Details





Titel:

16 DECEMBER 2005. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de reglementering van de handel in en de keuring van zaaigranen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 25-01-2006 en tekstbijwerking tot 13-03-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1, 1/1, 1/2, 2
HOOFDSTUK II. - De handel.
Afdeling I. - Bepalingen ten aanzien van de kwaliteit.
Art. 3-5
Afdeling II. - Bepalingen betreffende de verpakking en de aanduiding.
Art. 6-12
Afdeling III. - Mengsels van zaden.
Art. 13-15
Afdeling IV. - Overige bepalingen.
Art. 16-18
HOOFDSTUK III. - De keuring.
Art. 19-26
HOOFDSTUK IV. - Controle van de handel en strafbepalingen.
Art. 27-33
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art. 34-37
BIJLAGEN.
Art. N1-N5



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2001016222 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel. 1. [1 Dit besluit voorziet in de omzetting van :
   1° de Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen en;
   2° de Richtlijn 2009/74/EG van de Commissie van 26 juni 2009 tot wijziging van Richtlijn 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/55/EG en 2002/57/EG, wat betreft de botanische namen van planten en de wetenschappelijke namen van andere organismen, en bepaalde bijlagen bij Richtlijn 66/401/EEG, 66/402/EEG en 2002/57/EG in het licht van de ontwikkeling van de wetenschappelijke en technische kennis en;
   3° de uitvoeringsrichtlijn 2012/1/EU van de Commissie van 6 januari 2012 tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 66/402/EEG van de Raad wat betreft de voorwaarden waaraan het gewas Oryza sativa moet voldoen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2012-04-26/15, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 31-05-2012>

Art. 1/1.[2 (vroeger artikel 1)]2 Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° [4 granen: planten van de volgende soorten, die voor de landbouw of de tuinbouw zijn bestemd, met uitzondering van sierdoeleinden:


Avena nuda L. naakte haver
Avena sativa L. (omvat A. byzantina K. Koch) haver
Avena strigosa Schreb. evene
Hordeum vulgare L. gerst
Oryza sativa L. rijst
Phalaris canariensis L. kanariezaad
Secale cereale L. rogge
Sorghum bicolor (L.) Moench subsp. bicolor sorgho
Sorghum bicolor (L.) Moench subsp. drummondii (Steud.) de Wet ex Davidse soedangras
xTriticosecale Wittm. ex A. Camus hybriden die het gevolg zijn van de kruising van een soort van het geslacht Triticum met een soort van het geslacht Secale
Triticum aestivum L. subsp. Aestivum zachte tarwe
Triticum turgidum L. subsp. durum (Desf.) van Slageren harde tarwe
Triticum aestivum L. subsp. spelta (L.) Thell. spelt
Zea mays L.(partim) maïs, met uitzondering van popcorn en suikermaïs
Deze definitie geldt ook voor de volgende hybriden die het product zijn van een kruising van de soorten, vermeld in de voorgaande tabel.


Sorghum bicolor (L.) Moench subsp. bicolor x Sorghum bicolor (L.) Moench subsp. drummondii (Steud.) de Wet ex Davidse hybriden die het product zijn van een kruising van Sorghum bicolor (L.) Moench subsp. bicolor en Sorghum bicolor (L.) Moench subsp. drummondii (Steud.) de Wet ex Davidse
Tenzij het anders bepaald is, gelden voor zaad van de voormelde hybriden de normen of andere voorwaarden die van toepassing zijn voor zaad van elk van de soorten waaruit ze zijn verkregen.
   De minister bepaalt de voorwaarden voor de uitvoering van deze bepalingen en kan de bepalingen, vermeld in dit punt 1°, aanvullen en wijzigen conform de beslissingen van de instellingen van de Europese Gemeenschap.]4
  2° rassen, hybriden en inteeltlijnen van maïs en Sorghum spp. :
  a) vrij bestoven ras : voldoende homogeen en bestendig ras;
  b) ingeteelde stam : voldoende homogene en bestendige lijn, die gedurende verscheidene opeenvolgende generaties door kunstmatige zelfbevruchting onder gelijktijdige selectie of door gelijkwaardige maatregelen is verkregen;
  c) enkele hybride : eerste generatie uit een door de kweker bepaalde kruising van twee ingeteelde stammen;
  d) dubbele hybride : eerste generatie uit een door de kweker bepaalde kruising van twee enkele hybriden;
  e) drieweg-hybride : eerste generatie uit een door de kweker bepaalde kruising van een ingeteelde stam en van een enkele hybride;
  f) inteelt-rassen-hybride (topkruising) : eerste generatie uit een door de kweker bepaalde kruising van een ingeteelde stam of van een enkele hybride en van een vrij bestoven ras;
  g) rassen-hybride : eerste generatie uit een door de kweker bepaalde kruising van planten uit basiszaad van twee vrij bestoven rassen;
  3° prebasiszaad : kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan, dat door een tot keuring bevoegde entiteit officieel is onderzocht en goedgekeurd volgens de voor de keuring van basiszaad geldende voorschriften;
  4° basiszaad (haver, gerst, rijst, tarwe, spelt, rogge, kanariezaad, triticale en harde tarwe, andere dan hybriden wat elk van de voornoemde soorten betreft) :
  a) zaad dat is voortgebracht onder verantwoordelijkheid van de kweker volgens de regels voor de stelselmatige instandhouding met betrekking tot het ras;
  b) zaad dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad hetzij van de categorie gecertificeerd zaad, hetzij van de categorieën gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering of gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering. Die vermeerdering kan gebeuren in één of meerdere vermeerderingscycli. In dat geval wordt de categorie basiszaad onderverdeeld in basiszaad E2 voor de eerste generatie afkomstig van prebasiszaad, en basiszaad E3 voor ten hoogste de tweede generatie vanaf prebasiszaad;
  c) zaad dat, behoudens het bepaalde in artikel 4, voldoet aan de in bijlage I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden;
  d) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in a), b) en c), voldoet;
  5° basiszaad (hybriden van haver, gerst, rijst, tarwe, spelt, rogge, harde tarwe en zelfbestuivende rassen van triticale) :
  a) zaad dat is bestemd voor de voortbrenging van hybriden;
  b) zaad dat, behoudens het bepaalde in artikel 4, voldoet aan de in bijlage I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden;
  c) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in a) en b), voldoet;
  6° basiszaad (maïs en Sorghum spp.) :
  a) van vrij bestoven rassen :
  1) zaad dat is voortgebracht onder verantwoordelijkheid van de kweker volgens de regels voor de stelselmatige instandhouding met betrekking tot het ras;
  2) zaad dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad van de categorie gecertificeerd zaad van dit ras, van een inteelt-rassen-hybride of een rassen-hybride;
  3) zaad dat, behoudens het bepaalde in artikel 4, voldoet aan de in bijlage I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden;
  4) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in 1), 2) en 3), voldoet;
  b) van ingeteelde stammen :
  1) zaad dat, behoudens het bepaalde in artikel 4, voldoet aan de in bijlage I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden;
  2) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in 1), voldoet;
  c) van enkele hybriden :
  1) zaad dat is bestemd voor de voortbrenging van dubbele hybriden, drieweg-hybriden of inteelt-rassen-hybriden;
  2) zaad dat, behoudens het bepaalde in artikel 4, voldoet aan de in bijlage I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden;
  3) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in 1) en 2), voldoet;
  7° gecertificeerd zaad (kanariezaad, ander dan hybriden, rogge, sorgho, soedangras, maïs en hybriden van haver, gerst, rijst, tarwe, spelt, harde tarwe en zelfbestuivende rassen van triticale) :
  a) zaad dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van prebasiszaad waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het voldoet aan de in bijlage I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden;
  b) zaad dat is bestemd voor de voortbrenging van andere granen dan zaaigranen;
  c) zaad dat behoudens het bepaalde in artikel 4, § 2, voldoet aan de in bijlage I en II voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden;
  d) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden vastgesteld in a), b) en c) voldoet.
  8° gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering (haver, gerst, rijst, tarwe, spelt, triticale en harde tarwe, ander zaad dan hybriden wat elk van de voornoemde soorten betreft) :
  a) zaad dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van prebasiszaad waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het voldoet aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden;
  b) zaad dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad van de categorie gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering of voor de voortbrenging van andere granen dan zaaigranen;
  c) zaad dat voldoet aan de in bijlage I en II voor gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering opgesomde voorwaarden;
  d) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in a), b) en c), voldoet.
  9° gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering (haver, gerst, rijst, tarwe, spelt, triticale en harde tarwe, andere dan hybriden wat elk van de voornoemde soorten betreft) :
  a) zaad dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad, van gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering of, op verzoek van de kweker, van prebasiszaad waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het voldoet aan de in bijlage I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden;
  b) zaad dat is bestemd voor de voortbrenging van andere granen dan zaaigranen;
  c) zaad dat voldoet aan de in bijlage I en II voor gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering opgesomde voorwaarden;
  d) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in a), b) en c), voldoet.
  10° gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen : de lijst van alle rassen waarvan het zaaizaad of pootgoed op grond van artikel 16, § 1, van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen, niet aan handelsbeperkingen ten aanzien van het ras is onderworpen;
  11° officiële maatregelen : maatregelen die uitgaan van of verricht worden :
  a) door autoriteiten van een staat;
  b) door publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen die handelen onder de verantwoordelijkheid van een lidstaat, op voorwaarde dat ze geen bijzonder voordeel ontlenen aan de resultaten van deze maatregelen;
  c) voor hulpwerkzaamheden door beëdigde natuurlijke personen die handelen onder het toezicht van een lidstaat, op voorwaarde dat ze geen bijzonder voordeel ontlenen aan de resultaten van die maatregelen;
  12° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het Landbouwbeleid;
  13° bevoegde entiteit : [3 [5 het Agentschap Landbouw en Zeevisserij, vermeld in artikel 29/1, eerste lid, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie]5]3;
  14° in de handel brengen : de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, het aanbieden voor verkoop en iedere beschikbaarstelling, levering of overdracht van zaaizaad aan derden, tegen of zonder vergoeding, met het oog op commercieel gebruik.
  Onder "in de handel brengen" wordt niet verstaan de handel in zaaizaad die niet is gericht op commercieel gebruik van het ras, zoals het beschikbaar stellen van zaaizaad aan officiële onderzoeks- en controle-instantie of de levering van zaaizaad aan verleners van diensten voor verwerking of verpakking, voorzover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft.
  Onder "in de handel brengen" wordt niet verstaan het leveren van zaaizaad onder bepaalde voorwaarden aan verleners van diensten voor de productie van bepaalde landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden, of voor vermeerdering van zaaizaad voor dat doel, voorzover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft, noch op het product van de oogst. De leverancier van het zaaizaad verstrekt de certificeringsdienst een afschrift van de delen in kwestie van het contract met de dienstverlener, en daarin wordt vermeld aan welke normen en voorwaarden het verstrekte zaaizaad op dat moment voldoet.
  De voorwaarden voor de uitvoering van deze bepalingen worden vastgesteld door de minister overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Gemeenschap.
  ----------
  (1)<BVR 2010-05-21/09, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 30-06-2010>
  (2)<MB 2012-04-26/15, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 31-05-2012>
  (3)<BVR 2014-12-19/B3, art. 68, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (4)<BVR 2021-10-29/23, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 01-02-2022>
  (5)<BVR 2024-01-26/31, art. 12, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 1/2. [1 Het hoofd van de bevoegde entiteit kan de aangelegenheden die conform dit besluit en de uitvoeringsbepalingen ervan onder de bevoegdheid van de bevoegde entiteit vallen, subdelegeren aan personeelsleden van de bevoegde entiteit die onder zijn hiërarchisch gezag staan, tot op het meest functionele niveau.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-12-19/B3, art. 69, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.2. Dit besluit is niet van toepassing op :
  1° zaaizaad, bestemd voor uitvoer naar landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, voorzover de bestemming kan worden bewezen door de voortbrenger, de bereider of de houder en, als die zaden zich in een magazijn, bereidingsplaats of entrepot van een bereider, een invoerder of verkoper bevinden, voorzover bij die zaden een duidelijk zichtbaar bordje is geplaatst met de vermelding : "Uitvoer buiten de Europese Gemeenschap";
  2° zaden in doorvoer mits ze vergezeld zijn van afdoende bewijsstukken betreffende hun bestemming.

HOOFDSTUK II. - De handel.
Afdeling I. - Bepalingen ten aanzien van de kwaliteit.
Art.3. § 1. Zaaigranen mogen slechts in de handel worden gebracht als :
  1° het gaat om officieel goedgekeurd prebasiszaad, basiszaad, gecertificeerd zaad, gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering of gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering;
  2° ze voldoen aan de voorwaarden, opgesomd in bijlage II;
  3° een vochtgehalte van 16 % in gewicht niet werd overschreden bij de officiële goedkeuring;
  4° ze behoren tot een ras dat voorkomt in de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen, vastgesteld ter uitvoering van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen of op de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen.
  § 2. In afwijking van de bepalingen van § 1 mag ook niet-bewerkt zaad in de handel worden gebracht met het oog op zijn bewerking, voorzover de identiteit ervan officieel gewaarborgd is.

Art.4. § 1. Prebasiszaad en basiszaad dat niet voldoet aan de met betrekking tot de kiemkracht in bijlage II gestelde voorwaarden mag, in afwijking van het bepaalde in artikel 3, § 1 en § 2, in de handel worden gebracht op voorwaarde dat de leverancier een minimumkiemkracht waarborgt. Die kiemkracht wordt door de leverancier op een speciaal etiket samen met zijn naam en adres en het nummer van de partij vermeld.
  § 2. In het belang van een snelle voorziening met zaad mogen, in afwijking van het bepaalde in artikel 3, § 1 en § 2, basiszaad en gecertificeerd zaad, waarbij het officiële onderzoek in verband met de in bijlage II opgesomde voorwaarden met betrekking tot de kiemkracht nog niet voltooid is, in de handel gebracht worden tot en met de eerste commerciële afnemer. Dat kan uitsluitend gebeuren als een verslag van de voorlopige analyse van het zaad wordt voorgelegd aan de bevoegde entiteit en als de naam en het adres van de eerste commerciële afnemer worden vermeld.
  De leverancier moet in het geval de kiemkracht waarborgen die is vastgesteld bij de voorlopige analyse door deze op een speciaal etiket met de naam en het adres van de leverancier en het nummer van de partij aan te brengen.

Art.5. In afwijking van de bepalingen van artikel 3, § 1 en § 2, kan de bevoegde entiteit aan producenten toestemming verlenen om de volgende hoeveelheden zaad in de handel te brengen :
  1° kleine hoeveelheden zaad voor wetenschappelijke of kweekdoeleinden;
  2° passende hoeveelheden zaad voor andere onderzoeks- of beproevingsdoeleinden, voorzover het gaat om zaad van een ras waarvoor een aanvraag tot opneming in de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen is ingediend.
  De doeleinden waarvoor de bedoelde toestemming wordt verleend, de voorschriften voor de etikettering van de verpakkingen evenals de hoeveelheden waarvoor en de voorwaarden waaronder die toestemming wordt verleend, worden door de minister vastgesteld.
  In geval van genetisch gemodificeerd materiaal mag daarvoor alleen toestemming worden verleend als alle passende maatregelen zijn genomen ter voorkoming van negatieve effecten voor de volksgezondheid en het milieu. Voor de milieurisicobeoordeling die in dat verband uitgevoerd moet worden, is artikel 4, § 3, van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen van toepassing.

Afdeling II. - Bepalingen betreffende de verpakking en de aanduiding.
Art.6. § 1. Prebasiszaad, basiszaad en gecertificeerd zaad van alle aard mag alleen in de handel worden gebracht in homogene partijen en in een gesloten verpakking die overeenkomstig artikelen 7, 8 en 9 is voorzien van een sluitingssysteem en een aanduiding.
  § 2. De minister kan afwijkingen van § 1 vaststellen met betrekking tot verpakking, sluitingssysteem en aanduiding voor het in de handel brengen van kleine hoeveelheden ten behoeve van de laatste gebruiker.

Art.7. § 1. Verpakkingen van prebasiszaad, basiszaad en gecertificeerd zaad van alle aard zijn officieel of onder officieel toezicht zodanig gesloten dat ze niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of zonder dat het in artikel 8 en 9 vermelde officiële etiket of de verpakking sporen van manipulatie vertoont.
  Voor een goede sluiting moet ten minste het etiket, vermeld in het eerste lid, in het sluitingssysteem worden verwerkt, ofwel moet op de sluiting een officieel zegel worden aangebracht. Die maatregelen zijn evenwel niet noodzakelijk voor een sluitingssysteem dat niet opnieuw kan worden gebruikt. De volgende sluitingssystemen voor verpakking worden geacht aan die voorwaarden te voldoen :
  1° de sluiting van papieren of plastic zakken die geen andere opening hebben dan de vulopening, die voorzien is van een zelfklevende of zelflassende sluiting die na het vullen zodanig wordt gesloten dat ze niet kan worden geopend zonder te worden beschadigd;
  2° de sluiting van zakken van een niet-geweven stof die met een naad wordt gesloten, op voorwaarde dat op ten minste één kant van de opening een onuitwisbare opdruk voorkomt met een schaal van nummers, beginnend met het nummer 1 aan de bovenkant, of een soortgelijke opdruk (letters, tekening) die dient om aan te tonen dat de zakken nog hun oorspronkelijke afmetingen hebben;
  3° de sluitingen van papieren of plastic zakken die geen andere opening dan de vulopening hebben, op voorwaarde dat de zak wordt gesloten door de druk van het gewicht van de inhoud en dat de lengte van de sluiting ten minste 22 % van de breedte van de zak bedraagt.
  § 2. Een nieuwe, eventueel herhaalde, sluiting mag alleen officieel of onder officieel toezicht gebeuren. In dat geval moet eveneens op het in artikelen 8 en 9 vermelde etiket melding worden gemaakt van de laatste nieuwe sluiting, de datum van aanbrenging daarvan en de bevoegde entiteit die de sluiting heeft aangebracht.
  § 3. De minister kan in afwijkingen van § 1 voorzien voor kleine verpakkingen, gesloten op het Vlaamse grondgebied overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Gemeenschap.

Art.8. Verpakkingen van basiszaad en gecertificeerd zaad van alle aard moeten voldoen aan de volgende voorwaarden :
  1° aan de volgende kenmerken beantwoorden :
  a) aan de buitenkant voorzien zijn van een nog niet gebruikt officieel etiket dat beantwoordt aan de vereisten van bijlage IV. De gegevens zijn vermeld in een van de officiële talen van de Europese Gemeenschap;
  b) de kleur van het etiket is wit voor basiszaad, blauw voor gecertificeerd zaad en gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering en rood voor gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering;
  c) als in het etiket een gaatje is gemaakt, wordt bij de bevestiging van dat etiket steeds een officieel zegel gebruikt;
  d) als, in een geval als vermeld in artikel 4, het basiszaad niet voldoet aan de in bijlage II opgesomde voorwaarden met betrekking tot de kiemkracht, is dat op het etiket vermeld;
  e) het gebruik van officiële kleefetiketten is toegestaan;
  f) het is toegestaan dat de voorgeschreven aanduidingen onder officieel toezicht onuitwisbaar op de verpakking worden aangebracht volgens het model van het etiket;
  2° een officieel certificaat bevatten in de kleur van het etiket op de verpakking en met ten minste de gegevens, opgesomd in bijlage IV, A, a, 3, 5 en 6. Dat certificaat heeft een zodanige vorm dat het niet kan worden verward met het in 1°, a) vermelde etiket.
  Het certificaat is niet vereist als de gegevens onuitwisbaar op de verpakking zijn aangebracht, of als, overeenkomstig het bepaalde in 1°, een kleefetiket of een etiket uit scheurvrij materiaal is gebruikt.

Art.9. De verpakkingen van prebasiszaad zijn aan de buitenkant voorzien van een officieel etiket, waarop ten minste de volgende gegevens zijn vermeld :
  1° certificeringsdienst en de lidstaat of desbetreffend kenteken;
  2° partijnummer;
  3° maand en jaar van de sluiting, of maand en jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van de certificeringsdienst;
  4° soort, ten minste vermeld in Latijns schrift met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de namen van de auteurs;
  5° ras, ten minste vermeld in Latijns schrift;
  6° aanduiding prebasiszaad;
  7° aantal generaties dat aan het zaad van de categorie "gecertificeerd zaad" of "gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering" voorafgaat.
  Het etiket is wit van kleur en heeft een diagonaal lopende paarse streep. Als, in een geval als vermeld in artikel 4, het zaad niet voldoet aan de in bijlage II opgesomde voorwaarden met betrekking tot de kiemkracht, is dat op het etiket vermeld.

Art.10. § 1. Zaaigranen die rechtstreeks afkomstig zijn van basiszaad of gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering dat officieel is goedgekeurd in een of meer lidstaten of in een land dat geen lid is van de Europese Gemeenschap dat krachtens artikel 16, § 1, gelijkstelling heeft verkregen, of dat rechtstreeks afkomstig is van kruising van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een lidstaat, met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een land dat geen lid is van de Europese Gemeenschap en dat in een andere lidstaat is geoogst, kunnen op verzoek, en onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen, officieel worden goedgekeurd als gecertificeerd zaad, als ze zijn onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de in bijlage I voor de categorie in kwestie vermelde voorwaarden en als bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat ze voldoen aan de in bijlage II voor dezelfde categorie vestgestelde voorwaarden.
  Als in dergelijke gevallen het zaad rechtstreeks is gewonnen uit officieel goedgekeurd zaad van vermeerderingen die aan het basiszaad voorafgaan, kan de minister machtiging verlenen voor de officiële goedkeuring als basiszaad, als voldaan is aan de voor die categorie vastgestelde voorwaarden.
  § 2. Zaaigraan dat in de Europese Gemeenschap is geoogst en dat bestemd is voor goedkeuring overeenkomstig § 1, moet :
  1° worden verpakt en voorzien van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden, opgesomd in A en B van bijlage V, overeenkomstig de bepalingen van artikel 7, § 1;
  2° vergezeld zijn van een officieel document dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, C.
  § 3. Zaaigranen die in een land zijn geoogst dat geen lid is van de Europese Gemeenschap kunnen op verzoek officieel worden goedgekeurd als :
  1° ze rechtstreeks afkomstig zijn van :
  a) basiszaad of gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering dat officieel is goedgekeurd in een of meer lidstaten of in een land dat geen lid is van de Europese Gemeenschap dat krachtens artikel 16, § 1, gelijkstelling heeft verkregen;
  b) kruising van basiszaad dat officieel in een lidstaat is goedgekeurd met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een land dat geen lid is van de Europese Gemeenschap als vermeld in a) ;
  2° ze zijn onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de voorwaarden die voor de categorie in kwestie zijn vastgesteld in een krachtens artikel 16, § 2, 1°, vastgestelde beschikking betreffende de gelijkstelling;
  3° bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat ze voldoen aan de in bijlage II voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden.

Art.11. Voor zaad van een ras dat genetisch is gemodificeerd, moet op elk officieel dan wel ander etiket of document dat krachtens het bepaalde in dit besluit op de partij zaad is aangebracht of die partij vergezelt, duidelijk zijn vermeld dat het ras genetisch is gemodificeerd.

Art.12. In geval van een chemische behandeling van het prebasiszaad, het basiszaad, het gecertificeerd zaad van alle aard, moet hiervan op het officiële etiket dan wel op een etiket van de leverancier alsmede op of in de verpakking melding zijn gemaakt.
  Bovendien moet de naam van elke werkzame stof van de gebruikte producten vermeld worden op een door de leverancier aangebracht aanvullend etiket.
  Het is verboden zaaizaad in de handel te brengen dat scheikundig werd behandeld met een product dat hiertoe niet werd erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik. Voor zaaizaad dat reeds scheikundig behandeld wordt ingevoerd, volstaat evenwel dat de werkzame bestanddelen werden toegelaten overeenkomstig de voormelde reglementering.
  De minister kan, onder de voorwaarden die hij vaststelt, in afwijkingen voorzien met het oog op wetenschappelijke opzoekingen en proefnemingen.

Afdeling III. - Mengsels van zaden.
Art.13. Zaaigranen in de vorm van mengsels van zaden van verschillende soorten mogen alleen in de handel worden gebracht als de verscheidene samenstellende delen van het mengsel, voor de menging, voldeden aan de regels voor het in de handel brengen die op hen van toepassing zijn.
  Artikel 7, 8, 11 en 12 zijn van overeenkomstige toepassing op de in het eerste lid vermelde mengsels.
  De officiële etiketten zijn evenwel in alle gevallen groen.

Art.14. Zaad van een graansoort mag in de handel worden gebracht in de vorm van bepaalde mengsels van zaden van verschillende rassen voorzover die mengsels volgens de wetenschappelijke of technische kennis terzake bijzonder doeltreffend zijn tegen de verspreiding van bepaalde schadelijke organismen, en voorzover de bestanddelen van het mengsel voor de menging voldoen aan de voorschriften voor het in de handel brengen die daarop van toepassing zijn.

Art.15. Voor het in de handel brengen van de in artikel 13 bedoelde mengsels zijn eveneens de voorwaarden van toepassing die vastgesteld zijn in bijlage II.

Afdeling IV. - Overige bepalingen.
Art.16. § 1. Zaaigranen, ander dan prebasiszaad, die in een land zijn geoogst dat geen lid is van de Europese Gemeenschap, mogen enkel in de handel gebracht worden als de Raad vooraf heeft vastgesteld dat het in dat land geoogste zaad dezelfde waarborgen biedt ten aanzien van de eigenschappen daarvan, alsmede van de maatregelen betreffende het onderzoek, de verzekering van de identiteit, de aanduiding en de controle, in dit opzicht gelijkwaardig is zaad dat in de Europese Gemeenschap is geoogst en dat beantwoordt aan de bepalingen van dit besluit van de Vlaamse Regering.
  Bovendien moeten, in voorkomend geval, de door de instellingen van de Europese Gemeenschap vastgestelde bijzondere voorwaarden zijn vervuld.
  § 2. De bepalingen van § 1 zijn eveneens van toepassing op :
  1° prebasiszaad, met dien verstande dat dit zaad alleen in de handel mag worden gebracht als de gelijkwaardigheid voor het basiszaad werd vastgesteld. De minister kan hiervoor afwijkingen bepalen;
  2° het zaaizaad dat werd geoogst in iedere nieuwe lidstaat van de Europese Gemeenschap gedurende de periode vanaf zijn toetreding tot het tijdstip waarop hij aan de bepalingen van de voormelde Richtlijn 66/402/EEG moet voldoen.

Art.17. Om tijdelijke moeilijkheden op te heffen die zich voordoen bij de algemene voorziening met basiszaad of gecertificeerd zaad van allerlei aard en die niet op een andere manier kunnen worden overwonnen, kan de bevoegde entiteit, mits hij hiertoe gemachtigd is door de Europese Commissie, voor een vastgestelde periode de voor het oplossen van de voorzieningsmoeilijkheden nodige hoeveelheden zaad van een categorie waaraan minder strenge eisen zijn gesteld, of zaad van rassen die noch in de "Gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen" noch in de nationale rassencatalogi voorkomen, tot de handel toelaten.
  Als het een categorie zaad van een bepaald ras betreft, is het officiële etiket het etiket dat voor de overeenkomstige categorie is vastgesteld, voor zaad van rassen die niet op de bovengenoemde lijsten voorkomen, is het officiële etiket bruin van kleur. In elk geval wordt op het etiket vermeld dat het zaad betreft dat tot een categorie behoort waaraan minder strenge eisen zijn gesteld.

Art.18. De minister kan de bijlagen van dit besluit aanvullen en wijzigen overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Gemeenschap.

HOOFDSTUK III. - De keuring.
Art.19. De bevoegde entiteit is belast met de uitvoering van de controle op de productie van het inlandse zaaizaad. Die controle omvat :
  1° het onderzoek naar de ontvankelijkheid van de aanvragen tot keuring van teelten bestemd, voor de productie van zaaizaad;
  2° de keuring van het gewas op het veld;
  3° het toezicht op de geoogste producten bij het vervoer, de inontvangstneming, het opslaan, het bereiden en het conditioneren;
  4° het onderzoek in laboratoria;
  5° het toezicht op het verrichten van de officiële sluitingen en het aanbrengen van officiële etiketten en certificaten overeenkomstig het bepaalde in artikelen 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12 en 13;
  6° de controles op de onderzoeken onder officieel toezicht zoals bepaald in artikelen 20, 22 en 24.
  De bevoegde entiteit is eveneens belast met het toezicht op de bereiding van mengsels en met de controle op het zaaizaad, vermeld in artikel 3, § 2.

Art.20. De veldkeuring onder officieel toezicht als vermeld in artikel 1, 4°, d), 5°, c), 6°, a), 4), 6°, b), 2), 6°, c), 3), 7°, d), 8°, d), en 9°, d), moet aan de volgende eisen voldoen :
  1° de keurmeesters nemen de volgende eisen in acht :
  a) ze moeten over de nodige technische vakbekwaamheid beschikken;
  b) ze halen geen persoonlijk voordeel uit de door hen uitgevoerde keuringen;
  c) ze zijn officieel erkend door de overheden die voor certificering bevoegd zijn. Dat houdt ofwel in dat ze beëdigd zijn, ofwel dat ze een verklaring hebben ondertekend waarin zij zichzelf ertoe verbinden de regels inzake officiële onderzoeken in acht te nemen;
  d) ze moeten de keuringen onder officieel toezicht uitvoeren overeenkomstig de regels die voor officiële keuringen gelden;
  2° het te keuren zaadgewas wordt geproduceerd uit zaad waarop een officiële nacontrole is uitgevoerd waarvan de resultaten bevredigend waren;
  3° een gedeelte van de zaadgewassen wordt door officiële keurmeesters gecontroleerd. Dat gedeelte is ten minste 5 %.
  4° een gedeelte van de monsters van het van de zaadgewassen geoogste zaad wordt gebruikt voor officiële nacontrole en, zo nodig, voor officiële laboratoriumtesten om de rasechtheid en -zuiverheid van het zaad te controleren;
  5° de bevoegde entiteit kan beslissen dat een officieel erkende keurmeester die bewust of door nalatigheid de regels voor de officiële veldkeuring overtreedt, zijn erkenning als vermeld in 1°, c), verliest. Als een dergelijke overtreding wordt vastgesteld, wordt de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad in kwestie nog steeds aan alle eisen voldoet.

Art.21. In het keuringsreglement, vermeld in artikel 25, zijn de volgende voorwaarden en bepalingen opgenomen :
  1° de voorwaarden en bepalingen met betrekking tot de controle, vermeld in artikel 19;
  2° de voorwaarden waaraan de natuurlijke of rechtspersonen moeten voldoen om gerechtigd te zijn een aanvraag tot keuring in te dienen voor teelten, bestemd voor de productie van zaaizaad, en de geoogste producten te onderwerpen aan de controles, vermeld in artikel 19. Bovenvermelde personen worden door de bevoegde entiteit erkend als uit een onderzoek blijkt dat die voorwaarden zijn vervuld.

Art.22. § 1. Het officiële zaadonderzoek of het zaadonderzoek onder officieel toezicht als vermeld in artikel 1, 4°, d), 5°, c), 6°, a), 4), 6°, b), 2), 6°, c), 3), 7°, d), 8°, d) en 9°, d), vindt plaats volgens de gebruikelijke internationale methoden of, bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de minister worden vastgesteld.
  Nochtans is voor zaaigranen de in de voorgaande paragraaf bepaalde ontleding van de mechanische zuiverheid of van de kiemkracht alleen vereist als er twijfel over bestaat.
  § 2. Het zaadonderzoek onder officieel toezicht waarvan sprake is in § 1 moet voldoen aan de volgende eisen :
  1° zaadcontrole wordt verricht in laboratoria voor zaadcontrole die daartoe onder de in 2° tot en met 4° vermelde voorwaarden officieel zijn erkend door de overheden die voor certificering bevoegd zijn;
  2° het zaadcontrolelaboratorium moet een leidinggevend zaadcontroleur in dienst hebben die rechtstreeks verantwoordelijk is voor de technische werkzaamheden van het laboratorium. Die zaadcontroleur moet over de vereiste bekwaamheid beschikken om in technisch opzicht een zaadcontrolelaboratorium te leiden.
  De zaadanalisten van het laboratorium moeten over de nodige technische bekwaamheid beschikken, die is verworven in opleidingscursussen die onder de voor officiële zaadanalisten geldende voorwaarden zijn georganiseerd, en die met officiële examens zijn afgesloten.
  De lokalen waarin en de installaties waarmee het zaad door het laboratorium wordt behandeld, moeten officieel volgens de overheden die bevoegd zijn voor certificering voldoen voor de zaadcontrole waarvoor het laboratorium is erkend;
  3° het zaadcontrolelaboratorium moet aan een van de volgende kenmerken voldoen :
  a) een onafhankelijk laboratorium zijn;
  b) tot een zaadbedrijf behoren.
  In het in b) vermelde geval mag het laboratorium alleen zaadcontrole verrichten op partijen zaad die worden geproduceerd ten behoeve van het zaadbedrijf waartoe het laboratorium behoort, tenzij tussen dat zaadbedrijf, degene die de certificering heeft aangevraagd en de overheden, bevoegd voor certificering, anders is overeengekomen;
  4° de overheden, bevoegd voor certificering, oefenen op de door het laboratorium uitgevoerde zaadcontroles deugdelijk toezicht uit;
  5° voor de doeleinden van het in 4° vermelde toezicht wordt een percentage van de voor officiële certificering geleverde partijen zaad aan een officiële zaadcontrole onderworpen. Dat percentage moet zo gelijkmatig mogelijk worden gespreid over de natuurlijke personen en over de rechtspersonen die zaad voor certificering leveren, en over de geleverde rassen, maar de monsters mogen ook zodanig worden gekozen dat specifieke twijfel wordt weggenomen. Het percentage bedraagt ten minste 5 %.
  6° de bevoegde entiteit kan overgaan tot de intrekking van de in 1° vermelde erkenning van de officieel erkende zaadcontrolelaboratoria die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, het overtreden van de regels betreffende de officiële zaadcontrole. Als een dergelijke overtreding wordt vastgesteld, wordt de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad in kwestie nog steeds aan alle eisen voldoet.

Art.23. De voor de keuring eventueel vereiste beschrijving van de genealogische bestanddelen wordt, op verzoek van de kweker, geheimgehouden.

Art.24. De minister kan om gegronde economische redenen, wat de inlandse productie betreft, voor de keuring van prebasiszaad, basiszaad en gecertificeerd zaad van alle soorten strengere voorwaarden stellen dan die welke opgenomen zijn in bijlage I en II.

Art.25. § 1. Bij de uitoefening van de controle van de rassen en bij het onderzoek van het zaad met het oog op de goedkeuring, gebeurt de bemonstering officieel of onder officieel toezicht als vermeld in artikel 1, 4°, d), 5°, c), 6°, a), 4), 6°, b), 2), 6°, c), 3), 7°, d), 8°, d), en 9°, d), volgens de gebruikelijke internationale methoden of, bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de minister worden vastgesteld. Zaadbemonstering met het oog op de in artikel 26 vermelde controles moet echter officieel gebeuren.
  § 2. De bemonstering gebeurt uit homogene partijen : het maximumgewicht van een partij en het minimumgewicht van een monster worden in bijlage III vermeld. Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel wordt onder een homogene partij verstaan een hoeveelheid zaad die een eenheid vormt en waarvan aangenomen wordt dat ze uniforme kenmerken bezit.
  § 3. De bemonstering onder officieel toezicht waarvan sprake is in § 1 moet voldoen aan de volgende eisen :
  1° zaadbemonstering wordt verricht door monsternemers die daartoe onder de in 2° tot en met 4° bedoelde voorwaarden officieel zijn erkend door de overheden die bevoegd zijn voor certificering.
  2° monsternemers moeten over de nodige technische bekwaamheid beschikken, die is verworven in opleidingscursussen die onder de voor officiële monsternemers geldende voorwaarden zijn georganiseerd en die met officiële examens worden afgesloten;
  3° monsternemers behoren tot een van de volgende categorieën :
  a) onafhankelijke natuurlijke personen;
  b) personen die in dienst zijn van natuurlijke personen of van rechtspersonen die niet betrokken zijn bij de productie, de teelt, de bewerking van of de handel in zaad;
  c) personen die in dienst zijn van natuurlijke personen of van rechtspersonen, die zaad produceren, telen of bewerken dan wel zaad in de handel brengen.
  In het in c) vermelde geval mag een monsternemer alleen monsters nemen van partijen zaad die ten behoeve van zijn werkgever worden geproduceerd, tenzij tussen zijn werkgever, degene die de certificering heeft aangevraagd en de overheden, bevoegd voor certificering, anders is overeengekomen;
  4° de overheden die bevoegd zijn voor certificering oefenen op de door de monsternemers verrichte bemonsteringen deugdelijk toezicht uit. Bij automatische bemonstering moeten passende procedures worden gevolgd en met officieel toezicht worden uitgeoefend;
  5° voor de doeleinden van het in 4° vermelde toezicht worden van een percentage van de voor officiële certificering geleverde partijen zaad door officiële monsternemers steekproefsgewijs monsters genomen. Dat percentage moet zo gelijkmatig mogelijk worden gespreid over de natuurlijke personen en over de rechtspersonen die zaad voor certificering leveren, en over de geleverde rassen, maar de monsters mogen ook zodanig worden gekozen dat specifieke twijfel wordt weggenomen. Het percentage bedraagt ten minste 5 %. Deze steekproefsgewijze bemonstering is niet van toepassing op automatische bemonstering.
  De overheden, bevoegd voor certificering, vergelijken de officieel genomen zaadmonsters met die welke onder officieel toezicht van dezelfde partij zaad zijn genomen;
  6° de bevoegde entiteit kan overgaan tot de intrekking van de in 1° vermelde erkenning van de officieel erkende monsternemers die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, het overtreden van de regels betreffende de officiële bemonstering. Als een dergelijke overtreding wordt vastgesteld, wordt de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad in kwestie nog steeds aan alle eisen voldoet.

Art.26. Op voorstel van de bevoegde entiteit stelt de minister een keurings- en certificeringsreglement van zaaizaden van graangewassen vast.

HOOFDSTUK IV. - Controle van de handel en strafbepalingen.
Art.27. Door officiële steekproeven wordt nagegaan of het in de handel gebrachte zaad van granen beantwoordt aan de in dit besluit opgenomen voorwaarden. De bemonstering en het officiële zaadonderzoek vinden plaats volgens de gebruikelijke internationale methoden of, bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de minister worden vastgesteld. De bemonstering gebeurt uit homogene partijen. Het maximumgewicht van een partij en het minimumgewicht van een monster worden vermeld in bijlage III.
  Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel wordt onder een homogene partij verstaan een hoeveelheid die een eenheid vormt en waarvan aangenomen wordt dat ze uniforme kenmerken bezit.

Art.28. Onverminderd het vrije verkeer van zaad binnen de Europese Gemeenschap neemt de minister de nodige maatregelen opdat hij bij het in de handel brengen van uit derde landen ingevoerde hoeveelheden zaad van meer dan 2 kg van de volgende gegevens in kennis wordt gesteld :
  1° soort;
  2° ras;
  3° categorie;
  4° producerend land en officiële keuringsdienst;
  5° land van verzending;
  6° invoerder;
  7° hoeveelheid zaaizaad.

Art.29. § 1. Om rekening te houden met de ontwikkelingen op de volgende gebieden, en volgens beslissingen van de instellingen van de Europese Gemeenschap, kan de minister specifieke voorwaarden vaststellen waaronder :
  1° chemisch behandeld zaad in de handel mag worden gebracht;
  2° zaad in de handel mag worden gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen, met inbegrip van zaadmengsels van soorten waaronder ook soorten die zijn opgenomen in artikel 1 van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen, en die worden geassocieerd met specifieke natuurlijke en semi-natuurlijke habitats en die bedreigd worden door genetische erosie;
  3° voor de biologische teelt geschikt zaad in de handel mag worden gebracht.
  § 2. De in § 1 vermelde specifieke voorwaarden omvatten met name de volgende punten :
  1° in het in § 1, 2° vermelde geval is het zaad van deze soorten van een bekende herkomst die is erkend door de minister;
  2° in het onder § 1, 2° bedoelde geval passende kwantitatieve beperkingen.

Art.30. De termijn, waarvoor de in artikel 6 van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt vermelde overheidspersonen, op grond van artikel 13 van die wet, de bij dit besluit gereglementeerde producten bij administratieve maatregel voorlopig in beslag mogen nemen, is vastgesteld op drie maanden.

Art.31. De facturen, contracten catalogi, omzendbrieven, offerten voor verkoop en andere gelijksoortige documenten moeten de aanduidingen dragen die, naar gelang van het geval, zijn voorgeschreven voor het etiket in bijlage IV, A, a) 5, 6, 7 en 10, of in bijlage IV, A, b), 2, 6, 7 en 9.

Art.32. De bereiders, invoerders en verkopers moeten de aankoopfactuur, een afschrift van de verkoopfactuur en de vervoersdocumenten gedurende drie jaar, vanaf l januari van het jaar dat op hun datum volgt, bewaren om ze zonder verplaatsing aan de beambten, belast met het toezicht over de toepassing van dit besluit, op hun verzoek voor te leggen.

Art.33. Overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en bestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt.

HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art.34. Dit besluit doet geen afbreuk aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 mei 1994 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen en van zijn uitvoeringsbesluiten.

Art.35. Het koninklijk besluit van 2 mei 2001 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van zaaigranen wordt opgeheven.

Art.36. Het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement van zaaigranen, genomen ter uitvoering van het koninklijk besluit, vermeld in artikel 35, blijft van toepassing tot het uitdrukkelijk wordt opgeheven.

Art.37. De Vlaamse minister, bevoegd voor het Landbouwbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage I. - [1 Voorwaarden voor goedkeuring ten aanzien van het gewas.
   1. Op het perceel mag geen voorvrucht zijn verbouwd die zich niet verdraagt met de productie van zaaizaad van de soort en het ras van het betrokken gewas. Het perceel moet ook voldoende vrij zijn van opslag van de voorvrucht.
   2. [5 Het gewas moet voldoen aan de onderstaande normen voor de afstand tot dicht in de buurt gelegen bestuivingsbronnen die tot ongewenste vreemdbestuiving kunnen leiden:


gewas minimumafstand
Phalaris canariensis, Secale cereale (andere dan hybriden):  
- voor de productie van basiszaad 300 m
- voor de productie van gecertificeerd zaad 250 m
Sorghum spp.  
- voor de productie van basiszaad (*) 400 m
- voor de productie van gecertificeerd zaad (*) 200 m
x Triticosecale, zelfbestuivende rassen  
- voor de productie van basiszaad 50 m
- voor de productie van gecertificeerd zaad 20 m
Zea mays 200 m
(*) [7 In gebieden waar de aanwezigheid van S. halepense of S. bicolor subsp. drummondii een specifiek probleem met betrekking tot kruisbestuiving vormt, geldt het volgende:
   a) gewassen voor de productie van basiszaad van Sorghum bicolor subsp. bicolor of hybriden daarvan moeten worden geïsoleerd op een afstand van minimaal 800 m van enige bron van dergelijk verontreinigend pollen;
   b) gewassen voor de productie van gecertificeerd zaad van Sorghum bicolor subsp. bicolor of hybriden daarvan moeten worden geïsoleerd op een afstand van minimaal 400 m van enige bron van dergelijk verontreinigend pollen.]7
   De minimumafstanden in de bovenstaande tabel hoeven niet in acht te worden genomen als er voldoende bescherming tegen ongewenste vreemdbestuiving aanwezig is.]5
   3. Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn : een gewas van een ingeteelde stam moet voldoende echt en zuiver zijn met betrekking tot zijn eigenschappen. Wat de productie van zaad van hybriderassen betreft, gelden genoemde bepalingen ook voor de eigenschappen van de kruisingspartners, inclusief mannelijke steriliteit of herstel van de fertiliteit.
   Gewassen van Oryza sativa, Phalaris canariensis, Secale cereale (andere dan hybriden), Sorghum spp. en Zea mays moeten met name aan de volgende andere normen of voorwaarden voldoen :
   A. [2 [6 Oryza sativa:
   Het aantal planten dat duidelijk als wilde planten of als planten met rode zaden kan worden herkend, bedraagt niet meer dan:
   a) 0 voor de productie van basiszaad;
   b) 1 per 100 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad van de eerste en de tweede generatie.]6 ]2
   B. Phalaris canariensis, Secale cereale (andere dan hybriden) :
   het aantal planten van de soorten die duidelijk niet tot het betrokken ras behoren, mag niet meer bedragen dan :
   - 1 per 30 m2 voor de productie van basiszaad;
   - 1 per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad.
   C. Sorghum spp. :
   a) het percentage van het aantal planten van een andere sorghumsoort dan de soort van het gewas of die duidelijk niet tot de ingeteelde stammen of de kruisingspartners behoren, mag niet meer bedragen dan :
   aa) voor de productie van basiszaad :
   i) tijdens de bloeitijd : 0,1 %;
   ii) na rijping : 0,1 %;
   bb) voor de productie van gecertificeerd zaad :
   i) planten van de mannelijke kruisingspartner die stuifmeel afgeven als de stempel van de planten van de vrouwelijke kruisingspartner receptief is : 0,1 %;
   ii) planten van de vrouwelijke kruisingspartner :
   - tijdens de bloeitijd : 0,3 %;
   - na rijping : 0,1 %;
   b) voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriderassen moet aan de volgende andere normen of voorwaarden worden voldaan :
   aa) de planten van de mannelijke kruisingspartners moeten voldoende stuifmeel afgeven wanneer de stempel van de planten van de vrouwelijke kruisingspartner receptief is;
   bb) wanneer de stempel van de planten van de vrouwelijke kruisingspartner receptief is, maar het percentage planten van die kruisingspartner die stuifmeel afgeven of hebben afgegeven niet meer bedragen dan 0,1 %;
   c) gewassen van vrij bestoven of kunstmatig verkregen rassen van Sorghum spp. moeten voldoen aan de volgende normen : het aantal planten van de gewassoorten die duidelijk niet tot het betrokken ras behoren, mag niet meer bedragen dan :
   - 1 per 30 m2 voor de productie van basiszaad,
   - 1 per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad.
   D. Zea mays :
   a) het percentage planten die duidelijk niet tot het ras, de ingeteelde stammen of de kruisingspartners behoren, mag niet meer bedragen dan :
   aa) voor de productie van basiszaad :
   i) ingeteelde stammen : 0,1 %;
   ii) enkelvoudige hybriden, voor iedere kruisingspartner : 0,1 %;
   iii) vrij bestoven rassen : 0,5 %;
   bb) voor de productie van gecertificeerd zaad :
   i) kruisingspartners van hybriderassen :
   - ingeteelde stammen : 0,2 %;
   - enkelvoudige hybriden : 0,2 %;
   - vrij bestoven rassen : 1,0 %;
   ii) vrij bestoven rassen : 1,0 %;
   b) voor de productie van zaad van hybriderassen moet aan de volgende andere normen of voorwaarden worden voldaan :
   aa) de planten van de mannelijke kruisingspartner moeten voldoende stuifmeel afgeven wanneer de planten van de vrouwelijke kruisingspartner in bloei staan;
   bb) zo nodig moet tot ontpluiming worden overgaan;
   cc) wanneer 5 % of meer planten van de vrouwelijke kruisingspartner bevrucht kunnen worden, mag het percentage planten van de vrouwelijke kruisingspartner die stuifmeel hebben afgegeven of afgeven, niet meer bedragen dan :
   - 1 % bij elke officiële veldkeuring;en
   - 2 % over alle officiële veldkeuringen tezamen.
   Planten worden geacht stuifmeel te hebben afgegeven of af te geven wanneer op 50 mm of meer van de hoofdas of de zijassen van de pluim de meeldraden uit de kafjes steken, en als ze stuifmeel hebben afgegeven of afgeven.
   4. Hybriden van Secale cereale
   a) Het gewas moet voldoen aan de onderstaande normen betreffende de afstand tot dicht in de buurt gelegen bestuivingsbronnen die tot ongewenste vreemdbestuiving kunnen leiden :


GewasMinimumafstand
- voor de productie van basiszaad 
- indien gebruik wordt gemaakt van mannelijke steriliteit1 000 m
- indien geen gebruik wordt gemaakt van mannelijke steriliteit600 m
- voor de productie van gecertificeerd zaad500 m

  b) Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn wat de eigenschappen van de kruisingspartners betreft, inclusief de mannelijke steriliteit.
   Het gewas moet in het bijzonder voldoen aan de volgende andere normen of voorwaarden :
   i) het aantal planten van de gewassoorten die duidelijk niet tot de kruisingspartners behoren, mag niet meer bedragen dan :
   - 1 per 30 m2 voor de productie van basiszaad;
   - 1 per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad; bij officiële veldkeuringen geldt die norm alleen voor de vrouwelijke kruisingspartner;
   ii) voor basiszaad moet, indien gebruik wordt gemaakt van mannelijke steriliteit, de steriliteit van de mannelijke steriele kruisingspartner ten minste 98 % bedragen.
   c) Zo nodig moet gecertificeerd zaad worden geproduceerd in gemengde teelt van een vrouwelijke, mannelijke steriele kruisingspartner met een mannelijke kruisingspartner die de mannelijke fertiliteit herstelt.
   5. [7 [8 Gewassen voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriden van Avena nuda, Avena sativa, Avena strigosa, Oryza sativa en zelfbestuivende xTriticosecale en gewassen voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriden van Hordeum vulgare, Triticum aestivum subsp. aestivum, Triticum aestivum subsp. spelta en Triticum turgidum subsp. durum door middel van een andere techniek dan cytoplasmatische mannelijke steriliteit (CMS)]8 voldoen aan de volgende voorwaarden:
   a) het gewas voldoet aan de volgende normen over de afstand tot dicht in de buurt gelegen bestuivingsbronnen die tot ongewenste vreemdbestuiving kunnen leiden:
   1) de minimumafstand tot de vrouwelijke kruisingspartner is 25 m ten opzichte van ieder ander ras van dezelfde soort, met uitzondering van een gewas van de mannelijke kruisingspartner;
   2) de afstand, vermeld in punt 1), hoeft niet in acht te worden genomen als er voldoende bescherming tegen ongewenste vreemdbestuiving aanwezig is;
   b) het gewas is voldoende rasecht en raszuiver wat de kenmerken van de kruisingspartners betreft.
   Als het zaad wordt geproduceerd door gebruikmaking van een chemische-hybridisatieagens, voldoet het gewas aan de volgende andere normen of voorwaarden:
   a) de minimale raszuiverheid van iedere kruisingspartner bedraagt:
   1) voor Avena nuda, Avena sativa, Avena strigosa, Hordeum vulgare, Oryza sativa, Triticum aestivum subsp. aestivum, Triticum turgidum subsp. durum en Triticum aestivum subsp. spelta: 99,7%;
   2) voor zelfbestuivende xTriticosecale: 99,0%;
   b) de minimale hybriditeit bedraagt 95%. Het percentage van de hybriditeit wordt bepaald volgens de gangbare internationale methoden als dergelijke methoden bestaan. Als de raszuiverheid wordt bepaald via zaadonderzoek vóór de certificering, hoeft bij de veldkeuring niet de hybriditeit te worden bepaald.]7
  [4 5/1. Gewassen voor de productie van basiszaad en gecertificeerd zaad van hybriden van Hordeum vulgare door middel van de CMS-techniek :
   a)Het gewas moet voldoen aan de onderstaande normen voor de afstand tot dicht in de buurt gelegen bestuivingsbronnen die tot ongewenste vreemdbestuiving kunnen leiden :


gewassen minimumafstand
1) voor de productie van basiszaad 100 m
2) voor de productie van gecertificeerd zaad 50 m
b) Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn wat de kenmerken van de kruisingspartners betreft. Het gewas moet in het bijzonder voldoen aan de volgende normen :
   1) Het percentage aan planten die duidelijk rasafwijkend zijn, mag niet meer bedragen dan :
   i) voor de gewassen voor de productie van basiszaad : 0,1% voor de instandhouder en de hersteller en 0,2% voor de vrouwelijke kruisingspartner (met CMS);
   ii) voor de gewassen voor de productie van gecertificeerd zaad : 0,3 % voor de hersteller en de vrouwelijke kruisingspartner (met CMS) en 0,5 % als de vrouwelijke kruisingspartner (met CMS) een enkele hybride is.
   2) De mannelijke steriliteit van de vrouwelijke kruisingspartner bedraagt ten minste :
   i) 99,7 % voor gewassen voor de productie van basiszaad;
   ii) 99,5 % voor gewassen voor de productie van gecertificeerd zaad.
   3) De eisen van de punten i) en ii) worden via officiële nacontroles onderzocht.
   c) Gecertificeerd zaad mag in gemengde teelt worden geproduceerd van een vrouwelijke of mannelijke steriele kruisingspartner met een mannelijke kruisingspartner die de fertiliteit herstelt.]4
  [8 5/2. Gewassen voor de productie van basiszaad en gecertificeerd zaad van hybriden van Triticum aestivum subsp. aestivum, Triticum aestivum subsp. spelta en Triticum turgidum subsp. durum door middel van de CMS-techniek.
   a) Het gewas voldoet aan de volgende normen over de afstand tot dicht in de buurt gelegen bestuivingsbronnen die tot ongewenste vreemdbestuiving kunnen leiden:


gewassen minimumafstand
voor de vrouwelijke kruisingspartner (met CMS) voor de productie van basiszaad 300 m
voor de productie van gecertificeerd zaad 25 m
b) Het gewas is voldoende rasecht en raszuiver wat de kenmerken van de kruisingspartners betreft. Het gewas voldoet in het bijzonder aan de volgende normen:
   1) het percentage aan planten die duidelijk rasafwijkend zijn, mag niet meer bedragen dan:
   i) voor de gewassen voor de productie van basiszaad: 0,1% voor de instandhouder en de hersteller en 0,3% voor de vrouwelijke kruisingspartner (met CMS);
   ii) voor de gewassen voor de productie van gecertificeerd zaad: 0,3% voor de hersteller en 0,6% voor de vrouwelijke kruisingspartner (met CMS) en 1% als de vrouwelijke kruisingspartner (met CMS) een enkele hybride is;
   2) de mannelijke steriliteit van de vrouwelijke kruisingspartner bedraagt ten minste:
   i) 99,7% voor gewassen voor de productie van basiszaad;
   ii) 99% voor gewassen voor de productie van gecertificeerd zaad;
   3) de naleving van de eisen, vermeld in punt 1) en 2), wordt via officiële nacontroles onderzocht.
   c) Gecertificeerd zaad mag in gemengde teelt worden geproduceerd van een vrouwelijke, mannelijke steriele kruisingspartner met een mannelijke kruisingspartner die de fertiliteit herstelt.
   d) De bevoegde entiteit brengt tegen 28 februari van elk jaar bij de Europese Commissie en de andere lidstaten verslag uit van de resultaten van het voorgaande jaar over de volgende aspecten:
   1) de hoeveelheid geproduceerde hybride zaden;
   2) de overeenstemming van de veldkeuringen met de respectieve eisen;
   3) het percentage van de partijen zaden dat is afgewezen wegens ontoereikende kwaliteitsparameters en alle verdere informatie die die afwijzing rechtvaardigt.
   De voormelde rapportageverplichting is van toepassing tot en met 28 februari 2030.]8
   6. [6 Het gewas is nagenoeg vrij van plaagorganismen die de bruikbaarheid en de kwaliteit van het zaad verminderen. Het gewas voldoet ook aan de volgende eisen:
   1° de eisen voor EU-quarantaineorganismen, plaagorganismen met quarantainestatus voor een beschermd gebied en gereguleerde niet-quarantaineorganismen die zijn opgenomen in de uitvoeringshandelingen die zijn vastgesteld krachtens verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad;
   2° de eisen, vermeld in de maatregelen die krachtens artikel 30, lid 1, van de voormelde verordening zijn vastgesteld.
   De aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op de gewassen voldoet aan de eisen, vermeld in de volgende tabel:


<td colspan="5" valign="top">schimmels en oömyceten <td colspan="5" valign="top">Nematoden
gereguleerde niet-quarantaine-organismen of symptomen veroorzaakt door gereguleerde niet-quarantaine-organismen voor opplant bestemde planten (geslacht of soort) drempel waarden voor de productie van prebasiszaad drempel waarden voor de productie van basiszaad drempel waarden voor de productie van gecertificeerd zaad
Gibberella fujikuroi Sawada [GIBBFU] Oryza sativa L. niet meer dan 2 planten met symptomen per 200 m2 geconstateerd tijdens veldkeuringen op gepaste tijdstippen van een representatief monster van de planten in elk gewas niet meer dan 2 planten met symptomen per 200 m2 geconstateerd tijdens veldkeuringen op gepaste tijdstippen van representatief monster van de planten in elk gewas gecertificeerd zaad van de eerste generatie (C1):
   niet meer dan 4 planten met symptomen per 200 m2 geconstateerd tijdens veldkeuringen op gepaste tijdstippen van een representatief monster van de planten in elk gewas
   gecertificeerd zaad van de tweede generatie (C2):
   niet meer dan 8 planten met symptomen per 200 m2 geconstateerd tijdens veldkeuringen op gepaste tijdstippen van een representatief monster van de planten in elk gewas
gereguleerde niet-quarantaine-organismen of symptomen veroorzaakt door gereguleerde niet-quarantaine-organismen voor opplant bestemde planten (geslacht of soort) drempel waarden voor de productie van prebasiszaad drempel waarden voor de productie van basiszaad drempel waarden voor de productie van gecertificeerd zaad
Aphelenchoides besseyi Christie [APLOBE] Oryza sativa L. 0 % 0 % 0 %
Onder de voormelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen wordt verstaan: de door de EU gereguleerde niet-quarantaineorganismen, vermeld in artikel 36 van de voormelde verordening.]6
   7. Of aan de bovenvermelde andere normen of voorwaarden is voldaan, wordt voor basiszaad vastgesteld door middel van officiële veldkeuringen, en voor gecertificeerd zaad door middel van hetzij officiële veldkeuringen hetzij onder officieel toezicht uitgevoerde keuringen.
   Bij de veldkeuringen moeten de volgende punten in acht worden genomen :
   A. De stand en het ontwikkelingsstadium van het gewas moeten een afdoend onderzoek mogelijk maken.
   B. Het aantal veldkeuringen bedraagt ten minste :
   a) [7 voor Avena nuda, Avena sativa, Avena strigosa, Hordeum vulgare, Oryza sativa, Phalaris canariensis, xTriticosecale, Triticum aestivum subsp. aestivum, Triticum turgidum subsp. durum, Triticum aestivum subsp. spelta, Secale cereale: één;]7
   b) voor Sorghum spp. en Zea mays tijdens de bloeitijd :
   aa) vrij bestoven rassen : één;
   bb) ingeteelde stammen of hybriden : drie.
   Als het gewas volgt op in hetzelfde jaar of in het voorafgaande jaar geteelde Sorghum spp. en Zea mays, moet ten minste één bijkomende keuring worden verricht om na te gaan of aan de bepalingen van punt 1 van deze bijlage is voldaan.
   C. De grootte, het aantal en de verdeling van de perceelsgedeelten waarvoor moet worden nagegaan of aan de bepalingen van deze bijlage wordt voldaan, moeten worden vastgesteld volgens daartoe passende methoden.]1
  [9 8. Als na de toepassing van punt 3 en 7 twijfel blijft bestaan over de rasechtheid van het zaad, kan de bevoegde entiteit voor het onderzoek naar die rasechtheid een internationaal erkende en reproduceerbare biochemische of moleculaire techniek gebruiken, conform de toepasselijke internationale normen.]9
  ----------
  (1)<BVR 2010-05-21/09, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 30-06-2010>
  (2)<MB 2012-04-26/15, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 31-05-2012>
  (3)<MB 2016-06-03/01, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2016>
  (4)<MB 2016-06-03/01, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2016>
  (5)<MB 2018-12-03/04, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (6)<MB 2020-07-23/05, art. 8, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2020>
  (7)<MB 2021-09-21/06, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 01-02-2022>
  (8)<MB 2022-03-24/11, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
  (9)<MB 2022-03-24/12, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2022>

Art. N2. Bijlage II. - [1 Voorwaarden waaraan het zaaizaad moet voldoen.
   Het zaad moet voldoende rasecht en raszuiver zijn of, in het geval van zaad van een ingeteelde stam, voldoende echt en zuiver zijn met betrekking tot zijn eigenschappen. Wat zaad van hybriderassen betreft, gelden genoemde bepalingen ook voor de eigenschappen van de kruisingspartners.
   Zaad van de onderstaande soorten moet met name voldoen aan de volgende andere normen of voorwaarden :
   A. [5 Avena nuda, Avena sativa, Avena strigosa, Hordeum vulgare, Oryza sativa, Triticum aestivum subsp. aestivum, Triticum turgidum subsp. durum, Triticum aestivum subsp. spelta andere dan hybriden voldoen in elk geval aan de volgende voorwaarden:


Categorie minimale raszuiverheid (%)
Basiszaad 99,9
gecertificeerd zaad, eerste vermeerdering 99,7
gecertificeerd zaad, tweede vermeerdering 99,0
Of aan de voormelde eisen inzake minimale raszuiverheid is voldaan, wordt hoofdzakelijk nagegaan via de veldkeuringen, vermeld in bijlage I.]5
   B. Zelfbestuivende rassen van xTriticosecale andere dan hybriden :


CategorieMinimale raszuiverheid
  %
  
basiszaad99,7
  
gecertificeerd zaad, eerste vermeerdering99,0
  
gecertificeerd zaad, tweede vermeerdering98,0

  Of aan de eisen inzake minimale raszuiverheid is voldaan, wordt hoofdzakelijk nagegaan door middel van de in bijlage I omschreven veldkeuringen.
   C. [6 Hybriden van Avena nuda, Avena sativa, Avena strigosa, Hordeum vulgare, Oryza sativa, Triticum aestivum subsp. aestivum, Triticum aestivum subsp. spelta, Triticum turgidum subsp. durum en zelfbestuivende xTriticosecale
   De minimale raszuiverheid van zaad van de categorie "gecertificeerd zaad" bedraagt 90%.
   Voor Hordeum vulgare, Triticum aestivum subsp. aestivum, Triticum aestivum subsp. spelta en Triticum turgidum subsp. durum die met CMS is geproduceerd, bedraagt deze 85%. Andere onzuiverheden dan de hersteller mogen niet meer dan 2% bedragen.
   De minimale raszuiverheid wordt gecontroleerd via officiële nacontroles op een adequaat gedeelte van de zaadmonsters.
   De bevoegde entiteit brengt tegen 28 februari van elk jaar bij de Commissie en de andere lidstaten verslag uit van de resultaten van het voorgaande jaar over de volgende aspecten:
   1) de hoeveelheid geproduceerde hybride zaden van Triticum aestivum subsp. aestivum, Triticum aestivum subsp. spelta en Triticum turgidum subsp. durum en het percentage van de partijen zaden dat is afgewezen wegens ontoereikende kwaliteitsparameters;
   2) de resultaten van de voormelde nacontrole;
   3) alle verdere informatie die de afwijzing, vermeld in punt 1), rechtvaardigt.
   De voormelde rapportageverplichting is van toepassing tot en met 28 februari 2030.]6
   D. Sorghum spp. en Zea mays :
   Als voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriderassen gebruik is gemaakt van een vrouwelijke, mannelijke steriele kruisingspartner en een mannelijke kruisingspartner die de mannelijke fertiliteit niet herstelt, wordt het zaad geproduceerd :
   - ofwel door partijen zaaizaad te mengen, in een verhouding die eigen is aan het ras, waarbij enerzijds gebruik wordt gemaakt van een vrouwelijke, mannelijke steriele kruisingspartner, en anderzijds van een vrouwelijke, mannelijke fertiele kruisingspartner;
   - ofwel door de teelt van de vrouwelijke, mannelijke steriele kruisingspartner en de vrouwelijke, mannelijke fertiele kruisingspartner in een verhouding die eigen is aan het ras. De verhouding tussen deze twee kruisingspartners wordt nagegaan door middel van de veldkeuringen, vermeld in bijlage I.
   E. [6 Hybriden van Secale cereale en CMS-hybriden van Hordeum vulgare, Triticum aestivum subsp. aestivum, Triticum aestivum subsp. spelta en Triticum turgidum subsp. durum]6 :
   Zaad mag alleen als gecertificeerd zaad worden gecertificeerd als terdege rekening is gehouden met de uitkomsten van een officiële nacontrole op officieel genomen monsters van basiszaad, uitgevoerd in de groeiperiode van het zaad dat voor de certificering als gecertificeerd zaad werd aangeboden, teneinde na te gaan of het basiszaad heeft voldaan aan de in deze richtlijn vastgestelde eisen voor basiszaad qua rasechtheid en raszuiverheid wat de eigenschappen van de kruisingspartners betreft, inclusief de mannelijke steriliteit.
   1. Het zaaizaad moet ten aanzien van de kiemkracht, mechanische zuiverheid en gehalte aan zaden van andere plantensoorten aan de volgende andere normen of voorwaarden voldoen :
   A. Tabel :


<td colspan="7" valign="top"><td colspan="10" valign="top">(<font color="red">1</font>)<MB <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2021092106" target="_blank">2021-09-21/06</a>, art. 4, 011; Inwerkingtreding : 01-02-2022>
soorten en categorieënminimum kiemkracht (% zuiver zaad)minimale mechanische zuiverheid (gewichts- %)maximumgehalte - in aantallen - aan zaden van andere plantensoorten, met inbegrip van rode zaden van Oryza sativa, in een monster waarvan het gewicht is aangegeven in bijlage III, kolom 4
  (totaal per kolom)
  
    
   andere planten- soorten (a)rode zaden van Oryza sativaandere graansoortenPlanten- soorten andere dan granenAvena fatua, Avena starilis, Lolium temulentumRaphanus raphanistrum, Agrostemma githagoPanicum spp.
  
12345678910
  
[<font color="red">1</font>Avena sativa, Avena strigosa, Hordeum vulgare, Triticum aestivum subsp. aestivum, Triticum turgidum subsp. durum, Triticum aestivum subsp. spelta: ]<font color="red">1</font>        
  
- basiszaad85994 1 (b)30 (c)1
  
- gecertificeerd zaad, eerste en tweede vermeerdering85 (d)9810 770 (c)3
  
Avena nuda :        
  
- basiszaad75994 1 (b)30 (c)1
  
- gecertificeerd zaad, eerste en tweede vermeerdering75 (d)9810 770 (c)3
  
Oryza sativa :        
  
- basiszaad809841    1
  
- gecertificeerd zaad, eerste vermeerdering8098103    3
  
- gecertificeerd zaad, tweede vermeerdering8098155    3
  
Secale cereale :        
  
- basiszaad85984 1 (b)30 (c)1
  
- gecertificeerd zaad859810 770 (c)3
  
Phalaris canariensis :        
  
- basiszaad75984 1 (b) 0 (c) 
  
- gecertificeerd zaad759810 5 0 (c) 
  
Sorghum spp.80980     
  
xTriticosecale :        
  
- basiszaad80984 1 (b)30 (c)1
  
- gecertificeerd zaad, eerste en tweede vermeerdering809810 770 (c)3
  
Zea mays90980      

  B. Andere normen of voorwaarden waaraan moet worden voldaan als daarnaar wordt verwezen in de tabel, vermeld in deel 2, A :
   a) het in kolom 4 vastgestelde maximumgehalte aan zaden vermeld in kolom 4, omvat ook de zaden van de soorten, vermeld in kolom 5 tot en met 10;
   b) de aanwezigheid van een tweede zaadkorrel geldt niet als onzuiverheid, wanneer een tweede monster van hetzelfde voorgeschreven gewicht volledig vrij is van zaden van andere graansoorten;
   c) de aanwezigheid van één zaadkorrel van Avena fatua, Avena sterilis of Lolium temulentum in een monster van het voorgeschreven gewicht geldt niet als onzuiverheid, als een tweede monster van hetzelfde gewicht vrij is van zaden van die soorten;
   d) voor rassen van Hordeum vulgare (naakte gerst) wordt de vereiste minimumkiemkracht verlaagd tot 75 % van zuiver zaad. Op het officiële etiket wordt de vermelding " Minimumkiemkracht 75 % " aangebracht.
   2. [4 Het zaad is nagenoeg vrij van plaagorganismen die de bruikbaarheid en de kwaliteit van het zaad verminderen. Het zaad voldoet ook aan de volgende eisen:
   1° de eisen voor EU-quarantaineorganismen, plaagorganismen met quarantainestatus voor een beschermd gebied en gereguleerde niet-quarantaineorganismen die zijn opgenomen in de uitvoeringshandelingen die zijn vastgesteld krachtens verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad;
   2° de eisen, vermeld in de maatregelen die krachtens artikel 30, lid 1, van de voormelde verordening zijn vastgesteld.
   De aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op het zaad en de respectieve categorieën voldoet aan de eisen, vermeld in de volgende tabel:


<td colspan="5" valign="top">Nematoden <td colspan="5" valign="top">Schimmels
gereguleerde niet-quarantaine-organismen of symptomen veroorzaakt door gereguleerde niet-quarantaine-organismen voor opplant bestemde planten (geslacht of soort) drempel waarden voor prebasiszaad drempel waarden voor basiszaad drempel waarden voor gecertificeerd zaad
Aphelenchoides besseyi Christie [APLOBE] Oryza sativa L. 0 % 0 % 0 %
Gibberella fujikuroi Sawada [GIBBFU] Oryza sativa L. nagenoeg vrij nagenoeg vrij nagenoeg vrij
Onder de voormelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen wordt verstaan: de door de EU gereguleerde niet-quarantaineorganismen, vermeld in artikel 36 van de voormelde verordening.]4
  [4 3. De aanwezigheid van schimmelstructuren op het zaad en de respectieve categorieën voldoet aan de eisen, vermeld in de volgende tabel:


categorie maximumaantal schimmelstructuren zoals sclerotiën, of moederkoren, in een monster waarvan het gewicht is aangegeven in bijlage III, kolom 3
granen andere dan hybriden van Secale cereale:  
basiszaad 1
gecertificeerd zaad 3
hybriden van Secale cereale:  
basiszaad 1
gecertificeerd zaad 4 (*)
(*) De aanwezigheid van vijf schimmelstructuren zoals sclerotiën of delen van sclerotiën, of moederkoren, in een monster van het voorgeschreven gewicht wordt niet in strijd met de normen geacht, als een tweede monster van hetzelfde gewicht niet meer dan vier schimmelstructuren bevat.]4]1
  ----------
  (1)<BVR 2010-05-21/09, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 30-06-2010>
  (2)<MB 2016-06-03/01, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2016>
  (3)<MB 2016-06-03/01, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2016>
  (4)<MB 2020-07-23/05, art. 9, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2020>
  (5)<MB 2021-09-21/06, art. 4, 011; Inwerkingtreding : 01-02-2022>
  (6)<MB 2022-03-24/11, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2022>

Art. N3.Bijlage III. - [1 Gewicht van een partij zaaizaad en van een monster.
  [2 Deze bijlage voorziet in de gedeeltelijke omzetting van uitvoeringsrichtlijn 2012/37/EU van de Commissie van 22 november 2012 tot wijziging van bepaalde bijlagen bij de Richtlijnen 66/401/EEG en 66/402/EEG van de Raad wat betreft de voorwaarden waaraan zaaizaad van Galega orientalis Lam. moet voldoen, het maximumgewicht van een partij zaaizaad van bepaalde soorten groenvoedergewassen en de monstergrootte van Sorghum spp.]2


<td colspan="4" valign="top">(<font color="red">1</font>)<MB <a href="/cgi_loi/article.pl?language=fr&lg_txt=f&cn_search=2013092704" target="_blank">2013-09-27/04</a>, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 04-11-2013><td colspan="4" valign="top">(<font color="red">2</font>)<MB <a href="/cgi_loi/article.pl?language=fr&lg_txt=f&cn_search=2021092106" target="_blank">2021-09-21/06</a>, art. 5, 011; Inwerkingtreding : 01-02-2022><td colspan="4" valign="top">(<font color="red">3</font>)<MB <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2022011406" target="_blank">2022-01-14/06</a>, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 01-02-2022>
soortmaximumgewicht van een partij (ton)minimumgewicht van een monster dat van een partij wordt genomen (gram)gewicht van het monster voor de bepaling van het aantal, vermeld in bijlage II, punt 2, A, kolom 4 tot en met 10, en in bijlage II, punt 3 (gram)
  
1234
  
[<font color="red">3</font> Avena nuda, Avena sativa, Avena strigosa, Hordeum vulgare, Triticum aestivum subsp. aestivum, Triticum turgidum subsp. durum, Triticum aestivum subsp. spelta, Secale cereale, xTriticosecale]<font color="red">3</font>301.000500
  
Phalaris canariensis10400200
  
Oryza sativa30500500
  
[<font color="red">1</font> [<font color="red">2</font> Sorghum bicolor (L.) Moench subsp. bicolor ]<font color="red">2</font>30900900
[<font color="red">2</font> Sorghum bicolor (L.) Moench subsp. drummondii (Steud.) de Wet ex Davidse]<font color="red">2</font>10250250
[<font color="red">2</font> Hybriden van Sorghum bicolor (L.) Moench subsp. bicolor x Sorghum bicolor (L.) Moench subsp. drummondii (Steud.) de Wet ex Davidse]<font color="red">2</font>30300300
Zea mays, basiszaad van ingeteelde stammen40250250]<font color="red">1</font>
Zea mays, basiszaad van andere dan ingeteelde stammen; gecertificeerd zaad401.0001.000

  Het maximumgewicht van de partij mag niet met meer dan 5 % worden overschreden.]1
  ----------
  (1)<BVR 2010-05-21/09, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 30-06-2010>
  (2)<MB 2013-09-27/04, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 04-11-2013>

Art. N4.Bijlage IV. - Etiket.
  A. Te vermelden gegevens :
  a) voor basiszaad en gecertificeerd zaad :
  1. "EG-systeem";
  2. keuringsdienst en lidstaat of desbetreffend kenteken;
  [1 2/1. Officieel volgnummer;]1
  3. partijnummer;
  4. maand en jaar van de sluiting, op de volgende wijze aangegeven "gesloten in... " (maand en jaar), of maand en jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van het besluit van certificering, op de volgende wijze aangegeven : "monster genomen in... " (maand en jaar);
  5. soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift;
  6. ras, ten minste vermeld in Latijns schrift;
  7. categorie;
  8. producerend land;
  9. opgegeven netto- of brutogewicht of opgegeven aantal zaden;
  10. als het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel, alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht van de zuivere zaden en het totaalgewicht;
  11. bij rassen die hybride of ingeteelde stammen zijn :
  - voor basiszaad waarvan de hybride of ingeteelde stam waartoe het zaad behoort, officieel aanvaard is in de nationale rassencatalogus of op de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen :
  de naam van deze kruisingspartner, waaronder het officieel is aanvaard, met of zonder verwijzing naar het uiteindelijke ras, waaraan, in geval van hybride of ingeteelde stammen die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik als kruisingspartner voor de uiteindelijke rassen, het woord "kruisingspartner" wordt toegevoegd;
  - voor basiszaad in andere gevallen :
  de naam van de kruisingspartner waartoe het basiszaad behoort, die in code mag worden gegeven, met daarbij een verwijzing naar het uiteindelijke ras, met of zonder vermelding van de functie (mannelijk of vrouwelijk), waaraan het woord "kruisingspartner" wordt toegevoegd;
  voor gecertificeerd zaad :
  de naam van het ras waartoe het zaad behoort, met daarbij het woord "hybride";
  12. waar tenminste voor de kiemkracht nacontrole werd verricht, mogen de woorden "Na controle verricht... (maand en jaar) " en de voor die nacontrole verantwoordelijke bevoegde entiteit worden vermeld. Die gegevens mogen voorkomen op een officieel merkteken dat wordt geplakt op het officiële etiket;
  b) voor zaadmengsels :
  1. "Mengsel van... " (soorten of rassen);
  2. bevoegde entiteit die de sluiting heeft verricht en de lidstaat;
  [1 2/1. Officieel volgnummer;]1
  3. partijnummer;
  4. maand en jaar van de sluiting, op de volgende wijze aangegeven : "gesloten in... " (maand en jaar);
  5. soort, categorie, ras, alsmede producerend land van de samenstellende bestanddelen en hun gewichtsverhouding; de namen van soorten en rassen moeten ten minste in Latijns schrift worden vermeld;
  6. opgegeven netto- en brutogewicht of opgegeven aantal zaden;
  7. als het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel, alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht van de zuivere zaden en het totaal gewicht;
  8. waar ten minste voor de kiemkracht van alle bestanddelen van het mengsel nacontrole werd verricht, mogen de woorden "Na controle verricht... (maand en jaar)" en de voor deze nacontrole verantwoordelijke entiteit worden vermeld. Die gegevens mogen voorkomen op een officieel merkteken dat wordt aangebracht op het officiële etiket;
  9. de vermelding : "Mag uitsluitend in de handel worden gebracht in België".
  B. Minimumafmetingen : 110 mm x 67 mm.
  ----------
  (1)<MB 2016-12-22/43, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-04-2017>

Art. N5. Bijlage V. Etiket en document voor niet definitief goedgekeurd zaad dat is geoogst in een andere lidstaat.
  A. Op het etiket te vermelden gegevens :
  1. voor de veldkeuring verantwoordelijke instantie en lidstaat of hun kenteken;
  [1 1/1. Officieel volgnummer;]1
  2. soort, tenminste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift;
  3. ras, tenminste vermeld in Latijns schrift; voor rassen (ingeteelde stammen, hybriden) die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik als kruisingspartner voor hybride rassen, wordt het woord "kruisingspartner" toegevoegd;
  4. categorie;
  5. bij hybride rassen, de vermelding "hybride";
  6. referentienummer van het veld of van de partij;
  7. opgegeven netto- of brutogewicht;
  8. de vermelding "niet definitief goedgekeurd zaad".
  B. Kleur van het etiket.
  Het etiket is grijs van kleur.
  C. Op het document te vermelden gegevens :
  [1 1/1. Officieel volgnummer;]1
  D. 1. instantie die het document afgeeft;
  2. soort, tenminste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift;
  3. ras, ten minste vermeld in Latijns schrift;
  4. categorie;
  5. referentienummer van het gebruikte zaad en naam van de landen dat dit zaad hebben goedgekeurd;
  6. referentienummer van het veld of van de partij;
  7. oppervlakte die is geteeld voor productie van de bij het document behorende partij;
  8. geoogste hoeveelheid zaad en aantal verpakkingen;
  9. voor gecertificeerd zaad, het aantal generaties na het basiszaad;
  10. verklaring dat bij de teelt waarvan het zaad afkomstig is aan de vastgestelde voorwaarden is voldaan;
  11. in voorkomend geval, de uitkomsten van een voorlopige analyse van het zaad.
  ----------
  (1)<MB 2016-12-22/43, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-04-2017>