7 MEI 2004. - Decreet houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector. (NOTA : opgeheven voor die organisaties die in uitvoering van artikel 95 van het DVR 2008-05-23/45 tot de cultureel-erfgoedsector behoren; zie DVR2008-05-23/45, art. 105; Inwerkingtreding : 04-08-2008) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 25-08-2004 en tekstbijwerking tot 10-01-2024)
HOOFDSTUK I. - Voorafgaande bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Regularisatie van de lopende DAC-projecten.
Art. 3-8
HOOFDSTUK III. - Toewijzing aanvullende subsidie voor tewerkstelling.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art. 9-13, 13/1
Afdeling 2. - Specifieke bepalingen voor de aanvullende tewerkstelling voor [1 ...]1 cultuurbeleid.
Art. 14-15
HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepalingen.
Art. 16-18
BIJLAGE.
N1. [1 Bijlage 1 bij het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector.
N2. [1 Bijlage 2 bij het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector.
N3. [1 Organisaties als vermeld in artikel 16, elfde lid
2005036409 2011202987 2012036107 2012206898 2013204470 2015035405 2015035965 2016035801 2020043651
HOOFDSTUK I. - Voorafgaande bepalingen.
Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
Art.2. Voor de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan wordt verstaan onder :
1° derde arbeidscircuit : hierna 'DAC' te noemen, tewerkstelling op basis van het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 tot opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 473 van 28 oktober 1986;
2° DAC-project : een tewerkstellingsproject dat op basis van het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 tot opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 473 van 28 oktober 1986, aan een organisatie werd toegewezen en vanaf de regularisatie valt onder de bevoegdheid van de Vlaamse minister, bevoegd voor cultuur;
3° DAC-promotor : organisatie die tot de DAC-regularisatie een DAC-project kreeg toegewezen;
4° geregulariseerde DAC'er : een werknemer in een DAC-project die op het moment van de regularisatie met de DAC-promotor een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur had;
5° loonkosten : het sectoraal bepaalde loon en de verplichte werkgeversbijdrage;
6° gemeentelijk cultuurbeleidsplan : het plan dat werd goedgekeurd op basis van het decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid, gewijzigd bij de decreten van 5 juli 2002, 20 december 2002 en 21 maart 2003;
7° gemeentelijk jeugdwerkbeleidsplan : het plan dat werd goedgekeurd op basis van het decreet van 14 februari 2003 houdende de ondersteuning en de stimulering van het gemeentelijk, het intergemeentelijk en het provinciaal jeugd- en jeugdwerkbeleid;
8° erkende of gesubsidieerde organisatie : een vereniging zonder winstoogmerk die erkend of gesubsidieerd wordt op basis van :
a) hoofdstuk IX van het decreet van 29 maart 2002 op het Vlaamse jeugdbeleid;
b) het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk, gewijzigd bij het decreet van 19 december 2003;
c) het decreet van 20 december 1996 tot erkenning en subsidiëring van musea, gewijzigd bij het decreet van 19 december 1997;
9° beleidsplanperiode : de periode waarop een beleidsplan van een organisatie of gemeentebestuur betrekking heeft;
10° de administratie : de administratieve entiteiten, bevoegd voor het cultuur- en jeugdwerkbeleid.
HOOFDSTUK II. - Regularisatie van de lopende DAC-projecten.
Art.3. De subsidies voor DAC-projecten worden omgezet in reguliere personeelssubsidies aan organisaties. Die omzetting wordt verder "regularisatie" genoemd.
Art.4. De DAC-projecten van landelijk erkende of gesubsidieerde organisaties worden geregulariseerd vanaf 1 januari 2002.
De DAC-projecten van de gemeentelijke en regionale jeugdwerkingen die voor 1 januari 1994 door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerd werden, worden geregulariseerd vanaf 1 juli 2002.
De DAC-projecten van de niet-erkende of niet-gesubsidieerde organisaties worden geregulariseerd vanaf 1 januari 2003.
Art.5. Een organisatie die een geregulariseerde DAC'er in dienst heeft, ontvangt een subsidie voor de loonkosten van dat personeelslid. Die subsidie bedraagt maximaal de volledig verplichte loonkosten overeenkomstig het - op het moment van de regularisatie bepaalde - barema. Dit recht op subsidies blijft behouden zolang een geregulariseerde DAC'er in dienst is en aan alle voorwaarden voldaan is.
Er kan pas een herverdeling plaatsvinden zoals bepaald in de artikelen 9 en 16, na vervanging van de geregulariseerde DAC'er zoals bepaald in artikel 6.
(Als bij de afrekening van het vorige werkingsjaar blijkt dat de uitgekeerde voorschotten hoger zijn dan de verantwoorde uitgaven, dan wordt het teveel ingehouden van het nog uit te keren saldo van de subsidie, toegekend aan de privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon, bedoeld in § 1 en wordt het eventueel daarna nog resterende bedrag in mindering gebracht op de voorschotten toegekend voor het daaropvolgende werkingsjaar, tot een maximum van de subsidie toegekend voor dat werkingsjaar.) <DVR 2006-06-30/62, art. 30, 003; Inwerkingtreding : 13-12-2006>
Art.6. Wanneer de arbeidsovereenkomst met de geregulariseerde DAC-werknemer wordt beëindigd, dan wordt tot het einde van de lopende beleidsplanperiode, en minstens tot het begin van de periodes aangegeven in artikel 16, de vervanger van de geregulariseerde DAC'er gesubsidieerd. Het bedrag van de subsidies is bij de start van de vervanging hoogstens het bedrag van de verplichte loonkosten voor een werknemer in hetzelfde barema als de vervangen werknemer met dezelfde bewezen anciënniteit, met een maximum van 5 jaar.
Het recht op subsidies voor een vervanger vervalt als de arbeidsplaats gedurende meer dan 6 maanden niet wordt ingevuld.
Art.7. Wanneer een DAC-promotor zou ophouden te bestaan, kan die een voorstel formuleren om het project te laten overnemen door een andere organisatie. In het overnamevoorstel moet in elk geval het behoud van de tewerkstelling van de geregulariseerde DAC'ers worden opgenomen. Het voorstel wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de administratie.
Art.8. Bij een fusie of splitsing van organisaties die een of meer geregulariseerde DAC'ers in dienst hebben of recht hebben op hun vervanging, gaat dat recht over naar een van de nieuw ontstane organisaties.
HOOFDSTUK III. - Toewijzing aanvullende subsidie voor tewerkstelling.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art.9.De middelen die voor de aanvullende subsidie voor tewerkstelling binnen de culturele sector beschikbaar zijn, worden met ingang van de in artikel 16 opgenomen termijnen verdeeld over de verschillende sectoren naar rato van de verdeling van de middelen die werden overgeheveld door de VDAB naar de sectoren op het moment van de regularisatie. De middelen worden concreet verdeeld over de volgende sectoren :
1° lokaal cultuurbeleid;
2° [2 niet-landelijk jeugdwerk;]2
3° sociaal-cultureel volwassenenwerk;
4° landelijk jeugdwerk;
5° musea.
[2 ...]2
----------
(1)<DVR 2013-03-22/07, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 26-04-2013>
(2)<DVR 2016-05-20/17, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 09-07-2016>
Art.10.De erkende of gesubsidieerde organisaties, binnen de onder artikel 9 genoemde sectoren, kunnen de aanvullende personeelssubsidies ontvangen voor tewerkstelling van personeelsleden binnen de eigen organisatie.
De gemeentebesturen kunnen aanvullende personeelssubsidies ontvangen voor de ondersteuning van tewerkstelling in verenigingen zonder winstoogmerk.
[1 [3 De bepaling in het eerste lid is niet van toepassing voor de sector, vermeld in artikel 9, 3°. De middelen die voor de aanvullende subsidie voor tewerkstelling beschikbaar zijn binnen de sector van het sociaal-cultureel volwassenenwerk en de middelen die vrijkomen na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met geregulariseerde DAC-werknemers binnen de sector van het lokaal cultuurbeleid worden met ingang van 2021 toegevoegd aan de middelen voor de uitvoering van het decreet van 7 juli 2017 houdende de subsidiëring en erkenning van het sociaal-cultureel volwassenenwerk]3.]1
[2 Bij ontslag van een geregulariseerde DAC-werknemer van een niet-erkende organisatie in het sociaal-cultureel volwassenenwerk of het lokaal cultuurbeleid worden de volgende vergoedingen gesubsidieerd indien de organisatie de DAC-werknemer uiterlijk voor 1 juni 2019 in opzeg plaatst:
1° de volledige opzegperiode;
2° de vergoedingen die de werkgever ingevolge een wettelijk recht van de werknemer betaalt voor outplacement;
3° de vergoedingen die de werkgever ingevolge een wettelijk recht van de werknemer betaalt in het kader van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag.
Indien de organisatie de geregulariseerde DAC-werknemer vanaf 1 juni 2019 in opzeg plaatst, stopt de DAC-subsidiëring ten laatste op 31 december 2020.]2
[4 De bepaling in het eerste lid is niet van toepassing voor de sectoren, vermeld in artikel 9, 2А en 4А, van dit decreet. De middelen die voor de aanvullende subsidie voor tewerkstelling beschikbaar zijn binnen de sectoren van het niet-landelijk jeugdwerk en het landelijk jeugdwerk, worden bij de beыindiging van de arbeids- overeenkomst van een of meer geregulariseerde DAC-werknemers overgeheveld naar de begrotingsartikelen die bestemd zijn voor het Jeugddecreet van 23 november 2023.
Bij ontslag van een geregulariseerde DAC-werknemer van een niet-landelijke jeugdwerkorganisatie of van een landelijke jeugdwerkorganisatie, worden de volgende vergoedingen gesubsidieerd als de organisatie de DAC-werknemer uiterlijk op 30 juni 2024 in opzeg plaatst:
1° de volledige opzegperiode en de daarmee overeenkomende opzegvergoeding;
2° de vergoedingen die de werkgever met toepassing van een wettelijk recht van de werknemer betaalt voor outplacement;
3° de vergoedingen die de werkgever ingevolge een wettelijk recht van de werknemer betaalt in het kader van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag.
Als de organisatie, vermeld in het zevende lid, de geregulariseerde DAC-werknemer niet in opzeg plaatst uiterlijk op 30 juni 2024, stopt de DAC-subsidiëring uiterlijk op 31 december 2025.]4
----------
(1)<DVR 2017-07-07/40, art. 54, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(2)<DVR 2019-03-29/41, art. 91, 011; Inwerkingtreding : 27-05-2019>
(3)<DVR 2020-12-18/12, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(4)<DVR 2023-11-23/39, art. 53, 014; Inwerkingtreding : 20-01-2024>
Art.11. De subsidies voor de loonkosten kunnen nooit meer bedragen dan 35.510 euro per voltijds equivalent. Dat bedrag wordt aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex.
Art.12.[2 ...]2
Op basis van objectieve parameters wordt, telkens voor het begin van een nieuwe beleidsplanperiode, de omvang bepaald van het contingent waarop de organisaties een beroep mogen doen in het kader van hun beleidsplan.
[3 De Vlaamse Regering legt voor de sectoren, vermeld in artikel 9, 1°, 3°, 4° en 5°, de objectieve parameters vast en bepaalt de nadere regels met betrekking tot de verdeling van de middelen binnen elke sector na voorafgaand advies van de betrokken adviesraden en na consultatie van de sociale partners.]3
[1 [3 ...]3]1
----------
(1)<DVR 2013-03-22/07, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 26-04-2013>
(2)<DVR 2016-05-20/17, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 09-07-2016>
(3)<DVR 2017-12-22/48, art. 11, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art.13.[1 De middelen, aangevuld met indexering, die voor de aanvullende subsidie voor tewerkstelling beschikbaar zijn voor de organisaties, vermeld in bijlage 1, die bij dit decreet is gevoegd, worden vanaf het werkingsjaar [2 2023]2 overgeheveld naar de begrotingsartikelen bestemd voor het [2 Kunstendecreet van 23 april 2021]2 en overeenkomstig de bepalingen van dat decreet toegekend en verantwoord.
In de werkingsjaren [2 2019, 2020, 2021 en 2022]2 gelden voor de organisaties, vermeld in bijlage 1, de volgende overgangsmaatregelen:
1° de middelen die voor de aanvullende subsidie voor tewerkstelling beschikbaar zijn, worden toegevoegd aan de subsidies die zij voor het geheel van hun werking ontvangen op basis van het Kunstendecreet van 13 december 2013. In afwijking van de artikelen 5 en 6, is de maximale hoogte van die middelen per organisatie vastgelegd zoals vermeld in bijlage 1, die bij dit decreet is gevoegd. Deze middelen worden geïndexeerd met als basis het werkingsjaar 2017;
2° de middelen die voor de aanvullende subsidie voor tewerkstelling beschikbaar zijn, kunnen enkel aangewend worden voor de betaling van de loonkosten van een personeelslid tewerkgesteld op een geregulariseerde DAC-arbeidsplaats binnen de organisatie;
3° om de aanvullende subsidie voor tewerkstelling voor het betrokken werkingsjaar te kunnen behouden, moet de organisatie gedurende het volledige werkingsjaar de toegekende voltijdse equivalenten (VTE) tewerkgesteld hebben. De voltijdse equivalenten per organisatie zijn vermeld in bijlage 1, die bij dit decreet is gevoegd;
4° het toezicht op de verantwoording van deze aanvullende subsidie voor tewerkstelling binnen de organisatie gebeurt samen met het toezicht dat geregeld wordt in het Kunstendecreet van 13 december 2013 voor het geheel van haar werking voor dat jaar. De organisatie verleent haar volle medewerking aan de uitoefening van dit toezicht en bezorgt op eenvoudig verzoek van de toezichthouder, alle stukken die betrekking hebben op de verantwoording van de aanvullende subsidie voor tewerkstelling.
De middelen, die voor de aanvullende subsidie voor tewerkstelling beschikbaar zijn voor Poëziecentrum vzw, zijnde 164.792,57 euro, aangevuld met indexering, worden vanaf het werkingsjaar 2021 overgeheveld naar de dotatie van het Vlaams Fonds voor de Letteren, opgericht bij het decreet van 30 maart 1999.
In de werkingsjaren 2019 en 2020 gelden voor Poëziecentrum vzw de volgende overgangsmaatregelen:
1° de middelen die voor de aanvullende subsidie voor tewerkstelling beschikbaar zijn, worden toegevoegd aan de subsidies die het voor het geheel van zijn werking ontvangt op basis van het decreet van 30 maart 1999 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Letteren. In afwijking van de artikelen 5 en 6, is de maximale hoogte van die middelen vastgelegd op 164.792,54 euro (basis werkingsjaar 2017). Deze middelen worden geïndexeerd met als basis het werkingsjaar 2017;
2° de middelen die voor de aanvullende subsidie voor tewerkstelling beschikbaar zijn, kunnen enkel aangewend worden voor de betaling van de loonkosten van een personeelslid tewerkgesteld op een geregulariseerde DAC-arbeidsplaats binnen de organisatie;
3° om de aanvullende subsidie voor tewerkstelling voor het betrokken werkingsjaar te kunnen behouden, moet de organisatie gedurende het volledige werkingsjaar de toegekende voltijdse equivalenten (VTE) tewerkgesteld hebben, zijnde 2,98 VTE;
4° de Vlaamse Regering bepaalt in het besluit tot toekenning van de subsidie de nadere voorwaarden voor het toezicht op de verantwoording van deze aanvullende subsidie voor tewerkstelling binnen de organisatie. De organisatie verleent haar volle medewerking aan de uitoefening van dit toezicht en bezorgt op eenvoudig verzoek van de toezichthouder, alle stukken die betrekking hebben op de verantwoording van de aanvullende subsidie voor tewerkstelling.]1
----------
(1)<DVR 2019-03-29/41, art. 46, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<DVR 2021-04-23/18, art. 97, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 13/1. [1 De middelen, die voor de aanvullende subsidie voor tewerkstelling beschikbaar zijn voor de organisaties, vermeld in bijlage 2, die bij dit decreet is gevoegd, worden vanaf het werkingsjaar 2022 overgeheveld naar de begrotingsartikelen bestemd voor het Kunstendecreet van 13 december 2013 en overeenkomstig de bepalingen van dat decreet toegekend en verantwoord.
Voor de werkingsjaren 2019, 2020 en 2021 gelden de volgende overgangsmaatregelen:
1° bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst vanaf 1 juni 2019 van een of meer geregulariseerde DAC-werknemers, zoals door ontslag door de werkgever of door de werknemer, door pensionering of door overlijden, verliezen de organisaties, bedoeld in het eerste lid, definitief het recht op de middelen, die voor de aanvullende subsidie voor tewerkstelling beschikbaar zijn;
2° de berekening van de aanvullende subsidie voor tewerkstelling voor het betrokken werkingsjaar gebeurt op basis van de werkelijke tewerkstelling van de werknemers in de geregulariseerde DAC-projecten, de verplichte loonkosten inclusief indexeringen. Het maximaal toegestane aantal tewerkgestelde DAC'ers is vermeld in bijlage 2, die bij dit decreet is gevoegd;
3° de middelen, die voor de aanvullende subsidie voor tewerkstelling beschikbaar zijn, kunnen enkel aangewend worden voor de betaling van de loonkosten van een personeelslid tewerkgesteld op een geregulariseerde DAC-arbeidsplaats binnen de organisatie.
Bij ontslag van een geregulariseerde DAC-werknemer door een organisatie als bedoeld in het eerste lid, wordt de volledige opzegperiode, te berekenen vanaf 1 juni 2019, gesubsidieerd indien de organisatie de DAC-werknemer uiterlijk voor 1 juni 2019 in opzeg plaatst. Indien de organisatie de geregulariseerde DAC-werknemer vanaf 1 juni 2019 in opzeg plaatst, stopt de DAC-subsidiëring ten laatste op 31 december 2021.
De middelen, die in de werkingsjaren 2019, 2020 en 2021, voor de aanvullende subsidie voor tewerkstelling beschikbaar zijn, en vrijkomen ingevolge de maatregelen, vermeld in het tweede en derde lid, worden aangewend voor het Kunstendecreet van 13 december 2013.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-03-29/41, art. 48, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Afdeling 2. - Specifieke bepalingen voor de aanvullende tewerkstelling voor [1 ...]1 cultuurbeleid.
----------
(1)
Art.14.De tewerkstelling moet gerealiseerd worden bij een vereniging zonder winstoogmerk.
[1 ...]1
De minister kan in het kader van het lokale cultuurbeleid een uitzondering toestaan op de in het eerste lid geformuleerde vereiste dat de tewerkstelling gerealiseerd moet worden bij een vereniging zonder winstoogmerk. Het verzoek om toekenning van een uitzondering moet uitdrukkelijk gemotiveerd zijn in het gemeentelijk cultuurbeleidsplan of in de specifieke verantwoordingsnota. Bovendien is de instemming van de betrokken gemeentebesturen en een positief advies van de gemeentelijke cultuurraden vereist. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels.
----------
(1)<DVR 2016-05-20/17, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 09-07-2016>
Art.15.
<Opgeheven bij DVR 2016-05-20/17, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 09-07-2016>
HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepalingen.
Art.16.De eerste verdeling, bedoeld in artikelen 9 en 10, kan pas plaatsvinden naar aanleiding van de eerstvolgende beleidsplannen, en op zijn vroegst :
1° voor het lokale cultuurbeleid : 2008-2013;
2° voor het lokale jeugdwerkbeleid : 2008-2011;
3° voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk : 2010-2013;
4° voor het landelijk jeugdwerk : 2007-2009;
5° voor musea : 2009-2014.
Onverminderd de toepassing van het eerste lid vinden de eerste verdeling en toewijzing, bedoeld in artikelen 9 en 10, op zijn vroegst plaats twee jaar nadat met toepassing van artikel 12, derde lid, de objectieve parameters en regels voor de betrokken sector zijn vastgelegd.
(In afwijking van het tweede lid, vindt, wat het landelijk jeugdwerk betreft, de eerste verdeling en toewijzing, bedoeld in artikelen 9 en 10, plaats in het kader van de bespreking van de beleidsnota 2007-2009.) <DVR 2005-07-08/36, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 16-09-2005>
(In afwijking van het tweede lid wijst de Vlaamse Regering de personeelsfuncties waarin geregulariseerde DAC'ers tewerkgesteld zijn, die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit decreet onder de toepassing vallen van artikelen 5 en 6, voor zover zij niet te situeren zijn in de erkende of gesubsidieerde organisaties, vermeld in artikelen 2, 8°, en 9, 2°, en voor zover de personeelsfuncties behoren tot de subsector, vermeld in artikel 9, 1°, toe aan organisaties die gesubsidieerd worden in het kader van [4 de projectsubsidies binnen het decreet van 7 juli 2017 houdende de subsidiëring en erkenning van het sociaal-cultureel volwassenenwerk]4.
Bij wijze van overgang wordt bij de vaststelling van de toe te wijzen personeelsfuncties rekening gehouden met de volgende principes :
1° voor de projecten, die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit decreet maximaal twee voltijdse equivalenten personeelsfuncties gesubsidieerd krijgen, gebeurt de toewijzing vanaf 1 januari 2009;
2° per project kan de toewijzing die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit decreet plaatsvindt, niet hoger zijn dan het equivalent van twee voltijdse personeelsfuncties;
3° onverminderd de toepassing van 2° behouden de projecten in 2008 altijd minstens een subsidiabel personeelsbestand van minstens twee voltijdse equivalenten personeelsfuncties.
De personeelsfuncties die in de loop van de toepassing van dit decreet onder de toepassing van de artikelen 5 en 6 komen, worden, met toepassing van de principes 1°, 2° en 3°, van het vijfde lid van dit artikel, in afwijking van artikel 6, eerste lid, onmiddellijk toegewezen aan organisaties die gesubsidieerd worden in het kader van [4 de projectsubsidies binnen het decreet van 7 juli 2017 houdende de subsidiëring en erkenning van het sociaal-cultureel volwassenenwerk]4.) <DVR 2008-01-18/57, art. 38, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
[1 In afwijking van het tweede lid vindt voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk de eerste verdeling en toewijzing plaats vanaf het jaar, volgend op de vaststelling van de objectieve parameters en regels door de Vlaamse Regering.]1
[2 In afwijking van het tweede lid vindt voor het gemeentelijk jeugdwerkbeleid de eerste verdeling en toewijzing plaats op 1 januari 2014.]2
[3 In afwijking van artikel 6 geldt dat als de arbeidsovereenkomst met een geregulariseerde DAC-werknemer in de sector niet-landelijk jeugdwerk beëindigd wordt of beëindigd is, de vervanger van de geregulariseerde DAC'er gesubsi|Updieerd wordt tot en met 31 december van het jaar dat volgt op de beëindiging van de arbeids|Upovereenkomst. De eerste herverdeling vindt plaats na 31 december 2016.]3
[4 In afwijking van artikel 6 geldt dat als de arbeidsovereenkomst van de geregulariseerde DAC-werknemer binnen een erkende of gesubsidieerde sociaal-culturele volwassenenorganisatie op basis van het decreet van 4 april 2003 in de periode 2018-2020 wordt beëindigd, de vrijgekomen middelen gaan naar de sociaal-culturele volwassenenorganisaties, erkend of gesubsidieerd op basis van het decreet van 4 april 2003.]4
[5 Voor de sector, vermeld in artikel 9, 4А, vindt de laatste verdeling plaats voor de start van de beleidsperiode die volgt op de beleidsperiode van 2021-2025. De organisaties, vermeld in bijlage 3 die bij dit decreet is gevoegd, komen in aanmerking voor de voormelde herverdeling als ze in het eerstvolgende beleidsplan de noodzaak aantonen en verantwoorden om die extra arbeidsplaats op te nemen. Een beoordelingscommissie als vermeld in artikel 26 van het Jeugddecreet van 23 november 2023, en de administratie houden bij de beoordeling van de beleidsnota's, vermeld in artikel 37, § 1, van het Jeugddecreet van 23 november 2023, rekening met de aanvragen tot tewerkstelling bij de organisaties die daarvoor in aanmerking komen.]5
----------
(1)<DVR 2011-04-29/06, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 27-05-2011>
(2)<DVR 2012-07-06/13, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(3)<DVR 2016-05-20/17, art. 9, 008; Inwerkingtreding : 09-07-2016>
(4)<DVR 2017-07-07/40, art. 55, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(5)<DVR 2023-11-23/39, art. 54, 014; Inwerkingtreding : 20-01-2024>
Art.17. De concrete regelen die in aanmerking moeten worden genomen, worden bepaald per ministeriële omzendbrief.
Art.18. De Vlaamse regering bepaalt de datum waarop dit decreet in werking treedt.
(NOTA : Inwerkingtreding vastgesteld op 01-09-2005 door BVR 2005-10-14/44, art. 5)
BIJLAGE.
N1. [1 Bijlage 1 bij het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector.
]1
----------
(1)Organisatie Ondernemingsnummer Verplicht te behouden VTE per werkingsjaar 2019-2020-2021 (basis 2017) Subsidie per werkingsjaar 2019-2020-2021 in euro (basis 2017) Ancienne Belgique vzw 430973770 6,00 192.556,90 B-Classic Festival van Vlaanderen vzw 410775895 1,00 45.550,11 Cultuur Animatiecentrum Beursschouwburg vzw 414042520 1,00 30.439,76 De Casino vzw 455955725 5,00 155.244,04 Democrazy vzw 422076791 3,50 89.291,92 N9/Driewerf Hoera vzw 419303977 7,50 210.866,06 Het Gevolg vzw 431113134 2,50 63.790,43 KAAP vzw (voorheen vzw De Werf) 432510033 2,00 63.545,96 Monty vzw 425676679 3,00 80.214,79 Musica vzw 418205602 2,00 61.908,22 VictoriaNieuwpoort vzw (CAMPO VZW) 424376582 4,00 124.444,82 NTGent Stichting van Openbare Nut 410353154 9,00 235.188,20 Sfinks Animatie vzw 423240692 4,00 153.225,69 Speelteater-Kopergietery vzw 450696840 3,00 88.755,52 STUK Kunstencentrum vzw 411973450 2,50 73.053,72 't Arsenaal vzw - Mechels Miniatuur Teater 406580745 11,14 260.988,10 Theater Malpertuis vzw 412857041 2,50 70.434,68 Victoria vzw 415522660 3,00 95.348,11 Toneelproducties De Tijd vzw 432954748 2,90 101.304,48 Vereniging voor Culturele Informatie en Actueel Prentenkabinet in Limburg vzw (CIAP vzw) 415920855 1,00 46.875,36 WP Zimmer vzw 428652502 1,00 29.543,01
N2. [1 Bijlage 2 bij het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector.
]1
----------
(1)Organisatie Ondernemingsnummer maximaal toegestane aantal voltijds tewerkgestelde DAC'ers Raming DAC-subsidie 2018 (in euro) ARIOSO PRODUCTIES 423573660 1 VTE 41.868,45 Centrum voor Muziekinstrumentenbouw 418719702 3 VTE 188.553,60 De Waaier 428963791 1 VTE 52.135,65 Fakkelteater 407723365 4 VTE 178.604,45 Noordteater 415365480 2 VTE 70.277,00 Sint-Lukasgalerie Brussel 421418379 4 VTE 253.908,60 Paljas Producties 424087760 3 VTE 132.937,50 Straat- en Bewegingstheater TEATER EXCES 415944215 3 VTE 127.961,00 THEATRE TINNENPOT KUNSTENCENTRUM VZW 851882110 4.50 VTE 167.267,90 Jeugd en Muziek Brussel 413383316 1 VTE 36.811,36 Stichting Logos 417311222 2 VTE 55.712,85
N3. [1 Organisaties als vermeld in artikel 16, elfde lid
]1
----------
(1)organisatie ondernemingsnummer max. aantal vte Heyo 0877974714 1 Natuur en Wetenschap 0435817436 1 Kena 0456662043 1 AFYA 0870832841 1 Bloemenstad 0435342235 1 Vlaams Nationaal Jeugdverbond 0410940894 1 Activak 0464813013 1