5 JULI 2013. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de toekenning van subsidies aan jeugdhuizen voor de uitvoering van een bovenlokaal project(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-08-2013 en tekstbijwerking tot 07-06-2017)
Art. 1-8
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder :
1° administratie : [1 het [2 Departement Cultuur, Jeugd en Media]2 van het Vlaams Ministerie van Cultuur, Jeugd, Sport en Media]1;
2° decreet van 7 mei 2004 : het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector;
3° jeugdhuis : een vorm van sociaal-cultureel werk op basis van niet-commerciële doelen, in de vrije tijd, ter bevordering van de algemene en integrale ontwikkeling van de jongeren die eraan deelnemen op vrijwillige basis en waarvan de activiteiten plaatsvinden in een aangepaste accommodatie;
4° jongeren : de personen van veertien tot dertig jaar.
----------
(1)<BVR 2015-02-27/10, art. 26, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2015>
(2)<BVR 2017-04-28/22, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.2.§ 1. Het jeugdhuis beschikt over een ontmoetingsruimte. Deze is, gespreid over ten minste [1 drie]1 dagen, ten minste twintig uur per week open, waarvan minstens [1 vier]1 uur tijdens het weekend. Onder weekend wordt verstaan : vrijdag, zaterdag en zondag.
Het jeugdhuis is ten hoogste vier weken per jaar gesloten. In uitzonderlijke omstandigheden kan van dat laatste criterium worden afgeweken. Behalve in geval van overmacht dient het jeugdhuis daarvoor uiterlijk een maand voor de sluiting een aanvraag tot afwijking van dat criterium in bij de administratie.
De werking van het jeugdhuis vindt plaats in een accommodatie die aangepast is aan de georganiseerde activiteiten. Het jeugdhuis beschikt daarbij over [1 ...]1 een afzonderlijke ontmoetingsruimte, een activiteitenruimte en een secretariaatsruimte.
§ 2. Uit de statuten, het huishoudelijk reglement en de werking blijkt dat het jeugdhuis en zijn activiteiten open staan voor alle jongeren, zonder onderscheid naar geslacht, seksuele geaardheid, etniciteit, handicap, opleiding, levensbeschouwing en sociaal-economische positie.
§ 3. Om te worden gesubsidieerd in het kader van dit besluit voldoet het jeugdhuis [1 op het moment van de aanvraag]1 ook aan de volgende voorwaarden :
1° het is een vereniging zonder winstoogmerk, als vermeld in de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen;
2° [1 het beschikt over een algemene vergadering van ten minste twintig stemgerechtigde leden, waarvan ten minste tien leden jonger zijn dan dertig jaar;]1
3° het is gevestigd en heeft zijn zetel in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;
4° het is werkgever van ten minste een halftijds personeelslid, gefinancierd met andere middelen dan de subsidies die toegekend zijn met toepassing van dit besluit;
5° het beschikt over een voor iedere burger toegankelijke [1 digitaal medium]1 waarmee het jeugdhuis communiceert over de georganiseerde activiteiten, zijn openingsuren en zijn doelstellingen;
6° het dient een subsidieaanvraag in als vermeld in dit besluit.
§ 4. Vanaf het ogenblik dat het gesubsidieerd wordt, voldoet elk jeugdhuis ook aan de volgende voorwaarden :
1° het logo van de Vlaamse Gemeenschap [1 ...]1 wordt opgenomen op alle informatiedragers;
2° er wordt een boekhouding gevoerd zodat de aanwending van de subsidies op elk ogenblik financieel kan worden gecontroleerd;
3° er wordt toegestaan dat de administratie en het Rekenhof de boekhouding, zo nodig ter plaatse, kunnen onderzoeken.
[1 ...]1
[1 4° het jeugdhuis besteedt bijzondere aandacht aan de communicatie over het gesubsidieerde project.]1
§ 5. Jeugdhuizen die een werkingssubsidie ontvangen met toepassing van het decreet van 20 januari 2012 houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid, komen niet in aanmerking voor subsidiëring met toepassing van dit besluit.
----------
(1)<BVR 2016-04-22/12, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2016>
Art.3.§ 1. Jeugdhuizen die beantwoorden aan de criteria, vermeld in artikel 2, komen in aanmerking voor subsidiëring van :
1° een bovenlokaal project ter bevordering van de artistieke expressie bij jongeren;
2° een bovenlokaal project ter ondersteuning van het ondernemerschap bij jongeren.
Een project kan over verschillende jaren lopen, maar de subsidie wordt telkens voor ten hoogste een jaar toegezegd.
Met uitzondering van de jeugdhuizen die op 31 mei 2012 drie of meer voltijdsequivalenten vervangers als vermeld in artikel 6, eerste lid, van het decreet van 7 mei 2004, tewerkstelden, kan in 2014 per jeugdhuis slechts een project gesubsidieerd worden.
§ 2. In de subsidieaanvraag geeft het jeugdhuis het volgende aan :
1° welke meerwaarde het project betekent voor de huidige werking van het jeugdhuis;
2° welke doelgroepen het jeugdhuis wil bereiken, inzonderheid in geografisch opzicht;
3° hoe het jeugdhuis het project ziet evolueren over een periode van drie jaar.
[1 Met de aanvraag van de subsidiëring van een bovenlokaal project geeft het jeugdhuis naast de elementen, vermeld in artikel 3, § 2 1° t.e.m. 3°, ook aan hoe het samenwerkt met dan wel ondersteund en begeleid wordt door andere actoren die ter zake deskundig zijn.]1
----------
(1)<BVR 2016-04-22/12, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2016>
Art.4. Bij onvoldoende middelen zal voor het werkjaar 2014 prioriteit gegeven worden aan de subsidiëring van projecten van jeugdhuizen die op 31 mei 2012 een of meer vervangers, vermeld in artikel 6, eerste lid, van het decreet van 7 mei 2004, tewerkstelden, op voorwaarde dat die jeugdhuizen en de projecten die ze ingediend hebben voor subsidiëring beantwoorden aan de voorwaarden vermeld in dit besluit.
Bij onvoldoende middelen zal vanaf het werkjaar 2015 prioriteit gegeven worden aan de subsidiëring van projecten van jeugdhuizen die in het daaraan voorafgaande werkjaar gesubsidieerd werden op basis van dit besluit, op voorwaarde dat die jeugdhuizen en de projecten die ze ingediend hebben voor subsidiëring beantwoorden aan de voorwaarden vermeld in dit besluit, en dat de evaluatie van de uitvoering van het project in het lopende of het daaraan voorafgaande jaar positief is.
Art.5. Per project kan op jaarbasis ten hoogste 40.000 euro personeelssubsidie en ten hoogste 5000 euro werkingssubsidie worden toegekend. Deze bedragen volgen de evolutie van het gezondheidsindexcijfer overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk worden gekoppeld. Onder gezondheidsindex wordt verstaan : het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij wet van 30 maart 1994.
De subsidie wordt uitbetaald in de vorm van vier voorschotten, een per kwartaal van 22,5 % van het toegezegde subsidiebedrag, en een saldo dat wordt uitbetaald voor 1 juli van het jaar dat volgt op het werkjaar.
Als uit de bewijsstukken over het vorige jaar blijkt dat de uitgekeerde voorschotten op de subsidies hoger zijn dan de door het jeugdhuis verantwoorde uitgaven, of als de som van de voorschotten die uitbetaald wordt aan het jeugdhuis, hoger is dan de subsidie die toegekend wordt voor het jaar in kwestie, wordt het teveel ingehouden van het nog uit te keren saldo van de subsidie en wordt het bedrag dat eventueel daarna nog resteert in mindering gebracht op de nog uit te betalen subsidies, tot maximaal het bedrag van de subsidie die toegekend is voor dat werkingsjaar, tenzij het jeugdhuis niet langer voor subsidiëring in aanmerking komt. In dat geval betaalt het jeugdhuis de te veel toegekende subsidies terug.
Art.6.De subsidieaanvragen worden bij de administratie ingediend uiterlijk op 1 juni van het jaar dat voorafgaat aan de uitvoering van het project. De Vlaamse minister, bevoegd voor het jeugdbeleid, beslist uiterlijk [1 op 15 september]1 van datzelfde jaar.
In afwijking van het eerste lid worden de subsidieaanvragen voor het jaar 2014 uiterlijk op 1 september 2013 ingediend bij de administratie. De Vlaamse minister, bevoegd voor het jeugdbeleid, beslist uiterlijk op 1 december 2013 over de toekenning van de subsidies.
De jeugdhuizen dienen uiterlijk op 31 maart een werkingsverslag en een financieel verslag over het voorbije jaar in bij de administratie. Het werkingsverslag en het financieel verslag worden opgesteld overeenkomstig de leidraad die de administratie ter beschikking stelt.
----------
(1)<BVR 2016-04-22/12, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2016>
Art.7. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2013.
Art. 8. De Vlaamse minister, bevoegd voor het jeugdbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.