Details





Titel:

14 SEPTEMBER 2012. - Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 20 januari 2012 houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-10-2012 en tekstbijwerking tot 19-10-2020)



Inhoudstafel:


Art. 1-2
Art. 2/1 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 3-19



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2005036409  2008204676  2008204812  2009203086 



Uitvoeringsbesluit(en):

2015035405  2016036646  2017030463  2020020774 



Artikels:

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder :
  1° administratie : [1 de administratie bevoegd voor het jeugd- en kinderrechtenbeleid]1;
  2° decreet van 20 januari 2012 : het decreet van 20 januari 2012 houdende het voeren van een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid;
  3° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor jeugdbeleid.
  ----------
  (1)<BVR 2015-02-27/10, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2015>

Art.2.§ 1. [1 Om een werkingssubsidie te verkrijgen met toepassing van artikel 9, 10 of 11 van het decreet van 20 januari 2012, dient de vereniging vóór 1 juni bij de administratie een aanvraag in waarin ze expliciet aangeeft of ze een erkenning vraagt als landelijk georganiseerde jeugdvereniging, als vereniging informatie en participatie of als cultuureducatieve vereniging]1. De aanvraag wordt ingediend volgens de toepasselijke leidraad die de administratie ter beschikking stelt.
  § 2. Samen met die aanvraag bezorgt de vereniging een activiteitenkalender voor de maanden juni en juli van het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend, met vermelding van de aard van de activiteit, alsook het adres, de datum, en het begin- en einduur van de activiteit. Ze bezorgt een dergelijke activiteitenkalender gedurende de hele procedure volgens een vaste frequentie, in overleg met de administratie.
  Als vastgesteld wordt dat een aanvraag onvolledig is en nog vervolledigd kan worden, vraagt de administratie de aanvullende gegevens op voor 15 juni. De vereniging vervolledigt haar dossier voor 1 juli.
  De administratie brengt voor 1 september alle verenigingen die een aanvraag hebben ingediend, ervan op de hoogte of hun aanvraag al dan niet ontvankelijk is.
  § 3. Overeenkomstig artikel 12 van het decreet van 20 januari 2012 begeleidt en controleert de administratie alle verenigingen die een ontvankelijke aanvraag hebben ingediend, door informatie en documentatie te verstrekken en door hun activiteiten te controleren. Er vindt ten minste één algemene controle plaats op de zetel van de vereniging.
  § 4. Een eventueel voornemen van niet-erkenning [1 ...]1 wordt aan de aanvragende vereniging [1 meegedeeld]1 voor 1 november. De vereniging kan daartegen binnen vijftien kalenderdagen schriftelijk een gemotiveerd bezwaar indienen. Als het bezwaarschrift onontvankelijk is, wordt de vereniging daarvan voor 1 december op de hoogte gebracht.
  § 5. De beslissing om over te gaan tot al dan niet erkennen [1 ...]1, wordt aan de vereniging meegedeeld voor 31 december.
  § 6. Een vereniging kan worden gesubsidieerd vanaf het kalenderjaar na het jaar waarin de aanvraag is ingediend.
  ----------
  (1)<BVR 2016-12-02/05, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 2/1 TOEKOMSTIG RECHT.   [2 [1 § 1. In dit artikel wordt verstaan onder aanspreekpunt integriteit: het aanspreekpunt integriteit, vermeld in artikel 2, 1° /1, van het decreet van 20 januari 2012.
   § 2. Om te voldoen aan de erkenningsvoorwaarde voor het integriteitsbeleid, vermeld in artikel 17, § 1, derde lid, 1°, van het decreet van 20 januari 2012, neemt elke vereniging de volgende maatregelen, die ze implementeert en stimuleert in haar werking, met inbegrip van de lokale afdelingen:
   1° een aanspreekpunt integriteit organiseren met de volgende maatregelen:
   a) een of meer personen als aanspreekpunt integriteit aanstellen of een overeenkomst sluiten met een andere vereniging met het oog op de aanstelling van een gedeeld aanspreekpunt. Het aanspreekpunt integriteit heeft een duidelijk mandaat;
   b) het aanspreekpunt integriteit ondersteunen en het intern bekendmaken;
   2° preventie, vorming en sensibilisering organiseren met bijzondere aandacht voor privacy en het gebruik en delen van foto's van kinderen en jongeren;
   3° beschikken over een document waarin het beleid en de operationalisering van het beleid over de integriteit zijn vastgelegd met aandacht voor kwaliteit, preventie en reactie.
   § 3. Ter uitvoering van artikel 17, § 1, derde lid, 2°, van het decreet van 20 januari 2012 wordt onder de taken van het aanspreekpunt integriteit, vermeld in artikel 2, 1° /1, het volgende verstaan:
   1° onder eerste opvang en doorverwijzing als vermeld in artikel 2, 1° /1, van het voormelde decreet wordt het volgende verstaan:
   a) als contactpunt optreden bij grensoverschrijdend gedrag;
   b) het aantal en de aard van de meldingen registreren;
   c) doorverwijzen als dat nodig is;
   2° onder de coördinatie van interne procedures ter bevordering van de integriteit van personen, vermeld in artikel 2, 1°, van het voormelde decreet wordt het volgen van het beleidsdocument en de operationalisering daarvan, vermeld in paragraaf 2, 3°, verstaan;
   3° onder de preventie en ondersteuning en het tegengaan van vormen van grensoverschrijdend gedrag, vermeld in artikel 2, 1°, van het voormelde decreet wordt het sensibiliseren en het ondersteunen van de vereniging en, in voorkomend geval, haar lokale afdelingen verstaan door maatregelen voor te stellen om het preventiebeleid en interne procedures te optimaliseren.
   Als verenigingen die op basis van artikel 8, § 7, van het decreet van 20 januari 2012 worden gesubsidieerd, een beleidsnota indienen, tonen ze de uitvoering van de taken van het aanpreekpunt integriteit aan, vermeld in het eerste lid, 1°, 2° en 3°.
   Als verenigingen die op basis van artikel 13, § 1, tweede lid, van het decreet van 20 januari 2012 worden gesubsidieerd, een beleidsnota indienen, tonen ze de uitvoering van de taken van het aanpreekpunt integriteit, vermeld in het eerste lid, 1°, 2° en 3°, aan.
   Verenigingen die alleen een basissubsidie ontvangen op basis van artikel 13, § 1, van het decreet van 20 januari 2012, tonen de uitvoering van de taken van het aanpreekpunt integriteit, vermeld in het eerste lid, 1°, 2° en 3°, vierjaarlijks aan, samen met een financiële verantwoording en de verantwoording van de erkenningsmodules. De eerste verantwoording vindt plaats in 2022. ]1]2

  (1)<Ingevoegd bij BVR 2020-09-25/07, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<BVR 2020-09-25/07, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.3.§ 1. De vereniging bezorgt de administratie de gevraagde inlichtingen binnen vijftien kalenderdagen nadat een verzoek om aanvullende inlichtingen is verstuurd als vermeld in artikel 13, § 1, vierde lid, [1 ...]1 van het decreet van 20 januari 2012.
  De adviescommissie en de administratie formuleren een ontwerp van advies dat door de administratie naar de aanvragers wordt gestuurd voor 15 mei. De aanvragers kunnen voor 1 juni hun repliek daarop schriftelijk indienen.
  Na onderzoek formuleren de adviescommissie en de administratie een definitief advies. In dat advies wordt gemotiveerd waarom de adviescommissie en de administratie zich niet of slechts gedeeltelijk aansluiten bij het standpunt van de aanvrager. De administratie bezorgt het definitieve advies van de adviescommissie, samen met haar eigen gemotiveerde advies, aan de minister voor 15 juli.
  § 2. De minister deelt de betrokken verenigingen zijn beslissing mee uiterlijk op 15 september. Bij een beslissing die gunstig is voor de vereniging wordt ook het jaarlijks toe te kennen subsidiebedrag meegedeeld.
  § 3. Voor 1 april van het eerste jaar van de beleidsperiode sluiten de administratie en de te subsidiëren vereniging de overeenkomst vermeld in artikel 13, § 4, van het decreet van 20 januari 2012.
  ----------
  (1)<BVR 2016-12-02/05, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.4.§ 1. In afwijking van artikel 2 kunnen de verenigingen vermeld in [1 artikel 19/1 van het decreet van 20 januari 2012, die al variabele subsidies ontvangen of gesubsidieerd worden met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 2015 tot regularisatie en uitdoving van arbeidsplaatsen van gesubsidieerde contractuelen die zijn tewerkgesteld met een overeenkomst als vermeld in artikel 1, 12°, 14°, 15° en 36°, van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen, en artikel 1, 13°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 oktober 1993 houdende uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen]1, gelijktijdig met hun erkenningsaanvraag een beleidsnota indienen. De aanvraag wordt uiterlijk op 1 januari bij de administratie ingediend, volgens de toepasselijke leidraad die de administratie ter beschikking stelt. Samen met die aanvraag bezorgt de vereniging een activiteitenkalender voor de eerst komende maanden januari en februari met vermelding van de aard van de activiteit, alsook het adres, de datum, en het begin- en einduur van de activiteit. Ze bezorgt een dergelijke activiteitenkalender gedurende de hele procedure volgens een vaste frequentie, in overleg met de administratie.
  Als vastgesteld wordt dat een aanvraag onvolledig is en nog vervolledigd kan worden, vraagt de administratie de aanvullende gegevens op voor 15 januari. De vereniging vervolledigt haar dossier vóór 1 februari.
  De administratie brengt voor 1 maart alle verenigingen die een aanvraag hebben ingediend, ervan op de hoogte of hun aanvraag al dan niet ontvankelijk is.
  § 2. Overeenkomstig artikel 12 van het decreet van 20 januari 2012 begeleidt en controleert de administratie alle verenigingen die een ontvankelijke aanvraag hebben ingediend, door informatie en documentatie te verstrekken en door hun activiteiten te controleren. Er vindt ten minste één algemene controle plaats op de zetel van de vereniging.
  § 3. Een eventueel voornemen van niet-erkenning wordt aan de aanvragende vereniging [1 meegedeeld]1 voor 1 mei. De vereniging kan daartegen binnen vijftien kalenderdagen schriftelijk een gemotiveerd bezwaar indienen. Als het bezwaarschrift onontvankelijk is, wordt de vereniging daarvan voor 1 juli op de hoogte gebracht.
  § 4. De beslissing om over te gaan tot al dan niet erkennen, wordt aan de vereniging meegedeeld voor 15 september.
  § 5. Een erkende vereniging wordt gesubsidieerd vanaf het kalenderjaar na het jaar waarin de erkenningsprocedure werd doorlopen. De lopende overeenkomst eindigt op 31 december van het jaar waarin de beslissing om de vereniging te erkennen wordt genomen.
  § 6. Nadat beslist is de vereniging te erkennen en vooraleer ze een ontwerp van advies uitbrengen, kunnen de administratie en de adviescommissie de verenigingen om aanvullende inlichtingen over hun beleidsnota verzoeken. De verenigingen bezorgen binnen vijftien kalenderdagen nadat die vraag verstuurd is, de gevraagde inlichtingen aan de administratie.
  De adviescommissie en de administratie stellen een ontwerp van advies op dat door de administratie naar de aanvragers wordt gestuurd uiterlijk vijf maanden nadat de beslissing tot erkenning is genomen. De aanvragers kunnen binnen vijftien kalenderdagen hun repliek daarop schriftelijk indienen.
  Na onderzoek formuleren de adviescommissie en de administratie een definitief advies. In dat advies wordt gemotiveerd waarom de adviescommissie en de administratie zich niet of slechts gedeeltelijk bij het standpunt van de aanvrager aansluiten. De administratie bezorgt het definitieve advies van de adviescommissie, samen met haar eigen gemotiveerde advies, binnen 25 werkdagen aan de minister.
  § 7. De minister deelt de betrokken verenigingen zijn beslissing mee uiterlijk een maand na ontvangst van het definitieve advies. Bij een beslissing die gunstig is voor de vereniging, wordt ook het jaarlijks toe te kennen subsidiebedrag meegedeeld.
  § 8. Binnen vier maanden na de beslissing sluiten de administratie en de te subsidiëren vereniging de overeenkomst vermeld in artikel 13, § 4, van het decreet van 20 januari 2012.
  ----------
  (1)<BVR 2016-12-02/05, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.5.[1 De erkende politieke jongerenbeweging en de politieke jongerenbeweging die erkend wil worden op basis van artikel 15 en 17/2, § 1, eerste lid, van het decreet van 20 januari 2012, dienen uiterlijk op 1 april bij de administratie een verslag, zoals bedoeld in artikel 17/2, § 1, tweede lid, 2°, in, waaruit blijkt dat ze aan de erkenningsvoorwaarden voldoen. Ze maken daarbij gebruik van het formulier dat de administratie ter beschikking stelt.
   Een eventueel voornemen van niet-erkenning of van de intrekking van de erkenning wordt aan de politieke jongerenbeweging meegedeeld voor 1 mei. De vereniging kan daartegen binnen vijftien kalenderdagen schriftelijk een gemotiveerd bezwaar indienen. Als het bezwaarschrift onontvankelijk is, wordt de vereniging daarvan voor 1 juni op de hoogte gebracht.
   De beslissing om de politieke jongerenbeweging te erkennen, niet te erkennen of om de erkenning in te trekken, wordt aan de vereniging meegedeeld voor 1 juli.]1
  ----------
  (1)<BVR 2017-06-16/16, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.6.
  <Opgeheven bij BVR 2017-06-16/16, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.7.De verenigingen, vermeld in artikel 8, § 1 tot en met § 5, van het decreet van 20 januari 2012, dienen uiterlijk op [1 1 juli]1 van het laatste jaar dat voorafgaat aan de [1 ...]1 periode waarvoor de subsidie wordt gevraagd, een beleidsnota in bij de administratie.
  De minister deelt de betrokken verenigingen zijn beslissing mee uiterlijk op [1 15 oktober]1. Bij een beslissing die gunstig is voor de vereniging wordt ook het jaarlijks toe te kennen subsidiebedrag meegedeeld. Indien de beslissing van de minister niet tijdig wordt meegedeeld, ontvangt de vereniging nog een jaar een subsidie ten belope van ten minste het equivalent van het subsidiebedrag dat haar werd toegekend in het lopende jaar.
  Voor 1 januari van het eerste jaar van de [1 vijfjarige]1 periode sluiten de minister en de te subsidiëren vereniging de [1 ...]1 overeenkomst, vermeld in artikel 8, § 8, van het decreet van 20 januari 2012.
  ----------
  (1)<BVR 2016-12-02/05, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Art.8. De beleidsnota, vermeld in artikel 4 en 7, wordt opgesteld overeenkomstig de leidraad die de administratie ter beschikking stelt.

Art.9.[1 In geval van samenwerking tussen verenigingen die met toepassing van het decreet van 20 januari 2012 werkingssubsidies ontvangen, worden voor de berekening van de deelnemers- en vormingsuren in de modules, vermeld in artikel 9, § 4 en § 5, artikel 10, § 3, § 4 en § 6, artikel 11, § 3 tot en met § 5, van het voormelde decreet, de deelnemers- of vormingsuren over de samenwerkende verenigingen verdeeld naar rato van het aantal begeleiders dat die verenigingen inzetten.]1
  ----------
  (1)<BVR 2016-12-02/05, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.10. De verenigingen vermeld in artikel 8 tot en met artikel 11 van het decreet van 20 januari 2012, dienen uiterlijk op 31 maart een werkingsverslag en financieel verslag over het voorbije jaar in bij de administratie.
  Het werkingsverslag en het financieel verslag worden opgesteld overeenkomstig de leidraad die de administratie ter beschikking stelt.

Art.11.§ 1. De verenigingen vermeld in artikel 16, § 2, van het decreet van 20 januari 2012, kunnen jaarlijks uiterlijk op 1 september een subsidieaanvraag voor de realisatie van een project indienen bij de administratie. De adviescommissie en de administratie formuleren hun gemotiveerde advies. Die adviezen worden door de administratie aan de minister bezorgd voor 1 november.
  De minister beslist over de toekenning van de subsidies uiterlijk op 30 november.
  § 2. Een vereniging kan jaarlijks uiterlijk op 1 september een subsidieaanvraag voor een experimenteel project als vermeld in artikel 16, § 3 van het decreet van 20 januari 2012 indienen bij de administratie. De adviescommissie en de administratie formuleren hun gemotiveerde advies. Die adviezen worden door de administratie aan de minister bezorgd voor 1 november. De minister beslist over de toekenning van de subsidies uiterlijk op 30 november.
  § 3. [1 ...]1.
  § 4. [1 ...]1.
  ----------
  (1)<BVR 2016-12-02/05, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.12. Een vereniging kan binnen dertig kalenderdagen na de verzending van het standpunt van de administratie haar eventuele bezwaren als vermeld in artikel 18 van het decreet van 20 januari 2012, schriftelijk bij de administratie indienen. De administratie neemt binnen zes weken haar beslissing en deelt die aan de begunstigde mee. Als de begunstigde niet akkoord gaat met de beslissing van de administratie, kan hij binnen de zes weken bezwaar indienen bij de minister. De vereniging wordt uiterlijk zes weken na de ontvangst van het gemotiveerde beroepschrift door de administratie op de hoogte gebracht van de beslissing van de minister.

Art.13.§ 1. De adviescommissies, vermeld in artikel 17, § 3, van het decreet van 20 januari 2012, bestaan elk uit een voorzitter en ten minste twee en ten hoogste [3 negen leden]3, allemaal onafhankelijke experts.
  De minister kan op verzoek van de betrokkene een einde maken aan een mandaat van de voorzitter of een lid van de adviescommissie. Bovendien kan hij in de volgende gevallen ambtshalve een einde stellen aan een mandaat :
  1° als de mandaathouder driemaal na elkaar zonder voorafgaande kennisgeving de vergaderingen van de adviescommissie niet bijwoont;
  2° als de mandaathouder activiteiten verricht of functies vervult die onverenigbaar zijn met het mandaat of die een strijdigheid van belangen tot gevolg hebben.
  § 2. Elke adviescommissie die voor het eerst wordt samengesteld, stelt binnen vier maanden na haar samenstelling een huishoudelijk reglement op. Dat reglement, alsook elke latere wijziging ervan, wordt eenparig aangenomen door de aanwezige leden en wordt goedgekeurd door de minister. De werking van de adviescommissie wordt geregeld in het huishoudelijk reglement.
  § 3. [1 De zetel van de adviescommissie is gevestigd in de lokalen van de administratie. Het secretariaat van de adviescommissie wordt waargenomen door een personeelslid van de administratie. De werkingskosten van de adviescommissie en van haar secretariaat worden aangerekend op de begroting van de administratie.]1
  § 4. De leden van de adviescommissies ontvangen een reisvergoeding overeenkomstig de regels die van toepassing zijn op personeelsleden van de diensten van de Vlaamse Overheid, alsook een vergoeding als vermeld in artikel 17, § 3, van het decreet van 20 januari 2012, van 70 euro per dagdeel. Dit bedrag wordt aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex. Een dagdeel duurt ten minste twee uur en ten hoogste vier uur.
  § 5. [2 ...]2.
  ----------
  (1)<BVR 2015-02-27/10, art. 20, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2015>
  (2)<BVR 2016-12-02/05, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (3)<BVR 2020-09-25/07, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-11-2020>

Art.14.
  <Opgeheven bij BVR 2016-12-02/05, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.15. In artikel 1, 4°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 oktober 2005 betreffende de uitvoering wat betreft het landelijk georganiseerd jeugdwerk van het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector wordt de zinsnede " artikel 59 van het decreet op het Vlaamse Jeugdbeleid van 29 maart 2002 " vervangen door de zinsnede " artikel 17, § 3, van het decreet van 20 januari 2012 houdende het voeren van een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid, belast met de advisering over de toekenning van variabele subsidies aan de landelijk georganiseerde jeugdverenigingen ".

Art.16. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot instelling van een kind- en jongere-effectrapport wordt de zinsnede " artikel 6 van het decreet van 18 juli 2008 houdende het voeren van een Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleid " vervangen door de zinsnede " artikel 4 van het decreet van 20 januari 2012 houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid ".

Art.17. De volgende regelingen worden opgeheven :
  1° het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot regeling van de werking van de adviescommissies bedoeld in artikel 44 van het decreet van 18 juli 2008 houdende het voeren van een Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleid;
  2° het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 tot bepaling van de procedure voor de erkenning van de landelijk georganiseerd jeugdverenigingen en de regels inzake de toekenning van subsidies aan jeugdverenigingen en de toekenning van de prijs voor het gemeentelijk jeugdbeleid.

Art.18. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2013.

Art. 19. De Vlaamse minister, bevoegd voor jeugdbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.