep drie leden van de cel voor [4 steun en begeleiding]4 van het gesubsidieerd officieel onderwijs, twee leden uit de cel voor raad en pedagogische begeleiding van het gesubsidieerd vrij onderwijs en een lid uit de [4 steun- en begeleidingscellen]4 van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap.
Wat het secundair onderwijs betreft, bevat de werkgroep één of twee leden van de cel voor [4 steun en begeleiding]4 van het gesubsidieerd officieel onderwijs, drie leden uit een cel voor [4 steun en begeleiding]4 van het gesubsidieerd vrij onderwijs en één of twee leden uit de [4 steun- en begeleidingscellen]4 van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap.
Indien de Regering, wat de [4 steun- en begeleidingscellen]4 betreft, geen vertegenwoordiger aanstelt of indien een coördinatie- en vertegenwoordigingsorgaan, wat de cellen voor [4 steun en begeleiding"]4, geen vertegenwoordiger voordraagt of niet het geheel van de leden die het moet voordragen voordraagt, wordt de werkgroep niettemin geacht correct samengesteld te worden.]1
§ 2. [3 De reiskosten van de leerkrachten die met een in § 1 van dit artikel bepaalde opdracht worden belast, worden terugbetaald volgens door de Regering nader te bepalen regels.]3
----------
(1)<DFG 2009-04-30/C9, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 22-08-2009>
(2)<DFG 2016-03-24/18, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2016>
(3)<DFG 2016-03-24/18, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2016>
(4)<DFG 2019-03-28/43, art. 39, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.10. Elke werkgroep, wat betreft de externe evaluatie die niet bekrachtigd wordt met een getuigschrift waarmee hij belast is, heeft als volgende opdrachten :
- de organisatie van de proef met het oog op de externe evaluatie die niet bekrachtigd wordt met een getuigschrift;
- de conceptie van de informatie betreffende de voormelde proef;
- de omschrijving van de instructies voor het afnemen en verbeteren van de proef;
- de productie van een sociaal-cultureel vraagstuk bestemd voor de leerling en van een vraagstuk betreffende de pedagogische praktijken bestemd voor de leerkracht.
Art.11.[1 De leden van de werkgroepen en de universitaire onderzoeksteams alsook elke andere persoon die aan de werkzaamheden zou deelnemen, zijn tot geheimhouding verplicht wat betreft de inhoud van de proeven - buiten de mededelingen die worden toegelaten volgens door de Regering nader te bepalen regels. Als die bepaling wordt overtreden, is artikel 458 van het Strafwetboek van toepassing.]1
----------
(1)<DFG 2016-03-24/18, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2016>
Art.12. Het algemeen bestuur Onderzoek en Wetenschappelijk Onderzoek wordt belast met de organisatie van de proeven.
Art.13.De naleving van de instructies en de nadere regels betreffende het afnemen behoort tot de verantwoordelijkheid van de directeur van de schoolinrichting. (Hij wordt gehouden tot de vertrouwelijkheid wat betreft de inhoud van de proeven tot het moment van het afnemen.) <DFG 2007-12-13/54, art. 54, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
De naleving van de instructies en de nadere regels betreffende de verbetering behoort tot de verantwoordelijkheid van elke inspecteur voor de inrichtingen waarin hij zijn opdrachten uitvoert.
In dit kader zorgt hij ervoor een verdeling van de protocollen te organiseren die aangevuld worden door de leerlingen zodat een leerkracht de door de leerlingen aangevulde protocollen niet moet verbeteren waarvoor hij een opdracht heeft, noch, behoudens uitzonderlijke toestand, deze aangevuld door de leerlingen die in een inrichting gaan waarin hij zijn ambt uitoefent.
Alle betrokken leerkrachten verbeteren de externe evaluaties die niet bekrachtigd worden met een getuigschrift.
De verbeteringen worden gemaakt in het kader van de [1 voortgezette beroepsopleiding]1 gedurende de schooltijd.
Wanneer de leerkrachten aan de verbeteringen deelnemen, worden ze beschouwd als in dienstactiviteit te zijn.
----------
(1)<DFG 2021-06-17/28, art. 39, 021; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.14.[1 § 1.]1 De werkgroep heeft als opdracht de resultaten te analyseren en voor te stellen van de externe evaluatie die niet bekrachtigd wordt met een getuigschrift waarmee hij belast werd.
Deze voorstelling moet het mogelijk maken om zowel het niveau van beheersing van het geheel van de geëvalueerde bekwaamheden te beoordelen als het niveau van beheersing van elke bekwaamheid, waarbij niet alleen het gemiddelde niveau maar ook de verspreiding van de resultaten onder de leerlingen en de schoolinrichtingen in aanmerking worden genomen.
Met deze voorstelling kan het beheersingsniveau dat door de leerlingen wordt bereikt, beoordeeld worden door rekening te houden met de eigenaardigheden van de schoolpublieken.
Met deze voorstelling moet de bepaling bedoeld in artikel 17, § 1, vijfde lid mogelijk worden.
Deze voorstelling mag in geen enkel geval de identificatie van de leerlingen of van de schoolinrichtingen toelaten.
[1 § 2. De werkgroep is belast met de productie van een document met didactische richtlijnen in verband met de externe evaluatie die door geen getuigschrift wordt bekrachtigd waarmee hij belast werd.
Dat document moet de pedagogische teams helpen bij het ontleden van de antwoorden en producties van hun leerlingen tegenover de items die deel uitmaakten van de externe evaluatie die door geen getuigschrift wordt bekrachtigd en bij het verstevigen van de beheersing van de geëvalueerde vaardigheden inzonderheid door het instellen van activiteiten waardoor de vastgestelde fouten verholpen worden.]1
----------
(1)<DFG 2009-04-30/C9, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 22-08-2009>
Art.15. De resultaten en de analyse van de externe evaluaties die niet bekrachtigd worden met een getuigschrift, worden door de Voorzitters van de werkgroepen aan de Voorzitter van de Sturingscommissie gestuurd.
HOOFDSTUK III. - Verwerk van resultaten.
Art.16. Het verslag en de analyse van de externe evaluaties die niet bekrachtigd worden met een getuigschrift, worden door de Voorzitter van de Sturingscommissie aan de Regering gestuurd.
Op basis van de resultaten van elke externe evaluatie die niet bekrachtigd wordt met een getuigschrift, brengt de Sturingscommissie de Regering een advies uit met, in voorkomend geval, de aanbevelingen die deze resultaten zouden kunnen verbeteren.
Art.17.§ 1. Naast de resultaten van het geheel van zijn leerlingen alsook die van elk onder hen, beschikken iedere inrichtende macht en elke schoolinrichting over de globale resultaten van al de leerlingen van de Franse Gemeenschap die haar worden meegedeeld, onder de voorstelling bedoeld in artikel 14 door het Algemeen Bestuur Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek.
De personeelsleden en de inrichtende machten van schoolinrichtingen die de resultaten van de externe evaluatie die niet bekrachtigd wordt met een getuigschrift kennen, zijn daartoe tot beroepsgeheim gehouden. Bij overtreding wordt artikel 458 van het Strafwetboek van toepassing.
De mededeling van de resultaten van de externe evaluatie die niet bekrachtigd wordt met een getuigschrift, wordt gevolgd door voorstellen in de vorm van pedagogische hulpmiddelen die ten doel hebben aan de ontdekte moeilijkheden te beantwoorden.
Elk inrichtingshoofd in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs en elke inrichtende macht in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs zorgen ervoor dat de resultaten geanalyseerd en verwerkt worden met, in voorkomend geval, de hulp (van de[2 steun- en begeleidingscel]2 van het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap) of van de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de inrichtende machten naargelang het geval. Het verwerken van de resultaten bestaat inzonderheid in het ontwikkelen en de invoering van pedagogische of organisatorische strategieën die deze resultaten zouden kunnen verbeteren. <DFG 2007-03-08/46, art. 213, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
Elk inrichtingshoofd in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs en elke inrichtende macht in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs zorgen ervoor dat elke ouder of persoon die het ouderlijk gezag uitoefent toegang hebben tot de resultaten van het kind waarvoor hij de opdracht heeft in vergelijking met de globale resultaten van het geheel van de leerlingen van de Franse Gemeenschap.
§ 2. De anonieme resultaten worden ook opgemaakt op het gebied van alle inrichtingen van eenzelfde zone en aan de Zoneraden verstuurd.
----------
(1)<DFG 2014-04-11/28, art. 40, 011; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
(2)<DFG 2019-03-28/43, art. 39, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.18.§ 1. Elke inrichting stelt de resultaten van haar leerlingen ter beschikking (van de betrokken inspectiediensten en, naargelang van het geval, van de [2 steun- en begeleidingscel]2 van het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of van de betrokken Cel voor [1 [2 steun en begeleiding]2]1 van het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap) zodat deze, naast de globale resultaten van het geheel van de leerlingen van de Franse Gemeenschap, over het geheel van de resultaten van de leerlingen beschikken van elke schoolinrichting waarin ze hun opdrachten uitoefenen. <DFG 2007-03-08/46, art. 213, 4°, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
De inspecteurs en [2 steun en begeleiding]2 (adviseurs) die de resultaten kennen van de externe evaluatie die niet bekrachtigd wordt met een getuigschrift, zijn daartoe tot het beroepsgeheim gehouden. Bij overtreding wordt artikel 458 van het Strafwetboek van toepassing. <DFG 2007-03-08/46, art. 213, 4°, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
[2 De betrokken inspectiediensten en de steun- en begeleidingsadviseurs zorgen ervoor dat deze resultaten worden verwerkt in de bijdragen van hun eigen onderzoeken als onderdeel van hun respectieve opdrachten om het niveau van de studies te beoordelen en om steun en begeleiding te bieden. Zij ondersteunen scholen bij de analyse en exploitatie van de resultaten.]2
§ 2. Wat betreft de mededeling van de resultaten van de leerlingen van schoolinrichtingen die één per één beschouwd worden, heeft de mededeling (aan de [2 steun- en begeleidingscel]2 van het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of van de cel voor [2 steun en begeleiding]2 van het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, naargelang van het geval,) slechts betrekking op de inrichtingen die behoren ofwel tot het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, ofwel tot een inrichtende macht aangesloten bij een vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan. In dit geval wordt de mededeling onderworpen aan de toestemming van de inrichtende macht. De Regering bepaalt de nadere regels volgens dewelke de inrichtende macht deze toestemming meedeelt. <DFG 2007-03-08/46, art. 213, 5°, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
----------
(1)<DFG 2014-04-11/28, art. 40, 011; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
(2)<DFG 2019-03-28/43, art. 39, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
TITEL III. - De toekenning van het getuigschrift van basisonderwijs na het lager onderwijs.
Art.19. In het lager onderwijs wordt het Getuigschrift van basisonderwijs uitgereikt op basis van een gezamenlijke externe proef die na het bovenvermelde onderwijs wordt georganiseerd.
Art.20.Alle leerlingen die in het zesde jaar lager onderwijs van het gewoon onderwijs ingeschreven zijn, moeten aan een gezamenlijke externe proef deelnemen waarbij het getuigschrift van basisonderwijs uitgereikt wordt.
Deze proef is ook [1 toegankelijk voor de leerlingen van het gespecialiseerd lager en secundair onderwijs alsook,]1 op aanvraag van de ouders of van de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent, voor elke minderjarige die onderworpen is aan de leerplicht en die minstens 11 jaar oud is op (31 december van het jaar van de proef) en die niet in het zesde jaar van het lager onderwijs ingeschreven is. <DFG 2007-12-13/54, art. 55, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
De inschrijvingen bedoeld in het vorige lid worden voor 30 april van het lopende schooljaar gericht tot de Administrateur-generaal van het algemeen bestuur Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek.
De Regering bepaalt de nadere regels volgens dewelke de inschrijvingen ingediend worden.
----------
(1)<DFG 2012-02-01/14, art. 35, 007; Inwerkingtreding : 25-03-2012>
Art.21. De gezamenlijke externe proef heeft betrekking op de beheersing van de bekwaamheden verwacht na de tweede stap van het leerplichtonderwijs zoals bepaald in het decreet van 19 juli 2001 tot bekrachtiging van de eindtermen zoals bedoeld in artikel 16 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren.
Deze proef bestaat noodzakelijk uit de vragen betreffende het Frans, de wiskundige opleiding, de opwekking - initiatie wetenschappen alsook de opwekking - opleiding geschiedenis en aardrijkskunde met de opleiding voor het sociaal-economische leven.
Voor de onderwijsinrichtingen die overeenkomstig het decreet van 17 juli 2002 een afwijking genieten van de basisvaardigheden, wordt een aanpassing van de gezamenlijke externe proef door de inspectiediensten aangebracht. Deze aanpassing betreft de eventuele vragen die niet met de basisvaardigheden zouden overeenstemmen, eigen aan de betrokken onderwijsinrichtingen. De aanpassing heeft betrekking op het opstellen van één of dezelfde vragen van hetzelfde niveau.
Art.22.§ 1. Voor de organisatie van de gezamenlijke externe proef wordt hoogstens voor drie jaar een werkgroep opgericht die als volgt wordt samengesteld :
- de inspecteur-generaal (van de inspectiedienst van het gewoon basisonderwijs) die het voorzitterschap waarneemt; <DFG 2007-03-08/46, art. 213, 6°, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
- [2 vier vertegenwoordigers van het algemeen bestuur onderwijs;]2
- zes leden (van de algemene inspectiedienst) belast met het gewoon lager niveau, aangewezen door de Regering op voorstel van de administrateur-generaal van het Onderwijs en het Wetenschappelijk Onderzoek (waarvan een) het vice-voorzitterschap van de werkgroep waarneemt; <DFG 2007-03-08/46, art. 213, 6°, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
- zes onderwijzers die hun volledige of gedeeltelijke opdracht van het vijfde jaar of het zesde jaar van het lager onderwijs uitoefenen, aangewezen door de Regering op voorstel, wat betreft het gesubsidieerd onderwijs, van de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de inrichtende machten en na toestemming van hun inrichtende macht.
[1 [5 een lid van de steun- en begeleidingscel voor het onderwijs dat door de Franse Gemeenschap georganiseerd wordt, aangewezen door de Regering op voorstel van WBE en een of meerdere leden van de steun- en begeleidingscellen, benoemd door de Regering op voorstel van het vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan waaronder ze ressorteren.]5]1
[3 Die leerkrachten worden belast met een opdracht in de zin van het decreet van 24 juni 1996 houdende regeling van de opdrachten, verloven wegens opdracht en terbeschikkingstelling wegens opdracht in het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs.
De Regering stelt de nadere regels vast voor de detachering van de leerkrachten die deelnemen aan de werkgroepen belast met de externe proeven van het getuigschrift van basisstudies die met een getuigschrift worden bekrachtigd.]3
De werkgroep zal bestaan uit drie leerkrachten die hun volledige of gedeeltelijke opdracht in het gesubsidieerd officieel onderwijs uitoefenen, twee leerkrachten die hun volledige of gedeeltelijke opdracht in het vrij onderwijs uitoefenen en een leerkracht die zijn volledige of gedeeltelijke opdracht in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs uitoefent.
[1 Wat het gesubsidieerd onderwijs betreft, bevat de werkgroep drie leden van de cel voor [5 steun en begeleiding]5 van het gesubsidieerd officieel onderwijs en twee leden uit een cel voor [5 steun en begeleiding]5 van het gesubsidieerd vrij onderwijs.
Indien de Regering, wat de [5 steun- en begeleidingscel voor het onderwijs, georganiseerd door de Franse gemeenschap]5 betreft, geen vertegenwoordiger aanstelt of indien een coördinatie- en vertegenwoordigingsorgaan, wat de cellen voor [5 steun en begeleiding]5, geen vertegenwoordiger voordraagt of niet het geheel van de leden die het moet voordragen voordraagt, wordt de werkgroep niettemin geacht correct samengesteld te worden.]1
De Regering kan een universitair team opdragen hulp te verlenen aan de werkgroep.
§ 2. [4 Om zijn werkzaamheden te organiseren, richt de werkgroep in zijn midden minstens één subgroep per vak op, onder meer voor Frans, wiskunde en sensibilisering. Elke subgroep wordt voorgezeten door een lid van de algemene dienst inspectie.
§ 3. De reiskosten van de leerkrachten die met een in § 1 van dit artikel bepaalde opdracht worden belast, worden terugbetaald volgens door de Regering nader te bepalen regels.]4
----------
(1)<DFG 2009-04-30/C9, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 22-08-2009>
(2)<DFG 2016-03-24/18, art. 4, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2016>
(3)<DFG 2016-03-24/18, art. 5, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2016>
(4)<DFG 2016-03-24/18, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2016>
(5)<DFG 2019-03-28/43, art. 39, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.23.[1 De werkgroep vervult de volgende opdrachten :
- ontwerpen van twee verschillende en gelijkwaardige volledige proeven, voor uiterlijk 1 mei van het jaar waarin de proef wordt georganiseerd, waarvan één tot de evaluatie zal dienen, als de oorspronkelijk daartoe bepaalde proef wordt onthuld;
- opstellen van de instructies voor het afleggen, verbeteren en slagen voor de proef.]1
In de voorstelling van de gezamenlijke externe proef zorgt de werkgroep ervoor dat er rekening wordt gehouden met de bijzondere toestanden van de leerlingen met sensoriële en/of motorische stoornissen.
----------
(1)<DFG 2016-03-24/18, art. 7, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2016>
Art.24.[1 De leden van de werkgroepen en de universitaire onderzoeksteams alsook elke andere persoon die aan de werkzaamheden zou deelnemen, zijn tot geheimhouding verplicht wat betreft de inhoud van de proeven - buiten de mededelingen die worden toegelaten volgens door de Regering nader te bepalen regels.
Als die bepaling wordt overtreden, is artikel 458 van het Strafwetboek van toepassing.]1
----------
(1)<DFG 2016-03-24/18, art. 8, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2016>
Art.25.§ 1. De Regering bepaalt de nadere regels voor de inschrijving, de deelname en de verbetering van de gezamenlijke externe proef.
§ 2. De nadere regels voor de deelname zijn gemeen aan alle schoolinrichtingen. Nochtans worden ze aangepast aan de bijzondere toestanden van de leerlingen met sensoriële en/of motorische stoornissen [1 met leerstoornissen of met een mentale achterstand]1. [2 Uitzonderlijk, zijn leerlingen met een centrale gehoorstoornis of een gehoorstoornis vrijgesteld van de luistertaak van de proef wanneer de mate van de centrale gehoorstoornis of de gehoorstoornis van dien aard is dat het onmogelijk is de modaliteiten van de luistertaak naar behoren aan te passen.]2
De controle op de naleving van de instructies en de nadere regels voor de deelname behoort tot de verantwoordelijkheid van de directeur van de schoolinrichting.
§ 3. De nadere regels voor de verbetering worden bepaald om de onpartijdigheid en de vertrouwelijkheid te waarborgen.
De controle op de naleving van de instructies en de nadere regels voor verbetering behoort tot de verantwoordelijkheid van elke inspecteur van het lager onderwijs voor de inrichtingen waarin hij zijn opdrachten uitoefent.
----------
(1)<DFG 2011-01-13/04, art. 51, 006; Inwerkingtreding : 04-03-2011>
(2)<DFG 2022-02-24/18, art. 54, 020; Inwerkingtreding : 01-06-2021>
Art.26. § 1. Hoogstens twee weken vóór het begin van de gezamenlijke externe proef stelt elke inspecteur de bevoegde examencommissie samen om te beslissen over het slagen voor de gezamenlijke externe proef voor het geheel van de leerlingen die naar de schoolinrichtingen gaan waarin hij zijn opdrachten uitoefent alsook voor de leerlingen bedoeld in artikel 20, tweede lid, die ofwel naar een gespecialiseerde schoolinrichting gaan gelegen op hetzelfde grondgebied als de scholen voor gewoon onderwijs waarin deze inspecteur zijn opdrachten uitoefent, ofwel die hun woonplaats hebben op ditzelfde grondgebied en die niet naar een school van gespecialiseerd onderwijs gaan, noch naar een zesde jaar van het gewoon onderwijs.
De examencommissie is samengesteld uit :
- de inspecteur die het voorzitterschap waarneemt;
- vier directeurs;
- vier onderwijzers die hun volledige of gedeeltelijke opdracht in het vijfde of het zesde jaar van het lager onderwijs uitoefenen;
- twee onderwijzers die hun volledige of gedeeltelijke opdracht in de eerste graad van het secundair onderwijs uitoefent in één van de vakken bedoeld in artikel 21, tweede lid. Deze onderwijzers worden aangewezen volgens de door de Regering nader te bepalen regels.
§ 2. Indien het aantal leerlingen die ingeschreven zijn voor de gezamenlijke proef hoger is dan 250, kan een bijkomende examencommissie worden samengesteld, enzovoort per schijf van 250 ingeschreven leerlingen.
Voor elke bijkomende examencommissie kan de inspecteur zijn voorzitterschap delegeren aan een schooldirecteur die hij aanwijst.
In dit geval zorgt zij ervoor dat de aangewezen schooldirecteur niet degene is van één van de schoolinrichtingen waarvan de leerlingen betrokken zijn bij de werkzaamheden van de bijkomende examencommissie bedoeld in het vorige lid.
§ 3. Bij de samenstelling van de examencommissie zorgt de inspecteur voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de verschillende onderwijsnetten en voor een samenstelling die de objectiviteit van de beslissingen garandeert.
§ 4. Wanneer de directeurs en de leerkrachten aan de vergaderingen van de examencommissie deelnemen, worden ze als in dienstactiviteit beschouwd.
§ 5. De beslissingen van de examencommissie worden bij meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.
De notulen van de beslissingen van de examencommissie, met de ondertekening van de voorzitter en van de leden van de examencommissie worden door de inspecteur aan het algemeen bestuur Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek gestuurd.
§ 6. Wanneer de leerkrachten aan de vergaderingen van de (examencommissie) deelnemen, worden ze als in dienstactiviteit beschouwd en komen ze in aanmerking voor de terugbetaling van hun verplaatsings- en verblijfkosten onder dezelfde voorwaarden als de ambtenaren van rang 12 van de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap. <DFG 2007-12-13/54, art. 56, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Art.27.[1 Onverminderd de analyse die toestaat scholen die beduidend afwijken te identificeren zoals bedoeld in artikel 68, paragraaf 1, van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, [2 Onverminderd de analyse die het mogelijk maakt om de scholen met een prestatieafwijking bedoeld in artikel 68, § 1, van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, te identificeren, en onverminderd de door de Regering vastgestelde nadere regels voor het bepalen van de toewijzing van de in artikel 4bis, § 6, bedoelde lestijden, van het decreet van 14 maart 1995 tot bevordering van het welslagen in de basisscholen, bedoeld om te experimenteren met praktijken die het mogelijk maken de leerlingen in de tweede cyclus van de eerste stap van het pedagogische continuüm in verband met het leren lezen een differentiatieonderwijs te bieden en hen persoonlijk te begeleiden, kunnen de resultaten van de niet-certificerende externe evaluatie niet leiden tot een rangschikking van de leerlingen of schoolinrichtingen.]2]1. Het is verboden dit te vermelden, inzonderheid om redenen van reclame of concurrentie tussen inrichtingen.
De personeelsleden en de inrichtende machten van schoolinrichtingen die de resultaten kennen van de gezamenlijke externe proef, zijn daartoe tot het beroepsgeheim gehouden. Bij overtreding wordt artikel 458 van het Strafwetboek van toepassing.
De niet-naleving van het verbod op openbaarmaking is een oneerlijke praktijk in de zin van artikel 41, tweede lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.
----------
(1)<DFG 2018-09-13/14, art. 39, 016; Inwerkingtreding : 12-09-2018>
(2)<DFG 2019-05-03/38, art. 93, 017; Inwerkingtreding : 12-07-2019>
Art.28.§ 1. De examencommissie die binnen elke schoolinrichting wordt samengesteld overeenkomstig § 2, reikt het Getuigschrift van Basisonderwijs uit aan elke leerling die geslaagd is voor de gezamenlijke proef.
§ 2. De examencommissie bedoeld in § 1 wordt voorgezeten door het inrichtingshoofd en wordt samengesteld uit de onderwijzers die hun volledige of gedeeltelijke opdracht in het vijfde of het zesde jaar van het lager onderwijs uitoefenen.
De examencommissie bestaat uit minstens drie personen, de voorzitter inbegrepen.
In de schoolinrichtingen die, wegens het klein aantal ingeschreven leerlingen, dat minimum niet bereiken, kan de directeur een beroep doen [1 op de onderwijzers die titularis zijn van andere klassen of meesters inzake adaptatie]1, meesters lichamelijke opvoeding of op meesters tweede taal om het vereiste aantal te bereiken.
In voorkomend geval kan ze een beroep doen op onderwijzers van buiten de schoolinrichting die hun volledige of gedeeltelijke opdracht in het vijfde of het zesde jaar van het lager onderwijs uitoefenen en die tot dezelfde inrichtende macht behoren of, bij gebreke daarvan, tot een andere inrichtende macht.
§ 3. In de inrichtingen van gespecialiseerd onderwijs waarvan de leerlingen aan de gezamenlijke externe proef hebben deelgenomen, is het de klassenraad zoals bepaald in artikel 4, § 1, 10° van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs die de opdrachten uitoefent die toevertrouwd worden aan de examencommissie bedoeld (in bovenvermelde § 1). <DFG 2007-12-13/54, art. 57, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
§ 4. Onverminderd de bepaling bedoeld in bovenvermelde § 3 is het de examencommissie bedoeld in artikel 26 die het Getuigschrift van Basisonderwijs aan een minderjarige uitreikt die geslaagd is voor een gezamenlijke externe proef waaraan hij deelgenomen heeft krachtens de bepaling bedoeld in artikel 20, tweede lid.
----------
(1)<DFG 2009-04-30/C9, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 22-08-2009>
Art.29.§ 1. De examencommissie bedoeld in artikel 28 kan een Getuigschrift van Basisonderwijs uitreiken aan de leerling (...) die niet geslaagd is of niet heeft kunnen deelnemen aan het geheel of een gedeelte van de gezamenlijke externe proef. <DFG 2007-12-13/54, art. 58, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
§ 2. De examencommissie baseert haar beslissing op een dossier met een afschrift van de schoolresultaten van de leerling van de twee laatste jaren van het lager onderwijs zoals ze meegedeeld werden aan de ouders alsook met een uitvoerig rapport van de onderwijzer met zijn gunstig of ongunstig advies over de uitreiking van het getuigschrift van basisonderwijs aan de betrokken leerling.
Wanneer een leerling sinds minder dan twee schooljaren het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd lager onderwijs volgt, kan een afschrift van de schoolresultaten van één schooljaar volstaan.
De examencommissie voegt bij het dossier elk ander element dat ze nodig acht.
[1 Het proces-verbaal van de beslissingen van de examencommissie wordt in een daartoe bestemd register opgenomen en draagt de ondertekening van het hoofd van de schoolinrichting en van de leden van de examencommissie. De lijst van de leerlingen die het getuigschrift van basisstudies hebben bekomen, wordt bij het proces-verbaal gevoegd.
Het register en de dossiers van de leerlingen worden in het archief opgeslagen van de school gedurende tien jaar. De lijst van de leerlingen vermeld in het vorige lid wordt opgeslagen gedurende twintig jaar.]1 [2 Er wordt een voor eensluidend verklaard afschrift van deze lijst aan de Diensten van de Regering binnen de vijf werkdagen na de beslissing van de examencommissie toegestuurd.]2
§ 3. De directie van de school houdt ter beschikking van de inspecteur van het lager onderwijs alle documenten betreffende de beslissing over de uitreiking van het Getuigschrift van Basisonderwijs volgens de nadere regels bepaald in dit artikel. De inspecteur van het lager onderwijs kan de bovenvermelde documenten binnen de school raadplegen.
[3 § 4. Voor elke leerling die het getuigschrift basisstudies niet heeft gekregen, stelt de examencommissie bedoeld bij artikel 29 een competentieverslag op over de beheersing van de competentiesokkels op 12 jarige leeftijd en vermeldt, in voorkomend geval, de gedeelten van de gemeenschappelijke externe proef bedoeld bij artikel 19, waarvoor de leerling geslaagd is. De Regering bepaalt het model voor het competentieverslag.
Wanneer één van deze leerlingen in het secundair onderwijs ingeschreven is, zendt het hoofd van de inrichting voor lager onderijs zonder verwijl aan de school voor secundair onderwijs die het aanvraagt het competentieverslag bedoeld bij het eerste lid alsook, desgevallend, het individueel leerplan bedoeld bij artikel 4, § 1, van het decreet van 3 maart 2004 tot organisatie van het gespecialiseerd onderwijs.]3
[4 § 5. Als de Regering, in één of verschillende onderwijsinrichtingen, een gezamenlijke externe proef of een deel van een gezamenlijke externe proef, schrapt, kan de examencommissie binnen een school, of, ofwel in het in artikel 28 § 3 bedoelde geval, ofwel in het geval van een gezamenlijke externe proef die moet worden afgelegd door leerlingen van de eerste graad van het secundair onderwijs, de klassenraad, het getuigschrift basisstudies uitreiken aan de leerling die, als gevolg van die schrapping, niet heeft kunnen deelnemen aan de gezamenlijke externe proef of aan een deel van de gezamenlijke externe proef.
De examencommissie binnen een school baseert haar beslissing op het advies van de onderwijzer en op een dossier met een afschrift van de schoolrapporten van de leerling van de twee laatste jaren van het lager onderwijs zoals ze meegedeeld werden aan de ouders.
Wanneer een leerling sinds minder dan twee schooljaren het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd lager onderwijs volgt, kan een afschrift van de schoolrapporten van één schooljaar volstaan.
De examencommissie binnen een school voegt bij het dossier elk ander element dat ze nodig acht.
Het proces-verbaal van de beslissingen van de examencommissie wordt in een daartoe bestemd register opgenomen en draagt de ondertekening van het hoofd van de schoolinrichting en van de leden van de examencommissie. De lijst van de leerlingen die het getuigschrift van basisstudies hebben bekomen, wordt bij het proces-verbaal gevoegd.
Het register en de dossiers van de leerlingen worden in het archief van de school gedurende tien jaar opgeslagen. De lijst van de leerlingen vermeld in het vorige lid wordt opgeslagen gedurende twintig jaar. Er wordt een voor eensluidend verklaard afschrift van deze lijst aan de Diensten van de Regering binnen de vijf werkdagen na de beslissing van de examencommissie binnen een school toegestuurd.]4
----------
(1)<DFG 2009-04-30/C9, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 22-08-2009>
(2)<DFG 2012-07-12/31, art. 71, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
(3)<DFG 2014-04-11/32, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(4)<DFG 2015-06-19/01, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 19-06-2015>
Art.30. De Regering bepaalt het model van het Getuigschrift van Basisonderwijs.
Art.31.
<Opgeheven bij DFG 2023-07-20/49, art. 16, 022; Inwerkingtreding : 01-10-2023>
Art.32.§ 1. De ouders van de leerling waarvoor de uitreiking van het Getuigschrift van Basisonderwijs na het lager onderwijs werd geweigerd, of de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent, kunnen binnen een termijn van tien werkdagen volgend op de mededeling van de weigering van de uitreiking van het Getuigschrift van Basisonderwijs, een beroep instellen tegen deze weigering vóór [2 de in artikel 2.3.4-1 van het Wetboek voor het basis- en secundair onderwijs opgerichte Kamer van beroep]2.
De eventuele beroepsinstelling wordt voorafgegaan door een onderhoud met de directie van de school of de onderwijzer-titularis van de klasse gevolgd per leerling zodat uitleg wordt gegeven aan de ouders of aan de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent over de redenen waarom het Getuigschrift van Basisonderwijs aan hun kind niet heeft kunnen worden uitgereikt.
Het beroep omvat een nauwkeurige motivering. Wordt bijgevoegd elk stuk dat de verwerende partij nodig acht om [2 De Kamer van beroep]2 in te lichten.
(Een kopie van het beroep wordt, dezelfde dag, door de eiser eveneens per aangetekende brief naar het betrokken instellingshoofd verstuurd.) <DFG 2007-12-13/54, art. 60, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
§ 2. Het beroep wordt ingesteld bij aangetekende brief aan de administrateur-generaal van het bestuur Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek die het onmiddellijk stuurt aan de voorzitter van [1 De Kamer van beroep]1.
De Voorzitter van [2 De Kamer van beroep]2 stuurt dezelfde dag een afschrift van het beroep aan de inspecteur (...). <DFG 2007-12-13/54, art. 61, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
De inspecteur en de directeur van de schoolinrichting kunnen de Voorzitter van [1 De Kamer van beroep]2 elk document sturen om de bovenvermelde raad in te lichten.
[2 De Kamer van beroep]2 gelast de inspecteur en de directeur van de schoolinrichting hem elk document voor te leggen dat hij nuttig acht bij het nemen van een beslissing, inzonderheid de protocollen van de betrokken leerling van de gezamenlijke externe proef. Hij kan elke persoon verhoren die hij nuttig acht. Hij kan zich laten bijstaan door deskundigen die hij kiest.
----------
(1)niet in Nederlandstalige versie
(2)<DFG 2023-07-20/49, art. 17, 022; Inwerkingtreding : 01-10-2023>
Art.33.De beslissingen [1 van de Kamer van beroep]1 baseren zich op de overeenstemming met de door de leerling verworven bekwaamheden en de bekwaamheden die hij normaal gezien moet verwerven na de tweede stap van het leerplichtonderwijs zoals bedoeld in het decreet van 19 juli 2001 tot bekrachtiging van de eindtermen zoals bedoeld in artikel 16 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren.
----------
(1)<DFG 2023-07-20/49, art. 18, 022; Inwerkingtreding : 01-10-2023>
Art.34. Op voorstel van de Sturingscommissie kan de Regering een representatieve steekproef van de verbeterde afschriften van de gezamenlijke externe proef aanvragen die anoniem worden gehouden om de verworven kennis van de leerlingen na het lager onderwijs globaal te beoordelen.
Art.35. Er wordt een minimum jaarlijks bedrag van 300.000 euro toegekend aan de ontwikkeling en de organisatie van externe evaluaties.
De begroting die toegekend wordt aan de organisatie van de gezamenlijke externe proef is inbegrepen in het bedrag bedoeld in het eerste lid.
Art.36. Na het schooljaar 2007-2008 zal de Regering overgaan naar een evaluatie van het stelstel voor de uitreiking van het Getuigschrift van Basisonderwijs volgens de nadere regels die ze bepaalt.
Titel III/I. [2 De organisatie van de gemeenschappelijke externe proeven die bekrachtigd worden met een getuigschrift op het einde van de derde fase van het pedagogisch continuüm.]2
----------
(1)
Art. 36/1.[1 Op het einde van de derde stap van het pedagogische continuüm bedoeld bij artikel 13 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, wordt[2 de gemeenschappelijke externe proeven die bekrachtigd worden met een getuigschrift, hierna de externe proeven die bekrachtigd worden met een getuigschrift]2.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2009-04-30/C9, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DFG 2013-03-28/22, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Art. 36/2.[2 [3 Worden onderworpen aan externe proeven die bekrachtigd worden met een getuigschrift die in aanmerking komen voor de uitreiking van het getuigschrift secundair onderwijs van de eerste graad op het einde van de derde fase van het pedagogisch continuüm :
1° alle leerlingen die in het gemeenschappelijke tweede jaar ingeschreven zijn;
2° de leerlingen die, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 26, § 2, eerste lid, en 28, § 1, eerste lid, 1°, a, 2°, eerste lid, a, en § 2, eerste lid, 1°, van het decreet van 30 juni 2006 betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs, voor het bijkomend jaar georganiseerd op het einde van de eerste graad ingeschreven zijn overeenkomstig titel III van hetzelfde decreet van 30 juni 2006.
Deze externe proeven die bekrachtigd worden met een getuigschrift zijn ook toegankelijk, op aanvraag van de ouders of van de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent en, na het advies van de Klassenraad te hebben ingewonnen, voor elke leerling ingeschreven voor de tweede en derde fases van het gespecialiseerd onderwijs van vorm 3.]3
De inschrijvingen bedoeld in het vorige lid worden bezorgd aan de Administrateur-generaal van het Algemeen Bestuur Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek voor 31 maart van het lopende schooljaar.
De Regering bepaalt de nadere regels volgens dewelke deze inschrijvingen ingediend worden.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2009-04-30/C9, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DFG 2013-03-28/22, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(3)<DFG 2014-04-11/32, art. 41, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 36/3.[1 [2 De externe proeven die bekrachtigd worden met een getuigschrift hebben betrekking]2 op de beheersing van vaardigheden die verwacht worden op het einde van de derde stap van het leerplichtonderwijs zoals bepaald in het decreet van 19 juli 2001 tot bekrachtiging van de eindtermen zoals bedoeld in artikel 16 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren en tot organisatie van een procedure voor beperkte afwijking.
[2 Voor wat betreft het schooljaar 2012-2013 hebben de externe proeven die bekrachtigd worden met een getuigschrift noodzakelijkerwijze betrekking op het Frans en de wiskundige opleiding en, bij wijze van proef, op de moderne talen.
Voor wat betreft het schooljaar 2013-2014 hebben de externe proeven die bekrachtigd worden met een getuigschrift noodzakelijkerwijze betrekking op het Frans, de wiskundige opleiding en de moderne talen en, bij wijze van proef, op de wetenschappen.
Vanaf het schooljaar 2014-2015 hebben de externe proeven die bekrachtigd worden met een getuigschrift betrekking op het Frans, de wiskundige opleiding, de moderne talen en de wetenschappen.
Voor de volgende schooljaren bepaalt de Regering, na advies van de Sturingscommissie, het (de) andere vak (en) waarop, desgevallend, één of meer aanvullende externe proeven die bekrachtigd worden met een getuigschrift, bij wijze van proef, betrekking hebben.]2
Voor de onderwijsinrichtingen die, overeenkomstig het decreet van 17 juli 2002, een afwijking genieten van de basisvaardigheden, wordt door de betrokken onderwijsinrichtingen [2 de externe proeven die bekrachtigd worden met een getuigschrift]2, aangepast. Deze aanpassing heeft betrekking op de mogelijke vragen die niet zouden overeenstemmen met de basisvaardigheden eigen aan de betrokken onderwijsinrichtingen. De aanpassing bestaat in de productie van één of meerdere vragen van hetzelfde niveau.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2009-04-30/C9, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DFG 2013-03-28/22, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Art. 36/4.[1 § 1. Voor de uitwerking [2 van de externe proeven die bekrachtigd worden met een getuigschrift]2 wordt per betrokken vak, voor hoogstens drie jaar, een werkgroep opgericht die als volgt wordt samengesteld :
- De Inspecteur-generaal van de Inspectiedienst voor het gewoon secundair onderwijs of bij afvaardiging door hem verleend, een inspecteur belast met de coördinatie binnen dezelfde dienst, die voorzitter is;
- Een vertegenwoordiger van het Algemeen bestuur Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek;
- Van twee tot vier leden van de Algemene inspectiedienst belast met het lager secundair onderwijs, aangesteld door de Regering op de voordracht van de Administrateur-generaal van het Onderwijs en het Wetenschappelijk Onderzoek, waarvan één voor het ondervoorzitterschap van de werkgroep zorgt;
- Een lid uit de [5 steun- en begeleidingscellen]5 van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap aangesteld door de Regering;
- Een lid uit de cel voor [5 steun en begeleiding]5 van het gesubsidieerd officieel onderwijs aangesteld door de Regering op de voordracht van het coördinatie- en vertegenwoordigingsorgaan waaronder hij ressorteert;
- Twee leden uit de cellen voor [5 steun en begeleiding]5 van het gesubsidieerd vrij onderwijs aangesteld door de Regering op de voordracht van de coördinatie- en vertegenwoordigingsorganen waaronder zij ressorteren;
- Vier leden die een deel of de volledigheid van hun opdracht in het eerste of tweede secundair jaar uitoefenen, aangesteld door de Regering, op de voordracht, wat het gesubsidieerd onderwijs betreft, van de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de inrichtende machten en na instemming van hun inrichtende macht.
De werkgroep bevat een onderwijzer die een deel of de volledigheid van zijn opdracht in het gesubsidieerd officieel onderwijs uitoefent, twee onderwijzers die een deel of de volledigheid van hun opdracht in het gesubsidieerd vrij onderwijs uitoefenen en een onderwijzer die een deel of de volledigheid van zijn opdracht in het door de Franse Gemeenschap ingerichte onderwijs uitoefent.
[3 Die leerkrachten worden belast met een opdracht in de zin van het decreet van 24 juni 1996 houdende regeling van de opdrachten, verloven wegens opdracht en terbeschikkingstelling wegens opdracht in het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs.
De Regering stelt de nadere regels vast voor de detachering van de leerkrachten die deelnemen aan de werkgroepen belast met de externe proeven van het getuigschrift van secundair onderwijs van de eerste graad die met een getuigschrift worden bekrachtigd.]3
Indien de Regering, wat de dienst voor raad en pedagogische begeleiding betreft, geen vertegenwoordiger aanstelt of indien een coördinatie- en vertegenwoordigingsorgaan, wat de cellen voor [5 steun en begeleiding]5, geen vertegenwoordiger voordraagt of niet het geheel van de leden die het moet voordragen voordraagt, wordt de werkgroep niettemin geacht correct samengesteld te worden.
De Regering kan een universitair team belasten met het steunen van de werkgroep.
§ 2. De Inspecteur-generaal van de inspectiedienst van het secundair onderwijs zorgt voor de coördinatie van de verschillende werkgroepen.
§ 3. [4 De reiskosten van de leerkrachten die met een in § 1 van dit artikel bepaalde opdracht worden belast, worden terugbetaald volgens door de Regering nader te bepalen regels.]4 ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2009-04-30/C9, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DFG 2013-03-28/22, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(3)<DFG 2016-03-24/18, art. 9, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2016>
(4)<DFG 2016-03-24/18, art. 10, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2016>
(5)<DFG 2019-03-28/43, art. 39, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. 36/5.[2 Voor de externe proef die bekrachtigd wordt met een getuigschrift waarmee de werkgroep belast wordt, vervult deze werkgroep de volgende opdrachten :
1° [3 ontwerpen van twee verschillende en gelijkwaardige volledige proeven, die beschikbaar moeten zijn voor uiterlijk 1 mei van het jaar waarin de proef wordt georganiseerd, waarvan één tot de evaluatie zal dienen, als de oorspronkelijk daartoe bepaalde proef wordt onthuld;]3
2° Uitbouw van de richtlijnen voor het afnemen en de verbetering van de proef;
3° Definitie van de criteria voor de verbetering en het slagen voor de proef;
4° Analyse en voorstelling van de resultaten;
5° Productie van een document met didactische richtlijnen in verband met de betrokken externe evaluatie die bekrachtigd wordt met een getuigschrift.
In de voorstelling van de externe proef die bekrachtigd wordt met een getuigschrift waarmee de werkgroep belast wordt, zorgt deze voor de inachtneming van de bijzondere toestanden van de leerlingen die aan sensoriële en/of motorische afwijkingen lijden.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2009-04-30/C9, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DFG 2013-03-28/22, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(3)<DFG 2016-03-24/18, art. 11, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2016>
Art. 36/5/1. [1 § 1. De werkgroep analyseert en stelt de resultaten voor van de externe proef die bekrachtigd wordt met een getuigschrift waarmee hij belast wordt.
Deze voorstelling moet het mogelijk maken om :
1° zowel het niveau van beheersing van het geheel van de geëvalueerde vaardigheden als het niveau van beheersing van elke vaardigheid te behoordelen, waarbij niet alleen het gemiddelde niveau maar ook de verspreiding van de resultaten onder de leerlingen en de schoolinrichtingen in aanmerking worden genomen;
2° het niveau van de beheersing te beoordelen dat bereikt wordt door de leerlingen rekening houdend met de eigenaardigheden van de schoolbevolkingen.
Deze voorstelling mag in geen enkel geval de identificatie van de leerlingen of van de schoolinrichtingen toelaten.
§ 2. De werkgroep produceert een document met didactische richtlijnen in verband met de externe proef die bekrachtigd wordt met een getuigschrift waarmee hij belast is.
Dit document moet de pedagogische teams helpen om :
1° de antwoorden en de producties van leerlingen te analyseren ten aanzien van de items die deel uitmaakten van de externe proef die bekrachtigd wordt met een getuigschrift;
2° de beheersing van de geëvalueerde vaardigheden te verbeteren, inzonderheid met de organisatie van activiteiten met het oog op het verhelpen en het voorkomen van de vastgestelde leemten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2013-03-28/22, art. 8, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Art. 36/5/2. [1 § 1. De resultaten en de analyse van de externe proeven die bekrachtigd worden met een getuigschrift, worden door de Voorzitters van de werkgroepen aan de Voorzitter van de Sturingscommissie gestuurd.
§ 2. De anonieme resultaten worden ook opgemaakt op het gebied van het geheel van de inrichtingen van eenzelfde zone en aan de Zoneraden verstuurd door de voorzitter van de Sturingscommissie.
De Voorzitter van de Sturingscommissie zorgt voor de versturing van de resultaten aan de verantwoordelijken van de vertegenwoordgings- en coördinatieorganen van de inrichtende machten voor wat hen betreft.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2013-03-28/22, art. 9, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Art. 36/5/3.[1 § 1. Naast de resultaten van het geheel van zijn leerlingen alsook die van elk onder hen, beschikken iedere inrichtende macht en elke schoolinrichting over de globale resultaten van al de leerlingen van de Franse Gemeenschap die haar worden meegedeeld, onder de voorstelling bedoeld in artikel 36/5/1 door het Algemeen Bestuur Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek.
De mededeling van de resultaten van de externe proeven die bekrachtigd worden met een getuigschrift, wordt gevolgd door voorstellen in de vorm van pedagogische hulpmiddelen die ten doel hebben aan de ontdekte moeilijkheden te beantwoorden.
Elk inrichtingshoofd in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs en elke inrichtende macht in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs, zorgen ervoor dat de resultaten geanalyseerd en verwerkt worden met, in voorkomend geval, de hulp van de [2 steun- en begeleidingscellen]2 van het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of van de Cel voor [2 steun en begeleiding]2 van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs naargelang het geval. Het verwerken van de resultaten bestaat inzonderheid in het ontwikkelen en de invoering van pedagogische of organisatorische strategieën die deze resultaten zouden kunnen verbeteren.
Elk inrichtingshoofd in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs en elke inrichtende macht in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs, zorgen ervoor dat elke ouder of persoon die het ouderlijk gezag uitoefent, toegang hebben tot de resultaten van het kind waarvoor hij zorg op zich neemt in vergelijking met de globale resultaten van het geheel van de leerlingen van de Franse Gemeenschap.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2013-03-28/22, art. 10, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<DFG 2019-03-28/43, art. 39, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. 36/5/4.[1 § 1. Elke inrichting stelt de resultaten van haar leerlingen ter beschikking van de betrokken inspectiediensten en, naargelang het geval, van de [2 steun- en begeleidingscellen]2 van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs of van de Cel voor [2 steun en begeleiding]2 van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs zodat deze, naast de globale resultaten van het geheel van de leerlingen van de Franse Gemeenschap, over het geheel van de resultaten van de leerlingen beschikken van elke schoolinrichting waarin ze hun opdrachten uitoefenen.
De inspecteurs en de [2 steun en begeleiding]2 adviseurs die de resultaten kennen van de externe proeven die bekrachtigd worden met een getuigschrift na het einde van de derde fase van het pedagogisch continuüm, zijn tot het beroepsgeheim gehouden. Bij overtreding wordt artikel 458 van het Strafwetboek van toepassing.
[2 De betrokken inspectiediensten en de steun- en begeleidingsadviseurs zorgen ervoor dat deze resultaten worden verwerkt in de bijdragen van hun eigen onderzoeken als onderdeel van hun respectieve opdrachten om het niveau van de studies te beoordelen en om steun en begeleiding te bieden. Zij ondersteunen scholen bij de analyse en exploitatie van de resultaten.]2
§ 2. [2 Wat betreft de mededeling van de resultaten van de leerlingen van schoolinrichtingen die één per één beschouwd worden, heeft de mededeling aan de steun- en begeleidingscel van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs of de steun- en begeleidingscel van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs, naargelang het geval, slechts betrekking op de inrichtingen die behoren ofwel tot het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, ofwel tot een inrichtende macht aangesloten bij een vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan. In dit geval wordt de mededeling onderworpen aan de toestemming van de inrichtende macht. De Regering bepaalt de nadere regels volgens dewelke de inrichtende macht deze toestemming meedeelt.]2]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2013-03-28/22, art. 11, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<DFG 2019-03-28/43, art. 39, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. 36/6.[1 De leden van de werkgroepen en de universitaire onderzoeksteams alsook elke andere persoon die aan de werkzaamheden zou deelnemen, zijn tot geheimhouding verplicht wat betreft de inhoud van de proeven - buiten de mededelingen die worden toegelaten volgens door de Regering nader te bepalen regels.
Als die bepaling wordt overtreden, is artikel 458 van het Strafwetboek van toepassing.]1
----------
(1)<DFG 2016-03-24/18, art. 12, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2016>
Art. 36/7.[1 § 1. De Regering bepaalt de nadere regels voor de inschrijving, het afleggen en de verbetering [2 van de externe proeven die bekrachtigd worden met een getuigschrift]2.
§ 2. De nadere regels voor het afnemen van de proef zijn gemeen aan alle schoolinrichtingen. Ze worden nochtans aangepast aan de bijzondere toestanden van de leerlingen die aan sensoriële en/of motorische afwijkingen lijden, de leerlingen die leerstoringen of een lichte mentale achterlijkheid oplopen. [3 Uitzonderlijk, zijn leerlingen met een centrale gehoorstoornis of een gehoorstoornis vrijgesteld van de luistertaak van de proef wanneer de mate van de centrale gehoorstoornis of de gehoorstoornis van dien aard is dat het onmogelijk is de modaliteiten van de luistertaak naar behoren aan te passen]3
De proef worden simultaan afgenomen in alle deelnemende klassen of scholen.
De inachtneming van de richtlijnen en de nadere regels voor het afleggen van de proef wordt onder de verantwoordelijkheid geplaatst van de directie van de schoolinrichting.
§ 3. De nadere regels voor de verbetering van de proef worden bepaald met inachtneming van de onpartijdigheid en de vertrouwelijkheid.
De inachtneming van de richtlijnen en de nadere regels voor het verbeteren van de proef wordt onder de verantwoordelijkheid geplaatst van iedere inrichtende macht die deze aan de directie van de inrichting kan delegeren.
Op initiatief van één of meerdere inrichtende machten, kan de verbetering van de proeven uit meerdere schoolinrichtingen hergroepeerd worden in eenzelfde verbeteringscentrum. In dat geval, stelt de inrichtende macht(en) een directeur aan om in te staan voor de verantwoordelijkheid inzake inachtneming van de richtlijnen en nadere regels voor de verbetering van de proef.
§ 4. De leden van de algemene inspectiedienst gaan na of, in het kader van hun opdracht, de richtlijnen voor het afleggen en de verbetering van de proef in acht genomen werden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2009-04-30/C9, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DFG 2013-03-28/22, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(3)<DFG 2022-02-24/18, art. 54, 020; Inwerkingtreding : 01-06-2021>
Art. 36/8.[1 [3 Onverminderd de analyse die toestaat scholen die beduidend afwijken te identificeren zoals bedoeld in artikel 68, paragraaf 1, van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, [4 Onverminderd de analyse die het mogelijk maakt om de scholen met een prestatieafwijking bedoeld in artikel 68, § 1, van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, te identificeren, en onverminderd de door de Regering vastgestelde nadere regels voor het bepalen van de toewijzing van de in artikel 16sexies/1, § 1, bedoelde lestijden, van het decreet van 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan, bedoeld om te experimenteren met praktijken die het mogelijk maken leerlingen van de eerste graad van het secundair onderwijs een differentiatieonderwijs te bieden en hen persoonlijk te begeleiden, kunnen de resultaten van de certificerende externe proeven niet leiden tot een rangschikking van de leerlingen of schoolinrichtingen.]4-3. Het is verboden er melding van te maken, onder andere om reclamedoeleinden of wegens een concurrentie onder schoolinrichtingen. Het is tevens verboden melding te maken van de deelneming aan deze proef, om reclamedoeleinden of wegens een concurrentie onder schoolinrichtingen.
De leden van het personeel en de inrichtende machten van de schoolinrichtingen die kennis hebben van de uitslag bekomen [2 bij de externe proeven die bekrachtigd worden met een getuigschrift]2 worden, in verband daarmee, tot het beroepsgeheim gehouden. In geval van overtreding, is artikel 458 van het Strafwetboek van toepassing.
Het niet-inachtnemen van het verbod van bekendmaking wordt gelijkgesteld met een oneerlijke praktijk in de zin van artikel 41, tweede lid van de wet van 29 mei 1959 houdende wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2009-04-30/C9, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DFG 2013-03-28/22, art. 14, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(3)<DFG 2018-09-13/14, art. 40, 016; Inwerkingtreding : 12-09-2018>
(4)<DFG 2019-05-03/38, art. 94, 017; Inwerkingtreding : 12-07-2019>
Art. 36/9.[3 § 1. De resultaten bij de externe proeven die bekrachtigd worden met een getuigschrift, worden in aanmerking genomen door de klassenraad, zoals bepaald in artikel 2, 12°, van het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs wanneer hij het getuigschrift voor secundair onderwijs van de eerste graad uitreikt op het einde van de derde fase van het pedagogisch continuüm.
§ 2. Ingeval een leerling voor een vak bedoeld door één van de externe proeven die bekrachtigd worden met een getuigschrift bedoeld in de voorafgaande artikelen slaagt, acht de klassenraad dat de leerling, voor het betrokken vak, de basisvaardigheden beheerst zoals bedoeld in het voornoemde decreet van 19 juli 2001 met inachtneming van de bepalingen bedoeld [4 in de artikelen 26, § 1, 1°, 28bis, § 1, 1° en 30, § 1, eerste lid, 1°, en § 2, 1°]4 van het decreet van 30 juni 2006 betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs.
§ 3. De bedoelde klassenraad kan van mening zijn dat de leerling die niet geslaagd is of die niet heeft kunnen deelnemen aan een deel of het geheel van de externe proeven bekrachtigd met een getuigschrift, de verwachte vaardigheden voor het (de) betrokken vakken beheerst voor zover de afwezigheid (-heden) verantwoord is (zijn) overeenkomstig artikel 32 van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie.
De klassenraad neemt zijn beslissing voor het (de) betrokken vak(ken) op basis van een dossier waarin vervat zijn een afschrift van de rapporten van de twee tot drie jaren gevolgd in de eerste graad, een omstandig verslag van de leraar of leerkrachten die titularis is (zijn) van het (de) betrokken vak(ken) alsook, desgevallend, het geïndividualiseerde leerproject met de erbij horende documenten.
Wanneer een leerling het secundair onderwijs ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap sedert minder dan twee jaar volgt, is het afschrift van de rapporten van één schooljaar voldoend.
De klassenraad voegt bij het dossier elk ander element dat hij nodig acht.
Het proces-verbaal van de klassenraad wordt opgenomen in een ad hoc register en draagt de handtekening van het inrichtingshoofd en van de leden van de klassenraad. Een lijst met de resultaten van de leerlingen die de externe proef bekrachtigd door een getuigschrift hebben afgelegd, wordt bij het proces-verbaal gevoegd.
Er wordt een voor eensluidend verklaard afschrift van deze lijst aan de Diensten van de Regering bezorgd binnen de vijf werkdagen na de beslissing van de klassenraad.]3
[5 § 4. Als de Regering, in één of verschillende onderwijsinrichtingen, een externe proef die met een getuigschrift wordt bekrachtigd of een deel van een externe proef die met een getuigschrift wordt bekrachtigd, schrapt, kan de klassenraad achten dat de leerling de competenties die voor het betrokken vak of de betrokken vakken vereist zijn, beheerst.
De klassenraad baseert zijn beslissing, voor het(de) betrokken vak(ken), op het advies van de leerkrachten die titularis zijn van het(de) betrokken vak(ken) en op een dossier met het afschrift van de schoolrapporten van de twee of drie jaren die in de eerste graad werden gevolgd, alsook, in voorkomend geval, het geïndividualiseerde leerproject samen met de erbij horende documenten.
Wanneer een leerling sinds minder dan twee schooljaren het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd secundair onderwijs volgt, kan een afschrift van de schoolrapporten van één schooljaar volstaan.
De klassenraad voegt bij het dossier elk ander element dat hij nodig acht.
Het proces-verbaal van de beslissingen van de klassenraad wordt in een daartoe bestemd register opgenomen en draagt de ondertekening van het hoofd van de schoolinrichting en van de leden van de klassenraad. De lijst met de resultaten van de betrokken leerlingen, wordt bij het proces-verbaal gevoegd.
Er wordt een voor eensluidend verklaard afschrift van deze lijst aan de Diensten van de Regering binnen de vijf werkdagen na de beslissing van de klassenraad toegestuurd.]5
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2009-04-30/C9, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DFG 2012-07-12/31, art. 72, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
(3)<DFG 2013-03-28/22, art. 15, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(4)<DFG 2014-04-11/32, art. 42, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(5)<DFG 2015-06-19/01, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 19-06-2015>
Art. 36/10.[1 De Sturingscommissie stelt voor 15 november ieder jaar een evaluatieverslag op over de implementatie [2 van de externe proeven die bekrachtigd worden met een getuigschrift]2 tijdens het vorige schooljaar.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2009-04-30/C9, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DFG 2013-03-28/22, art. 16, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Titel III/2. - [1 De organisatie van de gemeenschappelijke externe proeven bekrachtigd door een getuigschrift op het einde van het hoger secundair onderwijs]1
----------
(1)
Art. 36/11.[1 § 1. Alle leerlingen ingeschreven voor het jaar van het secundair onderwijs dat bekrachtigd wordt met de uitreiking van een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs leggen de gemeenschappelijke externe proef bekrachtigd door een getuigschrift, hierna de " externe proeven bekrachtigd door een getuigschrift ", af.
Deze externe proeven bekrachtigd door een getuigschrift tellen mee bij de uitreiking van het getuigschrift hoger secundair onderwijs en hebben betrekking op de bevoegdheden en kennis die verwacht worden op het einde van de algemene en technologische humaniora of de beroeps- en technische humaniora zoals bedoeld bij de artikelen 25 en 35 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren.
De bij het vorige lid bedoelde externe proeven bekrachtigd door een getuigschrift zullen, ieder, worden geïntegreerd in de betrokken vakken in de evaluatie binnen de schoolinrichting en zullen, ieder voor de bedoelde vakken, meetellen voor en deel van de kennis en competenties bedoeld bij het vorige lid.
§ 2. Wat betreft het schooljaar 2013-2014 :
1 ° is de externe proef bekrachtigd door een getuigschrift voor de geschiedenis voor de doorstromingsafdeling facultatief;
2° is de externe proef bekrachtigd door een getuigschrift voor het Frans voor de doorstromingsafdeling facultatief;
3° wordt de externe proef bekrachtigd door een getuigschrift voor het Frans, als experiment, georganiseerd over meerdere competenties in de doorstromingsafdeling.
Na advies van de Sturingscommissie, bepaalt de Regering de competenties die in aanmerking komen voor de externe proeven bekrachtigd door een getuigschrift.
Iedere inrichtende macht beslist over de aanwending van deze externe proeven bekrachtigd door een getuigschrift voor elke school die hij inricht.
De inrichtende machten die de evaluatieproeven wensen te gebruiken bedoeld bij de vorige leden dienen een aanvraag in vóór 30 maart van het lopende schooljaar. De Regering bepaalt de nadere regels voor de indiening van de aanvragen.
§ 3. Vanaf het schooljaar 2014-2015 :
1° is de externe proef bekrachtigd door een getuigschrift voor de geschiedenis voor de doorstromingsafdeling verplicht;
2 ° is de externe proef bekrachtigd door een getuigschrift voor het Frans voor de doorstromingsafdeling verplicht en heeft ze op meerdere competenties in de doorstromings- en kwalificatieafdeling betrekking;
3° de externe proef bekrachtigd door een getuigschrift voor het Frans wordt, als experiment, georganiseerd over de competenties waarop de genoemde externe proeven bekrachtigd door een getuigschrift betrekking hebben in de wiskunde en in de wetenschappen.
Na advies van de Sturingscommissie, bepaalt de Regering de competenties die in aanmerking komen voor de externe proeven bekrachtigd door een getuigschrift.
§ 4. Voor de daarna volgende schooljaren, na advies van de Sturingscommissie, bepaalt de Regering de bijkomende vakken (het bijkomende vak) waarop, desgevallend, als experiment en verplicht, één of meerdere bijkomende externe proef(-en) bekrachtigd door een getuigschrift betrekking heeft (hebben) en, desnoods, de betrokken vormen, afdelingen en opties en de competenties waarop de genoemde bijkomende externe proeven bekrachtigd door een getuigschrift betrekking zullen hebben.]1
----------
(1)<DFG 2013-10-17/03, art. 60, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Art. 36/11/1.[1 § 1. De uitslagen bekomen bij de externe proeven bekrachtigd door een getuigschrift ingericht op het einde van het hoger secundair onderwijs worden door de klassenraad in aanmerking genomen, zoals bedoeld bij artikel 2, 12°, van het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs, wanneer hij het getuigschrift hoger secundair onderwijs uitreikt.
§ 2. Indien voor één van de externe proeven bekrachtigd door een getuigschrift bedoeld bij het vorige artikel geslaagd wordt, acht de klassenraad dat de leerling, voor het betrokken vak, de competenties beheerst bedoeld bij de externe proef bekrachtigd door een getuigschrift met inachtneming van de bepalingen bedoeld bij de artikelen 25 en 35 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren.
§ 3. De bedoelde klassenraad kan achten dat de leerling die niet voldaan heeft of die gedeeltelijk of geheel niet deel heeft kunnen nemen aan de externe proeven bekrachtigd door een getuigschrift de voor het (de) bedoelde vak(-ken) verwachte competenties heeft voor zover de afwezigheid(-heden) met redenen omkleed worden overeenkomstig artikel 32 van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie.
Voor het betrokken vak of de betrokken vakken berust de beslissing van de klassenraad op een dossier met erin het afschrift van het schoolrapport van de twee schooljaren gevolgd op de derde graad, een omstandig verslag van de onderwijzer(s) die titularis is (zijn) van het (de) betrokken vak(-ken).
Wanneer een leerling het door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde secundair onderwijs volgt sinds minder dan twee jaar, is een afschrift van de schoolrapporten van één schooljaar voldoend.
De klassenraad kan elk ander element dat hij nodig acht in het dossier opnemen.
Het proces-verbaal van de klassenraad wordt opgeborgen in een ad hoc register en draagt de handtekening van het inrichtingshoofd en van de leden van de klassenraad. Een lijst met de resultaten van de leerlingen die de gemeenschappelijke externe proef hebben afgelegd wordt bij het proces-verbaal gevoegd.
Er wordt een eensluidend afschrift van deze lijst aan de Diensten van de Regering overgezonden binnen de vijf werkdagen na de beslissing van de klassenraad.]1
[2 § 4. Als de Regering, in één of verschillende onderwijsinrichtingen, een externe proef die met een getuigschrift wordt bekrachtigd of een deel van een externe proef die met een getuigschrift wordt bekrachtigd, schrapt, kan de klassenraad achten dat de leerling de competenties die voor het betrokken vak of de betrokken vakken vereist zijn, beheerst.
De klassenraad baseert zijn beslissing, voor het(de) betrokken vak(ken), op het advies van de leerkrachten die titularis zijn van het(de) betrokken vak(ken) en op een dossier met het afschrift van de schoolrapporten van de twee jaren die in de derde graad werden gevolgd.
Wanneer een leerling sinds minder dan twee schooljaren het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd secundair onderwijs volgt, kan een afschrift van de schoolrapporten van één schooljaar volstaan.
De klassenraad voegt bij het dossier elk ander element dat hij nodig acht.
Het proces-verbaal van de beslissingen van de klassenraad wordt in een daartoe bestemd register opgenomen en draagt de ondertekening van het hoofd van de schoolinrichting en van de leden van de klassenraad. De lijst met de resultaten van de betrokken leerlingen, wordt bij het proces-verbaal gevoegd.
Er wordt een voor eensluidend verklaard afschrift van deze lijst aan de Diensten van de Regering binnen de vijf werkdagen na de beslissing van de klassenraad toegestuurd.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2013-10-17/03, art. 61, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(2)<DFG 2015-06-19/01, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 19-06-2015>
Art. 36/12.[1 § 1. Voor de uitwerking van de externe proeven bedoeld [2 bij artikel 36/11]2, wordt, per betrokken vak, voor hoogstens drie jaar, een werkgroep opgericht die als volgt wordt samengesteld :
- De Inspecteur-generaal van de Inspectiedienst voor het gewoon secundair onderwijs of bij delegatie door hem verleend, een inspecteur belast met de coördinatie binnen dezelfde dienst, die voorzitter is;
- Een vertegenwoordiger van het Algemeen bestuur Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek;
- Van twee tot vier leden van de Algemene inspectiedienst belast met het lager secundair onderwijs, aangesteld door de Regering op de voordracht van de Administrateur-generaal van het Onderwijs en het Wetenschappelijk Onderzoek, waarvan één voor het ondervoorzitterschap van de werkgroep zorgt;
- Een lid uit de [5 steun- en begeleidingscellen]5 van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap aangesteld door de Regering;
- Een lid uit de cel voor [5 steun en begeleiding]5 van het gesubsidieerd officieel onderwijs aangesteld door de Regering op de voordracht van het coördinatie- en vertegenwoordigingsorgaan waaronder hij ressorteert;
- Twee leden uit de cellen [5 steun en begeleiding]5 van het gesubsidieerd vrij onderwijs aangesteld door de Regering op de voordracht van de coördinatie- en vertegenwoordigingsorganen waaronder zij ressorteren;
- Vier leden die een deel of de volledigheid van hun opdracht in het vijfde, zesde of zevende secundair jaar uitoefenen, aangesteld door de Regering, op de voordracht, wat het gesubsidieerd onderwijs betreft, van de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de inrichtende machten en na instemming van hun inrichtende macht.
De werkgroep bevat een onderwijzer die een deel of de volledigheid van zijn opdracht in het gesubsidieerd officieel onderwijs uitoefent, twee onderwijzers die een deel of de volledigheid van hun opdracht in het gesubsidieerd vrij onderwijs uitoefenen en een onderwijzer die een deel of de volledigheid van zijn opdracht in het door de Franse Gemeenschap ingerichte onderwijs uitoefent.
[3 Die leerkrachten worden belast met een opdracht in de zin van het decreet van 24 juni 1996 houdende regeling van de opdrachten, verloven wegens opdracht en terbeschikkingstelling wegens opdracht in het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs.
De Regering stelt de nadere regels vast voor de detachering van de leerkrachten die deelnemen aan de werkgroepen belast met de externe proeven van het getuigschrift van hoger secundair onderwijs die met een getuigschrift worden bekrachtigd.]3
Indien de Regering, wat de [5 steun- en begeleidingscellen]5 betreft, geen vertegenwoordiger aanstelt of indien een coördinatie- en vertegenwoordigingsorgaan, wat de cellen voor [5 steun en begeleiding]5, geen vertegenwoordiger voordraagt of niet het geheel van de leden die het moet voordragen voordraagt, wordt de werkgroep niettemin geacht correct samengesteld te worden.
De Regering kan een universitair team belasten met het steunen van de werkgroep.
§ 2. De Inspecteur-generaal van de inspectiedienst van het secundair onderwijs zorgt voor de coördinatie van de verschillende werkgroepen.
§ 3. [4 De reiskosten van de leerkrachten die met een in § 1 van dit artikel bepaalde opdracht worden belast, worden terugbetaald volgens door de Regering nader te bepalen regels.]4 ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2009-04-30/C9, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DFG 2012-07-12/31, art. 74, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
(3)<DFG 2016-03-24/18, art. 13, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2016>
(4)<DFG 2016-03-24/18, art. 14, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2016>
(5)<DFG 2019-03-28/43, art. 39, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. 36/13.[1 De werkgroep zorgt voor de volgende opdrachten :
- [2 ontwerpen van twee verschillende en gelijkwaardige volledige proeven, die beschikbaar moeten zijn voor uiterlijk 1 mei van het jaar waarin de proef wordt georganiseerd, waarvan één tot de evaluatie zal dienen, als de oorspronkelijk daartoe bepaalde proef wordt onthuld;]2
- Uitbouw van de richtlijnen voor het afnemen en de verbetering van de proef;
- Definitie van de criteria voor de verbetering en het slagen voor de proef.
De werkgroep zorgt voor de aanpassing van de presentatie van de proeven alsook voor de aanpassing van de referentiekaders waarin de verscheidene vragen geplaatst worden aan de specificiteit van de vormen, opties en secties bedoeld bij artikel 50, § 1.
In de presentatie van de gemeenschappelijke externe proef bekrachtigd door een getuigschrift, zorgt de werkgroep voor de inachtneming van de bijzondere toestanden van de leerlingen die aan sensoriële en/of motorische afwijkingen lijden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2009-04-30/C9, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DFG 2016-03-24/18, art. 15, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2016>
Art. 36/14.[1 De leden van de werkgroepen en, in voorkomend geval, de universitaire onderzoeksteams alsook elke andere persoon die aan de werkzaamheden zou deelnemen, zijn tot geheimhouding verplicht wat betreft de inhoud van de proeven - buiten de mededelingen die worden toegelaten volgens door de Regering nader te bepalen regels.
Als die bepaling wordt overtreden, is artikel 458 van het Strafwetboek van toepassing.]1
----------
(1)<DFG 2016-03-24/18, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2016>
Art. 36/15.[1 § 1. De nadere regels voor het afnemen van de proef zijn gemeen aan alle schoolinrichtingen. Ze worden nochtans aangepast aan de bijzondere toestanden van de leerlingen die aan sensoriële en/of motorische afwijkingen lijden, de leerlingen die leerstoornissen of een lichte mentale achterlijkheid oplopen. [2 Bij wijze van uitzondering worden leerlingen met een centraal gehoorprobleem of een gehoorstoornis vrijgesteld van de luistertaak van de test wanneer de mate van het centrale gehoorprobleem of de gehoorstoornis zodanig is dat het onmogelijk is de modaliteiten van de luistertaak adequaat aan te passen.]2
De proef wordt simultaan afgenomen in alle deelnemende klassen of scholen.
De inachtneming van de richtlijnen en de nadere regels voor het afleggen van de proef wordt onder de verantwoordelijkheid geplaatst van de directie van de schoolinrichting.
§ 2. De nadere regels voor de verbetering van de proef worden bepaald met inachtneming van de onpartijdigheid en de vertrouwelijkheid.
De inachtneming van de richtlijnen en de nadere regels voor het verbeteren van de proef wordt onder de verantwoordelijkheid geplaatst van iedere inrichtende macht geplaatst die deze aan de directie van de inrichting kan delegeren.
Op initiatief van één of meerdere inrichtende machten, kan de verbetering van de proeven uit meerdere schoolinrichtingen hergroepeerd worden in eenzelfde verbeteringscentrum. In dat geval, stelt de inrichtende macht(en) een directeur aan om in te staan voor de verantwoordelijkheid inzake inachtneming van de richtlijnen en nadere regels voor de verbetering van de proef.
§ 3. De leden van de algemene inspectiedienst gaan na of, in het kader van hun opdracht, de richtlijnen voor het afnemen en de verbetering van de proef in acht genomen werden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2009-04-30/C9, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DFG 2022-02-24/18, art. 55, 020; Inwerkingtreding : 01-06-2021>
Art. 36/16.[1 [2 Onverminderd de analyse die toestaat scholen die beduidend afwijken te identificeren zoals bedoeld in artikel 68, paragraaf 1, van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, kunnen de resultaten verkregen in de externe evaluatie die niet bekrachtigd wordt met een getuigschrift niet aanleiding geven tot een rangschikking van de leerlingen of schoolinrichtingen.]2. Het is verboden er melding van te maken, onder andere om reclamedoeleinden of wegens een concurrentie onder schoolinrichtingen. Het is tevens verboden melding te maken van de deelneming aan deze proef, om reclamedoeleinden of wegens een concurrentie onder schoolinrichtingen.
De leden van het personeel en de inrichtende machten van de schoolinrichtingen die kennis hebben van de uitslag bekomen bij de gemeenschappelijke externe proef bekrachtigd door een getuigschrift worden, in verband daarmee, tot het beroepsgeheim gehouden. In geval van overtreding, is artikel 458 van het Strafwetboek van toepassing.
Het niet-inachtnemen van het verbod van bekendmaking wordt gelijkgesteld met een oneerlijke praktijk in de zin van artikel 41, tweede lid van de wet van 29 mei 1959 houdende wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2009-04-30/C9, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DFG 2018-09-13/14, art. 41, 016; Inwerkingtreding : 12-09-2018>
Art. 36/17. [1 De Sturingscommissie stelt ieder jaar voor 15 november een evaluatieverslag op over de implementatie van de gemeenschappelijke externe proef bekrachtigd door een getuigschrift tijdens het vorige schooljaar.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2009-04-30/C9, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
TITEL III/3. - [1 Materiële organisatie van de in dit decreet bedoelde proeven betreffende de externe evaluatie, al dan niet bekrachtigd door een getuigschrift, maatregelen voor de bescherming van de geheimhouding van de inhoud ervan, en procedure ingeval de inhoud van een proef wordt onthuld.]1
----------
(1)
HOOFDSTUK 1. - [1 Materiële organisatie van de externe evaluatie die met een getuigschrift wordt bekrachtigd]1
----------
(1)
Art. 36/18. [1 § 1. De Regering stelt de exclusieve plaatsen voor de verdeling van de documenten van de met een getuigschrift bekrachtigde proeven vast, alsook de datums, uren en nadere regels voor het overhandigen ervan door de verantwoordelijken voor de schoolinrichtingen.
§ 2. De Regering stelt de voorwaarden vast voor het drukken, verpakken en vervoeren van de documenten van de proeven naar de gedecentraliseerde verdelingsplaatsen alsook de voorwaarden voor de opslag en de beveiliging van de plaatsen waarop de documenten van de proeven die met een getuigschrift worden bekrachtigd, worden bewaard met het oog op de verdeling ervan.
§ 3. De Regering stelt de voorwaarden vast voor de mededeling van de documenten van de proeven die met een getuigschrift worden bekrachtigd aan de inrichtingshoofden, de opslag van de documenten van de proeven in de inrichtingen vóór de verdeling aan leerkrachten en de nadere regels voor de verdeling van de documenten van de proeven door leerkrachten.
§ 4. De Regering stelt de voorwaarden vast voor de mededeling en de reproductie van de documenten van de proeven betreffende de externe evaluaties die met een getuigschrift worden bekrachtigd als een alternatieve proef wordt gebruikt overeenkomstig de artikelen 23, 36/5 en 36/13.
§ 5. De Regering stelt de uren, datums en nadere regels voor het afleggen van de externe proeven vast, de wijze waarop toezicht wordt gehouden bij die proeven en waarop ze worden gecorrigeerd. Ze bepaalt de documenten die noodzakelijk zijn voor het afleggen van proeven bestemd voor de leerlingen of leerkrachten die moeten worden vermenigvuldigd of verspreid in een papieren en/of digitale versie et stelt er de nadere regels van vast.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2016-03-24/18, art. 17, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2016>
Art. 36/19. [1 Met het oog op het goede verloop van de externe proeven die met een getuigschrift worden bekrachtigd binnen de schoolinrichtingen,
a) worden de diensten van de Regering inzonderheid ermee belast, in voorkomend geval, volgens door de Regering nader te bepalen regels :
- controle uit te oefenen over de naleving van de voorwaarden voor het drukken, verpakken en vervoeren van de documenten van de proeven naar de gedecentraliseerde verdelingsplaatsen, en van de voorwaarden voor de opslag en de beveiliging van de plaatsen waarop de documenten van de proeven die worden bekrachtigd met een getuigschrift worden bewaard met het oog op de verdeling ervan zoals die bij het in artikel 36/18 bedoelde besluit worden vastgesteld;
- controle uit te oefenen over de naleving van de voorwaarden voor het vervoeren van de documenten van de proeven naar de inrichtingen;
- controle uit te oefenen over de naleving door de drukkers van de verplichtingen die worden opgelegd in de bestekken en over de conformiteit en de kwaliteit van de gedrukte exemplaren.
b) worden de inspecteurs inzonderheid ermee belast, in voorkomend geval, volgens door de Regering nader bepaalde regels :
- te zorgen voor het goede verloop van de verdeling van de documenten van de proeven aan de inrichtingshoofden, volgens door de Regering nader te bepalen regels, en, inzonderheid de identiteit na te kijken van de inrichtingshoofden of van de personen die specifiek worden gemachtigd bij een door het inrichtingshoofd getekende volmacht, volgens een door de Regering vast te stellen model;
- het aantal exemplaren bij het begin en op het einde van de verdelingsprocedure na te kijken en er akte van te nemen, alsook de overeenstemming van de verdeelde documenten met de behoeften van de inrichting na te kijken;
- akte te nemen van de identiteit van de personen die de documenten van de proef voor rekening van de inrichting overnemen, van het aantal en de beschrijving van de proeven die met een getuigschrift worden bekrachtigd en die haar worden meegedeeld, en van het uur waarop die worden overhandigd;
- de hierboven vermelde personen een verbintenis te laten ondertekenen waarbij de vertrouwelijkheid van het vervoer van de documenten van de proeven naar de inrichting en de naleving van de nadere regels voor de opslag en de verdeling worden gewaarborgd volgens door de Regering nader te bepalen regels;
- controle uit te oefenen vover de naleving van de voorwaarden voor de opslag van de documenten van de proeven in de inrichtingen vóór de verdeling aan de leerkrachten en van de nadere regels voor de verdeling van de proeven door de leerkrachten;
- controle uit te oefenen over de naleving door de inrichtingshoofden van de vereiste voorwaarden inzake mededeling en reproductie van de documenten van de proeven betreffende de externe evaluaties die met een getuigschrift worden bekrachtigd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2016-03-24/18, art. 17, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2016>
HOOFDSTUK 2. - [1 Maatregelen tot bescherming van de vertrouwelijkheid van de inhoud van de externe proeven die niet met een getuigschrift worden bekrachtigd en van de externe proeven die met een getuigschrift worden bekrachtigd]1
----------
(1)
Art. 36/20. [1 De leden van de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en van de algemene dienst inspectie zijn tot geheimhouding verplicht wat betreft de inhoud van de proeven voor de externe evaluaties die met een of geen getuigschrift worden bekrachtigd.
Het personeelslid dat het geheel of een deel van de inhoud van die proeven vóór de finalisatie van die proeven door de leerlingen onthult - buiten de mededelingen die worden toegelaten volgens door de Regering nader te bepalen regels - begaat een overtreding. Voor die overtreding is artikel 458 van het Strafwetboek van toepassing.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2016-03-24/18, art. 17, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2016>
Art. 36/21. [1 De directeur van de schoolinrichting, de personeelsleden die in de inrichtingen werken en, in voorkomend geval, het personeel met een arbeidsovereenkomst als vrijwilliger dat prestaties in inrichtingen uitoefent zijn tot geheimhouding verplicht wat betreft de inhoud van de gemeenschappelijke externe proef en van alle inlichtingen in verband daarmee. Als de geheimhoudingsplicht wordt overtreden, is artikel 458 van het Strafwetboek van toepassing.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2016-03-24/18, art. 17, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2016>
Art. 36/22. [1 Iedere persoon die - in overtreding van de voorschriften en nadere regels voor het afnemen van de proef - een verzegeld pakket, dat één of meer exemplaren van de proeven inhoudt, vóór het gebruik ervan in het kader van die proeven opent, wordt gestraft met dezelfde straffen als deze die in artikel 460 van het Strafwetboek bepaald zijn.
Iedere persoon die, vóór het gebruik ervan in het kader van de proeven, het geheel of een deel van de inhoud van die proef heelt, in ruil of kosteloos ontvangt, in ongeacht welke vorm bezit, door ongeacht welk middel koopt, vermenigvuldigt of overdraagt, zonder daartoe door de Regering of haar gemachtigde toegelaten te zijn, wordt met dezelfde straffen gestraft.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2016-03-24/18, art. 17, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2016>
HOOFDSTUK 3. - [1 Procedure bij onthulling van de inhoud van een proef]1
----------
(1)
Art. 36/23. [1 Bij onthulling of openbare verspreiding van het geheel of een deel van een externe proef die met een getuigschrift wordt bekrachtigd voordat de proef wordt afgenomen, kan de Regering beslissen die te laten vervangen door de in de artikelen 23, 36/5 en 36/13 bedoelde proef. In dat geval wordt de alternatieve proef met beveiligde middelen aan het inrichtingshoofd toegestuurd met het oog op de reproductie en de verspreiding ervan, volgens door de Regering nader te bepalen regels.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2016-03-24/18, art. 17, 014; Inwerkingtreding : 15-04-2016>
TITEL IV. - Overgangs-, wijzigings- en slotbepalingen.
Art.37.
<Opgeheven bij DFG 2009-04-30/C9, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 22-08-2009>
Art.38. § 1. De artikelen 1; 2, § 1, eerste lid, 1° en 3°, tweede en vierde leden; 3, §§ 1 en 2; 4 tot 22 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 3 mei 1999 tot vaststelling van de vorm en de regels voor de uitreiking van het getuigschrift van basisonderwijs worden opgeheven.
§ 2. Artikel 3, punt 7 van het decreet van 27 maart 2002 betreffende de sturing van het onderwijssysteem van de Franse Gemeenschap wordt opgeheven.
Art. 39.Dit decreet treedt in werking op 1 september 2006 met uitzondering van artikel 8, § 2, dat in werking treedt op 1 september 2008, en van artikel 8, § 3, dat in werking treedt op 1 september 2009.
[1 De artikelen 36/1 tot 36/17 treden in werking op 1 september 2009.]1
----------
(1)<DFG 2009-04-30/C9, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 22-08-2009>